TOETSWIJZER BIJ DE CENTRALE EINDTOETS PO WERELDORIËNTATIE
Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Toetswijzercommissie wereldoriëntatie: Joop van der Schee (voorzitter, vakexpert aardrijkskunde) Marja van Graft (secretaris, vakexpert natuur en techniek) Anton Bakker (lid, vakexpert aardrijkskunde) Frank van Herwaarden (lid, vakexpert natuur en techniek) Hans Keissen (lid, vakexpert geschiedenis) Henk Notté (adviseur, toetsdeskundige, vakexpert aardrijkskunde) Henk Wagenaar (adviseur, toetsdeskundige, vakexpert geschiedenis) © 2014 College voor Toetsen en Examens, Utrecht Alle rechten voorbehouden. Alles uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
2 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Voorwoord Van de Cito eindtoets naar de centrale eindtoets primair onderwijs In 2013 is het wetsvoorstel 'Toetsing in het primair onderwijs' aangenomen (kamerstuk 33157). Dit houdt in dat vanaf het schooljaar 2014-2015 een centrale eindtoets primair onderwijs (centrale eindtoets) verplicht is voor alle leerlingen van groep 8 van de basisschool. De Eindtoets Basisonderwijs van Cito gaat op in deze centrale eindtoets. Naast de verplichte onderdelen taal en rekenen is er een facultatief onderdeel wereldoriëntatie (aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek). De centrale eindtoets zal waar het taal en rekenen betreft, naast een voorspelling voor het voortgezet onderwijs, ook het niveau van leerlingen op onderdelen van de referentieniveaus voor taal en rekenen geven. De centrale eindtoets voor wereldoriëntatie geeft een indicatie van het niveau van de leerlingen en geen voorspelling voor het voortgezet onderwijs. Het College CvTEvoor Toetsen en Examens (CvTE) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de centrale eindtoets. Stichting Cito is aangewezen als toetsontwikkelaar. Het CvTE is belast met de taak om de eisen voor een toets te specificeren in een toetswijzer. Door middel van deze specificaties biedt het CvTE een houvast voor leerkrachten ten behoeve van de voorbereiding op de centrale eindtoets. Op basis van de toetswijzer wordt door het CvTE een constructieopdracht voor het construeren van toetsen opgesteld. Het CvTE heeft in het kader van de centrale eindtoets voor elk van de drie vakgebieden 'taal', 'rekenen' en 'wereldoriëntatie' een toetswijzercommissie ingesteld met de opdracht een toetswijzer te ontwikkelen waarin de inhouden van de centrale eindtoets worden omschreven. Deze commissies hebben elk een toetswijzer ontwikkeld vanuit het kader dat het CvTE vooraf gesteld heeft. In de centrale eindtoets wordt voortgebouwd op de Eindtoets Basisonderwijs van Cito. OCW stelt hierbij de eindtoets van Cito als vertrekpunt, die voor taal en rekenen aangepast moet worden aan het referentiekader. De opzet van de toets blijft op korte termijn dus zoveel mogelijk gelijk. Op langere termijn kunnen veranderingen optreden. Omdat de commissies ook mogelijkheden zien ter vernieuwing en verbetering van de verplichte eindtoets op termijn, hebben zij adviezen geschreven, waarin overwegingen en adviezen vanuit elk van de drie vakgebieden staan. Deze adviezen van de drie commissies zijn samengevoegd in het 'Advies toetswijzercommissies centrale eindtoets PO'. Het document dat voor u ligt bevat de toetswijzer voor wereldoriëntatie. De toetswijzers voor taal en voor rekenen vormen samen een aparte uitgave. Doel van de centrale eindtoets Het doel van de centrale eindtoets wereldoriëntatie op leerlingniveau is diagnostisch. Bij de diagnostische functie gaat het erom hoever een leerling aan het einde van het basisonderwijs op de betreffende leerinhouden gekomen is. Voor wereldoriëntatie gaat het om de leerinhouden bij de vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek.
3 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Inhoudsverantwoording Voor taal en rekenen is de inhoud van de centrale eindtoets gebaseerd op de kerndoelen (2006) en de wet Referentieniveaus (2010). Voor wereldoriëntatie gelden alleen de kerndoelen (2006). De toetswijzers beschrijven de verschillende inhoudsonderdelen die getoetst worden. Voor de verplichte onderdelen taal en rekenen is de centrale eindtoets op twee niveaus beschikbaar: een eindtoets B en een eindtoets N. In de afzonderlijke toetswijzers voor taal en rekenen wordt beschreven wat de inhoudelijke verschillen tussen de eindtoets B en N zijn, hoe ze zijn samengesteld en welke inhouden ze bevatten. Gebruik De toetswijzers zijn ter informatie voor verschillende participanten in het onderwijsveld: schoolleiders en leerkrachten in het primair onderwijs krijgen zo informatie over de inhoud van de centrale eindtoets; vaststellingscommissies en toetsconstructeurs gebruiken de toetswijzers als basis voor de constructieopdrachten. Aan de hand daarvan worden de toetsopgaven geproduceerd en wordt de toets vastgesteld; overige belanghebbenden, zoals educatieve uitgevers, kunnen de toetswijzers gebruiken als input bij het ontwikkelen van lesmateriaal.
4 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Inhoudsopgave Voorwoord ....................................................................................................................... 3
Inhoudsopgave ................................................................................................................ 5
Verantwoording ............................................................................................................... 6 1.1 Inleiding ....................................................................................................................... 6 1.2 Vier domeinen en drie schoolvakken ................................................................................ 7 1.3 Mate van concretisering .................................................................................................. 7 1.4 Kennis en vaardigheden.................................................................................................. 7 1.5 Kun je onderzoek doen toetsen? ...................................................................................... 8 1.6 Voorbeeldopgaven bij de toetswijzers ............................................................................... 8 1.7 Werkwijze van de toetswijzercommissie............................................................................ 8
2. Toetswijzer Aardrijkskunde .......................................................................................... 9 2.1 Verantwoording ............................................................................................................. 9 2.2 Inhoud ........................................................................................................................ 10 2.3 Vaardigheden ............................................................................................................... 11
3. Toetswijzer Geschiedenis ........................................................................................... 15 3.1 Verantwoording ............................................................................................................ 15 3.2 Inhoud ........................................................................................................................ 16 3.3 Vaardigheden ............................................................................................................... 17
4. Toetswijzer Natuur en techniek .................................................................................. 21 4.1 Verantwoording ............................................................................................................ 21 4.2 Inhoud ........................................................................................................................ 22 4.3 Vaardigheden ............................................................................................................... 23
Literatuur ....................................................................................................................... 28
Bijlagen .......................................................................................................................... 30
5 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Verantwoording 1.1 Inleiding Voor leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs is er een facultatieve centrale eindtoets met meerkeuzeopgaven voor wereldoriëntatie naast de verplichte eindtoetsen voor taal en rekenen. Wat er getoetst wordt, wordt beschreven in deze toetswijzer wereldoriëntatie. Deze toetswijzer beschrijft op hoofdlijnen hoe de kerndoelen die vermeld staan bij het leergebied ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’ (bijlage 1) worden getoetst aan het eind van de basisschool. In de kerndoelen staat: ‘In dit leergebied oriënteren leerlingen zich op zichzelf, op hoe mensen met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zin en betekenis geven aan hun bestaan. Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen. Leerlingen oriënteren zich ook op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu en maken daarbij gebruik van cultureel erfgoed’. Iets weten van je leefomgeving en de wereld om je heen is belangrijk. Vakken als aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek besteden daar aandacht aan. Samen worden deze vakken wel wereldoriëntatie genoemd. Wereldoriëntatie staat in de meeste scholen niet als vak op het rooster, maar als aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek, ook wel aangeduid als de 'zaakvakken'. Waar wereldoriëntatie wel op het rooster staat, wordt het aangeboden in thema's waarin de inhoud van deze vakken aan de orde komt. Als uitgangspunt voor de inhoud voor de toetswijzer wereldoriëntatie zijn de kerndoelen (Ministerie OCW, 2006)1 genomen. Verder is bepaald dat de toets die wordt afgenomen zal bestaan uit leerstof uit de vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek. De toetswijzer is beperkt tot het beschrijven van de te toetsen kennis en vaardigheden en niet van attituden. Echter, niet alle leerstof die in de klas aan de orde komt wordt getoetst. Oorzaak daarvan is enerzijds dat het aantal onderwerpen bij de vakken groter is dan het aantal toetsvragen. Anderzijds spelen bij de zaakvakken beleving en waardenvorming een belangrijke rol, waarbij attitudevorming plaats vindt. De les is dan ook meer dan de toets. Wat getoetst wordt, is belangrijk, maar ook wat niet getoetst wordt, is belangrijk, bijvoorbeeld een gesprek met leerlingen over hoe je kunt reageren op een dilemma. Aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek zijn niet los te zien van taal en rekenen. Het zijn erg talige vakken, waarin ook verschillende aspecten van het rekenonderwijs in terugkomen. Aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek maken gebruik van vakspecifieke denk- en werkwijzen, die een verbinding hebben met het taal- en rekenonderwijs. Voorbeelden zijn vaardigheden als het verwerven en verwerken van informatie en het zoeken van verklaringen en verbanden. Vanwege de verbondenheid van aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek met taal en rekenen is afstemming gezocht tussen de commissie wereldoriëntatie en de commissies voor taal en rekenen mede om overlap te voorkomen. De toetswijzercommissie wereldoriëntatie heeft een aantal keuzes moeten maken. Deze worden hieronder toegelicht.
