Thema 5 De SHP-Club
Les 1 De SHP-club • Vandaag starten we met het thema discriminatie. → Waar denk je aan bij discriminatie? → Hoort pesten ook bij discriminatie? Je gaat luisteren naar een verhaal over pesten. Luisteropdracht: Heeft het pesten in het verhaal ook te maken met discriminatie? De juf leest het verhaal voor. Je houd je vinger bij de tekst.
De doelstelling van de club van de meisjes is het tegengaan van pesten. Tegengaan betekent zorgen dat iets niet gebeurt.
De meisjes vertellen dat de een de pestkop was en de ander het slachtoffer. Een slachtoffer is iemand die akelige dingen meemaakt.
Yasmine maakte Kim elke dag belachelijk. Iemand belachelijk maken betekent dat je iemand voor gek zet waar anderen bij zijn.
Ze deed dat heel geniepig in afwezigheid van de juf. Geniepig is stiekem en een beetje gemeen.
Kim heeft de kindertelefoon gebeld om wat te vragen. De kindertelefoon is speciaal voor kinderen. Ze kunnen daar met al hun vragen terecht. Je hoeft je naam niet te zeggen.
Als je gepest wordt ben je altijd het mikpunt. Als je het mikpunt bent dan moeten ze altijd jou hebben.
Het komt ook voor dat ze je gewoon negeren. Als je iemand negeert doe je net of je hem niet ziet.
Het komt ook voor dat ze je buitensluiten bij elke activiteit. Als je iemand buitensluit dan zorg je ervoor dat diegene niet mee mag doen met de anderen.
Yasmine vertelt dat zij en Kim geen echte pest- experts zijn, maar wel allebei ervaring hebben met pesten. Een expert weet heel veel van iets of kan iets heel goed. Waarom zijn Yasmine en Kim een beetje experts in pesten?
Yasmine vond alle aandacht die Kim kreeg erg irritant. Iets is irritant als het vervelend is en als het je een beetje boos maakt. Zijn er dingen die je irritant vindt?
Yasmine heeft het goedgemaakt met Kim en wil dat alle pesters met hun getreiter stoppen. Getreiter is iemand gemeen plagen en hopen dat hij kwaad wordt. Kun je je er een voorstelling bij maken wat er gebeurt als je iemand treitert?
Pesten lijkt eigenlijk heel veel op discriminatie, anderen doen alsof jij minderwaardig bent. Als je discrimineert dan behandel je sommige mensen slechter dan andere. Alleen omdat ze er anders uit zien, of zich anders gedragen.
Minderwaardig betekent dat je minder waard bent dan een ander. Een ander vindt dat hij beter is dan jij. Heb je in je omgeving wel eens meegemaakt dat iemand minderwaardig behandeld werd? Wat was daar de reden van?
Verwerking: • Bedenk een omschrijving bij een themawoord of beeldt het woord uit. • De anderen raden om welk woord het gaat.
Reflectie: • Heb je het verhaal begrepen? • Zijn er nog woorden uit het verhaal die je niet kent? • Hoe vond je het om over discriminatie na te denken? • Was het moeilijk om de themawoorden te omschrijven? • Had iedereen het zo duidelijk omschreven dat de anderen het konden raden?
Les 2 Leg dat eens uit In het ankerverhaal doet Yasmine het dialect van Kim na. → Wat is een dialect? → Zijn er leerlingen die dialect spreken? → Hoe komt het dat Kim een rood hoofd kreeg toen Yasmine haar na deed? Yasmine deed het met opzet overdreven, om haar belachelijk te maken. Vandaag voer je gesprekken met elkaar waarin je uitleg geeft en de omstandigheden van een gebeurtenis noemt. De anderen kijken hoe het gesprek gevoerd wordt.
Yasmine maakte Kim iedere dag belachelijk. → Waarom deed ze dat? De juf wijst een groepje aan die daarover gaat praten. De anderen letten erop of de gebeurtenissen duidelijk worden uitgelegd en hoe het gesprek wordt gevoerd. → Zou je het verhaal snappen als je het niet had gelezen? → Wat zijn omstandigheden? De gebeurtenis zelf, wat vooraf ging en dat wat er op volgde. → Welke personen zijn belangrijk voor het verloop van de gebeurtenissen? (in dit verhaal) Kim en Yasmine en een stel meisjes. → Wat gebeurde er vooraf? Wat was het vervolg of de reactie daarop? Omstandigheden bestaan eigenlijk uit de aanleiding, het gebeuren zelf en de reactie op die gebeurtenis.
