58
Greenportkas:
The lessons learned 2009 Een belangrijk onderdeel van de Greenportkas is het onderzoek dat Wageningen UR Glastuinbouw uitvoert. Het doel is de teler te ondersteunen, o.a. door het nauwkeurig volgen van het klimaat en de plantreacties. We willen het maximale uit het gewas halen bij zo laag mogelijke energiekosten. De resultaten van het tweede onderzoeksjaar worden op de volgende pagina’s aan u gepresenteerd, waarbij we drie aspecten belichten: de nieuwe informatie die we met speciale meetinstrumenten in de Greenportkas verzamelen om slimmer bij te kunnen sturen, de ontwikkeling van de teelt en de energiehuishouding. In dit overzicht spreken we van de “dichte kas” en de “open kas”; Greenportkas is het gehele complex van een traditionele teelt in een bestaande kas en semigesloten teelt in een nieuw gebouwde kas die elk aan weerszijden van de schuur liggen. In de dagelijkse praktijk wordt de dichte kas ook vaak “Greenportkas” of “De nieuwe kas” genoemd.
59
1
MeTen is weTen, ÓÓk in de GreenporTkas venlo de meetinstrUmenten en het klimaat tijdens het onderzoek Door Peter van Weel, Wageningen UR Glastuinbouw
in de Greenportkas is geavanceerde meetapparatuur gebruikt om informatie te verzamelen over licht, temperatuur en gewicht van het gewas. al deze informatie geeft inzicht in de toestand van de plant in relatie tot het klimaat. dit maakt het mogelijk om het klimaat beter af te stemmen op de behoefte van het gewas zodat de productie kan worden verhoogd. Voor het onderzoek in de Greenportkas zijn moderne stralingsmeters geïnstalleerd die de hoeveelheid licht in de kas bepalen. Weeggoten en weegbalken worden gebruikt om de verdamping te bepalen. Met behulp van modellen worden onder andere de energiebalans en de stand van de huidmondjes berekend.
60
Straling Eén van de instrumenten in de Greenportkas Venlo is de netto stralingsmeter. Hiervoor is gebruik gemaakt van een heel bijzondere meter die niet alleen de fotosynthetisch actieve straling (PAR) meet maar ook de nabij infrarode (NIR) straling (warmte). Bovendien zijn bij deze meter zowel sensoren naar boven als naar beneden gericht. Zo kan alle straling worden gemeten, niet alleen de straling die de kas binnen komt (Up), maar ook de straling die door het gewas of door de bodem wordt gereflecteerd (Down). De individuele sensoren geven elk een eigen signaal zoals in Figuur 1 valt te zien. Het verschil tussen straling ‘Up’ en straling ‘Down’ is de hoeveelheid straling die het gewas absorbeert en die door verdamping of door convectie weer wordt afgevoerd. Er is ook een netto stralingsmeter buiten de kas geplaatst, daardoor kan ook de reflectie door het kasdek worden bepaald. 350
Stralingsenergie (W/m2)
300 250 200 150 100 50 0 -50 0:00
2:00
4:00
6:00
8:00
10:00
12:00
14:00
16:00
18:00
20:00
22:00
Tijd (uren)
Figuur 1 – Instraling en uitstraling gedurende een volledige dag in de Greenportkas Venlo in februari 2009. Geel = instraling; donkergroen = PAR Up; lichtgroen = PAR Down; blauw = IR Up; rood = IR Down. Op basis van deze gegevens kunnen een aantal zaken worden berekend en weergegeven in een grafiek. Als voorbeeld (Figuur 2) is een berekening gemaakt van de netto straling die in het gewas achterblijft en het aandeel PAR en NIR daarin. Ook is de hoeveelheid straling die door het kasdek is gereflecteerd afgebeeld. In dit voorbeeld zijn er invloeden van belichting en schermen zichtbaar.
Stralingsenergie (W/m2) Scherm of belichtingsstand (%)
250 200 150 100 50 0 -50 0:00
2:00
4:00
6:00
8:00
10:00
12:00
14:00
16:00
18:00
20:00
22:00
Tijd (uren)
Figuur 2 – Het effect van schermen en belichten op de straling gedurende een volledige dag in Februari in de Greenportkas Venlo. Geel = netto totale straling die in het gewas achterblijft; donkergroen = netto PAR; lichtgroen = NIR; blauw = reflectie door het kasdek; rood = IR Down; oranje = assimilatielicht; zwart = schermstand.
