Frans Lodérus was onze beste man bij de Olympische Spelen Scheidsrechter van het jaar 2012 Het waren zijn tweede Olympische Spelen en na een halve finale bij de dames in Peking reikte Frans Lodérus ditmaal in Londen tot de wedstrijd om het brons bij de heren. Hij had overigens in de finale kunnen staan, maar beschikte zelf anders. Met beoordelingen die opliepen tot 9,8 was hij de best presterende Nederlandse arbiter van het afgelopen jaar. Van harte gefeliciteerd, namen alle scheidsrechters van Nederland! TEKST: MAARTEN WESTERMANN Hij kwam al eens eerder aan bod in Scheids! Dat was in maart 2009. Toen hadden we het over Peking. En over de FIVB-status, het elitekorps van de internationale volleybalfederatie, waarvan steeds maar zo’n zestien scheidsrechters deel uitmaken. Best bijzonder voor een Nederlander, in een sport waarin ons land niet voortdurend uitblinkt, met het legendarische goud van de lange mannen in 1996 in Atlanta als uitzondering. Het betekent dat Frans Lodérus regelmatig actief is in de World League en vrijwel altijd aanwezig is tijdens de grote kampioenschappen. Hij combineert al dat reizen met zijn baan als logistiek coördinator bij een internationaal transportbedrijf; deels op kantoor, deels op de werkvloer. Van de directie krijgt hij alle medewerking; op zijn beurt is hij niet te beroerd om ook op zaterdag de handen uit de mouwen te steken. Zo’n veertig tot vijftig dagen per jaar is hij op reis. Dan kan je het natuurlijk niet maken, om ook nog eens lekker drie weken op vakantie te gaan. Maar leg dat je echtgenote maar eens uit. Dus kwam er een caravan op een camping aan het water, als een soort zomerresidentie. Niet ver van huis overigens. Want het Land van Maas en Waal, is waar Frans Lodérus (53) geworteld is. “De laatste mem” We mogen het niet overdrijven, de wedstrijd om het brons bij de mannen die Lodérus kreeg toebedeeld, waarmee hij de meest succesvolle Nederlandse arbiter werd tijdens de Olympische Spelen van afgelopen zomer. “Voor mensen zoals ik, of dat nu in het volleybal is of in een andere sport, is het in wezen niets anders dan een uit de hand gelopen hobby. Scheidsrechters in het betaalde voetbal vormen een ander verhaal. Die staan iedere week volop in de belangstelling en worden goed voor hun diensten betaald. Maar in de rest van de sport hangen de scheidsrechters aan de laatste mem, zoals wij dat in Brabant noemen. Daarom vond ik het initiatief van NOC*NSF heel aardig, om alle scheidsrechters die naar Londen gingen uit te nodigen, al kon ik er zelf niet bij zijn vanwege de World League finale in Sofia. Ik heb via de volleybalbond ook wel eens een balletje opgegooid, of NOC*NSF niet te porren zou zijn om iets van een gezamenlijk tenue te verstrekken aan alle Nederlandse scheidsrechters. Je vertegenwoordigt toch met z’n allen je land tijdens het grootste sportevenement dat de wereld kent. Maar dat dringt dan niet door.” Béla Hobor “Ik heb de wedstrijd om het brons bij de heren mogen fluiten tussen Italië en Bulgarije. Door Italië met 3-1 gewonnen. Naar buiten toe wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de eerste en de tweede scheidsrechter. Maar goed, degene die op de stoel staat is toch degene die het voor het zeggen heeft en dat is wel zo lekker. Dat was ik dus. Het was mijn laatste Olympische optreden. In het jaar dat je 55 wordt zwaai je af. Dat betekent voor mij dat ik in december 2014 mijn laatste internationale wedstrijd fluit. In Rio ben ik niet meer van de
partij. Je moet zo’n aanwijzing overigens niet zien als een geste voor bewezen diensten. Zo werkt dat niet op dit niveau. Natuurlijk heb je in de loop der jaren krediet opgebouwd bij de mensen die er over gaan. Maar je prestaties tijdens het toernooi zijn maatgevend. Alle scheidsrechters worden strak in de gaten gehouden. Je wordt iedere wedstrijd beoordeeld. In Peking had ik al een halve finale bij de dames gefloten. Begrijpelijk dat je dan op méér hoopt. Mijn beoordelingen waren in elk geval super. Het gaat met tiende punten. Tussen de 9 en de 10 geldt als very good. Doorgaans zit je tegen 9,5. Tijdens een WK of op de Spelen wordt eigenlijk van je verlangd dat je op 9,5 zit. Ik had één keer 9,4, de rest was steeds 9,7 