Behalve de uitleg zijn er ook nog andere dingen belangrijk wanneer je met elkaar praat. Je laat elkaar uitpraten. → Wat nog meer? • Je kijkt elkaar aan; • je accepteert de mening van een ander; • je reageert op wat de ander zegt en blijft bij het onderwerp; • je gaat niet roepen of schreeuwen; • je zorgt er voor dat de ander ook aan de beurt komt. Bij het uitleggen van een gebeurtenis moet je niet alleen duidelijk zijn, maar je ook houden aan gespreksregels.
Reflectie: • Hoe was het voor de derde persoon om naar het verhaal te luisteren naar het gesprek en het te beoordelen? • Hoe was het voor de leerlingen in het gesprek? • Zijn de gebeurtenissen duidelijk uitgelegd én is er op de gespreksregels gelet? • Ging dat vanzelf of moest je er over na blijven denken? • Wat was lastiger: het gesprek voeren pf naar het gesprek luisteren? Waarom? • Waarom is het belangrijk om een gesprek te evalueren?
Les 3 Een plastic fles (R/V) Yasmine en Kim hebben samen de SPHclub opgericht. → Hoe en waar kun je informatie krijgen over die club? → Kun je ze ook een briefje sturen? → Van welk materiaal is de brief gemaakt? Vandaag leer je van welke stof verschillende materialen gemaakt zijn.
In voorgaande lessen (2.7) heb je al geleerd wat stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden zijn. → Wat kun je hierover vertellen? Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden vertellen van welk materiaal iets is gemaakt. → Noem er eens een paar. Een papieren briefje, een houten liniaal, een gouden ring. Deze woorden eindigen allemaal op –en. → Ken je ook andere bijvoeglijk naamwoorden? Bijvoeglijke naamwoorden die vertellen hoe iets eruit ziet. kleine, dikke, grote, lange.
De titel van deze les is Een plastic fles. → Wat valt je op? Plastic vertelt van welk materiaal de fles gemaakt is, maar het krijgt toch geen –en. Plastic is de naam van de kunststof. Namen van kunststoffen komen vaak uit een andere taal. Deze woorden zijn vrij nieuw. Voor nylon geldt hetzelfde. → Wie kan een zin maken met dit materiaal? Een nylon jack. → Waar zijn regenlaarzen meestal van gemaakt? Rubber → Hoe schrijven we het bijvoeglijk naamwoord dan? Zowel rubber als rubberen is goed omdat dit woord al langer door ons wordt gebruikt.
Reflectie: • Wat is het verschil tussen gewone bjjvoeglijk naamwoorden en stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden? • Hoe worden stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden met vreemde materiaalnamen verbogen? • Noem eens een aantal voorwerpen op en vertel waar deze allemaal van gemaakt kunnen worden.
Les 4 We hebben op school bezoek gehad (R/V) In het ankerverhaal staat dat Kim naar de kindertelefoon heeft gebeld. Twee zinnen: • Wie van jullie belde wel eens naar de kindertelefoon? • Wie van jullie heeft wel eens naar de kindertelefoon gebeld? → Wat is het verschil? In de eerste zin staat een persoonsvorm en in de tweede staat een andere persoonsvorm met nog een werkwoord.
→ Zet de volgende zinnen in de verleden tijd: 1. Ik richt samen met Kim de SPH-club op. Ik richtte samen met Kim de SPH-club op. 2. Ik zoek op internet informatie over pesten. Ik zocht op internet informatie over pesten. → Wat is de persoonsvorm? → Kun je de zin nog op een andere manier (volgorde) zeggen? Ik heb samen met Kim de SPH-club opgericht. Ik heb op internet informatie over pesten gezocht. → Wat zijn de persoonsvormen? heb. Dit noemen we een hulpwerkwoord. Een hulpwerkwoord staat niet alleen in de zin, er staat nog een werkwoord in de zin. Het hulpwerkwoord helpt het andere werkwoord. Samen zeggen ze wat er gedaan wordt. → Wat is er met de persoonsvorm uit de eerdere zinnen gebeurd? Deze staat nu achteraan. → Hoe worden deze werkwoorden genoemd? Voltooid deelwoorden. Meestal herken je een voltooid deelwoordaan het voorvoegsel ge-, ver-, of be-.
