http://www.edusom.nl
Thema Kinderen en school
Lesbrief 20. Het adviesgesprek. Wat leert u in deze les?
Advies vragen. / woorden die hetzelfde betekenen.
Advies geven. / woorden die hetzelfde betekenen.
Een adviesgesprek voeren.
Vergelijkingen maken.
Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 1.
Mevrouw Osman heeft een gesprek op school. Ze praat met de leerkracht over haar dochter Silva. Ze zit nu in groep 8 en moet volgend jaar naar het voortgezet onderwijs. Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht:
Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw:
Hallo mevrouw Osman, kom binnen, ga zitten. Dag meneer Versteeg. Hoe gaat het met u? Ja, prima. Ik heb u uitgenodigd om over volgend schooljaar te praten. Volgend jaar gaat Silva naar het voortgezet onderwijs. Ja, ze heeft ontzettend veel zin om naar een nieuwe school te gaan. Ja, dat heb ik gemerkt. Ze heeft het er steeds over. Ja, ze praat steeds over alle andere vakken die ze gaat krijgen. En het lijkt haar heel spannend om bij ieder vak een andere leraar te krijgen. Ja, dat is het ook. Nou, ik ben heel tevreden over Silva. Vooral het rekenen gaat echt prima. En het begrijpend lezen is ook stukken beter geworden Dat kun je ook goed merken bij aardrijkskunde en geschiedenis. Ja, dat zag ik al op haar rapport. Maar wat denkt u? Naar welke school kan ze volgend jaar? Ik denk dat ze het beste naar het vmbo kan gaan. Dus niet naar de HAVO of het VWO? Nee, ik denk dat het vmbo juist heel goed is voor Silva. Havo en Vwo is echt heel veel leren. Ja, ja …
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website.
Het voortgezet onderwijs Voorbeeld: Na de basisschool gaan kinderen naar een andere school. Ze gaan naar het voortgezet onderwijs. Het advies Als iemand u een advies geeft, dan zegt hij wat u het beste kunt doen. Voorbeeld: De leraar geeft u advies. Hij vertelt naar welke school uw kind het beste kan gaan. Het vak Op school krijg je les in verschillende vakken, bijvoorbeeld rekenen, taal, geschiedenis en aardrijkskunde. Voorbeeld: Ik vind rekenen een leuk vak. Ik kan het goed. Het vmbo Het vmbo is het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Het vmbo duurt vier jaar. Voorbeeld: Op het vmbo leer je niet alleen uit boeken, je leert daar ook door dingen te doen. Bijvoorbeeld koken. De havo / het havo De havo is het hoger algemeen voortgezet onderwijs. De havo duurt vijf jaar. Voorbeeld: Na de basisschool kun je naar de havo gaan. Daarna kun je verder leren om leraar te worden of fysiotherapeut. Het vwo Het vwo is het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Het vwo duurt zes jaar. Voorbeeld: Je gaat naar het vwo als je goed kunt leren en leren ook leuk vindt. Daarna kun je studeren op de universiteit
Tip woorden leren Zeg de woorden hardop voor u zelf. Dat is een goede manier om een nieuw woord niet te vergeten. Leer elke dag drie woorden. Schrijf ze op een geel briefje en plak dat op de spiegel. Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
3
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. Meneer Versteeg is de leerkracht van Silva. 2. Silva zit op het voortgezet onderwijs. 3. Silva heeft veel zin om naar haar nieuwe school te gaan. 4. Silva heeft een goed rapport. 5. De leerkracht van Silva denkt dat zij het beste naar het vwo kan gaan.