1
Op de kerndoelen (Ministerie OCW, 2006) zijn voor het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld twee
aanvullingen gekomen, een bij het domein Mens en samenleving (over aandacht voor seksualiteit) en een bij het domein Tijd (over het gebruik van de canon van Nederland). Zie bijlage 2. 6 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
1.2 Vier domeinen en drie schoolvakken De kerndoelen zijn '… streefdoelen die aangeven waarop het basisonderwijs zich moet richten …'. (Min OCW, 2006). Voor wereldoriëntatie blijkt er een discrepantie te bestaan tussen het formele curriculum (de indeling van de kerndoelen in leergebieden en domeinen) enerzijds en de onderwijspraktijk (veel scholen hanteren een indeling in vakken) anderzijds. In de kerndoelen is wereldoriëntatie ondergebracht in het leergebied ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’, dat vier domeinen kent. Deze domeinen vallen grotendeels samen met de drie eerder genoemde zaakvakken, te weten het domein ‘Ruimte’ (aardrijkskunde), ‘Tijd’ (geschiedenis) en ‘Natuur en techniek’. Echter, er is ook nog het domein ‘Mens en samenleving’ dat in de onderwijspraktijk over het algemeen niet als afzonderlijk vak wordt uitgevoerd en veelal geen aparte lesboeken kent. De commissie heeft er voor gekozen om de inhoud van het domein ‘Mens en samenleving’ in de toetswijzer onder te brengen bij de drie schoolvakken, anders gezegd bij de domeinen ‘Natuur en techniek’, ‘Tijd’ en ‘Ruimte’ (zie bijlage 3). In het domein ‘Mens en samenleving’ wordt naast kennisontwikkeling ook aandacht gevraagd voor de ontwikkeling van attituden en vaardigheden van leerlingen ten aanzien van maatschappelijke thema's. Deze aspecten maken geen deel uit van de toetsing omdat ze niet goed te toetsen zijn in een meerkeuzetoets. Wat niet getoetst wordt in de centrale eindtoets maar wel beschreven wordt in de kerndoelen, moeten leerlingen uiteraard wel beheersen aan het eind van de basisschool. De school draagt daar zorg voor. 1.3 Mate van concretisering De kerndoelen zijn ’… precies waar het moet en ruim waar het kan. Precies voor Nederlands en rekenen en wiskunde, globaal voor de overige vakken en leergebieden.' (Ministerie OCW, 2006). Gezien haar opdracht heeft de commissie er voor gekozen niet alle vakinhouden en vaardigheden en detail uit te schrijven teneinde het geheel overzichtelijk te houden. Het is belangrijk dat op hoofdlijnen duidelijk is op welk niveau leerlingen in groep 8 zich begrippen moeten hebben eigen gemaakt. Hiervoor kunnen naast de toetswijzer de domeinbeschrijvingen van Cito voor de vakken aardrijkskunde (2008), geschiedenis (2008), natuuronderwijs (2002) en natuurkunde en techniek (2011) worden geraadpleegd. In de toetswijzer zijn ter illustratie van inhoud, vaardigheden en niveau enkele voorbeelden van toetsopgaven opgenomen. Een gerelateerd probleem betreft de vraag hoe om te gaan met toponiemen (aardrijkskunde), en met namen van gebeurtenissen en personen (geschiedenis). De commissie heeft in de toetswijzer aangegeven wat wel en niet van de leerlingen verwacht wordt. Bij aardrijkskunde dienen 300 toponiemen gekend te worden, bij geschiedenis wordt van de leerlingen verwacht dat leerlingen naast de tijdvakken ook enkele periode-aanduidingen kennen. Het gaat hierbij om veel gebruikte benamingen als prehistorie en middeleeuwen en de aanduiding van eeuwen (bijv. 17e eeuw, 16001700). 1.4 Kennis en vaardigheden De commissie is van mening dat de kenniscomponent van de betrokken schoolvakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek op veel punten verschilt, en dat er niet voor niets sprake is van aparte vakken. Er zijn echter ook onderwerpen waarbij het slaan van bruggen tussen de vakken goed mogelijk is, zoals bij het thema ‘het ontstaan van het Nederlandse landschap’ (aardrijkskunde - geschiedenis) of bij het thema ‘weer en klimaat’ (aardrijkskunde natuur en techniek). De commissie is uitgegaan van aparte vakken en heeft rekening gehouden met de thematische bruggen die tussen de vakken mogelijk zijn. De commissie is voorts van mening dat de drie schoolvakken bij de component vaardigheden veel overeenkomsten kennen. Bij aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek gaat het in veel gevallen om één of meer van de volgende vaardigheden: aan de hand van een vraag informatie 7 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
kunnen verzamelen, beschrijven en ordenen, betekenis kunnen toekennen aan informatie (verklaren) en kunnen reflecteren op informatie (beoordelen van informatie in het licht van een bepaalde context). Deze stappen vormen samen de belangrijkste stappen van een onderzoeksproces. Bij natuur en techniek leren leerlingen ook stapsgewijs een probleem op te lossen door een product te ontwerpen, uit te voeren en te maken. Niet al deze vaardigheden zijn in een meerkeuzetoets wereldoriëntatie (goed) te meten. De toetswijzer wereldoriëntatie centrale eindtoets PO gaat niet verder dan reproductie (beschrijven, herkennen) en (convergente) toepassing (verklaren, voorspellen). Voor natuur en techniek zijn daar de instrumentele vaardigheden aan toegevoegd. 1.5 Kun je onderzoek doen toetsen? Bij de wereldoriënterende vakken leren leerlingen een eenvoudig onderzoek uitvoeren. Dat staat ook in de kerndoelen: ‘De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen als licht, geluid, elektriciteit. Kracht, magnetisme en temperatuur’ (kerndoel 42), ‘De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders’ (kerndoel 47) en ‘De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen…’ (kerndoel 51). Onderzoek doen - hoe eenvoudig ook - is volgens de commissie een belangrijke vaardigheid. Of leerlingen weten hoe ze onderzoek moeten doen is volgens de commissie gedeeltelijk te testen in een meerkeuzetoets. In de toetswijzer zijn enkele voorbeelden opgenomen. 1.6 Voorbeeldopgaven bij de toetswijzers Bij het toetsen van de kerndoelen hebben de toetsopgaven betrekking op doelen behorend bij inhouden en vakspecifieke vaardigheden. Dit betekent dat een toetsopgave een cognitief doel en/of een vaardigheidsdoel toetst. Door Cito zijn voorbeeldopgaven geselecteerd waarbij de inhoud en vaardigheid zijn aangegeven. Deze toetsopgaven zijn opgenomen in de paragrafen waarin de vaardigheden zijn beschreven. 1.7 Werkwijze van de toetswijzercommissie Tot slot nog kort iets over de werkwijze van de commissie. De commissie heeft in een aantal overlegrondes en na kennisneming van kerndoelen, doelenboeken en domeinbeschrijvingen gekozen voor de navolgende inhoud van de toetswijzer. Bij het samenstellen van de toetswijzer is gebruik gemaakt van verschillende referenties die zijn opgenomen in de literatuurlijst. De praktijk van het basisonderwijs is veelkleurig en veelzijdig. Een toets wereldoriëntatie zegt iets over een deel van die praktijk. Niet meer en niet minder.
