Elektrische installatie ACCU - VERLICHTING VOORZIJDE VERLICHTING ACHTERZIJDE - INTERIEUR STARTVERGRENDELING INSTRUMENTEN - DASHBOARD SCHAKELAARS WISSEN RADIO ELEKTRISCHE HULPORGANEN BEDRADING
BG0A - BG0B - BG0D - BG0G - KG0A - KG0B - KG0D - KG0G 77 11 297 484
FEBRUARI 2001
De door de constructeur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat dit document werd samengesteld. Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de constructeur tussentijds constructiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht.
© RENAULT 2001
EDITION NEERLANDAISE
Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Renault. Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van Renault.
Elektrische installatie Inhoud Blz.
80
ACCU - VERLICHTING VOORZIJDE Accu Bijzonderheden Koplampen Uitbouwen-inbouwen Bevestigingspootjes Lampen Rijverlichting Verstelling Mistlichten Xenonkoplampen
81
81-1 81-3 81-4 81-6 81-7 81-8 81-9 81-10
STARTVERGRENDELING RENAULT-kaart RENAULT-kaartlezer Elektrische stuurkolomgrendel Claxon Alarm
83
80-4 80-5 80-6 80-7 80-8 80-10 80-11
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Achterlicht Remlicht Binnenlicht Verlichting onder dashboard Verlichting onder portier Verlichting in dashboardkastje Verlichting make-up spiegel Zekering- en relaisplaat
82
80-1
82-1 82-10 82-11 82-13 82-14
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Dashboard Instrumentenpaneel Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoeringen Instrumentenpaneel luxe uitvoeringen Waarschuwingslampje service Display
83-1 83-9 83-11 83-17 83-19 83-20
Inhoud Blz. Tankelement Oliepeilzender Spraakmaker Snelheidsregelaar / -begrenzer Navigatiesysteem "Carminat" Navigatiesysteem "Carminat" centrale communicatie eenheid Navigatiesysteem "Carminat": rekeneenheid Navigatiesysteem "Carminat": scherm Navigatiesysteem "Carminat": antenne Navigatiesysteem "Carminat": lokalisatie / taal veranderen Navigatiesysteem "Carminat": storing zoeken
84
83-22 83-23 83-24 83-30 83-39 83-41 83-44 83-46 83-48 83-49 83-50
SCHAKELAARS Draaibare doorvoer Ruitenwisserschakelaar Lichtschakelaar Radiobedieningssatelliet Regensensor Renault-kaartlezer Elektrische stuurkolomgrendel Startknop Schakelaars / Snelheidsregelaar /Spraakmaker Regelweerstand verlichting Schakelaars alarmknipperlichten Schakelaar portiervergrendeling Schakelaars ruitbediening Schakelaar kinderveiligheid Schakelaar open dak Schakelaars achterruit en voorruitverwarming Sensor openen van de portieren Portiersloten Schakelaar achterklep Schakelaar spiegels Buitenspiegels Binnenspiegel Achterruitverwarming Voorruitverwarming Buitentemperatuurzender
84-1 84-3 84-4 84-5 84-6 84-7 84-8 84-9 84-10 84-11 84-12 84-13 84-14 84-22 84-23 84-24 84-25 84-26 84-27 84-28 84-29 84-30 84-31 84-33 84-34
Inhoud Blz.
85
WISSEN Ruitenwisser voor Ruitenwisser achter Ruitenwissermechanisme uitzetbare achterruit Ruitensproeier Koplampsproeiers
86
RADIO Autoradio Antenne
87
85-1 85-7 85-10 85-13 85-14
86-1 86-6
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Huis met hulporganen interieur Inlezen/Toewijzen RENAULT-kaart Configuratie huis met hulporganen interieur Controlesysteem van de bandenspanning Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart "eenvoudig" Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart "handsfree" Auto zonder sleutel: Zijknipperlichten Auto zonder sleutel: Kaartlezer RENAULT Auto zonder sleutel: Drukknopstarten Auto zonder sleutel: Vergrendeling stuurkolom Auto zonder sleutel: Sensors openen Auto zonder sleutel: Antenne handsfree Auto zonder sleutel: Toewijzen RENAULT-kaart Auto zonder sleutel: Noodwerking Auto zonder sleutel: Principeschema Elektrische ruitbediening
87-1 87-9 87-12 87-15 87-21 87-24 87-26 87-29 87-30 87-31 87-33 87-34 87-35 87-36 87-38 87-39 87-41
Inhoud Blz. Elektrisch open dak Memory systeem bestuurdersstoel Parkeerhulp
88
87-53 87-57 87-65
KABELBUNDELS Multiplexsysteem Airbags en gordelspanners Automatische stekker onder stoel
88-1 88-5 88-36
Stekker hemelbekleding
88-37
180
ACCU Bijzonderheden
80
UITBOUWEN
INBOUWEN
Voordat u de accu losmaakt, steekt u de Renault-kaart in de lezer tot het aanzetten van het contact. Trek de kaart terug in de stand "accessoires", de stuurkolom is nu ontgrendeld.
Bij het inbouwen van de accu of iedere keer nadat deze is los geweest, kan het nodig zijn een aantal eenvoudige inlezingen uit te voeren, zonder diagnoseapparaat, om de auto goed te kunnen laten werken: ● klokje op tijd zetten, ● invoeren van de viercijferige code van de autoradio (met de afstandsbediening bij het stuurwiel), ● initialiseren van de ruitbedieningen met sneltoets, – de ruiten geheel sluiten, – de ruiten sluiten schoksgewijs tot de bovenste aanslag, – houd de toetsen enkele secondes ingedrukt, – laat de ruiten zakken tot de onderste aanslag, – houd de toetsen enkele secondes ingedrukt, – de motors zijn geinitialiseerd, ● initialiseren van de motor van het open dak, – zet u de schakelaar van het open dak in de stand maximaal kantelen, – drukt u lang op de schakelaar. Na twee secondes, kantelt het dak sap voor stap in de maximum stand en zakt dan weer enkele centimeters, – laat de schakelaar los, – druk binnen vijf secondes opnieuw op de schakelaar, – houd de schakelaar ingedrukt, het dak schuift open en weer dicht, – de motor is geinitialiseerd, – zet de schakelaar in de stand "uit".
Maak de accukabels los, te beginnen met de negatieve pool. Voor het verwijderen van de accu, verwijdert u de sierkappen en draait u de bevestiging (A) los.
18703
N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag wordt ook de stuurkolom ontgrendeld.
80-1
ACCU Bijzonderheden
80
A - CONTROLE
Het is vooral belangrijk dat:
Controleer of:
●
de aansluitingen en de klemmen niet gesulfateerd zijn (met zout bedekt),
●
maak ze indien nodig schoon en vet ze in met zuurvrije vaseline,
●
de klemmen op de polen met de juiste aantrekkoppels zijn vastgezet. Een slecht contact kan start- of laadproblemen veroorzaken en door vonken kan de accu ontploffen,
●
het elektrolyt (de accuvloeistof) op het juiste peil staat.
●
er geen barsten of breuken zitten in de accubak en het accudeksel,
●
de bovenkant van de accu schoon is,
●
de aansluitingen in goede staat verkeren.
Bij een accu met afneembare doppen op de cellen: ●
maak de doppenrij met de hand of met een stevige spatel los,
●
controleer of het elektrolietpeil, in alle cellen boven de platen staat (ongeveer 1,5 centimeter),
●
vul indien nodig bij met gedemineraliseerd of gedestilleerd water.
N.B.: Sommige accu's hebben een doorzichtige bak waardoor het peil van buitenaf gecontroleerd kan worden. Vul nooit bij met elektrolyt, zuur of andere stoffen.
80-2
ACCU Bijzonderheden
80
B - VOORZORGSMAATREGELEN
2) GEVAAR = EXPLOSIE
Wij wijzen er met klem op dat de accu:
Wanneer een accu wordt opgeladen (zowel in de auto als aan een acculader) ontstaat er bij de platen zuurstof en waterstof. De hoeveelheid die ontstaat is het grootst als de accu geheel geladen is, en is evenredig met de laadstroom.
●
zwavelzuur bevat dat zeer gevaarlijk is,
●
bij het opladen zuurstof en waterstof vormt. Bij het vermengen van deze gassen ontstaat het explosieve knalgas en als gevolg daarvan explosiegevaar.
Het zuurstofgas en het waterstofgas vermengen zich in de vrije ruimte boven de platen en vormen zo het bijzonder explosieve knalgas. Dit mengsel is zeer explosief.
1) GEVAAR = ZUUR
Het kleinste vonkje, een brandende sigaret of een gloeiende lasspat is voldoende om een explosie te veroorzaken. De ontploffing is zo hevig dat de accu uit elkaar kan spatten en het accuzuur in het rond vliegt. Personen in de omgeving lopen gevaar geraakt te worden door brokstukken of zuurspatten. Deze spatten zijn gevaarlijk voor de ogen, het gezicht en de handen en tasten ook kleding aan. Draag handschoenen en zuurbestendige kleding.
Zwavelzuur is een uitermate agressieve, giftige en bijtende vloeistof. Het tast de huid, kleding, beton en de meeste metalen aan. Om deze reden moet u bij het werken met de accu de volgende voorzorgen treffen: ●
draag een veiligheidsbril,
●
draag handschoenen en zuurbestendige kleding. Gezien de ernst van het explosiegevaar moet de accu dus altijd met de grootste zorgvuldigheid worden behandeld. Iedere kans op vonken moet worden voorkomen.
Zuurspatten moeten met overvloedig water van alle getroffen delen afgespoeld worden. Indien er spatten in de ogen zijn gekomen moet een arts geraadpleegd worden.
80-3
●
Zorg ervoor dat alle "stroomverbruikers" uitgeschakeld zijn voordat u de accukabels losmaakt of aansluit.
●
Schakel de acculader uit voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accupolen.
●
Leg nooit metalen voorwerpen op de accu: zij kunnen kortsluiting tussen de polen veroorzaken.
●
Kom nooit te dicht bij een accu met open vuur: een lasbrander, een blaaslamp, een sigaret, een brandende lucifer.
VERLICHTING VOORZIJDE Uitbouwen - Inbouwen
80
UIT/INBOUWEN VAN DE KOPLAMPEN (alle types)
Verwijder de bouten (C).
Verwijder de sierkap.
Maak het klemmetje (B) los op elke koplamp.
Maak de massakabel van de accu en de stekkers van de koplampen los.
Verwijder de koplamp.
Bijzonderheden van de koplampen met xenonlampen (raadpleeg het hoofdstuk "xenonkoplampen") LET OP: de xenonlampen werken met een spanning van 20000 volt bij het ontsteken en daarna met een 85 volt wisselspanning. Het is daarom van groot belang de stekker van de koplamp los te maken en te wachten tot de rekeneenheid (voorschakeleenheid) is afgekoeld voor de demontage. De lamp mag nooit buiten de koplamp worden ontstoken (gevaar voor de ogen). 18456
Bouw uit: ● de beschermplaat onder de motor, ● de radiateurgrille, ● de voorste schildbumper, (raadpleeg het hoofdstuk carrosserie), ● De twee bovenste geleiders (A) van de schildbumper.
BELANGRIJK: Na het monteren van de koplampen, moet u deze afstellen: ● zet de auto op een horizontale ondergrond, ● controleer of de auto leeg is met, indien mogelijk, een volle brandstoftank, ● zet de stelknop op 0, ● verdraai schroef (D) voor de hoogte-afstelling, ● verdraai schroef (E) voor de richtingafstelling, Heeft de auto Xenonkoplampen, dan moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (raadpleeg hoofdstuk "Xenonkoplampen, initialiseren van het systeem").
18855
80-4
VERLICHTING VOORZIJDE Bevestigingspootjes De bevestigingspootjes van de koplampen zijn te repareren met een set uit het magazijn, op voorwaarde dat er geen materiaal ontbreekt, het betreft alleen scheurtjes. METHODE onderdeelnummer van de reparatieset: – bevestigingspootjes koplamp rechts (77 01 206 873) – bevestigingspootjes koplamp links (77 01 206 872)
Bovenste bevestigingspootjes
18867
Onderste bevestigingspootjes
18856
Houd het reparatiepootje op zijn plaats, doorboor het en zet het vast met een popnagel 5 × 11.
80-5
80
VERLICHTING VOORZIJDE Lampen VERVANGEN VAN DE LAMPEN Lamp van groot licht Voor het vervangen van de lamp verwijdert u de plastic kap (1). Opmerking: in het grootlicht mogen uitsluitend goedgekeurde H1 lampen worden gebruikt.
Lampen van markeringslicht en dimlicht Voor het vervangen van de lampen verwijdert u de plastic kap (2). Gebruik lampen W5W voor de markeringslichten en goedgekeurde lampen H7 voor de dimlichten.
18856
Opmerking: voor het vervangen van de lampen in xenonkoplampen, raadpleegt u het hoofdstuk "xenonkoplampen". Lamp van richtingaanwijzer: gebruik goedgekeurde PY 21W lampen.
80-6
80
VERLICHTING VOORZIJDE Rijverlichting
80
BIJZONDERHEDEN VAN DE RIJVERLICHTING
Voor het plaatsen van de relais "rijverlichting",:
De werking van de rijverlichting (running-lights) in bepaalde landen wordt verzorgd door het huis met hulporganen interieur.
– verwijdert u de binnenste afdekplaat van het dashboardkastje die met een schroef vastzit,
Anderzijds bevat de zekering/relaisplaat speciale shunts voor de voeding van de lichtschakelaar. Om deze functie in- of uit te schakelen: ● plaats de shunts (A): – werking zonder rijverlichting: shunt aanwezig – werking met rijverlichting: shunt verwijderd ●
configureer het huis met hulporganen interieur met de diagnoseapparaten met het menu "commando", "configuratie van het systeem", en selecteer vervolgend met of zonder "rijverlichting" (raadpleeg hoofdstuk 87).
18321
– plaats de twee speciale relais op de houders (B). Controleer de aanwezigheid van de bedrading en raadpleeg het bijbehorende elektrische schema.
18321 ●
plaats de relais zekering/relaisplaat optie (afhankelijk van de auto, controleer de bedrading).
18321
80-7
VERLICHTING VOORZIJDE Koplampverstelling (vanuit interieur) UIT/INBOUWEN VAN HET BEDIENINGSPANEEL (2)
18832
Open de klep van het zekeringkastje zodat u met de hand de nokjes (1) kunt indrukken. Wip de steun van het bedieningspaneel los.
18848
Maak de stekker los, en maak de knop los van de steunplaat.
80-8
80
VERLICHTING VOORZIJDE Koplampverstelling (vanuit interieur)
80
UITBOUWEN KOPLAMPSTELMOTOR
INBOUWEN
Maak de stekker los van de koplampstelmotor en van de koplamp.
Bij het monteren van een nieuw onderdeel, draait u de stelschroef ongeveer zes omwentelingen in.
Draai de stelschroef (maximum zes omwentelingen) in.
Houd de reflector naar achteren door aan de lampvoet te trekken. Klik het kogeldraaipunt (1) in de klem (2) van de koplamp. Plaats de stelmotor op de koplamp. Verdraai de stelmotor een achtste slag naar binnen om hem vast te zetten in de koplamp. Sluit de stekker weer aan en plaats de afdichtkappen.
18934
Verdraai de stelmotor een achtste slag naar buiten om hem vrij te maken van de koplamp. Maak het kogeldraaipunt los van de reflector door de stelmotor iets te kantelen.
N.B.: voor het uitbouwen van de stelmotor kan de koplamp op zijn plaats blijven.
18934
Draai de stelschroef zes omwentelingen los. OPMERKING: voor het vervangen van de lampen in xenonkoplampen, raadpleegt u het hoofdstuk "xenonkoplampen".
Stel de stand van de koplampen af.
80-9
VERLICHTING VOORZIJDE Mistlichten
80
UITBOUWEN
INBOUWEN
Bouw uit: – de radiateurgrille, – de beschermplaat onder de motor, – de bumper aan de voorzijde,
Geen bijzonderheden, vergeet niet de mistlichten af te stellen met schroef (A).
Draai de bevestigingsschroeven (B) los.
15898R
18972
N.B.: voor het uitbouwen van het mistlicht links voor kan de bumper op zijn plaats blijven.
80-10
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen PRESENTATIE
1. stelmotor 2. opname element/rekeneenheid 3. opname element achter
80-11
80
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen
80
ALGEMEEN
BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
Overeenkomstig de Europese voorschriften, hebben de auto's een automatische verstelling van de lichtbundels afhankelijk van afhankelijk van de belading van de auto en koplampsproeiers.
Het systeem omvat: ● twee koplampen met een conventioneel markeringslicht(A), een lamp voor het grootlicht type H1 (B), een xenonlamp voor het dimlicht (C) type D2R en een oranje lamp voor het knipperlicht (D).
LET OP: een koplamp met een gasontladingslamp mag nooit gemonteerd worden in een model dat hier niet voor is ontworpen. Xenonlampen Deze lampen hebben geen gloeidraad. Het licht van deze lampen wordt opgewekt door twee elektrodes in een kwarts lamp gevuld met een gas (xenon) onder hoge druk. De elektronische voorschakeleenheid, in de koplamp ingebouwd, krijgt voeding van de accu (12 volt) en wekt een gecontroleerde ontstekingspanning op van 20 000 volt en daarna een stabiele wisselspanning van 85 volt als de lamp brandt. Automatisch correctie van de stand van de koplampen afhankelijk van de belading van de auto: Het automatische correctiesysteem moet ervoor zorgen dat (bij een verandering van de belading van de auto), de hoogte van de lichtbundel constant blijft op de in de fabriek of in de werkplaats ingestelde afstelwaarde. Het systeem kan worden gecontroleerd met het diagnoseapparaat. Telkens als het storingsgeheugen wordt gewist, draaien de stelmotors de koplampen naar beneden.
18855 ●
twee rekeneenheden (voorschakeleenheden) ingebouwd in de koplampen (E) (een per koplamp).
18854
80-12
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen ●
een opname element achter voor de hoogte (F) onder de zijkant links van de auto. Het registreert de hoogte van de carrosserie en geeft deze door aan het opname element/rekeneenheid.
●
80
twee specifieke stelmotors (H) aan de achterkant van elke koplamp.
18849 18853
●
een opname element voor/rekeneenheid (G) dat de hoogte van de voortrein registreert. De rekeneenheid regelt de stand van de koplampen afhankelijk van de variaties van de stand van de bodemplaat bij het optrekken, het remmen en de verandering van de belading.
18852
N.B.: de informatie rijsnelheid wordt gebruikt om de hoogte van de lichtbundel bij hoge snelheid aan te passen
80-13
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen
80
PRINCIPESCHEMA
19046
1. stelmotor 2. koplamp 3. rekeneenheid (voorschakeleenheid) 4. opname element voor / rekeneenheid 5. opname element achter A: + verlichting B: + na contact C: diagnoseverbinding D: Informatie rijsnelheid E: Massa
80-14
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen
80
OPNAME ELEMENT HOOGTE ACHTER
INBOUWEN
UITBOUWEN
BELANGRIJK: na het weer monteren van het opname element, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (zie hoofdstuk "initialisatie").
Verwijder het achterwiel links.
Aansluiting
Maak los: ● het einde van het stangetje, ● de moer (1) van de steun. Maak de stekker los en verwijder het opname element met zijn steun. Maak het opname element los van zijn steun via de bouten (2).
18824
Aansl
18853
80-15
1 2 3 4 5 6
Omschrijving Massa Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Voeding Signaal sensor
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen
80
OPNAME ELEMENT VOOR / REKENEENHEID
INBOUWEN
UITBOUWEN
BELANGRIJK: na het weer monteren van het opname element voor/rekeneenheid, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (zie hoofdstuk "initialisatie").
Verwijder het voorwiel links. Wip het kogeldraaipunt (A) los van de draagarm, en draai de bouten (B) los.
Aansluiting
Maak de stekker van het opname element los en bouw het uit.
18823
18852
Aansl 1 2 3 4 5 6 7 8
Omschrijving Massa Voeding Signaal opname element achter Signaal rijsnelheid Diagnoseverbinding Signaal verlichting Commando's stelmotors Voeding opname element achter
BELANGRIJK: na vervangen van de het opname element voor / rekeneenheid, moet u het autotype configureren met de diagnoseapparaten en het systeem initialiseren.
80-16
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen KOPLAMPEN De methode voor het uitbouwen/inbouwen van de xenonkoplampen is dezelfde als de methode voor de andere koplampen. LET OP: de xenonlampen werken met een spanning van 20 000 volt bij het ontsteken en daarna met een 85 volt wisselspanning. Het is daarom van groot belang de stekker van de koplamp los te maken en te wachten tot de rekeneenheid (voorschakeleenheid) is afgekoeld voor de demontage. De lamp mag nooit buiten de koplamp worden ontstoken (gevaar voor de ogen).
18849
Aansluiting Aansl 1 2 3 4 5
Omschrijving Massa Grootlicht Niet gebruikt Dimlicht Markeringslicht
N.B.: de nummer van de aansluitingen worden gelezen van rechts naar links op alle koplampen.
80-17
80
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen
80
STELMOTORS UITBOUWEN Verwijder de sierkap en verplaats het reservoir van de stuurbekrachtiging (indien nodig). Maak de stekker los van de stelmotor. Draai de stelschroef (A) maximum zes omwentelingen in.
18849
Aansluiting Aansl 1 2 3
18849
Verdraai de stelmotor een achtste slag naar buiten om hem vrij te maken van de koplamp. Maak het kogeldraaipunt los van de reflector door de stelmotor iets te kantelen. N.B.: voor het uitbouwen van de stelmotor kan de koplamp op zijn plaats blijven.
INBOUWEN Bij het monteren van een nieuw onderdeel, draait u de stelschroef zes omwentelingen in. Om het inbouwen aan de stelmotor te vergemakkelijken, verwijdert u de afdichtkap en houdt u de reflector van de koplamp vast. Draai de stelschroef zes omwentelingen los. BELANGRIJK: na het weer monteren van de stelmotors, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (zie hoofdstuk "initialisatie").
80-18
Omschrijving Massa Commando stelmotor Voeding
N.B.: de xenonkoplampen hebben specifieke stelmotors. OPMERKING:als de dimlichten aan staan bij het aanzetten van het contact, gaan de stelmotors naar omlaag en dan weer terug naar een middenstand.
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen
80
XENONLAMPEN
INBOUWEN
UITBOUWEN
Houd de lamp van aan de lampvoet (raak het glas niet aan, maak het anders schoon met een in alcohol gedrenkte pluisvrije doek).
LET OP: de xenonlampen werken met een spanning van 20 000 volt bij het ontsteken en daarna met een 85 volt wisselspanning.
Breng de lamp op zijn plaats. De nok (2) moet tegenover de groef van de koplamp liggen.
Het is daarom van groot belang de stekker van de koplamp los te maken en te wachten tot de rekeneenheid (voorschakeleenheid) is afgekoeld voor de demontage.
Plaats de stekker op de lamp door hem een kwart slag te draaien. N.B.: voor het uitbouwen van de lamp kan de koplamp op zijn plaats blijven.
De lamp mag nooit buiten de koplamp worden ontstoken (gevaar voor de ogen).
BELANGRIJK: na het vervangen van een xenonlamp, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen ('zie hoofdstuk "initialisatie").
Maak de stekker los van de lamp door hem een kwart slag linksom te draaien. Verwijder de lamp door de bevestigingsklemmetjes los te maken.
Het vervangen van de lampen van het grootlicht en van het dimlicht, is de methode gelijk aan die van conventionele koplampen.
18850
LET OP: behandel de lamp zeer voorzichtig want de geleider aan de buitenkant (1) is bijzonder kwetsbaar en mag niet verbuigen.
18850
80-19
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen
80
Maak de voeding van de rekeneenheid (B) los.
REKENEENHEID (VOORSCHAKELEENHEID)
LET OP: de xenonlampen werken met een spanning van 20 000 volt bij het ontsteken en daarna met een 85 volt wisselspanning. Het is daarom van groot belang de stekker van de koplamp los te maken en te wachten tot de rekeneenheid (voorschakeleenheid) is afgekoeld voor de demontage. De lamp mag nooit buiten de koplamp worden ontstoken (gevaar voor de ogen).
UITBOUWEN Bouw de betreffende koplamp uit, Leg de koplamp op een schone doek zodat hij niet beschadigt.
18851
Maak de stekker los van de lamp door hem een kwart slag linksom te draaien.
INBOUWEN
Verwijder de schroeven (A) met een passende schroevendraaier.
Vervang altijd de afdichting bij iedere demontage van de rekeneenheid. Zet de rekeneenheid vast met een aantrekkoppel 1,3 N.m. Let op de juiste ligging van de hoogspanningskabel. BELANGRIJK: na het weer monteren van rekeneenheid, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (zie hoofdstuk "initialisatie").
18854
80-20
VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampen
80
INITIALISEREN VAN HET SYSTEEM EN AFSTELLEN VAN DE KOPLAMPEN Dit moet worden gedaan na elke reparatie aan een koplamp, een opname element of aan een onderdeel van de voor- of achtertrein. Zet de auto op een horizontale vloer. BELANGRIJK: zet de handrem niet vast. Controleer of de auto onbelast is en de brandstoftank vol is, stap tijdens de duur van de werkzaamheden niet in de auto. Controleer of de bandenspanning correct is en open de motorkap.
BELANGRIJK: het initialiseren van het systeem is niet mogelijk: – als de rijsnelheid afwezig is of niet nul, – als de stand van een opname element buiten de tolerantie is, – als de configuratie van de rekeneenheid niet correct is uitgevoerd.
Sluit het diagnoseapparaat aan controleer of er geen storing is. Zet het contact aan, schakelt de dimlichten aan, selecteer en valideer de rekeneenheid. Geef het commando: "AC 010: calibratie rekeneenheid".
OPMERKING: Het is mogelijk om te controleren of het systeem is geinitialiseerd: – de waarde van het opname element voor, zichtbaar met parameter "PR017: hoogte voor" moet gelijk zijn aan de waarde van de oorspronkelijke hoogte voor (PR 004), – de waarde van het opname element achter, zichtbaar met parameter "PR018: hoogte achter" moet gelijk zijn aan de waarde van de oorspronkelijke hoogte voor (PR 005). Zet het contact niet af, en stel de stand van de koplampen af met het koplampafstelapparaat: hoogte met schroef (D) en richting met schroef (E).
BELANGRIJK: de stand van de auto mag niet veranderen tussen het initialiseren en het afstellen van de koplampen. Deze twee handelingen vormen één geheel.
80-21
HATCHBACK
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING 181 Achterlicht
De achterlichten van de hatchback zijn in twee delen uitgevoerd, een in het scherm en een in de achterklep.
81
UITBOUWEN VAN LICHTEN IN DE ACHTERKLEP Verwijder de bevestiging aan de achterkant (C). Bouw het lamphuis uit en maak de stekker los.
UITBOUWEN VAN LICHTEN IN HET SCHERM Verwijder de bevestiging aan de achterkant (A). Bouw het lamphuis uit en maak de stekker los.
18318
Om bij de lampen te kunnen komen, wipt u de lamphouder los door het lipje (B) in te drukken.
18317
Om bij de lampen te kunnen komen, wipt u de lamphouder los door het lipje (B) in te drukken.
N.B.: op sommige uitvoeringen, is de bevestiging (D) vervangen door een schroef en een moer.
AANSLUITINGEN
AANSLUITINGEN
Stekker lichten achterscherm links
Stekker lichten achterklep links
Aansl 1 2 3 4 5
Omschrijving
Aansl
Knipperlicht Massa Niet in gebruik Markeringslicht Remlicht
1 2 3 4 5
Stekker lichten achterscherm rechts Aansl 1 2 3 4 5
Omschrijving Massa Mistachterlicht Achteruitrijlicht Markeringslicht Niet gebruikt
Stekker lichten achterklep rechts
Omschrijving
Aansl
Markeringslicht Remlicht Niet in gebruik Massa Knipperlicht
1 2 3 4 5
81-1
Omschrijving Niet in gebruik Markeringslicht Achteruitrijlicht Mistachterlicht Massa
BREAK
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING 181 Achterlicht UITBOUWEN VAN HET LICHT IN HET SCHERM Voor het uitbouwen van de achterlichten kan de schildbumper op zijn plaats blijven.
18825
INBOUWEN Plaats het licht. Zet de bevestiging van het scherm (A) vast, daarna de bevestigingen aan de kant van de achterklep (B). AANSLUITINGEN Stekker achterlichten rechts Aansl 1 2 3 4 5 6
Omschrijving Knipperlicht Mistachterlicht Markeringslicht Remlicht Massa Achteruitrijlicht
Stekker achterlichten links Aansl 1 2 3 4 5 6
Omschrijving Achteruitrijlicht Massa Markeringslicht Remlicht Mistachterlicht Knipperlicht
81-2
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Remlicht UITBOUWEN VAN HET VERHOOGDE REMLICHT Voor het uitbouwen van het verhoogde remlicht moet u de achterklepbekleding verwijderen (zie hoofdstuk carrosserie).
18319
N.B.: het derde remlicht van de hatchback heeft een lamp. Het derde remlicht van de break heeft diodes.
81-3
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Binnenverlichting
81
BIJZONDERHEDEN
UITBOUWEN - INBOUWEN
De auto's hebben, afhankelijk van de uitvoering: ● onafhankelijke verlichting onder de portieren (die brandt bij het openen van het betreffende portier). ● tijdgeschakelde binnenlichten (voor en achter). ● verlichting onder het dashboard en verlichting onder de voorstoelen gekoppeld aan de binnenlichten. ● verlichting in de bagageruimte. ● verlichte make-up spiegels in de zonnekleppen.