61
Er is duidelijk te zien dat het schermen de uitstraling in het NIR gebied vermindert (licht groene lijn in Figuur 2). De reflectie van de kas is in dit geval het hoogst rondom 12.00 uur (blauwe lijn). De zon staat in februari nog erg laag en de reflectie bedraagt ongeveer twintig procent van de netto straling buiten de kas. Als de reflectie in februari wordt vergeleken met een dag in de zomer, dan ontstaat er een ander beeld (Figuur 3). 1000 800
200 150
400 200
100
0
Straling (W/m2)
Reflectie (%)
600
-200
50
-400 0 0:00
2:00
4:00
6:00
8:00
10:00
12:00
14:00
16:00
18:00
20:00
22:00
-600 0:00
Tijd (uren)
Figuur 3 – Een overzicht van de reflectie van kas en gewas gedurende een volledige dag in de zomer in de Greenportkas Venlo. Donkerpaars = % reflectie door het kasdek; donkerblauw = PAR Up; bruin = PAR Down; groen = IR Up; geel = IR down; lichtblauw = totale hoeveelheid straling die in het gewas achterblijft; paars = NIR.
In Figuur 3 is de reflectie door het kasdek in percentage op de linkeras weergegeven. Er zitten in dit soort grafieken altijd pieken omdat de sensor tijdelijk in de schaduw van een constructiedeel komt. Het beeld is echter wel dat de reflectie veel constanter is. Alleen in de avond neemt deze heel erg toe door de specifieke oriëntatie van de kas. Met deze gegevens kan een goede inschatting worden gemaakt van de netto hoeveelheid energie die op het gewas terechtkomt. Dit is van belang om bijvoorbeeld het teveel aan warmte via de koeling af te voeren en op te slaan in de bodem.
62
hUidmondjes De huidmondjesopening wordt in de Greenportkas Venlo berekend. In Figuur 4 valt te zien dat de berekende huidmondjesopening rond 14.00 uur op een dieptepunt zit; de huidmondjesgeleiding is dan klein. Dankzij het aanzetten van de verneveling (zie groene lijn pulstijd) gaan de huidmondjes weer wat open. Voor een optimale situatie van het gewas had de verneveling eigenlijk al veel eerder moeten starten, namelijk vanaf 9.00 uur toen de daling van de huidmondjesgeleiding begon in te zetten. Als de huidmondjes open zijn, is de plant beter in staat om CO2 op te nemen en zal de fotosynthese hoger zijn. Door op tijd te starten met vernevelen, kan de plant in een semigesloten kas dus meer droge stof aanmaken.
300
1000
250
800
200
600
150
400
100
200
50 0 0:00
Straling (W/m2)
Pulstijd en huidmondjesgeleiding
Dankzij de aanwezigheid van weeggoten en weegbalken kan de verdamping ook goed in beeld worden gebracht. Deze gegevens maken het mogelijk om voor iedere situatie een energiebalans te berekenen. De hoeveelheid energie die netto in het gewas achterblijft moet namelijk altijd gelijk zijn aan de hoeveelheid energie die langs allerlei wegen verdwijnt. Bij hoge instralingen bestaat het energieverlies in principe vooral uit de verdamping en de convectie warmteoverdracht aan de omgeving. De eerste is afhankelijk van het gedrag van de huidmondjes, de tweede van het temperatuurverschil tussen blad en omgeving en de luchtbeweging rondom het blad. Als de plant om wat voor reden dan ook in de stress is, zal die verhouding tussen verdamping en convectie zich wijzigen. Aan de hand van de berekende energiebalans kan dat worden gedetecteerd zodat ingrijpen mogelijk wordt.