8 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
2. Toetswijzer Aardrijkskunde 2.1 Verantwoording Het domein aardrijkskunde gaat over gebieden. Mens en natuur geven gebieden vorm. Elk gebied is anders en elk gebied verandert steeds. Leerlingen leren over gebieden door beelden te bekijken, teksten te lezen en kaarten en figuren te bestuderen. Ze leren hun waarnemingen te beschrijven en te verklaren. Leerlingen realiseren zich dat mensen verschillend kijken naar gebieden, afhankelijk van hun waarden en belangen. Om over gebieden te leren is kennis van topografie en van begrippen noodzakelijk. Met name kaarten helpen bij aardrijkskunde kennis te ordenen. Met al deze kennis bouwen leerlingen een wereldbeeld op en leren ze nadenken over hoe mensen met de veranderende wereld om hen heen omgaan. Bij elke toetsopgave van aardrijkskunde hoort zowel een inhoudsdoel (waar gaat het over?) als een vaardigheidsdoel (wat moeten leerlingen kunnen?). Inhouden Het inhoudsdoel geeft aan over welk gebied en over welk onderdeel van de relatie tussen mens en natuur de toetsopgave gaat. We onderscheiden vier onderling samenhangende inhoudsdomeinen bij aardrijkskunde: 1. Aarde, landschap en milieu – de fysische invalshoek (kerndoelen 39, 43, 46, 48, 49 en 50). 2. Bevolking, wonen en welzijn - de sociaal-culturele invalshoek (kerndoelen 39, 47, 49 en 50). 3. Grondstoffen, bedrijven en transport - de economische invalshoek (kerndoelen 39, 47 en 50). 4. Topografie (kerndoel 50). Deze inhoudsdomeinen worden in het aardrijkskundeonderwijs aangeboden in een regionale context op verschillende schaal: eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld. Bij de keuze van de regio’s die in de toetsopgaven centraal staan, is kerndoel 47 richtinggevend: '…in ieder geval aandacht wordt besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid worden/werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika'. De canon van Nederland wordt waar mogelijk gebruikt als referentiekader bij de keuze van onderwerpen in de vragen (bijvoorbeeld: de watersnoodramp in 1953 bij aarde, landschap en milieu en de haven van Rotterdam bij grondstoffen, bedrijven en transport). Topografie is een bijzonder inhoudsdomein. Het is belangrijk dat leerlingen topografische kennis beheersen om verschijnselen en processen te kunnen lokaliseren. Topografische kennis staat daarmee nooit los van de overige vakinhouden. Vaardigheden Een vaardigheidsdoel geeft aan op welke vakspecifieke vaardigheid van de leerling een beroep wordt gedaan. De vakspecifieke vaardigheden zijn afgeleid van dezelfde algemene vaardigheden die ook bij geschiedenis en natuur en techniek worden getoetst. Leerlingen zijn in staat om aardrijkskundige verschijnselen (zoals rivieren of migratie) te herkennen in teksten, op beelden of op kaarten. Deze vaardigheid bij aardrijkskunde getoetst met geografische vragen van het type: ‘wat is daar?’ en ‘waar is dat?’. Leerlingen laten zien dat zij verschillen tussen en binnen gebieden tot op zekere hoogte kunnen verklaren. Daarnaast kunnen zij aangeven wat er in een gebied kan gebeuren als een bepaalde ontwikkeling doorzet. Bij deze vaardigheid horen geografische vragen van het type: ‘waarom is dat daar?’, ‘wat kan daar gebeuren?’. aardrijkskunde gaat over gebieden en over mensen. Leerlingen zijn in staat om verschillende invalshoeken te benoemen van waaruit mensen gebieden bekijken. Bij deze vaardigheid horen geografische vragen van het type: ‘wat is daar gewenst?’
9 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Bij onderzoek leren leerlingen deze vaardigheden in samenhang. Bij aardrijkskunde doe je onderzoek binnen de klas aan de hand van bronnen, in het bijzonder kaarten, en buiten de klas in de vorm van veldwerk. 2.2 Inhoud AARDRIJKSKUNDE 1. Aarde, landschap en milieu De stand van de aarde en de zon en de gevolgen daarvan voor het klimaat; De draaiing van de aarde en de stand van de aardas en de gevolgen daarvan voor de daglichtverdeling op aarde; De verdeling van werelddelen, oceanen en zeeën op aarde; De vorming van landschappen in hoog en laag Nederland: zandlandschap, veenlandschap, zeekleilandschap, rivierenkleilandschap, duinlandschap en lösslandschap; De inrichting van het landschap door de mens, in het bijzonder het watermanagement in Nederland; De relatie tussen natuur, landschap en milieu op aarde; Natuur- en landschapsbeheer in Nederland en de wereld. 2. Bevolking, wonen en welzijn Omvang en spreiding van de bevolking in Nederland en de wereld; Omvang en spreiding van de migratie in Nederland en de wereld; Verschillen in welvaart en welzijn in Nederland en de wereld; Culturele verscheidenheid in Nederland en de wereld, met name verschillen in taal, godsdienst en land van herkomst; Politieke organisatie en samenwerking in internationale organisaties als de EU en de VN; Verschillen tussen stad en platteland in Nederland en de wereld; Verstedelijking en de gevolgen daarvan voor mens en milieu in Nederland en de wereld. 3. Grondstoffen, bedrijven en transport Verschillende landbouwbedrijven, industriële en dienstverlenende bedrijven in Nederland en de wereld; Grondstoffen en energie in Nederland en de wereld; Vestigingsplaats van bedrijven in de landbouw, industrie en dienstverlening zoals die wordt beïnvloed door natuurlijke omstandigheden, ruimtebeslag, en bereikbaarheid in Nederland en de wereld; De invloed van landbouw, industrie en dienstverlening op natuur en milieu in Nederland en de wereld; Gevolgen van globalisering, innovaties en digitalisering voor bedrijven, transport en handel in Nederland en de wereld. 4. Topografie (zie bijlage 4a – 4c) De belangrijkste namen op de kaart van: Nederland; (de rest) van Europa; (de rest) van de wereld.
