Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid April 2013
Tewerkstelling van jonge hoogopgeleide werkzoekenden in het Brussels hoofdstedelijk gewest
Vaak gaan we ervan uit dat een diploma ons beschermt tegen werkloosheid. Hoe hoger het diploma, hoe sneller we een baan zouden vinden. Voor een deel klopt dit. De Brusselse realiteit is echter complexer. Als we naar identieke diploma’s kijken, blijkt de werkloosheid hoger te liggen in Brussel dan in de andere gewesten1. Bovendien hebben niet alle diploma’s dezelfde waarde op de arbeidsmarkt. Sommige criteria zoals het type hogere studies en het studiedomein zijn bepalend in het
begin van de loopbaan2. Bijgevolg biedt het diploma geen absolute garantie meer als bescherming tegen de werkloosheid. Factoren die verbonden zijn aan de eigenschappen van de Brusselse
arbeidsmarkt, aan de vaardigheden verworven tijdens het sociaal traject en de schoolloopbaan van de jongeren zijn elementen die even zwaar doorwegen op de kansen op tewerkstelling. Via een statistische en geografische analyse van de hoogopgeleide werkzoekende jongeren willen we in deze focus meer duidelijkheid scheppen over deze verschillende situaties.
A. STATISTISCH PROFIEL VAN DE HOOGOPGELEIDE JONGE WERKZOEKENDEN De bestudeerde bevolking bestaat uitsluitend uit jongeren onder de 30 jaar die als werkzoekende zijn
ingeschreven en dus niet de volledige jongerenbevolking. De jongeren die nog studeren en zij die aan de werkloosheid ontsnappen, maken geen deel uit van de analyse. In 2012 waren 31.647 jongeren werkzoekende (NWWZ), wat overeenkomt met bijna 30% van alle aan
NWWZ. 4.044 onder hen hebben een diploma van het hoger onderwijs, hetzij bijna 13% van de NWWZ jonger dan 30 jaar. Een deel van hen heeft universitaire studies achter de rug (40%), anderen hebben niet-universitaire studies gevolgd (60%). Wat betreft de jongeren met een diploma van het niet-
universitair hoger onderwijs, maken we een onderscheid tussen het hoger onderwijs van het korte type
of de 1e cyclus (graduaat, kandidatuur, bachelor, bv.: verpleger, sociaal medewerker...) en het hoger onderwijs van het lange type of 2e cyclus (licentiaat, master bv.: psycholoog, architect...). Van alle
jonge NWWZ met een diploma van het niet-universitair hoger onderwijs hebben 80% studies van het korte type gevolgd. Wat de duur van de werkloosheid betreft, is 36% van de jonge NWWZ met een
diploma van het hoger onderwijs sinds minstens een jaar werkloos. Wat de duur van de inschakelingstermijn betreft, zijn er grote verschillen in functie van de studierichting.
1 VANDERMOTTEN C. ; Evolution socioéconomique, reproduction sociale et formation à Bruxelles, CCFEE, 2008
2 MARTINIELLI D. ; Le domaine d’études est déterminant pour les débuts de carrière, n°1313, Octobre 2010, INSEE.
1
Tabel 1: Indeling van NWWZ met een diploma van het hoger onderwijs volgens type studies (jaarlijks gemiddelde 2012) Type hogere studies
a.w.
In %
Hoger niet-universitair
2.429
60,1
2.009
79,7
420
20,3
1.615
39,9
4.044
100,0
Van het korte type (1e cyclus) e
Van het lange type (2 cyclus) Hoger universitair Totaal
Bron: Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
De uitstroom uit de werkloosheid van jongeren met een diploma in functie van hun woonwijk: uit de resultaten van een complementaire analyse van de longitudinale opvolging over één jaar van de
jongeren die zich na hun studies bij Actiris hebben ingeschreven, blijkt dat er bij gelijke studieniveaus een ongelijke kans op tewerkstelling is. De uitstroom uit de werkloosheid bij jongeren uit de “arme sikkel” ligt systematisch lager dan bij jongeren uit de rest van het gewest. Enerzijds stellen we een
ondervertegenwoordiging vast van hogere diploma’s in de minderbedeelde wijken t.o.v. welgestelde
wijken. Anderzijds vinden jongeren met hetzelfde diploma, maar die in de “arme sikkel” wonen, moeilijker een job. Deze vaststelling past in de context van de sociale dualisering die in Brussel de bovenhand heeft en maakt dat we deze kloven op territoriaal vlak van naderbij moeten bestuderen. B.
