Thema 1 Wat een toffe bende!
ISBN 978-90-301-3539-5
9 789030 135395
Ontwerp binnenwerk: Crius Group Opmaak binnenwerk: PrePressMediaPartners Ontwerp en opmaak cover: The Line, Handmade Monsters Illustraties: Yoeri Slegers Plantyn Motstraat 32, 2800 Mechelen T 015 36 36 36 F 015 36 36 37
[email protected] www.plantyn.com
Dit boek werd gedrukt op papier van verantwoorde herkomst.
NUR 191 © Plantyn nv, Mechelen, België Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij Plantyn heeft alle redelijke inspanningen geleverd om de houders van intellectuele rechten op het materiaal dat in dit leermiddel wordt gebruikt, te identificeren, te contacteren en te honoreren. Mocht u ondanks de zorg die daaraan is besteed, van oordeel zijn toch rechten op dit materiaal te kunnen laten gelden, dan kunt u contact opnemen met uitgeverij Plantyn. Zij zal uw legitieme aanspraken honoreren tegen de gangbare markttarieven. ISBN 978-90-301-3539-5
19398/0
D2012/0032/118
LES 1
In mijn hut
TAALBENDEDOELEN
LESVERLOOP
Spelling
1 Dit kan ik al!
De leerlingen schrijven korte klanken in klankzuivere MKM-woorden.
Taalbeschouwing De leerlingen herkennen de gedekte klinkers a, e, i, o, en u. De leerlingen denken na over de klanken en de klankcombinaties in het Nederlands en gebruiken daarbij de term ‘klank’. De leerlingen denken na over begin-, midden- en eindklank in een woord.
Ik kan hoorwoorden met een korte klank juist schrijven.
2 Deze les gaat over ... Het ontdekken van de korte klanken in een gedicht.
3 Aan de slag! Oefenen
4 Flits! Dictee
5 Reflectie
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven MKM-hoorwoorden met een korte klank.
Dit leren we nu. De leerlingen schrijven MKM-hoorwoorden met een korte klank.
Dit leren we volgend schooljaar.
VOOR DE LES Je hangt de wandplaten / kopieerbladen van de boomhut en de korte klanken vooraan in de klas. Je legt het schema van de hoorwoorden klaar. Je voorziet kleurpotloden.
De leerlingen schrijven MMKM-hoorwoorden met een w.
NA DE LES MATERIAAL
Je verbetert het dictee.
Spellingboek p. 6-10 Wandplaat / kopieerblad van de boomhut (kopieerblad 1.1) Wandplaten / kopieerbladen van de korte klanken (kopieerbladen 1.2-1.7) Wandplaat / kopieerblad van het schema van de hoorwoorden (kopieerblad 1.19) Kleurpotloden
1.1
LESVERLOOP 1 Dit kan ik al!
spellingboek p. 6
LES 1 In mijn hut
DIT KAN IK AL! Ik kan hoorwoorden met een korte klank juist schrijven.
De boomhut komt aan bod in het Taalbendeverhaal. Als je met het taalboek van De Taalbende werkt, kun je daarnaar verwijzen. a van tak e van bel i van kip
o van sok
u van hut
Hoorwoorden 1
2 Zeg het woord in stukjes: kop, buik en staart.
Luister aandachtig.
3
4 Kijk goed wat je schreef.
Schrijf het woord op.
6
1
2 het woord in stukjes: kop, buik en staart.
aandachtig.
3
4 het woord op.
1.2
goed wat je schreef.
Sluit aan bij het thema door bijvoorbeeld de namen van de leden van de Taalbende op te sommen of het verhaal van het thema te verwoorden. De boomhut zou de ontmoetingsplek van de Taalbende kunnen zijn. Wijs op de wandplaat van de boomhut en laat verwoorden wat er allemaal te zien is: tak, bel, kip, sok, hut. Geef aan dat je op zoek bent naar de korte klanken. Laat de klankkaarten één voor één hardop lezen en associëren met de wandplaat: tak, bel, kip, sok, hut. DIT KAN IK AL!
LES 1 In mijn hut
Ik kan hoorwoorden met een
Laat daarna de ‘buik’ van de woorden verklanken zoals leerlingen dat korte klank juist schrijven. kennen uit het eerste leerjaar: de a van tak, de e van bel, de i van kip, de o van sok en de u van hut. Je hakt en plakt de woorden samen met de leerlingen. Gebruik daarbij altijd de klankkaarten en verwijs ook altijd naar de wandplaat van de boomhut.
Wijs de leerlingen erop dat elke vinger van een hand voor een korte klinker staat. Je kunt de leerlingen met stift op elke vinger van een hand een klinker laten schrijven.
Doe daarna de klankkaarten weg en laat alleen de letters a, e, i, o en u zien op de wandplaat en juist verklanken. De leerlingen associëren nu elke letter bij iets wat op de wandplaat te zien is. Wat hoort bij de u (hut)? En bij de e (bel)? ... Schema van de hoorwoorden Vraag aan de leerlingen of ze nog weten wat ‘hoorwoorden’ zijn. Laat hen dat begrip met hun eigen woorden omschrijven. Besluit dat hoorwoorden woorden zijn waarbij je precies schrijft wat je hoort. Voor elke klank is er een passendea van letter. tak Maak de overgang naar het schema van de hoorwoorden in het van6). belPlaats dat schema aan het bord. Doorloop de stappen spellingboeke(p. aan de hand van een paar voorbeelden aan het bord. Laat de leerlingen i van kip jou vertellen wat je moet doen. 1 Luister aandachtig. 2 Zeg het woord in stukjes: ‘kop’, ‘buik’ en ‘staart’. 3 Schrijf het woord op. o van sok 4 Kijk goed wat je schreef. Laat daarna twee leerlingen aan het bord een woord schrijven met behulp u van hut van het schema.
Hoorwoorden
1
2 Zeg het woord in stukjes: kop, buik en staart.
Luister aandachtig.
3
spellingboek p. 6
4 Kijk goed wat je schreef.
Schrijf het woord op.
6
1
2 het woord in stukjes: kop, buik en staart.
aandachtig.
3
4 het woord op.
goed wat je schreef.
1.3
2 Deze les gaat over ... De leerlingen kunnen korte klanken zelf herkennen. In een tekst op rijm ontdekken en herkennen de leerlingen het onderwerp van vandaag. Ze lezen de tekst alleen of in duo’s en schrijven de juiste blauwe woorden bij elke prent. De leerlingen spreken de blauwe woorden uit met behulp van de kop-buik-staartmethode en controleren wat ze hebben geschreven.
Deze les gaat over ... Mijn hut is top!
spellingboek p. 7
• Schrijf de blauwe woorden bij de juiste prent. • Zeg het woord in stukjes: h – u – t. • Kijk na of het juist is.
put
zon
zes In mijn boom heb ik een hut want zit ik soms eens in de put, dan klim ik heel snel naar de zon. Wist jij wel dat ik dat kon? Dan zit ik daar met mijn vriend Raf. We praten samen heel wat af. In de boom woont ook een kip en net als ik is zij soms sip.
kok
hok
Ze is dan heel bang voor de kok, maar ik verstop haar in het hok en niemand die haar vinden kan. Zo blijft ze ver weg van de pan. Waarover gaat nu deze les? Zeg het maar, want ik tel tot ...
k ip hut
pan
7
1.4
3 Aan de slag! De leerlingen maken de oefeningen zelfstandig of in duo’s. Oefeningen 3 (aanloop) en 4 (uitdaging) zijn in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Klanken kleuren Door de klank te kleuren wordt het principe kop-buik-staart verder ingeoefend. Loop rond en help leerlingen die ondersteuning nodig hebben. Wat hoor je het eerst? Wat in het midden? Wat het laatst? Aan de slag! Oefening 1
Klanken kleuren
spellingboek p. 8 oefening 1
• Begin bij het eerste woord. • Zeg het woord in stukjes: t – a – s. • Kleur de klank blauw. Doe het zo: t a s. • Schrijf het woord daarna netjes over. t a s
l e s
z i n
t as les Aan de slag! Oefening b o k 1
zin
Klanken v i kleuren n
t o p
top b a l
h u t
hut
m u g
p e t
• ok Begin bij het eerste b vin woord. bal mug pet • Zeg het woord in stukjes: t – a – s. • Kleur de klank blauw. Doe het zo: t a s. Oefening 2 Sokpop doet koprol! • Schrijf het woord daarna netjes over. Oefening 2 Sokpop doet koprol! • In elk woord zitten twee woorden. s op. l e s t o p h t a ze z i n • Schrijf De leerlingen oefenen stappen 2 en 3 van het schema van de • Kleur de buik van elk woord blauw.
u t
hoorwoorden. Ze les herkennen eerst tas zin twee woorden top in een langer hut woord. Ze zeggen elk woord in stukjes en schrijven elk stukje in de juiste volgorde en Doe het zo: koprol → kop en rol. met debjuiste rond en leerlingen o k letter op. v i Loop n b ahelp l m u gdie ondersteuning p e t nodig hebben. Wat hoor je het eerst? Wat in het midden? Wat het laatst?
bok
osbes bosbes
bos
hak
hakmes akmes
Oefening 2
vin
bes bal
en
en m es Sokpop doet koprol!