10 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
2.3 Vaardigheden Een vaardigheidsdoel geeft aan op welke vaardigheid van de leerling een beroep wordt gedaan. Het onderstaande overzicht beschrijft de uitwerking van deze algemene vaardigheden in vakspecifieke vaardigheden voor het schoolvak aardrijkskunde. Werken met kaarten en beelden neemt een belangrijke plaats in. 1. Waarnemen en beschrijven Verschijnselen benoemen en herkennen aan de hand van foto’s, kaarten en andere informatiebronnen; De ruimtelijke spreiding van verschijnselen weergeven aan de hand van foto’s, kaarten en andere informatiebronnen; Verschijnselen op een kaart lokaliseren en symbolen duiden met behulp van windrichting, schaalstok, gridpatroon (met bijbehorend register) en legenda (kaartlezen); Ruimtelijke informatie omzetten in een zelf gemaakte kaart met legenda, schaal en titel en windroos (kaartproductie). Inhoudsdoel: Vaardigheidsdoel:
Topografie van Nederland Waarnemen en beschrijven
Winkel in Nederland
In deze winkel van het warenhuis De Bijenkorf wordt reclame gemaakt in het Duits. Welke van de volgende winkels van De Bijenkorf zal dit zijn? De winkel in… A B C D
Amsterdam Enschede* Rotterdam Utrecht
Inhoud: Vaardigheid:
Grondstoffen, bedrijven en transport Waarnemen en beschrijven
Sneltrein voor toeristen
Welke toeristen zullen vooral met deze trein reizen? A B C D
toeristen die een grote stad willen bezoeken toeristen die lange treinreizen naar verre landen willen maken toeristen die op wintersportvakantie gaan* toeristen die van het strand en de zee willen genieten
11 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Inhoud: Vaardigheid:
Bevolking, wonen en welzijn Waarnemen en beschrijven
Nederlandse taal Meneer Pieterse gaat op vakantie. Hij wil naar een land waar de meeste mensen Nederlands spreken. Naar welk van de onderstaande landen kan hij het beste gaan? A B C D
naar naar naar naar
Indonesië Marokko Nieuw-Zeeland Suriname*
12 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
2. Verklaren en voorspellen De samenhang van verschillende soorten verschijnselen in een gebied benoemen, herkennen of verklaren; Mede op grond van informatiebronnen over de huidige ontwikkelingen in een gebied een voorspelling doen over veranderingen in een gebied; Spreidingspatronen op een kaart onderscheiden, analyseren en interpreteren bij het beantwoorden van een geografische vraag (kaartanalyse en kaartinterpretatie). Inhoud: Vaardigheid:
Aarde, landschap en milieu Verklaren en voorspellen
Foto uit Noorwegen
Femke stuurt een foto uit Noorwegen. Ze schrijft: “Hoi Martine, Ook hier wordt het klimaat warmer. Op de foto zie je de gevolgen.” Wat verandert hier vooral doordat het klimaat warmer wordt? A B C D
de de de de
berg gletsjer* rivier vulkaan
13 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
3. Reflecteren Een verschijnsel, proces of conflict in een gebied vanuit verschillende betrokken partijen kunnen beschouwen en hun belangen kunnen aangeven; Uit verschillende kaarten een kaart kiezen die de gewenste informatie levert gezien het gestelde doel (kaartselectie). Inhoud: Vaardigheid:
Aarde, landschap en milieu Reflecteren
Wandeling van Gitta
Op welke kaart staat de wandeling die Gitta op de foto maakt?
14 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
3. Toetswijzer Geschiedenis 3.1 Verantwoording Het kennisgebied geschiedenis gaat over mensen, gebeurtenissen en het ontstaan van verschijnselen in de tijd. Het geschiedenisonderwijs geeft daarbij een beeld van: de samenhang van verschijnselen in een bepaalde tijd in een bepaald gebied (bijvoorbeeld: het leven in de 17e eeuw in Nederland); de ontwikkeling van verschijnselen in de tijd (bijvoorbeeld: de ontwikkeling van de scheepvaart door de eeuwen heen); de manier waarop kennis over het verleden verkregen kan worden. Onder dit onderdeel vallen ook aspecten die betrekking hebben op de relatie tussen mens en samenleving. Hierbij wordt gelet op: hoofdzaken van de Nederlandse rechtsstaat; hoofdzaken van het bestuur van Nederlandse gemeenten; hoofdzaken van het bestuur van de Nederlandse staat; doelstellingen en activiteiten van de voornaamste internationale (non)gouvernementele organisaties; hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen: jodendom, christendom, islam, hindoeïsme en boeddhisme. Elke geschiedenisopgave heeft zowel een inhoudsdoel als een vaardigheidsdoel. Het inhoudsdoel geeft aan over welke periode van de geschiedenis (kerndoelen 51 tot en met 53, zie bijlage 1) of over welk onderdeel van de relatie tussen mens en samenleving (kerndoelen 36 tot en met 38, zie bijlage 1 en 3) de opgave gaat. We onderscheiden tien inhoudsdoelen in de geschiedenis. Deze gaan over tien onderscheiden perioden: de tijdvakken en bijbehorende kenmerkende aspecten. Naast deze indeling wordt de canon van Nederland (entoen.nu) regelmatig gebruikt als bron bij de keuze van onderwerpen bij de vragen. Verder is één inhoudsdoel gericht op het onderdeel mens en samenleving. De drie vaardigheidsdoelen geven aan op welke vaardigheid van de leerling een beroep wordt gedaan.
15 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
3.2 Inhoud GESCHIEDENIS (Kerndoelen 51 tot en met 53, zie bijlage 1) 1. Tijd van jagers en boeren: in Midden-Oosten > 3000 v. C. in de Rijndelta > 50 v. C. (prehistorie): de levenswijze van jagers en verzamelaars; het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen; 2. Tijd van Grieken en Romeinen: in de Rijndelta 50 v. C - 500 na C (oudheid): de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur en de confrontatie met de Germaanse cultuur; het christendom in het Romeinse rijk; 3. Tijd van monniken en ridders: 500 - 1000 (Vroege) Middeleeuwen: de verspreiding van het christendom tot in de Lage Landen; hofstelsel en horigheid; 4. Tijd van steden en staten: 1000 - 1500 (Late) Middeleeuwen: opkomst van handel en ontstaan van steden; opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden; 5. Tijd van ontdekkers en hervormers: 1500 - 1600 (16e eeuw): het begin van de overzeese Europese expansie; de Opstand en het ontstaan van de onafhankelijke Nederlandse staat; 6. Tijd van regenten en vorsten: 1600 - 1700 Gouden Eeuw (17e eeuw): ontstaan van handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie; burgerlijk bestuur en stedelijke cultuur in Nederland; 7. Tijd van pruiken en revoluties: 1700 - 1800 (18e eeuw): slavenarbeid op plantages en de opkomst van het abolitionisme; het streven naar grondrechten en naar politieke invloed van de burgerij in de Franse en Bataafse revolutie; 8. Tijd van burgers en stoommachines: 1800 - 1900 (19e eeuw): het ontstaan van een parlementaire stelsel en de toename van de volksinvloed; de industriële revolutie en de opkomst van de emancipatiebewegingen; 9. Tijd van de wereldoorlogen en holocaust: 1900 - 1950 (1e helft 20e eeuw): massa en mondialisering; de economische wereldcrisis; de Duitse bezetting en de Jodenvervolging; 10. Tijd van televisie en computer: 1950 - (2e helft 20e eeuw): de blokvorming tussen Oost en West en de Koude Oorlog; dekolonisatie; sociaal-culturele veranderingen en toenemende pluriformiteit vanaf de jaren ‘60; (Kerndoelen 36 tot en met 38, zie bijlage 1 en 3): 11. Mens en samenleving: maatschappelijke verhoudingen waaronder staatsinrichting en geestelijke stromingen: de Nederlandse rechtsstaat; bestuur van gemeenten; bestuur van de Nederlandse staat; internationale (non)gouvernementele organisaties; aspecten van geestelijke stromingen in de Nederlandse samenleving: jodendom, christendom, islam, hindoeïsme en boeddhisme.