1. Vorig jaar kwam Kim bij mij op school? 2. Hoe ging het allemaal? 1. Vorig jaar is Kim bij mij op school gekomen. 2. Hoe is het allemaal gegaan? → Wat zijn in deze zinnen de persoonsvormen? De hulpwerkwoorden hebben en zijn kun je in een zin gebruiken met het voltooid deelwoord.
Reflectie: • Kun je iets vertellen over de plaats van het voltooid deelwoord? • Schrijf je de hulpwerkwoorden telkens hetzelfde? • En de voltooid deelwoorden?
Les 5 Pesten en plagen → Welke club gingen de kinderen uit het verhaal oprichten? → Wat is het verschil tussen pesten en plagen? gisteren en vandaag. → Maak er eens zinnen mee die te maken hebben met plagen en pesten. Staan de zinnen in de verleden of tegenwoordige tijd? In deze les bekijken we zinnen waarbij je de tegenwoordige en verleden tijd.
Thans – vandaag – eergisteren – tegenwoordig – verleden week. → Wat betekent het woord thans? Nu/tegenwoordig → In elke rij horen de woorden bovenaan? …plaagt hij een heleboel kinderen. Welke tijdsbegrippen passen hier? Het tijdbegrip moet kloppen met het werkwoord.
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
Reflectie: • Begreep je alle tijdsbegrippen? • Hoe ben je te werk gegaan bij de opdracht? Heb je geprobeerd steeds een ander tijdsbegrip in te vullen of heb je gezocht naar goede tijdsbegrippen?
Les 6 Op judo In het ankerverhaal heb je gelezen over Kim. Kim was nieuw op school en kende niemand. → Wat gebeurde er? → Herken je de “ik-ben-nieuw-ervaring”? Vandaag ga je luisteren naar een verhaal over iemand die ergens nieuw is. Je bedenkt er zelf een passend einde bij.
Je hebt al eerder de afloop en de opbouw van een verhaal voorspeld. → Uit welke onderdelen bestaat een verhaal? Wat staat er in? 1. begin; het onderwerp en/of de hoofdpersoon wordt bekend gemaakt. 2. midden; de eigenlijke gebeurtenis. 3. eind; de afloop van het verhaal. Loopt het goed of slecht af? Wat zijn de gevolgen voor de hoofdpersoon? Kun je iets leren van het verhaal? •
Je krijgt het begin en midden van een verhaal te horen. Je moet heel goed luisteren en de afloop voorspellen. → Waar moet je op letten? Alles wat je hoort kan een aanwijzing zijn voor het einde. Tevens inventariseer je welke vragen er aan het eind beantwoord moeten worden. Alle eindjes moeten aan elkaar worden geknoopt. De juf leest het verhaal van het kopieerblad voor. (kopieerblad les 6, bladzijde 25/26)
Reflectie: • Wat vond je van het verhaal? • Was de situatie herkenbaar? • Kon je de overgang tussen begin en midden goed herkennen? • Welke vragen heb je gesteld die in het eind beantwoord moesten worden? • Welke einde lijkt je het meest waarschijnlijk? Waarom?
Les 7 Nou, bedankt hoor! (R/V) In het ankerverhaal staat dat Yasmine bij de eerste ontmoeting met Kim zei: “Grappig, je hoofd is nog roder dan je haar!”. → Waarom zei Yasmine dat? → Vond ze het echt grappig? → Hoe denk je dat Kim zich op dat moment voelde? → Heeft iemand ook wel eens zo’n gevoel gehad? Wanneer was dat? Hoe kwam dat? Daarna wandelt Kim met haar vriendje Mark door het park. Bij de vijver pakt Mark de hand van Kim en geeft haar een kusje op de wang. Kim bloost. “Grappig” zegt Mark. “Je hoofd is nog roder dan je haar” → Waarom zegt Mark dat? → Wat bedoelt hij hiermee? We gaan vandaag oefenen met woorden en zinnen die niet altijd betekenen wat ze lijken te betekenen.