• akpan In elk woord dakpan dak zitten twee woorden. en pan • Schrijf ze op. it • tophit Kleur de top buik van elk woord ophit en hblauw.
rug
mug
pet
spellingboek p. 8 oefening 2
zak
Doe het zo: rugzak ugzak koprol → kop en enrol.
os sok b
en
hak
en
dak
en
tophit ophit
top
en
rugzak ugzak
rug
en
sokpop okpop
s ok
en
osbes bosbes sokpop okpop
hakmes akmes dakpan akpan
8
bpes op mes pan hit zak pop
1.5
diff.: aanloop
Oefening 3 Terug naar de hut! In deze oefening wordt even teruggegaan naar het begin: de basisklanken a - e - i - o - u worden herhaald en gekoppeld aan beeld.
spellingboek p. 9 oefening 3
Oefening 3 Terug naar de hut!
• Schrijf het juiste woord onder elke prent. • Kies uit: tak – bel – kip – sok – hut.
Oefening 3 Terug naar de hut!
ak het juiste woord ut kip onder elke hprent. • tSchrijf • Kies uit: tak – bel – kip – sok – hut. Oefening 4
diff.: uitdaging
sok
bel
Dak rijmt op ...
Oefening Dak rijmt op ... • Lees de4 zinnen.
• Ken je een woord dat rijmt? Schrijf het op.
Deze oefening geeft een uitdaging door het element rijm toe te voegen en helpt de leerlingen ommak, klankpak, en beeld te verbinden. bak,tegelijkertijd dak, hak, lak, tak, vak, wak.
tak
1 Zak rijmt op
k ip
.
h ut
s ok
b el
dip, hip, kip,.lip, sip, tip.
2 Wip rijmt op
spellingboek p. 9 oefening 4
Oefening 4
Dak rijmt op ...
. hok, jok, kok, lok, mok, pok, rok, sok, tok. Bok rijmt op dok, fok, gok, • 3 Lees de zinnen. • Ken je een woord dat rijmt? Schrijf het op.
2 Wip rijmt op
dut, fut, hut, .jut, nut, tut. b ak, dak, hak, . lak, mak, pak, tak, vak, wak. b el, fel, hel, .lel, nel, pel, rel, tel, wel. dip, hip, kip,.lip, sip, tip.
Oefening 5
Mijn liefste kip!
4 Put rijmt op 1 Zak rijmt op 5 Vel rijmt op
dok, fok, gok,. hok, jok, kok, lok, mok, pok, rok, sok, tok.
3 Bok rijmt op
• Maak vijf tekeningen: van een wip,
dut, fut, hut, jut, nut, tut.
mes,op een rok, een kat en. een juf. 4 een Put rijmt
• Schrijf het juiste woord erbij.
spellingboek p. 9 oefening 5
5 Vel rijmt op
bel, fel, hel, .lel, nel, pel, rel, tel, wel.
Oefening 5
Mijn liefste kip!
Oefening 5 Mijn liefste kip!
• Maak vijf tekeningen: van een wip, een mes, een rok, een kat en een juf.
Dit is een beloningsoefening voor alle leerlingen.
• Schrijf het juiste woord erbij.
9
9
1.6
4 Flits!
spellingboek p. 10
Werkwijze • Lees de zin. • Herhaal het vetgedrukte woord. Zeg het langzaam, maar ‘verletter’ het woord niet. • De leerlingen schrijven het woord op. Ze passen de schrijfstappen toe. • Schrijf het woord op het bord. Pas daarbij hardop de schrijfstappen voor hoorwoorden toe. • De leerlingen controleren en verbeteren indien nodig. Dictee 1 De zon is vandaag heel warm. 2 Wat wil Loes graag zwemmen! 3 Maar haar zus wil niet. 4 Zij hangt liever aan het rek. 5 En Loes speelt dus maar met de kat.
5 Reflectie
spellingboek p. 10
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Laat de stappen nog eens klassikaal verwoorden. Laat leerlingen die nog wat moeite hebben aan jou uitleggen hoe jij het moet doen, aan de hand van een voorbeeld. Schrijf mee op het bord en bedank de leerling voor de uitleg. De leerlingen geven hun evaluatie ook in hun spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij kleurt jouw indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
1.7
LES 2
In de boom
TAALBENDEDOELEN Spelling De leerlingen schrijven lange klanken in klankzuivere MKM-woorden.
Taalbeschouwing De leerlingen denken na over de klanken en de klankcombinaties in het Nederlands en gebruiken daarbij de term ‘klank’. De leerlingen denken na over begin-, midden- en eindklanken in een woord. De leerlingen herkennen de gedekte klinkers a, e, i, o en u en de vrije klinkers aa, ee, oo, uu.
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven MK- en MKM-hoorwoorden met lange klanken juist.
Dit leren we nu. De leerlingen herhalen MK- en MKM-hoorwoorden met lange klanken.
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven MMKM-hoorwoorden juist.
MATERIAAL Spellingboek p. 11-16 Wandplaat / kopieerblad van de boomhut (kopieerbladen 1.1) Wandplaten / kopieerbladen van de korte en lange klanken (kopieerbladen 1.2-1.12) Wandplaat / kopieerblad van het schema van de hoorwoorden (kopieerblad 1.19) Kleurpotloden
2.1
LESVERLOOP 1 Dit kan ik al! Ik kan hoorwoorden met een lange klank juist schrijven.
2 Deze les gaat over ... Het ontdekken van de lange klanken in een gedicht.
3 Aan de slag! Oefenen
4 Flits! Een dictee met korte en lange klanken
5 Reflectie
VOOR DE LES Je hangt de wandplaten / kopieerbladen van de korte en lange klanken vooraan in de klas. Je legt het schema van de hoorwoorden klaar. Je voorziet kleurpotloden.
NA DE LES Je verbetert het dictee.
LESVERLOOP 1 Dit kan ik al!
LES 2 In de boom Hoorwoorden
spellingboek p. 11
DIT KAN IK AL! Ik kan hoorwoorden met een lange klank juist schrijven.
1
2
Zeg het woord in stukjes: kop, buik en staart.
Luister aandachtig.
aa van raam – ee van peer – oo van boom – uu van buur
3
4
Kijk goed wat
Schrijf hetschrijfstappen woord op. • Ken je de nog? je schreef. • Schrijf de woorden op de juiste plaats: zeg – kijk – luister – schrijf.
1
2 Luister
het woord in stukjes: kop, buik en staart.
aandachtig.
3
4 Schrijf
Kijk goed wat je schreef.
het woord op.
Deze les gaat over ... 1
Zeg
2
• Kleur de woorden met een lange klank groen. • Hoeveel woorden zijn dat? 3
4
Wijs op de wandplaat van de boomhut en laat verwoorden wat er allemaal te zien is: raam, peer, boom, buur. Geef aan dat je op zoek bent naar de lange klanken. Laat de klankkaarten één voor één hardop lezen en associëren met de wandplaat: raam, peer, boom, buur. Laat daarna de ‘buik’ van de woorden verklanken zoals leerlingen dat kennen uit het eerste leerjaar: de aa van raam, de ee van peer, de oo van boom, de uu van buur. Gebruik daarbij altijd de klankkaarten en verwijs ook altijd naar de wandplaat van de boomhut.
11
Doe daarna de klankkaarten weg en laat alleen de letters aa, ee, oo en uu zien op de wandplaat en juist verklanken. De leerlingen associëren nu elke letter bij iets wat op de wandplaat te zien is. Wat hoort bij de uu (buur)? En bij de ee (peer)? ...
2.2
Schema van de hoorwoorden: herhaling Laat enkele leerlingen nog eens omschrijven wat hoorwoorden zijn. Besluit dat hoorwoorden woorden zijn waarbij je precies schrijft wat je hoort. Maak de overgang naar het schema van de hoorwoorden in het spellingboek (p. 11). Plaats dat schema aan het bord. Doorloop de stappen aan de hand van een paar voorbeelden aan het bord. Laat de leerlingen jou vertellen wat je moet doen. 1 Luister aandachtig. 2 Zeg het woord in stukjes: ‘kop’, ‘buik’ en ‘staart’. 3 Schrijf het woord op. 4 Kijk goed wat je schreef. Laat daarna twee leerlingen aan het bord een woord schrijven met behulp van het schema.
