WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 WERELDEN ONTDEKKEN MET DE ATLAS – EINDTOETS
Eindtoets hoofdstuk 1 1
Hoe zoek je in de atlas? Noteer het juiste hulpmiddel. Kies uit: register van topografische namen [namenregister] • bladwijzer • trefwoordenregister [zaakregister] • algemene inhoud. Op de …1… zoek je als je de landen ongeveer weet te liggen. In de …2… staan alle kaarten op onderwerp genoemd. Alle plaatsen, landen en rivieren op alfabet staan in het …3… . Het …4… noemt de aardrijkskundige onderwerpen op alfabet.
2
Noteer de letters van de windstreken en tussenwindstreken in de juiste volgorde. Begin bij N(oord). Werk rechtsom met de klok mee.
3
Waarom zijn kaarten belangrijk?
4
Bekijk bron 1. I Met de schaalstok kun je de schaal van deze kaart berekenen. II De schaal van deze kaart is 1 : 100 000. III In werkelijkheid is 1 cm op deze kaart 30 km. Wat is juist? A I is onjuist, II en III zijn juist. B I en II zijn onjuist; III is juist. C I en III zijn juist; II is onjuist. D I is juist; II en III zijn onjuist.
Bron 1
Malmberg
1/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 WERELDEN ONTDEKKEN MET DE ATLAS – EINDTOETS
5 Bekijk nogmaals bron 1. Je reist van Rotterdam via Den Haag naar Amsterdam. De afstand tussen Rotterdam en Den Haag is hemelsbreed gemeten 1 cm. Van Den Haag naar Amsterdam 2,5 cm. Wat is de afstand in werkelijkheid? 6
Welke schaal geeft het gebied het meest verkleind weer? A 1 : 10 000. B 1 : 100 000. C 1 : 1 000 000. D 1 : 10 000 000.
7
Je kunt kiezen uit kaarten met de volgende schalen: A 1 : 5 000. B 1 : 50 000. C 1 : 500 000. D 1 : 5 000 000. a b
Welke schaal is nodig om een fietstocht door Nederland te plannen? Welke schaal past het beste bij een plattegrond?
8
Gebruik de schalen van vraag 7. Noteer de juiste letter. a Op welke schaal staat het grootste gebied afgebeeld? b Wat is het kleinste schaalgetal?
9
Bekijk bron 2. Welke antwoorden zijn juist? 1 Alles is op de kaart 15 000 keer kleiner dan in werkelijkheid. 2 1 cm op de kaart is in werkelijkheid 15 000 cm. 3 Het getal 15 000 is het schaalgetal. 4 Het schaalgetal geeft aan hoeveel de werkelijkheid is vergroot.
Bron 2
10 Bekijk nogmaals bron 2. Hoeveel is 1 cm op de kaart in werkelijkheid?
Malmberg
2/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 WERELDEN ONTDEKKEN MET DE ATLAS – EINDTOETS
11 Bekijk bron 3. Welke schaal hoort bij deze schaalstok?
Bron 3
12 Welke woorden horen bij een kleinschalige kaart? Kies uit onderstaande tweetallen. – weinig details • veel details – klein afgebeeld • groot afgebeeld 13 I II III
Een natuurkundige kaart is een overzichtskaart met huizen, wegen en akkers. Een topografische kaart is een zeer nauwkeurige overzichtskaart. Een thematische kaart is een kaart over een speciaal onderwerp.
Wat is juist? A I is onjuist; II en III zijn juist. B I en II zijn onjuist; III is juist. C I en III zijn juist; II is onjuist. D I is juist; II en III zijn onjuist. 14 Wat zie je op de kaart? Kies uit de volgende woorden: rivieren • landen • akkers • hoogteligging • huizen • gebergte. a staatkundige overzichtskaart. b natuurkundige overzichtskaart. 15 Combineer de juiste letters en cijfers (bijv. A1). A staatkundige overzichtskaart 1 B natuurkundige overzichtskaart 2 C thematische kaart 3 D topografische kaart 4
Nederlandse provincies Plattegrond Amsterdam Nederland, reliëf Europese Unie
16 Wat voor soort kaart gebruik je als je: a een wandeltocht door de omgeving van je school wilt maken? b een kaart met de titel ‘dreigend water’ ontdekt? c wilt weten welke landen aan Nederland grenzen? d kaart de titel ‘Nederland, rivierengebied’ heeft? 17 In elk rijtje hoort één woord niet thuis. Noteer het woord dat niet in het rijtje past. a natuurkundige overzichtskaart • wegen • Alpen. b staatkundige overzichtskaart • wateren • Nederland. 18 Noteer de juiste kaartsoort in onderstaande tekst. Bij een overstroming gebruik je verschillende soorten kaarten. De akkers, huizen en wegen die overstroomt zijn, vind je op een … 1 … . Je zoekt de rivier die de overstroming veroorzaakt op een ... 2 ... kaart. 19 I II III
Op een staatkundige kaart staan de provincies met een verschillende kleur. De meest voorkomende kaart in de atlas is een staatkundige overzichtskaart. Bergen en rivieren staan op een natuurkundige overzichtskaart.
Wat is juist? A I is onjuist, II en III zijn juist. B I en II zijn onjuist; III is juist. C I en III zijn juist; II is onjuist. D I is juist; II en III zijn onjuist.
Malmberg
3/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 WERELDEN ONTDEKKEN MET DE ATLAS – EINDTOETS
20 Noteer de juiste uitspraken over lengtecirkels. 1 Lengtecirkels geven de noorder- en zuiderbreedte aan. 2 Lengtecirkels lopen van pool tot pool. 3 Lengtecirkels geven de ooster- en westerlengte aan. 4 Lengtecirkels verdelen de aarde in een noordelijk en zuidelijk halfrond. 21 I II III
De belangrijkste breedtecirkel is de evenaar. Breedtecirkels nummeren we van 0 - 180 graden. Breedtecirkels verdelen de aarde in oosterlengte en westerlengte.
Wat is juist? A I is onjuist, II en III zijn juist. B I en II zijn onjuist; III is juist. C I en III zijn juist; II is onjuist. D I is juist; II en III zijn onjuist. 22 Noteer de juiste uitspraken over remote sensing. 1 Het aardoppervlak zendt straling uit in de vorm van warmte of licht. 2 Een satellietfoto is hetzelfde als een remote-sensingbeeld. 3 Het ene deel van het aardoppervlak zendt meer straling uit dan het andere deel. 4 Een remote-sensingbeeld is een luchtfoto. 23 Waarom kun je remote sensing goed gebruiken als aanvulling op kaarten uit de atlas?
Extra stof 24 Noteer de juiste uitspraken over GIS. 1 GIS betekent Geografisch Informatiesysteem. 2 Met een computersysteem worden gegevens in de computer ingevoerd. 3 Digitale kaarten kun je in ‘lagen’ over elkaar heen leggen. 4 De digitale kaarten kun je niet aanpassen. 25 I II III
De nulmeridiaan geeft de West-Europese Tijd aan. Het oostelijk en westelijk halfrond zijn samen 180 graden. Naar het oosten wordt het steeds een uur later.
Wat is juist? A I is onjuist, II en III zijn juist. B I en II zijn onjuist; III is juist. C I en III zijn juist; II is onjuist. D I is juist; II en III zijn onjuist.
Atlasvragen 26 Gebruik de kaart ‘Luchtfoto/Kaart/Schaal Willemstad’. a Welke topografische kaart heeft de meeste details? b Waaraan kun je dat zien? 27 Noteer de lengte en breedte in hele graden en minuten van: a Utrecht. b de plaats van je school. 28 a b
Wat voor soort kaart is ‘Nederland – bevolking’? Welke soort kaart is ‘Nederland – reliëf’?
29 a b
Is de legenda van iedere kaart hetzelfde? Waarom wel/niet?
Malmberg
4/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 WERELDEN ONTDEKKEN MET DE ATLAS – EINDTOETS
30 Bekijk de kaart ‘Noord-Europa’. a Wat voor soort kaart is dit? b Waaraan kun je dat zien?
Malmberg
5/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 DE WERELD ONTDEKKEN MET DE ATLAS – ANTWOORDEN TOETSEN
Eindtoets hoofdstuk 1 1
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
17 18 19 20 21 22 23
1 Bladwijzer. 2 Algemene inhoud. 3 Register van topografische namen [namenregister]. 4 Trefwoordenregister [zaakregister]. N, N.O., O, Z.O., Z, Z.W., W, N.W. Kaarten zijn het belangrijkste hulpmiddel, want je ziet de werkelijkheid in het klein. D 87,5 km D a 1 : 50 000 (B) b 1 : 5000 (A) a A b A 1, 2, 3 0,15 km 1 : 30 000 000 Weinig details; klein afgebeeld. A a Landen, huizen, akkers. b Rivieren, hoogteligging, gebergte. A1, B3, C4, D2 a Topografische kaart. b Thematische kaart. c Staatkundige overzichtskaart. d Natuurkundige overzichtskaart. a wegen b wateren 1 = staatkundige overzichtskaart 2 = natuurkundige overzichtskaart C 2, 3 D 1, 3 Remote-sensingbeelden zijn heel gedetailleerd en actueel.
Extra stof 24 1, 2, 3 25 C Atlasvragen 26 a Topografische kaart 1 : 25 000. b Alles staat er groter op afgebeeld dan op de topografische kaart 1 : 50 000. 27 a 52° 06’ N.B. - 5° 07’ O.L. b Antwoorden verschillen. 28 a Thematische kaart. b Thematische kaart. 29 a Nee. b Op kaarten staan verschillende kleuren en tekens. 30 a Staatkundige overzichtskaart. b Op de kaart staan menselijke onderdelen, zoals wegen, plaatsen en grenzen.
Malmberg
1/1
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 DE WERELD ONTDEKKEN MET DE ATLAS – TUSSENTOETS §2 EN §3
Tussentoets §2 en §3 1
Noteer de cijfers van de juiste uitspraken. 1 Het belangrijkste hulpmiddel bij aardrijkskunde is de atlas. 2 Op een kaart zie je de werkelijkheid in het klein. 3 Op iedere kaart staat een noordpijl. 4 Zonder legenda kun je een kaart niet lezen.
2
I II III
De legenda noemt het onderwerp van de kaart. De legenda kan per kaart verschillend zijn. De legenda verklaart de gebruikte kleuren en kaarttekens op de kaart.
Wat is juist? A I is onjuist, II en III zijn juist. B I en II zijn onjuist; III is juist. C I en III zijn juist; II is onjuist. D I is juist; II en III zijn onjuist. 3
Wat gebruik je om de afstand op een kaart te kunnen schatten?
4
Wat is juist? Om een kaart te kunnen begrijpen, moeten de volgende onderdelen erop staan: A windroos, legenda en titel. B legenda, schaal en windroos. C schaal, windroos en titel. D titel, schaal en legenda.
5
Bekijk bron 1. a Welke windstreken horen bij de letters A en B? b Welke windstreken horen bij de cijfers 1, 2, 3 en 4?
Bron 1
6
Noteer de cijfers van de juiste uitspraken. Wat kun je met de schaal van de kaart? 1 De kleuren en tekens op de kaart ontdekken. 2 De werkelijke grootte berekenen van een gebied. 3 De afstand tussen plaatsen in werkelijkheid berekenen. 4 Bekijken hoeveel de afstand op de kaart is vergroot.
Malmberg
1/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 DE WERELD ONTDEKKEN MET DE ATLAS – TUSSENTOETS §2 EN §3
7 I II III
Bekijk bron 2. Met de schaalstok kun je de schaal van deze kaart berekenen. De schaal kun je ook weergeven als 1 : 500 000. In werkelijkheid is 1 cm op de kaart 50 km.
A B C D
I is onjuist, II en III zijn juist. I en II zijn onjuist; III is juist. I en III zijn juist; II is onjuist. I is juist; II en III zijn onjuist.
Bron 2
8
Bekijk bron 2 nog eens. De afstand tussen Rotterdam en Zwolle is hemelsbreed gemeten 5,5 cm. Bereken de afstand in kilometers.
9
Noteer de cijfers van de juiste uitspraken. 1 Op een grootschalige kaart staat alles klein afgebeeld. 2 Een plattegrond is een voorbeeld van een grootschalige kaart. 3 Op een kleinschalige kaart staat alles groot afgebeeld. 4 Een wereldkaart is een voorbeeld van een kleinschalige kaart.
Malmberg
2/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 DE WERELD ONTDEKKEN MET DE ATLAS – TUSSENTOETS §2 EN §3
10 A B C D
Combineer de juiste letters en cijfers. Wat zie je? staatkundige overzichtskaart 1 ieder huis en weg natuurkundige overzichtskaart 2 onderwerp, bijvoorbeeld overstromingen thematische kaart 3 bergen, rivieren topografische kaart 4 plaatsen, landen
Extra stof 11 Noteer de cijfers van de juiste uitspraken. 1 Het schaalgetal laat zien hoeveel de werkelijkheid is verkleind. 2 Een wereldkaart heeft een klein schaalgetal. 3 Hoe meer de werkelijkheid is verkleind, hoe groter het schaalgetal. 4 Een plattegrond heeft een klein schaalgetal. 12 Bekijk nogmaals bron 2. Dit is een voorbeeld van een: 1 thematische kaart. 2 navigatiekaart. 3 natuurkundige overzichtskaart. 4 staatkundige overzichtskaart.
Malmberg
3/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 DE WERELD ONTDEKKEN MET DE ATLAS – ANTWOORDEN TOETSEN
Tussentoets §2 en §3 1 2 3 4 5
1, 2, 4 A Schaalstok. D a A = Oost B = West b 1 = N.O. 2 = Z.W. 3 = Z.O. 4 = N.W. 6 2, 3 7 D 8 137,5 kilometer 9 2, 4 10 A4, B3, C2, D1 Extra stof 11 1, 3, 4 12 1, 2
Malmberg
1/1
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 DE WERELD ONTDEKKEN MET DE ATLAS – TUSSENTOETS §4 EN §5
Tussentoets §4 en §5 1
Bekijk bron 1. Noteer de juiste begrippen. a Ten noorden van de evenaar. b De breedteligging van de evenaar naar de Noordpool. c Ten zuiden van de evenaar. d De breedteligging van de evenaar naar de Zuidpool.
Bron 1
2
I II III
Breedtecirkels worden ook wel parallellen genoemd. Breedtecirkels nummer je van 0 tot 180 graden. Breedtecirkels liggen ten noorden en zuiden van de evenaar.
Wat is juist? A I is onjuist, II en III zijn juist. B I en II zijn onjuist; III is juist. C I en III zijn juist; II is onjuist. D I is juist; II en III zijn onjuist. 3
Noteer de cijfers van de juiste uitspraken over lengtecirkels. 1 De belangrijkste lengtecirkel is de evenaar. 2 De lengtecirkel wordt ook meridiaan genoemd. 3 De zuidpool- en noordpoolcirkel zijn voorbeelden van lengtecirkels. 4 Lengtecirkels lopen van pool tot pool.
4
Hoe noemt men de lijn die de aarde in een westelijk en oostelijk halfrond verdeelt?
5
Waar ligt Nederland? A Op het noordelijk halfrond en westerlengte. B Op het zuidelijk halfrond en westerlengte. C Op het noordelijk halfrond en oosterlengte. D Op het zuidelijk halfrond en oosterlengte.
Malmberg
1/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 DE WERELD ONTDEKKEN MET DE ATLAS – TUSSENTOETS §4 EN §5
6 Bekijk bron 2. Welke breedte- en lengtegraden horen bij Amsterdam? A 52° N.B. en 4° O.L. B 52° N.B. en 4° W.L. C 58° N.B. en 4° O.L. D 58° N.B. en 4° W.L.
Bron 2
7
Gebruik nogmaals bron 2. Welk antwoord is juist? Spanje ligt op: 1 het noordelijk halfrond. 2 het zuidelijk halfrond. 3 oosterlengte. 4 westerlengte.
8
Bekijk bron 2. Verbeter de volgende uitspraken. 1 Breedtegraden lopen van 0 -180 graden N.B./Z.B. 2 Lengtegraden lopen van 0 - 90 graden W.L./O.L.
9
a b
10 I II III
Hoe noemen we het gebied ten noorden van de evenaar? Hoe noemen we het gebied ten oosten van de nulmeridiaan? De nulmeridiaan verdeelt de aarde in een noordelijk en zuidelijk halfrond. De evenaar verdeelt de aarde in twee gelijke helften. Met het graadnet kun je nauwkeurig een plaats op aarde aangeven.
Wat is juist? A I is onjuist, II en III zijn juist. B I en II zijn onjuist; III is juist. C I en III zijn juist; II is onjuist. D I is juist; II en III zijn onjuist.
Malmberg
2/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 DE WERELD ONTDEKKEN MET DE ATLAS – TUSSENTOETS §4 EN §5
Extra stof 11 Welke zinnen horen bij sociale geografie? Noteer de juiste cijfers. Een verslaggever doet verslag van: 1 schade aan woningen door aardbevingen. 2 afbreken van oude woningen in een stad. 3 aanleggen van een spoorlijn door een gebergte. 4 verhogen van dijken om overstromingen te voorkomen. 12 I II III
Naar het oosten wordt het steeds een uur vroeger. Het oostelijk en westelijk halfrond zijn samen 360 graden. De aarde draait 360 graden om zijn aardas in 24 uur.
Wat is juist? A I is onjuist, II en III zijn juist. B I en II zijn onjuist; III is juist. C I en III zijn juist; II is onjuist. D I is juist; II en III zijn onjuist.
Malmberg
3/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 1 DE WERELD ONTDEKKEN MET DE ATLAS – ANTWOORDEN TOETSEN
Tussentoets §4 en §5 1
a = noordelijk halfrond b = noorderbreedte c = zuidelijk halfrond d = zuiderbreedte 2 C 3 2, 4 4 Nulmeridiaan. 5 C 6 A 7 1, 3 8 1 = 0 - 90 graden N.B./Z.B. 2 = 0 - 180 graden W.L./O.L. 9 a noordelijk halfrond b oosterlengte 10 A Extra stof 11 2, 3, 4 12 A
Malmberg
1/1
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – EINDTOETS
Eindtoets hoofdstuk 2 1
I II
Het geboortecijfer is 13. Het sterftecijfer bedraagt 10. Dit land heeft een sterfteoverschot. Door de armoede te bestrijden kan de snelle bevolkingsgroei worden afgeremd.
A B C D
Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn juist. I en II zijn onjuist.
2
In twee verschillende landen is het geboortecijfer 9. Dat betekent dat in beide landen: A per duizend vrouwen evenveel kinderen geboren worden. B evenveel kinderen geboren worden. C de bevolking even snel groeit. D per duizend inwoners evenveel kinderen geboren worden.
3
In ontwikkelingslanden zijn de gezinnen vrij groot. Geef daarvoor drie redenen.
4
Bekijk bron 1 hieronder goed. a Deze tekeningen zeggen iets over: A bevolkingsdichtheid. B bevolkingsspreiding. C beide. b De bevolkingsdichtheid in gebied A, B en C is gelijk. Is deze uitspraak juist of onjuist?
Bron 1
Malmberg
1/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – EINDTOETS
5 a b
Bekijk de grafiek van bron 2 goed. In de kaart van bron 2 zie je twee grafiektypen terug. Welke zijn dat? Welk grafiektype ken je nog meer?
Bron 2
6
Bekijk de grafiek van bron 3 goed. Dit bevolkingsmodel laat de verschillende fasen in de ontwikkeling van een bevolking zien. a In welke fase van dit model zit Nederland? b Hier staan drie zinnen. Zeg van elke zin hieronder over welke fase die gaat. 1 Een moeder huilt bij het graf van haar zesde kind dat overleden is als gevolg van een·tyfusepidemie. 2 Er komen steeds meer gouden bruiloften. 3 Ouders beginnen meer over gezinsplanning na te denken. c Kijk naar fase 2 en 3. Als je naar de lijnen van het geboorte- en sterftecijfer kijkt, zie je een: A geboorteoverschot. B sterfteoverschot. C migratiesaldo. D natuurlijke groei.
Bron 3
Malmberg
2/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – EINDTOETS
7
Bekijk bron 4 goed. a Bij welke van de drie leeftijdsdiagrammen past de term vergrijzing? b Hoe wordt dit leeftijdsdiagram ook wel genoemd? c Welke van de drie leeftijdsgrafieken lijkt het meest op die van India?
A
B
C
Bron 4
8
Bekijk bron 5. a Zet achter de cijfers 1, 2 en 3 de begrippen immigratie, emigratie en remigratie. b In land A zijn er in een jaar 140 000 immigranten en 80 000 emigranten. Hoe hoog is het migratiesaldo. c Is de uitkomst van vraag b een positief of negatief migratiesaldo?
Bron 5
9
a
b
10 a b
Als er sprake is van (volg)migratie naar het land van herkomst als gevolg van gunstige berichten, is er sprake van: A gezinsherenigende migratie. B kettingmigratie. C gezinsvormende migratie. De drie bij a genoemde antwoorden zijn allemaal: A economische redenen om te emigreren. B sociale redenen om te emigreren. C politieke redenen om te emigreren. D godsdienstige redenen om te emigreren. Stel, je woont in een arm land en wilt misschien naar een rijk land verhuizen. Noem twee minpunten van het arme land, waar jij woont. Hoe noem je zulke minpunten?
11 De Taj Mahal is een van de nieuwe wereldwonderen die in 2007 via internet door mensen overal ter wereld zijn gekozen. Dit is een voorbeeld van een … 1 … cultuurkenmerk. Dat veel Indiërs een koe als een heilig dier beschouwen is een voorbeeld van een … 2 … cultuurkenmerk.
Malmberg
3/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – EINDTOETS
12 I Racisme is hetzelfde als discriminatie. II Conflicten in de wereld hebben vaak te maken met godsdiensten. A B C D 13 I II A B C D 14 a b
Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn juist. I en II zijn onjuist. Een vooroordeel berust op een ongegronde mening. Een vooroordeel berust op feitelijke kennis. Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn juist. I en II zijn onjuist. Bekijk bron 6 goed. Leg uit hoe je in deze tekening ‘apartheid’ terug kunt zien. Er is in dit voorbeeld wel/geen sprake van segregatie.
Bron 6
Malmberg
4/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – EINDTOETS
Extra stof 15 In elk land worden mensen opgeleid voor studies over de bevolking. a Hoe heet het vak dat deze mensen bestuderen? b Waarom is dit onderzoek belangrijk – nu en in de toekomst? 16 Leg uit waarom het geboortecijfer en het vruchtbaarheidscijfer niet hetzelfde hoeven te zijn? 17 Door welke organisatie van de Verenigde Naties is de Werelderfgoedlijst opgesteld?
Atlasvragen 18 Gebruik de kaart ‘Nederland – bruto sterftecijfer’. In welke provincies zijn de (bruto) sterftecijfers gemiddeld erg hoog? A Flevoland, Noord-Holland, Utrecht. B Noord-Brabant, Zuid-Holland, Flevoland. C Flevoland, Zuid-Holland, Zeeland. D Drenthe, Groningen, Zeeland. 19 Gebruik de kaart ‘Nederland, allochtonen’. In welke provincies vind je de meeste allochtonen? A Noord- en Zuid-Holland. B Groningen en Gelderland. C Noord-Brabant en Limburg. D Friesland, Groningen en Drenthe. 20 a
b
Alleen voor de 53e druk van de Grote Bosatlas! Je krijgt de opdracht om de segregatie van allochtonen in Amsterdam te onderzoeken. Welke kaart kun je daarvoor het beste gebruiken? Wat zegt deze kaart over de segregatie van allochtonen in Amsterdam?
Vragen India 21 Hoe komt het dat vooral de kustgebieden en rivierdalen in India dichtbevolkt zijn? 22 Vul vijf goed passende woorden in. India is na China het land met de meeste … 1 … ter wereld. Hier zijn een groot aantal religies ontstaan, waaronder het hindoeïsme en … 2 … . Gedurende bijna 100 jaar vormde India een deel van het Britse Rijk. In 1947 werd India … 3 … . Langzaam maar zeker verandert India van een plattelandssamenleving in een … 4 … samenleving. Het grootste deel van de bevolking in de steden is arm en woont in … 5 … .
Malmberg
5/5
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER DE BEVOLKING EN CULTUUR – ANTWOORDEN TOETSEN
Eindtoets hoofdstuk 2 1 2 3
4
5 6
7
8
9 10
11 12 13 14
B D 1 Kinderen zijn arbeidskracht. 2 Veel kinderen is een zegen volgens sommige godsdiensten. 3 Van de kinderen sterft er een aantal jong, dus wil men enkele kinderen meer. 4 Kinderen zijn een oudedagsvoorziening voor hun ouders. a Beide (C). b Deze bewering is onjuist. In principe zeggen de kaartjes iets over de bevolkingsspreiding (waar wonen de mensen precies in dit gebied). Je kunt wel van elk van de drie kaartjes de bevolkingsdichtheid uitrekenen (je weet de oppervlakte en het aantal inwoners). Dan zie je dat de bevolkingsdichtheid in A en B gelijk is en in C zeer laag a beeldgrafiek en ingevulde lijngrafiek b een van deze: staaf- of kolomgrafiek, stroomgrafiek, cirkelgrafiek a Fase 4. Wij hebben een laag geboorte- en sterftecijfer. b 1 = fase 2 2 = fase 1 3 = fase 4 c D (natuurlijke groei) a B b Urn- of uimodel. c A a 1 = emigratie 2 = immigratie 3 = remigratie b 60 000 c Een positief migratiesaldo; er komen meer mensen binnen dan dat er weggaan. a B b B a Twee van de volgende antwoorden: laag loon – werkloosheid – armoede – slechte gezondheidszorg – slecht onderwijs. b pushfactoren of afstotingsfactoren 1 = zichtbaar 2 = onzichtbaar B A a De onaanraakbaren wonen apart van de mensen uit de hogere kasten. b Er is wel sprake van segregatie: – ruimtelijke segregatie; – sociale segregatie.
Extra stof 15 a Demografie. b Bevolkingsontwikkeling is van belang vanwege allerlei economische, politieke en sociale belangen. Groeit een bevolking snel of langzaam of krimpt het aantal zelfs. 16 Het gaat bij beide om het aantal levengeborenen; bij het geboortecijfer per 1000 inwoners, bij het vruchtbaarheidscijfer per 1000 vruchtbare vrouwen (15-44 jaar). 17 UNESCO
Malmberg
1/2
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER DE BEVOLKING EN CULTUUR – ANTWOORDEN TOETSEN
Atlasvragen 18 D 19 A 20 a Kaart 26B. b Allochtonen wonen ‘gesegregeerd’ in vooral Amsterdam-Zuidoost, Geuzeveld/Slotermeer, Bos en Lommer en de Baarsjes. Vragen India 21 Het zijn laaggelegen, vlakke delen en daardoor geschikt voor bewoning. 22 1 = inwoners 2 = boeddhisme 3 = onafhankelijk 4 = stedelijke 5 = krottenwijken
Malmberg
2/2
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – TUSSENTOETS §2 EN §3
Tussentoets §2 en §3 1
I II
India is een van de dichtstbevolkte landen ter wereld. India is het land met de grootste bevolking ter wereld.
A B C D
Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn beide juist. I en II zijn beide onjuist.
2
Welke van de volgende begripsomschrijvingen is niet goed? A De verdeling van de bevolking over een gebied noem je bevolkingsspreiding. B Geboortecijfer: het aantal levendgeborenen in een land in een bepaald jaar. C Levensverwachting: gemiddeld aantal jaren dat je vanaf je geboorte (of vanaf een bepaalde leeftijd) nog te leven hebt. D Bevolkingsdichtheid: gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometer.
3
Bekijk bron 1 en lees de onderstaande uitspraken. 1 In A is sprake van een sterke bevolkingsopeenhoping. 2 In B is sprake van een gelijkmatige bevolkingsspreiding. 3 In alle drie de gebieden is de bevolkingsdichtheid even groot. A B C D
Uitspraak 1 en 2. Uitspraak 2 en 3. Uitspraak 1 en 3. Geen enkele uitspraak is juist.
Bron 1
4
In welke gebieden zal de bevolkingsdichtheid laag zijn? Je mag in de atlas kijken. A Atacamawoestijn in Zuid-Amerika. B Tropisch regenwoud op Borneo. C California met een zeeklimaat. D Dal van de Ganges in India. E Himalayagebergte in het noorden van India. F West-Europa.
5
We vergelijken twee landen. Zowel in land A als in land B is het geboortecijfer 8. Dat betekent dat er in die landen in één jaar: A per duizend vrouwen evenveel kinderen geboren worden. B per duizend inwoners evenveel kinderen geboren worden. C de groei van de bevolking even hoog is. D er evenveel kinderen geboren worden.
Malmberg
1/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – TUSSENTOETS §2 EN §3
6 Bekijk bron 2. Wat is de goede combinatie? A 1 = geboortecijfer, 2 = bevolking, 3 = sterftecijfer. B 1 = geboortecijfer, 2 = sterftecijfer, 3 = bevolking. C 1 = bevolking, 2 = sterftecijfer, 3 = geboortecijfer. D 1 = sterftecijfer, 2 = geboortecijfer, 3 = bevolking.
Bron 2
7
Welke van de volgende fasen in de bevolkingsontwikkeling is nu van toepassing op India? A Hoog geboortecijfer en dalend sterftecijfer. B Hoog geboortecijfer en hoog sterftecijfer. C Dalend geboortecijfer en dalend sterftecijfer. D Laag geboortecijfer en laag sterftecijfer.
8
De leeftijdsgrafiek in bron 3 geeft de leeftijdsopbouw van de bevolking van een land weer. Welke beweringen zijn juist? I De leeftijdsgrafiek is van een ontwikkeld land. II De leeftijdsgrafiek laat de ontgroening van het land zien. A B C D
Alleen bewering I is juist. Alleen bewering II is juist. Beide beweringen zijn juist. Beide beweringen zijn onjuist.
Bron 3
Malmberg
2/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – TUSSENTOETS §2 EN §3
Extra stof 9
Bij het Nederlandse Bureau voor de Statistiek (CBS) werken demografen. Zij beschrijven: A de ontwikkeling van de economie van Nederland. B de ontwikkeling van de bevolking van Nederland. C de ontwikkeling van het verkeer in Nederland.
10 In welk van de onderstaande landen is het vruchtbaarheidscijfer het hoogst? A Nederland B Verenigde Staten C Rusland D India
Malmberg
3/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER DE BEVOLKING EN CULTUUR – ANTWOORDEN TOETSEN
Tussentoets §2 en §3 1 2 3 4 5 6 7 8
A B A A, B en E B B B A
Extra stof 9 B 10 D
Malmberg
1/1
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – TUSSENTOETS §4, §5 EN §6
Tussentoets §4, §5 en §6 1
Candresh uit India is bij zijn oom in Frankrijk gaan wonen. Voor India is hij een … a … . Jan verhuisde tien jaar geleden naar Nieuw-Zeeland. Omdat hij heimwee had, keerde hij naar Nederland terug. Voor Nederland is Jan een … b … . Vama verliet India en vond werk als advocaat bij de Verenigde Naties in New York. Zij is een … c… . Welke combinatie is juist? A a = emigrant; b = immigrant; c = kettingmigrant. B a = immigrant; b = kettingmigrant; c = emigrant. C a = emigrant; b = remigrant; c = arbeidsmigrant. D a = immigrant; b = remigrant; c = arbeidsmigrant.
2
Bekijk bron 1. Welke zin klopt niet? Nederland had: A in 1950 een negatief migratiesaldo. B in 1975 een vestigingsoverschot. C in 1980 een vestigingsoverschot van ongeveer 50 000 personen. D in 2000 een vestigingsoverschot van ongeveer 50%.
Bron 1 Nederland, emigratie en immigratie vanaf 1950.
3
Landen met een positief migratiesaldo vind je vooral in: A Zuid-Amerika. B West-Europa. C Afrika. D Azië.
4
I II
India heeft een positief migratiesaldo. Vooral laagopgeleide mensen verlaten India.
A B C D
Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn beide juist. I en II zijn beide onjuist.
5
Vul de juiste woorden in. Ontwikkelingslanden hebben meestal een … a …migratiesaldo. Dit komt omdat ontwikkelingslanden landen zijn met veel…b … factoren.
6
Vul de juiste woorden in. Het kastenstelsel in India is een …. a … cultuurkenmerk. De Taj Mahal is een … b … cultuurkenmerk.
Malmberg
1/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – TUSSENTOETS §4, §5 EN §6
7 A B C D 8
India is vooral een aantrekkelijk land voor toeristen omdat: het één hoofdcultuur heeft. de Taj Mahal op de UNESCO-werelderfgoedlijst staat. het een multiculturele samenleving is. het een aangenaam klimaat heeft.
Bekijk bron 2. Welk begrip past het beste bij de kaart? A integratie. B segregatie.
Bron 2
Malmberg
2/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER BEVOLKING EN CULTUUR – TUSSENTOETS §4, §5 EN §6
Extra stof 9
In India is er migratie van het platteland naar grote steden zoals Mumbai. Wat is het belangrijkste motief voor migratie naar de stad? A politiek B economisch C cultureel D sociaal
10 Bij migratie naar de Indiase stad Mumbai zijn de pullfactoren van Mumbai erg belangrijk. Welke van de onderstaande factoren zijn pullfactoren van Mumbai? Noteer alleen de cijfers. 1 andere gewoonten 2 aanwezigheid familie 3 meer kans op een baantje 4 betere voorzieningen 5 lager loon 6 eigen woning
Malmberg
3/3
WERELDWIJS – 1 VMBO-TH – 2 OVER DE BEVOLKING EN CULTUUR – ANTWOORDEN TOETSEN
Tussentoets §4, §5 en §6 1 2 3 4 5 6 7 8
C D B D a b a b C B
negatief afstotingsfactoren of pushfactoren onzichtbaar zichtbaar
Extra stof 9 B 10 3 en 4
Malmberg
1/1