Textielfabrikant Edmond Meert ( 1879-1961 )
Historische aantekeningen Edmondus Paulus Josephus Antonius Meert werd op 25 januari 1879 geboren te Sint-Niklaas, als zevende kind uit de echtverbintenis van Petrus Meert ( ° Aalst, 1842 - † Sint-Niklaas, 1928) en Eulalia Van Eyck ( ° SN, 1838- Merton ( bij Londen), 1915 ). Zijn ouders stamden uit welgestelde , kerkelijk maar liberaal geörienteerde fabrikantenfamilies. Petrus’ vader, Egidius Meert ( ° Aalst, 1812-† Aalst , 1889) en Josephus Van Eyck ( ° SN, 1813-†SN, 1873), vader van Eulalia, hadden florissante textielzaken in hun respectieve geboortesteden. Na hun huwelijk te Sint-Niklaas op 18 november 1865 nam het echtpaar Meert-Van Eyck zijn intrek in een burgershuis aan de Walburgstraat ( nr. 51 ). In 1880 woonden zij in de Kalkstraat ( nr. 40, later nr. 30 ). Zij kregen acht kinderen: Paulus (° SN, 1866† Gent,1940), Josephus (° SN, 1967-† SN, 1868), Josephus ( ° SN, 1869 ), Joanna Henrietta (° SN, 1871-† SN, 1872 ), Joanna Henrietta ( ° SN, 1872-† SN, 1874 ), Raymondus ( ° SN, 1875-† SN, 1877 ), Edmondus en Leo ( ° SN, 1880-† Antwerpen, 1963). Edmond Meert volgde lager middelbaar onderwijs aan de Rijksmiddelbare School in de Regentiestraat. Op zestienjarige leeftijd begon hij te werken in het bedrijf dat zijn vader in 1885 opgericht had in de Lodewijk De Meesterstraat. Door de dagelijkse praktijk- de fabriek beschikte over tientallen handweefgetouwen en een aantal rachelbreimachines-en door zelfstudie verwierf Edmond Meert weldra een grote vakkennis. Bovendien kwam hij nauw in contact met de soms ruige denk-en leefwereld van de arbeiders, waardoor hij een scherp sociaal inzicht kreeg dat ten grondslag lag van zijn latere progressieve pioniersmentaliteit. Op 31 januari 1911 huwde hij met de modiste Elisa Bertha Maria Van Puyvelde ( ° SN, 29 april 1881-† SN, 3 maart 1936 ), dochter van beenhouwer Joannes Baptiste Van Puyvelde uit de Apostelstraat ( nrs. 1-3 ). Elisa ( Alice ) stamde uit een katholieke familie; zij was de nicht van Maria Louisa Van Puyvelde, die in 1907 getrouwd met Hendrik Heyman, de latere minister. Elisa Van Puyvelde bracht vier kinderen ter wereld: Marcel Edmond Alice (° SN, 15 november 1911-† Gouvieux ( Frankrijk), 1971), André Petrus Joannes (° SN, 21 juli 1913 ), Max Edmondus Joannes Petrus ( ° SN, 17 februari 1916 ) en Blanche Eulalia Maria Alice ( ° SN, 4 april 1919 ). Tot half december 1919 waren Meert en zijn gezin officieel gedomicilieerd in de Walburgstraat. Daarna betrokken zij een nieuwe woonst aan het Regentieplein (nr. 9 ). In 1926 kocht Meert het domein Hof ter Saksen te Beveren aan als tweede verblijfplaats. Op 20 juni 1928 kreeg hij vanwege het stadsbestuur de toelating tot het herbouwen van een woonhuis van 16,54 m lengte, gestaan Statiestraat, nr. 73 volgens de plannen van de Antwerpse architect Paul Stordiau. Reeds in 1930 ging Meert wonen in het monumentale, eclectisch opgevatte herenhuis, dat in de plaats kwam van de voormalige eigendom van notaris Geerts. Edmond Meert hertrouwde op 23 januari 1939 te Antwerpen met de generaalsdochter Martha Ludovica Eugenia Edmunda Wauters (° Antwerpen, 2 maart 1894 ) . Tijdens de Tweede Wereldoorlog week de familie uit naar het Hof ter Saksen, omdat de Duitse bezetter het huis aan de Stationsstraat had ingepalmd als hoofdkwartier voor de Kreiskommandantur. Na 1944 placht Meert de zomermaanden door te brengen te Beveren; ’s winters kwam hij naar Sint-Niklaas. Op het einde van zijn leven werd het Hof ter Saksen zijn vaste stek. Hij overleed er op 26 maart 1961. Met grote luister en onder enorme belangstelling werd hij te Sint-Niklaas begraven. De “Etablissements Edmond Meert, société anonyme” Volgens