2 Deze les gaat over ... De leerlingen kunnen lange klanken zelf herkennen. In een tekst op rijm ontdekken en herkennen de leerlingen het onderwerp van vandaag. Ze lezen de tekst alleen of in duo’s en kleuren alle woorden met een lange klank groen. Laat daarna alle leerlingen een van de woorden uitspreken met behulp van de kop-buik-staartmethode. Wie heeft alle woorden gevonden? Overloop ze samen: het zijn er 25. Als de leerlingen ‘een’ niet meetellen, omdat dat woord alleen klankzuiver is als het als ‘één’ wordt uitgesproken, is het aantal van 22 ook heel goed. Sta kort stil bij woorden als ‘beer’ en ‘voor’ die door de afsluiting van de letter r van klank verkleuren. Je kunt daarbij de fopletter-regel inzetten.
• Je hoort een i, maar je schrijft een ee. • Je hoort een o, maar je schrijft een oo.
spellingboek p. 12
Raar gedicht Op het meer, kleine beer, gaat een boot heen en weer. En de maan ziet hem gaan in een lange baan. Op de boot, kleine haas, staat een pot room en kaas. Jij gaat snel naar het vuur, want de nacht is zo guur. En de soep die je rook, is wat ik voor je kook. Kom jij ook?
2.3
3 Aan de slag! De leerlingen maken de oefeningen zelfstandig of in duo’s. Oefeningen 3 (aanloop) en 4 (uitdaging) zijn in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Lang en groen De leerlingen oefenen het rangschikken zoals ze dat in het vorige lesdeel hebben gedaan. Aan de slag! Oefening 1
spellingboek p. 13 oefening 1
Lang en groen
• Kleur het raam, de peer, de boom en de buur groen. • Schrijf de woorden daarna netjes over.
Aan de slag! Oefening 1
Lang en groen
aa
ee
oo
• Kleur het raam, de peer, peer de boom en de buurboom groen. raam • Schrijf de woorden daarna netjes over.
raam
peer
Oefening 2
boom
uu buur
buur
Elk woord zoals het hoort
Oefening Elk zoals het • Kleur de2aa, dewoord ee, de oo en de uu hoort groen.
• Doe het zo: r
aa m.
De leerlingen oefenen stappen 2 en 3 van het schema van de • Schrijf de woorden daarna netjes over. hoorwoorden. Door de klank te kleuren wordt het principe kop-buik-staart verderj aa ingeoefend. De leerlingen zeggenk elk woord in stukjes en schrijven oo p z uu r r l ee s aa in de juiste volgorde ee oo uu rond en elk stukje en met de juiste letter op. Loop raam peer boom buur koop zuur jaarleerlingen ondersteuning help die lees nodig hebben. Wat hoor je het eerst? Wat in het midden? Wat het laatst? raam peer boom buur
Oefening 3
Geen oo in kaas
spellingboek p. 13 oefening 2
Elk woord zoalsbijhet • Oefening Schrijf de2volgende woorden de hoort juiste klank.
• Kleur de aa, de ee, de oo en de uu groen. – boot – haan – kaas – muur – roos – teen – vuur • Doe het zo: rzeep aa m. • Schrijf de woorden daarna netjes over. aa j aa r
ee l ee s
oo k oo p
uu z uu r
haan j aar
zeep lees
boot koop
muur zuur
kaas Oefening 3
teen
r oos
v uur
Geen oo in kaas
• Schrijf de volgende woorden bij de juiste klank.
13
zeep – boot – haan – kaas – muur – roos – teen – vuur
aa
ee
oo
uu
haan
zeep
boot
muur
kaas
teen
roos
vuur
2.4
• Kleur de aa, de ee, de oo en de uu groen. • Doe het zo: r aa m. • Schrijf de woorden daarna netjes over. diff.: aanloop
Oefening 3 Geen oo in kaas j aa r
l ee s
k oo p
De leerlingen rangschikken de klanken. jaar
spellingboek p. 13 oefening 3
lees
Oefening 3
koop
z uu r
zuur
Geen oo in kaas
• Schrijf de volgende woorden bij de juiste klank. zeep – boot – haan – kaas – muur – roos – teen – vuur
aa
diff.: uitdaging
ee
oo
uu
haan
zeep
boot
muur
kaas
teen
r oos
v uur 13
Oefening 4 In de spiegel ... Een iets moeilijkere oefening waarbij kop-buik-staart heel goed moeten worden benoemd.
spellingboek p. 14 oefening 4
Oefening 4
In de spiegel ...
• Lees het woord van rechts naar links. • Schrijf dat woord op. • Kleur de buik van elk woord groen. • Doe het zo: maan _ naam.
raam aam
koor _
leeg eeg
reep _
noot oot
raap _
maar _ geel _ toon _
rook peer eer paar aar
Oefening 5 Toveren met klanken
• Maak de korte klank bij de woorden lang. • Schrijf het woord achter de pijl. Doe het zo: ram → raam. tak
→
taak
pot →
bek
→
beek
mat →
boom
wek →
bom →
2.5
poot maat week rook
lat
→
laat
rok
ver
→
veer
hak →
→
haak
Oefening 4
In de spiegel ...
• Lees het woord van rechts naar links. • Schrijf dat woord op. Oefening 5 Toveren met klanken • Kleur de buik van elk woord groen. • Doe het zo: maan _ naam.
De leerlingen maken korte klanken lang. Bespreek de oefening door ook bij de betekenissen van de nieuwe woorden stil te staan, zodat het niet aam koor _ rook maar _ raam alleen een technische oefening blijft. Vraag aan de leerlingen om kopbuik-staart te benoemen. eer blauw worden gekleurd geel _ leeg eeg _ peer klanken Als er voldoende tijd is, kunnen dereep korte en de lange klanken groen.
noot oot
toon _
paar aar
raap _
spellingboek p. 14 oefening 5
Oefening 5 Toveren met klanken
• Maak de korte klank bij de woorden lang. • Schrijf het woord achter de pijl. Doe het zo: ram → raam. tak
→
taak
pot →
bek
→
beek
mat →
boom
wek →
bom →
poot maat week rook
lat
→
laat
rok
ver
→
veer
hak →
→
haak
Oefening 6 Teken maar!
spellingboek p. 15 oefening 6
Dit is een beloningsoefening voor alle leerlingen.
14
2.6
spellingboek p. 16
4 Flits! Werkwijze • Lees de zin. • Herhaal de vetgedrukte woorden één voor één. Zeg ze langzaam, maar ‘verletter’ niet. • De leerlingen schrijven alle vetgedrukte woorden uit de zin op. Ze passen de schrijfstappen toe. • Schrijf de woorden daarna op het bord. Pas daarbij hardop de schrijfstappen voor hoorwoorden toe. • De leerlingen controleren en verbeteren indien nodig. • Ga door naar de volgende zin. Dictee 1 Een haas is kaal zonder haar. 2 Een teen zonder been is raar. 3 Toos koos een roos. 4 De buur kijkt al een uur naar het vuur. 5 Ik wek je over een week. 6 De kat stak zijn poot in de pot. 7 De rit met de bus is heel duur. 8 Zit Bas met Jos in de bus?
5 Reflectie
spellingboek p. 16
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Laat de stappen nog eens klassikaal verwoorden. Laat leerlingen die nog wat moeite hebben aan jou uitleggen hoe jij het moet doen, aan de hand van een voorbeeld. Schrijf mee op het bord en bedank de leerling voor de uitleg. De leerlingen geven hun evaluatie ook in hun spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij kleurt jouw indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
2.7
LES 3
Op zoek naar iets anders
TAALBENDEDOELEN
LESVERLOOP
Spelling
1 Dit kan ik al!
De leerlingen schrijven de tweeklanken ie, oe, eu, ui in klankzuivere MKM-woorden.
Taalbeschouwing De leerlingen denken na over klanken die worden weergegeven door meer dan één letterteken.
Ik kan het verschil horen tussen een korte klank, een lange klank en een andere klank.
2 Deze les gaat over ... Herhalen en rangschikken van andere klanken.
3 Aan de slag! Oefenen
4 Flits!
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar.
Dictee
5 Reflectie
De leerlingen schrijven MKM-woorden met tweeklanken juist.