Bekijk nu de antwoorden op p. 23.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
4
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 2
Het gesprek gaat verder. Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht:
Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht:
Valt het u tegen? Ja eigenlijk wel een beetje… Tja, ze houdt wel van leren en ze is ook beslist niet dom, maar ik ben gewoon bang dat havo/vwo toch wel erg moeilijk zal zijn. Mmhm. Nou laten we eerst eens kijken hoe ze de Cito doet. Maar het kan natuurlijk ook dat ze heel hoog scoort, kan ze dan toch naar havo? Misschien wel, maar we kijken altijd ook naar onze eigen ervaringen met een leerling. Wij kennen de leerlingen natuurlijk al een hele tijd. Ja, dat begrijp ik. Maar hoe zit het dan met de Citotoets? Silva is vreselijk zenuwachtig voor die toets. Ja, dat zijn de meeste kinderen. Maar als de toets niet goed gaat, is er altijd nog ons advies. Sommige VO-scholen vinden dat het belangrijkst. Andere kijken vooral naar de score. Hoe bedoelt u dat? Nou, er zijn twee dingen. Ten eerste het advies dat wij geven. En ten tweede de score op de cito-toets. Ja, ja, ik snap het. En het vmbo lijkt u het beste? Inderdaad.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
5
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website. Zenuwachtig Als je zenuwachtig bent, dan ben je niet rustig. Je bent bang dat er dingen niet goed gaan. Voorbeeld: Silva is zenuwachtig voor de toets. Ze kan niet goed slapen. De score De score is het aantal punten dat je hebt gehaald. Voorbeeld: De score van cito-toets laat zien naar welke school je na de basisschool kunt gaan. Als je score ongeveer 530 is, dan kun je naar het vmbo. Als je score hoger is dan kun je naar de havo.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
6
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. Het vmbo advies valt mevrouw Osman een beetje tegen. 2. De citotoets is al geweest. 3. Mevrouw Osman is erg zenuwachtig voor de citotoets. 4. Het advies van de school is belangrijk. 5. De score op de citotoets is belangrijk.
Bekijk nu de antwoorden op p. 23. Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
7
HET GESPREK Opdracht 7. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 3
Mevrouw Osman en de leraar praten verder. Mevrouw: Leerkracht:
Mevrouw: Leerkracht:
Mevrouw: Leekracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht:
Mevrouw: Leerkracht:
Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw: Leerkracht: Mevrouw:
Is er ook een vmbo-school hier in de buurt? Er zijn hier verschillende scholen. Je hebt bijvoorbeeld het Pascal College. Dat is een grote school, met vmbo, havo en vwo. Het voordeel is dan dat ze vrij makkelijk naar havo/vwo kan gaan als het meevalt. Het Westland is een kleine school met alleen een vmbo afdeling. Het is een hele gezellige en leuke school. Maar hoe moeten we daar nu uit kiezen? Over een maand hebben we hier op school een informatieavond over het voortgezet onderwijs. Daar krijgt u meer informatie over de verschillende scholen. O, ja. En u kunt naar de open dagen gaan. Open dagen? Ja, iedere school organiseert een open dag. De kinderen van de basisschool kunnen dan een kijkje nemen. O, dat is natuurlijk heel leuk Vaak kunnen ze ook proefles volgen. Nou, dat is helemaal leuk. Kijk, hier heb ik een folder met informatie over de open dagen van de scholen hier in de buurt. U kunt dan met Silva gaan kijken welke school ze leuker vindt. O, dat gaan we zeker doen. En wanneer is die Citotoets nou precies? In februari, drie dagen achter elkaar. En u moet maar tegen Silva zeggen dat we nog een keer een toets van vorig jaar gaan oefenen. Dat doen we altijd, dan weten de kinderen hoe dat gaat met de toets. O, dat is wel fijn. En na de citotoets praten we dan verder. Dat is goed. En zeg maar tegen Silva dat ze absoluut niet zenuwachtig hoeft te zijn. Dat zal ik doen.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
8
DE WOORDEN Opdracht 8. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 8. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website.