WOONPLAATS VAN HOOGOPGELEIDE JONGE WERKZOEKENDEN
Het gewest wordt gekenmerkt door een sociaal-ruimtelijke segregatie. In bepaalde delen van de stad de centrumwijken van de zogenaamde "arme sikkel” - kan de werkloosheidsgraad bij jongeren tot 35% aangroeien en kan het aandeel aan laagopgeleide jongeren tot 50% oplopen. Ook al zijn er sociaal-
ruimtelijke kloven op territoriaal vlak, het zou te simplistisch zijn om, wat de tewerkstelling van jongeren
betreft,
een
rechtstreekse
correlatie
te
maken
tussen
hun
woonplaats
en
hun
socioprofessionele toekomst. Enerzijds is het niet evident om een verband te leggen met de
woonplaats van gediplomeerde jongeren van deze leeftijdscategorie aangezien ze zeer mobiel zijn en het niet gekend is hoeveel onder hen het ouderlijk huis verlaten. Anderzijds zijn de ongelijkheden in de
toegang tot werk complex en kunnen ze niet enkel worden bevat aan de hand van dit soort administratieve gegevens. In de onderstaande analyse zullen we drie elementen die door de territoriale benadering naar voren komen, verder bestuderen. 1.
De jonge NWWZ met een hoger dipoma zijn sterk vertegenwoordigd in het zuiden van Brussel
De jonge NWWZ met een diploma van het hoger onderwijs zijn oververtegenwoordigd in de welgestelde wijken van het zuiden en het zuidoosten van de hoofdstad (kaart 1).
2
Kaart 1: Aandeel van de jonge NWWZ met een hoger diploma (%)
.
2.
De woonplaats van deze jongeren is afhankelijk van de duur van hun werkloosheid
De jongeren die langer dan een jaar werkloos zijn, wonen in de centrumwijken (“arme sikkel” en omgeving) van het gewest (zie kaart 2). Hieruit kunnen we afleiden dat bij gelijkwaardige diploma's,
jongeren die in de centrumwijken en/of in de eerste gordel wonen, langer werkloos zijn dan hun
tegenhangers in de welgestelde wijken.
Kaart 2: Aandeel van de jonge NWWZ met een hoger diploma die sinds 1 jaar werkloos zijn (%)
3.
De ruimtelijke verdeling verschilt eveneens naargelang het type studies en de werkloosheidsduur 3.1. Jongeren die minder dan zes maanden werkloos zijn:
Voor de jongeren met een diploma van het hoger universitair onderwijs: uit de analyse
blijkt dat de meerderheid van deze jongeren in de wijken van de tweede gordel van het gewest woont. Hun aanwezigheid is vooral groot in het zuidoostelijk kwadrant
(Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts-Woluwe, Etterbeek, Oudergem, hoog-Elsene) alsook
in
sommige
noordwestelijke
Ukkelse
wijken
vertegenwoordigd.
van
wijken (Diesdelle, de
hoofdstad
Kalevoet, Churchill...).
zijn
ze
daarentegen
In
de
minder
3
Voor de jongeren met een diploma van het hoger niet-universitair onderwijs: uit de
analyse blijkt dat een groot deel van deze jongeren in de randwijken woont. Deze
wijken bevinden zich zowel in de gemeenten van het zuidoostelijk kwadrant (Evere,
Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts-Woluwe en Watermaal-Bosvoorde) als in de
gemeenten van de eerste en tweede gordel van het noordoosten van Brussel (Jette, Sint-Agatha-Berchem, Molenbeek, Anderlecht en enkele wijken in het uiterste
noorden van Brussel-Stad). Ze zijn daarentegen proportioneel minder aanwezig in de wijken van de “arme sikkel”, met uitzondering van de Marollen, Kuregem-Rosé en de Haachtsesteenweg. 3.2. Jongeren die een jaar of langer werkloos zijn:
Voor de jongeren met een diploma van het hoger universitair onderwijs: uit de analyse blijkt dat een groot deel van deze jonge NWWZ in de wijken van de eerste gordel aan de rechteroever van het kanaal woont (Sint-Gillis, Elsene, Etterbeek, Schaarbeek en
Sint-Joost). Een groter aantal van deze jongeren woont eveneens in enkele randwijken van Ukkel (Montjoie, Kalevoet en Sint-Job) en van Sint-Lambrechts-Woluwe. We
stellen vast dat er weinig van deze jongeren in de wijken van de "arme sikkel” wonen, met uitzondering van de Dansaertwijk en de Marollen, en ondervertegenwoordigd zijn
aan de linkeroever van het kanaal, in de noordwestelijke gemeenten van Brussel (Anderlecht, Molenbeek...).