Dit leren we nu. De leerlingen schrijven MKM-woorden met tweeklanken juist.
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven MKMM-woorden juist.
VOOR DE LES Je hangt de wandplaten / kopieerbladen van de korte, lange en andere klanken vooraan in de klas. Je legt het schema van de hoorwoorden klaar. Je voorziet kleurpotloden.
MATERIAAL Spellingboek p. 17-22 Wandplaat / kopieerblad van de boomhut (kopieerblad 1.1) Wandplaten / kopieerbladen van de korte, lange en andere klanken (kopieerbladen 1.2-1.18) Wandplaat / kopieerblad van het schema van de hoorwoorden (kopieerblad 1.19) Kleurpotloden
NA DE LES Je verbetert het dictee.
3.1
LESVERLOOP
Hoorwoorden 1 Dit kan ik al! 1
2
LES 3 Op zoek naar iets anders Zeg het woord Luister aandachtig.
in stukjes: kop, buik en staart.
3
4 DIT KAN IK AL!
Kijk goed wat Schrijf het woord op. je schreef. Ik kan het verschil horen tussen een korte klank, een lange klank en een andere klank.
1
2 het woord in stukjes: kop, buik en staart.
aandachtig.
3
ie van tien
oe van doek
4
ui van luik
goed wat
het woord op.
spellingboek p. 17
eu van deur
je schreef. • Ken je de schrijfstappen nog? • Schrijf het eerste woord van elke stap bij de juiste prent.
1
2
Luister 3
Zeg 4
Schrijf
Kijk
Zeg het woord in stukjes. Luister aandachtig. Kijk goed wat je schreef. Schrijf het woord op.
17
3.2
Wijs op de wandplaat van de boomhut en laat verwoorden wat er allemaal te zien is: tien, luik, deur, doek. Geef aan dat je op zoek bent naar de andere klanken. Laat de klankkaarten één voor één hardop lezen en associëren met de wandplaat: tien, luik, deur, doek. Laat daarna de ‘buik’ van de woorden verklanken zoals leerlingen dat kennen uit het eerste leerjaar: de ie van tien, de ui van luik, de eu van deur, de oe van doek. Gebruik daarbij altijd de klankkaarten en verwijs ook altijd naar de wandplaat van de boomhut. Doe daarna de klankkaarten weg en laat alleen de letters ie, ui, eu en oe zien op de wandplaat en juist verklanken. De leerlingen associëren nu elke letter bij iets wat op de wandplaat te zien is. Wat hoort bij de eu (deur)? En bij de oe (doek)? ... Schema van de hoorwoorden: herhaling Laat enkele leerlingen nog eens omschrijven wat hoorwoorden zijn. Besluit dat hoorwoorden woorden zijn waarbij je precies schrijft wat je hoort. Voor elke klank is er een passende letter. Maak de overgang naar het schema van de hoorwoorden in het spellingboek (p. 17). Plaats dat schema aan het bord. Doorloop samen de juiste volgorde van de stappen en laat die noteren. Laat twee leerlingen jou vertellen wat je moet doen. 1 Luister aandachtig. 2 Zeg het woord in stukjes: ‘kop’, ‘buik’ en ‘staart’. 3 Schrijf het woord op. 4 Kijk goed wat je schreef. Laat daarna twee leerlingen aan het bord een woord schrijven met behulp van het schema. Betrek daarbij vooral leerlingen die het nog lastig vinden en help hen veilig door de stappen.
3.3
2 Deze les gaat over ... De leerlingen herhalen en rangschikken andere klanken. In een tekst op rijm herkennen de leerlingen zelf het onderwerp van vandaag. Ze lezen de tekst alleen of in duo’s en rangschikken alle woorden met de andere klank onder het juiste kopje. Laat daarna alle leerlingen een van de woorden uitspreken met behulp van de kop-buik-staartmethode. Sta kort stil bij woorden als ‘deur’ en ‘geur’ die door de afsluiting van de letter r van klank verkleuren naar u. Je kunt daarbij de fopletter-regel inzetten.
• Je hoort een i, maar je schrijft een ee. • Je hoort een o, maar je schrijft een oo. • Je hoort een u, maar je schrijft een eu.
spellingboek p. 18
Deze les gaat over ...
• Schrijf de oranje woorden bij de juiste klank. Het zit niet in het riet en jeuk is niet leuk. Een muis is geen luis en mijn boek niet van koek. Juf riep: niet zo diep! De reus heeft geen keus, een duif heeft geen kuif en een hoen geeft geen zoen! ie
ui
eu
oe
niet
muis
jeuk
boek
riet
luis
leuk
koek
riep
duif
reus
hoen
diep
kuif
keus
zoen
Aan de slag! Oefening 1
Schrijf het woord zoals het hoort.
• Kleur de ie, de ui, de eu of de oe oranje. • Doe het zo: v ie r. • Schrijf de woorden daarna netjes over. b eu k
beuk
3.4
n ie t
niet
m ui s
muis
v oe t
voet
en een hoen geeft geen zoen! ie
ui
eu
oe
3 Aanniet de slag!
muis
jeuk
boek
riet
luis
leuk
koek
De leerlingen maken de oefeningen zelfstandig of in duo’s. Oefeningen 4 (uitdaging) en 5 (aanloop) zijn in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Schrijf het woord zoals het hoort.
hoen
reus
duif
riep
De leerlingen koppelen klank en klankbeeld aan elkaar. Laat opnieuw kuif diep keus dat je onmiddellijk zoen verklanken met kop - buik - staart. Zorg ervoor feedback kunt geven bij hun resultaat. Aan de slag! Oefening 1
spellingboek p. 18 oefening 1
Schrijf het woord zoals het hoort.
• Kleur de ie, de ui, de eu of de oe oranje. • Doe het zo: v ie r. • Schrijf de woorden daarna netjes over. b eu k
n ie t
niet
beuk
m ui s
muis
v oe t
voet
Oefening 2 Zoek je de koek? De leerlingen koppelen een woord aan een prent.
Oefening 2 18
spellingboek p. 19 oefening 2
Zoek je de koek?
• Kijk naar de prent. • Zoek in het rijtje eronder welk woord erbij hoort. • Schrijf het woord bij de prent.
mier
deur bier
deuk
mier
geur
vier
deur
pier
leuk
duim
boek duik
boek
duif
koek
duim
zoek
duin
doek
Oefening 3
Een reus met een neus
• Maak rijtjes van woorden met dezelfde klanken. • Kies uit: reus – wiel – boek – duif – poes – leuk – riet – buik.
3.5
duim
boek
Oefening 3 Een reus met een neus duik
boek
duif
koek
duin
doek
De leerlingen oefenen het rangschikken zoals ze dat in de vorige lessen duim zoek hebben gedaan.
spellingboek p. 19 oefening 3
Oefening 3
Een reus met een neus
• Maak rijtjes van woorden met dezelfde klanken. • Kies uit: reus – wiel – boek – duif – poes – leuk – riet – buik. • Kleur alle klanken ie, eu, ui en oe oranje. ui van muis
oe van Loes
eu van neus
ie van tien
duif uif
boek oek
eus reus
wiel iel
buik uik
poes oes
leuk euk
riet iet 19
diff.: uitdaging
Oefening 4 Een mier is een dier De leerlingen kiezen uit twee klanken de juiste en schrijven het woord op.
spellingboek p. 20 oefening 4
Oefening 4
Een mier is een dier
• Vul de woorden aan met de juiste klank.
ie
ie of eu
m
ui of ie
h
oe of eu
d
oe of ie
v
eu of ui
d
Oefening 5
eu
s
ie
r
oe
k
ie
t
eu
r
r
r
ui
s
d
eu
r
k
oe
t
n
ui
f
g
Op je mooist!
• Lees het woord. • Welke klank staat in de buik van het woord? • Zeg de klank hardop. • Schrijf de klank drie keer met oranje in het vak.
oe, oe, oe
3.6
eu, eu, eu
ui, ui, ui
ie, ie, ie
ie
ie of eu
m
ui of ie
h
ui eu
d
s
ie
r
oe
k
r
s
d
Oefening 5 Op je mooist! oe of eu
eu
r
r
k
diff.: aanloop
De leerlingen die dat hebben, t n ie tverbinden in deze oefening nogmaals oe of ie v oenodig beeld aan klank.
ui
d
eu of ui
Oefening 5
f
eu
g
r
Op je mooist!
spellingboek p. 20 oefening 5
• Lees het woord. • Welke klank staat in de buik van het woord? • Zeg de klank hardop. • Schrijf de klank drie keer met oranje in het vak.
oe, oe, oe
eu, eu, eu
ui, ui, ui
ie, ie, ie
Oefening 6 Teken hier!
spellingboek p. 21
Dit is een beloningsoefening voor alle leerlingen.
