Tentoonstelling Vulkanen
21 mei t/m 11 september 2005 in Teylers Museum
1
I. Inleiding Vulkanen overweldigen de zintuigen. Vaak zijn het prachtige bergen met een weelderige vegetatie, die onverwacht kunnen veranderen in ontzagwekkende monsters. As- en gaswolken worden kilometers hoog de lucht in gestoten, of denderen met 120 kilometer per uur de hellingen af. Gloeiend hete lavastromen vloeien naar beneden en brokken steen worden door de lucht geslingerd. Al eeuwenlang is de mens geboeid door deze bergen van vuur. Het eerste ooggetuigenverslag is afkomstig van de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Chr. Vanaf de 17de eeuw zochten geleerden naar verklaringen voor dit fenomeen. Ze bestudeerden gesteenten en mineralen om zo de oorsprong van het vulkanisme te achterhalen. Ook reizigers die Italië aandeden, raakten in die tijd in de ban van de Vesuvius en de Etna. Kunstenaars vonden hun inspiratie in dit natuurgeweld. Tegenwoordig zijn er wereldwijd meer dan tweehonderd vulkanen actief, en elk jaar vinden er meer dan veertig erupties plaats. Miljoenen mensen leven in de nabijheid van deze bergen van vuur, al dan niet onder de dreiging van een uitbarsting. Het is dan ook zaak de activiteiten van vulkanen nauwlettend te volgen. Nederlandse wetenschappers hebben onderzoek gedaan en bijdragen geleverd aan de vulkanologie. Eerst was Indonesië hun werkterrein, tegenwoordig doet de Universiteit van Utrecht onderzoek naar tektonische plaatbewegingen in Italië. Soorten vulkanen Er zijn duizenden vulkanen op aarde; daarvan zijn er geen twee aan elkaar gelijk. Vulkanen worden ingedeeld in groepen, die benoemd zijn naar de vorm, de materialen waaruit ze opgebouwd zijn, en de manier waarop een vulkaan tot uitbarsting komt. Een andere onderverdeling is naar activiteit, oftewel dood, slapend en actief. De vorm van de vulkaan is afhankelijk van de substantie van het magma en van de plaats waar dit naar buiten stroomt. Als het magma door een spleet naar buiten stroom, verspreidt de lava zich langs de spleet. Er ontstaat dan een spleetvulkaan. Bij de schildvulkaan is het magma in de magmahaard dun en vloeibaar. Het kan daardoor makkelijk door spleten naar het aardoppervlak doordringen. Na verloop van tijd en talloze uitbarstingen met lavastromen ontstaat er een berg met flauwe hellingen. Wanneer de lava dikker is van substantie vloeit deze niet zover uit. Er ontstaat dan een koepelvulkaan met tamelijk bolle hellingen. Bij nog dikkere lava is er sprake van een stratoof kegelvulkaan. Deze is kegelvormig en heeft steile hellingen. Bij dit type kan de dikke vloeistof maar moeilijk tot het aardoppervlak doordringen. De druk in de magmahaard moet dan eerst hoog oplopen en dat kan lang duren. Wanneer een vulkaan na een eruptie inzakt, kan er later in de krater van de oude vulkaan een nieuwe ontstaan. Dit noemt men een calderavulkaan.
2
Bewegende platen De Duitse meteoroloog Alfred Wegener (1880-1930) bedacht de term continentverschuiving. Hij ontdekte dat Zuid-Amerika en Afrika ooit aan elkaar vast hadden gezeten, maar in de loop van de tijd uit elkaar waren gedreven. Zijn theorie loopt vooruit op de theorie van de schollenof plaattektoniek, die pas vijftig jaar geleden vorm kreeg. Onder invloed van krachten en bewegingen diep in de aarde zijn platen aardkorst steeds in beweging. Waar de platen tegen elkaar botsen, tegen elkaar wrijven of juist van elkaar weg bewegen, is de geologische activiteit extra hevig. In deze grensgebieden komen de meeste vulkanen voor. Waar de platen elkaar tegenkomen ontlaadt de enorme druk zich in aardbevingen. De meeste vulkanen komen voor aan de plaatgrenzen waar gesmolten gesteente via barsten in de plaat naar de oppervlakte breekt. Wanneer twee platen uiteen drijven wordt een keten van lage vulkanen gevormd. Waar platen botsen schuift de ene plaat onder de andere en ontstaat een subductiezone. De dalende plaat smelt gedeeltelijk en het lichte magma stijgt op en vormt vulkanen juist binnen de plaatgrens. Een derde soort vulkaan barst uit boven een hot spot, een actieve haard in de mantel van de aarde. Vulkanologie In de 17de eeuw ontwikkelen geleerden de eerste theorieën over het ontstaan van de aarde. De filosoof Descartes beweert dat de aarde langzaam afkoelt, waardoor indirect vulkanisme ontstaat; de jezuïet Athanasius Kircher schetst een wereld vol vuurzakken, die verantwoordelijk zijn voor de erupties. In 18de eeuw wil men af van de speculaties over de aard en oorsprong van de vulkanen. Natuuronderzoekers observeren de werking van vulkanen en doen daar verslag van; nieuwe instrumenten worden ontwikkeld. In deze eeuw woedt een strijd tussen de plutonisten, die geloven dat vulkanen uit vuur voortkomen, en daar tegenover staan de neptunisten, die beweren dat vulkanisme onder invloed van water ontstaat. Aan het eind van de 18de eeuw ontwikkelen de geologie en de nog jonge vulkanologie zich tot volwaardige wetenschappen, en daarmee ook de nog jonge vulkanologie. Aan de hand van basaltsoorten leert men dode vulkanen in Frankrijk, Ierland en Duitsland te herkennen, en het actieve vulkanisme in Italië wordt grondig bestudeerd. Vulkanologisch onderzoek Het aantal Nederlandse aardwetenschappers dat onderzoek doet op het gebied van vulkanisme is klein. De belangstelling voor vulkanisme is terug te voeren tot de tijd dat veel Nederlandse geologen en geofysici actief waren in Indonesië. De afgelopen vijftien jaar hebben Nederlandse geofysici intensief onderzoek verricht naar de structuur van de diepe ondergrond van het Middellandse Zeegebied en de processen die zich in die diepe ondergrond afspelen. Dit nieuwe onderzoek in Italië is een veelbelovend raakvlak tussen de geofysica en de vulkanologie. In Italië zijn wetenschappers op zoek naar de oorzaak van de sterk afwijkende vorm van vulkanisme. Wetenschappers denken daarvoor een aanknopingspunt gevonden te hebben in de eveneens bijzondere vorm van het subductieproces zoals dat zich onder Italië afspeelt. Dit laatste is aangetoond door seismische tomografie, een methode om een driedimensionaal beeld van het inwendige van de aarde te maken. Inzicht in de oorzaak van vulkanisme is van belang voor een goed onderbouwde visie op de toekomstige activiteit van de vulkanen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Dr. Igor Nikogosian, Dr. Manfred van Bergen (beide petroloog/geochemicus) en Drs. Menno van de Zedde, Prof. Wim Spakman en Prof. Rinus Wortel (alle drie geofysicus). Het is een onderdeel van een groot onderzoeksprogramma (toponderzoekschool) van de Universiteit Utrecht, de Vrije Universiteit en de Technische Universiteit Delft op het gebied van Aardwetenschappen, met de naam ISES (Integrated Solid Earth Science).
3
Sir William Hamilton In 1764 werd William Hamilton aangesteld als buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van de Britse koning aan het hof van Ferdinand IV van Bourbon, koning van beide Siciliën. Vol overgave verzamelde hij klassieke antiquiteiten, maar daarnaast ging zijn belangstelling ook uit naar de uitbarstingen van de Vesuvius en andere vulkanen in het zuiden van Italië. Toen de Vesuvius in 1765 actief werd, was Hamilton, gewapend met pen, penseel en telescoop, dag en nacht te vinden op de hellingen van de berg. Zijn observaties stuurde hij naar het wetenschappelijke genootschap de Royal Society in Londen. Hoewel zonder enige opleiding op dit gebied ontwikkelde hij zich tot een van de grootste kenners van het ZuidItaliaanse vulkanisme. De kunstenaar Pietro Fabris vergezelde Hamilton op zijn tochten en vervaardigde aquarellen en tekeningen van de uitbarstingen en landschappen rond Napels. Tijdens zijn 37-jarige verblijf te Napels beklom Hamilton meer dan zestig keer de Vesuvius. Zijn observaties en Fabris’ aquarellen publiceerde Hamilton uiteindelijk in het mooiste boek dat ooit over vulkanen is verschenen: Campi Phlegraei. Campi Phlegraei –Grieks voor brandende velden- geeft een goed beeld van de vulkanische activiteiten in de buurt van Napels. Het door Hamilton beschreven gebied bevindt zich tussen Napels en de Tyrreense Zee en bestaat uit een enorm bekken -een caldera- van zo’n 15 kilometer doorsnede. Naar Italië In Italië bevinden zich de meest actieve vulkanen van Europa: de Vesuvius, de Etna en de Stromboli. Wereldwijd is het vulkanisme hier het best bestudeerd. De uitbarsting van de Vesuvius van 79 na Christus spreekt nog steeds tot de verbeelding, vooral vanwege de verwoesting van Pompeii en Herculaneum door asregens en lavastromen. De opgravingen van deze stadjes, begonnen in de 18de eeuw, legden een fascinerende wereld bloot. Tegenwoordig trekken deze opgravingen miljoenen toeristen. Vanaf de 17de eeuw kwamen de Vesuvius en de Etna door nieuwe uitbarstingen weer in de belangstelling. Ooggetuigen maakten zowel geschreven als getekende verslagen van de erupties. In de 18de eeuw bezochten jongeren uit de aristocratische kringen in het kader van hun grand tour, een culturele rondreis door Europa, Napels en de Vesuvius. Bezoeken aan de vaak actieve vulkanen confronteerden de reizigers met het indrukwekkende natuur fenomeen. Vaak namen bezoekers een souvenir mee naar huis. De combinatie van lokale observaties en wetenschappelijke studies en theorieën over vulkanen in de 18de en 19de eeuw legden het fundament voor de moderne vulkanologie. De uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Chr. De brief van Plinius de Jongere aan Tacitus is het eerste geschreven verslag van een vulkaanuitbarsting. Het betreft hier de beruchte uitbarsting van 79 na Christus. Deze eruptie bedolf de later zo beroemd geworden stadjes Pompeii en Heculaneum onder een dikke laag as en modder. Plinius verhaalt in zijn eerste brief over de dood van zijn oom Plinius de Oude, schrijver van een 37-delige encyclopedie Historia Naturalis. Bezorgd om het lot van de inwoners van Pompeji was Plinius de Oude hen te hulp gesneld. “Als man met wetenschappelijke interesses scheen de zaak hem belangrijk en de moeite waard om van dichtbij te worden bekeken (…). Hij haastte zich in de richting waar vandaan de anderen vluchtten, recht op het gevaar af en zó geheel vrij van angst, dat hij aan zijn secretaris opdroeg alle stadia en vormen van het onheil op te schrijven. Reeds viel er as op de schepen, steeds heter en dichter naarmate zij dichterbij kwamen en al spoedig viel er ook puimsteen en zwarte, halfverkoolde en door het vuur gebarsten stenen, de zee week plotseling terug en de oever werd door rotsblokken van de berg onbegaanbaar (…). Ondertussen lichtten van de Vesuvius op meerdere plaatsen grote brandhaarden en hoge vuurzuilen op, wier stralende lichten in de donkere nacht nog beter uitkwamen.”
4
De Vesuvius De Vesuvius is de beroemdste en meest tot de verbeelding sprekende vulkaan. Hij heeft een grote variatie aan uitbarstingen gekend en is nog steeds actief. De meest beruchte uitbarsting is die van 79 na Christus. De vulkaan heeft veel schrijvers en schilders geïnspireerd, en op haar vruchtbare hellingen bevinden zich de beste wijngaarden van Italië. Beroemd zijn de archeologische opgravingen van de in 79 na Christus bedolven stadjes Pompeji en Herculaneum. De Vesuvius ligt in een met onderzeese breuken doorsneden bekken. De vulkaan heeft zich ontwikkeld in een gebied waar al meer dan driehonderdduizend jaar vulkanische activiteiten plaatsvinden. De huidige berg, 1281 meter hoog, staat bekend als Somma-Vesuvius. De Somma caldera bevindt zich ten noorden van de Vesuvius. Vanaf 1631 tot 1944 was de vulkaan bijna constant actief. Tegenwoordig wordt de Vesuvius door het Observatorio Vesuviano 24 uur per dag in de gaten gehouden. Met behulp van seismografische apparatuur en een Global Positioning System wordt de geringste beweging van de grond gemeten. Al zestig jaar is de vulkaan rustig. Maar het is vrijwel zeker dat de Vesuvius opnieuw uit zal barsten, de vraag is alleen wanneer. De Etna De vulkaan de Etna is een gigant. Met zijn omtrek van 40 bij 60 kilometer en hoogte van 3300 meter domineert de Etna het noordoosten van Sicilië. Meer dan twee miljoen mensen leven in zijn nabijheid. De Etna is net als de Vesuvius een actieve vulkaan: lava stroomt de berg af en soms worden lavabommen zo groot als auto’s de lucht in geslingerd; uit de kraters op de top komt altijd rook en zwaveldamp. Doordat de meeste uitbarstingen op grote hoogte plaatsvinden vallen er meestal weinig slachtoffers. Net als alle vulkanen in Italië ligt de Etna op de rand van de Euraziëplaat en de Afrikaanse tektonische plaat. De Etna -de naam komt van het Griekse ‘aitho’ wat brandende vlam betekent- is een combinatie van twee vulkaantypes: tot ongeveer 2700 meter is de Etna een schildvulkaan; de top is een stratovulkaan. De grootste uitbarsting van de Etna vond plaats in het jaar 1669. De lavastroom verwoestte tien dorpen en brak door de stadsmuren van Catania. De laatste grote uitbarsting dateert van 1991. De Krakatau Indonesië ligt op een breukvlak van twee tektonische platen. Door deze ligging bevinden zich zijn in de Indische archipel meer dan honderd actieve vulkanen. Zij maken deel uit van de zogenaamde Ring van Vuur rond de Stille Oceaan. Op de Volcanic Eruption Index (VEI) bezetten drie vulkanen in de Indische archipel de eerste vier plaatsen. De eruptie van de vulkaan Toba, zo’n 75.000 jaar geleden, staat in deze lijst op de eerste plaats. Deze enorme uitbarsting leidde een kleine ijstijd in. De eruptie van de Krakatau in 1883 spreekt het meest tot de verbeelding. Het nauwgezette onderzoek naar de oorzaken en de gevolgen van deze explosie, gedaan door de Nederlandse geoloog Verbeek, is een hoogtepunt in de geologische wetenschap. Grote hoeveelheden gegevens gaven een beter inzicht in de werking van vulkanen en de vorming van caldera’s. Voor het eerst maakten wetenschappers wereldwijd gebruik van seismische meetinstrumenten en barometers om gegevens te verzamelen. De uitbarsting zelf veroorzaakte tsunami’s, vloedgolven, die veel slachtoffers maakten. Onderzoek naar de vulkanen van Indonesië werd verricht door Verbeek, Junghuhn en later Van Bemmelen, Neumann van Padang en Stehn, het latere hoofd van de in 1920 opgerichte ‘vulkaanbewakingsdienst’. Tegenwoordig is deze dienst onder een andere naam nog steeds actief.
5
Hokusai en de berg van Fuji-San Katsushika Hokusai (1760-1849) werd geboren in Tokyo. Al op jonge leeftijd leerde hij het snijden van houtblokken en schilderde hij plaatjes uit boeken na. Later kreeg hij les in het snijden van houtblokken op de school van Katsukawa Shunsho. Hokusai concentreerde zich op het schilderen van landschappen. Zijn observaties publiceerde hij in een twaalftal schetsboeken. Van 1823 tot 1831 maakte hij de houtdrukken met de 36 gezichten op de berg Fuji, stuk voor stuk meesterwerken in de Japanse kunst. De berg Fuji-San is een van de bekendste vulkanen op aarde. De Fuji is een goed voorbeeld van een stratovulkaan. Deze vulkanen bestaan uit elkaar afwisselende lagen van lava, sintels en as, en hebben vaak hoge toppen. Zo is de Fuji meer dan 3700 meter hoog. Hoewel de Fuji een bijna perfect symmetrische vorm heeft, is de berg toch gecompliceerder dan op het eerste gezicht lijkt. De Fuji bestaat namelijk uit drie vulkanen; de oudste is zichtbaar aan de noordwand en heet Komitake. Daarnaast bestaan er nog twee kraters. Sinds 781 is de Fuji minstens zestien keer uitgebarsten. De meest recente uitbarsting dateert van 1707-1708. Op onnavolgbare wijze weergegeven door Hokusai belichaamt de Fuji de schoonheid, grootsheid en kracht van de natuur. Kunstenaars en vulkanen Niet alleen geleerden maar ook schrijvers, schilders en toeristen raakten in de loop der eeuwen in de ban van vulkanen. De woeste uitbarstingen, die vaak gepaard gaan met enorme explosies en lavastromen, leveren een indrukwekkend en kleurrijk schouwspel op, vooral bij nacht. Reizigers die in de achttiende en negentiende eeuw Italië bezochten, kochten als herinnering aan hun verblijf vaak een schilderij of een gouache. Deze laatste waren betrekkelijk goedkoop en makkelijk mee te nemen. Sommige reizigers tekenden of aquarelleerden zelf. Verreweg het meest populair was de ‘vedute’, een waarheidsgetrouw gezicht op de stad en de baai van Napels, met het liefst een rokende Vesuvius op de achtergrond. De Japanse kunstenaar Hokusai heeft als enige de vulkaan Fuji op vele manieren afgebeeld. Enkele prachtige houtsnedes van deze kunstenaar zijn in de tentoonstelling te bewonderen. De Amerikaanse kunstenaar Andy Warhol maakte tijdens zijn verblijf in Napels een schilderij van de Vesuvius. Ook hedendaagse Nederlandse kunstenaars als Rein Dool en Ploos van amstel hebben zich laten inspireren door vulkanen .
6
II. Een berg van vuur Over de Vesuvius Fred Pelt De Vesuvius torent in al zijn solitaire grandeur boven de baai van Napels. Deze berg, de vulkaan der vulkanen, heeft een ‘bewogen’ geschiedenis. Zo ontstond door de uitbarsting van 79 na Chr. een van de interessantste archeologische vindplaatsen. In brieven, gedichten, reisbeschrijvingen en wetenschappelijke publicaties is de Vesuvius beschreven, en op veel schilderijen en tekeningen is hij afgebeeld. Zo zag Johann Wolfgang Goethe vlak voor zijn vertrek uit Napels op 2 juni 1787 aan het eind van de dag ‘was man in seinem Leben nur einmal sieht’. Kijkend uit een raam van het slot van de gravin Giovane zag hij de lava in de avondzon van de berghelling stromen, en de wolken goudachtig opgloeien, ‘…Meer und Erde, Fels und Wachstum deutlich in der Abenddämmerung, klar, friedlich, in einer zauberhaften Ruhe.’ In de nabijheid van de Vesuvius wonen ongeveer 3 miljoen mensen. Hebben zij niets te vrezen? Jazeker, de Vesuvius vormt een constante bedreiging voor al deze mensen. Onder de vulkaan bevinden zich grote magmakamers en op grote diepte zijn tektonische platen aan het wrikken en schuren, en alle mensen in de nabijheid van deze reuzen leven in het besef dat ‘ooit’ misschien een enorme uitbarsting kan plaatsvinden. De Vesuvius wordt om die rede dan ook 24 uur per dag bewaakt door het in 1851 opgerichte Observatorio Vesuviano, het oudste vulkanologische observatiestation ter wereld. Met behulp van seismografische apparatuur, verdeeld over tien stations, en een Global Positioning System, ontworpen om de geringste breking van rotsen en bewegingen van de grond te meten, houden vulkanologen de berg in de gaten. Zelfs Nederlandse wetenschappers bestuderen sinds vijftien jaar de Vesuvius. (1) Ze doen onderzoek naar de sterk afwijkende vorm van vulkanisme in Italië. Mogelijke oorzaak is de bijzondere vorm van het subductieproces –een aardplaat duikt onder een andere- dat zich onder Italië afspeelt. Met de hulp van seismische tomografie, een methode om een driedimensionaal beeld van het inwendige van de aarde te verkrijgen, probeert men hier inzicht in te krijgen. De aankomsttijden van seismische golven, veroorzaakt door lichte aardtrillingen en bevingen, vormen de basis voor dit onderzoek. Daarnaast worden vulkanische gesteenten door middel van geochemische analyses onderzocht op de omstandigheden waaronder magmavorming heeft plaatsgevonden. Het inzicht in deze processen is belangrijk voor het voorspellen van eventuele toekomstige activiteiten van vulkanen als de Vesuvius. Het is bijna zeker dat de berg weer zal uitbarsten: de vraag is alleen wanneer. De geschiedenis heeft uitgewezen dat al het onderzoek zeker noodzakelijk is. “Hij haastte zich in de richting waar vandaan de anderen vluchtten, recht op het gevaar af en zó geheel vrij van angst, dat hij aan zijn secretaris opdroeg alle stadia en vormen van het onheil op te schrijven. Reeds viel er as op de schepen, steeds heter en dichter naarmate zij dichterbij kwamen en al spoedig viel er ook puimsteen en zwarte, halfverkoolde en door het vuur gebarsten stenen, de zee week plotseling terug en de oever werd door rotsblokken van de berg onbegaanbaar (…). Ondertussen lichtten van de Vesuvius op meerdere plaatsen grote brandhaarden en hoge vuurzuilen op, wier stralende lichten in de donkere nacht nog beter uitkwamen.”
7
Het huis van de faunen Fausto&Felice Niccolini, La Case ed i monumenti di Pompeii disegnati e descriti, Napoli, 1834
8
Bovenstaand fragment is de eerste geschreven getuigenis van een vulkaanuitbarsting, afkomstig uit een brief die Plinius de Jongere (2) schreef aan Tacitus. Plinius verhaalt in deze brief over de dood van zijn oom Plinius de Oude, schrijver van de 37-delige encyclopedie Historia Naturalis. Bezorgd om het lot van de inwoners van Pompeji was hij hun te hulp gesneld. De uitbarsting van de Vesuvius van 79 na Christus –want hierover verhaalt Pliniusspreekt nog steeds tot de verbeelding, niet in de laatste plaats vanwege de verwoesting van de steden Pompeji en Herculaneum door asregens en lavastromen. De archeologische opgravingen van deze stadjes, begonnen in de 18de eeuw, legden een fascinerende wereld bloot. Alle schatten die vanaf 1738 opgegraven waren, werden ondergebracht in het Museo Ercolanese in Portici. Dit museum werd bezocht door de beroemde Duitse archeoloog J.J. Winckelmann. Twee jaar later zou het eerste deel van zijn Antichità di Erclano verschijnen, waarna nog zeven delen volgden. Een aantal jaren later, in 1764, kwam de Engelsman Sir William Hamilton naar Napels. Hij was als buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van de Engelse koning George III werkzaam aan het hof van Ferdinand IV van Bourbon, koning van beide Siciliën (nu de Napolitaanse regio en Sicilië vormend).
George Romney (1734-1802) Portret van Sir William Hamilton, ca. 1783 Olieverf National Gallery of Art, Washington DC
9
In zijn vrije tijd verzamelde Hamilton klassieke antiquiteiten, met name Etruskische, Griekse en Romeinse vazen. Daarnaast ging zijn belangstelling uit naar de uitbarstingen van de Vesuvius en andere vulkanen in het zuiden van Italië. In Susan Sontags roman The Volcano Lover (1992), geheel gewijd aan de ‘Cavaliere’, staat: ‘En nu wist hij (Hamilton, red.) wat hem te doen stond wanneer hij de berg beklom. Hij verzamelde monsters afkoelende lava in een met lood gevoerde leren tas, hij vulde flesjes met zouten en zwavelverbindingen die hij uit de hete scheuren in de kratertop haalde.’ Zonder enige opleiding op geologisch gebied ontwikkelde hij zich tot een van de grootste kenners van het Zuid-Italiaanse vulkanisme. Tijdens zijn 37-jarige verblijf te Napels beklom hij meer dan zestig keer de Vesuvius. Meestal vergezelde de kunstenaar Pietro Fabris hem; hij maakte dan tekeningen en aquarellen. Hamiltons observaties en Fabris’ aquarellen werden uiteindelijk gebundeld in het mooiste boek dat ooit over vulkanen is verschenen: Campi Phlegraei. (3) Tegenwoordig is dit een zeer gezocht boek voor verzamelaars.
Uitbarsting van de Vesuvius bij dag, op 8 augustus 1779 William Hamilton, Campi Phlegraei. Observations in the Volcanos of the two Sicilies, Naples, 1776, Supplement, 1779
10
Minder bekend is dat Hamilton in 1767 een apparaat bouwde om de uitbarstingen van de Vesuvius aanschouwelijk te maken voor publiek. Het instrument wordt voor het eerst beschreven in een brief aan de president van de Royal Society, James Douglas, graaf van Morton. De brief, gedateerd 29 december 1767, bevat een verslag van een uitbarsting in 1767 en een beschrijving van het apparaat: ‘I have also accompanied that collection with a view of a current of lava from Mount Vesuvius; it is painted with transparant colours, and, when lighted up with lamps behind it, gives a much better idea of Vesuvius…’ (4) Hamilton stuurde een transparante schildering naar het British Museum, en daar werd in een van de kamers een opstelling gemaakt. Sir John Pringle, de latere president van de Royal Society, schreef dat het schouwspel zo levendig was ‘that there seemed to be nothing wanting in us distant spectators but the fright that everybody must have been fired with who was so near.’ (5) Hoewel de transparante schilderingen en het apparaat een grote indruk maakten op de beschouwers, is van het apparaat slechts een summiere beschrijving gevonden. Een simpele schets van de hand van de Franse naturalist Paul Latapie (1739-1823) en een uitleg bij deze tekening is al wat rest van Hamiltons apparaat. Aan de voorzijde was een in transparante kleuren geschilderde eruptie van de Vesuvius te zien. Latapie’s beschrijving heeft hoogstwaarschijnlijk betrekking op de schildering van een uitbarsting die begon op 1 mei 1771. Deze prent komt volgens Sorensen (6) overeen met plaat XXXVIII uit de Campi Phlegraei.
Uitbarsting van de Vesuvius op 11 mei 1771, Plaat XXXVII William Hamilton, Campi Phlegraei, Observations in the Volcanos of the two Sicilies, Naples, 1776
11
Het moet een prachtig gezicht geweest zijn. Maar niet zo mooi als een ‘live-uitbarsting’ van de Vesuvius zelf. Het mechanisme bestond uit een roterende cilinder. Deze was met gaten geperforeerd, waardoor licht scheen dat afkomstig was van een lamp die in de cilinder stond. Het geheel stond in een kist. Aan de voorkant van deze kist bevond zich de transparante plaat, geplaatst voor de draaiende cilinder. Door de rotatie van de cilinder werd een constante stroom licht geworpen op de lavastroom van de schildering. Hierdoor werd de indruk gewekt van een constante in beweging zijnde lavastroom. Het Vesuvius-apparaat was vooral een didactische poging om het fenomeen van een vulkaanuitbarsting door toeschouwers te laten herbeleven. In de lange periode van 1631 tot 1944 die de Vesuvius actief was, kwamen veel reizigers naar Napels en omstreken. Samen met de schatten van de opgravingen te Herculaneum en Pompeji vormde de vulkaan een attractie voor degenen die de ‘grand tour’ maakten, een reis die populair was onder de aristocratische jongeren in de 18de en 19de eeuw en voerde langs de hoogtepunten van de Europese beschaving. Reizigers hoopten uiteraard een uitbarsting van de Vesuvius mee te maken. Maar Jan Teding van Berkhout, een van de eerste Nederlanders die op zijn reis (1739-41) Herculaneum bezocht, stelde teleurgesteld vast dat de vulkaan zo rustig was als de duinen bij Scheveningen. De meeste toeristen volgden een vaste route en bezochten de belangrijkste bezienswaardigheden in en rond Napels. De vulkaan was een attractie geworden die werk verschafte aan gidsen, draagstoeldragers, kruiers, paardenknechten en lantaarndragers wanneer de beklimming ’s nachts plaatsvond, volgens Susan Sontag ‘de beste tijd om het ergste te zien.’ Populair was de tocht naar de Campi Flegrei, ofwel de ‘gloeiende velden’, gelegen tussen Napels en de Tyreense zee. Souvenirs waren ook in die tijd te verkrijgen. Veel reizigers namen een waaier mee, een vaas of gouache. De baai van Napels werd veelvuldig afgebeeld; op de achtergrond doemen steevast de contouren van de Vesuvius op terwijl boven de stad zich het Castel Sant’Elmo verheft; een bestemming voor menig liefhebber van de dichter Vergilius, die hier in een tombe begraven zou zijn. De periode waarin de Vesuvius zeer actief was, begon zoals gezegd met een grote uitbarsting in 1631. Hevige asregens, een bloemkoolwolk met een geschatte hoogte van zo’n 40 kilometer, brede lavastromen, gloeiende asstromen, modderstromen, vloedgolven en waarschijnlijk een enkele gloedwolk maakten de helse taferelen tijdens deze maanden durende uitbarsting compleet. De jezuïet Giulio Caesare Recupito (7) zag op 17 september een onstuimige golvende en opbruisende, vloeibaar geworden asstroom met hoge snelheid van de helling denderen. Waarschijnlijk gaat het hier om een levensgevaarlijke pyroclastische uitbarsting. Dergelijke uitbarstingen ontstaan door het imploderen van een gas en aswolk, die vervolgens met hoge snelheid -soms worden snelheden bereikt van 120 kilometer per uur- van de hellingen denderen. Fra Angelo rapporteerde vanuit een dichtbij gelegen klooster meer dan zeven van dergelijke levensgevaarlijke stromen. Drie dorpen, waaronder Torre del Greco, werden verwoest.
12
Uitbarsting 1631 Regnerus Ottens, Atlas (…), Amstelodamum, Ottens, R. en J., (s.a), 15 vol. Een ander verslag van deze uitbarsting is van de hand van Gianbernadino Giuliano. (8) Naast een historisch overzicht, geïllustreerd met prenten, geeft hij de reacties van overheid en publiek op de gebeurtenissen weer. Ter herinnering aan de ramp van 1631 plaatste men in het dorp Portici een plaquette. De inscriptie luidt, vertaald: ‘…de baarmoeder van deze berg is zwanger van bitumen, ijzer, goud, zilver, nitriet en waterfonteinen. Vroeger of later zal zijn vriendelijkheid… Als u verstandig bent, luister naar deze sprekende steen, vergeet uw huiselijke zorgen, uw spullen en laat u niet ophouden! Vlucht!’ En dat advies, uitgehouwen in deze plaquette, geldt ook voor de huidige bewoners van deze en andere streken die zuchten onder de dreiging van een vulkaan.
13
Noten 1. Het wetenschappelijk onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd door de Universiteit van Utrecht, de Vrije Universiteit van Amsterdam en de Technische Universiteit Delft 2. C. Plinii, Epistolarum, recesvit notisqve illustatuit Gottlieb Erdmann Gierig, Lipsiae, 1802, libri decem 3. De volledige titel van dit boek luidt: William Hamilton, Campi Phlegraei. Observations in the Volcanos of the two Sicilies, Naples, 1776 4. De brief verscheen in de Philosophical Transactions, vol. LVIII, 1769, p. 12 5. Genoemd citaat is afkomstig uit Bent Sorensens artikel Sir William Hamiltons Vesuvian apparatus. Sorensen citeert uit Sir Pringles brief aan Sir William Hamilton, gedateerd 2 mei 1768, British Library, London, William Hamilton Correspondence and papers, 1754-1802 6. Bent Sorensen, Sir William Hamiltons Vesuvian apparatus, in: Apollo Magazine mei 2004 7. Caesar Recupitis, De Vesuviano incendio nuntius in lucem iterum editus, Neapoli, 1632 8. G. Giuliano, Trattato del Monte Vesuvio e de suoi Incendi (…), Napoli, 1632
14
III. Basalt Bert Sliggers Stollingsgesteenten Op verschillende diepten onder de aardkorst bevindt zich magma, vloeibaar gesteente, dat zeer divers van samenstelling kan zijn. Wanneer het magma langzaam afkoelt, worden grote kristallen gevormd en ontstaan stollingsgesteenten. Deze zijn te herkennen aan hun kristalstructuur. Omdat deze gesteenten in de diepte worden gevormd, worden zij ook wel dieptegesteenten genoemd. Graniet is een voorbeeld van een dieptegesteente. Door geologische processen, bijvoorbeeld door opheffing in een gebergteketen, kunnen de dieptegesteenten aan het oppervlak komen. Als het magma door spleten in de aardkorst of in vulkaanpijpen aan het aardoppervlak komt, koelt de lava af en wordt in het algemeen een gesteente met zeer kleine kristallen gevormd. Door de snelle afkoeling hebben de mineralen onvoldoende tijd om zich te ontwikkelen tot grote kristallen. De gesteenten die hierbij ontstaan worden uitvloeiingsgesteenten genoemd. Basalt en basaltlava zijn hier enkele voorbeelden van. Basalt Basalt ontstaat dus als magma uit het binnenste van de aarde over het aardoppervlak uitstroomt. De lava koelt dan snel af en krimpt. Door dat krimpen ontstaan scheuren in de gestolde lava. Dat verschijnsel is vergelijkbaar met een opdrogende plas modder. Als het water verdampt, ontstaan ook hier krimpscheuren. Er vormt zich een patroon van plakken klei, met daartussen brede scheuren. De kleiplakken hebben vaak dezelfde vorm als de basaltzuilen. De regelmatigheid van de vorm van de zuiltjes hangt af van het type lava en de snelheid waarmee die afkoelt. Als een zeer vloeibare lava snel afkoelt, ontstaan onregelmatige vormen. Bij dikkere lava en langzaam afkoelen, kan het eindresultaat een regelmatige basaltzuilen zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Giants Causeway. In de 18de eeuw was de kennis over basalt nog fragmentarisch. Sommige wetenschappers hielden de grijze massa voor een afzettingsgesteente. Met de groeiende kennis van de werkende vulkanen in Italië werd het op den duur ook mogelijk dode vulkanen op te sporen, vooral aan de hand van zuilenbasalt. Mooie voorbeelden hiervan vindt men in Ierland, Schotland, de Hebriden, maar ook op het Franse Plateau Central en in het Duitse Zevengebergte. De naam basalt werd voor het eerst gebruikt door Plinius de Oudere in zijn Natuurlijke Historie. Hij introduceerde het woord basaltes om er bepaalde rotsformaties uit Egypte mee aan te duiden. Daarna duurde het nog eeuwen voordat Agricola in 1546 de naam opnieuw gebruikte voor stenen uit Stolpen in het Duitse Saxen. De eerste echte toepassing van de naam dateert uit het einde van de 17de eeuw, als de enorme zuilenformaties aan de noordkust van Ierland, in het graafschap Antrim, in kaart worden gebracht. Deze zogenaamde Giant’s Causeway, een trapvormige formatie van tienduizenden basaltzuilen die uit zee oprijst en een opstapje vormt voor reuzen naar de achtergelegen kliffen, werd door de toenmalige publicaties wereldberoemd.
15
Giant’s Causeway In 1740 maakte de Engelse kunstenares Susanna Drury twee aquarellen van de Giant’s Causeway, een vanuit het westen en een vanuit het oosten. Enkele jaren later verschenen de tekeningen in prent en baarden opzien in Europa. Ze werden onder meer afgedrukt in de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert (1765, deel 12).
S. Drury (z.j.) Prospects of the Giants Causway in the County of Antrim in the Kingdom of Ireland, 1777 Gravure Bijzonder is dat beide prenten al in 1800 in het bezit van Teylers Museum waren, wat opgemaakt kan worden uit de aantekening dat Wybrand Hendriks, de toenmalige opzichter der Kunstverzamelingen, beide prenten heeft schoongemaakt in opdracht van Martinus van Marum, de toenmalige directeur van het museum. Het was trouwens in hetzelfde jaar, dat Van Marum voor Teylers Museum een basaltzuil uit Ierland aanschafte. Deze staat al sinds jaar en dag in de Tweede Fossielenzaal. Een en ander wijst er op dat Van Marum, net als veel van zijn collega’s, geïnteresseerd was geraakt in dit geologische fenomeen. Dit blijkt ook uit zijn reisverslagen uit de jaren 1798 en 1802, wanneer hij met bevriende geologen in Duitsland veldwerk verricht en zich laat voorlichten over basaltvorming.
16
Basaltzuil, 18de eeuw Verworven door Martinus van Marum, eerste directeur van Teylers Museum Het was toen nog niet zo heel lang bekend dat basalt een vulkanisch product was. Vulkanologie was een nieuwe wetenschap, die pas tot ontwikkeling kon komen toen erupties konden worden bestudeerd. De grote uitbarsting van de Vesuvius in 1631 en die van de Etna in 1669 hadden heel wat pennen in beweging gebracht. Priesters uit de getroffen dorpen tekenden de ooggetuigenverslagen van deze rampen op. Wetenschappelijk waren deze verslagen niet. De tweede eruptiegolf volgde in de tweede helft van de 18de eeuw. Wetenschappers deden empirisch onderzoek, observeerden, verzamelden en trachtten verklaringen te vinden op basis van de verzamelde feiten. Voor het eerst werden de oude Italiaanse basaltformaties in verband gebracht met vulkanisme. Gewapend met deze kennis onderzocht men andere gebieden in Europa.
17
Italië Een van deze onderzoekers was John Strange, van 1773-1788 Brits gezant in Venetië. Als ‘gentleman naturalist’ en archeoloog had hij onderzoek gedaan in de vulkanische gebieden van Padua, Vicenza en Verona. Hij meende dat de basaltstructuur dezelfde was als die van de Giants Causeway van Ierland. Ook bracht hij een bezoek aan de uitgedoofde vulkanen van de Auvergne en de Velay op het Plateau Central in Frankrijk, waar hij dezelfde basaltformaties aantrof. Zijn bevindingen publiceerde hij in de Philosophical Transactions van de Royal Society te Londen. Hij was een collega van William Hamilton, die ook een passie had ontwikkeld voor de Italiaanse vulkanen.
Basaltformaties Giovanni Strange, De monti colonnari e d’altri fenomeni vulcanici dello stato veneto, Milaan, 1778 Dan is er nog een andere William Hamilton (1755-1797), naamgenoot van de Engelse gezant in Napels, maar geen familie. De grootste verdienste van deze Engelse predikant, oudheidkundige en naturalist was dat hij de verschillende hypothesen over de vorming van basalt kritisch besprak en de vulkanische ontstaanswijze met sterke argumenten als de meest logische aanwees. Daartoe benutte hij chemische, mineralogische en geologische gegevens.
18
De rest van Europa Ook elders in Europa werden vulkanische verschijnselen onderzocht. In 1772 was het eilandje Staffa voor de westkust van Schotland plaats van onderzoek. Vanwege de vele basaltzuilen werd het toen al beschouwd als een natuurwetenschappelijke bijzonderheid van de hoogste orde. Joseph Banks, die James Cook op zijn eerste ontdekkingsreis rond de wereld had vergezeld, bezocht als eerste wetenschapper in 1772 het eilandje en publiceerde in het reisverslag van Thomas Pennant (Tour in Scotland, and Voyage to the Hebrides, 1774) zijn bevindingen over de basaltformaties. De Ierse Zee had een aantal diepe grotten in de basaltlaag uitgeschuurd, waarvan de grootste door de bewoners Fingal’s Cave werd genoemd. In Duitsland onderzocht de geoloog Rudolph Erich Raspe (1737-1794) basaltformaties en toonde aan dat het Duitse basalt van vulkanische origine was. Hij was op het spoor gezet door de afbeeldingen in de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert van basaltafzettingen in Ierland en Frankrijk. Onderzoek van basalt rond Kassel in Hessen bewees dat ook hier de oorsprong vulkanisch was. In 1771 stelde hij zijn onderzoek voor publicatie ter beschikking van de Royal Society. Overigens is Raspe beter bekend als de auteur van Baron Münchausen’s Narrative of His Marvellous Travels. George Poulett Scrope (1797-1876) deed meer dan een jaar onderzoek naar oude lavastromen in de Auvergne, Velay en Vivarais. Ter hoogte van Jaujac vond hij een uitgedoofde vulkaan met lava-afzettingen die ooit de hele vallei hadden gevuld. Een rivier die later door de vallei was gestroomd, had de afzettingen 60 meter geërodeerd. Hierdoor waren de basaltkolommen aan de oppervlakte gekomen. Ook vond hij basaltlagen van verschillende erupties op elkaar gestapeld, en van elkaar gescheiden door erosiehorizons. Scrope was een van de eerste wetenschappers die inzagen dat deze geologische afzettingen enorme tijdsperiodes vertegenwoordigden. Tot slot Ondanks het feit dat Nederland op vulkanisch gebied weinig interessants te bieden heeft, is basalt toch ruim voorhanden in het Hollandse landschap. Vanwege de zeshoekige vorm en het enorme gewicht zijn de eenvoudig te breken zuiltjes zeer goed te gebruiken voor de bekleding bij de bouw van dijken, dammen en golfbrekers. Honderden kilometers basaltruggen beschermen het zompige achterland. Uit ervaring weet ik dat maar weinigen weten dat de ‘zeskanters’ door de natuur zijn gevormd, en dat het ook nog eens vulkanische producten zijn, die nauwelijks verweren. Een kleine Giant’s Causeway in Holland.
19
IV. Teksten bij objecten Tentoonstelling Vulkanen
Reliëf topographique et geologique Vesuve et Monte Somma, Thomas Dickert Deze maquette van de Vesuvius dateert van 1851 en is vervaardigd door Thomas Dickert. Duidelijk is te zien dat de Vesuvius eigenlijk uit twee kraters bestaat : de veel oudere Monte Somma en de Vesuvius. Universiteitsmuseum Utrecht
20
Vulkaanbom uit de Auvergne Bij explosies in de krater, door vulkanische gassen die uit het gesteente ontsnappen, worden lavabrokken gelanceerd, soms zo groot als een huis, vaker zo klein als een tennisbal. De vorm is afhankelijk van de vloeibaarheid of het gasgehalte van de lava. Vaak zijn er draaiingen en staarten aan de bommen te zien. Deze ontstaan tijdens het tollen door de lucht. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden
21
Obsidiaan Vulkanisch glas of obsidiaan ontstaat als magma heel snel stolt. Als magma diep in de aarde stolt, ontstaan grote kristallen. Zo wordt graniet gevormd. Als het magma echter als lava uitvloeit aan het aardoppervlak koelt het sneller af. Er is dan geen tijd om grote kristallen te vormen. Het resultaat is een fijn kristallijn gesteente dat we basalt noemen. In sommige gevallen koelt het lava zo snel af, dat zich helemaal geen kristallen vormen. De moleculen in het gesteente zijn dan op dezelfde wijze georiënteerd als in een vloeistof. Dat verschijnsel kennen we van glas, dat ook een onderkoelde vloeistof is. Het onderkoelde lava noemen we dan ook wel vulkanisch glas. Een meer gebruikelijke naam is obsidiaan. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden
22
Black-smoker van oceaanbodem In de slenken van de oceaanbodems borrelen hier en daar, door vulkanische activiteit, hete bronnen op. Deze ‘black smokers’ stoten water uit dat rijk is aan metaalsulfiden. Wanneer deze door het contact met zeewater plotseling afkoelen, worden ze hard en kristalliseren in de vorm van schoorsteenpijpen, die rond de black smokers staan. Deze smokers werden pas in 1977 ontdekt en worden nog steeds intensief bestudeerd. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden
23
Tufsteen bom, afkomstig van de uitbarsting van de Krakatau in 1883 Deze steen is afkomstig van de legendarische uitbarsting van de Krakatau. De steen is in 1885 terecht gekomen in de verzameling van de Universiteit van Utrecht. Tufsteen is een sedimentair gesteente dat bestaat uit verharde vulkanische as of puimsteen met grofkorrelige gesteentefragmenten, onder meer basalt en leisteen. Universiteitsmuseum Utrecht
24
M.C. Escher (1898-1972) Gezicht op Catania en de Etna, 1936 Houtsnede
25
A. Kircheri, Mundus Subterraneus in XII 11 digestus (…), Amstel. : J. Janssonius, Amsterdam, 1664-1665 De uitbarsting van de Vesuvius, 1638 De Duitse jezuïet Athanasius Kircher (1601-1680) deed zelf waarnemingen aan de Vesuvius, de Etna en het eiland Vulcano in de Aeolische archipel. In Boek IV, Beschrijvende het Vuur, wijdt hij uit over de Phlegraeische Velden bij Napels. Kircher hield zich onder andere bezig met de vraag over het ontstaan van de vulkanen. Zo veronderstelde hij een vurige aardkern en vuurpijpen die door onderaardse waterreservoirs met elkaar waren verbonden. Ondanks de onverenigbaarheid van vuur en water geloofde Kircher dat er zich in het water brandbare stoffen als zwavel en salpeter bevonden. Universiteitsbibliotheek (UvA), Amsterdam
26
A. Kircheri, Mundus subterraneus, in XII libros digestus (…), Amstelodami, apud Joannem à Waesberge, 1665-1668 Het middelste der aarde Kircher waagde zich aan een nieuwe vulkaantheorie. Hij wees op het verband tussen vulkanische erupties en het plotseling dalen van de zeespiegel. Kircher: ‘Datter groote Afgronden en die vol vuur zijn, gevonden worden en in de ingewanden des Aardrijks verborgen, toonen genoegsam de vuurBergen…’ Universiteitsbibliotheek (UvA), Amsterdam
27
Krakatau van het noorden gezien Als het gevolg van de eruptie stortte op 27 augustus 1883 een deel van de berg in. Een steile wand bleef staan, alsof een mes de berg keurig van boven naar beneden doorgesneden had. De verschillende aardlagen lopen naar het midden toe. Hier ook moet ergens de krater gelopen hebben. De loodrechte wand is 852 meter hoog.
R.D.M. Verbeek, Krakatau, 1885, Batavia, Album
28
Neumann van Padang, Aantekeningenschriften, z.j. Neumann van Padang op het eiland Krakatau Neumann heeft veel onderzoek gedaan naar vulkanen in Indonesië, met name naar de Krakatau. Hij was tevens enige tijd vervanger van het hoofd van de ‘vulkaanbewakingsdienst’. Op latere leeftijd publiceerde hij over de geschiedenis van de vulkanen van voormalig Nederlands-Indië. Neumann is ook bekend vanwege zijn uitgebreide catalogus van de vulkanen in de wereld.
Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden 29
F.Junghuhn, Java, deszelfs gedaante, bekleeding en inwendige structuur, Amsterdam, 18401853, Atlas De vulkaan Gunong Gedeh Over de afgebeelde vulkaan schrijft Junghuhn: ‘Ons oog valt in den krater, welke slechts een halven kring vormt, (en) noordwaarts van zijn middelpunt geopend is (…). ‘Zij is amphitheatersgewijs gebouwd uit op elkander liggende lavabanken, die naar boven toe allengs verder achterwaarts springen en door smalle uitstekende gedeelten de een van de andere zijn gescheiden. Eenige gedeelten van den kratermuur zijn zwavel- of okergeel, anderen zijn roodachtig.’
30
G. Poulett Scrope, Memoir on the geology of central France; including the volcanic formations of Auvergne, the Velay and the Vivarais, London, 1827 Bergtop van het westen gezien George Julius Poulett Scrope ( 1797-1876) deed meer dan een jaar onderzoek naar dode vulkanen en oude lavastromen in de Auvergne, Velay en Vivarais. Ter hoogte van Jaujac vond hij een uitgedoofde vulkaan met lava-afzettingen die ooit de gehele vallei hadden gevuld. Hij toonde aan dat oude lavastromen uit uiteenlopende tijdperken zichtbaar waren op verschillende hoogten in de rivierbeddingen. Scrope was een van de eerste wetenschappers die inzag dat deze geologische formaties enorme tijdseenheden zichtbaar maakten. Zijn zeer zeldzame Memoir is prachtig geïllustreerd met panorama’s van de Auvergne.
31
Anoniem Doosje met afbeeldingen van de Vesuvius, 1843 Baron van Westreenen was een van vele die de grand tour maakte en Napels bezocht. Hij was getuige van de uitbarsting van de Vesuvius op 28 augustus 1834. De herinnering daaraan bleef bewaard in twee afbeeldingen in miniatuurformaat. De afbeeldingen zijn gemonteerd in een schroefdoosje en zijn waarschijnlijk binnen enkele dagen na de uitbarsting vervaardigd. Museum Meermanno Westreenianum, ’s Gravenhage
32
Relievo geologico del Monte Etna, 1915 Schaal 1: 50.000 Maquette van de Etna De Etna heeft een dwarsdoorsnede van 40 kilometer en is 3 kilometer hoog. Daarmee is de Etna de grootste continentale vulkaan van Europa. De Etna is ook een van de meest actieve vulkanen: een constante uitstoot van gas komt uit de kraters aan de top, en om de paar jaar stroomt lava de berghellingen af. De Etna is al meer dan een half miljoen jaar actief. De berg in zijn huidige vorm is de laatste honderdduizend jaar ontstaan. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden
33
Wetenschappers bij een vulkaanuitbarsting Anoniem Fotonatura, Wormerveer
34
Uitbarsting van de Vesuvius bij nacht, op 8 augustus 1779 William Hamilton, Campi Phlegraei. Observations in the Volcanos of the two Sicilies, Naples, 1776, Supplement, 1779
35
Anoniem Eruptie Vesuvius met op voorgrond Torro del Greco, 1794, 19de eeuw Gouache Vanaf de 17de eeuw bezochten een groot aantal mensen Napels en werden geconfronteerd met het vaak overrompelende natuurverschijnsel van de erupties van de Vesuvius. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden
36
Anoniem Uitbarsting Vesuvius 1880, 19de eeuw Gouache Uit de collectie van dr. Th.W. van Lith de Jeude. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden
37
G. Giuliano, Trattato del Monte Vesuvio e de suoi Incendi (…), Napoli, 1632 Titelplaat De Vesuvius was aan het eind van 1631 tot aan de lente van het volgend jaar actief. Een enorme bloemkoolwolk rees meer dan twintig kilometer de lucht in. Hevige asregens, brede lavastromen, gloeiende as, koude en warme modderstromen, en een enkele gloedwolk waren het gevolg van deze uitbarsting die in hevigheid niet onderdeed voor de beruchte uitbarsting van 79 na Christus. Van deze eruptie verscheen een ambtelijk verslag van Giulliano, Secretario del fidellissimo populo Neapolitano. In dit verslag zijn de reacties van overheid en publiek opgetekend.
38
G.A. Borelli, Historia et Meteorologia Incendii Aethnaei, 1669, Regio Julio, 1670 Eruptie Etna 1669 Tijdens de eruptie van de Etna in 1669 kwam er uit de centrale krater alleen wat rook vrij. De lavastromen, de slakken en as kwamen niet uit de hoofdkrater, maar vloeiden uit een groot aantal nevenkraters die op een radiale spleet op de zuidflank van de berg lagen. Deze keten van vulkaankraters strekte zich over 16 kilometer uit, van Nocilla naar het dorp Malpasso. De wiskundeprofessor Borelli (1608-1679) beklom een jaar voor zijn dood de drie kilometer hoge berg en schreef zijn boek over de Etna op verzoek van de Royal Society te Londen. Borelli veronderstelde dat door de hitte zand en stenen in de berg smolten en als vloeibare lava naar buiten kwamen.
39
Classificatie van de tuffen, 1892 Zolang er geologie wordt bedreven, worden er voor onderzoek handzame stukken steen uit het veld meegenomen. Veel van deze stenen kwamen in museumcollecties terecht. Sommige verzamelingen werden speciaal voor de verkoop samengesteld, zowel voor liefhebbers als wetenschappers. Zo’n verzameling voor nieuwsgierige reizigers bevindt zich in de Ovale Zaal van dit museum: tientallen stukjes steen die alle afkomstig zijn van de Mont Blanc. De hier getoonde collectie gesteenten van de Vesuvius werd in 1892 voor de verkoop samengesteld en al hetzelfde jaar met de bijbehorende legenda door Teylers Museum aangekocht. Het zijn alle gesteenten, inclusief de assen in de linnen zakjes, van de Vesuvius.
40
W. Hamilton, An Account of the Late Eruption of Mount Vesuvius. In a letter from the Right Honourable Sir William Hamilton, january 15, 1795 In: Philosopical Transactions of the Royal Society of London, 1795, p. 73-116 Uitbarsting van de Vesuvius De eerste uitbarsting die Hamilton meemaakte, in 1766, duurde ruim negen maanden. In twee brieven aan de Royal Society te Londen deed hij hier verslag van. Deze eruptie stimuleerde hem om de Vesuvius te blijven bestuderen. In totaal schreef Hamilton negen brieven naar de Royal Society, waarin hij verslag deed van de activiteiten van de Vesuvius en andere vulkanologische verschijnselen in Italië. De eerste vijf brieven werden in boekvorm uitgegeven.
41