→ Wat is het verschil van achterliggende betekenis van deze zin: “Grappig, je hoofd is nog roder dan je haar!” 1. De manier waarop de zin gezegd wordt. 2. De bedoeling 3. De gevolgen
→ Kun je ook zo’n zin bedenken? Schrijf hem in je schrift. Voorbeelden: • Dat heb je weer prima gedaan. • Hallo! • Nou, bedankt hoor! • Ja, erg leuk. Spreek deze zin uit op de volgende manieren; boos, blij, ongeduldig, verdrietig.
→ Waarom zeg je iets op een bepaalde manier? → Welke boodschap wil je overbrengen? → Waarom zeg je niet letterlijk wat je bedoelt? Je wilt bijvoorbeeld grappig of stoer overkomen op anderen. Je wilt mensen prikkelen of zelfs kwetsen. Soms wil je mensen juist iets duidelijk te maken zonder ze te kwetsen. Of je wilt jezelf niet helemaal bloot geven; sommige gevoelens hoeft niet iedereen te weten. → Kun je hier een voorbeeld bij bedenken?→→ De betekenis van wat mensen zeggen heeft te maken met de situatie waarin het gezegd wordt, de manier waarop het gezegd wordt (de vorm) en waarom het gezegd wordt. (de bedoeling)
Reflectie: • Hoe kun je weten wat iemand met een opmerking bedoelt? De betekenis van wat mensen zeggen heeft te maken met de situatie waarin ze iets zeggen, de manier waarop het gezegd wordt en waarom het gezegd wordt.
Les 8 De vergadering (R/V) Kim en Yasmine hebben de SPH-club opgericht. Ze zullen er van tevoren heel goed met elkaar over hebben gesproken en aantekeningen hebben gemaakt van hun gesprek. Vandaag ga je een verslag schrijven van een vergadering.
Vaak schrijf je een verslag voor mensen die ergens niet bij waren. Je kunt ook een verslag schrijven van iets waar iedereen bij is. Bijvoorbeeld van een vergadering. → Waarom zou je dat doen? Als je iets opschrijft wat er tijdens zo’n vergadering is besproken, voorkom je dat je dingen vergeet en iedereen weet dan ook wat er is afgesproken. • Het is handig om vooraf de te bespreken punten op papier zetten, zodat iedereen die aan de vergadering deel neemt weet welke punten er besproken gaan worden. • De voorzitter opent de vergadering, dan weet iedereen dat ze moeten opletten. • Dan volgt vaak het agendapunt “mededelingen”. Belangrijke punten die niet op de agenda staan kunnen worden toegevoegd. • De notulen is een verslag van de vergadering., dus achter de agendapunten van de vergadering notuleert de notulist wat er besproken is.
• Ook in dit verslag van de vergadering komen de W- en H-vragen aan de orde. Wie zijn er bij aanwezig? Waar is de vergadering? Wanneer is de vergadering? • Deze punten zet je meestal boven aan je verslag. • Je beschrijft punt voor punt wat er wordt besproken. Besluiten worden genoteerd. Bijvoorbeeld: Wie zorgt er voor dat de brandweer wordt gebeld voor een oefening? Wanneer gaat de oefening plaatsvinden? Hoe bereiden we de oefening voor?
De W-vragen: → Wie waren er aanwezig? Kim en Yasmine → Waar was het? Op de kamer van Kim → Wanneer? Op woensdagmiddag 11 maart → Wat werd er besproken? Het oprichten van een club, hoe pakken we dat aan? → Hoe begon de vergadering en hoe ging het verder? De vergadering begon toen Kim zei dat ze iets moesten doen met de SPH-club, later kwam de moeder van Kim binnen met melk en koekjes.
Reflectie: • Was het moeilijk om aantekeningen te maken? • Hoe beoordeelde je wat belangrijk wasom op te schrijven voor het uitwerken van het verslag later? • Heb je elkaar in de groepjes geholpen?
In les R8 of V8 gaan we de aantekeningen verder uitwerken tot een verslag.
Les 9 Hé wethoudertje! In het verhaal deed Yasmine het dialect van Kim overdreven na. → Wie praat er zelf ook met dialect? → Zijn er situaties waarin je geen dialect spreekt?→ Waarom niet? Als je Nederlands praat spreek je niet altijd op dezelfde manier. → Kun je hier voorbeelden van noemen? Vandaag leer je dat de manier waarop je praat of schrijft niet altijd dezelfde is.