0
2:00
4:00
6:00
8:00
10:00
12:00
14:00
16:00
18:00
20:00
22:00
-200 0:00
Tijd (uren)
Figuur 4 - Het effect van verneveling op de berekende huidmondjesopening in het gewas. Geel = instraling; groen = pulstijd verneveling (*30 sec); lichtgroen = netto straling die in het gewas achterblijft; bruin = berekende huidmondjesgeleiding.
che en microscopishu on tr ek el g in n an Sc met idn tomatenblad opname van eeaa (b haren lauw) mondjes (p rs) en
63
Koelen
35
1100
30
900
25
700
20
500
15
300
10
100
5 0 0:00
Straling, RV, Raamstand
Temperaturen (°C)
In de Greenportkas Venlo kan de luchttemperatuur gekoeld worden met de LBK’s of met de verneveling. Het volgende voorbeeld laat zien wat er gebeurt als beide systemen samen gebruikt worden (Figuur 5 en 6).
4:00
8:00
12:00
16:00
20:00
0:00
4:00
8:00
12:00
16:00
20:00
-100 0:00
Tijd (uren)
CO2, huidmondjesgeleiding, RV en verdamping
Figuur 5 – Een overzicht van twee dagen koelen en vernevelen in de Greenportkas Venlo. Geel = kastemperatuur; blauw = uitblaastemperatuur van de LBK; groen = netto straling die in het gewas achterblijft; lichtblauw = luwe zijde raamstand (*10%); rood = relatieve luchtvochtigheid (*10%).
1200 1000 800 600 400 200 0 0:00
4:00
8:00
12:00
16:00
20:00
0:00
4:00
8:00
12:00
16:00
20:00
0:00
Tijd (uren)
Figuur 6 – Een overzicht van twee dagen koelen en vernevelen in de Greenportkas Venlo. Bruin = berekende huidmondjesgeleiding; rood = CO2 (ppm); lichtblauw = relatieve luchtvochtigheid (*10%); roze = berekende gewasverdamping. In Figuur 5 en 6 is het klimaat van twee achtereenvolgende dagen in augustus 2009 afgebeeld. De eerste dag wordt er nauwelijks verneveld, de tweede dag relatief veel. Op de ruimtetemperatuur, de huidmondjesweerstand, de bladtemperatuur en de CO2 concentratie heeft het aanzetten van de verneveling weinig effect. De RV is in tegenstelling tot wat mogelijk wordt verwacht lager bij gebruik van de verneveling. De verdamping daarentegen is in beide situaties gelijk. De verdamping is namelijk afhankelijk van de netto toegevoerde energie en die is voor beide dagen gelijk. Zolang de huidmondjes goed
64
functioneren zal een hogere of lagere RV slechts een geringe invloed hebben op de verdamping en dat zien we hier gebeuren. Verder valt op dat de gerealiseerde CO2-concentratie niet wordt verhoogd door gebruik van de verneveling. In deze situatie zou dat wel het geval zijn als de ramen minder ver open hadden gestaan. Vanaf dat moment zou de RV zijn opgelopen naar dezelfde waarden als de eerste dag en was er meer warmte uitgewisseld met de buitenomgeving door vochtafvoer. De warmteafvoer kan zo door luchtuitwisseling sterk worden beperkt met een hogere CO2-concentratie als resultaat. Dankzij dit soort inzichten uit de registraties kan het klimaat steeds beter worden afgestemd op de behoefte van het gewas en dat zal uiteindelijk leiden tot een optimalere plantengroei en een betere energiehuishouding.
Foto 1. Peter van Weel installeert de stralingsmeter onder het kasdek.
Foto 2. De stralingsmeter meet zowel invallend als gereflecteerd licht omdat de sensoren zowel naar boven als naar beneden zijn gericht.
65
2 Mooi teeltresultaat in het tweede jaar dankzij verdere optimalisatie Verslag van het teeltonderzoek in de Greenportkas Venlo Door Jan Janse, Wageningen UR Glastuinbouw
In de Greenportkas Venlo is een meerproductie van ongeveer twintig procent gehaald, zonder dat dit ten koste ging van de smaak. Dit is het resultaat van de combinatie van het geteelde ras met de semigesloten teelt. De bovenkoeling en de verneveling bevallen goed, maar moeten met beleid worden ingezet. Het afgelopen seizoen kon gebruik gemaakt worden van de ervaringen die in het eerste jaar met het nieuwe energiesysteem zijn opgedaan. In de eerste maanden van de vorige teelt werkten nog niet alle nieuwe onderdelen vlekkeloos. Toch kon toen in de zomermaanden een meerproductie van zo’n acht procent in de dichte kas ten opzichte van de open kas worden gerealiseerd. Dit jaar was het voor Joep Raemakers, zijn adviseur Frank Florus en Wageningen UR Glastuinbouw de uitdaging om een nog grotere productiestijging in de dichte kas te realiseren. Dit blijkt inderdaad te zijn gelukt.
