tehalit.SL Specifieke eisen voor elektrische installatie Attentiepunten elektrische installatie De norm NEN 1010 is per 1 juli 2007 sterk veranderd. Er is hierdoor een grotere behoefte ontstaan aan flexibele installaties. Voor het aansluiten van de contactdozen is een speciale kabel ontwikkeld om in de plint toe te passen. Deze kabel heeft een zeer kleine buigradius. Andere kabel is niet toegestaan. Hager levert deze kabel uit voorraad.
De elektrische installatie moet aangelegd worden volgens de NEN 1010. Met het SL-systeem is hier eenvoudig aan te voldoen. Door het toepassen van de plintkabel voldoet de installatie aan de normen voor onder andere dubbele isolatie en buigradia. 3x1,5 mm2 Buigradius 2*d
2x1,5 mm2 Buigradius 2*d
Mits gevoed door één eindgroep mogen beide kabels in één compartiment van het plintkanaal gelegd worden. Naast toepassing in het SL plintsysteem zijn deze kabels uiteraard ook in andere plintsystemen toepasbaar.
Voor de beste toepassing voor uw installatie verwijzen wij naar de uitgebreide tebis-informatie die u via de website of telefonisch kunt aanvragen.
Plintaansluitpunten met LED-verlichting De toegepaste LED-lamp verbruikt slechts 0,03 Amp. Bij permanent gebruik is het stroomverbruik op jaarbasis minder dan €7,(tarief van €0,10/kW). De LED-lamp heeft een levensduur tot 100.000 uur. Bij permanent gebruik gaat de lamp meer dan 10 jaar mee. Door toepassing van wit LED-licht is een kleine LED-lamp van 7W al voldoende als oriëntatieverlichting.
De plintsysteemkabel van Hager heeft een buigradius van 2* diameter en mag in vrijwel elk plintsysteem worden toegepast.
R=2d
Doorlussen: de belasting die op het laatste aansluitpunt in een keten wordt aangesloten gaat door de gehele keten. Natuurlijk zal bij overbelasting de zekering zijn werk doen. Het is echter aan te raden de ketens niet te lang te maken. Technische bijlage
Huisautomatisering Steeds vaker worden intelligente schakelingen toegepast. Hager heeft hiervoor o.a. het tebis domoticasysteem beschikbaar. Hiermee beschikt u over uitgebreide mogelijkheden, die met een conventionele installatie niet of moeilijk te realiseren zijn. Er zijn twee soorten systemen: 1. Bij een centraal geschakelde installatie worden de schakelelementen in de verdeler gemonteerd. Vervolgens wordt de bedrading tot aan de contactdoos doorgetrokken. Deze schakelelementen zijn aangesloten op een busleiding voor de onderlinge communicatie. 2. Bij een decentraal geschakelde installatie wordt het schakelelement in de aansluitdoos gemonteerd. Deze kunnen op de busleiding worden aangesloten maar kunnen ook via RF signalen communiceren.
Mogelijkheid 1 Doorlus naar 1 punt m.b.v. lasdop
Mogelijkheid 2 Doorlus naar 2 punten m.b.v. lasdop en vrije schroefverbinding
Mogelijkheid 3 Doorlus naar 2 punten m.b.v. extra lasdop
Toepasbaar: bij nieuwbouw, renovatie of uitbreiding van bestaande installaties zijn verschillende componenten beschikbaar. De verschillende aansluitpunten met contactdozen voor 230 V zijn toepasbaar.
Installatieopbouw en voorschriften
Technische wijzigingen voorbehouden
17.45
tehalit.SL Specifieke eisen voor elektrische installatie Voorbeeldinstallatie In deze voorbeeldinstallatie zijn in de woonruimte 4 dubbele wandcontactdozen gemonteerd. De voeding komt van een bestaande wandcontactdoos die wordt afgedekt door een Colonna. De bekabeling is uitgevoerd met SL plintkabel met een kleine buigradius. De ruimte wordt rondom van plint voorzien in de kleur RAL9001.
Voorbeeld woonkamer opp. 4 x 5 meter Deur: 0,9 meter
Bestellijst Voorbeeldwoonkamer Aantal Naam 18 meter Plint 5 stuks Binnenhoek 1 stuks Buitenhoek 4 stuks Koppelstuk 1 stuks Eindstuk links 1 stuks Eindstuk rechts 4 stuks Techniekdrager 4 stuks Centraalplaat 4 stuks Universele afdekkap 1 stuks Colonna 2 stuks SL onderinvoer 15 meter SL plintkabel 3-aderig 3 stuks Lasdoppen 4 meter PVC 19 mm buis
17.46
Bestelnummer SL2007109001 M55619001 M55629001 M55659001 M55639001 M55649001 L22501 L225029001 L22529001 COL40110SET19001 G6090SCHW UL02SLK100 Standaard materiaal Standaard materiaal
L2250
G6090 SCHW
2-voudig energie
SL onderinvoer
Technische wijzigingen voorbehouden
COL40110SET2 9001 Colonna set 80 cm
tehalit.SL Specifieke eisen voor Centrale Antenne Inrichting (CAI) Het aansluitpunt is het punt waar het antennesignaal beschikbaar is in de ruimte. Er zijn meerdere modellen verdeeld in twee toepassingsgebieden: 1 Einddoos EDU - Wordt toegepast in een ster-installatie. De einddoos is het eindpunt van het netwerk en is het aansluitpunt voor bijvoorbeeld het tv-toestel. Meestal is deze einddoos voorzien van een ingebouwde afsluitweerstand. Voordeel van een sterinstallatie is een vrijwel gelijk signaal over alle aansluitpunten en een toepassing van één type aansluitdoos. 2 Doorlusdoos GEDU - Wordt toegepast in een rijginstallatie. Versterker
Schotelantenne: Het CAI-netwerk kan normaal gesproken ook worden toegepast voor satallietontvangst. De schotel ontvangt signalen boven 1 GHz maar door de LNB (Low Noise Block) die voor de schotel is gemonteerd, wordt de gehele frequentieband of frequentieblok geconverteerd naar een lagere frequentieband. Doorgaans tussen 174 MHz en 862 MHz. De satellietontvanger demoduleert en decodeert het signaal en maakt er een PAL-videosignaal van. Aandachtspunten: De opbouw van een cai-installatie dient met zorg te gebeuren. Alle toegepaste onderdelen in een cai-installatie, m.u.v. de versterker, hebben een dempende werking op het signaalniveau. Alle toegepaste componenten moeten retourband geschikt zijn, zodat de inrichting ook voor internet en telefonie kan worden gebruikt. Installatieopbouw S.O.P. Een CAI-installatie begint bij het Signaal Overnamepunt. Het signaalniveau ligt normaal tussen 63,5 en ± 70 dBuV CENELEC-norm. Versterker Afhankelijk van het signaalniveau en het aantal aansluitpunten dat nodig is, wordt een versterker toegepast. Er zijn verschillende leveranciers. Versterkers en toebehoren voor de verdeler vindt u in de catalogus Energiedistributie of op onze website. Niet gebruikte uitgangen moeten van een afsluitweerstand worden voorzien. Multitap In plaats van de versterker kan ook een Multitap worden gebruikt. Deze splitst het signaal. Vervolgens worden naar de gewenste punten kabels gelegd. Wel moet goed gemeten worden of het signaal niet te veel verzwakt. Kabel Over het algemeen wordt binnenshuis Coax 12 kabel toegepast. Demping van 2,52 dB/10 meter bij 860 MHz. Hager adviseert Coax 9 kabel toe te passen. Deze kabel heeft bij 860 MHz een demping van 1,88 dB/10 meter. Bij het toepassen van andere kabel moet de specificatie bekend zijn voor een juiste installatie. F-Connectoren De verbinding tussen versterkers, aansluitpunten en multitaps wordt verzorgd door F-connectoren.
Aansluitpunt
Einddoos 1
Einddoos 2
Einddoos 3
Einddoos 4
De doorlusdoosEinddoos is het1 Versterker
aansluitpunt bijv. het tv-toestel, maar4 Einddoos voor 2 Einddoos 3 Einddoos er kunnen vanaf deze doos nog meer aansluitpunten worden gecreëerd. 1 Doorlusdoos 2 Doorlusdoos Einddoos 4 Versterker Voordeel is eenDoorlusdoos eenvoudige aanleg. Nadeel is de vele3 verschillende aansluitdozen en veel demping. Bij storing is de gehele keten verstoord. Aan het einde van de keten moet een afsluitweerstand (A) worden gebruikt. Let op: i.v.m. grote demping wordt doorlussen alleen toegepast A indien voldoende signaal wordt gegarandeerd. Opmerking: daar waar kabels van ruimte naar ruimte gaan, wordt meestal een doorlusnetwerk toegepast.
Versterker
Doorlusdoos 1
Doorlusdoos 2
Doorlusdoos 3
Einddoos 4
A
Signaalniveau Een tv heeft een signaal nodig, dat tussen de 50 dBuV en de 70 dBuV ligt. Het is aan te raden om niet te dicht naar de onderkant van deze grens te gaan. Het aangeboden signaal bij het S.O.P. is niet altijd even sterk. Bij voorkeur niet onder 55 dB komen bij aanleg. Het beste is om de versterker zo te kiezen dat het signaalniveau na alle verzwakkingen bij de tv gelijk is aan het niveau bij het S.O.P. Onderstaande tabel kan als controle voor elk aansluitpunt worden ingevuld.