16 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
3.3 Vaardigheden 1. Waarnemen en beschrijven Belangrijke verschijnselen, personen en gebeurtenissen in het verleden benoemen en herkennen; Belangrijke verschijnselen, personen en gebeurtenissen in het verleden plaatsen op een (historische) kaart; Belangrijke aspecten benoemen en herkennen van de wijze waarop mensen samenleven. Inhoud: Vaardigheid:
Tijd van jagers en boeren Belangrijke verschijnselen, personen en gebeurtenissen in het verleden benoemen en herkennen
Eerste boerderijen in West-Europa rond 5000 v. Chr.
Vóór 5000 v. Chr. woonden de mensen in onze streken niet in dit soort houten boerderijen. De mensen vonden het toen praktischer om in eenvoudige hutten, grotten of tenten te wonen. Waarom vonden ze zulke eenvoudige woningen praktischer? A
B
C D
De mensen beschermden de natuur toen nog heel goed en vonden het kappen van bomen slecht voor het milieu De mensen leefden toen van de jacht en moesten steeds naar andere plaatsen om te zoeken naar voedsel* Het land overstroomde toen vaak en een groot huis kreeg dan teveel schade Onze streken waren in die tijd heet en droog en het was te warm om in grote boerderijen te wonen
Inhoud: Tijd van regenten en vorsten Vaardigheid: Belangrijke verschijnselen, personen en gebeurtenissen in het verleden benoemen en herkennen Filips II en Parma
Wie moet er volgens Filips II en Parma gedood worden? A B C D
Christoffel Columbus de hertog van Alva keizer Karel V prins Willem van Oranje*
17 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Inhoud: Vaardigheid:
Mens en samenleving Belangrijke aspecten benoemen en herkennen van de wijze waarop mensen samenleven
Ruzie over de Kameleonfilm
Uit de krant van vrijdag 25 maart 2005 AMSTERDAM (ANP) - De makers van de tweede Kameleonfilm willen reclame maken voor hun nieuwe film van de Kameleon. Uitgeverij Kluitman, die de Kameleonboeken uitgeeft, wil zich daar ook mee bemoeien maar de filmmakers willen dat niet. Er is ruzie ontstaan en er moet een oplossing komen.
De ruziemakende partijen willen laten beslissen wie gelijk heeft. Waar kunnen ze terecht? A B C D
bij de filmkeuring bij de rechtbank* bij een reclamebureau bij het gemeentebestuur in de plaats waar de film is opgenomen
18 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
2. Verklaren en voorspellen Belangrijke verschijnselen, gebeurtenissen en personen relateren aan een periode, tijdvak of tijdlijn; De samenhang van belangrijke verschijnselen, gebeurtenissen en personen in de tijd benoemen, herkennen of verklaren. Inhoud: Vaardigheid:
Tijd van de wereldoorlogen en holocaust Belangrijke verschijnselen, gebeurtenissen en personen relateren aan een periode, tijdvak of
tijdlijn Een keuken van vroeger
In welke tijd hadden mensen zulke keukens? A B C D
in de Romeinse tijd, rond 200 (tijd van Grieken en Romeinen) in de Middeleeuwen, rond 1300 (tijd van steden en staten) in de pruikentijd, rond 1750 (tijd van pruiken en revoluties) in de twintigste eeuw, rond 1930 (tijd van de wereldoorlogen)*
19 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
3. Reflecteren Uit verschillende bronnen een bron kiezen die de gewenste informatie levert gezien het gestelde doel; Een historisch verschijnsel of gebeurtenis vanuit verschillende betrokken partijen kunnen beschouwen en hun standplaatsgebondenheid kunnen aangeven. Inhoud: Vaardigheid:
Tijd van jagers en boeren Historische kennis verwerven uit eenvoudige bronnen
Leven na de dood Volgens archeologen geloofden volken uit de prehistorie (de tijd van jagers en boeren) die leefden tussen 3500 en 2700 jaar v.Chr. in een leven na de dood. Welke vondsten zouden volgens archeologen op een leven na de dood kunnen wijzen? A B C D
vondsten van aarden walletjes als afscheiding tussen twee akkers vondsten van botten van dieren in een afvalput vondsten van paalsporen op een plek waar een boerderij gestaan heeft vondsten van sieraden en wapens in een graf
20 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
4. Toetswijzer Natuur en techniek 4.1 Verantwoording Het domein Natuur en techniek (kerndoel 40 – 46, zie bijlage 1) gaat over organismen, voorwerpen en verschijnselen en hun onderlinge samenhang. Natuur en techniek kent vier subdomeinen: biologie, natuurkunde, techniek en weer en heelal. Daarnaast wordt in de onderwijspraktijk aandacht besteed aan de relatie mens en samenleving, waarbij duurzaamheid, gezondheid en burgerschap belangrijke thema’s zijn. Deze thema’s komen aan de orde in kerndoelen 34, 38 en 39 van het domein Mens en samenleving (zie bijlage 1 en 3) en betreffen met name: zorg voor lichamelijke en psychische gezondheid; seksualiteit en seksuele diversiteit; zorg voor de natuurlijke omgeving. Bij natuur- en techniekonderwijs zijn de hieronder beschreven inhouden en vaardigheden relevant. Inhoud 1. Biologie (kerndoel 34, 38, 39, 40, 41) Biologie gaat over de diversiteit in de natuur. Het gaat over eigenschappen van levende organismen als planten, dieren en de mens en over processen waarmee zij zichzelf in stand houden, groeien, zich ontwikkelen en zich voortplanten. Organismen zijn afhankelijk van hun leefomgeving. Bij de interactie tussen organismen en hun leefomgeving en tussen organismen onderling speelt gedrag een belangrijke rol. Belangrijke thema’s zijn gezondheid en duurzaamheid. 2. Natuurkunde (kerndoel 42)2 Bij natuurkunde verkennen en onderzoeken leerlingen verschijnselen die ze in het dagelijks leven tegenkomen en die samen hangen met kracht, energie, licht en kleur, geluid, elektriciteit en eigenschappen van stoffen. 3. Techniek (kerndoel 44, 45) Techniek gaat over producten die door mensen zijn gemaakt ‘om het leven gemakkelijk te maken’. Centraal daarbij staan de samenhang tussen vorm en functie (van onderdelen) van een product en het gebruik van constructies, verbindingen, materiaal en besturingssystemen. 4. Weer en heelal (kerndoel 43,46) Bij Weer en heelal gaat het bij Natuur en techniek vooral om het aspect waarnemen van en onderzoek doen aan het weer enerzijds, en het kunnen leggen van verbanden tussen de stand van de hemellichamen en hun effect op natuurverschijnselen anderzijds. Een beknopte beschrijving van deze inhoudsdomeinen is opgenomen in paragraaf 4.2. Vaardigheden Leerlingen leren via onderzoeken over organismen, verschijnselen of voorwerpen. Welke kenmerken heeft het organisme, verschijnsel of voorwerp? Wat gebeurt er, wat doet het of hoe werkt het en onder welke omstandigheden? Of leerlingen voorspellen wat er gebeurt als de omstandigheden veranderen. Ze verzamelen, ordenen, zoeken patronen en verwerken informatie en trekken daar conclusies uit, die ze communiceren met anderen. Denk- en werkwijzen die leerlingen leren gebruiken zijn ecologisch denken (bijv. over relaties tussen verschillende soorten dieren en planten in een bepaalde leefomgeving) en vorm-functie denken (bijv. over de vorm van het gebit van een dier in relatie tot wat het dier ermee moet kunnen doen). Bij techniek ontwerpen leerlingen oplossingen voor problemen of behoeften, variërend van een opdracht in de bouwhoek in groep 1 tot het bedenken van het pakket van eisen voor een product en het maken van een 2