Het voordeel Het voordeel is iets dat goed is. Voorbeeld: De nieuwe school is bij ons in de straat. Dat vind ik een voordeel, want dan kun je naar school lopen. Dan ben je er snel. Kiezen Voorbeeld: Ik weet niet wat ik moet kiezen: havo of vwo. De open dag Op een open dag van een school mag iedereen komen kijken op die school. Voorbeeld: Ik ga volgende week naar de open dag van een school. Dan kun je kijken welke vakken er worden gegeven en voor welke beroepen je kunt leren. Organiseren Voorbeeld: De leraren organiseren een feestmiddag voor de kinderen. Zij zorgen voor eten en drinken en voor de muziek. De folder Een folder is een klein krantje met informatie. Voorbeeld: Dit is een folder van de school. Daarin kun je belangrijke informatie over de school lezen.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
9
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 9. Beantwoord de vragen.
1. Met wie praat mevrouw Osman? ………………………………………………………………………………………….
2. Hoe gaat het met Silva op school? ………………………………………………………………………………………….
3. Hoe vindt Silva het om volgend jaar naar het voortgezet onderwijs te gaan? ………………………………………………………………………………………….
4. Waar is Silva goed in op school? ………………………………………………………………………………………….
5. Is er een vmbo-school bij Silva in de buurt? ………………………………………………………………………………………….
6. Wanneer is de informatieavond over het voortgezet onderwijs? ………………………………………………………………………………………….
7. Hoe lang duurt de Citotoets? ………………………………………………………………………………………….
Bekijk nu de antwoorden op p. 23.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
10
Samenvatting Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op!
1.…………………………………………………………………………………………
2.…………………………………………………………………………………………
3…………………………………………………………………………………………
4…………………………………………………………………………………………
5…………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
11
GRAMMATICA Opdracht 10. Vergelijkingen. U kunt dingen en mensen met elkaar vergelijken. U gebruikt dan aan het einde van het woord –ER. Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: 1. Ik vind deze school leuk, maar ik vind die andere school leuker. 2. Ik ben groot, maar mijn broer is veel groter.
Nu zelf. Schrijf het goede antwoord op de … 1
Ik vind dit rapport mooi, maar ik vind het vorige rapport ………………………
2
Ik vind rekenen makkelijk, maar ik vind taal …………………………………...
3
Ik heb het druk op mijn werk, maar vorige week had ik het nog ……………….
4
Ik vind mijn zusje lief, maar ik vind mijn broertje ………………………………
5
Ik ben voor de tandarts zenuwachtig, maar voor de Citotoets ben ik …………...
6
Ik vind de leraar aardig, maar ik vind de lerares ………………………………...
7
Ik vind geschiedenis leuk, maar ik vind aardrijkskunde ………………………..
8
Ik vind werken fijn, maar ik vind vakantie ……………………………………...
Bekijk nu de antwoorden op p. 24. Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
12
OEFENING Opdracht 11. Klopt dat? Schrijf op Ja, dat klopt of Nee, dat klopt niet. 1.
De kinderen leren met school zwemmen. Klopt dat?
……………………………………………
2.
Als u moet werken, dan kan uw kind overblijven op school. Klopt dat?
……………………………………………
3.
U mag vragen stellen aan de leerkracht van uw kind.
……………………………………………
4.
U mag één keer per jaar het werk van uw kind op school zien. Klopt dat?
……………………………………………
5.
Als u op school wilt helpen, dan kunt u leesouder worden. Klopt dat?
……………………………………………
6.
Als uw kind ziek is, dan moet u de school opbellen. Klopt dat?
……………………………………………
7.
Uw kind krijgt een keer per jaar een rapport. Klopt dat?
……………………………………………
8.
Aan het einde van de basisschool gaan de kinderen naar het voortgezet onderwijs. Klopt dat?
……………………………………………
Bekijk nu de antwoorden op p. 24. Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
13
DE WOORDEN Opdracht 12. Deze oefening gaat over woorden die hetzelfde betekenen. Voorbeeld: U zegt dat u werk zoekt. U zegt: Ik zoek een baan.