Centrale Antenne-inrichting
Onderdelen S.O.P. Kabel naar versterker Versterker Kabel naar multitap Multitap Kabel naar aansluitpunt Aansluitpunt Kabel naar tv of video Eindpunt
Technische wijzigingen voorbehouden
Demping Signaal niveau / Aansluitpunt Gem. demping 1 2 3 tussen 63,5 en 70 dBuV - 0,2 dB bijv. + 20 bB - 1,88 dB/10 m Van - 1,2 dB tot – 18,5 dB - 1,88 dB/10 m Van –4 dB tot – 14 dB - 1,88 dB/10 m Minimaal 55 dB
17.47
Technische bijlage
Eigenschappen: Distributie van televisiesignalen door de woning. Het Signaal Overnamepunt (S.O.P.) of Abonnee Overnamepunt (A.O.P.) wordt meestal door de kabelexploitant aangeboden in de meterkast of op een wand in de woonkamer. Het is een galvanisch gescheiden signaal. Naast de vertrouwde “analoge” Centrale Antenne-inrichting wordt tegenwoordig gebruik gemaakt van verschillende digitale systemen. De toepassing van digitale netwerken voor televisiesignalen is via de SL plintinstallatie goed toe te passen. In veel gevallen kan gebruik worden gemaakt van het datanetwerk. Zie hiervoor de omschrijving voor datanetwerken. Raadpleeg ook altijd de informatie van de signaalexploitant.
tehalit.SL Specifieke eisen voor Centrale Antenne Inrichting (CAI) Voorbeeldinstallatie In deze woning bevindt het Signaal Overname Punt zich op de buitenmuur op 50 cm hoogte. Daarbij is tevens een wcd van de bestaande installatie gepositioneerd. De tv beneden wordt rechts voor in de kamer geplaatst. Op de verdieping is rechts bij de achtergevel een aansluitpunt voor een tweede tv gepland. Beide aansluitpunten zijn ook geschikt voor de 230V voeding van de tv. De beide ruimten worden rondom van plinten voorzien in de kleur RAL9001. Beneden in de linker achterhoek wordt achter het gordijn een hoekkanaal gemonteerd.
Centraal Antenne Inrichting voorbeeldwoning Demping Aansluitpunt 1 2 3
Signaal niveau / gem. demping
Onderdelen S.O.P.
tussen 63,5 en 70 dBuV
Kabel naar versterker
- 0,2 dB
70
70
Nvt
Nvt
Versterker
bijv. + 20 dB
Nvt
Nvt
Kabel naar multitap
- 1,88 dB/10 m
Nvt
Nvt
Multitap
Van - 1,2 dB tot – 18,5 dB
Kabel naar aansluitpunt
- 0,188 dB * 5 m en 12 m
-1,8
-8,5
-2,256
-0,94
-5
-5
Aansluitpunt
Van –4 dB tot – 14 dB
Kabel naar tv of video
- 0,188 dB * 2 meter
-0,376 -0,376
Eindpunt
Minimaal 55 dB
60,568 55,184
Het is hier niet nodig een versterker te plaatsen. Wel is op te merken dat de waarde voor aansluiting 2 al behoorlijk is afgezwakt. Deze berekening is opgebouwd uit de maximaal toelaatbare demping (worst case) per onderdeel. In de praktijk moet dit altijd worden gecontroleerd.
Bestellijst Voorbeeld woning Naam Aantal 36 meter Plint Koppelstuk 8 stuks Binnenhoek 9 stuks Buitenhoek 2 stuks Hoekkanaal 1 stuks Hoekaansluiting 1 stuks Eindstuk links 2 stuks Eindstuk rechts 2 stuks Techniekdrager 2 stuks Centraalplaat 2 stuks Universele afdekkap 2 stuks Colonna (80 cm) 1 stuks Multitap (Hirschmann) 1 stuks Plintkabel coax 2 stuks F-connector 2 stuks 20 meter Plintkabel 3-aderig Lasdoppen 3 stuks
17.48
Bestelnummer SL2007109001 M55659001 M55619001 M55629001 EK4004009001 LO27699001 M55639001 M55649001 L22181 L221829001 L22529001 COL40110SET29001 Leverbaar bij elke ETG UL15PC UL00FC02 UL02SLK100 Standaard materiaal
L2218x Energie met antenne voor radio/tv
Technische wijzigingen voorbehouden
COL40110SET2 9001 Colonna set 80 cm
tehalit.SL Specifieke eisen voor datanetwerken Attentiepunten datanetwerken: Afhankelijk van de toepassing zal de juiste kabel gekozen moeten worden. Veel gebruikte kabels zijn: UTP = unshielded twisted pare STP = shielded twisted pare FTP = foiled shielded twisted pare Hager past bij voorkeur FTP-kabels toe vanwege de betrouwbaarheid van data-overdracht.
Voorbeeldinstallatie In een kamer komen via een SL onderinvoer bij de deur een datakabel en een voeding binnen. In de ruimte moet het mogelijk zijn om een printer in de achterste hoek te plaatsen en een PC in de voorste hoek. De ruimte is 5x4 meter. De voeding en de datakabel zijn lang genoeg om tot het eerste aansluitpunt te komen.
Installatieopbouw Voor het netwerk worden de kabels één op één doorgelegd. Om de hoogste signaalkwaliteit te krijgen wordt afgeschermde kabel gebruikt. PC
RJ45
Netwerkkabel
PC
RJ45
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
Verbindingskabel
Verbindingskabel
Een van de twee verbindingskabels wordt als cross-kabel uitgevoerd. De andere is gewoon straigth. Bestudeer hiervoor de beschrijving van pc of hub.
Technische bijlage
Technische productinformatie: Er zijn verschillende leveranciers van data aansluitdozen. Deze zijn vrijwel allemaal in te bouwen in de universele inbouwdoos L2261.
L2229x Energie met 2-voudige data
Bestellijst Voorbeeldwoonkamer Aantal Naam 10 meter Plint 3 stuks Koppelstuk 2 stuks Binnenhoek 1 stuks Eindstuk links 1 stuks Eindstuk rechts 2 stuks Techniekdrager 2 stuks Centraalplaat 2 stuks Universele afdekkap 9 meter Datakabel (patch-patch) 9 meter Plintkabel 3-aderig
Technische wijzigingen voorbehouden
Bestelnummer SL2007109001 M55659001 M55619001 M55639001 M55649001 L22291 L222929001 L22529001 ULPAGR900 UL02SLK100
17.49
tehalit.SL Specifieke eisen voor telefonie Attentiepunten telefonie: Bij uitbreiding van een bestaande installatie moet worden vastgesteld of er sprake is van een oud aansluitpunt met de 4-polige stekker. Hiervandaan kan de installatie worden uitgebreid. De eindpunten zijn van RJ45 connectoren voorzien. De meeste moderne telefoontoestellen zijn hierop aan te sluiten. Als er behoefte is aan meerdere toestellen moet vooraf worden vastgesteld welke telefooncentrale wordt toegepast en of de kabels door de woning hiervoor geschikt zijn.
Voorbeeldinstallatie Een bestaande telefoonaansluiting moet, t.b.v. een nieuwe decttelefoon, van de achterkamer naar de voorkamer worden verplaatst. De telefoonaansluiting en de netvoeding bevinden zich onder elkaar op 25 cm van de vloer. De kamer is 5 meter lang.
Als er sprake is van een draadloze telefoonset zal er op één punt een verbinding worden gemaakt met het telefoonaansluitpunt. Om een goed bereik te garanderen moet door beproeving worden bekeken wat de beste locatie is voor de zend/ontvang-unit. Om een goed signaal te garanderen is het aan te bevelen een patch-patch installatie aan te leggen. Hierbij zijn alle kabels voorgefabriceerd en gegarandeerd. Het aansluiten gaat plugand-play.
Installatieopbouw Bij een enkelvoudige aansluiting wordt vanaf het “KPN”-aansluitpunt een verbinding gelegd naar de gewenste locatie. Hier wordt een SL aansluitpunt gemonteerd. Als er behoefte is aan meerdere aansluitmogelijkheden voor één toestel kan voor de andere aansluitpunten dezelfde methode worden toegepast. Een moderne installatie moet ook digitale signalen kunnen transporteren. Van de verdeler naar het toestel wordt dan een sternetwerk aangelegd. Doorlussen: alleen met oude analoge netwerken. Sterpunt: met als sterpunt een telefooncentrale worden naar alle ruimten kabels gelegd. Eindpunt: het is aan te raden het aansluitpunt L2281 (gecombineerde wcd/telefoon) toe te passen. Zo heeft u direct een voeding voor een oplaadunit van uw decttoestellen. Toepasbaar in nieuwbouw, renovatie en bij uitbreiding. Technische productinformatie: Aansluitschema is afhankelijk van het type toestel dat u gebruikt, analoog of ISDN.