Inclusief enkele begrippen uit de scheikunde. 21
Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
prototype in groep 8. Ook daarbij staat het vorm-functie denken centraal: hoe hangt de vorm van een voorwerp samen met wat het moet kunnen? Daarnaast ontwikkelen leerlingen bij onderzoeken en ontwerpen instrumentele vaardigheden doordat ze observaties en metingen verrichten aan onderzoeksobjecten, waarbij ze gereedschappen en (meet)apparatuur gebruiken. 4.2 Inhoud BIOLOGIE 1. Biologische eenheid (kerndoel 40): organen van planten, dieren en de mens; indeling van planten- en dierenrijk; levensgemeenschappen; 2. Instandhouding (kerndoel 41 / 34 / 39): ademhaling, bloedsomloop, vertering en uitscheiding en hun onderlinge samenhang voor het in leven blijven en de gezondheid van organismen; voedselbestanddelen voor de instandhouding van organismen; instandhouding van een levensgemeenschap door interacties tussen planten, dieren, mensen en hun omgeving; 3. Gedrag en interactie (kerndoel 40 / 41): relatie tussen gedrag en bouw van organismen; relatie tussen gedrag van dieren en de functie ervan (verdedigen, voeden, voortplanten); relatie tussen gedrag van organismen en interactie met biotische en abiotische factoren in hun leefomgeving; 4. Voortplanting (kerndoel 41 / 38): voortplanting bij dieren, mensen en planten met en zonder bevruchting; bouw en gedrag van organismen en effect op bevruchting; 5. Groei en ontwikkeling (kerndoel 41 / 39): stadia van levenscycli van verschillende diersoorten; verzorging van eieren en/of jongen door mens en dier; verloop van groei en ontwikkeling bij planten, dieren en de mens onder invloed van aanleg en biotische en abiotische omgevingsfactoren3. NATUURKUNDE (kerndoel 42 / 46) 1. Krachten: invloed van zwaartekracht op de beweging van de maan rond de aarde en van de aarde en andere planeten rond de zon; zinken, zweven en drijven als samenspel tussen zwaartekracht en opwaartse kracht; magnetisme als vorm van kracht van bijvoorbeeld ijzer- of nikkelhoudende materialen die elkaar afstoten of aantrekken; elektromagnetisme als vorm van kracht opgewekt door elektrische stroom; beweging of rust van een voorwerp door een samenspel van verschillende krachten; 2. Energie: energiebronnen en vormen van energie; omzettingen van vormen van energie; 3. Licht en kleur: verspreiding van licht uit een lichtbron in alle richtingen; absorptie, weerkaatsing of doorlaten van licht door materialen en voorwerpen en daarbij horende effecten (respectievelijk opwarming, schaduwvorming, breking);
3
Biotische factoren zijn organismen (planten, dieren, de mens) en abiotische factoren zijn bijvoorbeeld
temperatuur, vochtigheid, bodemgesteldheid, licht. 22 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
mengen en scheiden van kleuren; 4. Elektriciteit: elektrische stroom en statische elektriciteit; elektrische stroom als gevolg van aansluiten van een spanningsbron op een kring van geleidend materiaal; 5. Geluid: geluidsbron, geluidstrilling, geluidssnelheid, toonhoogte en geluidssterkte; 6. Eigenschappen van stoffen: hoeveelheid gewicht van een materiaal in een bepaald volume; verschillende fasen van stoffen en overgangen daartussen in relatie tot het vrijkomen of verbruiken van energie; mengsels van stoffen en scheidingstechnieken; een gas of mengsel van gassen (lucht) en luchtdruk. TECHNIEK (kerndoel 44 / 45) 1. Eigenschappen van materiaal: materialen en hun eigenschappen; 2. Constructies en verbindingen: stevigheid en stabiliteit door profielen, driehoeksconstructies, bogen, brede basis, in verband bouwen, type verbindingen tussen onderdelen van een product in relatie tot de functie ervan; 3. Overbrengingen: overbrengen van bewegingen en krachten door middel van (tand)wielen, pneumatiek, hydrauliek, hefbomen en katrollen; het vergroten, verkleinen of veranderen van richting van een kracht; het versnellen, vertragen of veranderen van richting van een beweging; 4. Geautomatiseerde systemen: eenvoudige regelsystemen (bijv. thermostaat). WEER EN HEELAL (kerndoel 43 / 46) 1. Weer: weer: samenhang tussen neerslag, bewolking, wind en temperatuur; weer in relatie tot seizoenen; 2. Aarde en heelal: zonnestelsel als een samenhangend systeem van zon, planeten en manen; schijngestalten van de maan, zons- en maansverduistering, daglengte, schaduwlengte, dagen nachtritme en seizoenen in relatie tot de stand en de beweging van de zon, de aarde en de maan. 4.3 Vaardigheden Om de in paragraaf 4.1 beschreven vakspecifieke vaardigheden te toetsen, zijn deze geconcretiseerd naar activiteiten die leerlingen uitvoeren bij natuur en techniek: waarnemen en beschrijven, verklaren en voorspellen en reflecteren. Hieronder zijn exemplarisch voorbeelden opgenomen. 1. Waarnemen en beschrijven: Planten en dieren op basis van uiterlijke kenmerken ordenen in planten- en dierenrijk; Kenmerken, onderdelen en processen van plant, dier en mens benoemen en de functie en samenhang ervan beschrijven;
23 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
In Nederland voorkomende levensgemeenschappen als bos, duin, heide en weiland beschrijven; Relaties tussen organismen en tussen organismen en abiotische factoren beschrijven; Kenmerken van materialen, weer en natuurkundige verschijnselen (bijv. licht, geluid, magnetisme, elektriciteit) benoemen en beschrijven; Typen constructies, verbindingen en sensoren van technische objecten benoemen en beschrijven; Een probleem of behoefte herkennen en een oplossing ervoor beschrijven; Aan de hand van meetgegevens uit onderzoekjes aan organismen, het weer, natuurkundige verschijnselen en voorwerpen resultaten beschrijven.