of 9,8. Na de wedstrijd krijg je je commentaar. Dan wil je natuurlijk weten waar die resterende 0,2 of 0,3 zit. Je hebt kennelijk toch nog iets fout gedaan. Maar erg concreet wordt dat nooit. Eigenlijk komt het er op neer dat je gewoon geen 10 krijgt. Hoger scoren dan ik in Londen heb gedaan, kan dus eigenlijk niet. Toch ging de herenfinale naar de Hongaar Béla Hobor.” Toch naar de finale? “Ik wist dat Hobor mijn grootste concurrent zou zijn. We zijn overigens in de loop der jaren goede vrienden geworden. Dit waren geloof ik zijn vierde Spelen. En het was zijn laatste optreden als internationaal scheidsrechter, hij was al 55 geworden in 2012. Daarom wist ik bij voorbaat dat hij de aangewezen persoon was, als hij althans goed in het toernooi zat en dat was gewoon zo. Overigens had ik wel degelijk in de finale kunnen staan. Op de voorlaatste dag van het toernooi werd ik door een hoge official van de FIVB aangesproken. Hij vertelde me dat Hobor als eerste scheidsrechter zou worden aangewezen en hij heeft mij de keus gegeven: als tweede scheidsrechter naar de finale of als eerste scheidsrechter naar de wedstrijd om de derde en vierde plaats. Waaraan hij heeft toegevoegd dat zijn voorkeur uit ging naar het laatste. Italië – Bulgarije beloofde toch wel een heftige pot te worden. Ik vond het allebei prima en ben daarom meegegaan in zijn voorkeur. Heel netjes allemaal. Wat voor mij het belangrijkste was, was dat ik na een goed toernooi een bekroning kreeg. Ik heb er het maximale uit gehaald. Want ook eerder in het toernooi heb ik fantastische wedstrijden gehad. In de poulefase floot ik als eerste scheidsrechter bijvoorbeeld Brazilië – VS, de finale van Peking zeg maar. De vonken vlogen er vanaf. En in de kwartfinale kreeg ik de zwaar beladen wedstrijd tussen Rusland en Polen. Dan sta je echt te genieten. Ik was goed voorbereid op Londen en ik was scherp. Wanneer je een uitnodiging krijgt voor de Olympische Spelen, hoor je voor jezelf de lat hoog te leggen. Wat niet wil zeggen dat ik het in de Nederlandse competitie op mijn routine doe. Ik ben me er altijd van bewust dat ik in dienst ben van twee teams en dat ik moet presteren. Dat betekent dat je uitgerust bent en dat je er stáát.” Engelse lijnrechters In februari hoorde ik dat ik naar de Spelen zou gaan. Dat lag natuurlijk in de lijn der verwachtingen wanneer je de FIVB-status hebt, maar er waren er toch twee of zo die buiten de boot vielen. Dat heeft ermee te maken dat tijdens de Spelen alle continenten vertegenwoordigd moeten zijn. Met als gevolg dat er wat zwakkere broeders actief waren. Wat ook een rol speelt bij de selectie, is de neutraliteit. Toen de Mexicaan Ruben Acosta nog president van de FIVB was, was het ondenkbaar dat vanaf de kwartfinales bijvoorbeeld een Europeaan een wedstrijd van een Europees team mocht fluiten. Een wedstrijd tussen pakweg Duitsland en Brazilië ging dan naar een Aziaat. Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten, denk ik dan maar. Onder de nieuwe president Jizhong Wei is het systeem wat minder rigide. Maar ook onder hem geldt: zit jouw land in de kwartfinales, dan is het exit. Voor mijn
loopbaan is het dan ook heel gunstig geweest, dat Nederland het zowel bij de mannen als bij de vrouwen heeft laten liggen. Ik durf overigens mijn hand in het vuur te steken voor de integriteit van mijn collega’s. Die zou je bij wijze van spreken gerust een wedstrijd van hun eigen land toevertrouwen. Maar in Londen speelde een heel ander probleem en dat waren de lijnrechters. Die worden geleverd door het gastland. Engeland is echter geen groot volleyballand is. Die mensen zijn dit niveau niet gewend en hebben nog nooit in een hal met 15.000 gillende mensen gestaan. Ik had er vooraf een hard hoofd in. Ze waren overigens beslist gedreven en gemotiveerd; hadden ook flink wat ervaring opgedaan tijdens verschillende testevenementen. Maar de Olympische Spelen brengen toch een ander soort spanning met zich mee. In het begin van het toernooi vielen er daarom soms flink wat harde woorden tijdens de nabesprekingen. Tussendoor werden er nog regelmatig instructies gegeven, om die mensen scherp te krijgen. Een lijnrechter in het volleybal moet echt een koele kikker