TERUGBLIK 2015 RESULTATEN CENTRALE EINDTOETS 2015
Centrale Eindtoets primair onderwijs
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
2
Inhoud
1 Inleiding
4
2 Cijfers deelnemende leerlingen
5
2.1 Aantal leerlingen
5
2.2 Landelijk gemiddelde standaardscore
6
2.3 Facultatief onderdeel wereldoriëntatie
7
3 Kenmerken Centrale Eindtoets 2015
8
3.1 Inhoudelijke kenmerken
8
3.2 Psychometrische kenmerken
9
4 Vergelijken van toetsen
11
4.1 Verschillende uitgangspunten
11
4.2 Verschillende toetsen
12
5 Frequenties van individuele scores
13
5.1 Frequentieverdeling
13
5.2 Interval schaalscore
15
6 Referentieniveaus
17
6.1 Referentieniveaus
17
6.2 Lezen
17
6.3 Taalverzorging
19
6.4 Rekenen
20
6.5 Conclusie
21
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
7 Verschillen in leeftijd en de scores
3
22
7.1 Verdeling in leeftijd
22
7.2 Verdeling in toetsonderdelen
23
8 Samenvatting
25
9 Bijlage 1: Opgaven Centrale Eindtoets 2015 in relatie tot de toetswijzer PO
26
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
4
1 Inleiding De Centrale Eindtoets is voor het eerst afgenomen in het schooljaar 20142015. Tussen 15 april en 5 juni 2015 hebben ruim 164.000 leerlingen de Centrale Eindtoets gemaakt. De eerste afname van de Centrale Eindtoets is goed verlopen en alle leerling- en schoolrapportages zijn in de maanden mei en juni verstrekt. De ‘Terugblik 2015’ gaat over de resultaten van alle leerlingen die hebben deelgenomen aan de Centrale Eindtoets 2015. Zij maakten een van de volgende vier varianten: de papieren Centrale Eindtoets B (basis), de papieren Centrale Eindtoets N (niveau), de digitale Centrale Eindtoets B of de digitale Centrale Eindtoets N.
De opgaven in de Centrale Eindtoets B zijn gemiddeld moeilijker dan de opgaven in de Centrale Eindtoets N. Toch zijn de resultaten van de Centrale Eindtoets B en de Centrale Eindtoets N onderling te vergelijken dankzij het gebruik van standaardscores. De Centrale Eindtoets meet op de inhoud van de taaldomeinen lezen & taalverzorging en van alle rekendomeinen binnen de referentieniveaus in hoeverre de leerling de referentieniveaus beheerst. In 2015 is dat in een pilot gebeurd, vanaf 2016 is dat wettelijk verplicht. De ‘Terugblik 2015’ is gebaseerd op de resultaten van 162.223 leerlingen uit het regulier basisonderwijs (basisschool en inspectielocaties). Dat is 86% van het aantal leerlingen dat in groep 8 zit van het regulier basisonderwijs (188.088). In deze Terugblik wordt onder meer gerapporteerd over het aantal leerlingen bij wie de Centrale Eindtoets is afgenomen, de gemiddelde standaardscores, de beheersing van de referentieniveaus en de resultaten op de Centrale Eindtoets onderverdeeld in jongens en meisjes.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
5
2 Deelnemende scholen en leerlingen De Centrale Eindtoets valt binnen het wettelijke kader van Eindtoetsen PO (WPO). Naast scholen uit het regulier basisonderwijs hebben ook niet-PO gerelateerde scholen deelgenomen aan de Centrale Eindtoets zoals speciaal (basis) onderwijs en Nederlandse scholen in het buitenland. In dit hoofdstuk informeren we u over de aantallen scholen en leerlingen die deelgenomen hebben aan de Centrale Eindtoets 2015.
2.1 Aantal leerlingen Tabel 1 Aantal leerlingen Centrale Eindtoets 2015, naar toetsversie en schooltype
Papier
Digitaal
B
N
B
N
Totaal
CET B
CET N
DCET B
DCET N
125.839
30.043
1.233
2.143
159.258
2.232
590
22
42
2.886
50
9
4
16
79
609
964
87
54
1.714
0
0
0
0
0
224
18
0
35
277
Overig
14
0
0
0
14
Totaal
128.968
31.624
1.346
2.290
164.228
Basisschool Inspectielocatie Particulier Basisonderwijs Speciaal Basisonderwijs (SBO) Speciaal Onderwijs (SO) NOB
In totaal hebben 5.892 scholen uit het regulier basisonderwijs met 162.223 leerlingen deel genomen aan de Centrale Eindtoets 2015. Van alle leerlingen die in groep 8 van het regulier basisonderwijs zitten, heeft 86% de Centrale Eindtoets 2015 gemaakt. Deze leerlingen hebben de toets kunnen maken op papier of digitaal en op het niveau N of B. Niveau N is de Centrale Eindtoets die het meest geschikt is voor leerlingen die naar verwachting het best passen in een brugklastype basisberoepsgerichte leerweg of kaderberoepsgerichte leerweg. De eindtoets B is bestemd voor leerlingen voor wie het verwachte vervolgadvies brugklastype gemengde/theoretische leerweg of hoger zal zijn. Aan het facultatieve onderdeel wereldoriëntatie deed 68% van de leerlingen uit het regulier basisonderwijs mee. Hoe de verdeling tussen papier, digitaal en B en N is op de Centrale Eindtoets 2015 is te lezen in tabel 1. Scholen konden ook leerlingen laten deelnemen aan de Centrale Eindtoets die onder de ontheffingsgrond vallen.1 Het CvTE heeft de leerlingen met ontheffing niet uitgesloten
1
De verplichting geldt voor leerlingen in groep 8 van het reguliere basisonderwijs. De ontheffingsgrond geldt voor leerlingen die zeer moeilijk lerend zijn, die meervoudig gehandicapt zijn voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is en/of die korter dan vier jaar in Nederland wonen en de Nederlandse taal nog niet voldoende beheersen.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
6
in deze Terugblik omdat niet het CvTE, maar DUO de organisatie is die de gegevens beheert over de ontheffingsgrond. Leerlingen op scholen voor Speciaal Onderwijs (so) en Speciaal Basisonderwijs (sbo) waren in 2015 niet verplicht om deel te nemen aan een eindtoets PO. Wel hebben deze leerlingen mee mogen doen aan de Centrale Eindtoets. Daarbij valt op dat alleen leerlingen uit het sbo hebben deelgenomen aan de Centrale Eindtoets 2015. Leerlingen uit het buitenland die Nederlands onderwijs volgen, vallen eveneens buiten de verplichting van een eindtoets PO. Ook deze leerlingen hebben de Centrale Eindtoets 2015 mogen maken op voorwaarde dat de buitenlandse school aangesloten is bij Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB) en dat de verplichte onderdelen taal en rekenen gemaakt werden.