Nu u. Schrijf een woord dat hetzelfde betekent op de … 1. U zegt dat iets niet mag. U zegt: Dat is ……………………………………………………………………………
2. U zegt dat u geld moet betalen omdat u lid bent van een club. U zegt: Ik moet ………………………………………………………………………….
3. U zegt dat de koffie op uw werk niet veel geld kost. U zegt: De koffie op mijn werk is ………………………………………………………
4. U zegt tegen iemand wat hij het beste kan doen. U zegt: Ik geef …………………………………………………………………………..
5. U zegt dat u bang bent dat iets niet goed gaat. U zegt: Ik ben …………………………………………………………………………...
6. U zegt dat u iets goed vindt. U zegt: Ik geef …………………………………………………………………………..
7. U zegt dat u iedere week traint bij een sportvereniging. U zegt: Ik train iedere week bij een …………………………………………………….
8. U zegt dat iets moet. U zegt: Dat is ……………………………………………………………………………
Bekijk nu de antwoorden op p. 24. Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
14
LEZEN Opdracht 13. De folder. Lees de informatie over het voortgezet onderwijs. VWO 6 jaar
HAVO 5 jaar
Atheneum Gymnasium Extra Vakken: Grieks
VMBO 4 jaar
Praktijkonderwijs
Theoretisch Gemengde leerweg Basisberoepsgerichte leerweg Leerwegondersteunend onderwijs
Latijn
Profielkeuze in bovenbouw
Profielkeuze in bovenbouw
Voorbereiding op:
Voorbereiding op:
Voorbereiding op:
Universiteit
HBO
MBO
Voorbereiding op: Werk
ALGEMENE VAKKEN Nederlands Engels Frans / Duits
Lichamelijke opvoeding Informatiekunde Natuur- en scheikunde
Aardrijskunde Techniek Geschiedenis Tekenen Handvaardigheid Biologie
Economie Wiskunde Verzorging
Muziek
Beantwoord de vragen. 1. Hoe lang duurt het VWO? ………………………………………………………………………………………….
2. Welke vier keuzes zijn er in het VMBO? ………………………………………………………………………………………….
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
15
3. Bij welke twee mogelijkheden maken de kinderen hun profielkeuze in de bovenbouw? ………………………………………………………………………………………….
4. Krijgen alle kinderen de vakken Geschiedenis en Verzorging? ………………………………………………………………………………………….
5. Krijgen alle kinderen het vak Grieks? ………………………………………………………………………………………….
6. Welke mogelijkheid moet je minimaal kiezen om naar het HBO te kunnen? ………………………………………………………………………………………….
7. Welke mogelijkheid bereidt de leerlingen voor op werken? ………………………………………………………………………………………….
8. Welke twee mogelijkheden zijn er binnen het VWO? ………………………………………………………………………………………….
Bekijk nu de antwoorden op p. 24.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
16
DE WOORDEN Opdracht 14. Wat is goed? Vul het goede antwoord in! Kies steeds uit de twee antwoorden. Vul het juiste antwoord in op de … Kies uit: 1. hoger onderwijs / voortgezet onderwijs. 2. de score / de toets 3. advies / score. 4. organiseren / kiezen. 5. adviseren / organiseren 6. vak / folder
1. Na de basisschool ga je naar het ………………………………………… 2. De keuze voor het voortgezet onderwijs wordt bepaald door de leerkracht en door …………………………………………op de citotoets. 3. Naast de uitslag van de citotoets geeft de leerkracht ook nog een ………………………………………… 4. Daarna moet je zelf een middelbare school …………………………………… 5. De meeste scholen …………………………………… een open dag. 6. Maar ook …………………………………… lezen kan helpen om te kiezen.
Bekijk nu de antwoorden op p. 25.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
17
SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B.
Opdracht 13. Lees samen met uw taalvriend: A
Wat zal het worden? Wat zal het worden? B
A
Waarom geen vwo? Waarom geen vwo? B
A
Dat is veel studeren. Dat is veel studeren.