4 Flits! 20
spellingboek p. 22
Werkwijze • Lees de zin. • Herhaal het vetgedrukte woord. Zeg het traag en duidelijk, maar ‘verletter’ het woord niet! • De leerlingen schrijven het woord op. Ze passen de schrijfstappen toe. • Schrijf het woord op het bord. Daarbij kun je ‘hardop denken’ of ‘model staan’. Zeg hardop voor jezelf de schrijfstappen voor hoorwoorden en pas die stap voor stap toe op het woord. • De leerlingen controleren en verbeteren indien nodig. Dictee Loes ziet een muis, bij de deur naar de tuin. Zij vindt dat niet leuk. Een muis is vies, zegt Loes. Ik zoek de poes! Maar de poes heeft net zijn voer op. Zijn buik is dik. Poes is lui. Met zijn neus vangt hij de geur op van de muis. Hij ziet het dier ook. Hij opent zijn muil ... en valt in slaap. Piep! zei de muis.
3.7
5 Reflectie
spellingboek p. 22
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Laat de stappen nog eens klassikaal verwoorden. Laat leerlingen die nog wat moeite hebben aan jou uitleggen hoe jij het moet doen, aan de hand van een voorbeeld. Schrijf mee op het bord en bedank de leerling voor de uitleg. De leerlingen geven hun evaluatie ook in hun spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij kleurt jouw indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
3.8
LES 4
Alle klanken klinken cool
TAALBENDEDOELEN
LESVERLOOP
Spelling
1 Dit kan ik al!
De leerlingen onderscheiden klinkers en medeklinkers. De leerlingen kennen en gebruiken de begrippen ‘klinker’ en ‘medeklinker’.
Taalbeschouwing De leerlingen duiden klanken aan als klinker en medeklinker en daarbij de termen ‘klinker’ en ‘medeklinker’.
Ik kan het verschil horen tussen een korte klank, een lange klank en een andere klank.
2 Deze les gaat over ... De leerlingen leren dat je een klinker kunt roepen en een medeklinker niet.
3 Aan de slag! Oefenen
4 Flits! Dictee
LEERLIJNEN
5 Reflectie
Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven MKM-woorden met tweeklanken juist.
Dit leren we nu. De leerlingen onderscheiden klinkers en medeklinkers. De leerlingen kennen en gebruiken de begrippen ‘klinker’ en ‘medeklinker’.
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven MKMM-woorden correct.
VOOR DE LES Je hangt de wandplaten / kopieerbladen van de korte, lange en andere klanken vooraan in de klas. Je voorziet kleurpotloden.
NA DE LES Je verbetert het dictee.
MATERIAAL Spellingboek p. 23-26 Wandplaten / kopieerbladen van de korte, lange en andere klanken (kopieerbladen 1.2-1.18) Wandplaat / kopieerblad van het schema van de hoorwoorden (kopieerblad 1.19) Kleurpotloden
4.1
LESVERLOOP
4 ikAlle 1 LES Dit kan al!
klanken klinken cool
spellingboek p. 23
DIT KAN IK AL! Ik kan het verschil horen tussen een korte klank, een lange klank en een andere klank.
• Ken je de klanken nog?
LES• Kleur 4 deAlle klanken klinken cool korte klanken a – e – i – o – u: blauw.
De leerlingen gaanklanken onmiddellijk in het spellingboek (p. 23) en • Kleur de lange aa – ee –aan oo –de uu:slag groen. kleuren de klanken volgens de afspraak: blauw • Kleur de andere klanken ie – oe – eu – ui: oranje. = korte klank, groen = lange klank en oranje = andere klank. z u s
m ee r
l ui s
b oo t
w i p
l ie f
w i t
m e s
v oe r
d u n
v uu r
t ee k
• Ken l ojes de klanken r ienog? t b u s r e m • Kleur de korte klanken a – e – i – o – u: blauw. • Kleur de lange klanken aa – ee – oo – uu: groen. • Kleurles degaat andere klanken Deze over ... ie – oe – eu – ui: oranje.
n eu s
z oe n
b oo t
w i p
l ie f
Een kant roepen, een mletter aa tdie ik niet z oe misuu r medeklinker. j a s
l eu k
r oo k
r eu s
v aa r
l ui k
• Plaats elke letter bij de juiste mond. w i t m e s v oe r d u n • Probeer altijd zachtjes of je de letter kunt roepen.
v uu r
t ee k
n eu s
z oe n
Laat daarna de woorden lezen waarin de middelste letter (de ‘buik’) blauw DIT KAN IK AL! m aa t z oe de t klinkers m uu op r het bord j a s of gebruik l eu kde klankkaarten. r oo k werd gekleurd. Schrijf Ik kan het verschil horen tussen een korte klank, Doe dat daarna ook met de woorden waarin de middelste letters groen en een klank p e gekleurd. t m o lange p p aen n een andere r eu sklank. v aa r l ui k oranje zijn
spellingboek p. 23
z u s m ee r l ui s Een letter die ik kan roepen, is een klinker.
p e t
m o p
p a n
l o s r ie t b u s r e m k – i – oo – s – ui – ee – r – m – a – ie
Deze les gaat k over ...
r
oo
i
ui
2 Deze les gaat over ...
ee het bord eens hard ie te Vraag dedieleerlingen omisenkele letters op Eenaan letter ikskan roepen, eenm klinker. roepen. Schrijf boven deroepen, klinkers ‘roepen’. a Een letter die ik niet kan is een medeklinker. Vraag daarna aan de leerlingen om in de vorige oefening (Dit kan ik al!) op zoek te gaan naar letters die niet zijn gekleurd. Schrijf enkele letters op het bord of gebruik de klankkaarten. Vraag aan de • Plaats elke letter bij de juiste mond. leerlingen om die letters luid te roepen. Laat verwoorden dat dat niet gaat. • Probeer altijd zachtjes of je de letter kunt roepen. Schrijf boven die letters ‘niet roepen’.
23
k – i – oo – s – ui – ee – r – m – a – ie
Spellingboek p. 23 oo Laat de letters lezen, laat ze ‘roepen’. De leerlingen plaatsen elke letter bij r i kunt roepen, heel ui luid kunt de juiste mond. kBesluit dat je sommige letters laten klinken. Daarom noemen we ze klinkers. s Een letter die mik kan roepen, ee is een klinker.ie Schrijf op het bord:
a
4.2
23
• Kleur de andere klanken ie – oe – eu – ui: oranje. z u s
m ee r
l ui s
b oo t
w i p
l ie f
m aa t
z oe t
m uu r
j a s
l eu k
r oo k
w i t
m e s
v oe r
d u n
v uu r
t ee k
Besluit dat je sommige letters niet kunt roepen. Schrijf boven die letters ‘medeklinkers’. p e t m o p p a n r eu s v aa r l ui k Schrijf op het bord: Een letter die ik niet kan roepen, is een medeklinker. Gebruik voortaan de termen ‘letter’, ‘klinker’ en ‘medeklinker’ waar het o s de leerlingen r ie t b u s passend r e mgebruiken. n eu s z oe n past. Laat look die termen
Deze les gaat over ...
spellingboek p. 23
Een letter die ik kan roepen, is een klinker. Een letter die ik niet kan roepen, is een medeklinker.
• Plaats elke letter bij de juiste mond. • Probeer altijd zachtjes of je de letter kunt roepen.
k – i – oo – s – ui – ee – r – m – a – ie
oo
k
r
i
ui
s
m
ee
ie
a
23
3 Aan de slag! De leerlingen maken de oefeningen zelfstandig of in duo’s. Oefeningen 5 (uitdaging) is in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Roep heel hard blauw! De leerlingen herkennen en kleuren klinkers en medeklinkers. Laat enkele letters nog eens luid roepen. Aan de slag! Oefening 1
Roep heel hard blauw!
spellingboek p. 24 oefening 1
• Kleur de letters die je kunt roepen blauw. Dat zijn de klinkers. • Kleur de andere letters geel. Dat zijn de medeklinkers. n
oo
ee
k
t
v
p
uu
r
s
f
e
b
i
eu
d
g
u
ie
m
ui
l
Oefening 2 Wat staat hier?
