Thema: Vrijheid (3) – Johannes 8:32 Liturgie zondagmorgen 8 augustus 2010 – Ds. D. Vonck Psalm 121:1 = votum Zegengroet Psalm 121:2,3,4 Inleiding thema vrijheid Psalm 43:3,4 Gebed Johannes 1:1‐5, 10‐17 Johannes 8:30‐47 Preek: De waarheid maakt vrij! (Johannes 8:32) Opwekking 334 Heer uw licht en uw liefde schijnen Wet van de bevrijding Gezang 62 Ik ben de weg zo zegt de Heer Voorbede Collecte Psalm 145:3,4 Geliefden, We gaan samen over de gelezen bijbelgedeelten nadenken. Een heftig gedeelte in Johannes 8 waarin Jezus grote woorden spreekt, er flink gediscussieerd wordt en waar we veel van kunnen leren. Het is een discussie die heel gemakkelijk ook in je eigen hart herkenbaar is. Dat zullen we straks ontdekken. Terugblik Allereerst; deze preek is de derde preek van een prekenserie over ‘vrijheid’. In de eerste preek hebben we stilgestaan bij het begin in Genesis. We hebben gezien dat de mens gemaakt is met een verstand, met een wil en met verlangens en dat daarmee de mens naar het beeld van God gemaakt is. Het hield ook in dat God de mens vrijheid gaf. God wilde dat de mens zijn eigen wil, verstand en verlangens op Hem zou richten zodat Hij daarvan kon genieten. Zo zijn u,jij en ik als mens bedoelt. We hebben dat vorige week gelezen in Jesaja 43:7 dat we zijn geschapen, gemaakt en gevormd omwille van Mijn majesteit. We zijn gemaakt om de liefde van God te beantwoorden. En daarvoor gaf God heel veel vrijheid, zelfs de vrijheid om nee te zeggen tegen God; als je van die boom eet, zul je zeker sterven . Dan kan je niet langer bij Mij zijn. En we weten wat Adam en Eva gedaan hebben, dat ze gegeten hebben van die boom, dat ze de vrijheid hebben genomen om nee te zeggen tegen God. En we hebben ook gezien wat daarmee eigenlijk gebeurd is. De mens is als ware een spiegel, gemaakt om God te weerspiegelen. Met de zondeval is die spiegel stukgevallen. Sindsdien lukt het ons niet meer om God echt te weerspiegelen. We functioneren niet meer zoals we gemaakt zijn. Als we niet met God verbonden zijn, dan lukt dat niet. En daarmee zijn we niet alleen God maar ook onze vrijheid kwijtgeraakt. Dat hebben we vorige week gezien; we zijn in één middag het hele Oude Testament doorgegaan.
1
We hebben gezien dat vrijheid bevrijding wordt; uit de slavernij van Egypte, uit nood waarin de mensen steeds weer terecht kwamen omdat ze nee zeiden tegen God en ook bevrijding uit ballingschap waarin God het hele volk had weggestuurd. Maar steeds weer hebben we gezien dat onvrijheid niet het einde van verhaal is. Er is toen één hele belangrijke zin gezegd, die moet je onthouden, prent hem in: niet de menselijke keuze heeft het laatste woord maar Gods liefde. Je ziet steeds weer dat God die vrijheid wil herstellen. Het Oude Testament laat zien: God is steeds weer aanwezig om Zijn volk terug te leiden, te bevrijden, los te maken. Wat is de conclusie? En toch kan heel gemakkelijk, zeker als je de laatste boeken uit het Oude Testament leest, het idee opkomen: waarom bevrijd God nu niet voor eens en altijd, in één keer goed? Als je het Oude Testament leest, kun je daar soms heel moedeloos van worden: iedere keer weer gaan mensen de andere kant op. De vraag kan opkomen; is Gods hand dan niet lang genoeg om te redden? Waarom zet God niet even door? Lukt het Hem niet? Let op; de conclusie van het Oude Testament is precies andersom. Als je het Oude Testament leest, kom je erop uit dat het ons niet lukt. Wat God ook doet, het lukt ons niet om bij God te komen. Wat wij ook doen, het lukt ons niet. Dát is de conclusie van het Oude Testament. Dat lijkt God erin duidelijk te willen maken; alleen IK kan jullie bevrijden. En steeds weer klinkt daar die belofte; er gaat een grote doorbraak komen. Kindermoment Er zijn weer heel veel kinderen. Ik wil jullie wat vragen: ik heb hier een plaatje op de beamer staan, wie kan mij vertellen wat voor dieren dat zijn? (zie PPpresentatie) Mieren, dat klopt. En dan heb ik nog een plaatje en dat heeft iets met mieren te maken. Wie