Dus geen havo of vwo? Dus geen havo of vwo? B
A
Dat is heel veel leren. Dat is heel veel leren.
Waarom dan geen havo? Waarom dan geen havo? B
A
Dat is veel leren. Dat is veel leren.
Maar ze houdt van leren. Maar ze houdt van leren. B
A
Ik denk het vmbo. Ik denk het vmbo.
Nee, ik denk vmbo. Nee, ik denk vmbo.
Dus uw advies is vmbo? Dus uw advies is vmbo?
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
18
B
A
Ja, dat lijkt mij echt het beste! Ja, dat lijkt mij echt het beste!
Wat kun je daarna doen? Wat kun je daarna doen? B
A
Verder leren voor een beroep Verder leren voor een beroep. Schilder, bakker of timmerman Schilder, bakker of timmerman
En kapper, tuinman of verkoper? En kapper, tuinman of verkoper? B
Dat kan ook na het vmbo! Dat kan ook na het vmbo!
VRAAG VAN DE LES ?? Na de basisschool gaan de kinderen naar het voortgezet onderwijs. Er zijn verschillende soorten scholen in het voortgezet onderwijs. Uw kind krijgt advies. Welke twee dingen zijn belangrijk voor het advies? ??
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
19
LEZEN Opdracht 15. Lees. DE INFORMATIE.
Een school voor voortgezet onderwijs kiezen. In de achtste groep van de basisschool moet u samen met uw kind een school voor het voortgezet onderwijs kiezen. De leraren en de directeur van de school kijken naar welke school het kind het beste kan gaan. Meestal weten zij al welke school het beste is voor een kind. Maar ze willen graag ook nog wat extra informatie. Daarom maken de kinderen in groep 8 een toets. Dat is meestal de Citotoets. Het advies van school en de uitslag van de Citotoets bepalen samen de keuze voor een schooltype. Er zijn verschillende soorten scholen voor het voortgezet onderwijs. Ten eerste is er het vmbo. Het vmbo is voor kinderen die niet zo heel erg lang willen leren. Ze leren niet alleen dingen uit boeken, maar ze krijgen ook veel praktijkvakken. Het vmbo bereidt de kinderen voor op verschillende beroepen, bijvoorbeeld kapper, bakker of automonteur. Het vmbo duurt vier jaar. Na 2 jaar kiezen de leerlingen een richting. Ze kunnen kiezen uit Techniek, Zorg en Welzijn, Economie en Landbouw. Ten tweede is er de havo. De havo is moeilijker dan het vmbo. Het onderwijs is algemeen. Dat betekent dat je je niet meteen voorbereidt op een beroep. De havo duurt 5 jaar. Na 3 jaar kies je een richting. Na de havo ga je een beroepsopleiding doen, bijvoorbeeld voor fysiotherapeut. Tot slot is er het vwo. Het vwo is voor kinderen die goed kunnen leren en het ook leuk vinden om te leren. Het vwo duurt 6 jaar. Na het vwo kun je nog verder leren aan de universiteit. Als u een schooltype heeft gekozen, dan is het verstandig om naar informatieavond van een aantal scholen te gaan. De meeste scholen organiseren ook een open dag. U kunt dan samen met uw kind de school gaan bekijken. Soms zijn er ook proeflessen voor kinderen. Het is belangrijk dat u een paar scholen gaat bezoeken. U kunt dan samen met uw kind een goede keuze maken.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
20
TIP VAN DE WEEK 1 U bent op school. U praat met de leraar over uw kind. U vraagt advies aan de leraar. U wilt bijvoorbeeld weten hoe uw kind beter kan leren lezen. Als u advies vraagt, zeg dan bijvoorbeeld: Hoe kan mijn kind beter leren lezen? Hoe kan ik mijn kind helpen? Kunt u me advies geven?
TIP VAN DE WEEK 2 Op ETV en de website ETV.nl. zijn ook programma’s over onderwijs te vinden Bijvoorbeeld: Onderwijs en Opvoeding en Kijk op onderwijs.