zijn huwelijksakte was Edmond Meert in 1911 “fabrikant van geweefsels”, net als zijn ouders. Zijn oudere broer Paul, die als trouwgetuige optrad, fungeerde op dat ogenblik als “ agent in wol en katoen”. Zijn jongere broer Leo speelde dan reeds een belangrijke rol in de Vlaamse Beweging: tijdens de oorlog 1914-1918 werd hij als activistisch militant lid van de Raad van Vlaanderen. In het voorjaar van 1913 liet de naamloze vennootschap “P. Meert-Van Eyck et fils “ door stadsarchitect August Waterschoot plannen uitwerken voor de vergroting van de fabriek (bureaus, scheer-en kartonplaats) en de renovatie van zeven woonhuizen in de Meesterstraat. Omstreeks 1920 bouwde Edmond Meert een nieuw fabriekscomplex op nijverheidsgronden in de Lamstraat. Links van een centrale “ straat” bevond zich een grote weverij , waar ca. 148 getouwen opgesteld stonden, met vooraan een monteer-en een boomplaats. De bureaus aan de rechterkant werden door een “ koer “
1
gescheiden van de inpakplaats, het kleine en grote magazijn, de stik-, knoop- en bestelplaatsen en de scheer-, bobijn en spoelplaats. In september – oktober 1921 tekende Leander Waterschoot, zoon van de stadsarchitect, de plannen voor de uitbreiding van Meerts fabriek met een ketelhuis, machinekamer, ververij, kolenplaats, smidse, monteer-en pompplaats, en een bijkomend magazijn met een hangar. In het ketelhuis werd een krachtige horizontale stoommachine “ Van Den Kerckhove” geplaatst, met daarnaast een alternator, die de hele fabriek van stroom moesten voorzien. Op 15 mei 1923 werd de stichtingsakte van de “ Etablissements Edmond Meert, société anonyme” verleden voor notaris Hamendt te Sint-Niklaas. De “ Etablissements”, die het oorspronkelijke familiebedrijf voortzetten, produceerden wol en katoenen tapijten, wand-en meubelbekleding en sjaals. Edmond Meert reisde geregeld per auto naar Egypte om er zich te vergewissen van de kwaliteit van het katoen op diverse plantages. 90% van de productie werd uitgevoerd, vooral naar Nederland, Groot-Brittannië en Duitsland, maar ook naar verder afgelegen markten zoals de Verenigde Staten, Japan en Australië. In de jaren twintig waren er ongeveer duizend werknemers aan de slag bij Meert, ca 600 mannen en 400 vrouwen. In 1924 werden er hand-en machineweefateliers bijgebouwd aan de Hogenakkerstraat; de bestaande ververij werd vergroot en er werd een tweede stoomketel geplaatst. Op 3 juni 1924 verwierf Edmond Meert nieuwe terreinen in de Lam- en Hogenakkerstraat tijdens een openbare verkoop in de gehoorzaal van het Sint-Niklase vredegerecht. Eind 1926 maakte Paul Stordiau het lastenboek op voor een derde “ chaudière à vapeur “. Een verder uitbreiding met ateliers, appretage-afdeling en magazijn werd in 1928 gerealiseerd. In 1930 werd rechts vooraan een kantoorgebouw opgetrokken in een zeven traveeën brede, strakke baksteenarchitectuur, naar een ontwerp van Storiau. Om beter te kunnen concurreren op de Nederlandse markt werd in 1933 de dochtermaatschappij N.V. Canisvliet gevestigd in Sas van Gent (Zeeland ). Ongeveer 250 Belgische werknemers werden er dagelijks per autobus naartoe gebracht. Canisvliet beschikte overigens over eigen slaapaccomodatie. Alle voor de productie noodzakelijke stoffen en materialen werden eveneens vanuit Sint-Niklaas naar Sas van Gent gevoerd. Tijdens de achttiendaagse veldtocht in mei 1940 werd Canisvliet door Frans en Belgisch afweergeschut verwoest; de fabriek werd naderhand biet meer heropgebouwd. In 1936 brak in de Sint-Niklase fabriek een staking uit door toedoen van de socialistische vakbond. De stakers eisten loonsverhoging. Edmond Meert liet daarop prompt een lijst van de actievoerders circuleren met de werkelijk