2.2 Landelijk gemiddelde standaardscore Het resultaat op de Centrale Eindtoets is een standaardscore. Een standaardscore is de uitkomst van een berekening2. Voor die berekening is het aantal goed gemaakte opgaven taal en rekenen op de Centrale Eindtoets B nodig. Voor leerlingen die de Centrale Eindtoets N hebben gemaakt, is een extra stap nodig. Stel dat een leerling op de Centrale Eindtoets N 127 opgaven goed heeft gemaakt. Die 127 wordt dan eerst omgezet naar een (geschat) aantal goed dat deze leerling op de Centrale Eindtoets B zou hebben behaald, bijvoorbeeld 108. Het omgezette aantal goed (108) wordt gebruikt bij het berekenen van de standaardscore. De laagste standaardscore is 501, de hoogste 550. Op alle vier de varianten van de Centrale Eindtoets (B en N, papier en digitaal) zijn alle standaardscores mogelijk. Aan de standaardscore is niet te zien welke versie de leerling gemaakt heeft. De standaardscore leidt tot een advies aan de leerling voor het best passend brugklastype. In hoofdstuk 5 van deze Terugblik treft u een overzicht aan van welk brugklastype met welke standaardscore correspondeert. Alle leerlingen uit het regulier basisonderwijs (inclusief inspectielocaties, particulier onderwijs en ontheffingen) hebben een landelijk gemiddelde standaardscore behaald die iets hoger ligt dan 535. De standaardscore 535,1 is een leerlinggemiddelde. De landelijk gemiddelde standaardscore van jongens is lager dan van meisjes; 534,8 vs. 535,3. In tabel 2 leest u onder andere het totaal aantal leerlingen, het percentage deelname per schooltype en de landelijk gemiddelde standaardscore.
2 De wetenschappelijke verantwoording van de Centrale Eindtoets bevat uitgebreide informatie over de standaardscores. U kunt de wetenschappelijke verantwoording downloaden of inzien op de website van het College voor Toetsen en Examens.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
7
Tabel 2 Landelijk gemiddelde standaardscore per schooltype
Schooltype
Aantal
Percentage
Gemiddelde
Std. Deviation
Basisschool
159.258
96,97
535,05
10,343
2.886
1,76
534,14
10,585
79
0,05
533,86
10,747
1.714
1,04
520,33
12,581
277
0,17
534,02
10,636
Overig
14
0,01
542,21
4,854
Totaal
164.228
100
534,88
10,481
Inspectielocatie Particulier Basisonderwijs SO SBO NOB
De landelijk gemiddelde standaardscore in juni 2015 was 535,3. Dat was kort na de afname van de papieren Centrale Eindtoets 2015 op de basisscholen. Op dat moment waren de leerlingen bij wie ontheffing was aangegeven op het antwoordblad niet meegenomen in het gemiddelde, evenmin als de resultaten van de digitale Centrale Eindtoets 2015. De digitale Centrale Eindtoets 2015 kon (als inhaaltoets) tot en met 5 juni 2015 afgenomen worden. De leerlingen die de digitale inhaaltoets maakten, hebben een lager resultaat behaald dan de leerlingen die de papieren Centrale Eindtoets 2015 hebben gemaakt. Verder is er een onderscheid tussen de landelijk gemiddelde standaardscore op leerlingniveau en op schoolniveau. Leerlinggemiddelden zijn gebaseerd op de deelnemende leerlingen als eenheid van analyse. De schoolgemiddelden zijn gemiddelden gebaseerd op deelnemende scholen als eenheid van analyse. Leerlinggemiddelden en schoolgemiddelden zijn niet identiek.
2.3 Facultatief onderdeel wereldoriëntatie Aan het facultatieve onderdeel wereldoriëntatie hebben 110.241 leerlingen deelgenomen in 2015, dat is 68% van alle leerlingen uit het reguliere basisonderwijs die hebben deelgenomen aan de Centrale Eindtoets. Wereldoriëntatie kon alleen op papier afgenomen worden. Er is een verband tussen het al dan niet deelnemen aan wereldoriëntatie en het gekozen niveau (B of N) van de Centrale Eindtoets. Van de leerlingen die de Centrale Eindtoets B hebben gemaakt heeft 70,7% het onderdeel wereldoriëntatie gemaakt (tegenover 64,2% van de reguliere basisonderwijs leerlingen die de Centrale Eindtoets N gemaakt hebben). Bij 88% van de deelnemende scholen aan het facultatieve onderdeel wereldoriëntatie heeft de gehele klas de toets gemaakt. Wereldoriëntatie telt niet mee voor berekening van de standaardscore. De gemiddelde eindtoetsscore van de leerlingen die het facultatieve onderdeel wereldoriëntatie gemaakt hebben is significant hoger dan de score van leerlingen die wereldoriëntatie niet gemaakt hebben (534,11 tegenover 535,46).
