MAARTEN LUTHER (1483 – 1546) 1483 Op 10 november wordt hij geboren te Eisleben. 1505 Op 16 juli gaat in het Augustijnen klooster te Erfurt. 1507 Maarten wordt te Erfurt tot priester gewijd. 1510 Reis naar Rome (een dagmars van gemiddeld 44 km.) 1511 Luther wordt overgeplaatst naar Wittenberg. 1512 Hij wordt doctor in de Heilige Schrift. 1511-1514 De tijd waarin Luther tot andere inzichten komt. 1517 Op 31 oktober slaat Luther zijn 95 stellingen aan op de deur van Slotkapel van Wittenberg. 1520 Op 10 december verbrandt Luther de pauselijke bul. 1521 Hij wordt op 3 januari in de kerkelijke ban gedaan; op 18 april verschijnt hij voor de Rijksdag te Worms en op 4 mei wordt hij op de Wartburg gebracht. Daar heeft hij het Nieuwe Testament uit de Griekse grondtekst en hedendaags Duits vertaald. 1522 Op 6 maart Luther keert terug naar Wittenberg 1525 Op 13 juni trouwt Luther met de ex-non Katharina von Bora. 1546 Op 18 februari sterft Luther te Eisleben.
Als jonge, geleerde monnik maakte hij zich ongerust over de vele misbruiken in de kerk. Die misbruiken maakten dat veel christenen in voortdurende angst leefden voor de straffen voor hun zonden. Zo ook Luther, tot hij de grote ontdekking deed in de Bijbel: door ons geloof in Jezus, die de Woorden van God heeft vervuld, mogen wij weten dat God voor ons genadig is. Als de paus in Rome dat anders leert, dan heeft hij ongelijk! Genade is niet te koop door straf te ondergaan of door de aflaatbrieven. “ Door het geloof mogen wij als rechtvaardigen leven”. Luther wilde hierover met zijn collega’s discussiëren, en sloeg zijn mening in 95 stellingen aan op de deur van de slotkerk van Wittenberg. Ze waren in het Latijn geschreven. Binnen enkele weken waren zijn stellingen (in het Duits vertaald) bekend! De tekening stelt de Lutherroos voor en is een symbool van wat Luther gepredikt heeft. In het midden het kruis (zwart), symbool voor het geloof. Het kruis staat in een hart (rood). Dit hart staat in een roos, teken dat het geloof ons vreugde kan geven. Om de roos heen moet het blauw zijn (kleur van de hemel). Om dit alles heen is een goudkleurige ring getekend. Dat wil zeggen dat alles wat zich binnen die ring bevindt, kostbaarder is dan wat ook in ons leven. Een gouden ring betekent ook: vreugde die géén einde kent.
EEN VASTE BURCHT IS ONZE GOD
Hiernaast ziet u het oudst bekende handschrift van Luthers parafrase van Psalm 46, “Ein feste Burg ist unser Gott”, dat voorkomt in het tenor-boek van het ‘Geystliche Gesangk Buchleyn’, dat Johann Walter hem in 1530 aanbood; gelukkig is juist dit tenor-boek (waarin de melodieën genoteerd staan) bewaard gebleven, terwijl de andere partijen van dezelfde set verloren zijn gegaan.
Ein feste Burg ist unser Gott, ein gute Wehr und Waffen. Er hilft uns frei aus aller Not, die uns jetzt hat betroffen. Der alt böse Freind, mit Ernst er’s jetzt meint; Grosz Macht und viel List sein grausam Rüstung ist; auf Erd ist nichts seins gleichen. Wanneer Luther dit beroemdste van zijn liederen heeft gedicht, is onduidelijk. Het behoort niet tot de oogst van het Wittenbergse “liederenjaar” 1524, laat staan dat het al in 1521 tijdens de Rijksdag van Worms zou zijn ontstaan, zoals de legende wil. Vóór 1528 zijn er geen bewijzen van zijn bestaan. Wilhelm Lücke meent op goede gronden te mogen aannemen, dat het tussen 1526 en 1528 geschreven is.