aan hen uitbetaalde lonen. Aangezien veel arbeiders thuis verzwegen dat zij een deel van hun loon als drinkgeld achterhielden, ontstond er na deze publieke bekendmaking tumult in menig huisgezin. De staking viel vrijwel onmiddellijk stil. Kort voor uitbreken van de Tweede Wereldoorlog onderhandelde Meert met een producent in Chemnitz ( Duitsland) over de aankoop van “ Cotten “ kousenbreimachines. De transactie ging echter niet door. Tijdens de Duitse bezetting werden de “Etablissements” gesloten. Met de productie van ongekeperde linnen tentdoeken voor de geallieerden (“Duck”) werden de activiteiten na de bevrijding hervat. Vanaf de jaren dertig bekleedden Meerts zonen leidinggevende functies in de firma. Volgens een Engelstalig document van 18 oktober 1948 was Marcel “ manager”, André “ technical director” en Max “ director”; Edmond Meert zelf werd betiteld als “governing-manager”. De kern van beheerraad werd toen gevormd door Edmond en Marcel Meert en “ négociante” mevrouw Isidore Van PraetCourtens uit de Stevinstraat (nr. 11) te Brussel, die het mandaat van haar overleden echtgenoot had overgenomen. André, Max en Blanche Meert zetelden, samen met boekhouder Louis Dubois uit de Spoorweglaan (nr. 36 ) te Sint-Niklaas, in het college van commissarissen. De onderneming kampte in de jaren 1947-1950 met tal van moeilijkheden: het wereldwijde protectionisme, waardoor de uitvoer niet vlot meer verliep; de groeiende concurrentie van traditionele cliëntlanden zoals Spanje, Portugal, Zweden, Denemarken en Zwitserland en vanuit de regio Kortrijk; de sociale en fiscale lasten die door recente Belgische kaderwetten opgelegd werden. In 1947 waren er nog 750 arbeiders werkzaam bij Meert; eind 1948 was dat aantal geslonken tot 400. Om de toekomst veilig te stellen , onderzocht de directie de mogelijkheid om in het buitenland een aparte “ Jacquard textile factory” op te richten, die meubelstoffen en wollen tapijten zou fabriceren. Na eliminatie van Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland viel de keuze op Australië, dat in een studierapport wordt
2
geprezen als “un pays qui offre d’énormes possibilités”. Pluspunten voor Australië waren de grote binnenlandse consumentenmarkt (ca. 40.000.000 inwoners), de politieke en monetaire stabiliteit, de hoge levensstandaard en de overvloed aan natuurlijke grondstoffen. De vooruitzichten voor een Australische vestiging werden als zeer gunstig bestempeld: “ L’industrie textile y est déjà à un stade avancé quoique por nos spécialités in n’y a encore qu’un petit noyau, laissant ainsi de grandes possibilités pour nous.” De Etablissements Edmond Meert hadden trouwens uitstekende handelscontacten met Australië, waar zij vertegenwoordigd werden door het agentschap Coock & Dauncey ( met kantoren in Melbourne, Sydney en Auckland). Over het Australië-plan, dat in de herfst van 1948 al vaste contouren had aangenomen, correspondeerde Max Meert met het Departement of Post-War Reconstruction te Canberra. De nieuwe fabriek zou in Geelong ( Victoria) of Bernie ( Tasmanië) ingeplant worden en starten met een kapitaal van 110 000 pond, met inbegrip van de uit België te importeren machines. Eén enkele ploeg van 30 mannen en 30 vrouwen zou naar schatting een jaaromzet kunnen bereiken van 110.000 pond. Eén van Meerts zonen-vermoedelijk Max –zou naar Australië emigreren. Het beheer zou in handen blijven van Edmond Meert en kinderen. Na een sceptisch eindverslag de dato 23 mei 1949, waarbij bouwtechnische , financiële en personele bezwaren doorwogen, werd de Australië-droom definitief opgeborgen. In 1951 begon Max Meert te Costermansstad ( het huidige Bukavu) in Belgisch Kongo met de groothandel “Meert