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
8
3 Kenmerken Centrale Eindtoets 2015 Iedere eindtoets PO is gebaseerd op de ‘Toetswijzer Eindtoets PO algemeen deel’. De toetswijzer is het inhoudelijke verantwoordingsdocument voor de eindtoets. Elke eindtoets PO bevat een aantal verplichte onderdelen. Daarnaast is er ruimte voor eigen accenten. In dit hoofdstuk leest u hoe de Centrale Eindtoets 2015 is opgebouwd.
3.1 Inhoudelijke kenmerken De Centrale Eindtoets bestaat uit twee onderdelen: Nederlandse taal en rekenen. Deze twee onderdelen zijn verplicht en vormen de basis van de standaardscore. Daarnaast biedt de Centrale Eindtoets ook een facultatief onderdeel, wereldoriëntatie. De Centrale Eindtoets kende in 2015 de volgende opbouw: Onderdeel
Totaal aantal opgaven
Domein
Aantal opgaven
Taal
135
Lezen: – Begrijpend lezen – Samenvatten – Opzoeken Woordenschat Schrijven Taalverzorging: – Spelling werkwoorden – Spelling niet-werkwoorden – Grammatica – Interpunctie
45 opgaven: – 25 opgaven – 10 opgaven – 10 opgaven 20 opgaven 20 opgaven 50 opgaven: – 10 opgaven – 10 opgaven – 15 opgaven – 15 opgaven
Rekenen
85
Getallen Verhoudingen Meten en meetkunde Verbanden
30 opgaven 20 opgaven 20 opgaven 15 opgaven
Wereldoriëntatie
90
Aardrijkskunde Geschiedenis Natuuronderwijs
30 opgaven 30 opgaven 30 opgaven
De subonderdelen lezen en taalverzorging bij het onderdeel taal zijn volgens de Toetswijzer Eindtoets PO verplicht. De overige subonderdelen van taal behoren tot de vrije ruimte binnen de genoemde toetswijzer. Alle subonderdelen bij rekenen zijn verplicht volgens de toetswijzer Eindtoets PO. Het onderdeel wereldoriëntatie is facultatief. De inhoudelijke verantwoording van dit onderdeel is beschreven in de toetswijzer specifiek deel, Centrale Eindtoets wereld oriëntatie.3
3 U kunt de toetswijzer specifiek deel, Centrale Eindtoets wereldoriëntatie downloaden of inzien op de website van het College voor Toetsen en Examens.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
9
3.2 Psychometrische kenmerken In tabel 3 treft u de scores op het totaal en op onderdelen van de (papieren) Centrale Eindtoets B 2015, aangevuld met enkele psychometrische gegevens. De papieren Centrale Eindtoets B werd gemaakt door 124.862 leerlingen.
Tabel 3 Psychometrische kenmerken Centrale Eindtoets B 2015
Correlaties Onderdeel Totaal Rekenen Taal
Aantal Gem. opgaven score
Std. Dev.
Cronbach’s alpha4
Totaal
Rekenen
Taal
Lezen
220
167,97
24,20
0,94
1
85
65,02
11,99
0,91
0,88
1
135 102,94
14,80
0,90
0,92
0,63
1
Lezen
45
35,66
5,20
0,76
0,79
0,54
0,85
1
Taalverzorging
50
38,39
6,76
0,84
0,80
0,57
0,86
0,55
taalverzorging
1
Tabel 4 is vergelijkbaar met tabel 3, maar dan voor de papieren Centrale Eindtoets N 2015. Deze toets is gemaakt door 30.642 leerlingen in het basisonderwijs (inclusief inspectie locaties en particuliere scholen).
Tabel 4 psychometrische kenmerken Centrale Eindtoets N 2015
Correlaties Onderdeel
Aantal opgaven
Gem. score
Std. Dev.
Cronbach’s alpha4
Totaal
Rekenen
Taal
Lezen
220
119,57
27,11
0,93
1
85
44,02
14,86
0,92
0,84
1
135
75,56
16,77
0,90
0,88
0,47
1
Lezen
45
26,38
6,88
0,81
0,73
0,39
0,83
1
Taalverzorging
50
27,87
7,77
0,81
0,71
0,40
0,80
0,42
Totaal Rekenen Taal
4
4 Cronbach’s alpha is een maat voor de betrouwbaarheid van psychometrische tests of van vragenlijsten. De waarde van α is een schatting voor de ondergrens van de betrouwbaarheid van de betrokken test. De waarde kan liggen tussen minus oneindig tot 1. De betrouwbaarheid van de Centrale Eindtoets is zeer hoog te noemen.
taalverzorging
1
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
10
In tabel 4 staan omgezette scores, niet de daadwerkelijk behaalde aantallen goed. Door het gebruik van omgezette scores zijn beide tabellen onderling te vergelijken. De leerlingen die de Centrale Eindtoets N maakten, zouden gemiddeld 119,57 opgaven goed hebben op de Centrale Eindtoets B. Van de 135 opgaven taal zouden zij er ruim 75 goed hebben, van de 85 opgaven rekenen ruim 44. Van het subonderdeel lezen zouden de leerlingen ruim 26 van de 45 opgaven goed hebben en bij het subonderdeel taalverzorging bijna 28 opgaven van de 50. Aan de rechterkant van tabel 4 is te zien dat de correlatie (samenhang) tussen de onderdelen taal en rekenen vrij laag is, zeker in vergelijking met tabel 3 over de Centrale Eindtoets B. De opgaventypen in de Centrale Eindtoets B en de Centrale Eindtoets N zijn vrijwel identiek, dus daar zal het verschil waarschijnlijk niet door veroorzaakt worden. Wat wél zou kunnen, is dat de groep leerlingen die de Centrale Eindtoets N maakt, minder consistent presteert dan de groep leerlingen die de Centrale Eindtoets B maakt. Zo is het denkbaar dat een deel van de leerlingen die de Centrale Eindtoets N maken, ofwel niet goed is in taal, ofwel niet goed is in rekenen. Het andere onderdeel maken deze leerlingen echter relatief goed. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor de lage correlatie.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
11
4 Vergelijken van toetsen Dit hoofdstuk gaat over de betrouwbaarheid van het vergelijken van eindtoetsen door de jaren heen. Het vergelijken van toetsen over de jaren heen kan zeer bruikbare informatie opleveren voor bijvoorbeeld scholen met betrekking tot het gegeven onderwijs. Het ligt voor de hand om de Centrale Eindtoets 2015 te vergelijken met de Eindtoets Basisonderwijs 2014 van Cito (‘de Citotoets’). De Centrale Eindtoets bouwt immers voort op de Citotoets. De Centrale Eindtoets en de Citotoets zijn echter twee verschillende toetsen, waardoor het niet deugdelijk is om de resultaten van beide toetsen met elkaar te vergelijken. De interpretatie bij de vergelijking van de resultaten wordt namelijk bemoeilijkt door verschillende uitgangspunten. In deze Terugblik is vanwege de verschillende uitgangspunten geen vergelijking opgenomen. Deze situatie zal eenmalig zijn. In de Terugblik 2016 kan wel een vergelijking gemaakt worden tussen de resultaten van de Centrale Eindtoets 2015 en de Centrale Eindtoets 2016.