Dat was een tijd vol persoonlijke aanvechting in Luthers leven, een tijd bovendien waarin verscheidene van zijn vrienden door de pest stierven. Lücke heeft aangetoond, dat de woorden en beelden van het lied een grote mate van overeenkomst hebben met de bewoordingen, die we in deze periode in enkele van Luthers brieven aantreffen. Tot dusver heeft Luthers “Een vaste burcht is onze God” ook bij ons gefungeerd als een protestants volkslied, een “lutherse Internationale” en als een strijdlied, geknipt voor herdenkingsdiensten van de kerkhervorming. De tekst, hoewel gebaseerd op Psalm 46, leek dit, vooral in sommige vertalingen, wel te rechtvaardigen. Algemeen werd immers aangenomen, dat met “de vorst van het kwaad” en de “aartsvijand” de paus was bedoeld. En vooral ook de melodie, zoals we haar kenden, droeg ertoe bij het lied in de martiale sfeer te trekken. Heden ten dage weten we niet alleen meer af van de zin van Luthers tekst en haar verhouding tot Psalm 46, maar kennen wij ook weer de oorspronkelijke vorm van Luthers eigenhandig geschreven melodie, met haar authentieke ritmiek. Nadat die in het Evangelisches Kirchengesangbuch van 1950, het Evangelisch Lutherse Gezangboek van 1955 en ook in andere Europese gezangboeken in ere was hersteld, is zij ook in het Liedboek voor de Kerken de pas uit de 18de eeuw stammende verbasterde isometrisch1 vervormde zangwijs komen vervangen. Er is geen enkele twijfel aan, dat Luther deze melodie geschreven heeft, zoals ze nu in de nieuwe gezangboeken staat. In deze vorm, met dit melodische verloop en in dit ogenschijnlijk zo gecompliceerde ritme. Staat dus volstrekt vast dat Luther deze melodie zo geschreven, gevormd en bedoeld heeft als in Gezang 401 weergegeven, evenzeer is dan zeker, dat de hervormer zijn lied geenszins het karakter van een strijdlied heeft meegegeven. De massieve noten van de 18de en 19de eeuw, waarmee de oudere generatie is opgegroeid en waaraan zij per traditie wellicht hecht zijn niets anders dan de plompe en lompe vervalsingen van een ranke melodie die de tekst van “Een vaste burcht” oorspronkelijk en bijna twee eeuwen lang heeft vergezeld en die een interessante achtergrond heeft. (…) het is zeker niet misplaatst te stellen, dat de herontdekking van de authentieke melodie van “Een vast burcht is onze God” en haar wederinvoering in de praktijk van de gemeentezang, eens en voor goed afrekent met de gedachte dat Luthers meest bekende lied een strijdlied zou zijn, dat zich als zodanig zelfs de bijnaam van “Onze lieve Heers dragondermars” verwierf en daardoor een karikatuur is geworden van wat het lied in wezen was en ook wilde zijn. Er zijn tal van aanwijzingen, dat het lied, voordat dit het trieste stadium van de “rationalistische Abplattung" bereikte, steeds als een liturgisch psalmlied heeft gefungeerd. Dat bewijzen de verschillende “gloria patri”-strofen, die er in het verleden aan zijn toegevoegd. Het is ook de moeite waard om van Luthers "strijdlied" weer een kerklied te maken! En dan niet alleen voor een bijeenkomst op 31 oktober, maar voor een eredienst, bv. op zondag Invocabit 2 wanneer het bijzonder bij de Schriftlezingen past!).3
De zangwijs van liederen, waarvan geen enkele noot een verschil in tijdswaarde vertoont met de andere. Invocabit (cfr. Psalm 91 vers 15: “roept hij Mij aan”) de 6 zondag voor Pasen, de 1 zondag in de veertigdagentijd. Een COMPENDIUM van achtergrondinformatie bij de 491 Gezangen uit het Liedboek voor de Kerken, Amsterdam, 1977, p. 906vv. 1 2 3
de
ste
ENKELE UITSPRAKEN VAN MAARTEN LUTHER Een mens kan God niet alleen met werken dienen, maar zeker ook met vieren en rusten. God is dan het dichtst nabij als Hij het verste weg schijnt te zijn. God als vriend te hebben is fijner dan alle vriendschap van de wereld. God is niet een God van nijd maar van genade. Ons leven is een leven midden in de dood, en toch blijft ook midden in de dood de hoop op het leven aanwezig. Er is geen mens zo slecht dat hij ook niet een beetje goedheid bezit. Dat is het kenmerk van de liefde dat ze dient en niet heerst.
Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing (Galaten 5:22). Op 31 oktober ‘viert’ de protestantse wereld de Hervorming. Het was namelijk op die dag in 1517 dat de monnik Maarten Luther 95 stellingen (in het Latijn) aan de slotkapel te Wittenberg sloeg met kritiek tegen de aflatenhandel. Was een aflaat aanvankelijk een kerkelijke kwijtschelding van zonden, de kerk zag daarna ‘brood’ in het verdienen aan zonden van mensen. Er werd een handel opgezet: de kerk (priesters) vergeven je fouten die je gemaakt hebt en als je goed betaalt ook de fouten die je nog zult maken, evenals van al je familie, overleden. De kerk had namelijk veel geld nodig om kerken te bouwen. Enkele stellingen Stelling 1: Toen onze Heer en Meester Jezus Christus zei: 'Doet boete', wilde Hij dat het hele leven van
zijn gelovigen een voortdurende boete is. Stelling 32. Wie denken door aflaatbrieven zeker te zijn van hun zaligheid, zullen met hun leraars onder het oordeel vallen. Stelling 45. Men moet de christenen leren, dat wie zijn naaste gebrek laat lijden en daar niets aan doet, maar wel een aflaat koopt, niet de pauselijke aflaat verkrijgt, maar Gods toorn op zich laadt. Stelling 67. De aflaat, die door de predikers als 'de grootste genade' verkondigd wordt, moet inderdaad 'groot' heten in die zin, dat hij veel opbrengt. De stellingen waren voor Luther geen breuk met de kerk, maar voor de belanghebbenden lag dat anders, zoals voor paus Leo X, die zag dat Tetzel –de aflatenhandelaar in Duitsland– minder inkomsten kreeg. Luther werd beschuldigd van ketterij, kreeg de kans om alles in te trekken, maar kon niet anders dan de waarheid zeggen en weigerde te herroepen. Luther was geen bang mens meer. Zelfs niet voor de pauselijke bul (Latijnse bulla = een groot zegel aan een oorkonde, een pauselijke brief). Daarin stond dat hij zestig dagen kreeg om zich te herroepen, zo niet, dan zou hij in de ban gaan. Luther verbrandde deze bul en wat pauselijke boeken in het bijzijn van enkele mede hoogleraren en studenten en sprak de woorden: “Omdat gij de heiligen des Heren bedroefd hebt, vertere u het eeuwige vuur”. Op 3 januari 1521 werd hij weer in de ban gedaan (1521) en is nadien vogelvrij. Hij wordt gastvrij opgenomen door de keurvorst Frederik van Saksen op de Wartburg, waar hij kan werken. Hij komt nog wel (met een vrijgeleide) op de Rijksdag te Worms om zich te verdedigen voor de keizer (Karel V) waar hij zich beroept op de Bijbel en onder meer zei: Tenzij ik overtuigd wordt door uitspraken van de Schrift of
door redelijke gronden, kan ik niet herroepen. Mijn geweten is gevangen in Gods Woord en het is niet geraden, noch heilzaam, tegen het geweten te handelen. God helpe mij, amen!
Luthers verzet tegen de aflatenhandel is slechts één facet. Een ander en belangrijker facet is de doorbraak bij een angstig mens die wil weten: als die aflaten het dan niet brengen om de Heer gunstig te stemmen, hoe krijg ik (dan) een genadige God? Vasten, op de knieën de Pilatustrap te Rome op, zichzelf pijnigen? Welke werken moet ik doen? Dat was zijn grote geloofsproblematiek. Het was de Bijbel die hem uitkomst gaf, onder meer door het lezen van de Romeinenbrief: de mens wordt gerechtvaardigd door het geloof en niet door de werken der wet. Eigen inspanningen om voor God rechtvaardig te zijn maken je niet tot een christen, maar enkel Christus vergevende liefde. Wij hoeven God geen offers meer te brengen, ook niet in het Avondmaal. De mens wordt bevrijd van de goede-werken-kramp door Christus. Gerechtvaardigd door het geloof alleen. SOLA FIDE, SOLA GRATIA, SOLA SCRIPTURA In het spoor van Luther hebben velen gewezen op het belang van geloof, genade en hebben geput uit de Schrift. En allen kwamen zij terug bij Jezus en zijn liefde voor de mens. De apostel Paulus heeft dit in een theologisch systeem gezet. Zijn theologie is geen star systeem, maar gaat uit