Afrique” , die niet alleen de eigen producten verkocht maar ook andere waren zoals elektrische apparatuur. Na de proclamatie van de Kongolese onafhankelijkheid in 1960 werd “Meert Afrique” opgedoekt. Max Meert kwam terug naar Sint-Niklaas en startte er met de doe-het-zelfservice “Combi 2000” in de Mercatorstraat. Later zou hij naar de Canadese provincie British Columbia uitwijken,waar hij een paardenfokkerij opzette. In 1952 ging Marcel Meert de detailzaak “ La Chaumière “uitbaten te Brussel. “ La Chaumière “- letterlijk” buitenhuisje met een rieten dak”- verhandelde tapijten van eigen makelij en geïmporteerde tapijten. Het lag in de bedoeling over heel België een winkelketen uit te bouwen, wat door de grossiers niet in dank aanvaard werd. Het “Chaumière” –experiment werd dan ook afgevoerd. Marcel Meert stapte uit het bedrijf en werd beheerder van een garage in Knokke. Wegens de jaarlijkse verliescijfers op het einde van de jaren zestig werd de naamloze vennootschap in 1970 gelikwideerd onder de supervisie van André Meert. De fabrieksgebouwen kwamen in het bezit van de Intercommunale Vereniging van het Land van Waas, die alleen de rechthoekige toegangspoort en het kantoorgedeelte behield. Achteraan bevindt zich nog een restant van het vroegere fabriekscomplex. Meerts sociale ingesteldheid Edmond Meert genoot een grote faam als sociaal vooruitstrevend fabrikant. Hij riep voor zijn werknemers tal van speciale voorzieningen in het leven. Tegenover het bedrijf in de Lamstraat richtte hij een vrije, niet-confessionele “kindertuin” op van twee kleuterklassen, waar de kinderen van zijn personeel kosteloos opgevangen konden worden. In de oude fabriek aan de Lodewijk De Meesterstraat bracht hij in 1932 de coöperatieve bakkerij “ Help u zelve” onder, die goedkoper brood verkocht. Voor gehuwde gepensioneerde werknemers bouwde Meert in de Lindenstraat twaalf zogeheten apostelhuizen ( op een rij, gegroepeerd per twee onder één dak). De apostelhuizen werden aanvankelijk volledig gratis ter beschikking gesteld, later tegen de symbolische huurprijs van één frank per jaar. Een bejaard paar mocht in het huisje blijven zolang het samen was. Als één van de partners stierf, kwam de woning vrij voor een ander koppel. In het ouderlijk huis aan de Kalkstraat richtte Meert de “ Bibliotheek Petrus Meert-Van Eyck” op, waardoor zijn werknemers de gelegenheid kregen om hun geestelijke horizon te verruimen. De bibliotheek werd beheerd door de heer Drowart. In de destijds nog bosrijke omgeving van de Bellestraat stichtte Edmond Meert rond 1930 het kinderdagverblijf het “Zonneken”. De jonge kinderen van zijn personeelsleden konden er onder de begeleiding van verpleegsters en onder het toezicht van dokter Hellebaut verzorgd worden tot zij één jaar werden. De ouders moesten hiervoor een vergoeding betalen die grosso modo overeenkwam met het bedrag van de kinderbijslag voor de baby. Het “Zonneken” huldigde een aantal praktische leefregels. Fopspeentjes waren verboden en er was enkel bezoekrecht op zondagnamiddag. Door dit unieke, handig bekeken initiatief gaf Meert aan zijn arbeidsters de kans om hun job vlug weer op te nemen na de geboorte van hun kind. Meteen verzekerde hij een zo groot mogelijke continuïteit in zijn personeelsbezetting. Tijdens de zomer stelde Meert het “Zonneken” tevens open als
3