4.1 Verschillende uitgangspunten De voornaamste reden dat de Centrale Eindtoets en de Citotoets niet goed met elkaar te vergelijken is ligt in het wettelijk kader waartoe de Centrale Eindtoets behoort. De Centrale Eindtoets is de eindtoets die door de overheid wordt aangeboden aan het basisonderwijs in Nederland. Naast de Centrale Eindtoets zijn in het schooljaar 2014-2015 ook Route 8 en IEP door de minister toegelaten als eindtoets in het basisonderwijs. Het wettelijke kader stelt een aantal uitgangspunten voor de Centrale Eindtoets (en voor de andere toegelaten eindtoetsen) die anders zijn dan bij de Citotoets:
Praktisch −− de eindtoets is verplicht voor leerlingen in groep 8 −− een school kiest voor één toetsaanbieder voor alle leerlingen −− het resultaat op de eindtoets geldt als tweede onafhankelijk gegeven −− het schooladvies is leidend voor toelating voortgezet onderwijs −− deelname aan de eindtoets is voor scholen gratis −− de eindtoets wordt afgenomen tussen 15 april en 15 mei −− het CvTE is verantwoordelijk voor de Centrale Eindtoets Inhoudelijk −− de Centrale Eindtoets rapporteert op referentieniveaus −− de inhoud van de Centrale Eindtoets is gebaseerd op de toetswijzer PO −− de Centrale Eindtoets wordt vastgesteld door leerkrachten en vakexperts in onafhankelijke vaststellingscommissies −− de Centrale Eindtoets bevat twee nieuwe onderdelen, grammatica en interpunctie −− het onderdeel studievaardigheden uit de Citotoets is komen te vervallen en deels geïntegreerd in de onderdelen taal en rekenen. Het subonderdeel k aartlezen is niet opgenomen in de Centrale Eindtoets 2015 −− het subonderdeel tabellen en grafieken uit de Citotoets is niet gelijk aan het subonderdeel verbanden in de Centrale Eindtoets −− de aantallen en verhoudingen tussen en binnen de taal- en rekenonderdelen 2014 en 2015 verschillen aanzienlijk van elkaar.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
12
4.2 Verschillende toetsen De veranderingen in de functie van de toets, de populatie en het afnametijdstip kunnen hun weerslag hebben op de resultaten. Ook de inhoudelijke wijzigingen bemoeilijken de vergelijking tussen de Centrale Eindtoets 2015 en de Citotoets. Het is mogelijk dat de veranderde functie van de toets zorgt voor een verschil in motivatie bij de leerlingen die de toets maken. Deze motivatie kan zijn weerslag hebben op de resultaten van de Centrale Eindtoets. Scholen dienen bij een eventuele vergelijking rekening te houden met de verschillende uitgangspunten van de Centrale Eindtoets en de Citotoets. Hoewel het voor het scholenveld wenselijk is om de resultaten van de Centrale Eindtoets te vergelijken met de resultaten van de Citotoets is het dus niet mogelijk de uitkomst van een dergelijke vergelijking goed te interpreteren.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
13
5 Frequenties van individuele scores Het resultaat op de Centrale Eindtoets is een standaardscore op een schaal van 501 tot en met 550. In dit hoofdstuk leest u hoeveel opgaven ‘goed’ er nodig zijn om een bepaalde standaardscore te krijgen en over de interval in schaalscores.