COL40110SET1 9001 Colonna set 40 cm
17.50
L2228x Energie met enkele telefoon
Bestellijst Voorbeeldwoonkamer Aantal Naam 5 meter Plint 2 stuks Koppelstuk 1 stuks Eindstuk links 1 stuks Eindstuk rechts 1 stuks Techniekdrager 1 stuks Centraalplaat 1 stuks Universele afdekkap 1 stuks Colonna (40cm) 4,5 m Datakabel (patch – patch) 5 meter Plintkabel 3-aderig 3 stuks Lasdoppen
Technische wijzigingen voorbehouden
Bestelnummer SL2007109001 M55659001 M55639001 M55649001 L22281 L222829001 L22529001 COL40110SET19001 ULPAGR450 UL02SLK100 Standaard materiaal
tehalit.SL Specifieke eisen voor geluidsinstallaties Eigenschappen: Na de intrede van de stereoinstallatie is het lang rustig geweest op het gebied van audiotoepassingen. Maar met de intrede van homevideosystemen wordt ook het surroundsysteem in steeds meer woningen toegepast. Ook andere geluidsverbindingen zijn steeds meer in trek. Met het SL plintsysteem zijn alle kabels naar de geluidsboxen aan het oog onttrokken. Attentiepunten geluidsinstallaties: De grote hoeveelheid kabels werkt in de hand, dat er gemakkelijk aansluitfouten worden gemaakt. Maak vooraf een tekening van de aan te sluiten apparatuur en van de opstelling. Bij gebruik van actieve boxen moet afgeschermde kabel worden gebruikt. Raadpleeg de handleiding die bij de geluidsinstallatie is meegeleverd.
Voorbeeldinstallatie In een woonkamer wordt rondom plintkabel aangelegd. De ruimte is 4 x 5 meter. Er is een deurpassage nodig op één van de lange wanden. De voeding wordt in de plint aangeboden uit een contactdoos achter de plint. De aansluitpunten zijn allen combinatiedozen van een luidsprekeraansluiting en een wcd voor 230 Volt. Hierdoor is de woonruimte direct van voldoende wcd’s voorzien. Alle 230 Volt aansluitpunten kunnen direct “QuickConnect” worden doorgelust.
Installatieopbouw De kabeldikte is afhankelijk van de lengte van de kabels en van het vermogen van de boxen. De aansluitpunten zijn leverbaar in een gecombineerde behuizing samen met een 230 V wcd en toepasbaar voor bedrading tot 6 mm2.
Technische bijlage
Doorlussen: is wel mogelijk, alleen moet berekend worden welke impedantie de boxen hebben die aangesloten worden. Op de meeste versterkers kunnen boxen worden aangesloten met een impedantie van 4 tot 16 ohm.
G6090 SCHW
L2343x
SL onderinvoer
Energie + 1 luidspreker
L2357x Energie + 4-voudige
Bestellijst Voorbeeldwoonkamer Aantal Naam 18 meter Plint 6 stuks Koppelstuk 5 stuks Binnenhoek 1 stuk Buitenhoek 1 stuks Eindstuk links 1 stuks Eindstuk rechts 1 stuks Techniekdrager 4 stuks Techniekdrager 1 stuks Centraalplaat 4 stuks Centraalplaat 5 stuks Universele afdekkap 2 stuks SL onderinvoer 4 meter PVC 19mm buis 13 meter Plintkabel 3 aderig 3 stuks Lasdoppen 20 meter 2-aderige luidsprekerkabel
Bestelnummer SL2007109001 M55659001 M55619001 M55629001 M55639001 M55649001 L23571 L23431 L235729001 L234329001 L22529001 G6090SCHW Standaard materiaal UL02SLK100 Standaard materiaal Afhank. van toepassing
luidspreker
Technische wijzigingen voorbehouden
17.51
tehalit.SL Ingangen in de ruimte De vaste installatiedelen en ingang in de ruimte De vaste installatie is de verbinding tussen de verdeler en een leefruimte. Alle signalen arriveren en worden verder verdeeld in de ruimte op één van de volgende manieren. Dit punt vormt de overgang tussen de vaste installatiedelen en de flexibele installatiedelen.
Colonna Via een bestaand aansluitpunt
Vanaf een bestaande wandcontactdoos wordt een verbinding met het plintsysteem gemaakt.
De afdekkap is standaard leverbaar tot 120 cm hoogte.
SL Onderinvoer Via 3 PVC-leidingen 19 mm in de vloer
De SL onderinvoer met drie aangesloten PVC-leidingen is ingestort in de dekvloer.
Na plaatsing van plint en deksel is de SL onderinvoer geheel aan het zicht onttrokken en is een toegang in het plintkanaal gerealiseerd.
KISS-unit Via een KISS-kabel en KISS-unit
Via de KISS-unit en KISS-kabels die in de dekvloer zijn gestort, zijn alle signalen beschikbaar.
17.52
Technische wijzigingen voorbehouden
Met de afdekkap + parketrand is de techniek mooi weggewerkt, maar toch altijd goed bereikbaar.
Colonna Ingangen in de ruimte De Colonna De Colonna vormt een verbinding tussen een bestaand aansluitpunt en een nieuw aan te brengen aansluitpunt op de plint. Hier en op de volgende pagina ziet u de montage-instructie in detail.
Voordat de Colonna wordt geplaatst, wordt het plint bodemdeel gemonteerd.
Loodrecht onder het distributiepunt worden 2 afstandhouders 25 mm uit elkaar geplaatst. Deze afstandhouders zorgen voor ruimte die later nodig is om de afdekkappen van de plint netjes te monteren.
Door het bodemdeel van de Colonna om te draaien, kunt u de Colonna over een lager geplaatste WCD monteren.
Bepaal de juiste lengte van het bodemdeel en kort dit desgewenst 20 mm in.
Teken de bevestigingspunten af.
Boor de gaten. ! Pas op dat u niet door leidingen in de wand boort. Voor juiste bevestiging op de ondergrond zie pag. 62
Bevestig het bodemdeel.
Bevestig de eindplaat.
Maak de Colonna afdekkap op de juiste lengte. Het PVC-materiaal kan eenvoudig worden bewerkt met een fijn getande zaag.
Technische wijzigingen voorbehouden
17.53
Technische bijlage
In deze beschrijving is een 230 V voedingspunt afgebeeld. Uiteraard kan de Colonna ook worden toegepast om een overgang van een bestaande CAI-, telefoon- of data-aansluiting naar de plint te maken.
Colonna Ingangen in de ruimte 1. Loodrecht onder het distributiepunt worden 2 afstandhouders 25 mm uit elkaar geplaatst. 2. Het bodemdeel wordt, nadat het eventueel op lengte is gemaakt, over het distributiepunt geplaatst. Het bodemdeel wordt op de afstandhouders geplaatst. Monteer het bodemdeel met voldoende schroeven aan de ondergrond. De kabels kunnen nu worden aangesloten. Pas op bij het werken aan een stopcontact, dat u niet onder spanning werkt. 3. Als de kabels zijn gemonteerd, kunt u deze met de kabelklem op de juiste plaats houden. Boven op het bodemdeel monteert u de eindplaat. Verwijder de afstandhouders. Hierdoor ontstaat ruimte om de plintdeksels iets door te laten lopen. 4. Monteer de plintdeksels en schuif deze iets naar binnen. Koppel de (eventueel op maat gemaakte) afdekkappen en druk ze op het bodemdeel. 5. Schuif de kappen zo ver mogelijk naar beneden. 6. De montage is gereed. Noot: de elektrische verbinding tussen de vaste installatiedelen en het plintsysteem kan op verschillende manieren, conform de NEN1010, worden uitgevoerd, bijvoorbeeld met kabelset G4752.
De lengte van de Colonna U kunt de Colonna aansluitend tot aan de vloer monteren of een kleine opening aan de onderzijde houden (zie afbeeldingen). Afhankelijk van de hoogte van het distributiepunt kiest u voor een Colonna-set van 40, 80 of 120 cm hoogte. Met losse componenten kunt u ook grotere afstanden overbruggen.
Bij toepassing van een 70 mm deksel op de plint, is een smalle opening of een aansluiting tot aan de vloer van de Colonna mooi.
17.54
Als u het 20 mm plintdeksel gebruikt in combinatie met 50 mm, is een opening aan de onderzijde van de Colonna heel fraai.
Technische wijzigingen voorbehouden
Designtip: Werk met verschillende kleuren.
Colonna Montage SL Onderinvoer of deurpassageset
De SL onderinvoer wordt gesloten geleverd. In de onderzijde zijn drie openingen voor 19 mm PVC installatiebuizen gemaakt. De SL onderinvoer is vervaardigd uit twee delen die zijn afgedicht met siliconenkit en mechanisch op elkaar worden bevestigd.
De SL onderinvoer wordt op de ruwe betonvloer gemonteerd d.m.v. schroefverbinding. De 19 mm buizen worden met PVC-lijm gemonteerd.
Na het storten van de dekvloer steekt de bovenzijde van de SL onderinvoer boven de dekvloer uit.