vakantiepatronaat voor de zes-tot twaalfjarige kinderen van zijn werknemers. In 1940 werd het “Zonneken” door de Duitsers in beslag genomen. Na de oorlog trof men het gebouw in een deerniswekkend vervallen toestand aan. De hoge kosten voor een eventuele renovatie en de goedkeuring van nieuwe sociale reglementeringen noopten Meert ertoe het blijkbaar overbodig geworden “Zonneken” niet meer opnieuw in gebruik te nemen. Op grond van hoogst betrouwbare getuigenissen menen wij te mogen stellen dat Edmond Meert bovendien nog bijzondere persoonlijke voorrechten toekende aan trouwe personeelsleden. Volgende feiten werden ons gerapporteerd: - Als een arbeider een huis wou kopen en een spaarboekje met 50% van de waarde kon voorleggen, Leende Meert de overige 50% zonder intrest; wel werd er een afgesproken deel van het loon afgehouden. - Een personeelslid dat van plan was een huis te kopen, maar van de aankoop afzag vanwege een hoger bod, bood hij aan het verschil bij te passen. - Een werknemer kreeg zijn volledige wedde verder doorbetaald tijdens zijn vier maanden durende mobilisatie. - Een bepaald medewerker die door de oorlogssluiting zonder inkomen viel, betaalde hij twee jaar lang een deel van zijn loon uit totdat de man een andere baan had gevonden. Deze persoon keerde later natuurlijk graag naar de firma Meert terug. - Meert gaf aan zijn werknemers een “dertiende maand” : op kerstavond liet hij aan elk personeelslid een gesloten envelop bezorgen met een som geld die het maandloon evenaarde. Meert bepaalde zelf de grootte van de som naar gelang van de individuele inzet gedurende het afgelopen jaar. Hierbij hield hij ook rekening met de familiale en/of financiële situatie van zijn personeel. De ongeschreven afspraak dat iedereen het stilzwijgen moest bewaren over deze eindejaarspremie, werd volgens onze bronnen gerespecteerd. Meert kende daarentegen geen genade voor wie zich niet aan de gangbare gedragscode hield. Zo is het verhaal bekend van een arbeider die een opdracht van een kaderlid weigerde uit te voeren en zich hierover rechtstreeks bekloeg bij de baas. Meert, die het volste vertrouwen had in zijn kaderpersoneel, gaf de betrokkene op staande voet zijn ontslag. Meert was een veeleisende man voor zichzelf en voor zijn personeel, maar hij verstond de kunst om met weinig woorden en door kleine gebaren zijn mensen aan zich te binden. Meerts filosofische en maatschappelijke overtuiging Op 6 januari 1909 werd Edmond Meert ingewijd in de Antwerpse vrijmetselaarsloge “Marnix van Sint-Aldegond”. Zijn broer Leo was kort voordien-op 20 november 1908-lid geworden van dezelfde loge. In 1927 vroeg Edmond Meert zijn affiliatie aan bij “Lesamis Philantropes” te Brussel, waar hij in 1953 als “ancien” gevierd werd. Zijn burgerlijke begrafenis werd bijgewoond door een delegatie logevrienden, die een opvallende driehoekige krans met het opschrift “ Brussel” hadden laten neerleggen. Meert, die een discreet man was, kwam er publiek niet voor uit dat hij tot de maçonnerie behoorde. De vrijmetselarij werd toen algemeen als een geheime sekte beschouwd. Meerts levenshouding was doordesemd door de vrijmetselaarsidealen van de broederlijkheid, het nastreven van een hoger zedelijk en geestelijk leven en het respect voor ieders persoonlijke vrijheid. Een paar anekdoten illustreren zijn eerbied voor filisofisch andersdenkenden: -
-
-
Voor de officiële opening van zijn “kindertuin” inspecteerde Meert de klaslokalen. De inrichting voldeed niet aan zijn wensen. De afwezigheid van kruisbeelden stoorde hem en hij wou pas naar de klassen terugkeren als men er opgehangen had. Voor de toekomstige communicanten wan zijn werknemers opende Meert een spaarboekje. Als bleek dat daarop genoeg gespaard was, legde hij een bedrag bij om de kosten die de plechtige communie met zich meebracht te dekken. Meerts zonen kregen thuis aanvullend privé-onderwijs in een pluralistische sfeer. Een jood, een jezuïet, een communist en een vrijmetselaar doceerden de zonen met verschillende levensbeschouwelijke inzichten en principes.