Teeltgegevens In de dichte kas zijn de cocktailtomaten dit seizoen ruim twee weken eerder geplant dan vorig jaar, namelijk in week 46. In het grootste gedeelte van deze kas stond het ras Oakley en op zo’n 3000 m2 het nieuwe ras Annamay. In de open kas was de plantdatum van Annamay wel vergelijkbaar met vorig jaar (week 52). Bij het ras Annamay was dus een goede vergelijking tussen beide kassen mogelijk. Een week na het planten is in de dichte kas begonnen met groeilicht te geven. In totaal is er tot en met week 17 zo’n 1300 uur belicht
66
met 182 micromol/m2/sec. Dit was 470 uur meer dan in het jaar daarvoor. In zowel de open als de dichte kas is gestart met een plantafstand van 2.5 planten/m2. Door later extra stengels aan te houden kwam de stengeldichtheid uiteindelijk uit op 4.15 stengels/m2. Ondanks de hoge stengeldichtheid is de hoeveelheid blad, uitgedrukt in de Leaf Area Index (LAI) in de dichte kas nooit echt te hoog geweest. In de open kas stond het gewas er in het algemeen vrij vegetatief op en daarom is hier vaker een klein blaadje uit de kop verwijderd. Waarschijnlijk had achteraf in deze kas in sommige periodes een wat hogere temperatuur gerealiseerd mogen worden.
Klimaat en gewas Gemiddelde etmaaltemperatuur
27 Dichte kas
25
Open Kas
23
21
19
17
15 50
3
8
13
18
23
28
33
38
Weeknummer
Figuur 7 – De etmaaltemperatuur is door de belichting in de dichte kas hoger. Vanaf mei (week 18) is de temperatuur in de dichte kas veelal wat lager dan in de open kas. Door de belichting kon tot en met april in de dichte kas een hogere temperatuur worden aangehouden dan in de open kas. Met behulp van de bovenkoelers (100 W/m2) en ook luchtbevochtiging kon de temperatuur in de dichte kas bij warm weer goed worden gedrukt. In tegenstelling tot vorig jaar zijn de koelers nu ook overdag gebruikt. Dit is goed bevallen. Ondanks een vijftig procent lagere luchtingscapaciteit kon in de dichte ten opzichte van de open kas vanaf mei gemiddeld een 0.2 oC lagere etmaaltemperatuur worden gerealiseerd (Figuur 7). Dit was het resultaat van een respectievelijk 0.1 en 0.3 oC lagere dag- en nachttemperatuur. Het gewas reageerde goed op de bovenkoeling. Soms vertoonden de koppen in de dichte kas zelfs een paarsverkleuring, wat duidt op een overschot aan assimilaten. Tijdelijk is er toen bewust wat minder gekoeld. De verticale temperatuurverdeling in de kas is steeds goed geweest.
Relatieve luchtvochtigheid
95 Dichte kas Open Kas
85
75
65
55
50
3
8
13
18
23
28
33
38
Weeknummer
Figuur 8 – In de dichte kas is de RV per etmaal vanaf mei gemiddeld 7% hoger.
67
Vanaf mei was de gemiddelde luchtvochtigheid per etmaal in de dichte kas duidelijk hoger, gemiddeld namelijk zo’n 7% (Figuur 8). De hogere luchtvochtigheid in de dichte kas is ook vorig jaar al geconstateerd. CO2
1400 Dichte kas Open Kas
1200
ppm CO2
1000 800 600 400 200
50
3
8
13
18
23
28
33
38
Weeknummer Figuur 9 – In de dichte kas is vanaf april de CO2 concentratie gemiddeld 160 ppm hoger geweest. Gemiddeld over de gehele periode was het CO2-gehalte 80 ppm en vanaf april 160 ppm hoger in de dichte dan in de open kas. Omdat de temperatuur in februari door het belichten in de dichte kas wat te hoog opliep, moest hier meer geventileerd worden, waardoor het CO2-gehalte toen op een wat lager niveau uitkwam. In week 12 en 13 is in de dichte kas in verband met de stand van het gewas juist bewust een wat lager CO2-gehalte nagestreefd (Figuur 9).
68
Productie en kwaliteit Cumulatieve productie Dichte kas Annamay
kg/m2
Open Kas Annamay
50
3
8
13
18 23 Weeknummer
28
33
38
Figuur 10 – Cumulatieve productie in de twee kassen tot en met week 40 in 2009. De productie van Annamay kwam in de dichte kas op een duidelijk hoger niveau uit dan in de open kas (Figuur 10). Tot en met week 40 is in de dichte kas zelfs 50% meer geoogst dan in de open kas. De teelten in beide kassen zijn echter niet goed met elkaar te vergelijken door onder andere verschillen in plantdatum en toepassing van belichting. Vanaf het moment dat het tomatengewas in de open kas enkele weken in productie kwam tot aan eind september (week 15 tot en met week 40), heeft de dichte kas een meerproductie gegeven van zo’n 20%. Dit is voor een belangrijk deel gerealiseerd door de oogst van duidelijk (+5 g) zwaardere vruchten (zie Figuur 11). Gemiddeld vruchtgewicht
60 Dichte kas Annamay Open Kas Annamay
50
Open Kas Oakley
g
40 30 20 10 0
50
3
8
13
18
23
28
33
38
Weeknummer Figuur 11 – Het gemiddeld vruchtgewicht in de dichte kas bij het ras Annamay en Oakley en in de open kas bij Annamay.
69
Ongetwijfeld heeft het hogere CO2-gehalte hieraan sterk bijgedragen. Maar ook het gebruik van koeling en verneveling zullen ervoor gezorgd hebben dat het gewas ook in de zomermaanden beter produceerde. Door deze stuurmiddelen stonden de tomatenplanten in de dichte kas in het algemeen beter in balans dan in de open kas. Cumulatieve productie Dichte kas Annamay
kg/m2
Open Kas Oakley
50
3
8
13
18
23
28
33
38
Weeknummer Figuur 12 – Cumulatieve productie van de rassen Annamay en Oakley in de dichte kas in 2009. In de dichte kas kon het ras Annamay vergeleken worden met het ras Oakley. Tot eind september was het productieverschil 20% in het voordeel van Annamay (Figuur 12). Dit werd vrijwel geheel veroorzaakt door bijna 7 gram zwaardere vruchten bij Annamay. Annamay is minder scheurgevoelig dan Oakley, waardoor er minder opbrengst verloren gaat. Tabel 1 - Het drogestof gehalte, de refractie en de smaakwaardering door een consumentenpanel van 32 personen op een schaal 0-100 van de rassen Annamay en Oakley Ras
Droge stof (%)
Refractie (o Brix)
Smaakwaardering
Annamay
6.1
6.9
64
Oakley
6.2
7.1
64
De refractie en het drogestof gehalte in de vrucht (elke drie weken gemeten) was bij Annamay vooral in de eerste helft van de teelt iets lager. Maar dit heeft niet geleid tot een lagere smaakwaardering door het consumentenpanel van Wageningen UR Glastuinbouw in Bleiswijk, dat op drie momenten de vruchten op smaak heeft onderzocht. De smaak lag bij beide rassen op een even hoog niveau (Tabel 1).
70
Cumulatieve productie Dichte kas Annamay 2009 Open Kas Annamay 2009 Dichte kas Oakley 2008
kg/m2
Open Kas Oakley 2008
50
3
8
13
18
23
28
33
38
Weeknummer Figuur 13 – Cumulatieve productie van de dichte en open kas in 2008 en 2009. Als de productie van 2008 met die van dit jaar wordt vergeleken, dan blijkt dat deze in de dichte kas in 2009 duidelijk hoger is dan in 2008 (Figuur 13). Door eerder te planten en eerder te belichten kwam het gewas in de deze kas uiteraard vroeger in productie. Maar ook in de zomermaanden neemt het productieverschil met vorig jaar nog duidelijk toe. Tot en met week 40 is er in de dichte kas met het ras Annamay ruim 30% meer geoogst dan met Oakley. In de open kas is er in deze periode met Annamay ongeveer 10% meer geoogst dan vorig jaar met Oakley. Deze verschillen zijn voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het nieuwe ras. Uit Figuur 13 valt op te maken dat Annamay het onder geconditioneerde omstandigheden extra goed lijkt te doen.