Voor de jongeren met een diploma van het hoger niet-universitair onderwijs (kaart 3): op de kaart blijkt dat een groot deel van deze jonge NWWZ in de wijken aan de linkeroever van het kanaal en in de “arme sikkel” en omstreken woont.
Kaart 3: Aandeel van de jonge NWWZ met een hoger niet-universitair diploma die sinds 1 jaar werkloos zijn (%)
4
Denkpistes Uit de analyse onthouden we dat er in functie van het type studies een ongelijke toegang tot tewerkstelling is bij jonge werkzoekenden met een diploma. Dit verschil ligt in de lijn met de
concurrentiële context van de Brusselse arbeidsmarkt die bij het zoeken naar een job voor hevige competitie zorgt tussen de jongeren met een diploma. De wedijver is zelfs zo sterk dat deze over de
gewestgrenzen heen gaat. Hoe hoger de vereiste scholingsgraad van de arbeidsplaats, hoe meer het
werknemers aantrekt uit de Brusselse rand3. Soms leidt deze competitie bovendien tot het fenomeen
van declassering4: in een context van een torenhoge werkloosheid moeten sommige jongeren jobs
aanvaarden die niet noodzakelijk met hun basisopleidingsniveau overeenstemmen. Talrijke factoren hebben een impact op de beroepsinschakelingstermijnen van de jongeren. Sommigen zijn verbonden
aan de leeftijdscategorie, en dus aan de vaardigheden van de Brusselse jongeren, ongeacht hun scholingsgraad (het gebrek aan beroepservaring, onvoldoende talenkennis enz.). Andere factoren hebben een individueel karakter zoals de bruikbare sociale resources (netwerken) die verbonden zijn aan het oorspronkelijk sociaal milieu en de sociale verankering en waarvan de uitgestrektheid varieert
naargelang de jongere. Andere parameters die meer eigen zijn aan gediplomeerden zijn gebonden aan de studiekeuze: de keuze van een richting of specialisatie die min of meer prestigieus is, kan voor ongelijkheid zorgen op de arbeidsmarkt door de toegang tot werk (al dan niet) te vergemakkelijken.
Des te meer daar deze "keuzes" niet toevallig worden gemaakt en vaak sterk verbonden zijn aan het
sociaal milieu waartoe de WZ behoort en de mechanismen voor sociale reproductie. De toegang tot selectieve prestigieuze richtingen blijft een voorrecht voor kinderen uit welstellende milieus. Ten slotte
zijn er de jongeren afkomstig uit immigratie die de gevolgen moeten dragen van discriminatie bij de aanwerving. Wat betreft de centrale localisatie van de jongeren over het algemeen, kan dit te verklaren zijn door het aanbod aan huisvesting dat afgestemd is op de behoeften van deze leeftijdscategorie, met andere woorden de periode in het leven van de jongere waarin hij zelfstandig wordt en het
ouderlijk huis verlaat. Naast de jongeren die uit deze volkse en centrumwijken komen, zijn er veel jongvolwassenen die ervoor kiezen er te wonen omdat deze wijken aantrekkelijk zijn wat betreft vrije
tijd en het actieve sociale leven: nabijheid van het centrum, talrijke hogescholen, bruisende wijken, goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer, gevarieerde en goedkope huurwoningen. Bovendien
ligt de dynamiek van de wijken niet vast. Het bewijs hiervan is de gentrificatie van talrijke centrumwijken van de “arme sikkel”5. Daarenboven zullen grootschalige projecten rond ruimtelijke ordening (kanaal) het sociologisch weefsel van deze zogenaamde volkse centrumwijken verder
veranderen.
Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
De Brouckèreplein 12, 1000 Brussel http://www.actiris.be, rubriek Arbeidsmarkt
3 4
VANDERMOTTEN C.; OpCit.
GIRET J.-F., NAUZE-FICHET E., TOMASINI M., Le déclassement des jeunes sur le marché du travail ; Données
sociales-La société française, édition 2006. VAN CRIEKINGEN M.; Welke toekomst voor de Brusselse centrumwijken?, Brussels Studies, n°1, 2006.
5
5