Voor het uitbouwen van het binnenlicht in het dak: ● verwijder de doorschijnende kap, ● trek aan de bevestigingsgrendels, ● maak met een draaiende beweging de stekker los.
WERKING VAN DE TIJDSCHAKELING De binnenverlichting (plafond en voetenruimtes) worden direct ingeschakeld door het huis met hulporganen interieur: ● bij het openen van een portier of de achterklep, ● bij het ontgrendelen van de portieren via de afstandsbediening (of de handsfree functie), ● bij het verwijderen van de RENAULT-kaart uit de kaartlezer. Bij het uitschakelen van de binnenverlichting gebruikt het huis met hulporganen interieur, afhankelijk van het geval, een vertraging: – uitschakeling zonder vertraging: ● bij het vergrendelen van de portieren via de afstandsbediening (portieren/klep gesloten) – uitschakeling met vertraging: ● na het sluiten van het laatste portier/klep, ● bij het ontgrendelen van de portieren/klep via de afstandsbediening, ● bij het aanzetten van het contact.
N.B.: als een portier of klep lang open staat, zonder aanzetten of uitzetten van het contact, dooft het huis met hulporganen interieur de binnenverlichting na een vertraging van ongeveer 15 minuten.
BINNENLICHTEN Afhankelijk van de plaats van het binnenlicht en het uitrustingsniveau van de auto,kan het licht zijn voorzien van: ● een enkele centrale lichtschakelaar, ● een centrale lichtschakelaar en een kaartleeslampje, ● een centrale lichtschakelaar en twee kaartleeslampjes, ● een centrale lichtschakelaar met regelbare lichtsterkte en twee kaartleeslampjes.
81-4
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Binnenverlichting
81
18460
CENTRAAL BINNENLICHT eenvoudige uitvoering (twee toetsen)
BINNENLICHT ACHTER eenvoudige uitvoering (een schakelaar)
Aansl
Omschrijving
Aansl
1 2
Niet in gebruik Signaal van het huis met hulporganen interieur (openen portier) Verbinding binnenlicht achter + verlichting (afhankelijk van de uitvoering) + permanent Massa
1 2
3 4 5 6
3 4 5 6
CENTRAAL BINNENLICHT luxe uitvoering (vier toetsen) Aansl 1 2 3 4 5 6
Omschrijving Niet in gebruik Signaal van het huis met hulporganen interieur (openen portier) Verbinding binnenlicht voor Niet in gebruik Niet in gebruik Massa
BINNENLICHT ACHTER luxe uitvoering (drie toetsen)
Omschrijving
Aansl
Niet in gebruik Signaal van het huis met hulporganen interieur (openen portier) Verbinding binnenlicht achter (regelweerstand) + verlichting + permanent Massa
1 2 3 4 5 6
81-5
Omschrijving Niet in gebruik Signaal van het huis met hulporganen interieur (openen portier) Verbinding binnenlicht voor (regelweerstand) + verlichting + permanent Massa
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Verlichting onder dashboard De auto heeft lampen voor de verlichting onder het dashboard en onder de voorstoel die zijn gekoppeld aan de binnenverlichting. Zij bevinden zich: ● onder het dashboardkastje (passagierskant), ● onder het stuurwiel (1), ● onder de voorstoel (2) (afhankelijk van de uitvoering).
18631
18832
Deze lampen worden aangestuurd door het huis met hulporganen interieur: ● bij het ontgrendelen van de portieren via de afstandsbediening of de handsfree functie, ● bij het openen van een portier, ● als de Renault-kaart uit de lezer wordt getrokken.
81-6
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Verlichting onder portier De portieren hebben onafhankelijke verlichting die wordt aangestuurd door het huis met hulporganen interieur bij het openen van het portier. Alleen de lamp van het betreffende portier gaat branden. N.B.: voor het vervangen van de lamp of het uitbouwen van het lamphuis moet de portierbekleding gedeeltelijk worden uitgebouwd (zie hoofdstuk carrosserie).
18597
18591
81-7
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Verlichting dashboardkastje UITBOUWEN - INBOUWEN Voor het uitbouwen van het lamphuis van het dashboardkastje (1), verwijdert u de bodem die door een schroef wordt vastgehouden. Druk tegen de bevestigingsgrendel van het lamphuis om het los te maken.
18473
81-8
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Verlichting make-up spiegel Afhankelijk van de uitvoering, hebben de make-up spiegels verlichting in de hemelbekleding. De schakelaar bevindt zich op het klepje (1) van de spiegel in de zonneklep (2). De stroom naar de verlichting (3) loopt via de centrale bevestiging (4) van de zonnekleppen.
N.B.: de werking van de schakelaar kan worden gecontroleerd via de verbinding naar de bevestiging: ● klepje van de spiegel gesloten (schakelaar open) = lamp uit = weerstand oneindig, ● klepje van de spiegel open (schakelaar gesloten) = lamp aan = weerstand nul,
81-9
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81
Bij het vervangen van de zekering/relaisplaat, is de plaats van de zekering en van de shunts afhankelijk van het uitrustingsniveau. Zij moeten altijd op de zelfde plaats worden overgebracht op het nieuwe onderdeel.
BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM De zekering/relaisplaat is vastgeklemd tegen het huis met hulporganen interieur in het dashboard aan bestuurderszijde.
18545
Afhankelijk van het uitrustingsniveau kunnen twee modellen van zekering/relaisplaat zijn gemonteerd: ● een zogenaamde "eenvoudige" uitvoering, ● een zogenaamde "luxe" uitvoering.
OPMERKINGEN: het magazijn levert alleen de zekering/relaisplaat van de "luxe" uitvoering. Dit kan gemonteerd worden in plaats van de "eenvoudige" uitvoering.
81-10
18321
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81
Bouw het huis met hulporganen interieur uit met de zekering- en relaisplaat interieur.
UITBOUWEN N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag worden de uitgangen naar de ontstekers uitgeschakeld en de stuurkolom ontgrendeld. OPMERKINGEN: ● bij het vervangen van het huis met hulporganen interieur, moeten de configuraties worden genoteerd met behulp van het diagnoseapparaat. ● de zekering/relaisplaat is vastgeklemd op het huis met hulporganen interieur. Het uitbouwen van het ene onderdeel betekent dat het andere ook moet worden uitgebouwd. Maak de massakabel van de accu los. Bouw uit: ● de zijkant van het dashboard aan bestuurderszijde, ● de afdekplaat onder het dashboard, ● de bevestigingsschroeven (1) van het huis met hulporganen interieur, ● de beschermkap-accessoires/luidspreker van de spraakmaker (2).
18321
Scheid het huis met hulporganen interieur van de zekering/relaisplaat door op de grendels (4) te drukken.
18545
Knip het plastic klembandje van de bedrading (3) door. 18322
Maak de stekkers los van het huis met hulporganen interieur en van de zekering- en relaisplaat interieur.
INBOUWEN Let op de aansluiting van de stekkers en zet de kabelbundel met een grote klemband (3) vast.
81-11
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81-12
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81
Symbolen van de zekering
Bestemming van de zekeringen (afhankelijk van het uitrustingsniveau) N°
Symbool
Ampère
Omschrijving
F1
20A
Grootlichten
F2
10A
Voeding huis met hulporganen interieur - Voeding zekering/relaisplaat Transponder - Kaartlezer - Drukknop starten
F3
10A
Spraakmaker - Hoogtecorrectie xenonlampen - Instrumentenpanelen Verwarmde sproeiers
F4
20A
Achteruitrijlichten - Verwarming en airconditioning - Parkeerhulp - Informatie + na contact alarm - Verlichting schakelaar portiersloten - Regensensor Voorruitverwarming
F5
15A
Tijdgeschakelde binnenverlichting
F6
20A
Remlichten - Ruitenwisserschakelaar - Diagnose-aansluiting - Display bandenspanning - Controlelampje kinderveiligheid - Controlelampje portiersloten achter - Verlichting schakelaars ruitbediening
F7
15A
Dimlicht links
F8
7,5A
Markeringslicht rechts
F9
15A
Alarmknipperlichten en knipperlichten
F10
10A
Communicatiesysteem - Radio
F11
30A
F12
5A
Airbags en gordelspanners
F13
5A
Rekeneenheid ABS - Referentie remkrachtverdeler
F14
15A
Claxon
F15
30A
Ruitbediening voor bestuurder
Spraakmaker - Instrumentenpaneel - Mistlichten voor - Achterklepslot
81-13
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat N°
Symbool
Ampère
81
Omschrijving
F16
30A
Ruitbediening voor passagier
F17
10A
Mistachterlicht
F18
10A
Spiegelverwarming
F19
15A
Dimlicht rechts
F20
7,5A
Markeringslichten links - Verlichting via regelweerstand en dashboardkastje Kentekenverlichting
F21
30A
Ruitenwisser achter en voor
F22
30A
Portiervergrendeling
F23
15A
Accessoiresaansluiting console - Telefoon
F24
15A
Aansteker - Accessoiresaansluiting bagageruimte
F25
10A
Stuurkolomgrendel - Achterruitverwarming - Voorstoelen - Blokkeren ruitbediening achter
Zekering stroomonderbreker Deze zekering bevindt zich onder de asbak, in de middenconsole. N° F50
Ampère Omschrijving 20A
Zekering stroomonderbreker: Diagnose aansluiting Radio Controle-eenheid airconditioning Rekeneenheid memory systeem bestuurdersstoel Display klokje/buitentemperatuur/radio Rekeneenheid navigatiesysteem Rekeneenheid bandenspanning Centrale communicatie eenheid Verbinding naar alarm
81-14
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81
Bestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) U2 (24-polige stekker) U1 (24-polige stekker) Aansl Aansl
Omschrijving
1
Uitgang portiervergrendeling
2
Uitgang portiervergrendeling
3
Ingang shunt markeringslicht links voor
4
Reserve
5
Ingang shunt markeringslicht rechts voor
6
Ingang shunt kentekenverlichting
7
Ingang storing zekering markeringslichten rechts
8
Ingang storing zekering markeringslichten links
9
Reserve
Omschrijving
1
Uitgang relais wisser achter
2
Ingang + na contact via relais (elektronische sleutel)
3
Ingang + na contact via ruststand relais (elektronische sleutel)
4
Uitgang + na contact via relais (elektronische sleutel)
5
Ingang voeding portiervergrendeling
6
Reserve
7
Reserve
8
Uitgang relais portiervergrendeling openen
9
Uitgang relais + accessoires 2
10
Ingang dimlichten
10
Uitgang relais portiervergrendeling sluiten
11
Ingang shunt markeringslicht rechts achter
11
Uitgang relais + accessoires 1
12
Reserve
12
Ingang knipperlicht
13
Reserve
13
Ingang knipperlicht
14
Ingang voeding zekering/relaisplaat elektronica
14
Reserve
15
Uitgang stuursignaal knipperlicht links
15
Reserve
16
Ingang diagnose knipperlicht
16
Ingang storing remlichten
17
Uitgang stuursignaal knipperlicht rechts
17
Ingang shunt markeringslicht links achter
18
18
Reserve
Uitgang relais ruitenwisser voor langzaam en snel
19
Ingang shunt remlicht links
19
Ingang voeding knipperlicht
20
Ingang portiervergrendeling
20
Uitgang relais ruitenwisser voor aan/uit
21
Ingang shunt remlicht rechts
21
Uitgang relais startvrijgave
22
Ingang remlichtschakelaar
22
Ingang markeringslichten
23
Uitgang portiervergrendeling
23
Uitgang relais voeding via tijdrelais
24
Uitgang portiervergrendeling
24
Ingang voeding huis met hulporganen interieur
81-15
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81-16
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81
Bestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) CGB2(15-polige stekker) GRIJS CGB1
(15-polige stekker) ZWART WIT WIT
Aansl
Omschrijving
A1
Niet gebruikt
A2
+ mistlichten voor
A3
+ relais mistlichten voor
A4
Niet gebruikt
A5
Niet gebruikt
A6
+ voor contact via zekering interieur 1 (caravanaansluiting)
+ voor contact via zekering portiervergrendeling
B2
+ na contact via zekering ABS/ESP
B3
+ na contact via zekering airbag
B4
Niet gebruikt
B5
+accessoires via zekering
B6
Niet gebruikt
B7
+accessoires via zekering
B8
+accessoires via zekering
B9
+accessoires via zekering
Omschrijving
A1
+ voor contact via zekering (airconditioning)
A2
+ voor contact via zekering (airconditioning)
A3
+accessoires via zekering
A4
Commando + sluiten portiervergrendeling
A5
Commando + openen portiervergrendeling
A6
Massa ZWART
ZWART B1
Aansl
81-17
B1
Massa
B2
Commando ontgrendelen binnen buiten achterportier
B3
Commando vergrendelen buiten achter bestuurder
B4
Commando vergrendelen binnen achter
B5
Commando vergrendelen binnen achter
B6
Commando ontgrendelen buiten achter bestuurder en ontgrendelen binnen voor
B7
Commando ontgrendelen buiten achter bestuurder en ontgrendelen binnen voor
B8
Niet gebruikt
B9
Commando + tijdschakeling verlichting bagageruimte
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81
Bestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) CGB4 CGB3
(15-polige stekker) GROEN
(15-polige stekker) BRUIN WIT WIT
Aans l
Aans l
Omschrijving
A1
+ dimlicht
A2
Niet gebruikt
A3
Commando + grootlicht
A4
Niet gebruikt
A5
Commando + zekering claxon
A6
Commando + zekering mistachterlicht ZWART
B1
+ dimlicht rechts
B2
+ dimlicht links
B3
Commando + via zekering spiegelverwarming
Omschrijving
A1
Commando + zekering grootlicht
A2
Commando relaisspoel vergrendelen functie achter
A3
Na contact of voor contact ruitbediening achter
A4
Commando relais ruitbediening achter
A5
Niet gebruikt
A6
Stuurcommando + achterruitverwarming ZWART
B1
+ voor contact via zekering zend/ontvanger
B2
Niet gebruikt
B3
Na contact via zekering accessoires
B4
Commando + via zekering mistachterlicht
B4
Commando + ruitenwisser achter
B5
Niet gebruikt
B5
Niet gebruikt
B6
+accessoires voor contact via zekering ruitbediening bestuurder passagier
B6
Commando + tijdschakeling verlichting binnenlicht
B7
Commando verlichting interieur
B7
Commando + markeringslicht rechts achter
B8
+ voor contact via zekering ruitbediening
B8
Commando + markeringslicht rechts voor
B9
Commando + claxon
B9
Commando - relais achterruitverwarming
81-18
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat CGB5
(12-polige stekker) BLAUW
CGB6
(18-polige stekker) KRISTAL
WIT Aansl
81
WIT
Omschrijving
Aansl
Omschrijving
A1
+ voor contact via zekering interieur 3
A1
Niet gebruikt
A2
Niet gebruikt
A2
A3
+ Na contact
+ na contact via zekering commando achterruitverwarming
A4
+ voor contact via zekering portiervergrendeling
A3
+ na contact via zekering commando achterruitverwarming
A5
Niet gebruikt
A4
Niet gebruikt
A6
+ voor contact via zekering interieur 2
A5
Niet gebruikt
A6
Niet gebruikt
A7
Commando knipperen knipperautomaat
A8
Commando knipperlichten links
A9
Commando knipperlichten rechts
ZWART B1
Massa
B2
+ grootlichten
B3
+ starten
B4
Commando relais markeringslicht
B5
Niet gebruikt
B6
Commando dimlicht
ZWART
81-19
B1
Commando + langzaam interval ruitenwisser voor
B2
Commando + snel interval ruitenwisser voor
B3
+ na contact via zekering remlichten
B4
Commando + kentekenverlichting
B5
Commando + markeringslicht links achter
B6
Commando + markeringslicht rechts achter
B7
Commando remlichten
B8
Commando + remlicht rechts
B9
Commando + remlicht links
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81-20
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat Bestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) Aansl
Omschrijving
REL 2
Relais achterruitverwarming
REL 7
Relais mistlichten voor
REL 9
Relais ruitenwisser voor
REL 10
Relais ruitenwisser voor
REL 11
Relais ruitenwisser achter / achteruitrijlichten
REL 12
Relais portiervergrendeling
REL 13
Relais portiervergrendeling
REL 17
Relais ruitenwisser achter
REL 18
Relais tijdgeschakelde binnenverlichting
REL 19
Relais accessoires
REL 21
Relais startvrijgave
REL 22
Relais rekeneenheid/+ na contact
REL 23
Relais accessoires, radio (achteraf inbouw)/ruitbediening achter
SH 1
Shunt ruitbediening achter
SH 2
Shunt ruitbediening voor
SH 3
Shunt rijverlichting
SH 4
Shunt rijverlichting
81-21
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat Deze zekeringhouder bevindt zich op de zekering/relaisplaat.
Bestemming van de zekeringen en relais (afhankelijk van het uitrustingsniveau) N°
Ampère Omschrijving
F26
30A
Zekering caravanaansluiting
F27
30A
Zekering open dak
F28
30A
Zekering ruitbediening links achter
F29
30A
Zekering ruitbediening rechts achter
F30
5A
F31
-
R17
Zekering stuurwielhoeksensor Niet gebruikt Relais ruitbediening
81-22
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat De zekering/relaisplaat opties bevindt zich voor het dashboardkastje aan passagierskant.
18546
Bestemming van de zekeringen en relais (afhankelijk van het uitrustingsniveau) N°
Ampère
F32 F33 F34 F35 F36 F37 R3 R4 R5 R6
20A 15A 20A 20A
Omschrijving Niet in gebruik Niet in gebruik Zekering stoelverwarming bestuurder en passagier Zekering voeding elektrische stoel bestuurder Zekering elektrische stoel bestuurder Zekering elektrische stoel passagier Relais voeding stoelen Relais markeringslichten voor rijverlichting Relais dimlicht voor rijverlichting Relais koplampsproeierpomp Relais onderbreken remlichten
81-23
81
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat
81
Zekeringplaat en relais (motorruimte)
Bestemming van de zekeringen (afhankelijk van het uitrustingsniveau) N°
Ampère
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 F11 F12 F13 F14 F15 F16 F17 F18 F19 F20 F21 F22 F23
7,5A 30A 5A-15A 30A 10A 20A 30A 30A 70A 70A 70A 60A 40A 40A 70A 70A 60A 60A 80A -
Omschrijving Zekering automatische transmissie Niet in gebruik Zekering relais inspuitsysteem Zekering automatische transmissie Zekering extra verwarming - Relais brandstofverwarming Zekering rekeneenheid inspuitsysteem - Elektroklep diesel - Brandstofverwarming Niet in gebruik Niet in gebruik Zekering langzaam koelventilateur Zekering rekeneenheid ABS/ESP Zekering claxon Zekering voorverwarming diesel Zekering koelvloeistofverwarmingselementen 2 Zekering koelvloeistofverwarmingselementen 1 Zekering langzaam en snel koelventilateur met airconditioning Zekering koplampsproeiers - Relais ontdooiing Zekering rekeneenheid ABS/ESP Zekering interieur N° 1 Zekering interieur Zekering interieur N° 3 Zekering voeding zekering stroomonderbreker interieur N° 2 Zekering voorruitverwarming Niet gebruikt
81-24
ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat Zekeringplaat en relais (motorruimte)
Bestemming van de relais (afhankelijk van het uitrustingsniveau) Motor K4M-F4P-F5R-F9Q N° R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11
Omschrijving Relais extra verwarming 1 Relais langzaam koelventilateur Niet in gebruik Niet in gebruik Relais extra verwarming 3 Relais brandstofpomp Relais brandstofverwarming Relais navoeding inspuitsysteem Relais langzaam koelventilateur met airconditioning Relais koelventilateur met airconditioning Relais extra verwarming 2
Motor L7X N° R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11
Omschrijving Niet in gebruik Relais koelventilateur met airconditioning Niet in gebruik Niet in gebruik Niet in gebruik Relais inspuitsysteem Relais koelventilateur met airconditioning Relais navoeding inspuitsysteem Relais koelventilateur met airconditioning Relais koelventilateur met airconditioning
81-25
81
STARTVERGRENDELING 182 RENAULT-kaart BIJZONDERHEDEN
82
●
Dit systeem kan, afhankelijk van de uitvoering, gebruik maken van een RENAULT-kaart met handsfree functie. Het is niet mogelijk meer dan een RENAULTkaart met de handsfree functie uit te rusten.
●
Bij verlies, diefstal of op verzoek van de klant, kunnen een of meer RENAULT-kaarten aan de auto worden toegewezen. Deze kunnen, indien nodig, opnieuw aan de zelfde auto worden toegewezen.
●
Bij iedere codeaanvraag, moet het VIN van de auto worden opgegeven, alsmede het fabricagenummer. Hiermee kan de auto exact geïdentificeerd worden om de juiste code te kunnen geven.
LET OP: met dit systeem, is het niet mogelijk verschillende elementen (huis met hulporganen interieur en RENAULT-kaarten of huis met hulporganen interieur en rekeneenheid van het inspuitsysteem) tegelijk te vervangen. Deze onderdelen worden ongecodeerd geleverd.
●
De RENAULT-kaart uit het magazijn is niet gecodeeerd, heeft geen nummer en geen reservesleutel. De accumulator voor de handsfree functie is geladen.
Is is namelijk niet mogelijk deze elementen te coderen als geen enkel element de oorspronkelijke code van de auto in zijn geheugen heeft (zie de toepassingstabel).
●
Het systeem kan maximaal vier RENAULT-kaarten bevatten. De functie afstandsbediening, het batterijtje en de accumulator (op de handsfree uitvoering ), hebben geen functie voor de startvergrendeling.
●
Er is geen noodcode meer maar een reparatiecode die levenslang aan de auto is toegewezen tijdens de fabricage. – Er staat geen nummer op de RENAULT-kaarten. – De auto heeft bij aflevering geen etiket waarop de code staat. Voor alle werkzaamheden aan het systeem, kan dit nummer worden opgevraagd via de Technische Dienst van de importeur (zie Service Mededeling 3315E).
●
82-1
Het is gen manier om een eenmaal in een element van het systeem ingelezen code te wissen. De ingelezen code kan niet gewist worden.
STARTVERGRENDELING RENAULT-kaart
82
Bij de fabricage, wordt een code van twaalf hexadecimale tekens toegewezen aan de auto om de startvergrendeling operationeel te maken.
ALGEMEEN De auto heeft startvergrendeling met een herkenningssysteem voor de RENAULT-kaart met een continu variabele code.
In de werkplaats hebt u de reparatiecode nodig voor het: ● toevoegen van RENAULT-kaarten, ● vervangen van een of meer RENAULT-kaarten, ● onbruikbaar maken van een of meer RENAULTkaarten (bij verlies of diefstal van een andere kaart bijvoorbeeld), ● vervangen van het huis met hulporganen interieur.
Een gecodeerde chip (werkend zonder batterij) die onafhankelijk is van de functie afstandsbediening is ingebouwd in elke RENAULT-kaart van de auto.
De startvergrendeling wordt enkele secondes na het verwijderen van de RENAULT-kaart uit de kaartlezer geactiveerd. Dit is te zien aan het knipperen van het rode controlelampje op het instrumentenpaneel en aan het blokkeren van de stuurkolom.
N.B.: Bij het opvragen van de reparatiecode is het chassisnummer van de auto nodig. Per land zijn er verschillende methodes mogelijk (zie Service Mededeling 3315E): ● Minitel, ● sprekende computer, ● techline.
82-2
STARTVERGRENDELING RENAULT-kaart PRESENTATIE VAN HET SYSTEEM
A B C D E F G H I
RENAULT-kaart Lezer voor de RENAULT-kaarten met de ontvanger voor de startvergrendeling Huis met hulporganen interieur en Zekering/relaisplaat Rood controlelampje van de startvergrendeling (instrumentenpaneel) Rekeneenheid van het inspuitsysteem (benzine of diesel) Elektrische stuurkolomgrendel Diagnose aansluiting Drukknop voor het starten Contacten van het koppelingspedaal en de stand "neutraal" van de versnellingsbak Multiplexverbinding Draadverbinding
1 2 3
Stand + accessoires Stand + na contact Voeding van de startmotor
82-3
82
STARTVERGRENDELING RENAULT-kaart BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
●
een rood controlelampje van de startvergrendeling (D) op het instrumentenpaneel voor het signaleren van: – de activering van de startvergrendeling, – het niet herkennen van de RENAULT-kaart, – een storing in het systeem, – een probleem met de rekeneenheid van het inspuitsysteem of de stuurkolomgrendel.
●
een gecodeerde rekeneenheid van het inspuitsysteem (E),
●
een diagnose-aansluiting (G) voor het storing zoeken en de configuraties van het systeem,
●
een gecodeerde vergrendeling van de stuurkolom (F).
●
contacten voor de stand van het koppelingspedaal en de versnellingsbak (I) en een startknop (H) voor de voeding van de startmotor.
De startvergrendeling wordt enkele secondes na het uitschakelen van het contact geactiveerd (te zien aan het knipperen van het rode controlelampje op het instrumentenpaneel en aan het blokkeren van de stuurkolom).
Het systeem bestaat uit: ●
●
twee speciale RENAULT-kaarten (A) met een gecodeerde chip voor de bediening van de startvergrendeling, – een van de RENAULT-kaarten kan de handsfree functie hebben, – ex kunnen twee kaarten worden toegevoegd (maximum vier), een ontvanger voor de startvergrendeling in de kaartlezer (B), met een elektronisch systeem voor het overbrengen van de code van de RENAULTkaarten naar het huis met hulporganen interieur (C). N.B.: De kaartlezer voor de RENAULT-kaart is niet gecodeerd. ●
een huis met hulporganen interieur (C) onder het dashboard aan bestuurderszijde.
Voor de startvergrendeling, verzorgt het huis met hulporganen interieur de functies: – decodering van het signaal van de RENAULTkaart afkomstig van de kaartlezer, – regeling van het startvergrendelingssysteem door een code naar de stuurkolomgrendel te sturen, – communicatie met de rekeneenheid van het inspuitsysteem, – aansturen van het rode controlelampje van de startvergrendeling en het verlichten van de kaartlezer, – communicatie met het diagnoseapparaat. N.B.: voor de andere functies van het huis met hulporganen interieur, raadpleegt u hoofdstuk 87.
82-4
82
STARTVERGRENDELING RENAULT-kaart
82
WERKING
Bijzondere situaties
Als de startvergrendeling operationeel is knippert het rode controlelampje van de startvergrendeling (langzaam; een flits/seconde). De elektrische stuurkolomgrendel is geblokkeerd.
●
Als de rekeneenheid van het inspuitsysteem of de stuurkolomgrendel geen referentiecode in het geheugen heeft neemt hij de ontvangen code op in zijn geheugen.
●
Als er geen overeenkomst is tussen de codes van het huis met hulporganen interieur en de RENAULTkaart, blijft het systeem vergrendeld. Het rode startvergrendelingslampje knippert (snel). Het starten is niet toegestaan en de stuurkolomgrendel blijft geblokkeerd.
●
Als het lampje vast brandt, zonder + na contact, is er een probleem met de elektrische vergrendeling van de stuurkolom.
●
Als het lampje vast brandt met + na contact, is er een met het inspuitsysteem.
●
Nadat de RENAULT-kaart in de lezer is geplaatst, wordt code van de RENAULT-kaart naar het huis met hulporganen interieur gestuurd.
●
Als de code wordt herkend door het huis met hulporganen interieur, stuurt dit via het multiplexnetwerk een gecodeerd signaal naar de stuurkolomgrendel.
●
Als het gecodeerde signaal dat de stuurkolomgrendel ontvangt, gelijk is aan dat wat hij in zijn geheugen heeft, ontgrendelt hij de stuurkolom en stuurt hij een bevestiging naar het huis met hulporganen interieur.
●
Als het huis met hulporganen interieur dit bericht ontvangt, schakelt het de + na contact in en dooft het rode controlelampje van de startvergrendeling.
●
Als het contact is ingeschakeld, sturen het huis met hulporganen interieur en de rekeneenheid van het inspuitsysteem elkaar gecodeerde signalen via het multiplexnetwerk.
●
Als de signalen van het huis met hulporganen interieur en de rekeneenheid van het inspuitsysteem overeenkomen, geeft het huis met hulporganen interieur toestemming voor het starten van de motor en het inspuitsysteem ontgrendelt zich.
LET OP: Als gestart wordt met een accu met een lage accuspanning is het mogelijk dat de startvergrendeling door de spanningsval opnieuw wordt ingeschakeld. Als de spanning lager is kan er niet worden gestart, zelfs niet als de auto wordt aangeduwd.
82-5
STARTVERGRENDELING RENAULT-kaart
82
VERVANGEN EN CONFIGUREREN VAN HET HUIS MET DE HULPORGANEN De nieuwe onderdelen zijn niet gecodeerd. Na montage in de auto, moeten zij daarom een code inlezen voordat het zij goed kunnen werken. Hiervoor is het nodig dat een aantal onderdelen al correct gecodeerd is (met de code van de auto). Raadpleeg de toepassingstabel. LET OP: zodra een code is ingelezen in het onderdeel, kan dit alleen nog maar in deze auto worden gebruikt: de code kan niet worden gewist en een tweede code kan ook niet worden ingelezen. De ingelezen code kan niet gewist worden.