Inhoud: Vaardigheid:
Biologie Waarnemen en beschrijven
Broedkolonie
Kokmeeuwen maken hun nesten dicht bij elkaar. Ze vormen samen een kolonie. Waarom is het voor kokmeeuwen gunstig om een kolonie te vormen? A B C D
omdat er nog maar weinig geschikte broedgebieden zijn voor kokmeeuwen omdat ze elkaar kunnen waarschuwen tegen roofvogels* omdat ze elkaars eieren kunnen uitbroeden omdat ze samen voedsel kunnen verzamelen
Inhoud: Vaardigheid:
Weer en heelal Waarnemen en beschrijven
Ons zonnestelsel
Meester Ronald vertelt over de aarde en het zonnestelsel. Wat stelt het kleine bolletje voor dat meester Ronald aanwijst? A B C D
de de de de
aarde maan* planeet mars zon
24 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
2. Verklaren en voorspellen: Organismen op basis van kenmerken classificeren; Relatie verklaren tussen vorm van onderdelen van plant, dier of voorwerp en de functie ervan; Voorspellen en verklaren van gedrag en interactie tussen planten en dieren onderling en tussen planten en dieren en hun leefomgeving; Op basis van verkenningen aan organismen, het weer, natuurkundige verschijnselen en technische objecten verklaringen geven en voorspellingen doen met behulp van natuurwetenschappelijke redeneringen (bijv. oorzaak-gevolg, actie-reactie); Seizoenen en dag- en nachtritme verklaren aan de hand van de bewegingen van de aarde, de maan en de zon. Inhoud: Vaardigheid:
Natuurkunde Verklaren en voorspellen
Straatlantaarns
Deze speciale straatlantaarns halen hun energie uit zonlicht. Welk voordeel hebben deze lantaarns boven gewone straatlantaarns? A B C D
Bij deze lantaarns hoeven de lampen nooit vervangen te worden Deze manier van elektriciteit opwekken vervuilt minder* Het licht uit deze lantaarns lijkt veel meer op zonlicht Onder deze lantaarns groeien planten beter
25 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
3. Reflecteren: Een gekozen oplossing voor een probleem of behoefte analyseren en beoordelen; Informatie uit waarnemingen, bronnen of eenvoudige experimenten analyseren en beoordelen. 4. Instrumentele vaardigheden: Kiezen en (af)lezen van hulpmiddelen en meetinstrumenten (bijv. thermometer, weegschaal, meetlint, determineersleutel, loep) bij het uitvoeren van eenvoudige experimenten; Kiezen van gereedschappen (bijv. figuurzaag, kniptang, schroevendraaier) en materialen (bijv. constructie- en verbindingsmaterialen, hout, kunststof, papier, textiel) bij het maken of bewerken van een product. Inhoud: Vaardigheid:
Biologie Instrumentele vaardigheden
Een proef 1
2
Situatie voor de proef
Situatie tijdens de proef
Tjeerd heeft deze doorzichtige jerrycan met water gevuld en op z’n kop in een bak water gezet. Op de jerrycan staat om de halve liter een streepje. Tjeerd ademt in (1). Daarna blaast hij zo lang mogelijk uit in de slang (2). Hij kijkt hoeveel het water in de jerrycan gedaald is. Wat is Tjeerd met deze proef te weten gekomen? A B C D
dat er zuurstof in de uitgeademde lucht zit dat hij meer lucht uitademt dan inademt hoe vaak hij ademhaalt per minuut hoeveel lucht hij in één keer kan uitademen*
26 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Inhoud: Vaardigheid:
Techniek Verklaren en voorspellen
Trekpop
Niels maakt een trekpop. Hij wil dat de armen en benen omhoog gaan als hij aan het touw trekt. Op welke manier moet hij de touwtjes vastmaken?
27 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Literatuur Beker T. & Kooij, C. van der. (2008). Geschiedenis in het primair onderwijs. Enschede: SLO. (Intern document). Berg, G. van den, Bosschaart, A., Kolkman, R.J., Pauw, I., Schee, J.A. van der & Vankan, L. (2009). Vakdidactiek handboek aardrijkskunde. Amsterdam: ILO/UvA. Boeijen, G., Kneepkens, B. & Thijssen, J. (Red.). (2011). Natuurkunde en techniek voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem: Cito. Boersma, K.Th., Graft, M. van, Harteveld, A., Hullu, E. de, Knecht-van Eekelen, A. de, Mazereeuw, M., Oever, L. van den & Zande, P.A.M. van der. (2007). Leerlijn biologie van 4 tot 18 jaar. Utrecht: CVBO. Boersma, K.Th., Kamp, M.J.H., Oever, L. van den, Schalk, H.H. (2010). Naar actueel, relevant en samenhangend biologieonderwijs. Utrecht: CVBO. Commissie Aardrijkskunde Tweede Fase. (2003). Gebieden in perspectief, natuur en samenleving, nabij en veraf. Utrecht: KNAG. Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. (2006). Canon van Nederland. Deel A en B. Den Haag: Ministerie OCW. Graft, M. van & Kemmers, P. (2007). Onderzoekend en Ontwerpend Leren bij Natuur en Techniek. Enschede: SLO. Graft, M. van, Boersma, K.Th., Goedhart, M., Oers, B. van & Vries, M. de. (2009). De conceptcontextbenadering in het primair onderwijs. Deel I. Een conceptueel kader voor natuur en techniek. Enschede: SLO. Klein Tank, M. (Red.). (2009). TULE - Oriëntatie op jezelf en de wereld. Inhouden en activiteiten bij de kerndoelen. Enschede: SLO. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2001). Verleden, Heden en Toekomst. Advies van de Commissie Historische en Maatschappelijke Vorming. Enschede: SLO. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2006). Kerndoelen Primair Onderwijs. Den Haag: Deltahage. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2006). Entoen.nu. De canon van Nederland. Rapport van de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. Den Haag: Ministerie van OCW. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2009). Referentiekader taal en rekenen. De referentieniveaus. Enschede: SLO. Zie: http://www.taalenrekenen.nl/, geraadpleegd op 17 juli 2012. Notté, H. (Red.). (2008). Aardrijkskunde voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem: Cito.
28 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Notté, H., van der Schoot, F. & Hemker, B. (2011). Balans van het aardrijkskundeonderwijs aan het einde van de basisschool 4. Uitkomsten van de 4e peiling in 2008. Arnhem. Zie http://www.cito.nl/onderzoek%20en%20wetenschap/onderzoek/ppon/ppon/balans_aardrijkskunde .aspx, geraadpleegd op 12 oktober 2011. Schee, J.A. van der. (2007). Gisse leerlingen. Amsterdam: Onderwijscentrum VU, Vrije Universiteit. Staphorsius, G. (Eindred.). (2003). Doelenboek. Arnhem: Cito. Steenstra, C. & Schee, J.A. van der. (2008). Waar vandaan en waar naar toe? Leerlijnen in het aardrijkskundeonderwijs van basisschool tot eindexamen. Amsterdam: Onderwijscentrum VU. Thijssen, J. (Red.). (2002). Natuuronderwijs voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem: Cito. Wagenaar, H. (Red.). (2008). Geschiedenis voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem: Cito. Wagenaar, H. & Schoot, F. van der. (2011). Balans Actief burgerschap en sociale integratie. Uitkomsten van de peiling in 2009. Arnhem: Cito.
29 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Bijlagen
30 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Bijlage 1. Kerndoelen Oriëntatie op jezelf en de wereld Rangschikking domein met verwijzing naar het vak waarbij ze aan de orde komen. Domein Mens en samenleving 34 De leerlingen leren zorg dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. 35 De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. 36 De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en hun rol als burger.
NT n.v.t. GS
37
De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.
GS
38
De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen met daarbij aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit). De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
GS, NT
39
Domein Natuur en techniek 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
AK, NT NT NT
42
De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.
NT
43
De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind.