weet wat dat is? Een mierenhoop, precies. En het is een hele hoge. Mierenhopen kunnen ontzettend hoog worden. Dat is heel bijzonder; dat die hele kleine beestjes dat allemaal kunnen doen! En nu moet je je voorstellen: jij woont vlak bij een bos en je weet dat er een mierenhoop is. Je hebt gezien dat de mieren heel druk bezig zijn om dat allemaal te maken. En dan hoor je dat het bos gekapt gaat worden en dat er een shovel komt die alles aan de kant maait. Stel je voor dat je dat hoort: dat zou erg zijn! De hele mierenhoop weg… Wat zou je nu kunnen doen om die mieren te redden? Hoe kan je hun leven redden? Lastig hè? Je zou kunnen gaan roepen: Mieren, pas op, er komt een shovel aan!!!! Zullen ze gaan luisteren denk je? Ik denk het niet, hè. Eigenlijk is de enige manier om zelf een mier te worden! Maar ja, dat kunnen wij natuurlijk niet. Maar stel dat het zou kunnen: dan zouden wij een mier worden en er naartoe rennen. We zouden zeggen ‘jongens, pas op, er komt een hele grote shovel aan. Jullie zijn heel druk bezig om de mierenhoop groter en mooier te maken … maar pas op, er komt een shovel aan! Als we niet heel snel de boel verplaatsen, dan rijdt hij straks over ons heen en zijn we allemaal dood.’ Dat zou je tegen de mieren kunnen zeggen: jongens wegwezen hier, laten we ons verplaatsen, ik heb een plan gemaakt! Kom mee! Want alleen zo kan je bevrijd worden van de dood die de shovel voor ons brengt. Ik denk dat dat de beste manier is. En wat is nu zo bijzonder? Dat is precies wat we gelezen hebben in de bijbel!
2
Johannes 1 en 8 Lees maar eens mee, Johannes 1 vers 1: In het begin was het Woord en het Woord was bij God. Dat gaat over de Here Jezus. De Here Jezus was bij God in de hemel, heel ergens anders. En er wordt later verteld: maar de Here Jezus kwam naar wat van Hem was (1:11). Van de aarde, want Hij had de aarde gemaakt. De Here Jezus die zelf God was (1:1), die werd een mens. Net zoals wij een mier zouden worden. Dat kun je niet voorstellen, maar bij God is alles mogelijk. Het Woord is mens geworden, staat in vers 14, en het heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid. De Here Jezus, God zelf, werd een mens. En Hij gaat de mensen waarschuwen: mensen, pas op, als je niets doet dan houdt het straks op en is er alleen de dood! Pas op mensen, jullie zijn in heel groot gevaar. Maar, zei de Here Jezus, en dat lezen we in Johannes 8 (het andere gedeelte wat we gelezen hebben, vers 31) wanneer jullie bij Mijn woorden blijven, ben je werkelijk Mijn leerling. Denk maar weer terug aan die mier: jongens en meisjes, als je bij mij blijft, dan ga ik jullie leren hoe jullie die hele bult kunnen verplaatsen. Jullie zullen de waarheid kennen; ik heb het gezien en ik weet wat er gaat gebeuren! En de waarheid zal jullie bevrijden. Eén waarheid Dat is het goede nieuws van deze morgen. Jullie zullen de waarheid leren kennen, dat ben Ik zelf zegt Jezus. Ik zal jullie eruit leiden en de waarheid zal jullie bevrijden. Jullie zullen nieuw leven krijgen. Ja, maar… zeg je misschien… wat is dan die waarheid? Als je iets ouder wordt, op school zit of aan de studie bent, dan kom je heel veel mensen tegen die zeggen: ja, dat is allemaal leuk wat je zegt, maar ik heb mijn waarheid… Jij zegt dat God er is, ik zeg dat Mohammed er is. Jij zegt dat je het zelf niet kan, nou… ik kan het heel goed zelf, hoor. Ik red me wel. Jij zegt dat er leven na de dood is, ik zeg nee hoor, het houdt gewoon op. Wat is dan de waarheid? Is dat er dan wel? Heel veel mensen zeggen tegenwoordig dat dat er niet meer is. De Here Jezus zegt: er is één waarheid en Ik ben die waarheid. Dat klinkt arrogant om te zeggen: Het is of waar of niet waar, wat Jezus zegt. En als het niet waar is, dan is hij een sukkel, dan heb je er niets mee te maken. Dan kan iedereen wat zeggen… Maar als het wel waar is… als het waar is dat Jezus zegt: er is maar is één waarheid en Ik kan je die vertellen, dan moet je bij Hem zijn! Dan kun je het nergens anders vinden. Wat is dan die waarheid? In vers 34 begint Jezus uit te leggen wat die waarheid is: waarachtig Ik verzeker jullie, ieder die zondigt, is een slaaf van de zonde. Je bent een slaaf van de zonde, je bent niet vrij, in dienst van iemand anders, je bent het eigendom van iemand anders. Dat is wat Jezus hier zegt. Nou... zeggen wij dan… hoe kom je daarbij? Ik ben helemaal niet een slaaf van iemand… Dat zeggen de Joden hier ook; dat is helemaal niet waar. We zijn nooit slaaf van iemand geweest, we zijn nakomelingen van Abraham… dat is wat ze in vers 33 zeggen… we zijn helemaal geen slaaf. Ja, de Romeinen zijn in ons land, maar wij geloven dat we bij onze vader Abraham horen. Ze krijgen ons nooit echt in de macht, hoor. Maar Jezus probeert ons hier duidelijk te maken: het gaat hier over een hele anders soort slavernij. Het gaat over de slavernij in je wil, in je verstand, in je verlangens. Dat maakt Hij duidelijk door dit te zeggen.
3
Deze woorden kunnen op ons gemakkelijk veroordelend overkomen: ieder die zondigt, is een slaaf van de zonde. Maar zo staat het hier helemaal niet. Het wordt hier alleen geconstateerd. Jezus zegt: zo is het nu eenmaal. Wat zegt Hij namelijk? Ieder die zondigt, ieder die iets anders doet dan waarvoor hij gemaakt is, ‐je bent gemaakt om in alles God de eer te geven, in alles Hem te prijzen en Hem te loven, dan kom je tot je doel‐ in alles wat je daarin niet doet, ben je niet vrij, doe jij de wil van iemand anders, ben jij aan het werk als slaaf voor iemand anders en niet voor God. Dat is wat Jezus hier zegt. Dat is wat we een stukje verderop gelezen hebben. En dan klinkt het heel heftig. Jezus zegt daar tegen de Joden: uw vader is de duivel en u doet maar al te graag van uw vader wil. Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij liegt, spreekt hij zoals hij is: een aartsleugenaar, de vader van de leugen. Maar u gelooft Mij niet, want Ik spreek de waarheid (8:44,45). Jezus zegt hier: jullie worden misleid, je bent niet van jezelf. Er zit iemand achter die je steeds weer probeert te misleiden. De duivel ziet jou als zijn bezit en probeert in het doel dat hij heeft ‐namelijk het werk van God in jou te vernietigen, steeds te storen waar God mee bezig is‐ ons zo in te zetten dat wij denken dat we niet anders kunnen. Wij zijn een gebruiksvoorwerp. Het bezit van iemand anders. Iemand die bezig is om ook door ons heen het werk van God te frustreren, te zorgen dat het werk van God niet verder kan gaan. En hoe doet de duivel dat? Door te liegen, door ons te misleiden. De leugens En dat is herkenbaar in elk leven zoals je hier ziet. Dat moet wel, als er één waarheid is. Dat is wat er gebeurt als jij in je hoofd hoort: ja maar, God houdt eigenlijk niet van mij….of God, ja die is zover weg… Dat is wat er gebeurt als jij een zonde heb begaan, iets waarvan je weet dat het niet goed was: je hebt iemand anders pijn gedaan, je hebt iets gedaan waarvoor je je schaamt. En je hoort dat stemmetje, die je eerst misleid heeft om dat te doen: …wat ben je dan ook waard…nee, nu zou ik niet naar God gaan, laat het eerst maar even rusten, want dit is zo erg … Dat is wanneer je worstelt met een verslaving en je in je hoofd steeds weer hoort: je hebt het nodig … je kunt niet zonder … je komt er echt nooit en nooit en nooit vanaf… Dat zijn de leugens die je hoort als: …je bent te dik…of je bent te dun…je bent niet mooi…als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje… Dat zijn de leugens waarmee de duivel ons probeert te misleiden en zo het werk van God probeert te blokkeren. Ieder die zondigt, is een slaaf van de zonde. Ieder die niet doet wat God wil, merkt dat hij vast zit, dat hij niet het eigendom is van zichzelf, maar dat je ingezet wordt door iemand anders. Dat je in de val zit. En dan komt het mooie. Jezus zegt: precies daar kom Ik je van bevrijden! Van die leugen, van die slavernij, daar kom Ik je van bevrijden. Lees maar verder: nu blijft een slaaf niet voor eeuwig in huis, maar de Zoon blijft wel voor eeuwig (8:35).
4
Een slaaf heeft geen toekomst, zegt Jezus. Een slaaf kan heel gemakkelijk verhandeld worden. Een slaaf heeft geen recht; is bezit van zijn eigenaar. Maar, zegt Jezus, de Zoon blijft wel voor eeuwig. En daarmee wijst Hij op Zichzelf: Ik ben die Zoon. Ik ben degene die wel voor eeuwig blijft. Een zoon bén je van je vader en je moeder. Zo stelt Jezus Zichzelf hier voor. En daar kan helemaal niets aan veranderen, ook al loop je weg, ook al ga je weg….je blijft hoe dan ook de zoon van iemand anders; van God, maakt Jezus hier duidelijk. En daarom zegt Jezus hier: wanneer de Zoon u vrij zal maken, zult u werkelijk vrij zijn. De Zoon, waar niks en niemand tussen kan komen. Jezus zegt het aan het einde (8:46), Ik heb niet gezondigd, Ik heb in die zin met de duivel niets te maken, Ik sta aan de andere kant en Ik ben gekomen om jullie te bevrijden, hieruit los te maken. Hoe doet Hij dat dan? Hoe maakt de Zoon je dan vrij? Hoe kunnen wij werkelijk vrij zijn? Allereerst zegt Hij: door Mij te volgen. Als u in de waarheid bent, de waarheid van God hoort, de woorden van God hoort, Mij ziet, dan zul je Mijn leerlingen zijn. Dan zul je werkelijk vrij zijn (8:31b,32). Dat is –als je even teruggaan naar de mierenhoop – dat je zegt: mieren, luister goed naar mij, ik kan jullie leiden naar die vrijheid toe, luister goed naar mij. Dat is wat wij als slaven van de duivel horen: je hebt een nieuwe meester, je hoort niet langer in dat huis. Ergens anders zegt Jezus: je bent overgebracht van het ene duistere koninkrijk naar het nieuwe koninkrijk. Je krijgt nieuwe instructies, je bent eigendom van iemand anders. En dan komt weer die vrijheid naar voren. Jezus zegt: als je mijn leerlingen wilt zijn, als je achter mij aan wilt komen, als je met Mij mee wilt gaan en naar Mij wilt luisteren. Daar zit geen dwang in, daar zit een heel open aanbod in: volg Mij, luister naar Mij. Ik ben niet zoals die meester die je gewend bent, die je dwingt en je vervolgens laat zien dat je vast zit. Volg Mij, Ik wil je leiden, Ik wil je laten zien wat nieuwe vrijheid is. Daarbij waarschuwt Hij ook, vers 37 en 38: als er geen ruimte is voor wat Ik zeg, dan kom je weer in slavernij. Besef dat heel goed. En dat geldt ook voor ons. De Joden hier dachten dat ze er recht op hadden, op een relatie met God, omdat ze kinderen van Abraham waren, omdat ze in het verbond waren: we zijn toch kinderen van Abraham, zeggen ze, daar horen wij toch bij… (8:39) Maar Jezus wijst aan: niet uit het feit dat jij een kind van Abraham bent, of omdat je bij het volk hoort, of omdat je hier bij de kerk hoort, is bepalend voor je relatie met God. Bepalend voor je relatie met God is of jij achter Mij aangaat. Dát is bepalend voor je relatie met God. Vanuit jezelf doe je wat van je vader en je moeder geleerd hebt en daarom zegt Hij: luister naar de Vader van Mij, de Vader van Jezus. Goed, ik geloof dat er velen hier zijn en zeker ik ook, die zeggen: ik wil achter Jezus aan en dat probeer ik ook. Daar ben ik mee bezig en ik probeer naar Hem te luisteren. En toch merk ik in mijn leven heel vaak dat ik niet vrij ben en dat ik val. Of dat ik merk dat ik vast zit aan dingen. Hoe zit dat dan?