TOEPASSINGSTABEL. STAAT VAN DE ELEMENTEN Huis met hulporganen interieur (UCH)
RENAULTkaart
Rekeneenheid inspuitsysteem
Elektrische grendel
Inlezen van het huis met hulporganen interieur
Ongecodeerd
Gecodeerd
Gecodeerd
-
JA
Inlezen/verwijderen van de RENAULTkaart
Gecodeerd
Ongecodeerd
Gecodeerd
-
JA
Inlezen stuurkolomgrendel
Gecodeerd
Gecodeerd
-
Ongecodeerd
NEE
Inlezen rekeneenheid van het inspuitsysteem
Gecodeerd
Gecodeerd
Ongecodeerd
Gecodeerd
NEE
WERKZAAMHEDEN
*
REPARATIECODE NODIG
De toegewezen Renault-kaart moet ongecodeerd zijn of reeds in de auto zijn ingelezen. OPMERKING: hij kan ingelezen maar niet operationeel zijn (niet toegewezen). BELANGRIJK: alleen de RENAULT-kaarten die bij deze procedure worden aangeboden zullen werken.
82-6
STARTVERGRENDELING RENAULT-kaart
82
VERVANGEN EN CONFIGUREREN VAN HET HUIS MET DE HULPORGANEN Een nieuw huis met hulporganen interieur is niet gecodeerd. Na montage in de auto, moet daarom een code worden ingelezen voordat het huis goed kan werken. Hiervoor moet u over ten minste één van de oude RENAULT-kaarten van de auto beschikken, en over de reparatiecode en moet de rekeneenheid van het inspuitsysteem correct zijn gecodeerd (raadpleeg de toepassingstabel). LET OP: zodra een code is ingelezen in het huis met hulporganen interieur, kan dit alleen nog maar in deze auto worden gebruikt: de code kan niet worden gewist en een tweede code kan ook niet worden ingelezen. BELANGRIJK: alleen de RENAULT-kaarten die bij deze procedure worden aangeboden zullen werken op voorwaarde: ● dat zij al voor deze auto waren gecodeerd, ● dat zij nieuw zijn (ongecodeerd).
BIJZONDERE SITUATIES
INLEESPROCEDURE VOOR HET HUIS MET HULPORGANEN INTERIEUR ● ●
●
●
●
Als op het scherm staat: ● "haal de kaart uit de lezer", zit er al een kaart in de lezer, ● "Controleer de reparatiecode en controleer of de kaart wel die van de auto is": is de code niet correct gelezen of is het huis met hulporganen interieur al gecodeerd op een andere auto. Controleer de code en probeer het invoeren te herhalen. ● "Wilt u de kaarten controleren voordat u ze aan de auto toewijst": was het huis met hulporganen interieur al op deze auto gecodeerd, het huis met hulporganen interieur gaat naar het toewijzingsprogramma van de RENAULT-kaart. ● "Kaart niet bruikbaar op deze auto" komt de code van de kaart niet overeen met de aanwezige auto. ● "De aangeboden kaart is leeg. Wilt u een kaart aanbieden die al op de auto is ingelezen": bied een reeds gecodeerde kaart aan. ● "Inlezen huis met hulporganen interieur mislukt". Probeer de complete procedure te herhalen.
Start de communicatie met het systeem "Startvergrendeling". In het menu "Commando", "Specifiek commando", valideert u regel "SC027: inlezen huis met hulporganen interieur". Het gereedschap toont "Wilt u de reparatiecode invoeren". Terwijl de RENAULT-kaart niet in de lezer zit, voert u de geheime reparatiecode in (12 hexadecimale tekens) en valideert u de code. Als het formaat van de code correct is, toont het gereedschap "Plaats een reeds op de auto ingelezen kaart in de lezer", de inleesprocedure is bezig. Het gereedschap toont "Huis met hulporganen interieur ingelezen", het huis met hulporganen interieur is gecodeerd. Nu moet de inleesprocedure van de RENAULT-kaart worden gestart om de andere kaarten (maximum vier) toe te wijzen. Voordat dit bericht verschijnt kan een aantal secondes verlopen..
LET OP: tussen iedere handeling mag maximaal 2 minuten verlopen, anders wordt de procedure geannuleerd, het gereedschap toont dan het bericht "procedure onderbroken: let op, alleen de kaarten die voor het starten van de procedure al aan de auto waren toegewezen kunnen worden gebruikt. De kaarten die aangeboden werden voor het afbreken van de procedure zijn niet langer leeg en kunnen alleen nog maar aan deze auto worden toegewezen". Dit bericht verschijnt ook als de communicatie met huis met hulporganen interieur wegvalt of bij een onderbreking van de accu.
LET OP: als een huis met hulporganen interieur de code van de RENAULT-kaarten heeft ingelezen, is het onmogelijk deze te wissen of door een andere code te vervangen.
82-7
STARTVERGRENDELING RENAULT-kaart TOEWIJZINGSPROCEDURE VAN DE RENAULTKAARTEN
LET OP: dit moeten oude RENAULT-kaarten van de auto zijn of nieuwe, niet gecodeerde RENAULTkaarten. N.B.: de auto kan maar één RENAULT-kaart accepteren met handsfree functie. Als een tweede RENAULT-kaart aan de auto wordt toegewezen, zal deze werken als een eenvoudige RENAULT-kaart
N.B.: of een kaart leeg is kan worden gecontroleerd via de staat: "ET 115: lege kaart". BELANGRIJK: als niet alle RENAULT-kaarten beschikbaar zijn, moet later een nieuwe toewijzingsprocedure met alle kaarten worden uitgevoerd.
LET OP: tussen iedere handeling mag maximaal 5 minuten verlopen, anders wordt de procedure geannuleerd, het gereedschap toont dan het bericht "procedure onderbroken: let op, alleen de kaarten die voor het starten van de procedure al aan de auto waren toegewezen kunnen worden gebruikt. De kaarten die aangeboden werden voor het afbreken van de procedure zijn niet langer leeg en kunnen alleen nog maar aan deze auto worden toegewezen". Dit bericht verschijnt ook als de communicatie met huis met hulporganen interieur wegvalt of bij een onderbreking van de accu.
In het menu "Commando", "Specifiek commando", valideert u regel "SC001: inlezen van de kaarten". ● Het scherm toont "Wilt u de kaarten controleren voordat u ze aan de auto toewijst?" ● Als een controle van de kaarten wordt gevraagd, toont het gereedschap "Steek de kaart zo diep mogelijk in de lezer". Voer dan een RENAULTkaart in tot het contact inschakelt: – Als het toewijzen niet mogelijk is, toont het scherm "Controleer de reparatiecode en controleer of de kaart wel van de auto is". Gebruik een andere kaart. – Als de kaart conform is, toont het scherm "haal de kaart uit de lezer". Het gereedschap toont "Steek de kaart zo diep ● mogelijk in de lezer" Voer dan een RENAULT-kaart tot de aanslag in de lezer en valideer: – Als de RENAULT-kaart niet wordt geaccepteerd, blijft het rode lampje uit". – Als de RENAULT-kaart wordt geaccepteerd, knippert het rode lampje snel en het gereedschap geeft aan "1 kaart ingelezen" en daarna "haal de kaart uit de lezer". ●
●
Het gereedschap toont "Steek de kaart zo diep mogelijk in de lezer". Voer dan een tweede RENAULT-kaart in tot het contact inschakelt: N.B.: als u twee keer dezelfde RENAULT-kaart aanbiedt reageert het systeem er niet op, net startvergrendelingslampje blijft uit.
●
Voer de andere RENAULT-kaart(en) die aan de auto moeten worden toegewezen (maximum 4) tot de aanslag in de kaartlezer in. Het scherm toont "2, 3 of 4 kaarten ingelezen" en daarna "haal de kaart uit de lezer".
82
●
Configureer het huis met hulporganen interieur volgens de opties en uitrusting van de auto (raadpleeg hoofdstuk 87).
N.B.: Als u het huis met hulporganen vervangt hoeft u niets te doen aan de rekeneenheid van het inspuitsysteem, het behoudt dezelfde startvergrendelingscode.
82-8
STARTVERGRENDELING RENAULT-kaart
82
CODEREN VAN DE REKENEENHEID INSPUITING
Controle
De rekeneenheid van het inspuitsysteem wordt ongecodeerd geleverd. Hij moet de code van de startvergrendeling inlezen bij zijn montage om het starten mogelijk te kunnen maken.
De staat van de rekeneenheid van het inspuitsysteem is te zien met het diagnoseapparaat. ●
Het is voldoende om het contact gedurende enkele secondes aan te zetten zonder te starten. Zet het contact af, de startvergrendeling wordt actief na enkele secondes.
Met het diagnoseapparaat
1. 2.
Selecteer en valideer "Huis met hulporganen interieur" Selecteer het menu "STAAT" en controleer: – als de rekeneenheid niet is gecodeerd, is de staat "ET 111 inspuitsysteem ongecodeerd" actief, – als de rekeneenheid is gecodeerd, is de staat "ET 111 inspuitsysteem ongecodeerd" niet bevestigd
LET OP Bij dit type startvergrendeling houdt de auto levenslang zijn startvergrendelingscode. Ook heeft dit systeem geen noodcode. Het is daarom verboden tests uit te voeren met een uit een andere auto of uit het magazijn geleende rekeneenheid.' De ingelezen code kan niet gewist worden.
82-9
STARTVERGRENDELING Lezer RENAULT-kaart De RENAULT-kaartlezer heeft twee contacten voor het activeren van de auto: ● een contact halverwege voor de voeding van de accessoires (+ accessoires), ● een contact als kaart op de aanslag geheel in de lezer is gestoken (+ na contact). N.B.: de RENAULT-kaart wordt in de lezer vergrendeld zodra het huis met hulporganen interieur de informatie "draaiende motor" heeft ontvangen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem. De kaart wordt vrijgegeven als de motor stil staat. Een configuratie maakt het niet blokkeren van de Renault-kaarten mogelijk bij een automatische transmissie.
82
Werking van de verlichting van de kaartlezer ● Bij het ontgrendelen van de portieren, wordt de kaartlezer ongeveer 30 secondes verlicht. ● Als de lezer oplicht bij het invoeren van een RENAULT-kaart, betekent dit dat de code overeenkomt met de code in het huis met hulporganen interieur. ● Als de lezer snel knippert (met de zelfde frequentie als het startvergrendelingslampje) bij het invoeren van een RENAULT-kaart, betekent dit dat de code van de RENAULT-kaart niet is herkend door het huis met hulporganen interieur. ● Na het stilzetten van de motor licht de kaartlezer op. ● Als de RENAULT-kaart in de lezer aanwezig is bij het openen van het portier (stilstaande motor), knippert hij om aan te geven dat de kaart nog in de lezer zit.
OPMERKING: als de verlichting van de kaartlezer niet goed werkt, moet u de kaartlezer vervangen.
N.B.: De kaartlezer is niet gecodeerd.
Voor het uitbouwen en de bestemming van de aansluitingen van de kaartlezer, zie hoofdstuk 84.
18330
De RENAULT-kaartlezer dient: ● als FM-ontvanger voor het vergrendelen of het ontgrendelen van de portieren, ● als antenne van de transponder van de startvergrendeling en voor de herkenning van de RENAULT-kaart.
82-10
STARTVERGRENDELING Elektrische stuurkolomgrendel De grendel van de stuurkolom bevindt zich aan de onderkant van de stuurkolom. Hij wordt aangestuurd door het huis met hulporganen interieur. De grendel wordt gecodeerd door het huis met hulporganen interieur, de code kan niet worden gewist.
82
VOORZORGEN BIJ DE REPARATIE Om te voorkomen dat het stuurwiel blokkeert bij het losmaken van de accukabels, moet u: ● de RENAULT-kaart diep (+ na contact) in de lezer steken en daarna half eruit trekken (+accessoires). Zolang de kaart halverwege in de lezer zit, wordt de stuurkolom niet geblokkeerd. Maak de accukabel los, de stuurkolom blijft ontgrendeld zolang de accu niet opnieuw wordt aangesloten en de RENAULT-kaart wordt verwijderd. ● vergrendel de airbagrekeneenheid met een diagnoseapparaat. Voor de bestemming van de aansluitingen van de stekker, zie hoofdstuk 84.
UITBOUWEN LET OP: de grendel is vastgezet met een bout met linkse schroefdraad. Voor het uitbouwen moet hij vooraf ontgrendeld zijn.
18541S
WERKING De stuurinrichting ontgrendelt als de RENAULT-kaart zo diep mogelijk in de lezer is gestoken en de transponder is herkend door het huis met hulporganen interieur. De stuurinrichting vergrendelt als de RENAULT-kaart uit de lezer is gehaald en de motor stilstaat en de auto niet rijdt. N.B.: als het huis met hulporganen interieur een informatie "botsing" heeft ontvangen van de airbagrekeneenheid, blijft de stuurkolom ontgrendeld. N.B.: als de stuurkolomgrendel defect of niet aangesloten is, kan de motor niet starten.
18541
OPMERKINGEN: ● Als het systeem niet ontgrendelt bij het invoeren van de RENAULT-kaart in de lezer, gaat het rode startvergrendelingslampje drie secondes branden en maar de + na contact wordt niet ingeschakeld. ● Als de veiligheidsvergrendeling tijdens het rijden vrijkomt, lichten het lampje "Stop" en het rode controlelampje van de startvergrendeling op (het stuurwiel blokkeert niet). ● Als een inwendige schakelaar defect is, licht het lampje service op.
INBOUWEN Zet de bout vast met een aantrekkoppel van 0.8 daN.m.
82-11
STARTVERGRENDELING Elektrische stuurkolomgrendel CODEREN VAN DE STUURKOLOMGRENDEL De grendel wordt ongecodeerd geleverd. Hij moet de code van de startvergrendeling inlezen bij zijn montage om het inschakelen van het contact mogelijk te kunnen maken. Hiervoor is het voldoende de RENAULT-kaart van de auto enkele secondes in de lezer te steken. Verwijder de RENAULT-kaart, de startvergrendeling wordt actief na enkele secondes. De grendel is gecodeerd en de stuurkolom is geblokkeerd. LET OP: Bij dit type startvergrendeling houdt de auto levenslang zijn startvergrendelingscode. Ook heeft dit systeem geen noodcode. Het is daarom verboden tests uit te voeren met een uit een andere auto of uit het magazijn geleende grendel. De ingelezen code kan niet gewist worden. Voor het controleren van de codering van de stuurkolomgrendel: ● Selecteer "Huis met hulporganen interieur ● in het menu "Staat", controleer of de regel "ET 089 stuurkolomgrendel ongecodeerd" niet gevalideerd is.
82-12
82
CLAXON Claxon
82
BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM De claxon is links achter de schildbumper voor geplaatst.
AANSLUITING (eenvoudig) Aansl De auto's hebben, afhankelijk van de uitvoering: ● een of twee enkele claxons, ● twee claxons die via een codelijn worden gestuurd door het huis met hulporganen interieur.
Omschrijving
A
Voeding (schakelaar)
B
Massa
AANSLUITING (codelijn) Deze claxons worden bekrachtigd: ● via het contact in de lichtschakelaar, ● via een codelijn vanaf het huis met hulporganen interieur bij het vergrendelen van de portieren met de handsfree functie (afhankelijk van de uitvoering).
N.B.: de toon het het volume van dit signaal bij het vergrendelen kan worden gewijzigd door een configuratie van het huis met hulporganen interieur met een diagnoseapparaat. Ga als volgt te werk: ● start de communicatie met het huis met hulporganen interieur, ● selecteer en valideer het menu "commando" de regel "configuratie",
82-13
Aansl
Omschrijving
1
Voeding
2
Massa
3
Commando (schakelaar of huis met hulporganen interieur)
CLAXON Alarm
82
AANSLUITINGEN
BESCHRIJVING De kabelbundel van de auto is voorbereid voor het aansluiten van een door Renault goedgekeurd alarm.
Aansl
De speciale stekker (A) bevindt zich achter de bekleding, naast de gordelspanner links achter.
18547-1
WERKING De ACU (Alarm Controle Unit) wordt verbonden met het huis met hulporganen interieur via een seriële verbinding. De opdracht voor het uitschakelen van het alarm wordt gegeven door het huis met hulporganen interieur via een codelijn tijdens het ontgrendelen via de FMafstandsbediening. De opdracht voor het activeren van het alarm wordt gegeven door het huis met hulporganen interieur in het geval van: – vergrendeling via de FM-afstandsbediening. – automatische hervergrendeling. Het huis met hulporganen interieur informeert de alarmcentrale over de staat van de portieren na het vergrendelen met de FM-afstandsbediening.
82-14
Omschrijving
1
+ na contact
2
+accu
3
Commando vergrendelingslampje (niet in gebruik)
4
Informatie sluiting motorkap
5
Volumetrische detectie
6
Volumetrische detectie
7
Gecodeerde verbinding huis met hulporganen interieur
8
werking knipperlichten
INSTRUMENTEN -183 DASHBOARD Dashboard
83
Zet de stoelen zo ver mogelijk achteruit en verwijder: – de Renault-kaartlezer (1),
BELANGRIJK: Werkzaamheden aan de systemen van de airbags en de gordelspanners mogen alleen worden uitgevoerd door speciaal hiervoor opgeleid personeel.
LET OP: het is verboden om werkzaamheden te verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem in de buurt van een hittebron vanwege het explosiegevaar.
N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag worden de uitgangen naar de ontstekers uitgeschakeld en de stuurkolom ontgrendeld. UITBOUWEN Zet de voorstoelen naar voren zodat u de bevestigingsschroeven van de middenconsole kunt verwijderen, 18830
– de schroeven van de console aan het dashboard (2),
18632
18549
– de middenconsole, – de autoradio (afhankelijk van de uitvoering), – de centrale communicatie eenheid (afhankelijk van de uitvoering), – het bedieningspaneel van de verwarming en airconditioning (zie hoofdstuk 62).
83-1
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Dashboard
83
– ze zonnesensor (2), – de binnenste afdekplaat van het dashboardkastje die met een schroef vastzit, – de verlichting van het dashboardkastje en let daarbij op de de contactvinger (3), – de verlichting onder het dashboard.
Bijzonderheden van de kabelbediening, verwijder: – de sierlijst van het bedieningspaneel, – de bevestigingsschroeven, – het bedieningspaneel, Bouw uit: – de bevestigingsschroeven van het dashboard (1),
18543
– het aparte display van de 'autoradio of het Carminatscherm (afhankelijk van de uitvoering) en maak de kabelbundel vrij.
18473
gebruik een sleutel van 13 mm om het bevestigingsklemmetje van de airbag op de balk te vergrendelen of verwijder de bevestigingsschroef (afhankelijk van de uitvoering).
18542
18544
N.B.: dit klemmetje moet na iedere demontage worden vervangen.
83-2
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Dashboard
83
– het stuurwiel in de rechtuit stand, – de omlijsting (4) van de teller, – de stuurkolomkappen,
Maak los: – de stekker van de dashboardairbag bij de zekering/ relaisplaat optie,
18539
– de schakelaars. – de airbag in het stuurwiel. Steek hiervoor een schroevendraaier in het gat (1) en beweeg hem naar boven (2).
Maak de stekkers van de stuurkolomschakelaars (ruitenwisser, radiobediening en verlichting) los, de stekkers van de draaibare doorvoer (airbag en snelheidsregelaar) en van de stuurwielhoeksensor. Voordat u de draaiende doorvoer uitbouwt, noteert u de stand: – controleer of de wielen bij de demontage rechtuit staan, – controleer of het merkteken "0" van de draaibare doorvoer bij het merkteken staat.
18455
– de stekkers van de airbag in het stuurwiel (3) en de stekkers van de toetsen van de snelheidsregelaar (afhankelijk van de uitvoering). Bouw uit: – de stuurwielbout, 18797
83-3
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Dashboard Draai de bout los en maak de gehele stuurkolom vrij.
83
– de zijkanten van het dashboard, – de bevestigingsschroeven (A) aan de zijkant van het dashboard,
Bouw uit: – het tellerblok,
18558
– de tweeters, – de zonnekleppen,
– de bevestigingsschroeven van het dashboard (1),
18991
18557
83-4
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Dashboard
83
N.B.: de selecteurhendel van de automatische transmissie kan worden verplaatst door op de ervoor geplaatste knop (C) te drukken.
– de remvoeringen van de voorruitstijlen; hiervoor is het voldoende zoveel bekleding los te maken dat u het bovenste klemmetje kunt indrukken, druk de stijl opzij en omhoog.
18549 19062
Verwijder het dashboard door de klemmetjes los te maken.
18538
83-5
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Dashboard
83
INBOUWEN
Bijzonderheden van de draaibare doorvoer
Voor het monteren van het dashboard, plaatst u de bedrading van de tweeters, van het display en van de zonnesensor.
Controleer of de wielen nog rechtuit staan. Controleer de stand van de draaibare doorvoer door te controleren of het merkteken "0" van de draaibare doorvoer bij het merkteken staat.
18313
18542
Sluit de kabel aan van de dashboardairbag.
18539
83-6
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Dashboard Bijzonderheden van de sierlijst van het instrumentenpaneel
83
Bijzonderheden van het stuurwiel BELANGRIJK: het stuurwiel past maar op een manier op de spiebanen. Het stuurwiel moet vrij over de spiebanen kunnen bewegen. Let op dat ze niet beschadigen.
Plaats het instrumentenpaneel en de kap aan de onderkant van de stuurkolom, Plaats de kap aan de bovenkant van de stuurkolom met het leren deel zoals op de onderstaande tekening is aangegeven.
18835
Vervang na iedere demontage de stuurwielbout en zet hem vast met een aantrekkoppel van (4,4 daN.m).
18556
Breng de sierlijst naar het instrumentenpaneel, Plaats de plakstrook van de bovenste stuurkolomkap op de sierlijst, Klem de sierlijst vast op het dashboard.
18555
83-7
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Dashboard Bijzonderheden van de airbag BELANGRIJK: voordat u de airbag aansluit moet u de werking van het systeem controleren: – controleer of het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt bij het aanzetten van het contact (rekeneenheid ontgrendeld), – Sluit een loze ontsteker aan op de stekker van de iedere airbag en controleer of het lampje dooft, – zet het contact af, sluit de airbag aan in plaats van de loze ontstekers en monteer het in het stuurwiel, – zet het contact aan, controleer of het lampje 3 secondes oplicht en vervolgens uit gaat en uit blijft. Als het lampje niet dooft, raadpleeg dan hoofdstuk "storing zoeken".
LET OP: bij het niet opvolgen van deze instructies bestaat het gevaar dat het systeem niet goed functioneert, en zelfs dat de airbag zonder aanleiding ontploft.
18554
Ontgrendel de rekeneenheid van de airbag.
83-8
83
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel
83
VERVANGEN
INBOUWEN
Het olieverversingsinterval kan worden veranderd met de diagnoseapparaten in de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
Sluit het instrumentenpaneel aan en monteer het op zij plaats. Plaats de kap aan de bovenkant van de stuurkolom met het leren deel (2) zoals op de tekening is aangegeven.
UITBOUWEN Vergrendel de rekeneenheid van de airbag met behulp van het diagnoseapparaat. N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag worden de uitgangen naar de ontstekers uitgeschakeld en de stuurkolom ontgrendeld. Maak de massakabel van de accu los. Bouw uit: – de sierlijst van het instrumentenpaneel die op het dashboard is vastgeklemd, – de kap boven het stuurwiel, – de bevestigingsschroef (1) van het instrumentenpaneel.
18556
Monteer de sierlijst van het instrumentenpaneel op het dashboard.
18558
Maak de twee stekkers los.
18555
BELANGRIJK: bij een instrumentenpaneel met een groot display, moet u de nodige configuraties uitvoeren.
83-9
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel Grijze stekker
AANSLUITINGEN (meest complete uitvoering)
18472
Rode stekker 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
83
Niet in gebruik toets discretie (*) Niet in gebruik Niet in gebruik Regelweerstand verlichting toets functiekeuze boordcomputer Niet in gebruik Multiplexsysteem spraakmaker (*) Niet in gebruik Multiplexsysteem Multiplexsysteem Diagnoselijn (*) Multiplexsysteem spraakmaker (*) Niet in gebruik Niet in gebruik
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
controlelampje schakelaar openen portier (*) controlelampje knipperlicht rechts controlelampje knipperlicht links + voor contact startvergrendelingslampje autogordellampje (*) Niet in gebruik controlelampje dimlicht controlelampje grootlicht Niet in gebruik controlelampje mistachterlicht controlelampje mistlichten voor waarschuwingslampje ruitensproeierpeil waarschuwingslampje laadstroom Controlelampje stoelverwarming + Na contact Niet in gebruik waarschuwingslampje oliedruk informatie motorkap (*) Niet in gebruik oliepeilsensor signaal tankelement Niet in gebruik massa massa tankelement massa oliepeilsensor controlelampje markeringslicht toets herhaling controlelampje handrem Waarschuwingslampje storing remsysteem
(*): Luxe uitvoering
83-10
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoering
83
Het instrumentenpaneel van de lage gamma heeft de volgende functies:
OPMERKING: het instrumentenpaneel van de lage gamma kan niet worden gecontroleerd met de diagnoseapparaten. Het heeft wel een zelfdiagnoseprogramma.
– Meters met een naald ● snelheid ● toerenteller ● koelvloeistoftemperatuur ● brandstofpeil
N.B.: het olieverversingsinterval kan worden veranderd met de diagnoseapparaten in de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
ALGEMEEN
– geluidssignaal (contact aan) ● knipperlichten ● vergeten verlichting bij het openen van een portier ● vergeten verwijderen van de RENAULT-kaart uit de kaartlezer. ● bevestiging automatische vergrendeling tijdens het rijden ● indicatie storing kinderveiligheid ● snelheidsverklikker (Arabië) (afhankelijk van de uitvoering) ● indicatie automatisch brandende verlichting (afhankelijk van de uitvoering) ● indicatie snelheidsregelaar/-begrenzer (afhankelijk van de uitvoering) – functie waarschuwingslampjes – functie display ● indicatie van het oliepeil ● kilometerteller – totaalteller – dagteller ● Boordcomputer – verbruikte brandstof – gemiddeld verbruik – actueel verbruik – actieradius – afgelegde afstand – gemiddelde snelheid – afstand tot olie verversen – ingestelde snelheid van regelaar of begrenzer (afhankelijk van de uitvoering) – ingeschakelde versnelling automatische transmissie (afhankelijk van de uitvoering) – snelheidsverklikker (Arabië) (afhankelijk van de uitvoering).
83-11
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoering WERKING VAN HET DISPLAY
●
❶ indicatie van het oliepeil Deze functie verschijn gedurende ongeveer 30 secondes bij het aanzetten van het contact of na het starten van de motor.
83
Het is normaal dat het oliepeil soms iets verschilt. Oorzaken hiervoor kunnen zijn: – parkeren op een hellend vlak, – motor heeft een te korte tijd stilgestaan (met koude olie ), ...
➋ kilometerteller Totaalteller
Als het peil tussen het maximum en het minimum peil staat, geeft het display "oil ok" aan.
De kilometertotaalteller verschijnt 30 secondes na het aanzetten van het contact (na de informatie van het oliepeil). Door drukken op de toets "boordcomputer" of "nulinstelling" kan deze wachttijd verkort worden. Dagteller 13141a
Als tijdens deze secondes, gedrukt wordt op de toets "boordcomputer" of "nulinstelling", geeft het display "oil ok" aan en daarna het oliepeil in de vorm van blokjes. Deze verdwijnen naarmate het oliepeil daalt en worden vervangen door streepjes.
De dagteller wordt in plaats van de totaalteller weergegeven na een korte druk op de toets "boordcomputer". De nulinstelling gebeurt door het indrukken van de toets "nulinstelling". De nulinstelling van de dagteller is niet dezelfde als de nulinstelling van de boordcomputer. N.B.: de weergave in kilometers of in mijlen kan niet worden geconfigureerd. Hiervoor moet het instrumentenpaneel worden vervangen.
13141b
Als het oliepeil op het minimumpeil staat bij het aanzetten van het contact, knipperen de streepjes en het woord "oil" gedurende 30 secondes. Het waarschuwingslampje "service" licht op en blijft branden na het starten van de motor.
13141c
N.B.: ● onder normale omstandigheden wordt het oliepeil gemeten nadat het contact minstens een minuut is afgezet, in overige gevallen wordt de laatste waarde weer gegeven. ● als er een storing van de peilzender is gedetecteerd, gaat het display bij het aanzetten van het contact direct naar de km-totaalteller.
83-12
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoering ➌ de boordcomputer
83
– Actueel verbruik (in L/100 km)
De opeenvolgende gegevens van de boordcomputer verschijnen in plaats van de km-tellers door indrukken van de toets op het einde van de ruitenwisserschakelaar (functiekeuzetoets "boordcomputer". De nulinstelling gebeurt door het indrukken van de toets "nulinstelling". De informaties van de boordcomputer verschijnen als volgt na elkaar na de dagteller op het display: – Verbruikte brandstof (in L/100 km of MPG *) sinds de laatste nulinstelling.
13141f
Hiervoor moet de auto sneller rijden dan ongeveer 30 km/h. Daaronder geeft het display vaste streepjes aan. Bij gas los, met een snelheid boven 30 KM/h, is het actuele verbruik 0. N.B.: deze functie ontbreekt op de Angelsaksische uitvoering.
13141d
– Voorziene actieradius met de resterende brandstof (in km of in M*).
– Gemiddeld verbruik (in L/100KM of MPG *) sinds de laatste nulinstelling.