4
Als vrijzinnig ondernemer leunde Meert aan bij de liberale strekking. Hoewel hij geen politieke ambities koesterde, liet hij zich in 1938 toch overhalen om de liberale lijst (nr. 6) voor de gemeenteraadsverkiezingen aan te voeren. De lijst Meert werd overigens fel bekampt door de “Vrije Volkspartij” (nr. 1) , een groep arbeiders en bedienden onder de leiding van metser Theofiel Nachtegael die het opnamen voor de in opspraak gebrachte liberale vakbondsvoorzitter Gustaaf Van Goethem. De “ Vrije Volkspartij” kon amper 235 stemmen veramelen. De lijst Meert kreeg 2940 stemmen. Lijsttrekker Edmond Meert ( 817 voorkeurstemmen) en tweede kandidaat Antoon Van De Vyver ( 40 stemmen) werden tot gemeenteraadslid verkozen, wat een grote vooruitgang betekende tegenover de verkiezingen van 1932, toen de liberalen er niet in slaagden een zetel te behalen. Samen met Van De Vyver voerde Meert oppositie tegen de 21 man sterke katholiek-socialistische meerderheid. Hij nam zijn mandaat au sérieux: hij was meestal aanwezig op de gemeenteraad en liet geregeld van zich horen. Meert woonde 19 van de 22 zittingen bij die gehouden werden van 5 januari 1939 tot aan de opschorting van alle raadsactiviteiten door het Duitse militaire bestuur in april 1941. Na de bevrijding bleef Meert afwezig. Bij brief van 25 januari 1945 nam hij ontslag. Hij werd in de gemeenteraad van 10 februari 1945 opgevolgd door eerste plaatsvervanger Hector Metsers. Meert was een constructief raadslid. Het gebeurde zelden dat hij een neen-stem uitbracht. Als hij het oneens was met de voorstellen van de bestuurscoalitie, liet hij dat blijken door zich te onthouden. Meert ging niet akkoord met de financiële politiek van het stadsbestuur; bij stemmingen over leningen , belastingen en begroting onthield hij zich. Agendapunten in verband met het beheer van de kerkfabrieken keurde hij goed tijdens de eerste maanden van zijn mandaat; later werd hij net als de socialisten en zijn partijgenoot Van De Vyver terughoudender. In de zitting van 9 september 1940 protesteerden Meert en Van De Vyver tegen de uitsluiting van de liberalen uit het bestuur van de Commissie van Openbare Onderstand. Tijdens de gemeenteraadszittingen van 13 februari en 13 maart 1941 hield Meert zich op de vlakte bij een discussie over de ontlasting van eigenaars die door de Openbare Onderstand ondersteund werden: hij was van oordeel dat gesteunden geen opcentiemen op de grondbelasting moesten betalen, maar zag ook in dat de voogdijoverheid dit nooit zou aanvaarden. Wat de aanpassing van de wereldbarema’s van het stadspersoneel betreft, kon Meert er niet mee instemmen dat de geplande verhogingen voor het hoger personeelskader vanaf de graad van onderbureauchef en adjunct maar trapsgewijze doorgevoerd zouden worden. Een paar opmerkelijk politieke acties van Edmond Meert mogen niet onvermeld blijven. Op 20 maart 1939 gaf de gemeenteraad groen licht voor een zesjarig aannemingscontract met het beschermcomité van Meerts kleuterschool. Hierdoor verbond het Sint-Niklase stadsbestuur er zich toe om jaarlijks ongeveer 1000 frank uit te geven voor schoolbehoeften, verwarming en onderhoud. Op voorstel van Meert keurde de