De bovenzijde kan met een fine multimaster open“gesneden” worden.
Gereed voor het monteren van de plint.
18
mm 120
24 mm
76,5 mm
R < 25 mm
36,5
109
De plintbodem wordt gemonteerd en de kabels worden getrokken.
mm
19 mm
mm
159
mm
Na het monteren van het plintdeksel is er niets meer te zien van de SL onderinvoer. Wanneer er een extra kabel getrokken moet worden in de toekomst, dient enkel het deksel te worden verwijderd en kan zonder hakken of breken een extra kabel bijgetrokken worden.
Technische wijzigingen voorbehouden
17.55
Technische bijlage
De SL onderinvoer wordt toegepast als een verbinding tussen twee plinten gewenst is en deze niet via de wand is te realiseren. Na montage op de ruwe betonvloer wordt de dekvloer gestort. Hierna wordt de SL onderinvoer opengesneden.
Montage Parketrand KISS-unit De installatie van een KISS-unit wordt uitsluitend uitgevoerd door getrainde specialisten. Deze training is te volgen bij Hager in Den Bosch. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met onze afdeling Customer Sales Support (tel: 073-642 85 84). Als in een woning reeds een KISS-installatie is aangebracht, dan kunt u vanuit de KISS-unit eenvoudig verder werken.
Na het monteren van de KISS-unit op de juiste plaats wordt de dekvloer gestort. Na het openen van de KISS-unit wordt de plintbodem gemonteerd. De KISS-unit wordt afgesloten met afdekkap G6012.
Parketvloeren Een parketvloer wordt zo gelegd dat er voldoende ruimte is voor het “werken” van de vloerdelen. Om er zeker van te zijn dat er geen zichtbare naden ontstaan rondom de KISS-unit, is hiervoor een parketrand beschikbaar. Door deze rand toe te passen, kunt u 20 mm extra ruimte afdekken voor het laten werken van de vloerdelen. De parketrand kan worden toegepast bij verschillende afmetingen kappen. Bij de toepassing van de smalle kap kunnen de beide zij“pootjes” op de gewenste maat worden ingekort. Toelichting tekeningen: 1. De open KISS-unit 2. Boor in de kap op de centreerpunten een gat van 6 mm. 3. Plaats de parketrand 4. Monteer het deksel over de KISS-unit op de plint.
Heeft u een kap zonder centreerpunten, dan kunt u de boorgaten zelf aftekenen. Plaats de kap op de parketrand en teken de boorgaten af. Boor op 5 mm van de onderkant een gat van 6 mm.
17.56
Technische wijzigingen voorbehouden
Maatvoering en connectorposities KISS-unit
wit / geel niet aangesloten!
Losse stekker t.b.v. plintvoeding
Dataconnector
Dataconnector
Datakabel / grijs
Datakabel / groen
Technische bijlage
Dataconnector
Datakabel / blauw
Coaxkabel
grijs fase 3 / nul 2
Buskabel
zwart fase 2
EIB Klem
Tube
bruin
L1 L2 L3
fase
geel / groen
K
aarde
nul
blauw
N
F Conn.
Technische wijzigingen voorbehouden
17.57
Aanstriplengte kabels vaste installatiedelen Energiekabel rood/blauw
Snap in (Unit zijde) ------150mm---------
--------39---------
schwarz zwart
zwart schwarz
blauw
L1 L2
zwart
bruin
N
bruin gelb/grün groen/geel
Kabelmantel 1,5mm² blauw 2,5mm² rood
blauw
zwart
bruin
bruin gelb/grün groen/geel blauw ------46mm--------
Datakabel blauw/groen/grijs
Coaxkabel ---------10mm-----------6mm-----
wit
17.58
-----6mm------------10mm--------
zwart
L /N
blauw
L1 L2
L/N
9mm
N
9mm
Bij toepassing connector
wit
Technische wijzigingen voorbehouden
9mm
Kabelspecificaties KISS-kabel energiedeel Bij aanleg van een KISS-installatie worden voorgemonteerde combikabels (inclusief aangesloten KISS-unit) in de dekvloer gelegd. Vanuit de verdeler komen alle functionaliteiten via deze kabels naar elke leefruimte.
Energiekabel 1,5 mm2
1 2 3
Energiekabel 1,5 mm2 De kabel is ontwikkeld voor licht- en installatietoepassingen. Het energiedeel van de standaard KISS Home kabel heeft een blauwe mantel. Energiekabel 2,5 mm2 De kabel is ontwikkeld voor licht- en installatietoepassingen. Het energiedeel van de KISS Power kabel heeft een rode mantel.
4 5
Kabelopbouw 1. Vuldraad 2. Geleider 3. Aderisolatie 4. Vulmateriaal 5. Snijdraad 6. PVC buitenmantel
6 Omschrijving De kabel is ontwikkeld voor licht- en installatietoepassingen (0,6 – 1 kV) en geproduceerd in overeenstemming met NEN1010 en NEN 3617. De PVC buitenmantel is vlamdovend en de kabel heeft brandvertragende eigenschappen in overeenstemming met IEC 60 332-3-23. Samenstelling • Vuldraad
•
•
• •
•
•
Maten/gewichten • Diameter geleider • Dikte geleiderisolatie • Buitendiameter geleider • Buitendiameter kabel • Gewicht
1,5 0,7 2,91 11,0 177
Mechanische eigenschappen • Trekkracht 360 • Buigradius 77 Elektrische eigenschappen • Nominale stroom, conform NEN 1010-5, tabel 52-B2 nr. 52 • Aantal stroomvoerende aders • • • •
Geleiderweerstand (Rdc) at 20 °C Geleiderweerstand (Rdc) at 90 °C Inductiviteit (L) Gemeenschappelijke capaciteit 2 cond, AC 3 cond, 3~ AC 3 cond, AC 4 cond, 3~AC • Testspanning Verwerking • Minimale verwerkingstemperatuur
Technische wijzigingen voorbehouden
mm2 (7 x 0.52 mm) mm mm mm kg/km
N mm
2 3&4 12,1 15 0,307
24 A 22 A Ω/km Ω/km mH/km
54 120 58 130 3500 V
nF/km nF/km nF/km nF/km
5 °C
17.59
Technische bijlage
•
De vuldraad is opgenomen, zodat de kabel een ronde vorm krijgt. Geleider Geslagen geleider van uitgegloeid hoog geleidend koper Geleiderisolatie De geleiders zijn geïsoleerd met crosslinked polyethylene (XLPE). Bestand tegen een constante geleidertemperatuur van 90° C. Geleiderisolatie1 ader Geel/Groen kleuren 1 ader Bruin 1 ader Zwart 1 ader Grijs Vulmateriaal PVC Compound Snijdraad D.m.v. de snijdraad kan de buitenmantel eenvoudig in lengterichting opengesneden worden. PVC buitenmantel De toegepaste PVC buitenmantel is vlamdovend (LOI >30%). De mantel is bestand tegen de meeste chemische vloeistoffen. Kleur buitenmantel Blauw (RAL5012)
Kabelspecificaties KISS-kabel energiedeel Energiekabel 2,5 mm2
1 2 3 4 5
Kabelopbouw 1. Vuldraad 2. Geleider 3. Aderisolatie 4. Vulmateriaal 5. Snijdraad 6. PVC buitenmantel
6 Omschrijving De kabel is ontwikkeld voor licht- en installatietoepassingen (0,6 – 1 kV) en geproduceerd in overeenstemming met NEN1010 en NEN 3617. De PVC buitenmantel is vlamdovend en de kabel heeft brandvertragende eigenschappen in overeenstemming met IEC 60 332-3-23. Samenstelling • Vuldraad • •
•
• •
•
•
De vuldraad is opgenomen, zodat de kabel een ronde vorm krijgt. Geleider Geslagen geleider van uitgegloeid hoog geleidend koper Geleiderisolatie De geleiders zijn geïsoleerd met crosslinked polyethylene (XLPE). Bestand tegen een constante geleidertemperatuur van 90° C. Geleiderisolatie1 ader Geel/Groen kleuren 1 ader Bruin 1 ader Zwart 1 ader Grijs Vulmateriaal PVC Compound Snijdraad D.m.v. de snijdraad kan de buitenmantel eenvoudig in lengterichting opengesneden worden. PVC buitenmantel De toegepaste PVC buitenmantel is vlamdovend (LOI >30%). De mantel is bestand tegen de meeste chemische vloeistoffen. Kleur buitenmantel Rood (RAL3000)
Maten/gewichten • Diameter geleider • Dikte geleiderisolatie • Buitendiameter geleider • Buitendiameter kabel • Gewicht
2,5 0,7 3,36 14,0 205
Mechanische eigenschappen • Trekkracht 360 • Buigradius 77 Elektrische eigenschappen • Nominale stroom, conform NEN 1010-5, tabel 52-B2 nr. 52 • Aantal stroomvoerende aders • • • •
Geleiderweerstand (Rdc) at 20 °C Geleiderweerstand (Rdc) at 90 °C Inductiviteit (L) Gemeenschappelijke capaciteit 2 cond, AC 3 cond, 3~ AC 3 cond, AC 4 cond, 3~AC • Testspanning Verwerking • Minimale verwerkingstemperatuur
17.60
mm2 (7 x 0.67 mm) mm mm mm kg/km
N mm
2 3&4 7,41 9,4 0,279
33 A 30 A Ω/km Ω/km mH/km
64 125 62 135 3500 V
nF/km nF/km nF/km nF/km
5 °C
Technische wijzigingen voorbehouden
tehalit.SL Bevestiging plintkanaalsysteem Een juiste bevestiging van het SL plintkanaal en van de aansluitpunten is van groot belang. Afhankelijk van de ondergrond kiest u de montagemethode. In onderstaande tabel ziet u verschillende mogelijkheden. Stel vooraf vast welke wandbekleding is gebruikt en hoe deze op de ondergrond is gemonteerd. Bij twijfel kiest u voor montage door de wandbekleding heen in de ondergrond.
Montage in onderlaag
Schroeven met plug
Standaardschroeven
Speciaal schroeven
Lijmen of kitten
Dubbelzijdige Spijkeren tape
Schieten / nieten
Hard steen grof
m
steen glad beton
m
kalkzandsteen
++
--
m
--
--
--
++
--
m
++
m
--
m
++
--
++
++
m
--
m
++
--
m
--
--
--
++
--
m
m
m
--
m
stucwerk
m
++
--
m
--
--
--
--
gips
m
++
--
++
--
--
m
--
granol
m
++
--
m
--
--
--
--
tegels
m
++
--
m
++
m
--
--
++
--
m
++
m
--
--
++
--
m
++
m
--
--
--
++
++
m
--
--
m
++
m
++
m
m
--
gasbeton
marmer
m
keramische wand glas
MDF
m
++
m
++
m
m
--
vloerplinten
m
m
++
m
++
m
m
--
board
m
m
++
m
++
m
m
--
++
++
m
--
--
hout
m
formica spaanplaat
m
m
++
m
++
m
m
--
vezelplaat
m
m
++
m
++
m
m
--
kurk
++
m
m
m
m
m
--
behang
++
m
m
m
---
--
m
m
regelwerk
m m
m m
++
m
m
m
m
++
m
m m
m
m
m
staal
--
m
++
m
m
--
m
ijzer
--
m
++
m
m
--
m
aluminium
--
m
++
m
m
--
m
polyester
++
m
m
m
m
m
--
--
rubber
++
--
m
m
--
--
--
kunststoffen
++
m
m
m
m
m m
--
--
glaswol
++
--
m
m
--
--
m
--
polystyreen
++
m
m
--
m
--
++
m
m
m m
--
katoen
--
--
m
--
bij voorkeur
++
betengeling Diverse
mogelijk
m
niet mogelijk
--
Voor meer informatie en advies kunt u altijd terecht bij onze afdeling Customer Sales Support, telefoon (073) 642 85 84.
Technische wijzigingen voorbehouden
17.61
Technische bijlage
Zacht
tehalit.SL Bevestiging plintkanaalsysteem Vloerbedekking
Het plintkanaal dient bij voorkeur te worden gemonteerd als de vloerbedekking is gelegd. Hierdoor ontstaat een optimale aansluiting. Als de vloerbedekking achteraf wordt gemonteerd moet de plint op voldoende afstand van de vloer worden gemonteerd, zodat de vloerbedekking onder de plint kan worden geschoven. Als de vloerbedekking tegen het plintdeksel wordt gemonteerd is dit deksel niet meer verwijderbaar. Bodemdelen 70 mm met een afstandrand van 5 mm aan de onderzijde zijn speciaal hiervoor verkrijgbaar.
Wandbedekking
Ook de wandafwerking dient reeds aanwezig te zijn. Als er sprake is van een stuclaag met een ongelijke oppervlaktestructuur, is het noodzakelijk een vlakke strook ter hoogte van de plint aan de onderzijde aan te houden voor een nette montage.
Ondergrond
De plint moet op een vlakke wand en vloer worden bevestigd. Oneffenheden zorgen ervoor dat de deksels niet aansluiten op de wand of de vloer. Hierdoor ontstaan kieren en naden. Lichte glooiing is op te vangen. Door toepassingen van plinten met flexibele randen zijn lichte oneffenheden op te vangen.
Bevestigingsmateriaal
Plinten kunnen op vrijwel elke vlakke, droge en schone ondergrond worden bevestigd. Afhankelijk van de structuur van de ondergrond kan voor verschillende bevestigingsmethoden worden gekozen. Zie hiervoor de tabel. Bij twijfel kunt u altijd advies aanvragen bij onze afdeling Customer Sales Support.
Bevestigingsafstanden
De in standaard lengte geleverde kanalen worden met parallel geplaatste schroeven gemonteerd. De bevestigingsafstanden mogen bij kunststof kanalen niet groter zijn dan 66 cm. Standaard zijn gaten voorzien met een hartafstand van 12,5 cm. Dubbele gaten zijn voorzien met een hartafstand van 25 cm. In het onderste compartiment zijn geen gaten voorzien. Dit compartiment is bestemd voor energiekabels. Bij lichte glooiing in de ondergrond zijn meer bevestigingspunten aan te raden. De aansluitpunten worden met drie schroeven aan de ondergrond bevestigd.
Soort schroeven of spijkers
Kies bij voorkeur schroeven met een zo plat mogelijke kop. Bij het inschroeven of hameren moeten eventuele scherpe randen worden verwijderd. Schroef nooit in het compartiment waarin de energiekabels worden gelegd.
Schroeven met pluggen
Deze montagemethode heeft de voorkeur bij een stenen of betonnen ondergrond. Voor een snelle montage aan de wand zijn slagpluggen van 6 mm doorsnede uitermate geschikt. Deze moeten afhankelijk van de ondergrond (beton, beton met pleisterwerk) gekozen worden. Ook schroeven (Ø 4 mm, min. 40 mm lang), in combinatie met normale in de handel verkrijgbare pluggen (Ø 6 mm) kunnen toegepast worden. Te korte schroef- en plugverbindingen dringen niet voldoende door in de ondergrond.
Schroeven
Schroeven in hout geeft een goede verbinding. Schroeven in gips, kalkzandsteen of een soortgelijke ondergrond is alleen aan te raden als voldoende trekkracht kan worden gegarandeerd. Met name als stekers uit aansluitpunten worden getrokken dient er rekening te zijn gehouden met voldoende hechting met de ondergrond.
Schroeven speciaal
Tegenwoordig zijn er verschillende schroeven te koop speciaal voor een specifieke ondergrond. Deze schroeven zijn toe te passen mits deze voldoende trekkracht bieden en voldoende ruimte in de kanalen overlaten voor de kabels.
Lijmen of kitten
Lijmen of kitten van de plint is mogelijk op een geschikte schone en droge ondergrond. De aansluitpunten dienen bij voorkeur te worden geschroefd. Montagekit of superlijm is toe te passen. Overtuig u ervan dat de ondergrond waarop u de plint lijmt één geheel vormt met de wand. Op behang een stuclaag of zanderige stenen is lijmen niet aan te raden.
Lijminstructie vast-los-vast methode
Reinig de muur grondig. Breng de lijm in stroken op de kanaalbodem. Te weinig lijm geeft niet voldoende hechting. Te veel lijm zorgt dat er lijm onder de bodem uit komt op de vloer of wand. Plaats de bodem tegen de muur en druk hard aan. Verwijder de bodem en laat de lijm nu ongeveer 5 tot 10 minuten drogen en breng het vervolgens weer stevig aan op de ondergrond. Met deze methode wordt gegarandeerd een hoge aanvangshechting gehaald. Dit is belangrijk als u bijvoorbeeld niet kunt klemmen of als u iets onder lichte spanning monteert.
Dubbelzijdige tape
Dubbelzijdige tape kan worden toegepast op zeer gladde ondergrond. Kies hiervoor een tapesoort met zo weinig mogelijk dikte. De aansluitpunten kunnen beter worden geschroefd. Door de wisselende krachten op de aansluitpunten is het mogelijk dat een tape-verbinding onder te grote spanning komt te staan en dat deze loslaat.
Spijkeren
Een spijkerverbinding is mogelijk in de juiste ondergrond. Het nadeel hiervan is dat het bodemdeel niet zonder beschadiging te verwijderen is.
Schieten of nieten
Het vastschieten of nieten van het bodemdeel is mogelijk maar heeft net als bij spijkeren het nadeel dat het bodemdeel niet zonder beschadiging te verwijderen is. Ook is het moeilijk precies door de montagegaten te schieten. Het materiaal is niet geschikt om er doorheen te schieten. Het zal dan scheuren.
17.62
Technische wijzigingen voorbehouden
Instelinstructies bewegingsmelder Aanbevolen installatie Plaats de sensor in een vrije ruimte. Niet achter een gordijn, bij een lamp of bij een kachel.
Plaats de sensor niet achter een gordijn, naast de kachel of bij een heldere lichtbron.
Beschrijving - Automatische schakelaars WS050/WS051, bestemd voor toepassing in passages, zoals gangen, hallen, enz. Uitbreiding van de detectiezone met behulp van detectoren type WS051 (master/slaveschakeling). Inbedrijfstelling Beperking van de detectiezone: Gebruik de 2 kartelknoppen (5). Zet, om de instelling te vergemakkelijken, de potmeters (3) & (6) op "test" (verlichtingsdrempelwaarde uit, vertraging = 2 sec.). Instelling van de verlichtingsdrempelwaarde: - Handmatig: met potmeter (3). - Automatisch: druk lang (6 sec.) op knop (2), totdat het gele controlelampje knippert; knop loslaten. De drempelwaarde komt dan overeen met het omgevingslicht van dat moment. (Niet mogelijk wanneer de WS051 in de stand "AUX" geschakeld is). Uitbreiding van de detectiezone: Master/slave-opstelling (bijv.: gang). De WS050/051 kunnen als master worden gebruikt door op hun ingang E 3-draads automatische schakelaars WS051 aan te sluiten. Nota bene: zet, wanneer de WS051 als slaaf gebruikt wordt (zie aansluitschema) potmeter (6) op "AUX". In de stand "AUX" is knop (2) van de WS051 buiten werking. Geforceerde inschakeling: het is mogelijk om op ingang E drukschakelaars aan te sluiten om de inschakeling te forceren (zie aansluitschema 2).
Gebruiksaanwijzing: Instellingskeuze door op knop (2) te drukken: • Geforceerde uitschakeling: het rode controlelampje (0) brandt. • Automatisch bedrijf: geel controlelampje (A) brandt, uitschakeling bij detectie van beweging en lichtsterkte onder de drempelwaarde. • Geforceerde werking: groen controlelampje (1) brandt. Andere functies: Tijdelijke geforceerde werking: verlichting werkt gedurende 2 uur, waarna terugkeer naar automatische werking. - Druk lang (3 sec.) op knop (2), totdat het rode controlelampje knippert; het groene controlelampje (1) gaat knipperen. Deze functie is ook in te schakelen door 3 seconden op een op ingang E aangesloten schakelaar te drukken. - Om naar automatisch bedrijf terug te keren, kort op knop (2) of de op ingang E aangesloten drukschakelaar drukken (niet 3 sec.).
Technische wijzigingen voorbehouden
Beveiliging (Sécurité): met deze instelling kan knop (2) buiten werking worden gesteld, bijv. in een publieke ruimte. - Kies de instelling Uit/Auto/Geforceerde werking. - Druk lang (10 sec.) op knop (2), totdat het groene controlelampje knippert. - Om de beveiligingsinstelling uit te schakelen: lang (10 sec.) op knop (2) drukken, totdat het groene lampje knippert. Aangaande ingebruikstelling: - Na het inschakelen van de voedingsspanning zijn de detectiesondes gedurende 30 seconden geblokkeerd en gaat het licht voor 2 minuten aan. - De drukschakelaars (van de slaves) kunnen verlicht zijn wanneer de controlelampjes op de 0-leiding zijn aangesloten. - De ingestelde functies en de verlichtingsdrempelwaarde blijven, na afsluiten van de voedingsspanning, behouden.
17.63
Technische bijlage
Gebruik van de sensor in de slaapkamer vraagt om een nauwkeurige plaatsbepaling. De sensor moet reageren als de gebruiker uit bed stapt en met de voeten op de grond komt. Als u de sensor te ver van het bed monteert dan wordt de detectiehoek zo groot dat beweging in het bed wordt gedetecteerd. Het kan dan gebeuren dat bij het omdraaien in bed de nachtverlichting wordt ingeschakeld.
Bliksemstroom- en overspanningsbeveiliging Een selectief opgebouwde net-beveiliging wordt door een 3-traps beveiligingsconcept bereikt. De vereiste maatregelen, voor het beveiligen van de hoofdvoeding en de apparatuur tegen overspanningen, worden in onderstaande stappen ingedeeld: Trap 1: De bliksemstroombeveiliging (grofbeveiliging) beveiligt de hoofdvoeding en wordt in de hoofdverdeler geplaatst. De bliksemstroombeveiliging is geconstrueerd conform EN 61643-11, type 1 Trap 2: De overspanningsbeveiligingen (middenbeveiliging) worden voornamelijk toegepast in de onderverdelers van de installatie (andere toepassingen zie de installatie-voorbeelden op de volgende pagina’s). De overspanningsbeveiligingen zijn geconstrueerd conform EN 61643-11, type 2.
Deze drie trappen onderscheiden zich in hoofdzaak door de hoogte van het afleidvermogen (bliksemstroom IB) en door de vereiste spanningsbegrenzing (restspanning). Het afleidvermogen en de vereiste spanningsbegrenzing worden bepaald door de isolatievastheid van het gedeelte van de installatie, waar de beveiligingscomponenten zijn toegepast. De trappen van het beveiligingsconcept dienen op elkaar te worden afgestemd. De beveiligingscomponenten dienen van elkaar te zijn ontkoppeld. De ontkoppeling houdt in dat beveiligingscomponenten met een laag afleidvermogen door de componenten met een hoger afleidvermogen worden beschermd. De leidingen, welke tussen de verschillende beveiligingscomponenten zijn aangebracht, werken als ontkoppelingsinductiviteit (zie voor de leidinglengte: installatie-gegevens en voorbeelden). De ontkoppeling kan ook met behulp van speciale inductiviteiten SP936 of SP937 worden bereikt.
Trap 3: Apparatuurbeveiligingen (fijnbeveiliging) dienen met name voor het beveiligen van gevoelige apparatuur en worden in de onderverdelingen geplaatst t.b.v. de eindgroepen, type 3.
Bliksemstroom IB
Hoofdverdeler
Onderverdeler
Eindapparatuur
IB Bliksemstroombeveiliging (grofbeveiliging) B
≤ 4 kV
Overspanningsbeveiliging (middelbeveiliging) C
Stap 1
Stap 2
Apparatuurbeveiliging (fijnbeveiliging) D
≤1,5 kV
Stap 3
6 kV 4 kV 1,5 kV Energienet
17.64
Stootspanningsvastheid van de isolatie
Technische wijzigingen voorbehouden
Bliksemstroom- en overspanningsbeveiliging Keuze van de beveiligingen: Overspanningen veroorzaken ieder jaar weer aanzienlijke schade in elektrische installaties. De blikseminslag kan afhankelijk van de ligging van een gebouw en de wijze van constructie, lichte schade aanrichten of zware gevolgen hebben. Daarnaast kunnen door schakelhandelingen in het net of installatie, overspanningen ontstaan, die storingen of beschadigingen veroorzaken in elektrische en/of elektronische apparatuur. Bij de keuze van de beveiliging(en) zal altijd in aanmerking moeten worden genomen, dat naast de directe kosten (beschadiging van leidingen, kabels, apparatuur enz.) ook indirecte kosten (het uitvallen van de installatie en bijv. het computer-netwerk) ontstaan. Beveiligingskeuzetabel
Voor de keuze van de beveiliging(en) dienen 2 criteria in aanmerking te worden genomen: - de omgeving, waarin het gebouw staat, in relatie tot het bliksemgevaar - de gevoeligheid van de te beveiligen apparatuur
Omgeving in relatie tot bliksemgevaar Groot risico Gemiddeld risico - Bergachtig/heuvelachtig - Middelhoge gebouwen gebied in steden - Vrijstaande gebouwen in - Gebouwen in ‘beperkt ‘open’ gebied open’ gebied - Gebouwen: - met bliksemafleidersystemen - in de nabijheid van hoge bouwwerken, bomen of in de nabijheid van hoogspanningsleidingen
Minder risico - Woningen in dorpen, stadsdelen
1+2
2
2
gevoelig: 1+2 huishoudelijke apparatuur
2
2
zeer gevoelig: elektrische en elektronische apparatuur
1+2
1+2
minder gevoelig: motoren/generatoren transformatoren
1+2+3
(1) Ondanks het mindere risico van bliksemgevaar kunnen overspanningen als gevolg van schakelhandelingen ontstaan; daarom is de toepassing van een overspanningsbeveiliging (middenbeveiliging) aan te bevelen.
Overspanningsbeveiligingen
Overspanningsbeveiliging L2227 voert de netzijdige overspanningen in de groepenleiding veilig af over de aardverbinding zonder de stroom te onderbreken. Bij normaal functioneren, brandt het groene controlelampje. Bij een defect brandt het rode controlelampje. Technische gegevens Nominale spanning: Maximale bedrijfsspanning
Un Uc
230V~/50 Hz 280V~/50 Hz tussen L(N)PE L/N
Nominale afleidstootstroom (8/20) Maximale afleidstootstroom (8/20) Combinatiestoot Beveiligingsniveau bij 2,5 kA (8/20) Aanspreektijd Voorbeveiliging / installatie-automaat Bewaking-/ defectsignalering Groene lamp brandt Rode lamp brandt
Technische wijzigingen voorbehouden
(1)
Technische bijlage
Gevoeligheid van de apparatuur
In onderstaande tabel worden de beveiligingen in 3 klassen ingedeeld: - Bliksemstroombeveiliging (grofbeveiliging): type 1 - Overspanningsbeveiliging (middenbeveiliging): type 2 - Apparaatbeveiliging (fijnbeveiliging): type 3
µsIs µsImax Uoc Usp ta
L en N/PE
3kA 5kA 3kA 6kA 10kA 6kA 6kV 6kV 10kV ≤ 1,5 kV ≤ 1,5 kV ≤ 100 ns ≤ 25 ns max 16 A smeltp. / autom. resp. B 16 A of C 16 A geïntegreerd spanning beschikbaar overspanningsbeveiliging is kapot
17.65
Bliksemstroom- en overspanningsbeveiliging Belangrijke installatie-gegevens: - Voorwaarde voor een optimale betrouwbaarheid van de installatie is een volledige, volgens de geldende bepalingen uitgevoerde, potentiaalvereffening/aarding. - De verbindingen van de verdelervoeding naar de beveiligingen en van de beveiligingen naar de potentiaalvereffeningsrail dienen zo kort mogelijk te zijn, om spanningsverliezen in de verbindingen te vermijden. - De bliksemstroombeveiliging (grofbeveiliging) dient bij de voeding van de hoofdverdeler te worden gemonteerd. De overspanningsbeveiligingen (middenbeveiliging) worden bij de voeding in de onderverdelers aangebracht. - Tussen de beveiligingscomponenten dienen bepaalde leidinglengten te worden aangehouden:
Zoals is aangegeven, werken de leidingen, die tussen de verschillende componenten aangebracht zijn als ontkoppelingsinductiviteit. Gemiddeld is voor ontkoppeling tussen de bliksemstroom- en de overspanningsbeveiligingen een leidinglengte van 15 m toereikend. Indien deze leidinglengte niet kan worden gerealiseerd, dan kunnen de ‘kunstmatige inductiviteiten’ type SP936 / SP937 worden toegepast.
- Bliksemstroombeveiliging (grofbeveiliging): type 1 - Overspanningsbeveiliging (middenbeveiliging): type 2 - Apparatuurbeveiliging (fijnbeveiliging): type 3
Installatievoorbeelden: Combinaties beveiligingen
Hoofdverdeler
Bliksemstroombeveiliging 1
1
+ Overspanningsbeveiliging 2 + Apparatuurbeveiliging 3
1
Onderverdeler 1 l1
l1
Onderverdeler 2
2 3
l2
2
Apparatuur
Leidinglengte l1
televisie
15 m
Hifiapparatuur
15 m
3 PC
1 El* 2
l1
3
naar keuze
wasmachine wasdroger
1 El* 2 3
Bliksemstroombeveiliging 1
1
l1
diepvriezer
2
15 m
enz. + Overspanningsbeveiliging 2
1 El* 2
Overspanningsbeveiliging 2 + Apparatuurbeveiliging 3
2
l1
naar keuze
3
2 3 l2
2
3
2 3 Overspanningsbeveiliging 2
2 2 2
Stootspanningsvastheid van de isolatie
6 kV
4 kV
1,5 kV
* EI = Ontkoppelingsinductiviteit SP936 / SP937
17.66
Technische wijzigingen voorbehouden
Overspanningsbeveiligingen
Netwerktechniek Patchkabels RJ45-RJ11 en RJ45-RJ45
Telefoonaansluiting WE 8/8 Het telefoon-plintaansluitpunt WE 8/8 is een aansluitpunt voor analoge en digitale telecommunicatie- en data eind-apparatuur, waarvan de aansluitsnoeren voorzien zijn van een WE-steker (WE = WesternElectric-System / schroefaansluiting). Deze heeft twee 8-polige steekconnectoren, die voldoen aan de inter nationale norm CEI/IEC 603-7.
De 8-polige steekconnector is geschikt voor 6-polige en 8-polige WE-stekers. In analoge telecommunicatie netwerken worden 6-polige stekers toegepast, in digitale netwerken 8-polige stekers. De 6-polige WE-stekers worden toegepast op b.v. de volgende eindapparatuur: • Telefoon • Gespreksteller • Telefax • Modem • Antwoordapparaat
Indeling overdrachtsbandbreedte in klassen en categorieën (DIN EN 50173)
Categorie 3
100 Mbit
tot 16 MHz
Categorie 5
100 Mbit
tot 100 MHz
Categorie 6
100 Mbit
tot 250 MHz
Categorie 7
10
tot 600 MHz
Gbit
Klassen Eisen voor een compleet netwerksysteem (LINK) bestaande uit meerdere netwerkcomponenten.
Opbouw van een link 90 m
Technische bijlage
Categorieën Eisen voor afzonderlijke netwerkcomponenten, bijv. een data-aansluiting
verdeler installatiekabel
rangeerkabel 5 m
data-aansluiting aansluitkabel apparaat 5 m
hoofd verdeler werkplek
Klasse A
tot 100 KHz
Spraakoverdracht
Klasse B
tot 1 MHz
middel bitrate
Klasse C
tot 16 MHz
hoge bitrate
Klasse D
tot 100 MHz
zeer hoge bitrate
Klasse E
tot 250 MHz
zeer hoge bitrate
Klasse F
tot 600 MHz
speciale nettoepassingen
Klasse LWL
> 100 MHz
Onze data-aansluitingen worden aan verschillende Channel-Link metingen onderworpen. De metingen worden door in Duitsland erkende proef laboratoria uitgevoerd. Aan alle eisen van de nieuwe klasse D (data-aansluitingen Cat.5e) tot en met klasse E (data-aansluitingen Cat.6) volgens ISO/IEC 11801, 2. Uitgave, stand N568, 6. Oktober 1999, wordt voldaan.
Technische wijzigingen voorbehouden
17.67
Kabels Voor het SL-systeem is een reeks van specialistische kabels beschikbaar. Voeding De energiekabels zijn ontwikkeld met een zo klein mogelijke buigradius. ! Standaard kabels mogen vanwege hun buigradius niet worden toegepast.
Coaxkabel wordt geleverd in standaard lengtes van 15 meter met aan beide zijden een F-connector, waardoor direct een goede en betrouwbare verbinding kan worden gemaakt. Afstriplengte 10 mm en 5 mm. Data- en telefoonkabels worden standaard met steker geleverd. Deze kabels zijn in verschillende lengten leverbaar. Zie bestelpagina 39. Alle kabels worden in de fabriek getest en voldoen allemaal aan Cat.5e. Buskabel wordt toegepast bij domotica-installaties. Alle Hager tebis domotica componenten werken volgens de wereldwijde op standaard KNX-protocol. KNX producten van verschillende fabrikanten werken met elkaar samen via ETS-programmering. Hager biedt daarnaast programmering via TX100B Easy mode voor haar tebis-pakket.
70
50
Bij voorkeur worden in het onderste kanaal de voedingskabels gelegd.
\ 20
Als er geen uitgebreide wensen zijn, is een kanaal van 50 mm voldoende voor uw installatie. 20 Bij toepassing van verschillende systemen adviseren wij 70 mm kanaal. Bij tijfel altijd voor 70 mm kiezen, zodat de uitbreidingsmogelijkheden maximaal blijven.
Kabels in de Colonna De steker gaat pas in de bestaande wcd na het aansluiten van het aansluitpunt.
17.68
Kabels van de SL onderinvoer lopen verder het kanaal in.
Technische wijzigingen voorbehouden
Kabelspecificaties Cat.5e FTP 4x2xAWG24/1
1
Voor maximaal aansluitgemak levert Hager diverse kabels, toepasbaar in het SL plintkanaalsysteem. Cat.5e FTP 4x2xAWG24/1 Voorgemonteerde Cat.5e datakabels zijn leverbaar in verschillende lengtes, uiteenlopend van 0,5 tot 20 meter. Ze zijn leverbaar in de kleuren groen (voor telefoon), blauw voor data en grijs voor overig. Boven de 2,5 meter zijn alle kabels grijs. Alle kabels worden standaard inclusief vier bedrukte kleurlabels geleverd; twee blauwe labels met computericoon en twee groene labels met telefoonicoon. Plintkabels Gezien de buigradius van standaard installatiekabel waren installateurs voorheen genoodzaakt in een plintkanaalsysteem met haakse bochten VD-draad toe te passen, om aan de installatievoorschriften te kunnen voldoen. De speciale plintkabel van Hager biedt hiervoor een oplossing. De kabel mag met een kleinere buigradius in plintsystemen worden toegepast. Voor de herkenbaarheid is de kabel voorzien van een afwijkende kleur.
2 3 4
Omschrijving Categorie 5e Foiled Twisted Pair kabel is een netwerkkabel die bestaat uit 4 getwistte aderparen. De Cat 5e kabel is geschikt voor frequenties tot 100 MHZ en snelheden tot 1 Gbps. De kabel is toepasbaar voor ATM, Token ring, 1000Base-T, 100Base-T en 10 Base-T netwerken. Samenstelling • Geleider • Kleurcodering
• Folie Energiekabel 3x1,5 mm2 Voor aansluiting van contactdozen of 230V-verbruikers op de plint is er een 3x1,5mm2 kabel met een blauwe mantelkleur; UL03SLK100 (100 meter). Energiekabel 2x1,5 mm2 Voor toepassingen met schakeldraden is er een 2x1,5mm2 kabel met een gele mantelkleur; UL02SLK100 (100 meter). Coax 9 Een Coax-kabel van 15 meter - aan beide zijden voorzien van een F-connector - is leverbaar voor toepassing bij SL plintkanalen. De kabel kan worden verlengd met koppeling VMM00FC11 of op de gewenste lengte worden afgeknipt, waarna het resterende deel van een F-connector voorzien blijft en elders gebruikt kan worden. Buskabel EIB (European Installation Bus) buskabel, is geschikt voor KNX/EIB businstallaties. Via het SL plinkanaalsysteem kan de kabel eenvoudig en flexibel naar elke ruimte gebracht worden.