→ Kun je verschillen in taalgebruik aangeven bij de volgende brieven: 1. Schrijf een e-mail naar je vriend om te zeggen dat je het feestje leuk vond. 2. Schrijf een brief aan Unicef, waarin je vraagt om informatie voor een spreekbeurt. Jij of u, korte of lange zinnen, wel of niet moderne woorden. De manier van schrijven heeft te maken met de situatie waarin je je bevindt en met het doel dat je wilt bereiken. • Als je met bekenden bent, hoef je niet zo op je taalgebruik te letten. In andere situaties is dat wel belangrijk. Formeel taalgebruik = zoals het hoort of moet volgens de regels. Het tegenovergestelde van formeel is informeel. Welke situatie is informeel taalgebruik? (1 of 2) Situatie 1.
→ Waarom gebruik je in sommige situaties formeel taalgebruik en in andere informeel taalgebruik? → Wat wil je er mee bereiken? → Wat zou er kunnen gebeuren als je het andersom doet? De manier waarop je praat of schrijft is belangrijk voor de indruk die je van anderen krijgt. Welke indruk je wilt maken heeft te maken met het doel dat je wilt bereiken.
Reflectie: • Waaraan kun je formeel en informeel taalgebruik herkennen? • Waarom denk je dat het in sommige situaties belangrijk is formele taal te gebruiken? • Is informele taal ook belangrijk? Kun je uitleggen waarom?
Les 10 De SHP-club (vervolg) → Wat weet je nog van het verhaal van vorige week? → Wat voor soort club hebben de meisjes opgericht? → Van wie was het idee? → Hoe zou het tweede deel gaan? In het tweede deel staan allemaal brieven gericht aan de anti-pestclub.
Leesopdrachten: → Kwam je voorspelling uit? → Wie heeft de brieven geschreven? → Wat stond er in de brieven? → Wat heeft dit te maken met het thema discriminatie en samenleving? → Wat hoort nog meer bij discriminatie? De juf leest het verhaal voor. Houd je vinger bij de tekst.
Pesters willen indruk maken en de baas spelen door andere kinderen te vernederen. Iemand vernederen betekent: laten merken dat je op hem neerkijkt. Zo geef je hem een akelig gevoel.
Een bezorgde vader vindt het goed dat de SPH-club dat niet accepteert. Iemand die bezorgd is, is bang dat er iets fout gaat.
Mike schrijft dat de meeste leerkrachten meisjes voortrekken. Als iemand wordt voorgetrokken, mag hij meer dan anderen, en krijgt hij minder gauw straf dan anderen.
De meisjes lokken het soms zelf uit. Een ruzie uitlokken betekent je zo gedragen dat er wel ruzie moet komen, bijvoorbeeld door anderen te pesten.
Sommige kinderen kijken zwijgzaam toe als er gepest wordt. Zwijgzaam betekent dat je er niets van zegt.
Bepaalde mensen durven zich nooit ergens mee te bemoeien. Als je je ergens mee bemoeit, betekent dat je iets wilt doen of zeggen over dat wat er gebeurt. Vaak vinden anderen dat niet leuk. Die vinden dat het jou niet aangaat.
Juffrouw Ank vindt de anti-pestclub een goed idee. Anti betekent dat je ergens tegen bent, je bent het er niet mee eens.
Een bezorgde vader vindt de SPH-club een geweldig initiatief. Een initiatief is een voorstel om iets te gaan doen en ermee te beginnen. Wie heeft ook wel eens initiatief genomen? Wat was dat voor een initiatief?
Kinderen moeten leren elkaar positief te benaderen, schrijft de bezorgde vader. Als je een positief antwoord geeft, zeg je: “Ja”. Wat is het tegenovergestelde van positief? Een positief mens probeert overal het beste van te maken. Hij let op de dingen die gelukt zijn en niet op dingen die fout zijn gegaan. Is er iemand die ook altijd positief denkt? Of negatief?
Juffrouw Ank schrijft dat ze in de klas een groepsgesprek hadden, dit ging vooral over respect. Je hebt respect voor iemand als je eerbied en waardering voor hem voelt. Heb jij respect voor mensen? Hoe laat je zien dat je respect hebt?