AK, NT
44
De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45 De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. 46 De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon leidt tot natuurverschijnselen, zoals seizoenen. Domein Ruimte
NT
47
De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid worden/ werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika.
AK
48
Leerlingen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/ werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken.
AK
49
De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwoud, hooggebergten en rivieren. De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
AK
50
NT AK, NT
AK
31 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Domein Tijd 51
De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen, zoals aanwezig in ons cultureel erfgoed, en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
GS
52
De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer. Toevoeging 22 januari 2010: De vensters van de canon dienen als uitgangspunt ter illustratie van de tijdvakken. De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis: nagaan in hoeverre dit naar voren komt in methoden.
GS
53
GS
32 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Bijlage 2. Aanpassingen Kerndoelen 2006 Aan kerndoel 52 (PO) is de volgende volzin toegevoegd: De vensters van de canon van Nederland dienen als uitgangspunt ter illustratie van de tijdvakken. Bron: Staatsblad 2010, nr. 37. Kerndoel 38 (PO) en 53 (SO) is uitgebreid met het onderstreepte gedeelte: “De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen, met daarbij aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit.” Bron: Kamerbrief OCW dd. 25-11-2011
33 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Bijlage 3. Verkaveling kerndoelen Mens en samenleving over kerndoelen Natuur en techniek, Ruimte en Tijd. Het domein Mens en samenleving (kerndoelen 34 tot en met 39) wordt geen nieuw subonderdeel van de facultatieve toets wereldoriëntatie. Deze kerndoelen worden verdeeld over de domeinen Natuur en techniek, Ruimte en Tijd. In deze tabel is aangegeven hoe de kerndoelen van het domein Mens en samenleving zijn verdeeld over de kerndoelen Natuur en techniek, Ruimte en Tijd. Tevens is aangegeven wat de aard van de aanpassingen is. Verkaveling Domein Mens en Samenleving Opmerkingen
Kerndoel
Domein
34
Natuur en techniek
Aanknopingspunten bij KD 41.
35
Natuur en techniek
Aanknopingspunten bij KD 44 (m.b.t. consumenten gedrag). M.b.t. verkeersdeelnemen: In de toetswijzer wordt verkeer niet opgenomen als te toetsen inhoud. Overigens wordt op veel scholen in groep 7 of 8 aandacht besteed aan het behalen van een verkeersdiploma.
36
Ruimte Tijd
37
Ruimte Tijd
38
Tijd Ruimte
Dit kerndoel wordt niet getoetst omdat het gedrag van leerlingen betreft. Of: Mogelijkheden voor aansluiting: bij KD 47 (perspectief cultuur en levensbeschouwing) en bij KD 52 en 53.
39
Ruimte Natuur en techniek
Aanknopingspunten bij KD 47 (perspectief bestuur) en KD 52 (bijv. bij tijdvakken regenten en vorsten, burgers en stoommachines).
Aanknopingspunten bij KD 49 en (in mindere mate) bij KD 47. Aanknopingspunten zijn te vinden bij KD 52. Aanknopingspunten bij KD 40, 41, 47, 49.
34 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Bijlage 4a. Topografielijst - Nederland Basislijst topografie: NEDERLAND 's-Hertogenbosch Afsluitdijk Alkmaar Almelo Almere Alphen aan den Rijn Ameland Amersfoort Amstelveen Amsterdam Amsterdam-Rijnkanaal Apeldoorn Arnhem Assen Bergen op Zoom Biesbos Breda Delft Delfzijl Den Haag Den Helder Deventer Doetinchem Dordrecht Drachten Drenthe Eindhoven Emmeloord Emmen Enkhuizen Enschede Flevoland Fryslân (Friesland) Gelderland
Gouda Groningen (prov.) Groningen (stad) Haarlem Haarlemmermeer Heerenveen Heerlen Helmond Hengelo Hilversum Hoogeveen IJssel IJsselmeer Kampen Leeuwarden Leiden Lek Lelystad Limburg Maas Maastricht Markermeer Meppel Middelburg Neder-Rijn Nieuwe Waterweg Nijmegen Noord-Brabant Noord-Holland Noordzeekanaal Oosterschelde Oss Overijssel Purmerend
Randstad Rijnmond Roermond Roosendaal Rotterdam Schiermonnikoog Schiphol Sneek Terneuzen Terschelling Texel Tilburg Twente Utrecht (prov.) Utrecht (stad) Vaalserberg Veendam Veluwe Venlo Vlieland Vlissingen Waal Waddenzee Wageningen Westerschelde Zaandam Zeeland Zeeuws-Vlaanderen Zoetermeer Zuid-Holland Zutphen Zwolle
35 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Bijlage 4b. Topografielijst - Europa Basislijst topografie: EUROPA Albanië Alpen Antwerpen Ardennen Athene Barcelona België Belgrado Berlijn Bern Boekarest Bordeaux Bosnië-Hercegovina Bratislava Brussel Budapest Bulgarije Cyprus Denemarken Donau Dublin Duitsland Engeland Estland Finland Frankrijk Genève Glasgow Griekenland Hamburg Helsinki Het Kanaal Hongarije
Ierland IJsland Istanbul Italië Kaspische Zee Kaukasus Keulen Kopenhagen Kroatië Letland Lissabon Litouwen Liverpool Londen Luxemburg (land) Luxemburg (stad) Lyon Madrid Malta Marseille Middellandse Zee Milaan Moskou München Nederland Noordzee Noorwegen Oekraïne Oostenrijk Oostzee Oslo Parijs Po
Polen Portugal Praag Pyreneeën Rhône Rijn Roemenië Rome Ruhrgebied Rusland Scandinavië Schelde Schotland Seine Servië Sicilië Sint Petersburg Slovenië Slowakije Spanje Stockholm Straat van Gibraltar Theems Tsjechië Ural (Oeral) Verenigd Koninkrijk Vlaanderen Volga (Wolga) Wallonië Warschau Wenen Zwarte Zee Zweden Zwitserland
36 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
Bijlage 4c. Topografielijst - Wereld Basislijst topografie: WERELD Afghanistan Afrika Alaska Amazone Amerika Andes Ankara Antarctica Argentinië Atlantische Oceaan Australië Azië Bagdad Bangkok Bangladesh Beijing (Peking)
Filipijnen Ganges Groenland Grote (of Stille) Oceaan Hawaii Himalaya India Indische Oceaan Indonesië Irak Iran Israël Jakarta Japan Java Jeruzalem
Brasilia
Kaapstad
Brazilië Buenos Aires Cairo Californië Canada Caribische Zee Casablanca Chang Jiang (Jangtsekiang) Chicago Chili China Colombia Curaçao Delhi Egypte Ethiopië Europa
Kolkata (Calcutta) Kongo (Dem. Rep.) Lagos Los Angeles Marokko Mekka Mexico Mexico-Stad Midden-Oosten Mississippi Molukken Montréal Mumbai (Bombay) Nederlandse Antillen New York Nieuw-Zeeland Nigeria
Nijl Noordelijke IJszee Pakistan Panamakanaal Paramaribo Perzische Golf Rio de Janeiro Rocky Mountains Rode Zee Sahara Santiago Saudi-Arabië Seoul Shanghai Siberië Singapore Sudan (Noord- en ZuidSudan) Suezkanaal Surinam Sydney Taiwan Teheran Thailand Tokyo Turkije Venezuela Verenigde Staten Vietnam Washington Xianggang (Hongkong) Zuid-Afrika (rep.) Zuid-Korea
37 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
38 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
39 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek
2 Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO wereldoriëntatie Inhoudsverantwoording van de centrale eindtoets voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek