PREEK 7 OKTOBER 2012
PGN NUENEN
Thema: Angst (... is een slechte raadgever) Lezingen: Jesaja 41: 8 - 14, Mattheus 28: 16 - 20 Inleiding Ik ben niet zo'n cultuurpessimist, maar als ik de kwaal zou moeten duiden waar onze tijd aan lijdt: dan zou ik zeggen: aan angst. Angst voor de gevolgen van de economische crisis. Angst voor het instorten van Europa, met de euro erbij. Angst voor een ongewisse toekomst: Wie gaat de zorg betalen? Hoe gaat het met de pensioenen? Daarnaast: Wie kan nog de kettingreactie aan onrust en oorlog in het Midden-Oosten tegenhouden? En heeft er nog wel iemand oog voor de milieucrisis en de ecologische rampen die ons boven het hoofd hangen? Angst voor een onveilige wereld, vol complexe ontwikkelingen waar niemand greep op lijkt te hebben. Als u nu denkt: leuk onderwerp voor zondagmorgen... De afgelopen weken kon u lezen dat een strenge commissie vindt dat het maar bar en boos gesteld is met de preek in de PKN. Samen gevat: Te weinig maatschappelijke relevantie. Dus toen dacht ik: Dit is mijn kans! Ik ga dus straks in de preek al deze problemen analyseren, becommentariëren en u mijn deskundigheid op al deze terreinen aanbieden..Moet kunnen, binnen 15 minuten Nee.... dat gaan we niet doen. U leest kranten, u kijkt naar het journaal, u leest boeken en artikelen. U kunt zich op alle mogelijke manieren informeren en deskundige bronnen aanboren als het gaat over deze thema's. We leven niet meer in een tijdperk waarin de kerkganger ongeletterd was en de preek van de priester of predikant zo ongeveer de enige bron van kennis vormde. We doen wat we iedere zondag doen: we luisteren naar Tenach en Evangelie, we zingen en bidden, we delen onze zorgen en verdriet met elkaar en de Eeuwige, we loven en danken en in de preek proberen we enkele lijnen bij elkaar te brengen en bruggen te slaan tussen de oude woorden en ons leven in deze wereld hier en nu.
Preek Lang geleden, in een land hier ver vandaan, leefde er een enorme reus. Hij was meer dan drie meter lang, had een woeste, rode baard en droeg altijd een vervaarlijke bijl in z'n reusachtige hand. Ieder jaar, op dezelfde dag, en op hetzelfde tijdstip, kwam de reus uit de bergen waar hij woonde naar het kleine stadje in het dal om de bewoners te terrorizeren. Buiten de stadsmuren bleef hij op een afstand staan en riep terwijl hij zijn bijl rondzwaaide: 'He, stelletje lafaards, stuur je dapperste man en ik zal tegen hem vechten. Stuur iemand, of ik ram jullie poort open en zal iemand doden met mijn bijl.' En ieder jaar ging de stadspoort open en kwam er een arme, bleke vazal naar buiten geschuifeld om een zekere dood tegemoet te gaan. 'Is dit de beste die jullie hebben?' lachte de reus schamper. De arme vazal bleef stokstijf staan, met knikkende knieën, gehypnotiseerd door de enorme afmetingen van de reus en door zijn vervaarlijke wapen. Nooit was het iemand gelukt ook maar zijn zwaard te trekken vóór de reus al op hem toe was gekomen en hem al fijngeknepen had met zijn machtige vuist en hem in stukjes had gehakt met zijn bijl. Op zekere dag kwam er een prins naar het dorp bij het kasteel. 'Waarom kijkt iedereen hier zo bang en verdrietig?' vroeg hij een medereiziger. 'U hebt vast de reus nog niet gezien', antwoordde de reiziger. 'Welke reus?' vroeg de prins nieuwsgierig. De reiziger vertelde hem het verhaal. 'Ieder jaar, op deze dag, aan het eind van de middag, komt de reus uit de bergen en daagt onze dapperste mannen uit om met hem te vechten. En ieder jaar verslaat hij ze precies op de plek waar ze staan. Ze bewegen niet eens of trekken hun zwaard. Het is alsof de reus hen hypnotiseert.' 'We zullen zien', zei de prins. Toen de reus later op de dag arriveerde, stond de prins hem al achter de kasteelpoort op te wachten.
'Kom, stuur me jullie dapperste man en ik zal met hem vechten', riep de reus. 'Hier ben ik', zei de prins terwijl hij de poort opengooide en naar de reus toesnelde. Een moment stonden ze beiden stil terwijl ze elkaar aankeken. Hoewel de reus een heel eind van hem vandaan stond, was de jonge prins onmiddellijk geïmponeerd door de enorme afmetingen en het afschrikwekkende uiterlijk van zijn tegenstander. Maar hij raapte al zijn moed bijeen en begon op de reus toe te lopen, zijn zwaard vooruit en met zijn ogen strak gericht op het angstaanjagende gezicht met de woeste rode baard. Plotseling merkte hij dat hoe meer hij naderde de reus, in plaats van groter te lijken, voor zijn ogen begon te krimpen. Hij bleef staan en keek. De reus was nog maar twee meter. De prins liep nog wat verder, stond stil en keek nog eens. Nu was de reus nog maar anderhalve meter groot. De prins liep door en bij ieder stap zag hij de de gigant krimpen. Toen hij vlak voor hem stond, was de reus zo klein geworden dat hij tegen de prins op moest kijken. Een mannetje van een halve meter. De prins nam zijn zwaard en stak het midden in het hart van de reus. Terwijl de reus op de grond zijn doodsstrijd streed, boog de prins zich voorover en vroeg hem zacht: 'Wie ben je?' Op zijn laatste ademtocht fluisterde de reus: 'Mijn naam is Angst...' Angst lijkt altijd groter te zijn als je ervoor wegloopt. U heeft vast wel het plaatje bekeken op de voorkant van de orde van dienst en gemerkt dat het een zogenaamde optische illusie is... Het reus die door de gang aangesneld komt, is niet groter dan het mannetje dat wegholt. Het lijkt maar zo... Toch zijn we vaak zo bang: als het niet voor de kredietcrisis is, dan wel voor al die andere ongrijbare zaken die ons beklemmen en als donkere wolken op ons gemoed werken: vaak angst voor verlies - van onze baan, van ons inkomen, van onze partner. Vaak angst voor leegte - na een scheiding, na de dood van die partner, of kinderen die het huis uitgaan. Angst is meestal ongedefinieerd: een akelig gevoel dat je beklemt en je meestal slecht kunt benoemen. Anders dan zorgen, die vaak op hele concrete dingen betrekking hebben. Angst is als die reus: hij lijkt altijd boven je uit te torenen en boven je macht te gaan. Onverslaanbaar. Wie zich erdoor laat intimideren, wie zich door de angst laat gezeggen, die heeft geen leven meer. Die sterft, zoals die vazallen uit het sprookje.