13141g
13141e
Deze verschijnt nadat ongeveer 400 meter is afgelegd. Daaronder geeft het display vaste streepjes aan.
Deze verschijnt nadat ongeveer 400 meter is afgelegd. Daaronder geeft het display vaste streepjes aan. Bij het berekenen van de actieradius wordt uitgegaan van de afgelegde afstand, de hoeveelheid in de tank aanwezige brandstof en de verbruikte brandstof.
Hierbij wordt gerekend met de afgelegde afstand en de hoeveelheid verbruikte brandstof sinds de laatste nulinstelling.
N.B.: als het waarschuwingslampje brandstofreserve brandt, wordt geen actieradius aangegeven.
* Angelsaksische uitvoering.
83-13
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoering – Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling van de boordcomputer.
83
– Ingestelde snelheid Als de auto een snelheidsregelaar/-begrenzer heeft, geeft het display de ingestelde snelheid aan in km/h of mph*. Het scherm gaat weer terug naar een bladzijde van de boordcomputer na ongeveer 15 secondes.
13141h
– Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling. 13141k
Als de functie niet aanwezig is, is deze bladzijde niet beschikbaar.
13141j
Deze verschijnt nadat ongeveer 400 meter is afgelegd. Daaronder geeft het display vaste streepjes aan. Deze waarde wordt berekend door door de afgelegde afstand te delen door de tijd die is verstreken sinds de laatste nulinstelling.
bij iedere verandering van de snelheidsinstelling, wordt deze informatie weergegeven i plaats van die van de boordcomputer (raadpleeg het hoofdstuk "snelheidsregelaar/-begrenzer").
BELANGRIJK: als de boordcomputer knipperende streepjes geeft, is er een storing gedetecteerd. Raadpleeg het "Diagnoseprogramma" .* Angelsaksische uitvoering
De tijdbasis is ingebouwd in de boordcomputer.
– Afstand tot olie verversen informeert de bestuurder over de afstand (in KM of in M*) die kan worden afgelegd tot de volgende keer olie verversen. Als de afstand minder is dan 1500 km of 1000 mijl of als er 22 maanden voorbij zijn, knippert de sleutel gedurende 30 secondes bij het aanzetten van het contact of als de bladzijde "verversingafstand" zichtbaar is op de boordcomputer. De sleutel knippert permanent als de afstand "0" is of na 24 maanden. Initialiseren van de afstand tot het olie verversen – zet het contact aan, – selecteer de bladzijde "actieradius" op de boordcomputer, – druk op de toets nulinstelling gedurende ongeveer 5 secondes, – de afstand knippert 4 secondes en wordt dan vast, – laat de nulinsteltoets los als de juiste waarde verschijnt.
83-14
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoering DIAGNOSEPROGRAMMA
83
Ga naar de volgende test door op de toets "boordcomputer" te drukken.
Om toegang te krijgen tot het diagnoseprogramma, houdt u de toets "boordcomputer" op het einde van de ruitenwisserschakelaar ingedrukt en zet het contact aan zonder de motor te starten
– weergave van storingen in het geheugen.
– Alle lampjes branden en de naalden van de vier meters slaan stapsgewijs uit. – De test LCD-display verschijnt 13141o
Als de letter "t" verschijnt, is er een storing in de informatie "inspuitsysteem" in het geheugen geregistreerd van ten minste 4 secondes.
Alle segmenten van het display moeten oplichten.
Als de letter "J" verschijnt is een storing tankelement gedetecteerd (langer dan 100 secondes niet aangesloten). De weerstand moet liggen tussen 5 en 350 ohm.
Ga naar de volgende test door op de toets "boordcomputer" te drukken.
Als de letter "d" verschijnt is er een storing in de informatie "inspuitsysteem".
– De test hoeveelheid brandstof in de tank verschijnt
Als de letter "h" verschijnt is er een storing in de informatie "oliepeil". De weerstand moet liggen tussen 6 en 20 ohm.
13141l
Als er alleen streepjes zijn, is er geen storing gedetecteerd.
13141m
de aangegeven waarde moet overeenkomen met de hoeveelheid brandstof in de tank in liters (ook in de Angelsaksische uitvoering).
Door een druk op de toets "nulinsteltoets" kan het programma worden afgesloten en het storingsgeheugen gewist.
BELANGRIJK: – De boordcomputer geeft een storing aan door de weergave van knipperende streepjes. – Als er geen informatie is van de rekeneenheid van het inspuitsysteem via het multiplexnetwerk, werken de teller, het actuele verbruik en de actieradius niet meer. – Als er geen informatie is van de rekeneenheid van het ABS via het multiplexnetwerk, werken de kmteller en de afstand tot olie verversen niet meer.
Ga naar de volgende test door op de toets "boordcomputer" te drukken. – De test brandstofverbruik in liter / uur verschijnt (draaiende motor).
13141N
Een moet aangegeven zijn bij draaiende motor.
83-15
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoering INGESCHAKELDE VERSNELLING AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Het display voor de stand van de automatische transmissie is specifiek voor deze functie. Het toont: – de ingeschakelde versnelling, – de waarschuwing "storing" automatische transmissie – het symbool "hendel geblokkeerd".
83-16
83
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel luxe-uitvoering
83
– Functieweergave met symbolen ● kaart invoeren ● druk op startknop ● symbolen "SERVICE" of "STOP" ● controlesymbolen van de werking ● bandenspanning (zie hoofdstuk 87) ● ingeschakelde versnelling automatische transmissie (afhankelijk van de uitvoering) ● ingestelde snelheid van regelaar of begrenzer (afhankelijk van de uitvoering) ● ingeschakelde versnelling automatische transmissie (afhankelijk van de uitvoering)
ALGEMEEN Het instrumentenpaneel van de luxe gamma heeft de volgende functies: – functie met wijzernaalden (identiek aan de eenvoudige uitvoering): ● Rijsnelheid ● toerenteller ● koelvloeistoftemperatuur ● brandstofpeil – geluidssignaal: ● knipperlichten ● vergeten verlichting (behalve spraakmaker) ● RENAULT-kaart vergeten (te configureren) ● bevestiging automatische vergrendeling tijdens het rijden ● bevestiging memory systeem van de bestuurdersstoel (afhankelijk van de uitvoering) ● indicatie storing kinderveiligheid ● snelheidsverklikker (Arabië) (afhankelijk van de uitvoering) ● indicatie automatisch brandende verlichting (afhankelijk van de uitvoering) ● indicatie snelheidsregelaar/-begrenzer (afhankelijk van de uitvoering)
– regeling/begrenzing van de snelheid (afhankelijk van de uitvoering) (zie hoofdstuk "snelheidsregelaar/ begrenzer") – spraakmaker (afhankelijk van de uitvoering) (aanvulling op de rekeneenheid, zie hoofdstuk "spraakmaker") – diagnose mogelijk met de diagnoseapparaten.
N.B.: het olieverversingsinterval kan worden veranderd met de diagnoseapparaten in de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
– functie waarschuwingslampjes
OPMERKING: een bladzijde van de functie boordcomputer kan de indicaties van de ingeschakelde versnelling van versnellingsbak en van jet Renault-logo blokkeren.
– functie display (identiek aan de eenvoudige uitvoering): ● indicatie van het oliepeil ● kilometerteller ● Boordcomputer
Als de afstand minder is dan 1500 km of 1000 mijl of als er 22 maanden voorbij zijn, knippert de sleutel gedurende 30 secondes bij het aanzetten van het contact of als de bladzijde "verversingafstand" zichtbaar is op de boordcomputer. De sleutel knippert permanent als de afstand "0" is of na 24 maanden.
– snelheidsverklikker (Arabië) (afhankelijk van de uitvoering).
Initialiseren van de afstand tot het olie verversen – zet het contact aan, – selecteer de bladzijde "actieradius" op de boordcomputer, – druk op de toets nulinstelling gedurende ongeveer 5 secondes, – de afstand knippert 4 secondes en wordt dan vast, – laat de nulinsteltoets los als de juiste waarde verschijnt.
83-17
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel luxe-uitvoering
83
FUNCTIEWEERGAVE MET SYMBOLEN
CONFIGURATIES
Het grote display kan een aantal functies laten zien. Deze functies worden weergegeven door symbolen: ● Invoeren van de RENAULT-kaart ● "controlefase van de bewaakte functies" – staat koelvloeistoftemperatuur – waarschuwing brandstofreserve – storing inspuitsysteem – storing automatische transmissie – minimum ruitensproeierpeil ● "bewaakte functies ok" ● "druk op startknop" ● waarschuwing "Stop" ● waarschuwing "Service" ● rode waarschuwing "Laadstroom" knippert afgewisseld door waarschuwing "Stop" ● rode waarschuwing "Oliepeil" knippert afgewisseld door waarschuwing "Stop" ● rode waarschuwing "Koelvloeistoftemperatuur" knippert afgewisseld door waarschuwing "Stop" (draaiende motor sinds 20 secondes) ● oranje waarschuwing "voorverwarming" ● oranje waarschuwing "Brandstofreserve" ● oranje waarschuwing "storing inspuitsysteem" ● oranje waarschuwing "storing automatische transmissie" ● oranje waarschuwing "ruitensproeierpeil" ● weergave van de stand van de hendel van de automatische transmissie ● bandenspanning (zie hoofdstuk 87) ● de ingestelde snelheid van snelheidsregelaar/begrenzer (zie hoofdstuk 83)
De configuraties moeten worden uitgevoerd overeenkomstig het uitrustingsniveau van de auto: – autotype: ● Laguna (CF 072) ● Ander (CF 073) – taal van de spraakmaker: ● Frans (CF 066) ● Engels (CF 073) ● Italiaans (CF 075) ● Duits (CF 074) ● Spaans (CF 076) ● Nederlands (CF 077) ● Portugees (CF 078) ● Turks (CF 079) – type versnellingsbak: ● handgeschakelde versnellingsbak (CF 031) ● automatische transmissie (CF 030) – eenheid voor de bandenspanning: ● druk in bar (CF 069) ● druk in psi (CF 070) – type snelheidsregelaar: ● zonder afstandsregelaar (CF 067) ● met afstandsregelaar (niet beschikbaar) (CF 068)
OPMERKING: voor een goede werking van de spraakmaker, moet de rekeneenheid onder het dashboard correct aangesloten zijn op de polen van de accu.
N.B.: dit display kan worden uitgeschakeld door de functiekeuzetoets van de boordcomputer als er geen storing is gedetecteerd.
83-18
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Waarschuwingslampje "SERVICE"
83
Het waarschuwingslampje "SERVICE" (of het vignet op het "luxe" instrumentenpaneel) kan tegelijk oplichten met de waarschuwingslampjes: van het ABS, van de airbag, ● van de ruitensproeier (alleen op instrumentenpaneel van de "eenvoudige uitvoeringen"), ● van het stabiliteitsprogramma (alleen op instrumentenpanelen van de "eenvoudige uitvoeringen"), ● van het controlesysteem van de bandenspanning (alleen op instrumentenpanelen van de "eenvoudige uitvoeringen"). ● ●
Als er een storing is in een van deze functies, brandt het lampje van deze functie tezamen met het waarschuwingslampje "SERVICE". Het waarschuwingslampje "SERVICE" (of het vignet op het "luxe" instrumentenpaneel) kan apart oplichten en geeft dan aan: ● ● ● ● ● ● ● ●
een storing in het systeem van de kinderveiligheid, een storing in de variabele stuurbekrachtiging, een storing in de vergrendeling van de stuurkolom, een storing in het relais na contact, een storing in het systeem van de ruitenwisserregeling, een waarschuwing voor het oliepeil (tot het onderbreken van de plus na contact), een verdwijnen van het signaal tussen het huis met hulporganen interieur en het instrumentenpaneel. het lampje gaat uit met het terugkomen van het signaal of het uitzetten van het contact, een storing in het systeem van de noodstopbekrachtiging.
Voor de "luxe" instrumentenpanelen met spraakmaker, verschijnt het vignet "SERVICE": na detectie van een storing in de markeringslichten of de kentekenverlichting, ● na detectie van een storing van de remlichten rechts of links. ●
OPMERKING: bij afwezigheid van het ABS-signaal op het multiplexnetwerk van meer dan 4 secondes, brandt het waarschuwingslampje van het ABS apart. Het waarschuwingslampje "SERVICE" brandt dan niet.
83-19
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Display ALGEMEEN
●
Afhankelijk van het uitrustingsniveau, zijn er twee types displays mogelijk: ● een display "eenvoudige uitvoeringen" met de functies: – waarschuwing portier niet goed gesloten – symbolen van de bandenspanningen – display van de autoradio – waarschuwing autogordel vergeten ● een display "luxe uitvoeringen" voor het Carminat navigatiesysteem met de functies: – Navigatie – controlesysteem bandenspanning.
83
luxe uitvoeringen: de steun is met twee schroeven vastgezet (zie hoofdstuk "Carminat navigatiesysteem")
UITBOUWEN ●
eenvoudige uitvoeringen: de steun is vastgeklemd in het dashboard. De twee displays zijn vastgeklemd op de steun.
18468
BIJZONDERHEDEN Als de buitentemperatuur ligt tussen -3˚C en +3˚C, kan het symbool "˚C" knipperen.
18830
83-20
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Display
83
Rode 15-polige stekker AANSLUITINGEN De bestemmingen van de aansluitingen betreffen alleen het display van de "eenvoudige uitvoeringen". Voor het display van de "luxe uitvoeringen", raadpleeg hoofdstuk 88: Navigatiesysteem Carminat.
18537
Aansl 1
Niet gebruikt
2
Niet gebruikt
3
Niet gebruikt
4
Niet gebruikt
5
Niet gebruikt
6
Niet gebruikt
7
Niet gebruikt
8
Niet gebruikt
9
Verbinding commando autoradio (aansl. B1)
10
Verbinding commando autoradio (aansl. A3)
11
Verbinding commando autoradio (aansl. B2)
12
Verbinding commando autoradio (aansl. B3)
13
Verbinding commando autoradio (aansl. A2)
14
Verbinding commando autoradio (aansl. A1)
15
Niet gebruikt
Grijze 15-polige stekker Aansl
Groene 15-polige stekker
1 Aansl
Omschrijving
2
1
Multiplexverbinding
3
2
Niet gebruikt
4
3
Multiplexverbinding
5
4
Niet gebruikt
6
5
Massa
7
6
+ Na contact
8
7
Autogordelcontact
9
8
Signaal bandenspanning (grijs)
10
9
Niet gebruikt
11
10
Niet gebruikt
12
11
Niet gebruikt
12
Niet gebruikt
13
Niet gebruikt
14
Niet gebruikt
15
Niet gebruikt
Omschrijving
13 14 15
83-21
Omschrijving Buitentemperatuur Buitentemperatuur Signaal bandenspanning (groen) Niet gebruikt Massa Verlichting Voeding verlichting (regelweerstand) + accessoires +accu Uitgang buitentemperatuur Massa (autoradio aansl. 6) Informatie radio aan (autoradio aansl. 5) Verbinding autoradio (aansl. 1) Verbinding autoradio (aansl. 2) Verbinding autoradio (aansl. 3)
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Tankelement AANSLUITINGEN
83
Controle Controleer de weerstandsverandering door de vlotter te verplaatsen.
Peil
20Ω
70
Tank 3/4
87,5 Ω
54
155Ω
38
222,5 Ω
23
290 Ω
7
Tank halfvol Tank 1/4 Tank leeg
Omschrijving
A1
Informatie brandstofpeil
A2
Niet gebruikt
B1
- Tankelement
B2
Niet gebruikt
C1
+ Brandstofpomp
C2
- Brandstofpomp
Liters (+/- 5 liter)
Tank vol
DI8307
Aansl
Weerstand (+/- 10 Ω)
N.B: de genoemde waarden gelden bij benadering.
N.B.: voor de methode voor het uitbouwen/inbouwen, raadpleeg hoofdstuk 19.
83-22
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Oliepeilzender
83
WERKING
CONTROLE
De oliepeilzender bestaat uit een draad met een hoge weerstandscoefficient. Als de draad is ondergedompeld in een vloeistof heeft hij een andere elektrische weerstand dan in lucht.
De weerstand moet liggen tussen 6 en 20 ohm.
Na een vaste tijd, ontstaat een spanningsverschil tussen de aansluitingen afhankelijk van de onderdompeling van de draad. Dit spanningsverschil wordt verwerkt door de elektronica van het instrumentenpaneel dat de weergave van het peil regelt en de waarschuwing minimum oliepeil op het centrale display.
Bij waarden boven ongeveer 20 ohm is er sprake van een onderbreking.
Bij waarden onder 3 ohm is er sprake van een kortsluiting.
PLAATS Voorbeeld: motortype F
Bij het aanzetten van het contact, geeft het centrale display het bericht "oil ok" gedurende 30 secondes voordat het overschakelt op de weergave van de kilometertellers. OPMERKING: Bij een kortsluiting of onderbreking in het circuit tijdens de weergave van het oliepeil, wordt meteen overgegaan op de kilometerstanden. Als de accuspanning lager is dan 8 volt, wordt het peil niet aangegeven.
18665
83-23
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Spraakmaker
83
Het geluidsvolume van de wordt in stappen aangepast, afhankelijk van toerental van de motor.
ALGEMEEN De spraakmaker is alleen aanwezig op het instrumentenpaneel "luxe uitvoering" (dubbel display). het instrumentenpaneel van de eenvoudige uitvoeringen kan de berichten niet verwerken
N.B.: als de toets "discretie" is ingeschakeld, worden de berichten vervangen door een geluidssignaal.
De spraakmaker functioneert door middel van drie elementen: ● het instrumentenpaneel dat de omstandigheden voor het uitspreken verwerkt en de taal kiest, ● d spraakmaker die het signaal van het instrumentenpaneel "vertaalt", ● de luidspreker van de spraakmaker. de verbinding tussen het instrumentenpaneel en de spraakmaker verloopt via het multiplexnetwerk van de auto.
18832
18546
De functie "mute" van de autoradio wordt verzorgd door een draad vanaf de spraakmaker. Een signaal van de spraakmaker kan worden onderbroken door een belangrijker bericht van het navigatiesysteem of de telefoon...
Configuratie Een van de acht beschikbare talen moet worden gekozen: ● Frans (CF 066) ● Engels (CF 073) ● Italiaans (CF 078) ● Duits (CF 074) ● Spaans (CF 076) ● Nederlands (CF 077) ● Portugees (CF 078) ● Turks (CF 079)
OPMERKING: als de spraakmaker niet is aangesloten op de accu, herkent het instrumentenpaneel de functie niet en configureert het zich zonder spraakmaker.
Als de auto het navigatiesysteem heeft, verlopen de berichten via de centrale communicatie eenheid. Als de centrale communicatie eenheid is losgenomen, wordt geen enkel bericht doorgegeven.
83-24
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Spraakmaker AANSLUITINGEN
83
Luidspreker spraakmaker
Aansluitingen op de spraakmaker
18462 18546
Toetsen "discretie" en "herhaling"
Rode 15-polige stekker Aansl
Omschrijving
1
Massa
2
+ permanent
3
+ na contact
4
Niet gebruikt
5
Niet gebruikt
6
Multiplexverbinding (instrumentenpaneel)
7
Multiplexverbinding (instrumentenpaneel)
8
Niet gebruikt
9
Niet gebruikt
10
Uitgang "mute" autoradio
11
Niet gebruikt
12
Niet gebruikt
13
Niet gebruikt
14
Luidspreker van de spraakmaker
15
Luidspreker van de spraakmaker
18461
N.B.: de toetsen "herhaling", "discretie" en de informatie van het openen van de portieren zijn verbonden met het instrumentenpaneel (zie de hoofdstukken 83 en 84).
83-25
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Spraakmaker
83
Omstandigheden voor het verschijnen van de berichten
Type gesproken bericht
Welkom, ik ben de boordcomputer, de bewaking is operationeel.
Omstandigheden
druk op herhalen indien geen storing gedetecteerd
Portier achter links niet goed gesloten Portier achter rechts niet goed gesloten Portier voor links niet goed gesloten Portier voor rechts niet goed gesloten Achterklep niet goed gesloten Motorkap niet goed gesloten
contact aan rijsnelheid ≥ 15 km/h storing gedurende 1 seconde
Autogordel bestuurder niet vastgemaakt
rijsnelheid ≥ 25 km/h afgelegde afstand ≥ 500 m storing gedurende 1 seconde
Lichten aan
contact uit markeringslichten branden bestuurdersportier open
Markeringslichten defect* kentekenverlichting defect*
contact aan markeringslichten branden storing gedurende 4 secondes
Remlicht rechts defect* Remlicht links defect*
contact aan druk op rempedaal storing gedurende 2 secondes
Storing laadstroom
draaiende motor ≥ 400 tr/min. storing gedurende 10 secondes
Handrem aangetrokken
rijsnelheid ≥ 15 km/h handrem aangetrokken
83-26
Storingsdetectie door
_
Huis met hulporganen interieur via multiplexnetwerk (behalve motorkap) Klepcontact (voor motorkap)
Contact van gordelsluiting (massaverbinding)
Huis met hulporganen interieur via multiplexnetwerk
Huis met hulporganen interieur via multiplexnetwerk
Huis met hulporganen interieur via multiplexnetwerk
Instrumentenpaneel
Handremcontact
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Spraakmaker
Minimum ruitensproeierpeil
Brandstofpeil, actieradius beperkt
contact aan storing gedurende 30 secondes
83 Ruitensproeierpeilzender (massaverbinding)
contact aan berekend brandstofpeil minder dan 7 liter
Instrumentenpaneel
Motorolie minimum, spoedig controleren *
contact aan
Instrumentenpaneel
Oliedrukverlies, stop de auto, zet het contact af, raadpleeg het instructieboekje
motortoerental ≥ 1600 tr/min. waarschuwing oliedruk
Motor te warm, stop de auto, laat de warme motor afkoelen, raadpleeg het instructieboekje
draaiende motor ≥ 20 secondes waarschuwing koelvloeistoftemperatuur
Opn. el. koelvloeistoftemperatuur inspuitsysteem (rekeneenheid van het inspuitsysteem)
Storing inspuitsysteem ernst 1 Storing inspuitsysteem ernst 2
draaiende motor ≥ 7 secondes motortoerental ≥ 400 tr/min. storing inspuiting
Rekeneenheid van het inspuitsysteem via multiplexnetwerk
Controle luchtverontreiniging, werking defect, raadpleeg een Renault-dealer
contact aan storing inspuitsysteem
Rekeneenheid van het inspuitsysteem via multiplexnetwerk
Een abnormale werking van de variabele stuurbekrachtiging, raadpleeg een Renaultdealer
contact aan storing stuurbekrachtiging
Huis met hulporganen interieur via multiplexnetwerk
Noodstopbekrachtiging defect, raadpleeg een Renault-dealer
contact aan storing in systeem noodstopbekrachtiging
83-27
Oliedrukcontact
Rekeneenheid inspuitsysteem Rekeneenheid ABS
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Spraakmaker
83
Remsysteem defect, rem voorzichtig, stop de auto, raadpleeg een Renault-dealer
contact aan storing minimum remvloeistofpeil gedurende 5 secondes of storing ABS gedurende 5 secondes
Remhulpsysteem defect, klassiek remsysteem werkt, raadpleeg een Renault-dealer
contact aan storing rekeneenheid ABS
Rekeneenheid ABSsysteem via multiplexnetwerk
contact aan storing stabiliteitsprogramma
Rekeneenheid ABSsysteem via multiplexnetwerk
uitschakeling van het elektronisch stabiliteits programma
contact aan storing stabiliteitsprogramma
Rekeneenheid inspuitsysteem Rekeneenheid ABSsysteem via multiplexnetwerk
Versnellingsbak, veiligheidssysteem, raadpleeg een Renault-dealer
contact aan storing automatische transmissie
Rekeneenheid automatische transmissie via multiplexnetwerk
Versnellingsbak, olie e warm, raadpleeg het instructieboekje
contact aan storing automatische transmissie
Rekeneenheid automatische transmissie via multiplexnetwerk
Startblokkering, werking defect, raadpleeg een Renault-dealer
contact aan
Storing stabiliteitsprogramma
83-28
Remvloeistofpeil (contact aan massa) of rekeneenheid van het ABS-systeem
Huis met hulporganen interieur via multiplexnetwerk
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Spraakmaker
83
Te zachte of te harde band voor rechts Te zachte of te harde band achter rechts Te zachte of te harde band voor links Te zachte of te harde band achter links
contact aan verkeerde spanning
Huis met hulporganen interieur (UCH) Opname element druk
Veel te zachte band voor links Veel te zachte band voor rechts Veel te zachte band achter rechts Veel te zachte band achter links Lekke band voor links Lekke band voor rechts Lekke band achter rechts Lekke band achter links
contact aan verkeerde spanning
Huis met hulporganen interieur (UCH) Opname element druk
Bandenspanning niet gecontroleerd op ten minste een van de banden
contact aan sensor defect
Huis met hulporganen interieur (UCH) Opname element druk
Automatische vergrendeling van de portieren actief Automatische vergrendeling van de portieren niet actief
contact aan
Huis met hulporganen interieur via multiplexnetwerk
Storing kinderveiligheid
contact aan
Huis met hulporganen interieur via multiplexnetwerk
* gedurende deze berichten, brandt het waarschuwingslampje "service" tot het uitzetten van het contact. De berichten in het geheugen zijn toegankelijk door het indrukken van de toets " herhaling".
83-29
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Snelheidsregelaar / -begrenzer BESCHRIJVING 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Schakelaar met drie standen (uit / snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer) Contacten op het stuurwiel Instrumentenpaneel Rekeneenheid inspuitsysteem Opname element gaspedaalstand Rempedaalcontact (dubbele contacten) Koppelingspedaalcontact (begin van de slag Rekeneenheid automatische transmissie (afhankelijk van de uitvoering) Rekeneenheid ABS Gemotoriseerd smoorklephuis (benzinemotor)
83-30
83
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Snelheidsregelaar / -begrenzer ALGEMEEN De auto's hebben twee systemen: ● de Snelheidsregelaar zorgt ervoor dat de door de bestuurder ingestelde snelheid wordt vastgehouden. Deze functie kan op ieder moment worden uitgeschakeld door een druk op het rempedaal, koppelingspedaal of door een van de toetsen van het systeem. ● de Snelheidsbegrenzer geeft de bestuurder de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. Voorbij deze snelheid is het gaspedaal niet actief. De ingestelde maximum snelheid kan altijd worden overschreden als het gaspedaal wordt ingedrukt voorbij een zwaar punt.
18832
1 Snelheidsregeling 2 Snelheidsbegrenzing
83-31
83
Deze twee functies worden geregeld door de rekeneenheid van het inspuitsysteem. Deze wisselt informatie uit met de rekeneenheid van de automatische transmissie en het instrumentenpaneel. Hij past de ingestelde waarden toe door het aansturen van het gemotoriseerd smoorklephuis (zie hoofdstuk 17).
OPMERKING: een knipperende bladzijde van de "boordcomputer" of van het display wijst de bestuurder erop dat de ingestelde snelheid niet aangehouden kan worden (bijvoorbeeld tijdens een afdaling).
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Snelheidsregelaar / -begrenzer BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM de ABS-rekeneenheid: ● verzendt de informatie "rijsnelheid", ● verzendt de informatie "rempedaal ingedrukt", de rekeneenheid van de automatische transmissie: ● verzendt de informatie "ingeschakelde versnelling" het instrumentenpaneel: ● toont de ingestelde snelheid (regeling of begrenzing) (zie hoofdstuk instrumentenpaneel), ● laat een controlelampje branden twee kleuren (regelaar = groen; begrenzer = oranje) Bij ieder inschakelen van deze functies, toont het display van de boordcomputer (eenvoudige uitvoeringen) of het grote display (luxe uitvoeringen) de bijbehorende bladzijde. OPMERKING: de functies snelheidsregeling/ begrenzing heeft geen controlelampje. de schakelaars: ● de schakelaar met drie standen (uit / snelheidsregeling / snelheidsbegrenzing) ● de contacten op het stuurwiel voor het wijzigen van de ingestelde snelheid, het annuleren van de functie of de snelheid uit het geheugen oproepen, ● de contacten van het gaspedaal en het rempedaal die ook worden gebruikt voor het inspuitsysteem en de remlichten, ● het contact van het koppelingspedaal (afhankelijk van de uitvoering) is speciaal voor de snelheidsregelaar. OPMERKINGEN: – de auto heeft twee koppelingssensors (een einde slag voor het starten en een begin slag voor de snelheidsregelaar). – het gaspedaal moet aan het einde van de slag een zwaar punt hebben voor de beveiliging.
83-32
83
de rekeneenheid van het inspuitsysteem: ● ontvangt de informatie van het gaspedaal, ● ontvangt de informatie van het rempedaalcontact, ● ontvangt de informatie van het koppelingscontact (afhankelijk van de uitvoering), ● ontvangt de informatie van de driestandenschakelaar ● ontvangt de informatie van de stuurwieltoetsen, ● ontvangt de informatie van de ABS-rekeneenheid, ● ontvangt de informatie van de rekeneenheid van de automatische transmissie. ● verzendt de informatie naar het instrumentenpaneel ● stuurt het gemotoriseerd smoorklephuis of de opbrengst van de dieselinspuiting.
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Snelheidsregelaar / -begrenzer Verklaring bij de nummers op de tekeningen 1 schakelaar uit/regeling/begrenzing van de snelheid 2 Stuurwieltoetsen 3 Gaspedaal 4 Instrumentenpaneel 5 Contact koppelingspedaal (afhankelijk van de uitvoering) (begin van de slag) 6 Rempedaalcontact 7 Rekeneenheid automatische transmissie (afhankelijk van de uitvoering) 8 ABS-rekeneenheid 9 Rekeneenheid inspuitsysteem
83-33
83
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Snelheidsregelaar / -begrenzer
83
WERKING VAN DE SNELHEIDSREGELAAR
WERKING VAN DE SNELHEIDSBEGRENZER
Beginvoorwaarden: – schakelaar op "Snelheidsregeling", – 2 e versnelling gemeten door de rekeneenheden, – 30 km/h minimum, 200 km/h maximum (ter informatie), – groen lampje (regeling) vast signaal, – druk op toets "+", "-" of "hervatten".
Beginvoorwaarden: – schakelaar op "Snelheidsbegrenzing", – 2e versnelling gemeten door de rekeneenheden, – 30 km/h minimum, 200 km/h maximum (ter informatie), – oranje lampje (begrenzing) vast signaal, – druk op toets "+", "-" of "hervat".
Eindvoorwaarden: – druk op gaspedaal – druk op rempedaal of koppelingspedaal, – druk op toets "0", – schakelaar op "uit" – ingreep door het elektronisch stabiliteits programma (ESP) – ingreep door de rekeneenheid van het inspuitsysteem, – geen versnelling ingeschakeld.
Eindvoorwaarden: – gaspedaal diep ingedrukt (voorbij zwaar punt) – schakelaar op "uit" – ingreep door het elektronisch stabiliteits programma (ESP) – ingreep door de rekeneenheid van het inspuitsysteem – druk op toets "0",
Een druk op het gaspedaal schakelt het systeem tijdelijk uit. Laat het gaspedaal los om de werking te herstellen.
N.B.: als de ingestelde snelheid knippert kan deze niet worden vastgehouden.
83-34
Een druk op het gaspedaal schakelt het systeem tijdelijk uit. Laat het gaspedaal los om de werking te herstellen.
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Snelheidsregelaar / -begrenzer Aansluitingen op de stekkers
83
Stuurwielcontacten
Schakelaar drie standen
18554
18461
Aansl
Omschrijving
A1
+ Markeringslichten
A2
+ na contact (circuit remlichten)
A3
Schakelaar aan / uit snelheidsregelaar
B1
Schakelaar aan / uit snelheidsbegrenzer
B2
Massa
B3
Niet gebruikt
A Toets "hervatten" = 900 ohm ongeveer B Toets "opschorten" = 0 ohm C Toets "+" = 300 ohm ongeveer D Toets "-" = 100 ohm ongeveer N.B.: voor het uitbouwen van de draaibare doorvoer, raadpleeg hoofdstuk dashboard.
18554
83-35
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Snelheidsregelaar / -begrenzer
83
Gaspedaal
Remlichtschakelaar (dubbel)
Het gaspedaal heeft een zwaar "veiligheids" punt.
De "snelheidsregeling" gebruikt het openingscontact (dat van de remlichten), het sluitcontact is voor de ABS-rekeneenheid. Deze twee informaties worden vergeleken door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
17785R
Aansl
Omschrijving
1
Massa potentiometer 2
2
Massa potentiometer 1
3
Signaal pedaal potentiometer 1
4
Voeding potentiometer 1
A1
Contact sluiten
5
Voeding potentiometer 2
A3
Contact openen
6
Signaal pedaal potentiometer 2
B1
Contact openen
B3
Contact sluiten
Aansl
Weerstand baan 1 = 1200 ± 480 ohm Weerstand baan 2 = 1700 ± 680 ohm
Omschrijving
Bij het monteren van de schakelaar op de pedaalstoel, trekt u aan de draad om de speling op te heffen.
BELANGRIJK: de auto moet zijn voorzien van een gaspedaal met een zwaar punt halverwege de slag.
83-36
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Snelheidsregelaar / -begrenzer Koppelingspedaalcontact Het koppelingspedaal heeft twee contacten: ● een contact aan het begin van de slag (1) speciaal voor de "snelheidsregeling" (grijze stekker), ● een contact aan het einde van de slag (2) voor het "starten" (blauwe stekker).
Bij het monteren van de schakelaar op de pedaalstoel, trekt u aan de draad om de speling op te heffen.
83-37
83
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Snelheidsregelaar / -begrenzer VERVANGEN VAN DE REKENEENHEID INSPUITING Bij het vervangen van de rekeneenheid van de inspuiting, moeten de functies van de snelheidsregelaar en begrenzer worden geactiveerd. Dit doet u door de functies in te schakelen met schakelaar op het dashboard en te bevestigen met het diagnoseapparaat:
Configuraties met het diagnoseapparaat: ● zonder afstandsregelaar ● met afstandsregelaar (niet leverbaar)
83-38
83
INSTRUMENTEN - DASHBOARD "CARMINAT" navigatiesysteem
83
ALGEMEEN
Dit systeem bestaat uit:
Met het navigatiesysteem "CARMINAT" wordt de route aangegeven via een scherm en een stem.
●
een centrale communicatie eenheid (UCC) met een toetsenbord,
Met dit systeem kan:
●
een elektronische navigatierekeneenheid met acceleratiemeters (gyroscoop) en de CD ROM-lezer,
●
een satellietverbinding (antenne GPS) voor de plaatsbepaling van de auto,
●
een scherm waarop de geschreven informatie en de kaartbeelden verschijnen,
●
een luidspreker voor de gesproken berichten,
●
een CD ROM met de cartografische informatie van het land van aflevering van de auto.
●
●
naar een bepaalde plaats gegaan worden – staat, laan, boulevard, enz... – hotel – openbare diensten – service stations, garage. – enz. de routecriteria worden gekozen – het snelst in tijd – via de korste weg – zo veel mogelijk over hoofdwegen – zo weinig mogelijk over hoofdwegen
Het gekozen routecriterium verschijnt als een symbool op de statusregel onderaan het scherm.
OPMERKING:
●
adressen onthouden worden (adresboekje).
●
●
een wegenkaart weergeven – van de plaats waar men zich bevindt – van de bestemming
●
●
de reistijd weergeven
●
verkeersinformatie ontvangen
N.B.: voor de werking van het systeem en de beschrijving van de verschillende menu's, raadpleegt u het instructieboekje.
●
●
MULTIPLEXVERBINDINGEN ●
de auto heeft een multiplexnetwerk dat de belangrijkste rekeneenheden gebruiken voor het uitwisselen van informatie. Het "Carminat" systeem gebruikt de informatie "rijsnelheid" afkomstig van de ABS-rekeneenheid voor het meten van de afgelegde afstand en de informatie "achteruitversnelling". (zie hoofdstuk 88: multiplexsysteem). Een specifiek multiplexnetwerk voor de functie "Carminat" verbindt de rekeneenheid van het navigatiesysteem, het centrale communicatie eenheid en het display.
83-39
Als de auto per trein of op een veerboot is getransporteerd, kan het navigatiesysteem enkele minuten nodig hebben om de exacte positie te vinden (zie hoofdstuk "plaatsbepaling") Als de accu van de auto is los geweest, kan het systeem tot 15 minuten nodig hebben om de positie exact te kunnen bepalen. De auto moet daarbij buiten staan (systeem ingeschakeld) om de satellietsignalen via de GPS-antenne op te kunnen vangen. Het toestel kan ook werken zonder geldige GPS gegevens. In dit geval, kan de plaatsbepaling minder nauwkeurig zijn. Zodra de exacte positie is teruggevonden door het GPS systeem, verandert het satellietsymbool op het scherm van rood in groen Op de autosnelweg, kunnen de afstanden die het systeem aangeeft verschillen van de waarden die de wegwijzers aangeven: deze borden rekenen vanaf het begin van de afrit, terwijl het CARMINAT systeem rekent met het einde van de afrit.
INSTRUMENTEN - DASHBOARD "CARMINAT" navigatiesysteem PRINCIPESCHEMA
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Centrale communicatie eenheid met toetsenbord Toetsenbord Rekeneenheid Carminat (CD ROM lezer) Scherm Informatie autogordel (voor display) Informatie buitentemperatuur (voor display) Autoradio Luidspreker spraakmaker Radiobediening bij het stuurwiel Antenne radio Verbinding autoradio (mute) Multiplexverbinding van de auto Antenne GPS
83-40
83
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": centrale communicatie eenheid
CENTRALE COMMUNICATIE EENHEID
HET TOETSENBORD
De Carminat navigatierekeneenheid werkt alleen in combinatie met een centrale communicatie eenheid. Deze, boven de autoradio geplaatst, bevat het toetsenbord.
Het toetsenbord is ingebouwd in de centrale communicatie eenheid. Het bestaat uit: ●
●
● ● ● ●
83
een draaitoets (A) voor: – de verplaatsing in de verschillende menu's, – het valideren, een verplaatsingvlak (B) voor: – de verplaatsing over de kaart bij handbediening, – het kiezen in de verschillende menu's, een menutoets (M) voor: – het teruggaan naar het vorige menu, een toets (I) voor: – het herhalen van het bericht, een toets (C) voor: – het onderbreken van de spraakmaker, toetsen (+) en (-) voor het verhogen of verlagen van het volume van de berichten.
18459
De centrale communicatie eenheid maakt het mogelijk: ● de automatische tijdgegevens te verwerken, ● de verbinding tot stand te brengen tussen het multiplexnetwerk van de auto en het speciale multiplexnetwerk van het Carminat systeem, ● de multiplexinformatie te gebruiken (rijsnelheid, achteruit, buitentemperatuur..), ● de autoradio te bedienen vanaf het stuurwiel, ● het stilzetten te verwerken, de configuraties van de auto en van het systeem, ● de weergave op het scherm te regelen, ● de "verkeersinformatie" te ontvangen, ● de berichten van de spraakmaker te regelen.
18459
83-41
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": centrale communicatie eenheid
UITBOUWEN - INBOUWEN
Stekker (B) 30-polige (grijs):
Voor het uitbouwen van de communicatie-eenheid gebruikt u het gereedschap voor het uitbouwen van een autoradio Ms. 1373.
Aansl
Aansluitingen op de stekkers
18457
Stekker (A) 15-polige (rood): Aansl
83
Omschrijving
Omschrijving
1
Niet gebruikt
2
Antenneversterker
3
Multiplexverbinding (multimedia)
4
Multiplexverbinding (multimedia)
5
Niet gebruikt
6
Niet gebruikt
7
Uitgang informatie aan/uit
8
Ingang luidspreker (Carminat)
9
Ingang luidspreker (Carminat)
10
Niet gebruikt
11
Niet gebruikt
12
Niet gebruikt
13
Niet gebruikt
14
Niet gebruikt
15
Niet gebruikt
16
Signaal buitentemperatuur
17
Massa buitentemperatuur
1
Niet gebruikt
18
Niet gebruikt
2
Niet gebruikt
19
Rijsnelheid
3
Niet gebruikt
20
Signaal achteruit
4
Niet gebruikt
21
Uitgang buitentemperatuur
5
Niet gebruikt
22
Niet gebruikt
6
Niet gebruikt
23
Niet gebruikt
7
Niet gebruikt
24
Lampje autogordel
8
Niet gebruikt
25
+ Verlichting
9
Bedieningssatelliet van de autoradio (aansl. B1)
26
Verbinding radio (aansl. 6)
27
Aan/uit radio (aansl. 5)
10
Bedieningssatelliet van de autoradio (aansl. A3)
28
Verbinding radio (aansl. 3)
11
Bedieningssatelliet van de autoradio (aansl. B2)
29
Verbinding radio (aansl. 1)
30
Verbinding radio (aansl. 2)
12
Bedieningssatelliet van de autoradio (aansl. B3)
13
Bedieningssatelliet van de autoradio (aansl. A2)
14
Bedieningssatelliet van de autoradio (aansl. A1)
15
Niet gebruikt
BELANGRIJK: na ieder uit/inbouwen van de centrale communicatie eenheid, moet het systeem worden geïnitialiseerd.
83-42
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": centrale communicatie eenheid
83
Stekker (C) 30-polige (groen): Aansl
18457
(D) en (E): ingang en uitgang radioantenne voor het systeem "verkeersinformatie".
Omschrijving
1
Niet gebruikt
2
Niet gebruikt
3
Niet gebruikt
4
Niet gebruikt
5
Niet gebruikt
6
Multiplexverbinding van de auto
7
Multiplexverbinding van de auto
8
Stuursignaal mute radio
9
+ accessoires
10
+ voor contact
11
Stuursignaal mute spraakmaker (autoradio)
12
Massa
13
+ Na contact
14
Ingang luidspreker (spraakmaker)
15
Ingang luidspreker (spraakmaker)
16
Niet gebruikt
17
Niet gebruikt
18
Niet gebruikt
19
Niet gebruikt
20
Niet gebruikt
21
Niet gebruikt
22
Uitgang luidspreker (spraakmaker)
23
Uitgang luidspreker (spraakmaker)
24
Niet gebruikt
25
Niet gebruikt
26
Niet gebruikt
27
Niet gebruikt
28
Niet gebruikt
29
Niet gebruikt
30
Niet gebruikt
BELANGRIJK: na ieder uit/inbouwen van de centrale communicatie eenheid, moet het systeem worden geïnitialiseerd.
83-43
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": Rekeneenheid
83
UITBOUWEN - INBOUWEN
ELEKTRONISCHE NAVIGATIEREKENEENHEID (CD ROM lezer) De rekeneenheid gebruikt een aantal opname elementen voor het waarnemen van de bewegingen van de auto. Het opname element snelheid van de auto bepaalt de afgelegde afstand terwijl de gyroscoop (traagheidskompas) Ingebouwd in de rekeneenheid de draaiingen in bochten registreert.
Contact uit, verwijder: ● de afdekplaat van het dashboardkastje die met een schroef vastzit, ● de schroeven waarmee de steun van de rekeneenheid vastzit, Maak de stekkers van de rekeneenheid los en laat het geheel zakken.
Door deze informatie te vergelijken met de digitale kaart (op CD-ROM), corrigeert het systeem onnauwkeurigheden (bandenspanning en -slijtage, temperatuur..) om de exacte positie van de auto te bepalen. BELANGRIJK: Na een losmaken van de accukabels of een vervangen van de elektronische navigatierekeneenheid, is een initialisatie en een plaatsbepaling van de auto nodig (zie de hoofdstukken "plaatsbepaling" en "initialisatie"). Na het vervangen van de rekeneenheid, is het systeem standaard ingesteld voor het Frans. Voor het veranderen van de tal, raadpleegt u de methode in het hoofdstuk "Instellen van de taal". LET OP: bij het vervangen van de rekeneenheid is het niet mogelijk het adressenbestand uit de oud rekeneenheid over te zetten. N.B.: – met contact af, schakelt de CD ROM lezer automatisch in bij aanraking van de uitwerpknop en kan ongeveer 1 minuut ingeschakeld blijven (zonder aanzetten van het contact). – Bij het aanzetten van het contact, schakelt de lezer automatisch in, – Bij het uitzetten van het contact, blijft hij nog ongeveer 40 secondes ingeschakeld, waarbij het beter is de accu niet los te maken.
18473
Maak de rekeneenheid los van zijn steun met het uitbouwgereedschap van de autoradio Ms. 1373.
BELANGRIJK: na werkzaamheden aan de navigatierekeneenheid, moet u het systeem initialiseren.
19306
LET OP: de GPS-antennekabel is zeer kwetsbaar, verbuig hem niet en knijp hem niet af.
83-44
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": Rekeneenheid AANSLUITINGEN
16-polige stekker (naar scherm): Aansl
Omschrijving
1
Niet gebruikt
2
Massa
3
- Signaal video
4
Signaal video rood
5
Signaal video groen
6
Signaal video blauw
7
Massa
8
Signaal synchronisatie video
9
Massa
10
Regeling helderheid
11
Niet gebruikt
12
Aan/uit display
13
Niet gebruikt
14
Niet gebruikt
15
+ voor contact
16
+ voor contact
19307
18-polige stekker (naar centrale communicatie eenheid): Aansl
Omschrijving
1
+ voor contact
2
Niet gebruikt
3
Luidspreker
4
Niet gebruikt
5
Niet gebruikt
6
Aan/uit
7
Niet gebruikt
8
Niet gebruikt
9
Multiplexverbinding (multimedia)
10
Massa
11
Niet gebruikt
12
Luidspreker
13
Niet gebruikt
14
Niet gebruikt
15
Informatie snelheid
16
Niet gebruikt
17
Niet gebruikt
18
Multiplexverbinding (multimedia)
83-45
83
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": Scherm
83
HET SCHERM
Bijzonderheden van de radio
Dit toont: – de verschillende menu's – de bestemming – de afstand tot de bestemming – het routeschema – de afstand tot de volgende richtingverandering – kaartgegevens – enz.
Als de auto een fabriekradio heeft, verschijnt het display op het scherm (alleen als de radio is ingeschakeld) in de balk. Bij een verandering van de instellingen ervan, neemt het display van de radio het hele scherm in (grootste zichtbaarheid).
Het licht op enkele secondes na het aanzetten van het contact: ● Als het scherm bij het voorafgaande afzetten van het contact stand-by was, worden alleen de buitentemperatuur, de tijd, het radiodisplay (als deze aan staat) en de gegevens van de bandenspanning aangegeven. Om het systeem CARMINAT te activeren, raakt u de draaitoets aan, waarna een gebruikersmenu verschijnt. Valideer "OK" door op de draaiknop te drukken, het menu "Inhoud" verschijnt. ●
Als CARMINAT bij het voorafgaande afzetten van het contact actief was, worden de buitentemperatuur, de tijd, het radiodisplay (als deze aan staat), de gegevens van de bandenspanning en een gebruikersmenu aangegeven. Valideer "OK" door op de draaiknop te drukken, het menu "Inhoud" verschijnt, CARMINAT kan worden geactiveerd.
Het gaat geheel 40 secondes na het afzetten van het contact geheel uit.
N.B.: ● de helderheid van het scherm kan worden geregeld met van de toetsen + en - verlichting van het toetsenbord: – overdag (markeringslichten uit) – in het donker (markeringslichten aan). ●
BELANGRIJK: als het scherm niet de gegevens van de autoradio weergeeft, initialiseer dan het systeem.
Bijzonderheden van het klokje Het klokje geeft automatisch de juiste tijd aan via de satellietverbinding (GPS). De tijdweergave kan worden gewijzigd via het menu "Instellen van de tijd" na het selecteren van "Instellingen": – tijdformaat = 12 of 24 uur, – tijdinstelling = voor het wijzigen van de tijd ten opzichte van de satelliettijd, – Tijdverschuiving = geeft het tijdsverschil tussen de tijd in de auto en de tijd van de satellieten. Na het aansluiten van de accu of van de rekeneenheid, zet u het klokje daarom niet op tijd via "Instellen van de tijd" maar zet u de auto buiten neer (voor een correcte satellietverbinding). Anders wordt de ingestelde tijd opgeteld bij de waarde van de statellietverbinding. BELANGRIJK: reinig het scherm niet met en schoonmaakmiddel, maar met een droge of licht bevochtigde zachte doek.
De kleur van het scherm kan worden gewijzigd via de menu's "Instellingen" dan "Schermconfiguratie": – dagkleuren zijn blauw of donkerblauw (markeringslichten uit). – nachtkleuren zijn blauw of donkerblauw (markeringslichten aan).
83-46
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": Scherm UITBOUWEN - INBOUWEN
83
AANSLUITINGEN
Contact uit, verwijder: ● de twee kappen aan weerskanten van het scherm, ● de bevestigingsschroeven (1), ● de kap van het scherm door hem los te wippen.
18470
Aansl 18468
Maak de stekker van de verbinding met de rekeneenheid los.
Omschrijving
1
Niet gebruikt
2
Massa
3
- Signaal video
4
Signaal video rood
5
Signaal video groen
6
Signaal video blauw
7
Massa
8
Signaal synchronisatie video
9
Massa
10
Regeling helderheid
11
Niet gebruikt
12
Aan/uit display
13
Voeding display
14
Niet gebruikt
15
+ 12 volt
16
+ 12 volt
Afscherming Massa afscherming 18470
uitbouwen de bevestigingsschroeven (2) van het scherm op de steun om ze te scheiden.
83-47
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": Antenne
83
DE ANTENNE GPS/ GSM (enkel band)
UITBOUWEN - INBOUWEN
Zij zorgen voor het ontvangen van de satellietsignalen waardoor de elektronische navigatierekeneenheid (CD ROM-lezer) de auto kan lokaliseren. (A)
Verwijder de bekleding aan de bovenkant van de achterklep.
Als de verbinding met de GPS-satellieten goed is, toont het scherm drie groene strepen op het pictogram van de wereldbol. Als de satellietverbinding slecht is (in een tunnel, in een smalle straat tussen hoge gebouwen, enz...) toont het scherm drie rode strepen op het pictogram van de wereldbol. OPMERKING: Na een losmaken van de accukabels of een vervangen van de elektronische navigatierekeneenheid, moet de auto opnieuw gelokaliseerd worden. Zet de auto op een open plaats buiten met contact aan en wacht een paar minuten. Als de verbinding met de GPS-satellieten goed is, toont het scherm drie groene strepen op het pictogram van de wereldbol. LET OP: de GPS-antennekabel is zeer kwetsbaar, verbuig hem niet en knijp hem niet af.
19246
OPMERKING: sommige auto's hebben een antenne GSM (dual band) en een GPS-antenne onder het dak, achter de bekleding.
Maak de stekkers los van de antenne (B). Verwijder de moeren (C) en daarna de GPSantenne (A).
19247
83-48
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": Lokalisatie / taal veranderen
83
INITIALISATIE
TAAL VAN DE BERICHTEN VERANDEREN
Deze procedure moet bij elke ingebruikneming van het apparaat worden uitgevoerd.
Na het vervangen van de rekeneenheid, is het systeem standaard ingesteld voor het Frans.
BELANGRIJK: als de auto een autoradio heeft, moet deze zijn ingeschakeld op het moment van de initialisatieprocedure. Als dit niet zo is, zal de afstandsbediening bij het stuurwiel niet werken en het scherm zal de gegevens van de autoradio niet tonen.
Voor het veranderen van de taal, is de Taal-CD nodig die de klant heeft ontvangen bij het "Carminat"instructieboekje en gaat u op de volgende manier te werk:
1 2 3 4
Wacht op het uitschakelen van het systeem, Zet de autoradio aan, Druk gelijktijdig op de toetsen "M" en "C", Voer de RENAULT-kaart in tot de stand "accessoires", 5 Lees de configuratie uit, 6 Voer de test uit van afstandsbediening van de autoradio bij het stuurwiel, 7 Controleer de aanwezigheid van de antennes.
1.
Contact aan, haal de kaart-CD uit de elektronische navigatierekeneenheid door op de ejecttoets te drukken
2.
Op het scherm verschijnt het bericht "Geen CD in de lezer".
3.
Valideer "OK" door op de draaiknop te drukken.
4.
Selecteer het menu "Instellingen" dan "Taal" en "andere taal".
5.
Het systeem vraagt vervolgens de taal-CD in te voeren.
6.
Voer de taal-CD in en valideer door op de draaiknop te drukken en valideer.
7.
Kies de te vervangen taal (taal 1 of 2) via de draaiknop.
8.
Selecteer de te laden taal ui de beschikbare talen op de CD via de draaiknop, valideer en valideer "laden".
9.
Wacht enkele secondes, het scherm wordt zwart en daarna wit met een tekst in zwart en rood met een horizontale balk die de voortgang van het laden aangeeft.
10.
Als het laden klaar is, komt de taal-CD naar buiten en verschijnt "OK" op het scherm.
11.
Zet het contact uit en wacht tot het scherm uitgaat (ongeveer 70 secondes), de nieuwe taal is geladen.
12.
Plaats de kaart-CD weer in de lezer.
LOKALISATIE (plaatsbepaling) Na een losmaken van de accukabels of een vervangen van de elektronische navigatierekeneenheid, moet de auto opnieuw gelokaliseerd worden. ●
Zet de auto op een open plaats buiten met contact aan en wacht een paar minuten. Als de verbinding met de GPS-satellieten goed is, toont het scherm drie groene strepen op het pictogram van de wereldbol. De auto is gelokaliseerd.
Als de auto niet correct op de kaart staat, voer dan de lokalisatieprocedure uit: ● De lokalisatie kan worden uitgevoerd: – Automatisch door met de auto in verschillende geografische richtingen te rijden (minstens 1 tot 3 kilometer). – Met de hand via het menu "Positie van de auto" na het selecteren van "Instellingen". Geef de plaats, de straat en het voor de procedure gekozen kruispunt op. Valideer "Positie midden op kruispunt".
LET OP: de systeemtaal van het navigatiesysteem en de taal van de berichten moeten in twee verschillende handelingen worden gewijzigd.
83-49
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": Storing zoeken INGEBOUWD DIAGNOSEPROGRAMMA Bij een storing in het systeem, kan een diagnosefunctie op het scherm de in het geheugen geregistreerde storingen aangeven en bepaalde parameters controleren. Het scherm licht enkele secondes na het aanzetten van het contact op. Valideer "OK" en het systeem stelt verschillende mogelijkheden voor: 1. Navigatie ⇒Instellingen voor: ● het kiezen van de taal, ● het kiezen van de routecriteria, ● het wijzigen van de configuratie van het scherm, ● het verkrijgen van informatie over het systeem, ● het selecteren van het verkeersinformatiesysteem, ● het wijzigen van de eenheden (km, mijlen ...), ● het wijzigen van het geluidsvolume van de berichten, ● het configureren van het scherm. ⇒Boordcomputer: ● geeft de actuele snelheid, ● geeft de gemiddelde snelheid, ● geeft de resterende afstand, ● geeft de resterende tijd, ● geeft de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. 2. Taal: voor het veranderen van de taal op het scherm en van de menu's.
83-50
83
3. Gebruikersinstellingen: ⇒Klok: voor de automatische instelling of het veranderen van de tijd, ⇒Systeem: het menu "service (code)" verschijnt. Voer de code in met de draaiknop en selecteer en valideer de vier cijfers van de toegangscode. Deze code (alleen bestemd voor de reparateur) is: 4112 ("sluiten" = terug naar menu "Inhoud"). ● Sluiten: terug naar inhoud, ● Diagnose (zie de volgende bladzijden) ● Configuratie kan worden opgevraagd bij een storing: ● productiedatum, ● configuratie: 0002, ● type UCC: UCC 3, ● programmaversie: 051(ter informatie), ● referentienummer ● checksum. ● Systeemtests: voor het testen van de verschillende componenten zoals het toetsenbord, de bedieningssatelliet van de radio en de multiplexverbindingen, ● Functionele tests: geeft specifieke informatie van het systeem, ● Test RDS-TMC: – frequentie: TUNER voor verkeersinformatie – ontvangstniveau: % – kwaliteit RDS: % ● Test van de auto: – auto: X74 – snelheid: OK, – + na contact: OK (afhankelijk van de stand van de RENAULT-kaart) – + ACC: OK – SSPP: OK – voltage accu, – crash informatie: NOk (behalve bij ongeluk) – + lant: voeding verlichting – achteruit (afhankelijk van de uitvoering), – buitentemperatuur.
INSTRUMENTEN - DASHBOARD Navigatiesysteem "Carminat": Storing zoeken INGEBOUWD DIAGNOSEPROGRAMMA ●
●
●
LEZEN GPS-STAAT Voorbeeld: – Stat. van sensor: 3D positie – Lengte: 2°14'24''Oost – Breedte: 48°46'31''Noord, – Geograf.hoogte: 226 m, – Aantal sat: > 3 (nodig voor de werking).
FOUTGEHEUGEN – Foutcode, – Freq. fout, – Type fout.
Let niet op deze parameter, zij werken niet. ● ●
LEZEN I/O-STATEN – Impuls. tacho: de rijsnelheid moet tijdens het rijden worden weergegeven, – Temperatuur de temperatuur in de rekeneenheid moet verschijnen, – Accu: de accuspanning moet worden weergegeven, – B. eject: 0 = knop eject CD niet ingedrukt. 1 = knop eject CD ingedrukt (houd de knop langer dan 5 sec ingedrukt) – Richting: ARR = versnellingshendel in stand achteruit, Informatie achteruit correct AVA = Versnellingshendel niet in achteruit of informatie achteruit defect – Lichten = on of off (functie niet in gebruik) – Contact ext 1: Niet in gebruik – Contact ext 2: Niet in gebruik LET OP: de reactietijd voor het veranderen van een staat is ongeveer 15 secondes.
●
83
IDENTIFICATIE (ter informatie) – Serienummer van de rekeneenheid – Productversie – Programmaversie – Productieweek – Productiejaar – Programmaversie "CSB"
83-51
SIMULATIE POSITIE VAN DE AUTO
LET OP: voor een goede werking van het systeem, moet de "Simulation" werking na het gebruik beslist worden afgesloten.
184
SCHAKELAARS Draaibare doorvoer
84
Maak de stekkers van de stuurkolomschakelaars (ruitenwisser, radiobediening en verlichting) los en de stekkers van de draaibare doorvoer (airbag en snelheidsregelaar).
BELANGRIJK: Werkzaamheden aan de systemen van de airbags en de gordelspanners mogen alleen worden uitgevoerd door speciaal hiervoor opgeleid personeel.
Voordat u de draaiende doorvoer uitbouwt, noteert u de stand: – controleer of de wielen bij de demontage rechtuit staan, – controleer of het merkteken "0" van de draaibare doorvoer bij het merkteken staat.
LET OP: het is verboden om werkzaamheden te verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem in de buurt van een hittebron vanwege het explosiegevaar. N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag worden de uitgangen naar de ontstekers uitgeschakeld en de stuurkolom ontgrendeld.
UITBOUWEN Bouw de airbag in het stuurwiel uit. Steek hiervoor een schroevendraaier in het gat (1) en beweeg hem naar boven (2).
18313
Draai de bout los en maak de gehele stuurkolom vrij.
18455
Maak de stekkers van de airbag in het stuurwiel (4) en de stekkers van de toetsen van de snelheidsregelaar los (afhankelijk van de uitvoering). Bouw uit: – de stuurwielbout na de wielen rechtuit te hebben gezet, – het stuurwiel, – de omlijsting van de teller, – de stuurkolomkappen,
18797
Bouw de schakelaars uit door op de lipjes (3 te drukken). N.B.: de stuurwielhoeksensor (5) hoeft niet losgemaakt te worden
84-1
SCHAKELAARS Draaibare doorvoer
84
INBOUWEN Bijzonderheden van de airbag
Controleer of de wielen rechtuit staan. De schroef van de draaibare doorvoer kan alleen worden vastgezet als het merkteken op "0" staat.
BELANGRIJK: voordat u de airbag aansluit moet u de werking van het systeem controleren:: – controleer of het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt bij het aanzetten van het contact (rekeneenheid ontgrendeld), – Sluit een loze ontsteker aan op de stekker van de iedere airbag en controleer of het lampje dooft, – zet het contact af, sluit de airbag aan in plaats van de loze ontstekers en monteer het in het stuurwiel, – zet het contact aan, controleer of het lampje 3 secondes oplicht en vervolgens uit gaat en uit blijft. Als het lampje niet dooft, raadpleeg dan hoofdstuk "storing zoeken".
18313
LET OP: bij het niet opvolgen van deze procedure bestaat het gevaar dat het systeem niet normaal werkt en zelfs dat de airbag voortijdig explodeert.
Bijzonderheden van het stuurwiel BELANGRIJK: het stuurwiel past maar op een manier op de spiebanen. Het stuurwiel moet vrij over de spiebanen kunnen bewegen. Let op dat ze niet beschadigen.
Sluit de twee stekkers van de stuurwielairbag aan, let op de juiste kleuren. Druk de stekkers goed vast
18835
Vervang na iedere demontage de stuurwielbout en zet hem vast met een aantrekkoppel van 4,4 daN.m.
18994
84-2
SCHAKELAARS Ruitenwisserschakelaar
84
AANSLUITINGEN (meest complete uitvoering)
Aansl A1 A2 A3 A4 A5 A6 A7 B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7
Omschrijving Commando interval wisser voor Commando snel wissen voor Commando langzaam wissen voor Commando ruitensproeierpomp voor Niet gebruikt Rustcontact ruitenwisser voor + na contact Commando ruitensproeierpomp achter Commando ruitenwisser achter Niet gebruikt + na contact Massa Signaal opname element vliegwiel Toets functiekeuze boordcomputer
N.B.: de schakelaars van de ruitenwissers en sproeiers voor en achterkunnen met een ohmmeter worden gecontroleerd.
Commando Ruitensproeierpomp voor Commando langzaam wissen voor Commando snel wissen voor Commando ruitenwisser achter: Stand 1 Stand 2 Stand 3 Stand 4 Stand 5 Ruitensproeierpomp achter Interval ruitenwisser achter Functiekeuze boordcomputer
Aansluiting
Waarden (ohm)
A4 / B4 A3 / A7 A2 / A7
0 0 0
A1 / A7
B1 / B4 B2 / B4 B5 / B7
84-3
9,6 7,2 4,8 2,4 0 0 0 0
SCHAKELAARS Lichtschakelaar
84
AANSLUITINGEN (meest complete uitvoering)
Aansl A1 A2 A3 A4 A5 A6 A7 B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7
Omschrijving Voeding relais mistlichten voor Niet gebruikt Commando mistachterlichten Commando claxon Commando knipperlicht rechts Massa Commando knipperlicht links Markeringslichten + voor contact (via zekering) + voor contact (via zekering) Dimlichten (dubbele koplampen) Dimlichten (enkele koplampen) + voor contact (via zekering) Grootlichten
N.B.: De lichtschakelaar kan met een ohmmeter worden gecontroleerd. De claxonschakelaar loopt via de stekker (C) via de draaibare doorvoer. Commando
Aansl. (circuit gesloten) A6/A7 A5/A6 B1/B2 B3/B4 B3/B5 B6/B7 A1/B2 A3/B2
Knipperlicht links Knipperlicht rechts Markeringslichten Dimlichten (dubbele koplampen) Dimlichten (enkele koplampen) Grootlichten (vast of signaal) Mistlichten (voor) Mistachterlichten
84-4
SCHAKELAARS Radiobedieningssatelliet AANSLUITINGEN
De afstandsbediening van de autoradio is verbonden: ● met het centrale display van het dashboard ● met de centrale communicatie eenheid als de auto het Carminat navigatiesysteem heeft (zie hoofdstuk 83). Aansl
Omschrijving
A1 A2 A3 B1 B2 B3
Aansl. 14 Aansl. 13 Aansl. 10 Aansl. 9 Aansl. 11 Aansl. 12
84-5
84
SCHAKELAARS Regensensor N.B.: voor de werking van de ruitenwisser, zie hoofdstuk 85.
AANSLUITINGEN Aansl
Omschrijving
A1
Verbinding huis met hulporganen interieur (relais inschakelen) Verbinding huis met hulporganen interieur (commando) +Accessoires Verbinding huis met hulporganen interieur (relais snel) Massa Verbinding huis met hulporganen interieur (automatische werking)
A2 A3 B1 B2 B3
84-6
84
SCHAKELAARS Renault-kaartlezer
84
AANSLUITINGEN De Renault-kaartlezer is vastgeklemd op zijn steun. De steun is vastgeklemd in het dashboard.
18320
Aansl 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Omschrijving Gecodeerde verbinding huis met hulporganen interieur Voeding lezer. Niet gebruikt Gecodeerde verbinding huis met hulporganen interieur Signaal Renault-kaart aanwezig (+Accessoires) Signaal Radiofrequentie (afstandsbediening) Signaal RENAULT-kaart op aanslag Massa Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Signaal Radiofrequentie (afstandsbediening)
OPMERKING: als de verlichting van de kaartlezer niet goed werkt, moet u de kaartlezer vervangen. N.B.: de kaartlezer is niet gecodeerd.
84-7
SCHAKELAARS Elektrische stuurkolomgrendel
84
AANSLUITINGEN
ELEKTRISCHE STUURKOLOMGRENDEL VOORZORGEN BIJ DE REPARATIE Om te voorkomen dat het stuurwiel blokkeert bij het losmaken van de accukabels, moet u: – steek de RENAULT-kaart diep (+ na contact) in de lezer steken en daarna half eruit trekken (+accessoires). Zolang de kaart halverwege in de lezer zit, wordt de stuurkolom niet geblokkeerd. Mak de accukabel los, de stuurkolom blijft ontgrendeld zolang de accu niet opnieuw wordt aangesloten en de RENAULT-kaart wordt verwijderd. – vergrendel de airbagrekeneenheid met een diagnoseapparaat.
UITBOUWEN LET OP: de grendel is vastgezet met een bout met linkse schroefdraad. Voor het uitbouwen moet hij vooraf ontgrendeld zijn.
18466
Aansl 1 2 3 4 5 6
18541
INBOUWEN Zet de bout vast met een aantrekkoppel van 0,8 daN.m. Voor het inlezen van de code van de stuurkolomgrendel, raadpleeg hoofdstuk 82.
84-8
Omschrijving Massa Voeding (+12 volt accessoires) Multiplexverbinding Commando huis met hulporganen interieur (deblokkeren) Informatie Renault-kaart aanwezig Multiplexverbinding
SCHAKELAARS Drukknop voor het starten DRUKKNOP VOOR HET STARTEN De drukknop dient voor het starten en stilzetten van de motor. Hij heeft twee verlichtingen: – verlichting aan de bovenkant (A): "informatie klaar om te starten", – verlichting aan de onderkant (B): "informatie draaiende motor".
18466
AANSLUITINGEN Aansl 1 2 3 4
Omschrijving Signaal schakelaar motor aan/uit Voeding Commando lampje "startinvitatie" Commando lampje "draaiende motor"
De drukschakelaar kan met een ohmmeter worden gecontroleerd. Aansl
Waarde
Omschrijving
1 en 2 2 en 3 2 en 4
≈ 2 ohm ≈ 20 ohm ≈ 20 ohm
Impuls Aan of Uit Lampje "startinvitatie" Lampje "draaiende motor"
84-9
84
SCHAKELAARS Schakelaars / Snelheidsregelaar / Spraakmaker
84
AANSLUITINGEN SCHAKELAAR ELEKTRONISCH STABILITEITS PROGRAMMA (ESP) Aansl A1 A2 A3 B1 B2 B3
Omschrijving Voeding markeringslicht Massa Niet gebruikt Commando Aan / Uit Niet gebruikt Niet gebruikt
SCHAKELAAR SPRAAKMAKER Aansl 18461
1 Spraakmaker (afhankelijk van de uitrusting) 2 Elektronisch stabiliteits programma (ESP) 3 Snelheidsregelaar / begrenzer (afhankelijk van de uitrusting)
1 2 3
Omschrijving Commando bericht herhalen Massa Commando discretie
SCHAKELAAR SNELHEIDSREGELAAR/BEGRENZER
Voor het uitbouwen van de schakelaars moet u de steunplaat uitbouwen.
Aansl A1 A2 A3 B1 B2 B3
84-10
Omschrijving + markeringslicht + na contact (circuit remlichten) Aan/uit schakelaar Aan / uit snelheidsbegrenzer Massa Niet gebruikt
SCHAKELAARS Regelweerstand verlichting REGELWEERSTAND VERLICHTING
18462
Voor het uitbouwen van de regelweerstand, bouwt u de steunplaat van de regelweerstand uit en maak daarna de stekkers los (afhankelijk van de uitrusting). Wip de regelweerstand (A) los van de steunplaat.
AANSLUITINGEN Aansl 1 2 3
Omschrijving + markeringslicht Verlichting via regelweerstand Massa
LET OP: Afhankelijk van het uitrustingsniveau zijn er twee regelweerstanden voor de verlichting mogelijk: – regelweerstand "luxe uitvoering" voor geregelde airconditioning, – regelweerstand "eenvoudige uitvoering" voor handbediende airconditioning. De regelweerstand kan met een ohmmeter worden gecontroleerd: – verlichting knop (-polige 1 en 3) ≈ 70 ohm – regelknop (aansl. 2 en 3) = van 0 tot 1000 ohm (luxe uitvoering) – regelknop (aansl. 2 en 3) = van 0 tot 33 ohm (eenvoudige uitvoering)
84-11
84
SCHAKELAARS Alarmlichtschakelaar
84
Voor het uitbouwen van de schakelaar moet de bovenkant (geklemd) worden losgemaakt van de console. Aansl
Omschrijving
1 2 3
Niet gebruikt Massa Tijdschakeling knipperautomaat (+ voor contact) knippersignaal/tijdrelais knipperautomaat
4
18464
Controles met een multimeter Aansl
Waarde
2 en 3
Weerstand oneindig 0 ohm
2 en 3
Omschrijving Ruststand alarmknipperlichten Alarmknipperlichten aan
84-12
SCHAKELAARS Schakelaar portiervergrendeling Voor het uitbouwen van de schakelaar moet de bovenkant (geklemd) worden losgemaakt van de console.
18463
Aansl A1 A2 A3 B1 B2 B3
Omschrijving + na contact Massa Vergrendeling Ontgrendeling + voor contact Voeding lichtdiode
Controles met een multimeter Aansl A1 / A2 A2 / A3 A2 / B1
Omschrijving Verlichting knop Vergrendeling Ontgrendeling
84-13
Waarde 30 ohm 0 ohm 0 ohm
84
SCHAKELAARS Schakelaars ruitbediening PLAAT IN ARMSTEUN (meest complete uitvoering)
84
– gebruik een ijzerdraadje om de grendels in te drukken.
18465 19071
A Schakelaar ruitbediening bestuurder en passagier voor B schakelaar ruitbediening achter rechts en links C Schakelaar kinderveiligheid (afhankelijk van de uitvoering)
Maak de stekkers los. Maak de schakelaars vrij door op de lipjes (D) te drukken
UITBOUWEN VAN DE SCHAKELAARS De plaat van de schakelaars van de ruitbediening is vastgeklemd met lipjes (D) op het portierpaneel. Voor het uitbouwen, zijn er twee mogelijkheden: – gebruik een bekledingtang,
18465
18789
84-14
SCHAKELAARS Schakelaars ruitbediening
84
SCHAKELAARS RUITBEDIENING ACHTER OP BESTUURDERSPORTIER
SCHAKELAARS RUITBEDIENING VOOR OP BESTUURDERSPORTIER
18465
18465
Twee types dubbele schakelaars zijn mogelijk:
Drie types schakelaars voor de ruitbediening voor zijn mogelijk: Ruitbediening met sneltoets bestuurder / Ruitbediening passagier Schakelaar ruitbediening bestuurder met twee standen (normaal en snel) en schakelaar met een stand voor de passagier. ●
Ruitbediening met sneltoets bestuurder en passagier zonder multiplex Schakelaar ruitbediening bestuurder en passagier met twee standen (normaal en snel).
● Elektrische ruitbediening Schakelaars links achter en rechts achter met een stand. ● Ruitbediening sneltoets Schakelaars links achter en rechts achter met twee standen (normaal en sneltoets voor de ruiten achter).
●
Voor meer bijzonderheden over de systemen van de elektrische ruitbediening, zie hoofdstuk 87.
N.B.: Deze schakelaars worden verlicht zodra er + na contact is (geen nachtverlichting).
● Ruitbediening met sneltoets multiplex De schakelaar is gelijk aan de uitvoering zonder multiplex, maar de kabelbundel verschilt.
Voor meer bijzonderheden over de systemen van de elektrische ruitbediening, zie hoofdstuk 87.
N.B.: Deze schakelaars worden verlicht zodra er + na contact is (geen nachtverlichting).
84-15
SCHAKELAARS Schakelaars ruitbediening ●
Ruitbediening met sneltoets bestuurder / Ruitbediening passagier zwarte stekker (links stuur)
●
AANSLUITINGEN Aansl
Omschrijving
A1 A2 A3 A4 A5 A6 B1 B2 B3 B4 B5 B6
Schakelaar ruitbediening passagierszijde + voor contact + na contact Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Schakelaar ruitbediening passagierszijde Massa Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde Niet gebruikt
84
Ruitbediening met sneltoets bestuurder / Ruitbediening passagier zwarte stekker (rechts stuur) Aansl
Omschrijving
A1 A2 A3 A4 A5 A6 B1 B2 B3 B4 B5 B6
Schakelaar ruitbediening passagierszijde + voor contact + na contact Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Schakelaar ruitbediening passagierszijde Massa Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde Niet gebruikt
WERKING (controle van de weerstand met een multimeter)
WERKING (controle van de weerstand met een multimeter)
Aansl ACTIE
Aansl
A1
B3
A2/B4
B5/B4
A2
A2
α
α
Openen bestuurder eenvoudig
-
-
0
α
α
0
0
0
(1e)
(2e)
Geen
ACTIE A4/B4
B5/B4
A1
B3
Geen
α
α
A2
A2
Openen bestuurder eenvoudig
0
α
-
-
Sluiten bestuurder eenvoudig
-
-
Sluiten bestuurder eenvoudig
α
0
-
-
Openen bestuurder snel
-
-
Sluiten bestuurder snel
-
-
0
0
(2e)
(1e)
Openen bestuurder snel
0
0
(1e)
(2e)
0
0
(2e)
(1e)
-
-
Openen passagier
A2
B4
-
-
Openen passagier
-
-
B4
A2
Sluiten passagier
B4
A2
-
-
Sluiten passagier
-
-
A2
B4
Sluiten bestuurder snel
-
-
84-16
SCHAKELAARS Schakelaars ruitbediening ●
Ruitbediening met sneltoets bestuurder / Ruitbediening passagier zonder multiplex grijze stekker (links stuur)
●
84
Ruitbediening met sneltoets bestuurder / Ruitbediening passagier zonder multiplex grijze stekker (rechts stuur)
Aansl
Omschrijving
Aansl
Omschrijving
A1 A2 A3 A4 A5 A6 B1 B2 B3 B4 B5 B6
Schakelaar ruitbediening passagierszijde Massa + na contact Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Schakelaar ruitbediening passagierszijde Massa Massa Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde Niet gebruikt
A1 A2 A3 A4 A5 A6 B1 B2 B3 B4 B5 B6
Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde Niet gebruikt + na contact Schakelaar ruitbediening passagierszijde Massa + voor contact Niet gebruikt Niet gebruikt Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde Massa Schakelaar ruitbediening passagierszijde + voor contact
WERKING (controle van de weerstand met een multimeter)
WERKING (controle van de weerstand met een multimeter)
Aansluiting
Aansluiting
ACTIES
ACTIES B2/B3
A1/A2
A4/B4
B5/B4
Geen
α
α
α
α
Openen bestuurder eenvoudig
-
-
0
Sluiten bestuurder eenvoudig
-
-
Openen bestuurder snel
-
-
Sluiten bestuurder snel
-
-
Openen passagier eenvoudig
α
Sluiten passagier eenvoudig Openen bestuurder snel Sluiten bestuurder snel
A1/B4
B3/B4
B5/A5
A4/B6
Geen
α
α
α
α
α
Openen bestuurder eenvoudig
0
α
-
-
α
0
Sluiten bestuurder eenvoudig
α
0
-
-
0
0
0
0
(1e )
(2e)
(1e)
(2e )
-
-
0
0
0
0
(2e )
(1e)
(2e)
(1e )
-
-
0
-
-
Openen passagier eenvoudig
-
-
α
0
0
α
-
-
Sluiten passagier eenvoudig
-
-
0
α
0
0
Openen bestuurder snel
-
-
0
(1e)
-
0
(2e)
-
(2e)
(1e)
0
0
Sluiten bestuurder snel
-
-
0
(2e)
-
0
(1e)
-
(1e)
(2e)
Openen bestuurder snel Sluiten bestuurder snel
84-17
SCHAKELAARS Schakelaars ruitbediening ●
Ruitbediening met sneltoets multiplex zwarte stekker (alle types)
●
84
Ruitbediening achter eenvoudig: witte stekker Aansl
Aansl A1 A2 A3 A4 A5 A6 B1 B2 B3 B4 B5 B6
Omschrijving
A1 A2 A3 A4 A5 A6 B1 B2 B3 B4 B5 B6
Niet gebruikt Schakelaar ruitbediening rechts + na contact Schakelaar ruitbediening links Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Schakelaar ruitbediening rechts Massa Schakelaar ruitbediening links Niet gebruikt
Omschrijving Niet gebruikt Schakelaar ruitbediening rechts + na contact Schakelaar ruitbediening links + na contact + voor contact Niet gebruikt Niet gebruikt Schakelaar ruitbediening rechts Massa Schakelaar ruitbediening links Niet gebruikt
WERKING (controle van de weerstand met een multimeter)
WERKING (controle van de weerstand met een multimeter)
Aansluiting ACTIES
Aansluiting
A4
B5
A2
B3
A5
A5
B5
A5
Openen rechts
-
-
B4
A5
Sluiten rechts
-
-
A5
B4
Openen links
B4
A5
-
-
Sluiten links
A5
B4
-
-
ACTIES A2/B4
B3/B4
A4/B4
B5/B4
Geen
α
α
α
α
Openen links eenvoudig
-
-
0
α
Sluiten links eenvoudig
-
-
α
0
Openen links snel
-
-
0
0
Sluiten links snel
-
-
0
0
Openen rechts eenvoudig
0
α
-
-
Sluiten rechts eenvoudig
α
0
-
-
Openen rechts snel
0 (1e)
0 (2e)
-
-
Sluiten rechts snel
0
0
(2e)
(1e)
-
-
Geen
84-18
SCHAKELAARS Schakelaars ruitbediening ●
Ruitbediening achter met sneltoets: bruine stekker Aansl A1 A2 A3 A4 A5 A6 B1 B2 B3 B4 B5 B6
Omschrijving Schakelaar ruitbediening rechts + voor contact + na contact + voor contact Schakelaar ruitbediening links Niet gebruikt Niet gebruikt Schakelaar ruitbediening rechts + voor contact Massa + voor contact Schakelaar ruitbediening links
WERKING (controle van de weerstand met een multimeter) Aansluiting ACTIES A5/B4
B6/B4
A1/B4
B2/B4
Geen
α
α
α
α
Openen rechts eenvoudig
-
-
0
α
Sluiten rechts eenvoudig
-
-
α
0
Openen rechts snel
-
-
0 (1e)
0 (2e )
Sluiten rechts snel
-
-
0
0
(2e)
(1e )
Openen links eenvoudig
0
α
-
-
Sluiten links eenvoudig
α
0
-
-
Openen links snel
0
0
(1 )
(2e)
-
-
Sluiten links snel
0 (2e )
0 (1e)
-
-
e
84-19
84
SCHAKELAARS Schakelaars ruitbediening SCHAKELAAR RUITBEDIENING PASSAGIER OP PASSAGIERSPORTIER
●
84
Ruitbediening multiplex: grijze stekker Aansl A1 A2 A3 B1 B2 B3
Omschrijving Schakelaar ruitbediening Schakelaar ruitbediening Geschakelde massa Geschakelde massa Massa + na contact verlichting knop Aansluiting ACTIES A1
A2
Geen
α
α
Openen eenvoudig
0
α
Sluiten eenvoudig
α
0
0 (1 e)
0 (2 e)
0
0
(2 e)
(1 e)
18469
Drie types schakelaars voor de ruitbediening voor zijn mogelijk:
Openen snel
Eenvoudige elektrische ruitbediening Ruitbediening met sneltoets zonder multiplex ● Ruitbediening met sneltoets multiplex ● ●
Sluiten snel
Voor meer bijzonderheden over de systemen van de elektrische ruitbediening, zie hoofdstuk 87.
Aansluiting ACTIES
●
A3/A2
B1/B2
Geen
α
α
Openen eenvoudig
0
α
Sluiten eenvoudig
α
0
0
0
(1 e)
(2 e)
0 (2 e)
0 (1 e)
Ruitbediening eenvoudig: bruine stekker Aansl A1 A2 A3 B1 B2 B3
Omschrijving Verbinding bestuurdersportier (B3) Massa Schakelaar ruit sluiten Schakelaar ruit openen Verbinding bestuurdersportier (A1) + na contact
Openen snel
Sluiten snel AANSL. ACTIES B1
A3
Geen
B2
A1
Openen eenvoudig
B2
A2
Sluiten eenvoudig
A2
A1
N.B.: de weerstand van het lampje in de knop is ongeveer 30 ohm
84-20
SCHAKELAARS Schakelaars ruitbediening SCHAKELAARS RUITBEDIENING ACHTER OP ACHTERPORTIER
84
SCHAKELAAR RUITBEDIENING AFKNIJPBEVEILIGING ACHTER: witte stekker Aansl A1 A2 A3 B1 B2 B3
Omschrijving Schakelaar ruitbediening Geschakelde massa (vergrendelen ruitbediening) + voor contact + voor contact Schakelaar ruitbediening + na contact verlichting knop Aansluiting ACTIES A2/B1
A2/A3
Geen
α
α
Openen eenvoudig
α
0
Sluiten eenvoudig
0
α
0 (2 e)
0 (1 e)
18469
SCHAKELAAR Aansl A1 A2 A3 B1 B2 B3
Omschrijving Openen snel
+ na contact Massa + na contact Schakelaar ruithefmotor + na contact + na contact
Sluiten snel
AANSL. ACTIES A2/A3
B1/B2
B1/A2
A1/A3
Geen
α
0
α
0
Openen eenvoudig
0
0
α
α
Sluiten eenvoudig
α
α
0
0
84-21
0
0
(1 e)
(2 e)
SCHAKELAARS Schakelaar kinderveiligheid SCHAKELAAR KINDERVEILIGHEID
18465
Bij het vergrendelen, licht een rood controlelampje (aangestuurd door het huis met hulporganen interieur) op in de schakelaar. Deze schakelaar wordt gebruikt om te voorkomen dat de portieren achter en de ruiten achter kunnen worden geopend (afhankelijk van de uitvoering). ● Elektrische ruitbediening De schakelaar kinderveiligheid informeert het huis met hulporganen interieur dat het relais kinderveiligheid aanstuurt. ● Ruitbediening sneltoets De schakelaar kinderveiligheid schakelt wel of niet de stuurmassa van de sneltoetscontacten van de ruitbediening achter en informeert het huis met hulporganen interieur over zijn staat.
N.B.: Deze schakelaars worden verlicht zodra er + na contact is (geen nachtverlichting). Aansl A1 A2 A3 B1 B2 B3
Omschrijving + na contact Niet gebruikt Controlelampje kinderveiligheid Vergrendelen ruitbediening achter Massa Niet gebruikt
84-22
84
SCHAKELAARS Schakelaar open dak
84
SCHAKELAAR OPEN DAK
18937
WERKING (controle van de weerstand met een multimeter) STAND VAN DE SCHAKELAAR
Aansl. Aansl. 1 en 6 1 en 5
Aansl. 1 en 3
Aansl. 1 en 2
Schuiven 6
0
0
0
1
Schuiven 5
0
0
1
1
Schuiven 4
0
0
1
0
Schuiven 3
0
1
1
0
Schuiven 2
0
1
1
1
Schuiven 1
0
1
0
1
Gesloten
0
1
0
0
Kantelen 1
1
1
0
0
Kantelen 2
1
1
0
1
Kantelen 3
1
1
1
0
Ingedrukt
0
0
0
0
N.B.:
0 = circuit geleidend (gesloten) 1 = circuit geopend
84-23
SCHAKELAARS Schakelaars van de achterruit- en voorruitverwarming
84
AANSLUITING (grijze stekker)
SCHAKELAARS VAN DE ACHTERRUITVERWARMING EN VOORRUITVERWARMING
Aansl
De schakelaars van de achterruitverwarming en de voorruitverwarming zijn opgenomen in het bedieningspaneel van de airconditioning.
1 2 4 5 6 9 10 12 14 16 18
Voor het vervangen ervan moet het complete bedieningspaneel worden vervangen.
Omschrijving Massa Voeding verlichting Stuursignaal voorruitverwarming. Diagnoselijn + na contact Multiplexverbinding Multiplexverbinding Stuursignaal achterruitverwarming Massa via regelweerstand Massa + voor contact
N.B.: voor de bestemming van de andere aansluitingen van de stekkers, raadpleegt u hoofdstuk "airconditioning".
18471
84-24
SCHAKELAARS Sensor voor het openen van het portier PORTIEROPENINGSSENSOR Voor de handsfree functie hebben de portierhandgrepen de volgende sensors: ● voor de aanwezigheid (A) die de hand van de gebruiker detecteert, in combinatie met een reflector op de handgreep. ● voor de beweging die het openen aanstuurt als de aanwezigheidssensors niet meer werken (als de auto lange tijd niet is gebruikt).
84
BELANGRIJK: om de hand van de gebruiker te kunnen detecteren, moet de aanwezigheidssensor een doorzichtig beschermkapje en een reflector in de handgreep hebben. Door scheurtjes of barsten kan de handsfree functie minder goed werken.
18993 18697
N.B.: voor het uitbouwen van de handgreep, raadpleegt u het hoofdstuk carrosserie. AANSLUITINGEN Aansl 1 2 3
Omschrijving +accu Massa Signaal sensor
84-25
SCHAKELAARS Portiersloten De portiersloten zijn specifiek voor het uitrustingsniveau van de auto: ● de eenvoudige uitvoering (4-polige stekker) heeft een elektrische vergrendeling en een sluitcontact (de auto's 'hebben geen portiercontacten op de stijlen). ● de luxe uitvoering (6-polige stekker) heeft de functie "extra portiervergrendeling" waarmee de werking van de binnenhandgrepen kan worden uitgeschakeld. Deze functie kan gebruikt worden voor de kinderveiligheid.
●
Luxe uitvoering links voor Aansl A B C D E F
●
A B C D E F
A B C
AANSLUITINGEN ●
Eenvoudige uitvoering links Aansl A B C D
D E
Omschrijving F
+ grendelmotor - grendelmotor Portiercontact Portiercontact
●
Eenvoudige uitvoering rechts Aansl A B C D
A B
Omschrijving C D
Portiercontact Portiercontact - grendelmotor + grendelmotor
E F
84-26
Omschrijving + motor extra portiervergrendeling of kinderveiligheid (achterportier) - motor extra portiervergrendeling Portiercontact Portiercontact - grendelmotor + grendelmotor
Omschrijving + grendelmotor - grendelmotor en kinderveiligheid Portiercontact/schakelaar kinderveiligheid Portiercontact + motor extra portiervergrendeling kinderveiligheid Schakelaar kinderveiligheid
Luxe uitvoering rechts achter Aansl
●
+ grendelmotor - grendelmotor Portiercontact Portiercontact - motor extra portiervergrendeling of kinderveiligheid (achterportier) + motor extra portiervergrendeling of kinderveiligheid (achterportier)
Luxe uitvoering links achter Aansl
18696
Omschrijving
Luxe uitvoering rechts voor Aansl
●
84
Omschrijving Schakelaar kinderveiligheid + motor extra portiervergrendeling of kinderveiligheid (achterportier) Portiercontact Portiercontact/schakelaar kinderveiligheid - grendelmotor en kinderveiligheid + grendelmotor
SCHAKELAARS Schakelaars achterklep De schakelaar van de achterklep (alles of niets) is voor alle uitvoeringen gelijk: er is geen speciaal model voor auto's met handsfree functie. N.B.: voor het uitbouwen van het openingsmechanisme van de achterklep moet u de bekleding verwijderen. Raadpleeg het hoofdstuk carrosserie.
84
SLOT ACHTERKLEP/ACHTERRUIT N.B.: voor het uitbouwen van het openingsmechanisme van de achterklep moet u de bekleding verwijderen. Raadpleeg het hoofdstuk carrosserie.
18315
18316
AANSLUITINGEN Aansl
De schakelaar voor het openen van de achterruit is een schakelaar type "alles of niets".
1 2 3 4
Omschrijving - Motor + Motor Signaal openen Massa
De weerstand van de motor is ongeveer 10 ohm.
84-27
SCHAKELAARS Spiegelbediening SPIEGELBEDIENING
●
Afhankelijk van het uitrustingsniveau verschilt de spiegelbediening: ● Eenvoudige elektrische spiegelbediening ● Bediening inklapbare spiegels zonder multiplexaansluiting ● Bediening inklapbare spiegels met multiplexaansluiting (raadpleeg hoofdstuk 87)
Schakelaar voor inklapbare buitenspiegels met multiplex (optie: memory systeem zitpositie bestuurder) Aansl
Omschrijving
1 2 3 4 5 6
Signaal spiegels bestuurder en passagier + na contact Massa Gezamenlijke draad spiegelmotors Gezamenlijke draad inklapbare spiegel Commando omhoog/omlaag passagiersspiegel Commando omhoog/omlaag bestuurdersspiegel Commando rechts/links passagiersspiegel Commando rechts/links bestuurdersspiegel Niet gebruikt
7 8 9 10
●
Bediening inklapbare spiegels zonder multiplexaansluiting (zonder geheugen) Aansl
Omschrijving
1 2 3
Gezamenlijke draad spiegels (aansl. 3B) + na contact Gezamenlijke draad spiegelmotors (aansl. 2C) Massa + voor contact Omhoog/omlaag richting passagiersspiegel (aansl. 2B) Omhoog/omlaag richting bestuurdersspiegel (aansl. 2B) Rechts/links richting passagiersspiegel (aansl. 2A) Rechts/links richting bestuurdersspiegel (aansl. 2A) Signaal spiegels bestuurder en passagier (aansl. 3C)
18467
4 5 6
OPMERKING: de bedieningen met of zonder multiplexaansluiting zijn identiek, alleen de bedrading verschilt. ●
7 8
Eenvoudige elektrische spiegelbediening
9 Aansl A1
A2 A3 A4 B1 B2 B3 B4
Omschrijving 10
Omhoog/omlaag richting bestuurdersspiegel (aansl. 3B van de spiegel) + voor contact Rechts/links richting bestuurdersspiegel Niet gebruikt Rechts/links richting passagiersspiegel Omhoog/omlaag richting passagiersspiegel Massa Gezamenlijke draad motors
84
N.B.: Deze schakelaars worden verlicht zodra er + na contact is (geen nachtverlichting).
84-28
SCHAKELAARS Elektrische spiegels
84
AANSLUITINGEN (meest complete uitvoering)
BUITENSPIEGELS De buitenspiegel hebben: ● twee stelmotors (verticaal en horizontaal), ● een buitentemperatuurzender (aan passagierskant), ● een inklapmotor (afhankelijk van de uitvoering), ● een ontdooisysteem (afhankelijk van de uitvoering), ● een systeem dat de spiegel afhankelijk van de lichtinval donkerder maakt (elektrochroom) verbonden met de binnenspiegel (afhankelijk van de uitvoering), ● een multiplexverbinding (afhankelijk van de uitvoering).
N.B.: voor het uitbouwen van buitenspiegels kan de portierbekleding op zijn plaats blijven.
Aansl 1B 1C 1D 1E 1F 1G 2A 2B 2C 2D 2E 2F 2G 2H 3B 3C 3D 3E 3F 3G
Omschrijving Spiegelverwarming Spiegelverwarming Temperatuurzender (aan passagierskant), Temperatuurzender (aan passagierskant), Niet gebruikt Niet gebruikt Stelmotor horizontaal Stelmotor verticaal Gezamenlijke draad motor Controleweerstand horizontale stand Controleweerstand verticale stand Voeding Massa Niet gebruikt Inklapmotor Inklapmotor Informatie lichtinval (binnenspiegel) Informatie lichtinval (binnenspiegel) Niet gebruikt Niet gebruikt
De weerstand van het ontdooisysteem is ongeveer 13 ohm. De weerstand van de buitentemperatuursensor is ongeveer 2500 ohm bij 20˚C. De weerstand van het elektrochroomsysteem is ongeveer 4000 ohm. 18552
OPMERKING: de spiegelverwarming werkt via de schakelaar van de achterruitverwarming.
BELANGRIJK: bij auto's met de optie "memory systeem van de bestuurdersstoel", heeft de passagierspiegel een multiplexverbinding. Via deze verbinding wordt de informatie verzameld vanuit de ruitbediening aan passagierszijde (raadpleeg hoofdstuk 87: "memory systeem van de bestuurdersstoel").
84-29
SCHAKELAARS Binnenspiegel
84
OPMERKING: de buitenspiegels kunnen ook met dit systeem zijn uitgerust. In dit geval wordt de kleurverandering gestuurd door de binnenspiegel. (De buitenspiegels hebben geen lichtsensors).
BINNENSPIEGEL De binnenspiegel kan zijn uitgerust met een systeem dat de spiegel afhankelijk van de lichtinval donkerder maakt (elektrochroom).
AANSLUITINGEN
Dit systeem door de lichtinval op twee sensors met elkaar te vergelijken: – een sensor (A) bij de voorruit, – een sensor (B) bij de spiegel,
Aansl 1 2 3 4 5 6
18935
18826
84-30
Omschrijving Voeding Massa Informatie lichtinval (aansl. 3E buitenspiegel) Informatie lichtinval (aansl. 3D) Niet gebruikt Niet gebruikt
SCHAKELAARS Achterruitverwarming BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM Dit systeem verwarmt de achterruit via een aan de binnenkant van de ruit aangebrachte bedrading. De achterruitverwarming wordt in- en uitgeschakeld via een toets op het bedieningspaneel. Dit ontdooiingssysteem werkt alleen bij draaiende motor en heeft een tijdbegrenzer. N.B.: tegelijk met de achterruit worden de buitenspiegels verwarmd (afhankelijk van de uitvoering).
REPAREREN De bedrading van de achterruitverwarming kan een breuk vertonen waardoor de verwarming plaatselijk niet werkt. Met behulp van een voltmeter kunt u de plaats van de breuk bepalen. Breuken repareert u met de speciale reparatievernis voor achterruitverwarming, onderdeelnummer 77 01 421 135.
84-31
84
SCHAKELAARS Achterruitverwarming ●
Maak de plaats rond de breuk goed schoon met alcohol of een ruitreinigingsmiddel tot het geheel stof- en vetvrij is.. Wrijf na met een schone doek.
●
Om een dunne, rechte lijn te verkrijgen plakt u aan beide zijden van de te repareren draad een strook tape, waarbij de geleider vrij blijft.
●
Schud het vernis voor het gebruik.
●
Met een penseeltje, brengt u een voldoende dikke laag aan tussen de twee stroken tape. Laat het vernis drogen en breng een tweede laag aan, daarna indien nodig een laatste laag als de tweede droog is.
●
Laat het vernis ongeveer een uur drogen voordat u het plakband verwijdert.
●
Verwijder het plakband door dit loodrecht op de draad in de richting van de pijl los te trekken.
●
Uitlopers kunt u met een scherp mes of scheermes verwijderen, maar niet voordat het vernis geheel is uitgehard.
OPMERKING: bij kamertemperatuur duurt het uitharden ongeveer drie uur.
84-32
84
SCHAKELAARS Voorruitverwarming BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM Dit systeem verwarmt de voorruit via een aan de binnenkant van de ruit aangebrachte bedrading. De achterruitverwarming wordt in- en uitgeschakeld via het bedieningspaneel. Dit ontdooiingssysteem werkt alleen bij draaiende motor en heeft een tijdbegrenzer.
84-33
84
SCHAKELAARS Buitentemperatuursensor De buitentemperatuursensor bevindt zich in de buitenspiegel aan bestuurderszijde.
UITBOUWEN Maak het spiegelglas los. Verwijder de bevestigingsbout van de kap (1). Wip de temperatuursensor (2) los en knip de draden door.
19256
INBOUWEN Sluit de twee draden van de temperatuursensor aan met behulp van hulsjes en krimpkousjes. N.B.: de weerstand van de buitentemperatuursensor is ongeveer 2500 ohm bij 20˚C.
84-34
84
WISSEN 185 Ruitenwisser voor
85
AUTOMATISME RUITENWISSER VOOR Bijzonderheden van de werking Bij normaal gebruik,werkt de ruitenwisser voor met interval, langzaam of snel. Dit verandert afhankelijk van rijsnelheid (behalve met regensensor) en via de ring op de ruitenwisserschakelaar. Tijdens het rijden, wanneer een wissnelheid is geselecteerd, gaat de wisser een snelheid terug als de auto stopt: ● van continu snel naar continu langzaam, ● van continu langzaam naar wissen met interval. Zodra de auto weer rijdt, gaat het wissen weer verder met de ingestelde wissnelheid. OPMERKING: als de auto een regensensor heeft, is de wissnelheid niet afhankelijk van de rijsnelheid. N.B.: ● een verandering van de stand van de ruitenwisserschakelaar heeft altijd voorrang en schakelt de regeling door het huis met hulporganen interieur uit. ● het automatisme ia niet actief als het langzame of snelle wissen is ingeschakeld bij stilstaande auto. BIJZONDERHEDEN: ● als de kracht naar de ruitenwisserarmen te groot is (bijvoorbeeld: bij snel rijden, ...), schakelt het huis met hulporganen interieur automatisch over naar de lagere wissnelheid. ● Als het ruitenwissermechanisme is geblokkeerd (bijvoorbeeld: vastgevroren, ...), schakelt het huis met hulporganen interieur automatisch de voeding van de motor uit.
N.B.: voor de bijzonderheden over de ruitenwisserschakelaar, raadpleegt u hoofdstuk 84.
85-1
WISSEN Ruitenwisser voor
85
REGENSENSOR Als de auto een regensensor heeft, regelt het huis met hulporganen interieur niet langer de intervalfunctie. In dit geval zijn het interval en de wissnelheid niet langer gekoppeld aan de rijsnelheid. Elektrisch schema
Verklaring bij de nummers op de tekeningen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Voeding snel Voeding langzaam Voeding automatisch wissen Relais aan/uit wissen Relais langzaam/snel Rustcontact Regensensor Huis met hulporganen interieur (UCH) Ruitenwisserschakelaar Ruitenwissermotor voor
85-2
WISSEN Ruitenwisser voor REGENSENSOR
Aansluiting Aansl
Omschrijving
1
Verbinding huis met hulporganen interieur (signaal aan/uit) Verbinding huis met hulporganen interieur (Relais langzaam) +Accessoires Verbinding huis met hulporganen interieur (Relais snel) Massa Verbinding huis met hulporganen interieur (rustcontact)
2 3 4 5 6
BELANGRIJK: voordat u de regensensor monteert, moet u de oppervlakken van de sensor en van de voorruit ontvetten. Let op dat er geen luchtbelletjes tussen de sensor en de voorruit zitten.
85-3
85
WISSEN Ruitenwisser voor
85
LET OP: Het ruitenwissers verschillen bij rechts stuur en links stuur. LINKS STUUR ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Elé.
1552
Uitbouwgereedschap ruitewiserarm
UITBOUWEN 18536-1
Zorg dat de ruitenwissermotor in de ruststand staat. Maak de massakabel van de accu los.
Maak het geheel mechanisme/ruitenwissermotor vrij. Verwijder de bevestigingsbouten van de motor.
Bouw uit: ● de ruitenwisserarmen (1) rechts en links, ● de afdichting van de schutbordkast (2), ● de afdekplaat van de schutbordkast links (3),
INBOUWEN Sluit de motor en de accu weer aan en zet het contact aan nadat u de motor hebt ingebouwd zodat deze naar de ruststand gaat. (Aantrekkoppel: 0,8 daNm) Maak de spiebanen van de asjes (5) van de ruitenwisserarmen schoon. Plaats de ruitenwisserarmen op de merktekens (4). Monteer nieuwe moeren en zet deze vast met een aantrekkoppel van 2 daN.m.
18536
de bevestigingsbouten van het ruitenwissermechanisme, ● de stekker van de motor. ●
85-4
WISSEN Ruitenwisser voor
Voor het uitbouwen van het ruitenwissermechanisme, verwijdert u: ● de ruitenwisserarmen rechts en links, ● de bevestigingsbouten van het mechanisme.
RECHTS STUUR ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Elé.
1552
85
Uitbouwgereedschap ruitewiserarm
UITBOUWEN Zorg dat de ruitenwissermotor in de ruststand staat. Maak de massakabel van de accu los. Bouw uit: ● de afdichting van de schutbordkast (1), ● de afdekplaat van de schutbordkast links (), ● de verbindingsstang motor/mechanisme (2), ● de bevestigingsbouten van de ruitenwissermotor, ● de stekker van de motor.
18533
INBOUWEN Sluit de motor en de accu weer aan en zet het contact aan nadat u de motor hebt ingebouwd zodat deze naar de ruststand gaat. (Aantrekkoppel: 0,8 daNm). Maak de spiebanen van de asjes (5) van de ruitenwisserarmen schoon. Plaats de ruitenwisserarmen op de merktekens (4). Monteer nieuwe moeren en zet deze vast met een aantrekkoppel van 2 daN.m.
Maak de ruitenwissermotor vrij. Het ruitenwissermechanisme zit niet aan de motor vast. Het kan op de auto achterblijven.
85-5
WISSEN Ruitenwisser voor
85
AANSLUITINGEN OP DE STEKKER De aansluiting van de motor is gelijk bij rechts stuur en links stuur.
18535
Aansl 1 2 3 4 5
Omschrijving Massa Rustcontact Niet in gebruik Voeding langzaam Voeding snel
85-6
WISSEN Ruitenwisser achter
85
WERKING Bij normaal gebruik, werkt de ruitenwisser achter met (een vast) interval. Als de voorruitwisser is ingeschakeld, wordt de wisser achter geactiveerd als de achteruit wordt ingeschakeld.
AANSLUITINGEN OP DE STEKKER
18553
Aansl 1 2 3
Omschrijving Voeding van de motor Rustcontact Massa
85-7
WISSEN Ruitenwisser achter
85
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Elé.
1552
Uitbouwgereedschap ruitewiserarm
INBOUWEN
HATCHBACK EN BREAK MET VASTE ACHTERRUIT
Sluit de motor en de accu weer aan nadat u de motor hebt ingebouwd zodat deze naar de ruststand gaat.
UITBOUWEN VAN DE MOTOR Zorg dat de ruitenwissermotor in de ruststand staat. Maak de massakabel van de accu los en zet de achterklep open.
Maak de spiebanen van de as van de ruitenwisserarm schoon. Monteer nieuwe moeren en zet deze vast met een aantrekkoppel van 1,2 daN.m.
Bouw uit: ● de bekleding van de bagageruimte (raadpleeg het hoofdstuk carrosserie ), ● de ruitewisserarm, ● de bevestigingsbouten van de motor en maak zijn stekker los.
18553
85-8
WISSEN Ruitenwisser achter
85
BREAK MET UITZETBARE ACHTERRUIT
UITBOUWEN VAN HET MECHANISME
UITBOUWEN VAN DE MOTOR
Het ruitenwissermechanisme is gemonteerd op de uitzetbare achterruit. Voor het uitbouwen gelden geen bijzonderheden.
Zorg dat de ruitenwissermotor in de ruststand staat. Maak de massakabel van de accu los. Bouw uit: ● de bekleding van de bagageruimte (raadpleeg het hoofdstuk carrosserie), ● de ruitewisserarm, ● de bevestigingsbouten van de motor en maak zijn stekker los.
INBOUWEN Maak de spiebanen van de as van de ruitenwisserarm schoon. Monteer een nieuwe moer en zet deze vast met een aantrekkoppel van 1,2 daN.m. OPMERKING: na vervanging van de uitzetbare achterruit, moet u het mechanisme afstellen: – als het mechanisme te laag is geplaatst, is de wishoek kleiner. – als het mechanisme te hoog is geplaatst, is de wishoek groter.
Maak de ruitenwissermotor vrij. Het ruitenwissermechanisme is gemonteerd op de uitzetbare achterruit. Het kan op de auto achterblijven.
INBOUWEN Sluit de motor en de accu weer aan nadat u de motor hebt ingebouwd zodat deze naar de ruststand gaat.
85-9
WISSEN Ruitenwissermechanisme van de uitzetbare achterruit
85
MONTAGEMETHODE VAN HET RUITENWISSERMECHANISME OP DE UITZETBARE ACHTERRUIT
85301-2
(A) verplaatsbaar ruitenwissermechanisme (B) montagemal (gereedschap Elé. 1580) ● (C) plaat van de motor ●
●
MONTAGEPRINCIPE Na montage van: – de uitzetbare achterruit en het daarna afstellen van de spelingen (zie MR 340 hoofdstuk 54 F), – het slot van de achterruit (zonder het vast te zetten) – de plaat van de motor (C),
– plaats de drie richtnokken (D) van de mal op de plaat van de motor bij (E) (foto hiernaast).
85-10
WISSEN Ruitenwissermechanisme van de uitzetbare achterruit
85
– monteer de rubber ring op de achterruit, en sluit de ruit voorzichtig, – monteer het gemerkte blok, daarna de bevestigingsmoer, draai de moer lichtjes vast,
– klik de mal op zijn plaats en zet hem op de plaat van de motor (C).
– maak de bevestigingen (F) van de slotplaat los, – klik het wismechanisme op zijn plaats op de mal en plaats de slotplaat in het slot,
– zet moer (G) vast met een aantrekkoppel van 4 N.m, – zet de bevestigingsbouten van de slotplaat en die van het slot vast.
85-11
WISSEN Ruitenwissermechanisme van de uitzetbare achterruit
– zet moer (H) vast met een aantrekkoppel van 8 N.m. LET OP: het is belangrijk om de motor van de ruitenwisser, zonder de wisserarm te proberen voordat deze weer gemonteerd wordt.
– plaats het ruitenwisserblad 5 mm onder de verwarmingsdraden, – zet de wisserarm vast met een aantrekkoppel van 12 N.m.
85-12
85
WISSEN Ruitensproeier
85
WERKING
UITBOUWEN - INBOUWEN VAN DE POMP
Het pompje bedient vanuit één reservoir de sproeiers van de voorruit of van de achterruit, afhankelijk van de polariteit van de twee aansluitingen van de stekker.
Om bij de ruitesproeierpomp te kunnen komen, moet u de schildbumper voor verwijderen. (Raadpleeg het hoofdstuk carrosserie)
De ruitensproeiers voor en achter worden rechtstreeks aangestuurd door de ruitenwisserschakelaar. Er zijn twee mogelijkheden: ●
de slang op uitgang (A) krijgt voeding, de voorruitsproeier werkt. Aansl 1 2
●
Omschrijving Voeding Massa
de slang op uitgang (B) krijgt voeding, de achterruitsproeier werkt. Aansl 1 2
Omschrijving Massa Voeding Bij het uitbouwen van de pomp, moet u de twee slangen markeren voordat u ze losmaakt. N.B.: sommige uitvoeringen (koude landen) hebben elektrisch verwarmde sproeiers.
85-13
WISSEN Koplampsproeiers
85
Bijzonderheid
UITBOUWEN - INBOUWEN VAN DE SPROEIERS
de koplampsproeierpomp wordt aangestuurd door het huis met hulporganen interieur als de ruitensproeiers worden ingeschakeld terwijl de groot- of de dimlichten branden (1).
De sproeiers bestaan uit twee delen: ● een zichtbaar deel, ● een deel achter de schildbumper voor.
De koplampsproeierpomp is naast de ruitensproeierpomp (2) gemonteerd.
Bij het uitbouwen van het zichtbare deel, moet u de aanvoerleiding tegenhouden met een schroevendraaier.
Om bij de pompen te kunnen komen, moet u de schildbumper voor verwijderen.
Voor het uitbouwen van het onderste deel, moet u de schildbumper voor verwijderen.
18938
AANSLUITINGEN OP DE STEKKER Aansl A B
Omschrijving Voeding Massa
N.B.: alleen auto's met koplampsproeiers hebben een ruitensproeierpeilzender (3).
85-14
RADIO 186 Autoradio
86
Functie radio LET OP: vier geografische zones zijn te programmeren voor de FM. De Tuner gebruikt drie selectiemanieren die zichtbaar zijn op het scherm en toegankelijk zijn via het front van de autoradio: – handmatig (MANU) – voorkeuzes (PRESET) – alfabetisch (LIST)
Functie cassette Het afspelen van de cassette verloopt geheel automatisch als deze geluidsbron "source" via de satelliet of het front is geselecteerd. 18627
N.B.: alleen de functies Dolby, snel vooruit en terugspoelen met opzoeken van stiltes zijn via speciale toetsen te bedienen.
1 aan uit 2 toetsen < en > voor het veranderen van de configuratie 3 toetsen + en - voor het veranderen van de afstellingen 4 toets "source"
OPMERKING: de functie Mute via de spraakmaker of de telefoon, stopt het afspelen van de cassette. Functie CD-speler De Cd-speler kan audio CD's en eventuele audiotracks van CDROM's afspelen.
De autoradio kent twee uitvoeringen: ● radio + cassette met mogelijkheid een CD-wisselaar te bedienen ● radio + CD-speler met mogelijkheid een CDwisselaar te bedienen
Het afspelen kan in volgorde of in willekeurige volgorde. OPMERKING: wanneer naar een CD-wisselaar wordt geluisterd, kan het in willekeurige volgorde afspelen alleen voor de tracks van één CD.
Functies van de autoradio: ● radio beluisteren (vier geografische zones zijn te programmeren voor de FM) ● weergave van de naam van het station bij RDS ● automatisch overschakelen op de sterkste zender (functie AF) ● de verkeersinformatie ontvangen (functie TA) ● nieuwsuitzendingen en noodmeldingen ontvangen (PTY NEWS)
Thermische beveiliging Als de temperatuur van de autoradio te hoog is geworden, wordt het volume automatisch zwakker (zonder wijziging van het volume op het display).
86-1
RADIO Autoradio
86
Beveiliging via code
Configuratie
De autoradio is beveiligd via een viercijferige code. De code moet worden ingevoerd via de satelliet na ieder losmaken en weer aansluiten van de accukabels.
OPMERKING: voor het selecteren van het gebruiksgebied van de Tuner, drukt u gelijktijdig op de toetsen 2 en 5 zonder het toestel uit te zetten. Wacht daarna ongeveer twee minuten. Voer de viercijferige code in en daarna: ● selecteert u de zone: ● America (Amerika) ● Japan ● Asia (Azië) ● Arabia (Arabië) ● Others (Europa, Afrika, andere...) ● selecteer de te volumekromme afhankelijk van het model ● 0: regeling uitgeschakeld ● 1: niet in gebruik ● 2: Clio ● 3: Mégane ● 4: Laguna ● 5: Safrane ● configuratie van het aantal luidsprekers: "REAR ON/ OFF"
Bij een verkeerde code, blokkeert het toestel (een minuut na de eerste foute invoer, twee minuten na de tweede, vier minuten na de derde...). Nadat de code voor het eerst is ingevoerd, moeten bepaalde configuraties worden geprogrammeerd (zie hoofdstuk "configuratie"). Deze configuraties blijven behouden bij het losmaken van de accukabels. N.B.: de fabrieksstand kan opnieuw worden ingesteld door gelijktijdig indrukken van de toetsen 2 en 5 zonder het toestel uit te zetten. Wacht daarna twee minuten.
Om de configuratiefunctie in te schakelen ("Expert"), drukt u lang (vier secondes) op de toets "source" tot u een geluidssignaal hoort. Hiermee kunt u de volgende functies afstellen: ● activeren van de functie AF (automatisch station vasthouden) ● aanpassen van het volume aan de rijsnelheid (5 voor een maximale aanpassing, 0 om de aanpassing uitte schakelen) ● activeren van de functie Loudness ● activeren van de functie Tuner assisté ● configuratie van het aantal luidsprekers (2 of 4) ● selectie van de handmatige of de dynamische lijst N.B.: een druk op de toets "source" tijdens het configureren annuleert de wijzigingen.
18627
86-2
RADIO Autoradio
86
Regeling van het volume
Zelfdiagnoseprogramma
Het geluidsvolume kan worden geconfigureerd als afhankelijk van de rijsnelheid. Om de functie te activeren:
Via het zelfdiagnoseprogramma kunnen bepaalde hoofdfuncties worden gecontroleerd:
●
● test van de luidsprekers na gelijktijdig drukken op de toetsen 2 en 4, worden de luidspreker een voor een aangestuurd. Met het display kan de overeenkomstigheid worden gecontroleerd.
selecteer de gewenste de volumeaanpassingskromme via de "expert"-functie (lang drukken op de toets "source" tot een geluidssignaal klinkt): 5 voor een maximale aanpassing, 0 om de aanpassing uit te schakelen.
test van het ontvangstniveau (na weergave van de frequentie) na gelijktijdig drukken op de toetsen 1 en 6, toont het display de ontvangstcriteria van de radio: – 9 of letter: goede ontvangst – bij 3: slecht signaal – bij 2: geen stereo meer ●
N.B.: om deze functie te kunnen laten werken, moet de autoradio aangesloten zijn op de juiste kabelbundel.
● test van de toetsen Deze functie wordt actief na gelijktijdig indrukken van de toetsen 3 en aan/uit. Iedere druk op een toets moet zichtbaar zijn op het display. Deze functie wordt automatisch afgesloten als alle toetsen ingedrukt zijn geweest.
86-3
RADIO Autoradio
86
Aansluitingen op de stekkers Zwarte stekker (A) Aansl
Omschrijving
1
Informatie snelheid
2
Niet gebruikt
3
Signaal spraakmaker (mute)
4
Voeding + voor contact
5
Voeding antenneversterker
6
Voeding verlichting
7
Voeding + accessoires
8
Massa
18458
Gele stekker (B) Aansl
Omschrijving
1
Verbinding display (aansl. 13)
2
Verbinding display (aansl. 14)
3
Verbinding display (aansl. 15)
4
Niet gebruikt
5
Massa afscherming (aansl. 12)
6
Verbinding display (aansl. 11)
Bruine stekker (C) Aansl
Omschrijving
1
+ Luidspreker rechts achter
2
- Luidspreker rechts achter
3
+ Luidspreker rechts achter
4
- Luidspreker rechts achter
5
+ Luidspreker links voor
6
- Luidspreker links voor
7
+ Luidspreker links voor
8
- Luidspreker links voor
OPMERKING: de luidsprekers zijn parallel aangesloten op elke uitgang.
86-4
RADIO Autoradio
86
AANSLUITINGEN De bediening (A) van de autoradio bij het stuurwiel is verbonden met het display in het dashboard.
18537
N.B.: als de auto het CARMINAT navigatiesysteem heeft, is de bediening van de autoradio bij het stuurwiel verbonden met de centrale communicatie eenheid (raadpleeg hoofdstuk 83). Aansl
Omschrijving
A1
Verbinding display (aansl. 14)
A2
Verbinding display (aansl. 13)
A3
Verbinding display (aansl. 10)
B1
Verbinding display (aansl. 9)
B2
Verbinding display (aansl. 11)
B3
Verbinding display (aansl. 12)
86-5
RADIO Antenne INGEGOTEN ANTENNE
●
86
voor de break: onder de bekleding rechts achter.
De ingegoten antenne bevindt zich: ● bij de hatchback: aan de bovenkant van de achterruit, ● bij de break: op de zijruit rechts achter.
Voor dit systeem is een via de 'autoradio gevoede antenneversterker nodig die is geplaatst: ● voor de hatchback: onder de bekleding van de achterklep,
[GRAPHIC N°]
18551
86-6
ELEKTRISCHE HULPORGANEN 187 Huis met hulporganen interieur (UCH) BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
87
OPMERKINGEN: ● Het magazijn levert alleen het huis met hulporganen interieur van de "luxe" uitvoering. Dit kan gemonteerd worden in plaats van de "eenvoudige" uitvoering.
Het huis met hulporganen interieur bevindt zich in het dashboard aan bestuurderszijde.
Deze rekeneenheid bevat een groot deel van de rekeneenheid waaronder de decoder van de startvergrendeling. Afhankelijk van het uitrustingsniveau kunnen twee modellen van het huis met hulporganen interieur zijn gemonteerd: ● een zogenaamde "eenvoudige" uitvoering, ● een zogenaamde "luxe" uitvoering.