Kabelopbouw 1. Geleider 2. Aderisolatie 3. Aluminium folie 4. PVC buitenmantel
• Buitenmantel • Mantelkleur
Koper Blauw - Blauw/wit Groen - Groen/wit Oranje - Oranje/Wit Bruin - Bruin/wit Aluminium, gewikkeld om de geleiders met een overlapping van ± 65% PVC moeilijk brandbaar Groen RAL6016 Blauw RAL5015 Grijs RAL7032
Maten • Diameter kern • Dikte mantel
Ø 0.5 mm Ø 0.5 mm
Elektrische eigenschappen (bij 20OC) Geleiderweerstand Isolatieweerstand Capacitantie Karakteristieke impedantie (1 – 100 MHz) Karakteristieke impedantie (100 – 200 MHz) Frequentie
1 4 10 16 20 31,25 62,5 100 125
MHz MHz MHz MHz MHz MHz MHz MHz MHz
Frequentie
1 4 10 16 20 31,25 62,5 100 125
MHz MHz MHz MHz MHz MHz MHz MHz MHz
Technische wijzigingen voorbehouden
Att. dB/100m 2,1 4,1 6,4 8,0 9,0 11,4 16,3 21,0 24,0
NEXT dB
170 5G 160 100 100
Ω/km Ω/km nF/100m ± 15 Ω ± 18 Ω PS-Next dB
71 62 56 53 51 49 44 41 39
69 60 54 51 49 47 42 39 37
ELFEXT dB/100m
PSELFEXT dB/100m
PS-ACR dB
69 57 49 45 43 39 33 29 27
66 54 46 42 40 36 30 26 23
67 56 48 43 41 35 26 18 14
17.69
Technische bijlage
Diverse kabels toepasbaar in het SL plintsysteem
Kabelspecificaties Specificaties Coax 9 5
Specificaties buskabel
4
3
2
1
1
2
3
4 Kabelopbouw 1. Geleider 2. Isolatie 3. Folie 4. PVC buitenmantel
Kabelopbouw 1. Binnengeleider 2. Isolatie 3. Buitengeleider 4. Omvlechting 5. PVC buitenmantel
Omschrijving De Coax 9 kabel is geschikt voor binnenshuis gebruik en wordt toegepast voor CATV, DVB-T en T-DAB systemen. Door het toegepaste scherm is de kabel geschikt om toe te passen voor digitale TV en internetinstallaties over coaxverbindingen.
Omschrijving EIB buskabel, is geschikt voor KNX/EIB businstallaties.
Samenstelling • Binnengeleider • Isolatie • Buitengeleider en omvlechting • Buitenmantel - kleur
Samenstelling • Geleider • Isolatie - Kleur - Samenstelling • Folie • Buitenmantel - Kleur
Zacht uitgegloeid koper met massieve kern Polyethyleen schuim Koperfolie onder gevlochten koperen afscherming PE Zwart
Maten • Diameter binnengeleider • Diameter isolatie • Diameter over omvlechting • Buitendiameter
1.08 4.8 5.4 6.8
mm mm mm mm
Elektrische eigenschappen (bij 20OC) • Karakteristieke impedantie 75 ± 3 • Demping (nominaal) 5 MHz 50 MHz 100 MHz 200 MHz 400 -MHz 862 MHz 1000 MHz 1350 MHz 1600 MHz 1750 MHz 2150 MHz 2550 MHz 3000 MHz
Ω 1.2 3.9 5.5 7.9 11.7 17.1 18.4 21.7 23.7 25.1 28.2 30.8 33.5
dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m dB/100m
Koper met massieve kern PVC Zwart, Rood, Geel, Wit Getwist per 4 aders Transparant, gewikkeld om de geleiders PVC Groen RAL6018
Maten • Diameter binnengeleider • Buitendiameter
Ø 0.8 mm Ø 4.8 mm
Elektrische eigenschappen • Geleiderweerstand (bij 20 °C) • Isolatieweerstand • Capacitantie (800 Hz) • Capacitieve onbalans • Kortsluittest (50 Hz, 1 min) • Nominale spanning
73.2 100 100 300 4000 150
• Return Loss 5 30 470 862 • • • •
-
Afscherming Capacitantie Afscherming DC weerstand bij 20 OC - Binnengeleider - Buitengeleider • Testspanning
17.70
30 470 862 2150
MHz MHz MHz MHz ≤95
≥ ≥ ≥ ≥
≤26 ≤23 ≤20 ≤18
dB dB dB dB
dB 52 85
nF/km %
21 17 1500
Ω/km Ω/km V (DC)
Technische wijzigingen voorbehouden
Ω/km MΩ/km nF/km pf/100m VAC VAC
Kabelspecificaties Plintkabels 2 x 1,5 mm2 / 3 x 1,5 mm2 Energiekabel 2x1,5 mm2
Energiekabel 3x1,5 mm2
1 2 3
1
Kabelopbouw 1. Aderisolatie 2. Geleider 3. PVC buitenmantel 4. Vulmateriaal
2
Kabelopbouw 1. Aderisolatie 2. Geleider 3. PVC buitenmantel 4. Vulmateriaal
3 4 4
Omschrijving De kabel is ontwikkeld voor licht- en installatietoepassingen (450 - 750 V) en geproduceerd in overeenstemming met NEN1010 en Kema standaard K42C. De PVC buitenmantel is vlamdovend en de kabel heeft brandvertragende eigenschappen in overeenstemming met IEC 60 332-3-24 Cat.C.
Omschrijving De kabel is ontwikkeld voor licht- en installatietoepassingen (450 - 750 V) en geproduceerd in overeenstemming met NEN1010 en Kema standaard K42C. De PVC buitenmantel is vlamdovend en de kabel heeft brandvertragende eigenschappen in overeenstemming met IEC 60 332-3-24 Cat.C.
Samenstelling • Geleider
Samenstelling • Geleider
•
•
• •
•
•
• •
•
Maten/gewichten • Diameter geleider • Dikte geleiderisolatie • Buitendiameter geleider • Buitendiameter kabel • Gewicht
1,5 0,6 2,5 9,3 125
Mechanische eigenschappen • Trekkracht 150 • Buigradius 17 Elektrische eigenschappen • Nominale stroom, conform NEN 1010-5, tabel 52-B2 nr. 52 • Aantal stroomvoerende aders • Geleiderweerstand (Rdc) bij 20°C • Testspanning
Verwerking • Minimale verwerkingstemperatuur
Geslagen geleider van uitgegloeid hoog geleidend koper Geleiderisolatie De geleiders zijn geïsoleerd met crosslinked polyethylene (XLPE). Bestand tegen een constante geleidertemperatuur van 90° C. Geleiderisolatie1 ader Geel/Groen kleuren 1 ader Bruin 1 ader Blauw Vulmateriaal PVC Compound PVC buitenmantel De toegepaste PVC buitenmantel is vlamdovend (LOI >30%). De mantel is bestand tegen de meeste chemische vloeistoffen. Kleur buitenmantel Blauw
mm2 (7 x 0.52 mm) mm mm mm kg/km (bij benadering)
Maten/gewichten • Diameter geleider • Dikte geleiderisolatie • Buitendiameter geleider • Buitendiameter kabel • Gewicht
N mm
Mechanische eigenschappen • Trekkracht 210 • Buigradius 17
N mm
2 16,5 A 12,1 Ω/km 2500 V
Elektrische eigenschappen • Nominale stroom, conform NEN 1010-5, tabel 52-B2 nr. 52 • Aantal stroomvoerende aders • Geleiderweerstand (Rdc) bij 20°C • Testspanning
2 16,5 A 12,1 Ω/km 2500 V
0 °C
1,5 0,6 2,5 9,6 141
Verwerking • Minimale verwerkingstemperatuur
Technische wijzigingen voorbehouden
mm 2 (7 x 0.67 mm) mm mm mm kg/km (bij benadering)
0 °C
17.71
Technische bijlage
•
Geslagen geleider van uitgegloeid hoog geleidend koper Geleiderisolatie De geleiders zijn geïsoleerd met crosslinked polyethylene (XLPE). Bestand tegen een constante geleidertemperatuur van 90°C. Geleiderisolatie1 ader Zwart kleuren 1 ader Grijs Vulmateriaal PVC Compound PVC buitenmantel De toegepaste PVC buitenmantel is vlamdovend (LOI >30%). De mantel is bestand tegen de meeste chemische vloeistoffen. Kleur buitenmantel Geel