van centrale grondwoorden. Zo komen we bij de tekst uit Galaten. De aanleiding tot het schrijven van de brief is, dat Paulus tot zijn verbijstering verneemt dat de Galaten zijn afgeweken van het evangelie. Hij plaatst de werken der wet tegenover het geloof in Christus. Wie heil verwacht van de werken doet afbreuk aan het lijden en sterven van Christus, wie de wet verheft tot de poort die toegang geeft tot de Christus, degradeert het geloof tot een zaak van minder gewicht. Maar, zegt hij, in Christus zijn alle verschillen verdwenen. Wie anderen de wet oplegt verdraait het evangelie, want evangelie is vrijheid. In Galaten 5:22 stelt de apostel, dat de vrucht van de Geest de liefde. Die komt dus vooraan te staan en is de dragende grond. De vrucht van de Geest groeit niet onder dwang, maar in vrijheid. De woorden 'eros' en 'eran' spelen een grotere rol in Griekenland. Het gaat om een menselijk streven naar een steeds grotere levensverrijking, zowel op seksueel als op religieus gebied. 'Eros' zoekt iets, dat voor mij waarde heeft. Het nieuwtestamentische Grieks vermijdt deze woorden en gebruikt 'agapan' (dat in het overige Grieks zelden en dan nog op kleurloze wijze gebruikt wordt, bijvoorbeeld als begroeten). In het Nieuwe Testament komt de 'agapè' van God, die liefde is. Is 'eros' aan mezelf gebonden liefde, 'agapè' is liefde, die van mezelf bevrijd is. Dat zien we bij Christus! Ten eerste is de agapè gevende liefde. De eros heeft lief, omdat de ander lief en aardig is. Het schijnt te gaan om de ander, maar het is "ik-middelpuntgericht" en de ander is middel. Vervolgens is agapè liefde zonder grenzen. Onze liefde zegt op gegeven ogenblik "Er zijn grenzen!" en in het beste geval wordt het dan elkaar 'verdragen'. En ten derde: de agapè is volledig. Gods liefde legt geen last op de schouders, want het is niet Gods bedoeling de mens naar beneden te duwen, maar juist op te heffen uit het zondig bestaan. Zo wordt het leven van de mens besloten binnen de liefde van God, die openbaar werd in de persoon, de dienst en het offer van Zijn Zoon Jezus Christus. PSALM 46 (De Nieuwe Lutherbijbelvertaling) God is onze toeverlaat en sterkte, ene hulp in de grote noden, die ons getroffen hebben. Daarom vrezen wij niet, ofschoon de wereld onderging, en de bergen midden in de zee verzonken; ofschoon de zee raasde en bruiste, en door hare onstuimigheid de bergen invielen. Sela. Nochtans zal de stad Gods zich verblijden in hare fonteinen, waar de heilige woningen des Allerhoogsten zijn. God is in haar midden, daarom zal zij vast blijven; God helpt haar, eer de morgen aanbreekt. Volken moeten versagen en koninkrijken vallen; het aardrijk moet vergaan, wanneer Hij zich laat horen. De Heer Zebaôth is met ons, de God Jakobs is onze beschutting. Sela. Komt herwaarts en aanschouwt de daden des Heren, die op de aarde zulke verwoestingen aanricht; die de oorlogen stuit in de gehele wereld, die den boog verbreekt, de spies in stukken slaat, en de wagens met vuur verbrandt. Weest stil, en erkent, dat Ik God ben; Ik wil eer behalen onder de volken, Ik wil eer behalen op de aarde. De Heer Zebaôth is met ons, de God Jakobs is onze beschutting. Sela.
DE “LUTHER ZWAAN”
De witte zwaan is het symbool van Luther en verwijst naar de theoloog Johannes Hus (Hus = in zijn landstaal: gans). In Praag werd hij in 1415 wegens vermeende ketterijen op de brandstapel gebracht. Hij zou toen uitgeroepen hebben: “Jullie verbranden een gans, maar er zal een zwaan uit zijn as herrijzen”. Die zwaan zou een eeuw later Luther worden en zo ontstond de associatie en werd de zwaan het herkenningsteken van de Lutherse gemeenten. Een gedichtje spreekt voor zich: De Doopsgezinden hebben een houten huisje, de Roomsen hebben een kruisje, de Calvinisten hebben een haantje en de Lutheranen hebben een zwaantje!
Cfr. http://denbrugsenprotestant.info/luther/
Cor de Beun, 26/10/2013.