• Schrijf het woord bij de prent. • Kies uit: kan – lam – bal – teen – rok – pan – lat – kam. • Kleur de medeklinkers geel.
la lat t
tee teen
ka kam
ba bal l
rok k
ka kan
pan
la lam
4.3
• Kleur de letters die je kunt roepen blauw. Dat zijn de klinkers. • Aan Kleur andere letters geel. Dat zijn de medeklinkers. dede slag! Oefening 1ee Roep n oo k heel t hard v blauw! p uu
Oefening 2 Wat staat hier?
r
s
f
e b de letters i eu je kunt d roepen g ublauw. ie Dat m uiklinkers. l • Kleur die zijn de
• Kleur de andere letters geel. Dat zijn de medeklinkers. Oefening 2 Wat staat hier?
spellingboek p. 24 oefening 2
n
oo ee k t v p uu r s • Schrijf bij dedprent. e b het iwoordeu g u ie m ui • Kies uit: kan – lam – bal – teen – rok – pan – lat – kam.
f l
• Kleur de medeklinkers geel.
Oefening 2 Wat staat hier?
• Schrijf het woord bij de prent. • Kies uit: kan – lam – bal – teen – rok – pan – lat – kam. • Kleur de medeklinkers geel.
la lat t
tee teen
ka kam
ba bal l
la lat t
tee teen
ka kam
ba bal l
rok k
ka kan
pan
la lam
Oefening 3 Wie is verdwaald?
Oefening 3 Wie is niet verdwaald? • Een letter past in de rij. Trek er een kring rond.
rok k
ka kan
• Schrijf de letter naast de rij. • Is het een klinker of een medeklinker? 3 Wie is verdwaald? • Oefening Zet een kruisje in het juiste hok.
spellingboek p. 24 oefening 3
klinker medeklinker • Een letter past niet in de rij. Trek er een kring rond. • Schrijf de –letter naast ee – n – aa a – ei – o de n rij. • Is het een klinker of een medeklinker? oe k oeeen – s –kruisje t – k – in mhet juiste hok. • –Zet
ee –o oo –– n ie –– aa u ––ea– –f ei – uu
e f n
k – oe – s – t – k – m
oe
r–b–e–v–z–d
e
oo – ie – u – e – f – uu
f
r–b–e–v–z–d
24
24
4.4
pan
klinker
medeklinker
la lam
Oefening 4 Kaal en blauw In de tekst kleuren de leerlingen de klinkers van de vetgedrukte woorden blauw. De bijzondere klinker ij komt ook een keer voor. Daarmee gaan de leerlingen in thema 2 verder aan de slag.
Oefening 4
Kaal en blauw
spellingboek p. 25 oefening 4
• Kleur de klinkers in de vetgedrukte woorden blauw. Kaal oom De boom uin in onze tuin is nu bijna kaal, aal mijn ijn vader ook. ook aar na de herfst erfst Maar en de winter komt omt de lente en wordt ordt de boom oom weer eer prachtig vol. ol Mijn vaders hoofd oofd denk ik niet. iet (Theo Olthuis)
Oefening 5
MKM!
Oefening 5 MKM!
• Maak woorden die je kent. • Plaats altijd een medeklinker voor en een medeklinker achter de klank.
Eigen antwoord van de leerlingen.
4 Flits!
a
spellingboek p. 25 oefening 5 diff.: uitdaging
e
i
o
u
spellingboek p. 26
Werkwijze Lees alleen de vetgedrukte woorden voor. Lees elk woord twee keer en uu ee oo een kring doe dat langzaam,aa zonder te verletteren. De leerlingen zetten rond het juiste woord en schrijven het over.
Dictee beuk reuk heus leuk
buik ruik huis luik
oe
ui
deuk keus reus peuk
duik kuis ruis puik
eu
ie
25
4.5
5 Reflectie
spellingboek p. 26
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Benoem samen nog eens wat klinkers en medeklinkers zijn en hoe je ze van elkaar kunt onderscheiden (het wel of niet kunnen roepen). Laat leerlingen die nog wat moeite hebben aan jou uitleggen wat klinkers en medeklinkers zijn, aan de hand van een voorbeeld. Schrijf mee op het bord en bedank de leerling voor de uitleg. De leerlingen geven hun evaluatie ook in hun spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij kleurt jouw indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
4.6
LES 5
Korte tak en lange boom
TAALBENDEDOELEN
LESVERLOOP
Spelling
1 Dit kan ik al!
De leerlingen onderscheiden en rangschikken korte en lange klinkers in eenlettergrepige woorden.
Ik kan klinkers en medeklinkers benoemen en van elkaar onderscheiden.
2 Deze les gaat over ... Het onderscheid tussen een korte en een lange klank.
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven hoorwoorden met een korte klank juist. De leerlingen schrijven hoorwoorden met een lange klank juist.
3 Aan de slag! Oefenen
4 Flits! Dictee
5 Reflectie
Dit leren we nu. De leerlingen onderscheiden en rangschikken korte en lange klinkers in eenlettergrepige woorden.
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven vrije klinkers in een open lettergreep.
VOOR DE LES Je hangt de wandplaten / kopieerbladen van de korte, lange en andere klanken vooraan in de klas. Je legt het schema van de hoorwoorden klaar. Je voorziet kleurpotloden.
MATERIAAL Spellingboek p. 27-31 Wandplaat / kopieerblad van de korte, lange en andere klanken (kopieerbladen 1.2-1.18) Wandplaat / kopieerblad van het schema van de hoorwoorden (kopieerblad 1.19) Kleurpotloden
NA DE LES Je verbetert het dictee.
5.1
LESVERLOOP
5 ikKorte 1 LES Dit kan al!
tak en lange boom
spellingboek p. 27
DIT KAN IK AL! Ik kan klinkers en medeklinkers benoemen en van elkaar onderscheiden.
LES 5 Korte tak en lange boom • Kleur de letters die je kunt roepen blauw. Dat zijn de klinkers.
Laat• de letters op enkele klassikale klankkaarten ordenen in klinkers en Kleur de andere letters oranje. Dat zijn de medeklinkers. medeklinkers. Laat nog eens ervaren dat je een klinker kunt roepen, een medeklinker niet.DIT KAN IK AL! R a f
r ij d t
o p
d e
f ie t
s
n aa r
N oo r
.
Ik kan klinkers en medeklinkers benoemen en van elkaar
Nadat en D de e leerlingen r ei s klinkers i s l amedeklinkers n g , d hebben e w i gekleurd n d i(spellings g uu r onderscheiden. boek p. 27), schrijf je klinkers en medeklinkers in twee groepen op het bord.
.
LESB 5 e s Korte t s t oetak r ! en lange boom spellingboek p. 27
• Kleur de letters die je kunt roepen blauw. Dat zijn de klinkers. Deze les gaat over ... • Kleur de andere letters oranje. Dat zijn de medeklinkers. • Schrijf de klinkers op de juiste vlag. R a f D e
DIT KAN IK AL!
d e r ij d t o p f ie t s n aa r N oo r . Ik kan klinkers en medeklinkers benoemen en van elkaar onderscheiden. r ei sKORTi s l a n g ,
o, e,ta, i s
B e s
t oe r
d e
uu, oo, aa
!
LANG w i n d
i
s
g uu r
.
• Kleur de letters die je kunt roepen blauw. Dat zijn de klinkers. • Kleur andere Deze lesde gaat overletters ... oranje. Dat zijn de medeklinkers.
2 Deze lesde gaat over ... • Schrijf klinkers op de juiste vlag.
R a f r ij d t heto onderscheid p d e f ie t seen korte n aa r en lange N oo rklank. . De leerlingen herhalen tussen r ei s verwoorden i s l awat n g d e doen. w i Laat n d de klinkers i s grond uu r Laat D deeleerlingen ze ,moeten LANG KORT de vlaggen lezen. Vraag of ze kort of lang klinken. De leerlingen schrijven uu, oo, aa B e s t t oe r ! elke klinker vlag. o, i desjuiste e, a,in
spellingboek p. 27
.
Deze les gaat over ...
• Schrijf de klinkers op de juiste vlag. 27
KORT
o, e, a, i
uu, oo, aa
LANG
27
5.2
Laat de steunwoorden met de korte klank lezen. Laat telkens de klinker verklanken. Wijs op de letters die kort klinken: a, e, i, o, u. Schrijf die op het bord. Vestig er de aandacht op dat je een korte klinker met één letterteken schrijft. Schrijf erboven ‘kort’ en teken er een punt onder.
spellingboek p. 28
kort
kort
kort
kort
kort
a
e
i
o
u
kort
kort
kort
kort
kort
Doe hetzelfde met de steunwoorden met een lange klank. Laat opmerken dat die klinkers lang klinken en dat je ze met twee dezelfde lettertekens a u schrijft. Schrijf erboven ‘lang’ een teken er ieen streepoonder. De leerlingen hebben die begrippen en symbolen al in het eerste leerjaar geleerd. kort
kort
lang a
kort lang
e
kort lang
i
kort lang
o
u
aa
ee
oo
uu
lang
lang
lang
lang
oo
uu
lang
lang
oo
uu
spellingboek p. 28
De letters a – e – i – o – u klinken kort. Ik schrijf ze met één letterteken. ee De letters aa – ee –aa oo – uu klinken lang. Ik schrijf ze met twee dezelfde lettertekens. lang lang
De letters – e – i – o – ujuf klinken Overloop de averborgen met kort. deeeleerlingen. aa Ik schrijf ze met één letterteken.
De letters aa – ee – oo – uu klinken lang. Ik schrijf ze met twee dezelfde lettertekens.
spellingboek p. 28
De letters a – e – i – o – u klinken kort. Ik schrijf ze met één letterteken. De letters aa – ee – oo – uu klinken lang. Ik schrijf ze met twee dezelfde lettertekens. 28
28
Schrijf de woorden ‘rijdt’, ‘fiets’, ‘reis’ en ‘stoer’ in een aparte kolom op het bord. Laat de leerlingen verwoorden waarom je die woorden apart zet. Die klinkers worden met twee verschillende lettertekens geschreven. Ze zijn niet kort of lang, maar anders.
5.3
3 Aan de slag! De leerlingen maken de oefeningen zelfstandig of in duo’s. Oefening 3 (aanloop / uitdaging) is in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Stip en streep Laat enkele leerlingen om beurten een zin lezen. De andere leerlingen luisteren goed en zetten strepen en stippen. Aan de slag!
spellingboek p. 29 oefening 1
Oefening 1
Stip en streep
• Lees de tekst hardop. • Luister goed naar de klinkers van de blauwe woorden. • Zet een stip onder de korte klinkers en een streep onder de lange klinkers. Dag Raf op je fiets! zegt Noor. Je sok is nat! • • • — • • • Dag Noor! zegt Raf. Het was ver, wel een uur! • • — En ik viel in de sloot, kijk daar, naast je huis. Ik keek niet uit.
•
—
—
—
—
Noor ruikt poep. Ze snuft met haar neus. — • • — Raf, je bent vies! Kom snel, in bad!
•
•
•
•
Aan de slag! Oefening 2 Oortje, oortje Oefening 1 Stip en streep
Oefening 2 Oortje, oortje
• Lees elk woord zachtjes hardop. • Lees de tekst hardop. • Schrijf de woorden bij het juiste oor. De• leerlingen de leerlingen op de Luister goedrangschikken naar de klinkersde vanwoorden. de blauwe Wijs woorden. • Kies uit: kom – keek – Noor – daar – ver – bus – mis – poot. passende strategie bij het kopiëren. Doe dat zelf eerst voorklinkers. op het bord, • Zet een stip onder de korte klinkers en een streep onder de lange
terwijl je de strategie verwoordt. Het is immers belangrijk dat leerlingen leren woord niet letter perisletter, Dagom Raf het op je fiets! zegt Noor. Je sok nat! maar ineens, op te schrijven. • •
•
—
• •
•
Dag Noor! zegt Raf. Het was ver, wel een uur! • • —
• Ik kijk goed naar het woord. En ik viel in de sloot, kijk daar, naast je huis. Ik keek niet uit. — — —hardop. lang — — • Ik•zegkort het• woord zachtjes • Noor Ik schrijf hetZewoord in haar één keer ruikt poep. snuft met neus. op (niet letter per letter). — • • — • kom Ik kijk na of ik het woord goed keek schreef. Raf, je bent vies! Kom snel, in bad!
spellingboek p. 29 oefening 2
ver
•
Oefening 2 bus
•
•
•
Oortje, oortje
Noor daar
• Lees elk woord zachtjes hardop. • Schrijf de woorden bij het juiste oor.poot mis • Kies uit: kom – keek – Noor – daar – ver – bus – mis – poot.
kort •
5.4
lang —
kom
keek
ver
Noor
bus
daar
mis
poot
29
Oefening 3 Wie is verdwaald?
diff.: aanloop / uitdaging
Er is een gradatie in deze oefening: van woordenrijen met dezelfde klinker naar woordenrijen waar de klinkers telkens anders zijn. In de laatste rijen is het onderscheid tussen kort en lang moeilijker te vinden. Je kunt differentiëren door leerlingen de eerste vijf regels (aanloop) of de laatste vijf regels (uitdaging) te laten doen.
Oefening 3 Wie is verdwaald?
• Lees elk woord zachtjes hardop en luister goed. • Een woord past niet in de rij. Kleur dat woord. • Schrijf het dan op. vaas – bal – raam – maan
bal
twee – zes – veel – meer
zes
zus – ruk – mug – duur
duur
toon – voor – kool – bon
bon
leen – man – rik – jan
leen
aap – beer – sip – haan
sip
wip – lees – mik – kip
lees
mug – vos – haas – hen
haas
kaal – tuur – beek – wol
wol
eet – koop – gaat – pit
pit
spellingboek p. 30 oefening 3
30
5.5
4 Flits! Werkwijze • Lees de zin. • Zeg het vetgedrukte woord. • De leerlingen schrijven het woord op in de passende kolom. • Schrijf het woord in de passende kolom op het bord. • De leerlingen controleren en verbeteren indien nodig. Dictee 1 Dag Noor, zegt Raf. 2 Ik fiets weer naar huis. 3 Mijn sok is weer droog. 4 Het is niet meer guur. 5 Ik geef je een kus. 6 Wil je dat wel?
5 Reflectie
spellingboek p. 31
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Benoem samen nog eens wat klinkers en medeklinkers zijn en hoe je ze van elkaar kunt onderscheiden (het wel of niet kunnen roepen). Herhaal de strategie om de korte en lange klank te onderscheiden. Vraag leerlingen om jou te testen of je het goed kunt. Zij geven een voorbeeld van een korte of lange klinker. Doe hardop voor wat je doet. De leerlingen geven hun evaluatie ook in hun spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij kleurt jouw indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
5.6
LES 6
Vraagteken? Uitroepteken! Punt.
TAALBENDEDOELEN
LESVERLOOP
Spelling
1 Dit kan ik al!
De leerlingen kunnen een punt, een uitroepteken en een vraagteken goed plaatsen. De leerlingen kunnen het verschil horen tussen een korte klank, een lange klank en een andere klank.
Taalbeschouwing De leerlingen denken na over het gebruik van leestekens op het einde van de zin en gebruiken daarbij de termen ‘uitroepteken’, ‘punt’ en ‘vraagteken’.
Ik herken een punt, een uitroepteken en een vraagteken. Ik kan het verschil horen tussen een korte klank, een lange klank en een andere klank.
2 Deze les gaat over ... Het gebruik van leestekens op het einde van de zin. De herhaling van de korte, lange en andere klanken.
3 Aan de slag! Oefenen
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven hoorwoorden met een korte klank juist. De leerlingen schrijven hoorwoorden met een lange klank juist.
Dit leren we nu. De leerlingen onderscheiden en rangschikken korte en lange klinkers in eenlettergrepige woorden. De leerlingen denken na over het gebruik van leestekens op het einde van de zin en gebruiken daarbij de termen ‘uitroepteken’, ‘punt’ en ‘vraagteken’.
Dit leren we volgend schooljaar.
4 Flits! Dictee
5 Reflectie
VOOR DE LES Je voorziet kleurpotloden. Je kopieert de BLOON-taak voor elke leerling.
NA DE LES Je verbetert het dictee. Je deelt de BLOON-taak uit.
De leerlingen schrijven vrije klinkers in een open lettergreep. De leerlingen denken na over het gebruik van leestekens op het einde van de zin en gebruiken daarbij de termen ‘uitroepteken’, ‘punt’ en ‘vraagteken’ (verwerking).
MATERIAAL Spellingboek p. 32-36 BLOON-taak (kopieerblad 1.22) Kleurpotloden
6.1
LESVERLOOP
6 ikVraagteken? 1 LES Dit kan al!
Uitroepteken! Punt.
spellingboek p. 32 DIT KAN IK AL! Ik herken een punt, een uitroepteken en een vraagteken. Ik kan het verschil horen tussen een korte klank, een lange klank en een andere klank.
Deze les gaat over ... Lees het gedicht. Laat• klinkers en medeklinkers ordenen met behulp van de klankkaarten. • Kijk naar de vetgedrukte woorden. Schrijf ze in twee kolommen op het bord. • Kleur de klinkers zoals het hoort: kort = blauw, lang = groen, anders = oranje. Bekijk de klinkers. Laat de leerlingen verwoorden. • Korte klinkers schrijf ikTeken met ze één letterteken. • Welke leestekens zie je? hier: ? . Kleur ! de korte klinkers geel. Schrijf er de stip bij. • Lange schrijf ik met twee dezelfde lettertekens. Kleur de lange Ben en ikklinkers rijk? klinkers groen. Schrijf er de streep bij. • Andere klinkers schrijf ik met twee verschillende lettertekens. Kleur de Ik ben rijk. ijk andere klinkers oranje. Schrijf er een driehoek bij. at zie je zo. Dat Kijk!
In de zin ‘Jan is gek op zus.’ zit in elk woord een verschillende korte Op mijn lip ip zit een kus. us klinker. En hier ier heb eb ik een lus. us In de zin ‘Aap eet zuurkool.’ zijn alle lange klinkers hoorbaar. Van an juf kreeg ik een nul. ul Gebruik dat als hulpmiddel om de korte en lange klinkers te onthouden Mijn zak ak zit vol ol met niks. iks voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Mijn hart art is van puur uur goud. Bespreek kort en expressief uitroepteken, punt en vraagteken. Teken ze in En ik heb heel eel veel fout. de lucht en trek er het juiste gezicht bij. Rijk ben en ik!
(Lydia Rood)
2 Deze les gaat over ...
De leerlingen maken kennis met het onderscheid tussen kort, lang of andersIk door dekorte klinkers hoor een klinker:in a –de e –vetgedrukte i – o – u = kort. •woorden te kleuren in de passende kleur. Ik hoor een lange klinker: aa – ee – oo – uu = lang. — Ik hoor een andere klinker: ie – oe – ui – ei – ij – eu = anders.
32
6.2
Lees het gedicht eerst expressief voor. Laat het gedicht nog eens expressief voorlezen. Vestig de aandacht op de verschillende leestekens. Schrijf ze op het bord. Vraag de leerlingen wanneer welk leesteken wordt gebruikt. Vraag aan de leerlingen om zinnen te maken waarin de leestekens goed te horen zijn. Schrijf die zinnen op het bord, terwijl je ze expressief uitspreekt.
een lange klank en een andere klank.
Deze les gaat over ...
spellingboek p. 32
• Lees het gedicht. • Kijk naar de vetgedrukte woorden. • Kleur de klinkers zoals het hoort: kort = blauw, lang = groen, anders = oranje. • Welke leestekens zie je? Teken ze hier:
?
.
!
Ben en ik rijk? Ik ben rijk. ijk at zie je zo. Dat Kijk! Op mijn lip ip zit een kus. us En hier ier heb eb ik een lus. us Van an juf kreeg ik een nul. ul Mijn zak ak zit vol ol met niks. iks Mijn hart art is van puur uur goud. En ik heb heel eel veel fout. Rijk ben en ik! (Lydia Rood)
hoor een korte klinker: a – e – i – o – u = kort. • 3 AanIkde slag!
Ik hoor een lange klinker: aa – ee – oo – uu = lang. — De leerlingen maken de oefeningen zelfstandig of in duo’s. Ik hoor een andere klinker: ie – oe – ui – ei – ij – eu = anders.
Oefening 1 Een nieuw geheim De leerlingen kleuren klinkers in een speelse oefening. 32
Aan de slag! Oefening 1
2
Een nieuw geheim
1
6
4
5
3
spellingboek p. 33 oefening 1
• Lees de zinnen. • Kijk naar de vetgedrukte woorden. • Kleur de klinkers zoals het hoort: kort = blauw, lang = groen, anders = oranje. • Plaats het nummer van de boodschap bij het juiste Taalbendelid. aar heeft de kleur eur van de trui ui van mijn buur. uur 1 Mijn haar oen is rood, ood mijn benen bloot. oot 2 Mijn schoen 3 Ik draag wel el vier kleuren! 4 Alleen ik heb eb deze kleur aan mijn voet. oet 5 Mijn laarzen en mijn haar aar zijn bruin. uin 6 Mijn broek oek is de kleur van an een pet. et
Oefening 2 Wie zegt wat?
• Schrijf de zin op de goede plaats. • Vul het juiste leesteken in: . ? of !
6.3
• Plaats het nummer van de boodschap bij het juiste Taalbendelid. aar heeft de kleur eur van de trui ui van mijn buur. uur 1 Mijn haar oen is rood, ood mijn benen bloot. oot 2 Mijn schoen
Oefening 2 Wie zegt wat?
3 Ik draag wel el vier kleuren!
4 Alleen ik heb eb deze kleur aan mijn voet. oet Besteed aandacht aan taalbeschouwing. Wat is er aan de hand op de 5 Mijn laarzen mijn haar zijn bruin. en aar uin prenten? Wie zegt wat? Hoe wordt dat gezegd? Tegen wie? 6 Mijn broek oek is de kleur van an een pet. et
spellingboek p. 33-34 oefening 2
Oefening 2 Wie zegt wat?
• Schrijf de zin op de goede plaats. • Vul het juiste leesteken in: . ? of ! Nu kan Tom goed slapen Zat je onder het bed Ik was je kwijt Wat ben ik blij dat ik je weer heb
Zat je onder het bed? Ik was je kwijt. 33
Wat ben ik blij dat ik je weer heb!
Nu kan Tom goed slapen. Oefening 3
spellingboek p. 34-35 oefening 3
Nu jij!
Oefening Nueen jij!zin bij elke prent. • Schrijf3zelf
• Schrijf het passende leesteken.
De leerlingen bedenken zinnen en plaatsen het juiste leesteken. Loop rond om de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben op ideeën te brengen. Wat denk je dat er wordt gezegd? Hoe zien de figuurtjes eruit? Blij? Moe? Eigen antwoord van de leerlingen.
6.4
Oefening 4 Klinkers kleuren Een herhalingsoefening met kleur voor leerlingen die wat extra steun kunnen gebruiken.
Oefening 4
spellingboek p. 35 oefening 4
Klinkers kleuren
• Lees de woorden stil. Luister naar jezelf. • Kleur de stip bij elk woord: kort = blauw, lang = groen, anders = oranje. net
vist
haak
fijn
rijk
bier
boek
muis
droom
zak
geit
voelt
steel
gek
muts
deur
4 Flits! Werkwijze • Lees de zin. • Zeg het vetgedrukte woord. • De leerlingen schrijven het woord op in de passende kolom. • Schrijf het woord in de passende kolom op het bord. • De leerlingen controleren en verbeteren indien nodig.
35
Dictee Taal is tof, vindt Raf. Noor en Sander vinden dat ook. Met Loes, Samia en Mo zijn ze de Taalbende. Hun club heeft een huis. In een boom, heel hoog op een tak. Daar staat de hut. Naast de deur is de bel. Hun buur is een kip. Wil je het zien?
Flits!
spellingboek p. 36
• Luister goed naar de woorden. • Zeg elk woord stil voor jezelf. • Schrijf het woord op. • Kijk na of het juist is.
kort •
lang —
anders
tof
taal
Loes
tak
Noor
huis
hut
heel
deur
bel
buur
zien
kip
• Een foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed. Vertel me hoe je het doet!
6.5
5 Reflectie
spellingboek p. 36
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Herhaal de korte, lange en andere klinkers. Vraag aan de leerlingen om jou te testen of je het goed kunt. De leerlingen geven hun evaluatie ook in hun spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij kleurt jouw indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
6.6
Ontwerp binnenwerk: Crius Group Opmaak binnenwerk: PrePressMediaPartners Ontwerp en opmaak cover: The Line, Handmade Monsters Illustraties: Yoeri Slegers Plantyn Motstraat 32, 2800 Mechelen T 015 36 36 36 F 015 36 36 37
[email protected] www.plantyn.com
Dit boek werd gedrukt op papier van verantwoorde herkomst.
NUR 191 © Plantyn nv, Mechelen, België Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij Plantyn heeft alle redelijke inspanningen geleverd om de houders van intellectuele rechten op het materiaal dat in dit leermiddel wordt gebruikt, te identificeren, te contacteren en te honoreren. Mocht u ondanks de zorg die daaraan is besteed, van oordeel zijn toch rechten op dit materiaal te kunnen laten gelden, dan kunt u contact opnemen met uitgeverij Plantyn. Zij zal uw legitieme aanspraken honoreren tegen de gangbare markttarieven. ISBN 978-90-301-3539-5
19398/0
D2012/0032/118
Thema 1 Wat een toffe bende!
ISBN 978-90-301-3539-5
9 789030 135395