5.1 Frequentieverdeling Geen enkele leerling had alle opgaven van de Centrale Eindtoets 2015 goed. In 2015 behaalden 8.219 leerlingen de hoogst mogelijke standaardscore (550). Drie meisjes hadden alle 220 opgaven goed van de onderdelen taal en rekenen waar de standaardscore op gebaseerd wordt. Zeven leerlingen hadden van die 220 opgaven er slechts één fout. In totaal waren er ook zeven (andere) leerlingen die alle opgaven wereldoriëntatie goed hadden. Het hoogst behaalde aantal goede antwoorden was 308 (van in totaal 310 opgaven) op taal, rekenen en wereldoriëntatie. Tabel 5 laat zien welk ‘aantal goed’ er nodig is om een bepaalde standaardscore te krijgen.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
14
Tabel 5 frequenties van scores op de Centrale Eindtoets 2015
Totaalscore CET-score
van
Cumulatief percentage
tot
2015 BO
2015 SBO
501
0
57
0
502
58
60
0
7 9
503
61
63
1
10
504
64
66
1
12
505
67
69
1
14
506
70
72
1
17
507
73
75
1
19
508
76
78
2
21
509
79
81
2
24
510
82
84
2
26
511
85
87
3
29
512
88
90
3
32
513
91
93
4
35
514
94
96
4
37
515
97
99
5
40
516
100
102
6
42
517
103
105
7
45
518
106
108
7
47 50
519
109
111
9
520
112
114
10
52
521
115
117
11
54
522
118
120
12
57
523
121
123
14
60
524
124
126
16
62 64
525
127
129
18
526
130
132
20
67
527
133
135
22
69
528
136
138
25
72
529
139
141
27
74
530
142
144
30
76
531
145
147
33
79
532
148
150
36
80
533
151
153
40
82
534
154
156
43
84
535
157
159
47
86
536
160
162
50
88 90
537
163
165
54
538
166
168
58
91
539
169
171
61
93
540
172
174
65
93
541
175
177
69
95
542
178
180
73
95
543
181
183
77
96
544
184
186
80
97
545
187
189
84
98
546
190
192
87
98
547
193
195
90
99
548
196
198
93
99
549
199
201
95
100
550
202
220
100
100
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
15
In de linker kolom (CET-score) staan alle waarden die de standaardscore kan aannemen. In de kolommen ‘van’ en ‘tot’ staat het ‘aantal goed’ dat met die standaardscore overeenkomt. Zo moesten leerlingen voor een standaardscore van 528 in 2015 een aantal goed hebben van 136, 137 of 138 (van de in totaal 220 opgaven). Aan de rechterkant van tabel 5 staat het cumulatief percentage dat met de standaardscore overeenkomt. Er zijn twee kolommen: een voor het regulier basisonderwijs (2015 bo) en een voor het speciaal basisonderwijs (2015 sbo). Bijvoorbeeld: in 2015 behaalde 47% van de leerlingen uit het regulier basisonderwijs een standaardscore van 535 of lager (die uitkomst vindt u in de rij met standaardscore 535); bij het sbo is dit 86%.
5.2 Interval schaalscore Scholen mogen een schooladvies afgeven dat maximaal twee aansluitende niveaus omvat. De Centrale Eindtoets heeft die overlap ook meegenomen in het advies van best passend brugklastype. In tabel 6 is per brugklastype het interval te lezen dat in 2015 het uitgangspunt was voor de interpretatie van de standaardscore voor het best passende brugklastype.
Tabel 6 Interval schaalscore
Interval schaalscore
Brugklastype
501 - 520
basisberoepsgerichte leerweg
519 - 525
basis- en kaderberoepsgerichte leerweg
523 - 528
kaderberoepsgerichte leerweg
529 - 533
gemengde / theoretische leerweg
533 - 536
gemengde / theoretische leerweg en havo
537 - 540
havo
540 - 544
havo en vwo
545 – 550
vwo
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
16
In tabel 7 is de omzetting van meervoudige brugklastypen naar enkelvoudige brugklastypen gemaakt. Grafiek 1 laat zien dat ruim de helft van het aantal deelnemende leerlingen een advies voor de brugklastypen gemengde theoretische leerweg (gt) of havo heeft gekregen.
Tabel 7 Omzetting meervoudige brugklastypen naar enkelvoudig brugklastype
Enkelvoudig brugklastype
Aantal
Percentage
Meervoudige brugklastype
BB
22.821
14,07
BB & BB en KB
KB
17.105
10,54
BB en KB & KB
GT
41.447
25,55
GT & GT en havo
Havo
48.657
29,99
havo & havo en vwo
Vwo
32.193
19,84
Vwo
Totaal
162.223
100
Grafiek 1 Percentage leerlingen afgezet tegen enkelvoudig brugklastype
% 35 30 25 20 15 10 5 0 BB
KB
GT
Havo
Vwo
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
17
6 Referentieniveaus In dit hoofdstuk leest u in welke mate de referentieniveaus worden beheerst door leerlingen die de Centrale Eindtoets 2015 hebben gemaakt. In de tabellen zijn omwille van de leesbaarheid de meervoudige adviezen op consistente wijze toegedeeld aan de categorieën bb, kb, gt, havo en vwo.
6.1 Referentieniveaus Op 1 augustus 2010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen van kracht geworden. De referentieniveaus geven aan wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen op belangrijke momenten in hun schoolloopbaan. Doel van deze wet is een betere aansluiting te bewerkstelligen tussen het taal- en rekenonderwijs in de verschillende onderwijssectoren: po, vso, vo en mbo. Daarnaast beoogt de wet ook de taal- en rekenvaardigheden van de leerlingen te verbeteren. De Centrale Eindtoets meet in welke mate een leerling een referentieniveau beheerst. Voor lezen en taalverzorging heeft de Centrale Eindtoets gerapporteerd op <1F, 1F en 2F-niveau. Voor rekenen is gerapporteerd op <1F, 1F en 1S. 1F geldt als het fundamentele niveau dat over het algemeen einde groep 8 beheerst zou moeten worden.
6.2 Lezen Binnen het reguliere basisonderwijs beheerst 92% van de leerlingen bij lezen 1F. Dit percentage is onderverdeeld in 65% leerlingen in het reguliere basisonderwijs die lezen beheersen op het referentieniveau 2F en 27% die 1F beheersen, maar niet 2F. 8% van alle leerlingen die de Centrale Eindtoets 2015 hebben gemaakt, beheersen het referentieniveau 1F niet. Uit tabel 8 blijkt dat in het reguliere basisonderwijs meisjes het lezen iets beter beheersen dan jongens. In het sbo beheersen jongens iets vaker het referentieniveau 2F op dit gebied dan meisjes. In het sbo behaalt ruim een derde van de leerlingen het referentieniveau 1F en een kwart 2F.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
18
Tabel 8 Percentage behaalde referentieniveaus lezen.
Lezen
Percentages Regulier basisonderwijs Jongen
Meisje
Speciaal basisonderwijs Totaal Jongen
Meisje
Totaal
<1F
9%
7%
8%
37%
41%
38%
1F
28%
26%
27%
35%
36%
36%
2F
62%
67%
65%
28%
23%
26%
Tabel 9 geeft aan wat het percentage leerlingen in het reguliere basisonderwijs is dat per afgegeven advies brugklastype op lezen referentieniveau <1F, 1F of 2F heeft behaald.