PRAKTIJK Opdracht 16. Kijk in de praktijk. PRAKIJKTOPDRACHT INFORMATIE VRAGEN Zoek iemand die een kind heeft in het voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld iemand op uw werk. Kinderen van 12 jaar en ouder zitten in het voortgezet onderwijs. Stel aan die persoon drie vragen in het Nederlands. Let op de toon! Stel vriendelijke en beleefde vragen. Begin met: ‘Mag ik u iets vragen over de school van uw kind?’.
Op welke school zit uw kind? Wat is de naam en het adres? Wat voor soort school is het? Vmbo, havo of vwo? Wat vindt u van de school? Is het een leuke school?
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
21
HOE GAAT HET? Opdracht 17. Kent u de woorden? Kruis aan.
Het voortgezet onderwijs Het advies Het vak Het vmbo De havo Het vwo Zenuwachtig De score Het voordeel Kiezen De open dag Organiseren’ De folder
Opdracht 18. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over het advies gesprek. U heeft geleerd om advies te vragen en om advies te geven. U heeft geleerd hoe u een adviesgesprek kunt voeren. U heeft ook geleerd hoe u vergelijkingen kunt maken. En u? Kunt u een adviesgesprek voeren? Kunt u advies vragen en geven? En kunt u vergelijkingen maken? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje.
Goed
Gaat wel
Niet zo goed...
Ik kan een adviesgesprek voeren.
Ik kan vergelijkingen maken.
Ik kan advies geven.
Ik kan advies vragen.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
22
ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Goed, Meneer Versteeg is de leerkracht van Silva. 2. Fout, Silva zit in groep 8. 3. Goed, Silva heeft veel zin om naar haar nieuwe school te gaan. 4. Goed, Silva heeft een goed rapport. 5. Fout, de leerkracht denkt dat Silva het beste naar het vmbo kan. Opdracht 6. 1. Goed, het vmbo advies valt mevrouw Osman een beetje tegen. 2. Fout, de Citotoets is nog niet geweest. 3. Fout, Silva is erg zenuwachtig voor de citotoets. 4. Goed, Het advies van de school is belangrijk. 5. Goed, de score op de citotoets is belangrijk. Opdracht 9. 1. Ze praat met de leerkracht. 2. Goed. De leerkracht is heel tevreden over Silva. 3. Leuk. Ze heeft er veel zin in. 4. Rekenen. Het gaat goed met rekenen. 5. Ja. Er zijn twee vmbo-scholen bij haar in de buurt. 6. Over een maand. 7. Drie dagen. Samenvatting Let op! Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn! Mevrouw Osman praat met de leerkracht van Silva. Het gesprek gaat over het advies voor het voortgezet onderwijs. De leerkracht vertelt dat Silva het beste naar het vmbo kan gaan. Hij denkt dat de HAVO of het VWO te moeilijk voor Silva is. De moeder van Silva vindt dat jammer. Ze wil weten of Silva wel naar de HAVO kan gaan als ze de Citotoets goed maakt. De leerkracht vertelt dat er twee dingen belangrijk zijn: De mening van de leerkracht en de score op de Citotoets. Soms kloppen die twee dingen met elkaar, maar soms ook niet. Bijvoorbeeld de leraar zegt vmbo en de cito zegt havo. De leerkracht spreekt met de moeder van Silva af dat ze na de Citotoets nog een keer met elkaar praten. Hij vertelt ook dat er 2 vmbo-scholen in de buurt zijn. Hij zegt dat Silva met haar moeder naar de Open dagen van deze scholen moet gaan. Dan kunnen ze zelf kijken welke school ze leuk vinden.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
23