zijn. Later in het toernooi kwamen de sterkeren natuurlijk bovendrijven. Vanaf de kwartfinales zijn er geen problemen meer geweest. Maar in het begin hebben wij lijnrechters behoorlijk wat moeten corrigeren. Anderzijds moeten we ook zo eerlijk zijn om vast te stellen dat het soms duivels lastig is om te zien of de bal in of uit is. Het gaat zo snel. Er wordt met zo ontiegelijk veel sprongkracht en slagkracht gespeeld, dat het soms nauwelijks te zien is. Als scheidsrechter ben je gefocust op het net, maar moet je vervolgens een geslagen bal met je ogen zien in te halen, om te checken of de lijnrechter het bij het goede eind heeft. Niet voor niets dat er ook in het volleybal wordt gesproken over het invoeren van het Hawk Eye systeem. Polen is op dit moment een leidend land. Volleybal is enorm populair, er worden nieuwe hallen gebouwd voor tien tot vijftien duizend toeschouwers. Er is een professionele competitie waarin veel geld omgaat en er is vrijwel iedere dag een wedstrijd live op televisie. Daar wordt nu voor het eerst met technische hulpmiddelen gewerkt. Daar moeten we ook bij EK’s, WK’s en de Olympische Spelen naar toe.” Wedstrijd lezen “Ik was bij de Opening – schitterend! Dat was op vrijdagavond en we waren al vanaf dinsdag in Londen. Die dagen ervoor vormen een heel circus, met clinics, tests, instructies. De eerste dag waren we al bijna helemaal kwijt aan het afhalen van onze kleding. Je kreeg een compleet kostuum en natuurlijk je wedstrijdspullen, bij elkaar een koffer vol met troep. Je mag het allemaal houden. Maar wat heb je er aan? Ik zie mezelf niet in mijn Olympische pak door Maasbommel lopen. Het zal wel op zolder terechtkomen. En zo werk je van dag tot dag naar het toernooi toe. Je hoort telkens een dag van tevoren welke wedstrijd je krijgt. Er waren elke dag zes wedstrijden, in drie blokken van twee. Het begon ’s morgens om half tien. Na twee wedstrijden moest dan die hele hal weer leeg. En dan volgden wedstrijd nummer drie en vier voor een nieuw publiek. De derde sessie eindigde vaak pas na middernacht. Had je de pech dat je al om half tien ’s ochtends moest fluiten, en dat gebeurde mij twee keer, dan moest je wel om kwart voor zes je nest uit. Je moet toch de tijd nemen om je op zo’n wedstrijd in te stellen. Je moet ‘m als het ware lézen. Je kent de teams, je kent de tactiek, je kent de spelverdelers, je weet van iedereen de sterke en minder sterke punten in bepaalde situaties. Maar dat focussen is wel eens lastig wanneer je een vroege wedstrijd hebt. Ben je ’s avonds om acht uur aan bod, dan slaap je lekker uit en ga je eerst een paar uur Londen in. We zaten in het Park Lane Hotel aan Piccadilly. Door Green Park heen liep je zo naar Buckingham Palace. ’s Middags een lichte lunch, dan een uur of twee relaxen op je kamer met een boek of voor de tv. Zo werk je dan naar je wedstrijd toe. Weet
je dat ik nog nooit in Londen was geweest? Ik heb er echt van kunnen genieten. Je kent de beelden natuurlijk wel van televisie, maar dan loop je er ineens zelf. Fantastische stad, vooral nu, met de beleving en de mensen die één en al vriendelijkheid en hulpvaardigheid waren. Hier was het te doen. Zo voelde dat. Al heeft dat op mijn prestaties geen invloed. Ik ben nooit zenuwachtig. Aan de teams merk je wel dat er een extra spanning is. Vooral aan de begeleiding. Als de wedstrijd eenmaal is begonnen, spelen de spelers hun spel. Maar langs de lijn merk je dat er druk en stress is.” Om de regels heen Wat ik wél heb is dat het me een soort kick geeft wanneer ik voor een groot publiek kom te staan. Vooraf maak ik nog wel een babbeltje met deze en gene. Maar als ik eenmaal in tenue ben en je marcheert zo’n bomvolle hal in, dan geeft dat een lekker gevoel. Met de muziek vol aan en alle toeschouwers die uit hun dak gaan - daar krijg ik wel eens kippenvel van en dan heb ik iets van: kom maar op. Tijdens de wedstrijd kan ik ook echt genieten. Al moet je tegelijkertijd attent blijven. Ondanks al je ervaring kunnen zich altijd onverwachte situaties voordoen. Voorbeeld: de spelers van het ontvangende team moeten bij de service allemaal binnen de lijnen staan. Op een gegeven moment constateert een lijnrechter dat er iemand met een voet