71
3 GreenporTkas venlo sprinGT FleXiBel in op GrilliGe enerGieMarkT overzicht van enerGieverbrUik en enerGieleverinG Door Marcel Raaphorst, Wageningen UR Glastuinbouw
de energiebalans van de Greenportkas was in 2009 opnieuw positief. het verbruik van warmte en elektriciteit zijn sinds februari 2009 afgenomen met respectievelijk vijf procent en zeven procent ten opzichte van dezelfde periode in 2008. de levering van warmte aan de zorggroep is gestegen met tien procent. dit is het resultaat van slim inzetten van de verschillende energiebronnen. Het teeltseizoen van 2009 heeft meer energie nodig gehad dan dat van 2008 omdat de teelt veel vroeger is gestart. Om de twee teelten eerlijk te kunnen vergelijken worden van beide jaren alleen de periode van februari tot oktober naast elkaar gezet. In de periode van februari tot oktober 2009 is het warmteverbruik met vijf procent afgenomen en het elektriciteitsverbruik met zeven procent ten opzichte van dezelfde periode in 2008. Ten opzichte van het vorige teeltseizoen is het gewas langer belicht (1.300 uur in 2009 ten opzichte van 800 uur in 2008) omdat de teelt vroeger is gestart. In de periode na 1 februari is echter zuiniger belicht en is zeven procent minder elektriciteit verbruikt dan in 2008. Door de lage elektriciteitsprijzen in het tweede en derde kwartaal van 2009 heeft de warmtepomp meer uren en de WKK minder uren gedraaid. Hierdoor kon ook minder elektriciteit geleverd worden dan in 2008. Verder is er tien procent meer warmte geleverd aan De Zorggroep. Tussen oktober 2008 en oktober 2009 was de warmtelevering ongeveer 22.000 GJ, waarmee de zorggroep jaarlijks zo’n 700.000 m3 aardgas kan uitsparen.
eling (WKK) Warmtekrachtkopp
72
Warmtepomp
) Warmtewisselaar (TSA
Bronnen en doelen van warmte en elektriciteit In Figuur 14 is weergegeven hoe in de Greenportkas Venlo met warmte en elektriciteit is omgegaan. De warmte is grotendeels geproduceerd door de WKK, af en toe is er bijgesprongen door de ketel. Een klein deel van de warmte is door de warmtepomp geleverd, die daarnaast ook koude levert om de dichte kas te kunnen koelen. Zestien procent van alle geproduceerde warmte is aan de zorggroep geleverd. Met de overige warmte zijn de kassen verwarmd. Het gaat om 114.000 GJ, wat vergelijkbaar is met 47m3 aardgas per m2 met een verwarmingsketel. Dit is vijf procent minder warmtevraag dan in 2008. Omdat deze warmte grotendeels is geproduceerd in een efficiënte WKK en warmtepomp is er sprake van een energiebewuste teelt. De WKK is verreweg de grootste elektriciteitsbron. Slechts vijf procent van de elektriciteit is ingekocht. De meeste elektriciteit is teruggeleverd aan het elektriciteitsnet. Daarnaast gaat een groot deel naar de assimilatiebelichting. Warmtepompen, bronpompen en distributiepompen vragen daarmee vergeleken slechts een kleine hoeveelheid elektriciteit.
Warmtebronnen 12% warmtepomp
Warmtegebruik 16% De Zorggroep
84% De Greenportkas
88% WKK en ketel
Elektriciteitsbronnen 5% inkoop
Elektriciteitsgebruik 6% overige 4% warmtepomp
26% belichting
64% verkoop 95% productie
Figuur 14 - Bronnen en doelen van warmte en elektriciteit in 2009.
73
verloop van de enerGiestromen GedUrende een jaar Het energiesysteem van de Greenportkas Venlo kan zeer flexibel omgaan met de schommelende energiemarkt. Op de momenten met een lage elektriciteitsprijs is de warmtepomp de voordeligste warmtebron. Als de elektriciteitsprijs hoog is kan de WKK worden ingezet en de elektriciteit tegen een goede prijs worden verkocht. De elektriciteitsbehoefte is niet het hele jaar gelijk. In Figuur 15 is te zien dat in de winterperiode de meeste draaiuren van de WKK zijn gerealiseerd (blauwe lijn). De elektriciteitsvraag is dan ook het hoogst (gele lijn). Toch wordt ook in de winterperiode elektriciteit verkocht (rode lijn), al is deze in het tweede kwartaal veel hoger. In het derde kwartaal (vanaf week 26) wordt de WKK veel minder frequent ingezet en wordt ook minder elektriciteit verkocht. Dit heeft te maken met lage elektriciteitsprijzen in deze periode. 30000 25000
80000
20000
60000
15000 40000
10000
20000 0
Gas WKK (m3/dag)
Elektriciteit (kWh/dag)
100000
5000
41
45
50
2
6
10
15
19
23
28
32
36
40
0
Weeknummer
Figuur 15 - De productie van elektriciteit en de verdeling over een jaar van het verbruik. Rood = elektriciteitsverbruik (kWh/dag); groen = elektriciteitsinkoop (kWh/dag); geel = elektriciteit voor belichting (kWh/dag); zwart = overig elektriciteitsgebruik (kWh/dag); blauw = gas WKK (m3/dag). Uit Figuur 16 blijkt inderdaad dat de warmtepomp in het derde kwartaal vaak heeft gedraaid. De koude die hierbij is geproduceerd kon dan ook direct overdag worden ingezet en hoefde niet naar de aquifer te worden verpompt. Door de warmteproductie van de warmtepomp is de warmte van de WKK minder vaak nodig geweest en heeft deze minder gas verbruikt. 16000
30000
12000 20000 8000
15000 10000
4000 5000 0
41
45
50
2
6
10
15
19
23
28
32
Weeknummer
Figuur 16 - Verdeling over een jaar van de warmteproductie van warmtepomp (groen) en WKK (blauw).
74
36
40
0
Gas WKK (m3/dag)
Warmte WP (kWh/dag)
25000
samenvattinG en conclUsie De Greenportkas Venlo is in staat om flexibel om te gaan met een grillige energiemarkt. Bij een hoge elektriciteitsprijs kan de efficiënte WKK ingezet worden voor de warmtevoorziening. Bij een lage elektriciteitsprijs kan de warmtepomp voordeliger worden ingezet. Ten opzichte van een bedrijf met een verwarmingsketel is het energieverbruik door de WKK en de warmtepomp veel lager. Het verbruik van warmte en elektriciteit zijn sinds februari 2009 afgenomen met respectievelijk vijf procent en zeven procent ten opzichte van dezelfde periode in 2008. De levering van warmte aan de zorggroep is gestegen met tien procent. Verdere verbetering van de energie efficiëntie kan worden gezocht in het verder terugdringen van het warmteverbruik en het nog zuiniger omgaan met belichten.
• Met de uitgekiende meetapparatuur van de Greenportkas Venlo kan de teler precies ingrijpen om het klimaat en de groei te optimaliseren. • In de Greenportkas Venlo is een meerproductie van ongeveer twintig procent gehaald, zonder dat dit ten koste ging van de smaak. • Dit is het resultaat van de combinatie van het geteelde ras met de semigesloten teelt. • De bovenkoeling en de verneveling bevallen goed, maar moeten met beleid worden ingezet. • De Greenportkas Venlo is in staat om flexibel om te gaan met een grillige energiemarkt. • Ten opzichte van een bedrijf met een verwarmingsketel is het energieverbruik door de WKK en de warmtepomp veel lager. • Het verbruik van warmte en elektriciteit zijn sinds februari 2009 afgenomen met respectievelijk vijf procent en zeven procent ten opzichte van dezelfde periode in 2008.
75