Juffrouw Ank schrijft ook dat ieder mens waardevol is, ongeacht uiterlijk, afkomst of prestaties. Je afkomst betekent waar je vandaan komt. Wat is jouw afkomst? Wat is de afkomst van je ouders?
Het motto van Emilia is: maak je nooit dik om wat anderen over je zeggen. Een motto is een kort zinnetje dat duidelijk maakt wat iemand belangrijk vindt in het leven.
Verwerking: Bedenk een eigen motto met je groepje. Het motto moet te maken hebben met discriminatie of samenleving. Probeer een van de themawoorden in het motto te verwerken. → Schrijf allemaal jullie motto in je schrift.
Reflectie: • Heb je het verhaal begrepen? • Zijn er nog woorden uit het verhaal die je moeilijk vindt? • Klopte je voorspelling? Wat klopte wel en wat niet?
Les 11 Wie mag eerst? Yasmine en Kim houden in het verhaal een betoog over pesten. → Wat is een betoog? Iemand die een betoog houdt praat over een onderwerp. Hij wil anderen overtuigen. → Waarvan willen Yasmine en Kim ons overtuigen? → Welke argumenten noemen ze? → Ben je door hen overtuigd? In deze les gaan we een betoog houden en een standpunt verdedigen.
Stelling: Meisjes worden voorgetrokken.
→ Bedenk zoveel mogelijk argumenten om deze stelling te ondersteunen. (niet hardop laten noemen) Ik begin een betoog altijd met een stelling: Meisjes worden voorgetrokken. Daarna ga ik vertellen wat ik van de stelling vindt. Alle argumenten waarmee ik deze stelling ondersteun, laat ik een voor een aan bod komen. Ik probeer daarmee de ander te overtuigen dat ik gelijk heb. In het slot van een betoog herhaal ik de stelling en trek ik een conclusie. Bijvoorbeeld: (zien er lief uit – veel meisjes luisteren goed, dus denken mensen dat dat bij alle meisjes zo is – ze slijmen – mogen meer werkjes doen voor de leerkracht – overblijfmoeders vinden ze aardiger omdat ze ook vrouw zijn) Als je dit allemaal gehoord hebt, kun je alleen maar de conclusie trekken dat meisjes voorgetrokken worden.
→ Wat vonden jullie van mijn betoog? → Zijn er leerlingen die een andere mening hebben? → Welke tegenargumenten kun je noemen? Het is belangrijk dat als je een betoog houdt, vlot kunt reageren op tegenargumenten en vragen. (de juf probeert de tegenargumenten te weerleggen) • Spreek duidelijk zodat iedereen het betoog kan volgen. De mening van anderen moet je respecteren, ook al ben je het er niet mee eens.
Reflectie: • Hoe vond je het om argumenten te bedenken bij de stellingen? • Kon je de tegenargumenten weerleggen? • Was de ander overtuigd van je gelijk? • Hoe heb je rekening gehouden met de gevoelens van de ander? • Waarvoor zou je zelf een betoog willen houden?
Les 12 E-mail me → Kun je de SHP-club ook mailen? • Het woord mail komt uit het Engels en betekent post. → Wat is e-mail? Elektronische post die via de computer, via internet verstuurd wordt. Vandaag gaan we een e-mail schrijven.
→Wat is het verschil tussen gewone post en e-mail? E-mail is sneller,komt bijna direct aan als je het verstuurt, je schrijft vaak minder, kort woorden af, slaat woorden over, de zinnen zijn korter. E-mail is minder formeel. • Een brief schrijf je volgens bepaalde regels; - Datum en plaats bovenaan (kun je bij mail weglaten) - De aanhef - De indeling - Het slot - De lay-out • Bij mail voeg je vaak later de geadresseerde en de bijlage toe. Ook het onderwerp is makkelijker te bedenken als de mail af is. Deze hoef je niet in te vullen, maar is wel handig voor de ontvanger. (waarom?) • De datum en afzender staan automatisch bij de mail. • De aanhef blijft hetzelfde; lieve, beste, hallo. • De indeling en slot zijn hetzelfde. • Over de lay-out maak je je in een e-mail minder druk dan in een brief. In een brief moet de tekst goed verdeeld staan. Omdat een email geen pagina is hoef je daar minder op te letten.