Tabel 9 Percentage behaalde referentieniveaus lezen per advies brugklastype.
Lezen
Percentage <1F
1F
2F
bb
48%
46%
6%
kb
10%
65%
25%
gt
2%
42%
56%
havo
0%
10%
90%
vwo
0%
0%
100%
Totaal
8%
27%
65%
Bijna de helft van de leerlingen met advies basisberoepsgerichte leerweg (bb) scoort onder referentieniveau 1F. Bij de leerlingen met een advies vmbo-gt (inclusief vmbo-gt/havo) beheerst ruim de helft van de leerlingen bij lezen het referentieniveau 2F.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
19
6.3 Taalverzorging Binnen het reguliere basisonderwijs beheerst 97% van de leerlingen bij taalverzorging 1F. Tegelijkertijd, is ook in tabel 10, te zien dat ruim een derde van de leerlingen (35%) in het reguliere basisonderwijs op taalverzorging het referentieniveau 2F beheerst; 62% van de leerlingen beheerst dus 1F, maar niet 2F. In het reguliere basisonderwijs beheersen meisjes 2F op dit subonderdeel vaker dan jongens.
Tabel 10 Percentage behaalde referentieniveaus taalverzorging.
Taalverzorging
Percentages Regulier basisonderwijs Jongen
Meisje
Speciaal basisonderwijs Totaal Jongen
Meisje
Totaal
<1F
5%
2%
4%
29%
29%
29%
1F
65%
58%
62%
64%
62%
63%
2F
30%
40%
35%
7%
9%
8%
Tabel 11 geeft aan wat het percentage leerlingen in het reguliere basisonderwijs is dat per afgegeven advies brugklastype op taalverzorging referentieniveau <1F, 1F of 2F heeft behaald.
Tabel 11 Percentage behaalde referentieniveaus taalverzorging per advies brugklastype.
Taalverzorging
Percentage <1F
1F
2F
bb
24%
76%
0%
kb
2%
96%
2%
gt
0%
88%
12%
havo
0%
55%
45%
vwo
0%
9%
91%
totaal
4%
61%
35%
Ruim driekwart van de leerlingen met advies vmbo-bb beheerst referentieniveau 1F. Bij de leerlingen met een advies vwo beheerst 91% van de leerlingen bij taalverzorging het referentieniveau 2F.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
20
6.4 Rekenen Binnen het reguliere basisonderwijs beheerst 90% van de leerlingen bij rekenen 1F. In tabel 12 is te zien dat binnen het reguliere basisonderwijs 92% van de jongens tegenover 88% van de meisjes het niveau 1F beheerst. Ook bij het niveau 1S zien we dat meer jongens dit niveau beheersen: 50% jongens tegenover 39% van de meisjes.
Tabel 12 Percentage behaalde referentieniveaus rekenen.
Rekenen
Percentages Reguliere basisonderwijs
Speciaal basisonderwijs
Jongen
Meisje
Totaal
Jongen
Meisje
Totaal
<1F
8%
12%
10%
45%
64%
50%
1F
42%
49%
46%
39%
30%
37%
1S
50%
39%
44%
16%
5%
13%
Tabel 13 laat de behaalde referentieniveaus rekenen zien per advies brugklastype.
Tabel 13 Percentage behaalde referentieniveaus rekenen per advies brugklastype.
Rekenen
Percentage <1F
1F
1S
bb
61%
39%
0%
kb
12%
86%
2%
gt
1%
83%
16%
havo
0%
32%
68%
vwo
0%
1%
99%
10%
46%
44%
totaal
Ruim 85% van de leerlingen in het reguliere basisonderwijs die het advies vmbo-kb hebben ontvangen, beheersen op rekenen referentieniveau 1F. Bij het gegeven advies havo beheerst ruim twee derde van de leerlingen bij rekenen referentieniveau 1S. Rekenen 1S is het niveau dat bedoeld is voor leerlingen die doorstromen naar gt, havo of vwo. Gezien de behaalde resultaten is hier bij gt en havo ruimte voor groei.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
21
6.5 Conclusie Binnen het regulier basisonderwijs wordt het referentieniveau 1F op zowel de taalonderdelen als rekenen ruim beheerst. Verreweg de meeste leerlingen in het reguliere basisonderwijs beheersen aan het einde van groep 8 het referentieniveau 1F voor zowel lezen (92%), taalverzorging (97%) als rekenen (90%). Hoe hoger het advies van het best passende brugklastype, hoe vaker bij de taalonderdelen 2F wordt beheerst en bij de rekenonderdelen 1S. Binnen het reguliere basisonderwijs wordt het referentieniveau 1F nu dus ruim beheerst; een positief resultaat, gezien de inschatting van de commissie Meijerink5 dat 1F haalbaar zou moeten zijn voor 85-90% van de leerlingen. Binnen het speciaal basisonderwijs (sbo, deelname 30%) wordt het referentieniveau 1F op de taalonderdelen vaker behaald dan op de rekenonderdelen. Binnen het sbo haalt bijna de helft van de leerlingen het referentieniveau 1F op rekenen niet. Doordat niet altijd het geslacht van een leerling is ingevuld bij afname van de Centrale Eindtoets 2015 moet er enige voorzichtigheid zijn in een uitspraak over het verschil tussen jongens en meisjes in beheersing van de referentieniveaus. Bij de afnames waar wel het geslacht is aangegeven kan gesteld worden dat meisjes beter zijn in lezen en taalverzorging en jongens in rekenen.
5 Commissie Meijerink, Een nadere beschouwing, over de drempels met taal en rekenen (2009), zie: www.steunpunttaalenrekenenvo.nl > Kaders en regels > Advies commissie Meijerink + n adere beschouwing.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
22
7 Verschillen in leeftijd en de scores De leerlingen in groep 8 zijn niet allemaal even oud. In dit hoofdstuk vindt u informatie over het verband tussen leeftijd en de hoogte van de standaardscore op de Centrale Eindtoets 2015.