iets over de lijn staat. Totaal niet belangrijk voor de actie van dat moment. Maar hij vlagt. Ik geef hem een signaal van: laten passeren. De coach van de serverende partij had het gezien. Die seinde het door naar zijn aanvoerder, want dat is in principe de enige die met de eerste scheidsrechter mag praten. Als er echt iets aan de hand is, moet je hem ook te woord staan. Op zo’n moment moet je je power tonen en kordaat zijn. Ik heb gezegd: het is mijn beslissing en klaar. Het was tamelijk futiel, maar het overkomt je van het ene moment op het andere en daar moet je dan wel mee om kunnen gaan. Ga je in discussie of ga je in overleg, dan kan het zo maar ontsporen. Dan duurt het zo een halve set voordat zo’n wedstrijd weer in z’n ritme zit. Daarom moet je ook wel eens een beslissing nemen om de regels heen. Het kan zelfs zo zijn, dat je een onjuiste beslissing moet handhaven, om de wedstrijd onder controle te houden. Dan is de manier waarop je je manifesteert even belangrijker als de inhoud van de discussie. “ Het zwarte gat “Tijdens de medaille-uitreiking hadden we onze afsluitende bijeenkomst. Dat moest meteen na de finale gebeuren, want daarna fladdert iedereen weer een andere kant op. Misschien een beetje raar voor een buitenstaander, om te horen dat zo iets plaatsvindt tijdens de Olympische ceremonie protocollair, maar ik heb het in mijn leven al zo vaak meegemaakt. Je hebt iets van: dat zal allemaal wel. Zelf heb ik een door IOC-president Rogge ondertekend certificaat gekregen. En een penning. Ik heb thuis een soort buffetkast waarin dat soort herinneringen te kijk liggen. Niet in de woonkamer, hoor, maar in een andere ruimte. Het is leuk, maar het is niet dat ik zeg: moet je nou toch eens kijken. Het zijn gewoon leuke aandenkens. Ik ben al heel wat keren de volleybalscheidsrechter van het jaar geweest in Nederland. Hoogtepunten waren natuurlijk de Spelen van Peking en Londen. Maar nummer één is een World League finale in Belgrado, met 25.000 toeschouwers, een vijfsetter tussen Brazilië en Servië. Dat is voor mij toch wel het meest memorabele moment. En wat er verder nog voor me in het vat zit merk ik wel. Dit jaar is er het Europees Kampioenschap, volgend jaar zijn er WK’s voor de mannen in Polen en voor de vrouwen in Italië. En dan is het wel zo ongeveer gebeurd. In ons land bestaat er geen leeftijdsgrens, maar ik heb gezegd, dat ik ook met de Nederlandse competitie stop. Ik vind dat je verplicht ben als ex-international om je
ervaring door te geven. Dus dat betekent opleiden, coachen, beoordelen. En internationaal hoop ik regelmatig als supervisor te worden aangesteld, bijvoorbeeld bij de World League. Als ik dat niet meer zou doen, denk ik dat ik in het grote zwarte gat val. Mijn vrouw weet dat ook. Nu is het iedere zaterdagmiddag, dat je in de auto stapt. Tas pakken en wegwezen. Maar in Nederland heb je ook juryleden nodig. Wil ik ook graag. Het is een deel van mijn leven. En ik heb natuurlijk over de hele wereld relaties. Dat is zonde om bij het oud vuil te zetten. Een internationale functie ambieer ik ook wel. Maar dat is nu nog niet aan de orde. Ik zal de komende periode wel eens wat vaker een signaal afgeven.” Zand tussen de tenen “De enige andere sport waar ik naar ben gaan kijken in Londen, is beachvolleybal. Dat was op loopafstand van mijn hotel. Echt een schitterend stadion naast Buckingham Palace. Nederland timmert daar natuurlijk behoorlijk aan de weg, zowel bij de mannen als bij de vrouwen. Het was geloof ik in 1993 of daaromtrent, de sport stond nog in de kinderschoenen, toen ik werd gebeld met het verzoek of ik bij een beachtoernooi wilde komen fluiten. Ik zat nog maar net in de eredivisie en wilde mijn goede wil tonen. Ik ben er op zaterdag naar toen gegaan, naar Noordwijk of Katwijk, daar wil ik afwezen. De spelers wisten toentertijd meer van de regels dan de scheidrechters. Ik heb het een dagje aangezien en ’s avonds thuis de aanwijzer gebeld met de mededeling dat ik zondag verstek zou laten gaan. Ik vind volleybal geweldig en ik vind het strand ook leuk, maar dan om er op te zitten in de zon met een koud biertje. Het was gewoon mijn ding niet en tot op de dag van vandaag ben ik niet van mening veranderd.”