5
Ben ik dan niet werkelijk vrij? Hoor ik er dan niet bij? Het staat er toch: als je mij volgt, zul je vrij zijn. Werkelijk vrij zijn. Het bijzondere is dat wij niet allen een nieuwe Meester krijgen; we krijgen er een heel groot cadeau bij. En daar zullen we ook volgende week bij stilstaan. Kijk maar in Johannes 1 vers 12: wie Hem wel ontvingen en in Zijn Naam geloven, wie achter Jezus aangaan, wie Hem kiezen als de nieuwe Meester, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Het is niet alleen dat wij eigendom worden van Iemand anders, van God, niet alleen dat wij een nieuwe Meester gaan volgen; het is ook zo dat God ons aanneemt als Zijn kinderen. En dat is een onverbrekelijke relatie, dat kan nooit stuk. We hebben het gezien. Je bent een kind van iemand, daar kun je niets aan veranderen. Dat is het grote cadeau dat hierbij komt. God heeft je losgekocht. God heeft je bevrijd uit die nood. En God wil je daarin gaan herstellen en gaan laten zien, gaan leren ontdekken wat het betekent om in vrijheid met Hem te leven. Niet een liefde die dwingt, maar een liefde die vrij is en open laat. Een liefde waarin je kunt vallen. Een liefde waaraan je soms heel erg kunt twijfelen. Een liefde die je mist als je de andere kant op loopt. Maar bovenal een liefde die blijft, waarin God zegt: maar je bent Mijn kind. Dat is de reden waarom je nu ook mag zeggen: Ja, ik ben vrij! Ik weet dat de zonde geen vat op mij heeft. Ik weet dat de zonde er wel degelijk in mijn leven is, maar dat de veroordeling die er van uit gaat geen recht van spreken heeft, dat al die woorden die tegen mij liegen dat ik niets waard ben, dat ik niets kan… niet waar zijn. Want God heeft het anders tegen mij gezegd. We gaan de komende weken daar samen over nadenken: Wat betekent het dan om een kind van God te zijn? Hoe ontdek je dan die vrijheid? En hoe herstelt God ons dan naar het beeld van die vrijheid? En ik wil je aanmoedigen om te gaan oefenen met hetgeen je vanmorgen gehoord hebt. Ga in je leven maar eens één ding pakken waarin je merkt dat je daarin nog niet echt vrij bent: het kan een leugen in je hoofd zijn die je ervan weerhoudt om echt vrij te leven, het kan zijn dat je steeds veroordeeld wordt, het kan zijn dat er een zonde, een gewoonte of een verslaving is waarvan je weet dat het niet tot eer van God is. En wat moet je dan doen? Hoe kun je die vrijheid dan gaan ontdekken? Wat hebben we vandaag geleerd? Ga achter Jezus aan! Ga achter die woorden van God aan, zoek de waarheid, ga ernaar opzoek wat God daarover zegt. En dan zul je af en toe merken dat God precies het tegenovergestelde zegt van wat jij denkt, of ervaart, of voelt. Dat is het moment. Dat is het moment waarin de strijd plaatsvindt, waarin de
6
duivel je wilt laten geloven dat jij nog een slaaf bent. Maar waarin God zegt: nee, jij bent mijn kind. Kom, Ik ga het je leren. Ik wil je aanmoedigen om dat te gaan doen, daarmee te gaan oefenen, dat gaan ontdekken. Dat is de oproep die Jezus doet. Dat je een kind van God bent, is niet het enige punt. Het gaat erom dat je die waarheid leert kennen en gaat leren zien wat je in Jezus Christus hebt. En dan zul je ontdekken –en dat is de verzekering die je krijgt vanuit de bijbel‐ dat je werkelijk vrij mag leven. Dat je vrij mag worden ook. Ik wens je daar allemaal Gods zegen in. Amen
7