7.1 Verdeling in leeftijd In grafiek 2 staat de verdeling naar leeftijd van de leerlingen die deelgenomen hebben aan de Centrale Eindtoets 2015.
Grafiek 2 Verdeling van aan de Centrale Eindtoets 2015 deelnemende leerlingen naar leeftijd.
3 2,5
percentage
2 1,5 1 0,5
jongens
0 10,5
11
11,5
12 3
meisjes jongste regulier oudste regulier
jongens
meisjes
12,5
80
13,5
14
leeftijd 3
2,5
133
jongste regulier
3 2,5
2,5oudste regulier 2
2,5
2
1
0,5
De leeftijd op de horizontale as is uitgedrukt in eenheden van een half jaar. Volgens de 1,5 regelgeving die gold vóór de2 invoering van het Basisonderwijs (begin jaren ‘80) werden 75 2 1,5 leerlingen pas tot de eerste klas toegelaten als ze zes jaar werden voor 1 oktober van het 70 lopende jaar. Als die regel 1,5 nu nog zou gelden, zouden de leerlingen die in april 20151 in groep 1,5 8 zitten, geboren moeten zijn tussen 1 oktober 2002 en 30 september 2003. De twee verticale 1 65 stippellijnen in de figuur komen met deze data overeen. 1 0,5
60 de scherpe stijging en de scherpe daling van de twee curves rond die stippellijnen kunnen Uit 0,5 0 we concluderen dat de regel in de praktijk nog steeds wordt toegepast. Leerlingen ouder dan 0,5 55 10,5 11 0 12 jaar en zes maanden (rechts van de rechterstippellijn) zijn leerlingen jongens die om een of andere 10,5 11 11,5 12 0 reden vertraging hebben opgelopen; zejongens zijn bijvoorbeeld later begonnen in groep 3 of ze zijn 50 10,5 dan 11 jaar 110 en zes maanden 11,5 12 van de12,5 13 gedoubleerd. Leerlingen jonger (links linkerstippellijn) zijn13,5 meisjes jongens 10,5 11 11,5 12 12,5 13 meisjesaan groep drie begonnen zijn dan volgens de ‘vroege’ leerlingen diejongens waarschijnlijk eerder 45 jongste regulier oude regelgeving toegestaan was ofjongste die een klas hebben overgeslagen. meisjes regulier 80 meisjes 40 jongste regulier 10,5 11 jongste11,5 regulier 80 oudste regulier oudste regulier 75
oudste regulier 12 12,5 80
oudste regulier 80 13 13,5
14
75
75 70
1 12,5
14
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
23
Er zijn opmerkelijke zaken te zien in grafiek 2. Ten eerste: er zijn meer ‘vroege’ meisjes dan jongens. Ten tweede zijn er bij de vertraagde leerlingen meer jongens dan meisjes. Tot slot zijn in de reguliere groep (tussen de stippellijnen) de jongens gemiddeld iets ouder dan de meisjes, want bij de jongste reguliere leerlingen zijn de meisjes in de meerderheid. Wanneer we kijken naar de landelijk gemiddelde standaardscore laat tabel 14 zien dat hoe ouder de leerling is, des te lager de standaardscore gemiddeld wordt.
Tabel 14 Gemiddelde standaardscore verdeeld naar leeftijd
Aantal
Gem. standaardscore
10-11 jaar (jong)
15.179
539,26
12 jaar (regulier)
122.645
535,95
13-14 jaar (oud)
23.435
527,54
964
533,09
162.223
535,03
Onbekend Totaal
7.2 Verdeling in toetsonderdelen In de grafieken 3 en 4 staan per leeftijdsgroep de scores van jongens en meisjes op de onderdelen taal (lezen en taalverzorging) en rekenen. Het ‘uitwaaier’-effect aan de uiteinden van de plotlijnen heeft te maken met het kleine aantal erg ‘vroege’ en erg ‘oude’ leerlingen in groep 8. In de grafieken kunnen we zien dat de vertraagde leerlingen gemiddeld lager scoren dan de leerlingen die normaal zijn doorgestroomd. En op de onderdelen scoren de ‘vroege’ leerlingen hoger dan de overige leerlingen.