Niet voor niets luidt de uitdrukking: angst is een slechte raadgever. Door toe te geven aan onze angst nemen we dikwijls besluiten die 'werend' van aard zijn. We geven kapitalen uit aan verzekeringen, aan sloten op de deur, bewegingsmelders. Kortom: aan verdediging, defensie... Tot zover het slechte nieuws. Wat doen we er tegen? Is er een remedie? Iemands concrete zorgen kun je aanhoren, misschien ook helpen oplossen. Maar zo'n vage angst voor 'iets'? Hoe zie je je eigen angst onder ogen? Hoe kunnen we als die prins worden? Hoe nemen we de stappen die van die reus een kabouter maken? Afgelopen vrijdag belde een vriend om gewoon eens te horen hoe het gaat. WeIk vertelde wat over het thema van deze dienst. Hij zei toe: 'Ja, angst is een slechte raadgever. Maar ook een goede wegwijzer'. Daar bedoelt hij mee: Laat je niet leiden door je angst. Maar durf je angst wel onder ogen te komen. En vraag je af: wat is het onderliggende verlangen? Hij gaf een voorbeeld uit zijn eigen ervaring. Hij geeft coachings en workshops en is een uitstekende trainer. Maar soms overvalt hem een opeens een vorm van paniek: Wat als iedereen mij maar een vreemde kerel vindt? Laatst had hij weer zo'n aanval. Een ondefineerbaar gevoel. Toen dacht hij: dit ga ik uitzoeken. Wat is het nu werkelijk? Waarnaar verwijst mijn angst? Het nam als het ware even afstand van zichzelf en observeerde zijn gevoel: het bleek de angst te zijn om buitengesloten te worden. En daaronder lag het verlangen: erbij horen. Kijk: zo is angst een goede wegwijzer. Als de angst om vreemd gevonden te worden eigenlijk het verlangen is om erbij te horen, kun je verder. Op welke momenten heb je ervaren dat je erbij hoorde? Kun je die goede herinnering gebruiken als 'krachtbron'? Als weerstand tegen de angst? Dit is een hele goede methode om je eigen angsten te onderzoeken. Wat wil mijn angst mij duidelijk maken? Welk verlangen ligt er onder? Als ik bang ben voor de leegte die onstaat als de kinderen het huis uit gaan, welk verlangen heb ik dan
eigenlijk? Het verlangen naar warmte en gezelligheid misschien. Hoe kan ik daar concreet vorm aan geven, ook al zijn mijn kinderen daar niet meer dagelijks bij? Zo maak je de reus een kopje kleiner... Maar hoe zou dat nu werken als we het over collectieve angsten hebben? (kijk, nu komen we bij de maatschappelijke relevantie van deze preek ;-) Hoe werkt dat nu bij de angsten die we als samenleving hebben en die ik aanstipte aan het begin van deze dienst? Neem de angst voor de toenemende invloed van de islam. Misschien is die hier in Nuenen niet zo voelbaar, maar in andere delen van Nederland wel degelijk. Welke angst is dit nu precies? (Wie? - De angst voor het vreemde / De angst niet begrepen te worden). Welk verlangen ligt er onder deze angst? Naar welke wens wijst deze angst? (Wie? - De wens je thuis te mogen voelen). Dan kun je aan de slag: Welke hulpbronnen hebben we als samenleving om burgers thuis te laten voelen? Wie zich ergens thuis voelt, aanvaard en geaccepteerd, hoeft niet bang te zijn voor de 'vreemdheid' van anderen. Hoe kunnen we onze samenleving zó inrichten dat inwoners van Nederland zich aanvaard en geaccepteerd weten? Angst is een slechte raadgever, maar een goede wegwijzer... Door angst kunnen we uiteindelijk ook ontdekken wat werkelijk waardevol is. Waar ons hart naar uitgaat. We staan daarin ook niet alleen. We mogen ons omringd weten door goede machten. De trouw en de aanwezigheid van de Eeuwige. 'Wees niet bang', zegt de Eeuwige tegen Israel. 'Wees niet bang, want ik ben bij je, vrees niet, want ik ben je God.' Prachtige woorden op deze Israelzondag. 'Ik zal je sterken, ik zal je helpen.' 'Allen die zich fel tegen je keerden zullen gehoofd worden en te schande staan. Zij die jou bestreden worden minder dan niets en gaan te gronde. 'Wees niet bang, kleine Jakob' jullie zijn onopgeefbaar met mij verbonden. Je hoeft je niet te wapenen tot aan je tanden. Je hoeft geen muur om je land te zetten. Ontspan. Jullie zijn mijn eerste liefde.' Het is hetzelfde als wat Jezus zijn leerlingen zegt: Ga maar op weg. Vertel de mensen op je weg maar dat ze bevrijd zijn uit angst en doem. Zo mag ieder mens mijn leerling worden: Mensen die leven uit Gods genade. Die vertrouwen mogen op
zijn zorg en eeuwigdurende liefde. Ik help je jouw reuzen te verslaan. Je bent niet alleen. Ga vol vertrouwen op pad. En houd dit voor ogen: Je bent niet alleen. ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld. Ds. Christien Crouwel Bronnen: Het sprookje is een eigen vertaling van een van de verhalen uit Tales for coaching va Margaret Parkin