Reflectie: • Op welke manieren heb je je e-mail afgesloten? Welke woorden heb je gebruikt? • Wat vind je leuker, het schrijven van een brief of het schrijven van een e-mail? Waarom?
Les 13 Het pestwoordenboek De tekst uit het ankerverhaal deel 1 staat ook op de SGPsite. (kopieerblad 13) Hier wordt het verschil tussen plagen en pesten uitgelegd. → Wat is het verschil hier tussen? Lees het stukje eens voor. → Kun je voorbeelden geven van plagen en pesten? In deze les leren we de betekenis van woorden af te leiden die te maken hebben met plagen en pesten. Dit doen we door synoniemen te zoeken en te letten op de context.
Als je de tekst van SHP-site leest wordt de betekenis van het woord pesten duidelijker. → Kun je nu een omschrijving geven van het woord pesten? Waar kun je deze informatie vinden? • In thema 3 heb je geleerd te kijken naar de tekst om het woord heen. → Doe dit nog eens bij het woord discriminatie. → Hoe heb je de betekenis gevonden? → Wat betekenen de woorden achterstellen en benadelen? Net als discriminatie betekenen ze dat sommige mensen slechter worden behandeld dan andere mensen. → Hoe noem je woorden die hetzelfde betekenen? Synoniemen.
→ Kun je een synoniem bedenken voor het woord pesten? → Staan er ook synoniemen voor dit woord in het verhaal? Om een synoniem te bedenken kun je het woord vervangen door een ander woord in het verhaal. → Doe dit eens bij het woord pesten. Noem de woorden op. Treiteren, jennen, sarren, tergen, kwellen. • Het zoeken van synoniemen helpt om de betekenis van woorden te kunnen begrijpen.
Reflectie: • Wat vond je van de opdracht? • Bij welke woorden vond je het moeilijk om het juiste synoniem te vinden? • Kun je uitleggen waarom de synoniemen bij elkaar horen? • Waren er woorden bij die je niet kende? • Is de betekenis van die woorden nu duidelijker geworden? • Begrijp je dat je de betekenis van een woord kunt vinden door het zoeken van synoniemen en het kijken naar de context? • Welke andere manieren ken je om de betekenis van woorden te achterhalen?
Les 14 Nettiquette (R/V) In les 12 hebben we het er over gehad dat als je een mail schrijft je achteraf de ontvanger en het onderwerp kunt noteren. Als je een mail beantwoordt is dit anders. De geadresseerde staat automatisch genoteerd en hetzelfde geldt voor het onderwerp.
Vandaag gaan we een reactie schrijven op een email.
→ Als je een e-mail schrijft als reactie op een mail, wat staat er dan voor het onderwerp? Re: → Wat betekent dat? Re is de afkorting van replay, dat beantwoorden betekent. • Als je wilt reageren op een mailhoef je dus niet meer de geadresseerde en het onderwerp in te vullen. • Dit zijn afspraken om misverstanden en problemen te voorkomen. • De titel van de les is nettiquette; een samentrekking van internet en etiquettes. (gedrags- en fatsoensregels) Nettiquette zijn de regels om met elkaar om te gaan via internet.
Als je je aan de nettiquette houdt, zul je meestal geen problemen krijgen of veroorzaken via a-mail. 1. Stuur geen boze e-mail. Vak kun je beter bellen of iemand persoonlijk spreken. 2. Hetzelfde geldt voor grapjes. 3. Verstuur ook nooit een persoonlijk bericht door aan anderen. Iets vertrouwelijks is alleen voor degene aan wie het is geadresseerd, dat gaat niemand anders iets aan. 4. Schrijf nooit in hoofdletters, het is net alsof je schreeuwt. 5. Stuur nooit een te grote bijlage mee, zonder dat de ander dit van tevoren weet. 6. Controleer je eigen computer regelmatig op virussen om te zorgen dat je deze niet per ongeluk mee stuurt naar anderen. 7. Stuur geen persoonlijke gegevens mee, een ander kan misschien toegang krijgen tot jouw e-mail. Geef ook nooit je toegangscode aan iemand.
Reflectie: • Hoe ben je te werk gegaan bij het schrijven van de e-mail? • Hoe heb je gereageerd op de e-mail van je klasgenoot? • Waar heb je over nagedacht voor het schrijven van de e-mail? • Wat is je top 3 en verantwoord je keuze.