gemeenteraad op 24 juli 1939 unaniem een motie goed om het aanbrengen van spoorwegpasserellen te Vijfstraten en aan de Antwerpse Steenweg te bepleiten bij de Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen. Ter staving van de motie deelde Meert aan de raad mee “ dat tengevolge van de uitbreiding die de stad genomen heeft, de grote massa werklieden die slechts over een korte tijdspanne beschikken om het noenmaal te gaan nemen, bij het overgaan van deze barelen hen veel tijd ontneemt en zij hierdoor op de fabrieken en werkhuizen te laat aankomen. Op 2 oktober 1940 besloot de gemeenteraad eenparig een lening van 1 miljoen frank aan te gaan bij de “Etablissements Edmond Meert “ tegen uitzonderlijk gunstige intrest van 1% per jaar. Het kapitaal en de intresten moesten zes maanden na het einde van de oorlog terugbetaald zijn. Van het geleende bedrag werd onmiddellijk 325.000 frank afgenomen voor de oprichting van een dienst voor het uitdelen van schoolmaaltijden. De operatie stootte echter op het verzet van het provinciebestuur, dat erop aandrong deze liefdadigheidsuitgaven te dekken met de gewone inkomsten. Op 9 december 1940 verving de gemeenteraad de lening bij Meert door een krediet van 85.000 frank op de gewone begroting van 1940. Het op te nemen krediet was zoveel lager omdat de Duitsers het meel voor de broden gratis ter beschikking stelden. Naast zijn kortstondige politieke bedrijvigheid engageerde Meert zich voor een socio-culturele verenigingen. Hij was voorzitter van de v.z.w. Casino, de ermee gelieerde Koninklijke Harmonie SintCecilia, de turnkring “ Help Uzelf” en de Oudleerlingenbond van de Rijksmiddelbare School. Meert patroneerde de Sint-Niklase afdeling van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, die haar consultaties mocht houden in het gebouw van de bibliotheek “Petrus Meert-Van Eyck”. Voor de behoeftige-en naderhand voor alle geïnteresseerde- leerlingen van het Rijksonderwijs richtte hij een didactisch boekenfonds op. Elk jaar selecteerde Meert uit de laatstejaars van de Rijksmiddelbare School twaalf
5
talentvolle leerlingen, aan wie hij een studiebeurs toekende. Meert betaalde voor hen ook een deftig fluwelen pak; in de volksmond sprak men van de “floere mannekes”. In 1959 bracht Edmond Meert een aantal kennissen bijeen in een naar hem genoemde Vereniging, een v.z.w. die zijn filantropische acties moest verder zetten. Meert maakte hiertoe een kapitaal, bestaande uit waardepapieren, over aan de v.z.w. Na zijn dood werd hij als voorzitter opgevolgd door Frans Behaegel. Sinds 1983 wordt de “Vereniging Edmond Meert” voorgezeten door Pierre Guily. In de geest van haar stichter steunt de v.z.w. humanitaire organisaties en culturele initiatieven. Ter gelegenheid van haar dertigjarig bestaan liet de Vereniging in 1989 een bronzen basreliëfportret van Edmond Meert ontwerpen door Yasmine D’Hondt. Het portret werd op 15 december 1989 onthuld in de inkomhal van Meerts huis in de Stationsstraat (thans de stedelijke Salons voor Schone Kunsten). Tijdens de gemeenteraadszitting van 18 augustus 1985 werd eenparig beslist de nieuwe weg tussen Hogenakkerstraat en Lindenstraat “ Edmond Meerstraat” te noemen.
6