60 TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 55 2015
24
50 45 40
Grafiek 3 Taal: Gemiddelde 10,5 11 scores naar 11,5 leeftijd 12
12,5
13
13,5
14
12,5
13
13,5
14
140 130
jongens
120
jongste regulier
110
oudste regulier
3 100
score
meisjes
2,5 90 80 2 70 1,5 60 10,5 1
11
11,5
12 3
0,5
jongens
jongens
0 10,5
meisjes 11
leeftijd
2,5
3
2,5 11,5
2,5oudste regulier
jongste regulier 12
2,5
2 13 2
12,5
13,5
14
Grafiek 4 Rekenen: Gemiddelde scores naar 2 leeftijd
meisjes
1,5
2
1,5
1,5
1
1
0,5
1,5
jongste regulier 80
oudste regulier
1
1 75
0,5 0 10,5
score
65 jongens
60 55 50
0,5
0,5
70
jongens 110 10,5 meisjes
jongens meisjes jongste regulier oudste regulier
jongste regulier 80
11,5
oudste regulier
11,5
jongens
130 jongens
meisjes
120
jongste regulier
110
oudste regulier
100
meisjes
75
70
70
1365
1 13
65 12,5
leeftijd65
13,5
14
55 2,5
50 2 45
45
50 2
1,5
45
jongste regulier
603
603 55 2,5oudste regulier
50 2
13,5 12,5
75
603
55 2,5
12,5
70
12
603
13
11 12
80
oudste regulier 80 75
65 140
12 12,5 meisjes 11,5 12 jongste regulier
11
80
70 11
0 10,5 11,5
0 jongens 10,5 11
jongste regulier
oudste regulier 75
45 40 10,5
meisjes
3
3
1,5 40 10,5
55 2,5 50 2 45
11
1,5 40 10,5 11,51
11 12
1 12,5
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
25
8 Samenvatting In deze ‘Terugblik 2015’ gaat het over de prestaties van leerlingen uit groep 8 van het regulier basisonderwijs en speciaal (basis) onderwijs op de Centrale Eindtoets 2015. In 2015 behaalden de leerlingen van groep 8 uit het reguliere basisonderwijs (reguliere basisschool, inspectielocaties en particulier onderwijs) die aan de Centrale Eindtoets deel namen een gemiddelde standaardscore van 535,1. Dit komt overeen met het advies gt/havo. De landelijk gemiddelde standaardscore van de leerlingen uit het sbo is 520,3. Verreweg de meeste leerlingen in het reguliere basisonderwijs beheersen aan het einde van groep 8 het referentieniveau 1F voor zowel lezen (92%), taalverzorging (97%) als rekenen (90%). Hoe hoger het advies voor het best passende brugklastype, hoe vaker bij de taal onderdelen 2F wordt beheerst en bij de rekenonderdelen 1S. Binnen het speciaal basisonderwijs (sbo, deelname 30% van de leerlingen) wordt het referentieniveau 1F op de taalonderdelen vaker behaald dan op de rekenonderdelen. Binnen het sbo haalt bijna de helft van de leerlingen het referentieniveau 1F op rekenen niet. Jongens scoren gemiddeld iets lager dan meisjes op de Centrale Eindtoets 2015 (534,8 vs. 535,3). Jongens en meisjes presteren op de verschillende onderdelen van de Centrale Eindtoets 2015 (gemiddeld genomen) duidelijk verschillend. Het verschil bij taal is in het voordeel van de meisjes. Bij rekenen is er een verschil in het voordeel van de jongens. Deze verschillen komen ook naar voren bij de beheersing van de referentieniveaus. Meisjes beheersen vaker 2F bij de taalonderdelen dan jongens, terwijl jongens vaker 1S beheersen op rekenen. Binnen het regulier basisonderwijs wordt het referentieniveau 1F op zowel de taalonderdelen als rekenen ruim beheerst. Binnen het sbo haalt bijna de helft van het aantal leerlingen referentieniveau 1F op rekenen niet. Tot slot de effecten van het verschil in leeftijd op de hoogte van de scores op de Centrale Eindtoets 2015. Op alle onderdelen scoort de groep vertraagde leerlingen gemiddeld duidelijk lager dan de groep leerlingen die normaal doorgestroomd is. De vroege leerlingen scoren op alle onderdelen hoger dan de overige leerlingen.6 Vanwege het wettelijke kader, de latere afname, de gewijzigde inhoud en veranderingen in de populatie is een goede vergelijking niet mogelijk. Daarom is er geen vergelijking gemaakt met de Eindtoets Basisonderwijs van Cito (Citotoets) hoewel de Centrale Eindtoets voortbouwt op deze toets. In 2016 zal het mogelijk zijn een vergelijking te maken met de Centrale Eindtoets 2015.
6 Vertraagde leerlingen zijn leerlingen die ouder zijn dan 12 jaar en 3 maanden. Vroege leerlingen zijn leerlingen die jonger zijn dan 11 jaar en 3 maanden.
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
26
9 Bijlage 1: Opgaven Centrale Eindtoets 2015 in relatie tot de toetswijzer PO Iedere eindtoets moet voldoen aan de toetswijzer PO. In deze bijlage treft u een overzicht van welke opgave uit de Centrale Eindtoets 2015 tot welk (sub)domein van de toetswijzer PO behoort. Onderdeel
Domein
Subdomein
Taal totaal
Aantal opgaven
Taak
Nummers van de opgaven
135 Lezen
Begrijpend lezen
25
Taal 2 Taal 4
1 t/m 10 1 t/m 15
Samenvatten
10
Taal 2 Taal 4
11 t/m 16 16 t/m 19
Opzoeken
10
Taal 2 Taal 4
17 t/m 20 20 t/m 25
Woordenschat
20
Taal 1 Taal 3
1 t/m 10 11 t/m 20
Schrijven
20
Taal 1
11 t/m 30
10
Taal 3
21 t/m 20
10
Taal 3
1 t/m 10
15 15
Taal 5 Taal 5
16 t/m 30 1 t/m 15
Rekenen 1
1, 3, 6, 9, 12, 14, 18 en 23
Rekenen 2
2, 5, 7, 11, 13, 17 en 19
Rekenen 3
1, 3, 7, 9, 10, 13, 15 en 16
Rekenen 4
2, 5, 6, 9, 11, 15 en 19
Rekenen 1
2, 5, 11, 17, 20 en 22
Rekenen 2
1, 4, 9, 10 en 16
Rekenen 3
2, 5, 11 en 17
Rekenen 4
1, 3, 8, 13 en 17
Taalverzorging
Rekenen totaal
Spelling werkwoorden Spelling nietwerkwoorden Grammatica Interpunctie
85 Getallen
Verhoudingen
30
20
TERUGBLIK CENTRALE EINDTOETS 2015
Onderdeel
27
Domein Meten en meetkunde
Subdomein
Aantal opgaven
Taak
20
Rekenen 1
4, 8, 10, 15, 21 en 24
Rekenen 2
3, 6, 12, 15 en 18
Rekenen 3
4, 6, 12, 18 en 20
Rekenen 4
4, 10, 14 en 18
Rekenen 1
7, 13, 16, 19 en 25
Rekenen 2
8, 14 en 20
Rekenen 3
8, 14 en 19
Rekenen 4
7, 12, 16 en 20
Verbanden
Wereldoriëntatie totaal
Nummers van de opgaven
90 Natuuronderwijs
30
WO 1
1 t/m 30
Aardrijkskunde
30
WO 2
1 t/m 30
Geschiedenis
30
WO 3
1 t/m 30
College voor Toetsen en Examens
[email protected]
www.centraleeindtoetspo.nl