Opdracht 10. 1. Ik vind dit rapport mooi, maar ik vind het vorige rapport mooier. 2. Ik vind rekenen makkelijk, maar ik vind taal makkelijker. 3. Ik heb het druk op mijn werk, maar vorige week had ik het nog drukker. 4. Ik vind mijn zusje lief, maar ik vind mijn broertje liever. 5. Ik ben voor de tandarts zenuwachtig, maar voor de Citotoets ben ik zenuwachtiger. 6. Ik vind de leraar aardig, maar ik vind de lerares aardiger. 7. Ik vind geschiedenis leuk, maar ik vind aardrijkskunde leuker. 8. Ik vind werken fijn, maar ik vind vakantie fijner. Opdracht 11. 1. Ja, dat klopt. Alle kinderen leren op school zwemmen. 2. Ja, dat klopt. Uw kind kan altijd overblijven op school. U moet er wel iets voor betalen. 3. Ja, dat klopt. U mag iets vragen aan de leerkracht. Het is wel handig om dit na school te doen. 4. Nee, dat klopt niet. U mag altijd aan de leerkracht vragen wat uw kind gedaan heeft op school. 5. Ja, dat klopt. In groep 3 en 4 kunnen ouders met de kinderen helpen met lezen. 6. Ja, dat klopt. U moet uw kind ziek melden. 7. Nee, dat klopt niet. Op de meeste scholen krijgen de kinderen in ieder geval drie keer per jaar een rapport. Maar soms ook vaker. 8. Ja, dat klopt. Na groep 8 gaan de kinderen naar het voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld het vmbo of de havo. Opdracht 12. 1. Verboden 2. Contributie betalen 3. Goedkoop 4. Advies 5. Zenuwachtig / bezorgd 6. Toestemming 7. Sportclub 8. Verplicht Opdracht 13.
1. 6 jaar 2. Theoretisch, Gemengde leerweg, Basisberoepsgerichte leerweg en Leerwegondersteunend onderwijs. 3. HAVO en VWO 4. Ja 5. Nee 6. HAVO 7. Praktijkonderwijs 8. Atheneum en Gymnasium Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
24
Opdracht 14. 1. voortgezet onderwijs. 2. de score 3. advies 4. kiezen 5. organiseren 6. folder Vraag van de les: 1. De mening van de leerkracht. 2. De score van de toets.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
25
Hoe leer je Nederlands?
Kijk naar films van ETV Op de website ETV.nl vindt u veel films die gaan over school en uw kind.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
26
Opdracht 1. Bekijk de film van het programma ‘Kijk op onderwijs’ op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&pid=20&aid=903
Opdracht 2. Beantwoord de vragen.
1. Vindt Smahan het makkelijk om een school te kiezen? …………………………………………………………………………………………. 2. Waarom wel of niet? …………………………………………………………………………………………. 3. Waar wil Smahan dingen over vragen op een open dag? …………………………………………………………………………………………. 4. Wat vindt de moeder van Smahan belangrijk? …………………………………………………………………………………………... 5. Waar is Smahan goed in op de basisschool? …………………………………………………………………………………………. 6. Waar is Smahan niet zo goed in? ………………………………………………………………………………………….
Opdracht 3 Wat vindt u zelf belangrijk bij het kiezen van een school? ………………………………………………………………………………………… ………….……………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………. Bekijk nu de rest van de film op de website.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
27
ANTWOORDEN EXTRA OEFENEN
Opdracht 2 1. Vindt Smahan het makkelijk om een school te kiezen? Nee, ze vindt het niet zo gemakkelijk. 2. Waarom wel of niet? Je moet een school kiezen die leuk is. En die het goede niveau heeft voor jou. 3. Waar wil Smahan dingen over vragen op een open dag? - De lokalen - Waar alles is (gymzaal, kantine) 4. Wat vindt de moeder van Smahan belangrijk? Dat de school huiswerk heeft. En dat de school goed bij Smahan past. 5. Waar is Smahan goed in op de basisschool? Knutselen, lezen en verhalen maken. 6. Waar is Smahan niet zo goed in? Rekenen.
Opdracht 3 Wat vindt u belangrijk bij het kiezen van een school? Eigen mening.
Les 20Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
28