87-1
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Huis met hulporganen interieur (UCH)
87
Eenvoudige uitvoering
Luxe uitvoering
Raadpleeg hoofdstuk
Regeling van de knipperlichten
X
X
-
Regeling van de rijverlichting (Running lights)
-
X
80
Regeling van de markeringslichten
X
X
-
Defecte gloeilampen (markerings- en remlichten) voor de spraakmaker
-
X
83
Aansturen van de ruitenwissers voor en achter
X
X
85
Aansturen van de koplampsproeiers
-
X
85
Regeling van de portieren
X
X
87
Regeling van de portieren (alleen bestuurdersportier)
-
X
87
Vergrendeling tijdens het rijden/ontgrendelen bij botsing
X
X
87
Regeling van de portieren (extra portiervergrendeling)
-
X
87
Regeling van de portieren (kinderveiligheid)
-
X
87
Waarschuwing portier open/Controlelampje portiervergrendeling
X
X
-
Regeling achterklepslot
X
X
-
Regeling tijdschakeling binnenverlichting
X
X
81
Verbinding claxon voor portiervergrendeling
-
X
87
Regeling van de FM-afstandsbediening
X
X
87
Regeling van de afstandsbediening met handsfree systeem
-
X
87
Regeling van de transponder (startvergrendeling)
X
X
82
Aansturing relais accessoires/+ na contact startmotor
X
X
-
Zoemer in interieur
X
X
83
Snelheidsverklikker (Arabië)
X
X
83
Toerenbegrenzer motor
X
X
-
Buitentemperatuur
X
X
-
Multiplexverbindingen met stoelen en buitenspiegels
-
X
87
Verbinding alarm (accessoire)
X
X
82
Variabele stuurbekrachtiging
-
X
87
Interface multiplexnetwerk
X
X
88
Interface met het diagnoseapparaat
X
X
88
Mogelijkheden van het huis met hulporganen interieur
87-2
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Huis met hulporganen interieur (UCH)
87
UITBOUWEN
Knip het plastic klembandje van de bedrading (3) door.
N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag worden de uitgangen naar de ontstekers uitgeschakeld en de stuurkolom ontgrendeld.
Maak de stekkers los van het huis met hulporganen interieur en van de zekering- en relaisplaat interieur. Bouw het huis met hulporganen interieur uit met de zekering- en relaisplaat interieur.
OPMERKING: ● Aan het huis met hulporganen interieur zijn geen reparaties toegestaan, bij een defect moet het worden vervangen. ● Voor het verwijderen moet u de configuratie van het huis met hulporganen interieur noteren. De verschillende configuraties moeten worden uitgevoerd met het diagnoseapparaat. ● Het huis met hulporganen interieur is vastgeklemd op de zekering- en relaisplaat interieur. Het uitbouwen van het ene onderdeel betekent dat het andere ook moet worden uitgebouwd. Maak de massakabel van de accu los. Bouw uit: – de zijkant van het dashboard aan bestuurderszijde, – de twee bevestigingsschroeven aan de zijkant van het dashboard, – de afdekplaat onder het dashboard, – de bevestigingsschroeven (1) van het huis met hulporganen interieur, – de beschermkap-accessoires/luidspreker van de spraakmaker (2).
18321
Scheid het huis met hulporganen interieur van de zekering/relaisplaat door op de grendels (4) te drukken.
18545
18322
87-3
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Huis met hulporganen interieur (UCH) INBOUWEN Let op de aansluiting van de stekkers en zet de kabelbundel met een grote klemband (3) vast.
18321
Voer het inlezen van de code van de auto en van de RENAULT-kaarten uit, en configureer het huis met hulporganen interieur afhankelijk van de opties.
87-4
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Huis met hulporganen interieur (UCH)
87
SE2046
87-5
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Huis met hulporganen interieur (UCH) Bestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) P100 (40-polige stekker) BRUIN Aansl 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Omschrijving Signaal + RENAULT-kaart op aanslag Stuursignaal tijdrelais knipperautomaat Stuursignaal lampje draaiende motor Stuursignaal vergrendelen ruitbediening achter Stuursignaal snel wissen voor Lezer RENAULT-kaart Signaal + neutraal handgeschakelde versnellingsbak Stuursignaal + achteruitrijlichten Stuursignaal + tijdrelais sluiten portiervergrendeling Stuursignaal langzaam interval ruitenwisser voor Stuursignaal lampje startinvitatie Niet in gebruik Diagnosesignaal K Signaal buitentemperatuur uitgang display Stuursignaal langzaam wissen voor Stuursignaal bagageverlichting Stuursignaal + tijdrelais openen portiervergrendeling portierverlichting Signaal radiosignaal bandenspanning Huis met hulporganen interieur (UCH) Signaal + schakelaar motor aan/uit GROEN
Aansl 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Omschrijving Spanning portiervergrendeling Signaal ruitbediening open dak afknijpbeveiliging Niet in gebruik Stuursignaal + interval wisser achter Stuursignaal + ruitensproeierpomp achter Signaal + koppeling Stuursignaal relais ventilateurmotor interieur Signaal infrarood lichtsensor handgreep bestuurder Signaal infrarood lichtsensor handgreep rechts achter Signaal airconditioning via multiplexnetwerk Stuursignaal - verlichting interieur Signaal + regensensor aan/uit ruitenwisser voor Signaal infrarood lichtsensor handgreep passagier Stuursignaal rustcontact ruitenwisser voor Stuursignaal + ruitensproeierpomp voor Stuursignaal inschakelen tijdrelais knipperlicht rechts Stuursignaal inschakelen tijdrelais knipperlicht links Signaal - schakelaar rustcontact wisser achter Signaal + regensensor snel wissen ruitenwisser voor Airconditioning via multiplexnetwerk
87-6
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Huis met hulporganen interieur (UCH) Bestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) P101(40-polige stekker) BRUIN Aansl 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Omschrijving Multiplexverbinding (L) Stuursignaal motor variabele stuurbekrachtiging Stuursignaal motor variabele stuurbekrachtiging Signaal - extra portiervergrendeling portier rechts achter + infrarood lichtsensor portierhandgrepen Niet in gebruik Signaal - sluitcontact rechts achter Voeding vrijgave openen motor achterklep Stuursignaal elektrische stuurkolomgrendel Niet in gebruik Multiplexverbinding (H) Signaal + kaart aanwezig Stuursignaal motor variabele stuurbekrachtiging Stuursignaal - startvergrendeling Signaal - sluitcontact links achter Signaal - sluitcontact bestuurdersportier Stuursignaal zijknipperlicht rechts Stuursignaal motor variabele stuurbekrachtiging Stuursignaal zijknipperlicht links Signaal - sluitcontact passagiersportier GROEN
Aansl 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Omschrijving Signaal - extra portiervergrendeling links achter Stuursignaal + claxon Signaal infrarood lichtsensor handgreep links achter Stuursignaal kinderveiligheid Niet in gebruik Niet in gebruik Niet in gebruik Niet in gebruik Stuursignaal relais markeringslicht voor rijverlichting Stuursignaal relais dimlicht voor rijverlichting Niet in gebruik Stuursignaal serielijn stoelgeheugen en rekeneenheid passagiersportier multiplex Niet in gebruik Niet in gebruik Niet in gebruik Stuursignaal memory systeem Niet in gebruik Niet in gebruik Niet in gebruik Stuursignaal - spoel koplampsproeiers
87-7
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Huis met hulporganen interieur (UCH) Bestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) U1 (24-polige stekker) Aansl 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Omschrijving Uitgang portiervergrendeling Uitgang portiervergrendeling Ingang shunt markeringslicht links voor Reserve Ingang shunt markeringslicht rechts voor Ingang shunt kentekenverlichting Ingang storing zekering markeringslicht rechts Ingang storing zekering markeringslicht links Reserve Ingang dimlichten Ingang shunt markeringslicht rechts achter Reserve Reserve Ingang voeding zekering/relaisplaat elektronica Reserve Ingang storing remlichten Ingang shunt markeringslicht links achter Reserve Ingang shunt remlicht links Ingang portiervergrendeling Ingang shunt remlicht rechts Ingang remlichtschakelaar Uitgang portiervergrendeling Uitgang portiervergrendeling
U2 (24-polige stekker) Aansl 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Omschrijving Uitgang relais wisser achter Ingang + na contact via relais (elektronische sleutel) Ingang + na contact via ruststand relais (elektronische sleutel) Uitgang + na contact via relais (elektronische sleutel) Ingang voeding portiervergrendeling Reserve Reserve Uitgang relais portiervergrendeling openen Uitgang relais + accessoires 2 Uitgang relais portiervergrendeling sluiten Uitgang relais + accessoires 1 Ingang knipperlicht Ingang knipperlicht Reserve Uitgang stuursignaal knipperlicht links Ingang diagnose knipperlicht Uitgang stuursignaal knipperlicht rechts Uitgang relais ruitenwisser voor langzaam en snel Ingang voeding knipperlicht Ingang relais ruitenwisser voor aan/uit Uitgang relais startvrijgave Ingang markeringslicht Uitgang relais voeding via tijdrelais Ingang voeding huis met hulporganen interieur
87-8
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Inlezen/Toewijzen van de RENAULT-kaart
87
VERVANGEN EN CONFIGUREREN VAN HET HUIS MET DE HULPORGANEN Een nieuw huis met hulporganen interieur is niet gecodeerd. Na montage in de auto, moet daarom een code worden ingelezen voordat het huis goed kan werken. Hiervoor moet u over ten minste één van de oude RENAULT-kaarten van de auto beschikken, en over de reparatiecode en moet de rekeneenheid van het inspuitsysteem correct zijn gecodeerd. LET OP: zodra een code is ingelezen in het huis met hulporganen interieur, kan dit alleen nog maar in deze auto worden gebruikt: de code kan niet worden gewist en een tweede code kan ook niet worden ingelezen. BELANGRIJK: alleen de RENAULT-kaarten die bij deze procedure worden aangeboden zullen werken op voorwaarde: ● dat zij al voor deze auto waren gecodeerd, ● dat zij nieuw zijn (ongecodeerd).
BIJZONDERHEDEN
INLEESPROCEDURE VOOR HET HUIS MET HULPORGANEN INTERIEUR ● ●
●
●
●
Als op het scherm staat: ● "haal de kaart uit de lezer", zit er al een kaart in de lezer, ● "Controleer de reparatiecode en controleer of de kaart wel die van de auto is": is de code niet correct gelezen of is het huis met hulporganen interieur al gecodeerd op een andere auto. Controleer de code en probeer het invoeren te herhalen. ● "Wilt u de kaarten controleren voordat u ze aan de auto toewijst": is het huis met hulporganen interieur al op deze auto gecodeerd, dan stelt het huis met hulporganen interieur voor naar het toewijzingsprogramma van de RENAULT-kaart te gaan. ● "Kaart niet bruikbaar op deze auto" komt de code van de kaart niet overeen met de aanwezige auto. ● "De aangeboden kaart is leeg. Wilt u een kaart aanbieden die al op de auto is ingelezen": bied een reeds gecodeerde kaart aan. ● "Inlezen huis met hulporganen interieur mislukt". Probeer de complete procedure te herhalen.
Start de communicatie met het systeem "Startvergrendeling". In het menu "Commando", "Specifiek commando", valideert u regel "SCO27: inlezen huis met hulporganen interieur". Het gereedschap toont "Wilt u de reparatiecode invoeren". Terwijl de RENAULT-kaart niet in de lezer zit, voert u de geheime reparatiecode in (12 hexadecimale tekens) en valideert u de code. Het gereedschap toont "Plaats een reeds op de auto ingelezen kaart in de lezer", de inleesprocedure is bezig. Het gereedschap toont "Huis met hulporganen interieur ingelezen", het huis met hulporganen interieur is gecodeerd. Nu moet de inleesprocedure van de RENAULT-kaart worden gestart om de andere kaarten (maximum vier) toe te wijzen. Voordat dit bericht verschijnt kan een aantal secondes verlopen..
LET OP: tussen iedere handeling mag maximaal 5 minuten verlopen, anders wordt de procedure geannuleerd, het gereedschap toont dan het bericht "procedure onderbroken: let op, alleen de kaarten die voor het starten van de procedure al aan de auto waren toegewezen kunnen worden gebruikt. De kaarten die aangeboden werden voor het afbreken van de procedure zijn niet langer leeg en kunnen alleen nog maar aan deze auto worden toegewezen". Dit bericht verschijnt ook als de communicatie met huis met hulporganen interieur wegvalt of bij een onderbreking van de accu.
LET OP: als een huis met hulporganen interieur de code van de RENAULT-kaarten heeft ingelezen, is het onmogelijk deze te wissen of door een andere code te vervangen.
87-9
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Inlezen/Toewijzen van de RENAULT-kaart TOEWIJZINGSPROCEDURE VAN DE RENAULTKAARTEN N.B.: of een kaart leeg is kan worden gecontroleerd via de staat: "ET 115: lege kaart". BELANGRIJK: als niet alle RENAULT-kaarten beschikbaar zijn, moet later een nieuwe toewijzingsprocedure met alle kaarten worden uitgevoerd. In het menu "Commando", "Specifiek commando", valideert u regel "SC001: inlezen van de kaarten". ● Het scherm toont "Wilt u de kaarten controleren voordat u ze aan de auto toewijst?" ● Als een controle van de kaarten wordt gevraagd, toont het gereedschap "Steek de kaart zo diep mogelijk in de lezer". Voer dan een RENAULTkaart in tot het contact inschakelt: – Als het toewijzen niet mogelijk is, toont het scherm "Controleer de reparatiecode en controleer of de kaart wel van de auto is". Gebruik een andere kaart. – Als de kaart conform is, toont het scherm "haal de kaart uit de lezer". Het gereedschap toont "Steek de kaart zo diep ● mogelijk in de lezer" Voer dan een RENAULT-kaart in de lezer en valideer: – Als de RENAULT-kaart niet wordt geaccepteerd, blijft het rode lampje uit". – Als de RENAULT-kaart wordt geaccepteerd, knippert het rode lampje snel en het gereedschap geeft aan "1 kaart ingelezen" en daarna "haal de kaart uit de lezer". ●
●
Het gereedschap toont "Steek de kaart zo diep mogelijk in de lezer". Voer dan een tweede RENAULT-kaart in tot het contact inschakelt: N.B.: als u twee keer dezelfde RENAULT-kaart aanbiedt reageert het systeem er niet op, net startvergrendelingslampje blijft uit.
●
Voer de andere RENAULT-kaart(en) die aan de auto moeten worden toegewezen (maximum 4) in de kaartlezer in. Het scherm toont "2, 3 of 4 kaarten ingelezen" en daarna "haal de kaart uit de lezer".
87
LET OP: dit moeten oude RENAULT-kaarten van de auto zijn of nieuwe, niet gecodeerde RENAULTkaarten. N.B.: de auto kan maar één RENAULT-kaart accepteren met handsfree functie. Als een tweede RENAULT-kaart aan de auto wordt toegewezen, zal deze werken als een eenvoudige RENAULT-kaart. LET OP: tussen iedere handeling mag maximaal 2 minuten verlopen, anders wordt de procedure geannuleerd, het gereedschap toont dan het bericht "procedure onderbroken: let op, alleen de kaarten die voor het starten van de procedure al aan de auto waren toegewezen kunnen worden gebruikt. De kaarten die aangeboden werden voor het afbreken van de procedure zijn niet langer leeg en kunnen alleen nog maar aan deze auto worden toegewezen". Dit bericht verschijnt ook als de communicatie met huis met hulporganen interieur wegvalt of bij een onderbreking van de accu. ●
Configureer het huis met hulporganen interieur volgens de opties en uitrusting van de auto (raadpleeg hoofdstuk 87).
N.B.: Als u het huis met hulporganen vervangt hoeft u niets te doen aan de rekeneenheid van het inspuitsysteem, het behoudt dezelfde startvergrendelingscode.
87-10
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Inlezen/Toewijzen van de RENAULT-kaart CONFIGURATIE VAN HET HUIS MET HULPORGANEN INTERIEUR
87
De mogelijke configuraties van het huis met hulporganen interieur zijn: Positie in het diagnoseapparaat
Configuratie bij aflevering
Functie handsfree (CF001/002)
regeling van de portieren (LC 001)
zonder
Vergrendeling via functie handsfree (CF 019/020)
regeling van de portieren (LC 010)
zonder
Werking van de claxon voor de functie handsfree (CF 021/022 t/m CF 026)
regeling van de portieren (LC 011)
met
startvergrendeling (LC 040)
hand
variabele stuurbekrachtiging (LC 001)
zonder
Nummer bekrachtigingskromme
stuurbekrachtiging (LC 002)
n˚1
Functie kaart vergrendeld (CF 708/709)
startvergrendeling (LC 041)
zonder
huis met hulporganen interieur (LC 048)
zonder
regeling van de portieren (LC 002)
met
Rijverlichting (Running-light) (CF 600/601)
huis met hulporganen interieur (LC 049)
zonder
Defecte gloeilampen en spraakmaker (CF 694/695)
huis met hulporganen interieur (LC 050)
zonder
Extra portiervergrendeling (CF 005/006)
regeling van de portieren (LC 003)
zonder
Kinderveiligheid (CF 007/008)
regeling van de portieren (LC 004)
zonder
Centraal sluiten van de ruiten (CF 009/010)
regeling van de portieren (LC 005)
met
Vergrendeling tijdens het rijden (CF 028/029)
regeling van de portieren (LC 012)
met
Zoemer RENAULT-kaart vergeten (CF 711/712)
regeling van de portieren (LC 042)
met
banden (LC 001)
zonder
Binnenverlichting (CF 013/014)
regeling van de portieren (LC 007)
zonder
Tijdschakeling binnenlichten (CF 015/016)
regeling van de portieren (LC 008)
met
Openen bestuurdersportier via afstandsbediening (CF 030/031)
regeling van de portieren (LC 013)
zonder
Openen bestuurdersportier via afstandsbediening optie handsfree (CF 032/027)
regeling van de portieren (LC 014)
zonder
Plaats stuurwiel (CF 018/019)
regeling van de portieren (LC 069)
links
Regensensor (CF 696/697)
regeling van de portieren (LC 051)
met
Naam van de functie
Type versnellingsbak (CF 703/704) Variabele stuurbekrachtiging (CF 075/076)
Snelheidsverklikker (Arabië) (CF618/619) Activeren automatisch terugroepen van de memory functies (CF 003/004)
Uitschakelen controlesysteem bandenspanning (CF 001/002)
LET OP: bepaalde configuratiefouten zoals het type van de aandrijving kunnen het starten van de motor verhinderen.
87-11
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Configuratie huis met hulporganen (UCH) CONFIGURATIE VAN DE STUURBEKRACHTIGING
87
CONFIGURATIE VAN DE REGELING VAN DE PORTIEREN
Met behulp van het diagnoseapparaat: Met behulp van het diagnoseapparaat: ●
●
●
●
Start de communicatie met de auto en voer de test uit van het "multiplexnetwerk"
●
Start de communicatie met de auto en voer de test uit van het "multiplexnetwerk"
Kies en valideer het menu "Variabele stuurbekrachtiging"
●
Kies en valideer het menu "regeling van de portieren"
In het menu "Commando", valideer de regel "Configuratie rekeneenheid"
●
In het menu "Commando", valideer de regel "Configuratie rekeneenheid"
●
Werking van de handsfree functie: – "CF 001: met handsfree functie" – "CF 002: zonder handsfree functie"
Indien variabele stuurbekrachtiging: – "CF 075: met variabele stuurbekrachtiging" – "CF 074: zonder eenvoudige stuurbekrachtiging"
●
Configuratie van het soort variabele stuurbekrachtiging afhankelijk van de auto: "CF 076: bekrachtigingsprogramma 1"
●
In het menu "Commando", valideer de regel "Lezen van de configuratie"
Werking van de functie handsfree portiervergrendeling: – "CF 019:met handsfree portiervergrendeling" – "CF 020: zonder handsfree portiervergrendeling" Deze configuratie zorgt ervoor dat de handsfree functie alleen voor de ontgrendeling van de auto gebruikt wordt. ●
Configuratie van de claxon voor de handsfree functie: – "CF 021: geen geluidsweergave" – "CF 022 t/m CF 026: nummers van het geluid" Deze configuratie maakt het mogelijk het geluidssignaal te veranderen of uit te schakelen bij het sluiten van de portieren met de handsfree functie. ●
Configuratie van de functie extra portiervergrendeling – "CF 005: met extra portiervergrendeling" – "CF 006: zonder extra portiervergrendeling" Deze configuratie maakt het voor de auto's met rechts stuur uitgerust met specifieke portierkabelbundels, mogelijk om de binnenhandgrepen uit te schakelen door twee keer kort op de afstandsbediening te drukken. ●
87-12
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Configuratie huis met hulporganen (UCH) Configuratie van de elektrische kinderveiligheid: – "CF 007: met elektrische kinderveiligheid" – "CF 008: zonder elektrische kinderveiligheid" Deze configuratie maakt het mogelijk, afhankelijk van de uitvoering, om de werking van de achterruiten vanaf de achterplaatsen en de binnenhandgrepen uit te schakelen. ●
Configuratie van het land van gebruik: – "CF 018: links stuur" – "CF 017: rechts stuur" Deze configuratie maakt de werking van de "extra portiervergrendeling" en het openen van "één portier" mogelijk. ●
● ●
Configuratie van het sluiten van de ruiten door een keer lang drukken op de afstandsbediening. Voor het functioneren moet de auto uitgerust zijn met impulsruitbediening (afknijpbeveiliging): – "CF 009: met centrale sluiting van de ruiten" – "CF 010: zonder centrale sluiting van de ruiten"
Configuratie van de automatische vergrendeling tijdens het rijden: – "CF 028: Goedkeuring automatische vergrendeling tijdens het rijden" – "CF 029: Uitschakeling automatische vergrendeling tijdens het rijden" Deze configuratie maakt de werking van de automatische vergrendeling tijdens het rijden mogelijk Het uitschakelen gebeurt zodra "de informatie botsing" van de rekeneenheid van de airbag wordt ontvangen. Om deze functie in- of uit te schakelen vanaf het interieur, gebruikt u de toets van de centrale portiervergrendeling. ●
87
Configuratie van de functie memory systeem van de bestuurdersstoel: – "CF 003: automatische instelling van de stoel" – "CF 004: zonder automatische instelling van de stoel"
Configuratie openen "één portier": – "CF 030: ontgrendeling vier portieren" – "CF 031: ontgrendeling bestuurder" Met deze configuratie wordt bij auto's met rechts stuur alleen het bestuurdersportier en de achterklep ontgrendeld bij het ontgrendelen van de auto (gewoon of handsfree). Druk nogmaals kort om de andere portieren te ontgrendelen. ●
Configuratie openen "één portier" via de handsfree functie: – "CF 032: handsfree ontgrendelen vier portieren" – "CF 027: handsfree ontgrendelen bestuurdersportier" Deze configuratie is gelijk aan de vorige configuratie voor de handsfree functie. ●
●
Configuratie van de binnenverlichting bij openen van de portieren: – "CF 013: met binnenverlichting" – "CF 014: zonder binnenverlichting "
●
Configuratie van de tijdschakeling van de binnenverlichting bij het sluiten van de portieren: – "CF 015: met tijdgeschakeld binnenlicht" – "CF 016: zonder tijdgeschakeld binnenlicht"
87-13
●
In het menu "Commando", valideer de regel "Lezen van de configuratie"
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Configuratie huis met hulporganen (UCH)
87
CONFIGURATIE VAN DE STARTVERGRENDELING
LET OP: bepaalde configuratiefouten zoals het type van de aandrijving kunnen het starten van de motor verhinderen.
Met behulp van het diagnoseapparaat: CONFIGURATIE VAN HET HUIS MET HULPORGANEN
●
Start de communicatie met de auto en voer de test uit van het "multiplexnetwerk"
●
Selecteer en valideer het menu "Startvergrendeling"
Met behulp van het diagnoseapparaat: ●
Start de communicatie met de auto en voer de test uit van het "multiplexnetwerk"
●
In het menu "Commando", valideer de regel "Configuratie rekeneenheid"
●
Selecteer en valideer het menu "Huis met hulporganen interieur"
●
Configuratie van het type versnellingsbak: – "CF 703: met automatische transmissie" – "CF 704: zonder automatische transmissie"
●
In het menu "Commando", valideer de regel "Configuratie rekeneenheid"
●
Configuratie van het blokkeren van de RENAULTkaart in de lezer (alleen bij uitvoering met automatische transmissie): – "CF 709: met kaartblokkering" – "CF 601: zonder kaartblokkering"
●
Configuratie zoemer RENAULT-kaart nog in de lezer na afzetten van de motor: – "CF 711: met waarschuwing vergeten kaart" – "CF 712: zonder waarschuwing vergeten kaart" In het menu "Commando", valideer de regel "Lezen van de configuratie"
●
Configuratie van de snelheidsverklikker: – "CF 618: met snelheidsverklikker Arabië" – "CF 619: zonder snelheidsverklikker Arabië"
●
Configuratie van de rijverlichting: – "CF 600: met rijverlichting" – "CF 601: zonder rijverlichting"
●
Configuratie van de spraakmaker: – "CF 694: met spraakmaker" – "CF 695: zonder spraakmaker"
●
●
Configuratie van de regensensor: – "CF 696: met regensensor" – "CF 697: zonder regensensor"
N.B.: voor de configuraties van het controlesysteem van de bandenspanning, verwijzen wij u naar het betreffende hoofdstuk.
●
In het menu "Commando", valideer de regel "Lezen van de configuratie"
87-14
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Controlesysteem van de bandenspanning BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM Het systeem bestaat uit: ● Vier in de ventielen ingebouwde druksensors (1) (een per wiel). Zij zenden een radiosignaal uit, ● een ontvanger (2) onder de auto, voor het verzamelen en decoderen van de informatie van de sensors en deze vervolgens door te sturen naar het huis met hulporganen interieur, ● het huis met hulporganen interieur (3) ontvangt en verwerkt de informatie van de ontvanger (2) en bepaalt welk bericht moet worden getoond, ● een display (4) (apart of Ingebouwd in het instrumentenpaneel).
87-15
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Controlesysteem van de bandenspanning
87
ALGEMEEN
Met het bandenspannings controlesysteem wordt:
Met dit systeem wordt permanent de spanning van de vier banden van de auto (het reservewiel wordt niet gecontroleerd). Het systeem functioneert met behulp van: ● vier druksensors (met ingebouwd ventiel van de band) in elk van de wielen (behalve het reservewiel), ● een ontvanger onder de auto, ● een elektronisch besturingscircuit in het huis met hulporganen interieur, ● oplichtende symbolen die de aard van de storing aangeven, ● een display waarop de auto schematisch staat aangegeven met de plaats van de betreffende band. Op het instrumentenpaneel van de luxe uitvoering, toont het display de bandenspanning bij ieder starten indien er een waarschuwing geldt.
●
de bandenspanning aangegeven bij het aanzetten van het contact met een nauwkeurigheid van 0,1 bar (afhankelijk van de uitvoering).
●
de bestuurder gewaarschuwd als: ● de druk 0,6 bar lager is dan de voorgeschreven bandenspanning, ● de druk te hoog is, ● een band lekt, ● een band defect is, ● er een verschilt is tussen de spanningen rechts en links.
Bijzonderheden: Iedere sensor is te herkennen aan een kleurmerkteken rondom het ventiel: – Groen = links voor – Geel = rechts voor – Rood = links achter – Zwart = rechts achter LET OP: denk eraan dat de juiste kleurcode altijd op de juiste plaats zit zodat de goede informatie op de goede plaats op de displays wordt weergegeven (afhankelijk van het uitrustingsniveau). Iedere sensor wordt door het huis met hulporganen interieur herkend aan een unieke code. Indien een sensor is vervangen, moet de code ervan worden ingelezen in het huis met hulporganen interieur en worden gekoppeld aan zijn plaats onder de auto en moet u controleren of hij het juiste kleurmerkteken heeft (zie hoofdstuk "vervangen van een sensor").
87-16
N.B.: de voor de auto voorgeschreven bandenspanningen vindt u in het hoofdstuk 07 "Algemeen" van M.R. 339 of op de sticker op de portierstijl.
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Controlesysteem van de bandenspanning
87
Druksensor. De druksensor bestaat uit: ● een klassiek ventiel ● een druksensor ● een radiozender (specifiek voor het wiel), ● een niet-demonteerbaar batterijtje. N.B.: het batterijtje van de druksensor van het ventiel kan niet worden vervangen (raadpleeg hoofdstuk 35 "vervangen van het ventiel").
19035
Let op: iedere sensor heeft een specifieke kleur. Bij het vervangen van het ventiel, de band of bij de demontage van de wielen, is het van groot belang dat de juiste kleur op de juiste plaats komt: ● Groen = links voor ● Geel = rechts voor ● Rood = links achter ● Zwart = rechts achter
87-17
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Controlesysteem van de bandenspanning WERKING De sensors (gevoed door een ingebouwd batterijtje) meten regelmatig de druk in de banden en zenden deze informatie tezamen met een specifieke code uit via een radiosignaal. N.B.: het huis met hulporganen interieur kan een tweede set vier wielsensors herkennen. Let op de juiste kleur op de juiste plaats.
87-18
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Controlesysteem van de bandenspanning
87
AANSLUITINGEN
ONTVANGER RADIOSIGNALEN WERKING
Aansl
De ontvanger onder de auto vangt de door de druksensors uitgezonden signalen op. Hij stuurt deze via een draad door naar het huis met hulporganen interieur, dat deze informatie ontleedt om een eventueel lek of een afwijkende bandenspanning te kunnen detecteren, en vervolgens de informatieorganen op het instrumentenpaneel aanstuurt.
18388
De bestuurder wordt geïnformeerd: ● door waarschuwingslampjes die de aard van de storing aangeven (lekke band, te zachte band, enz.) ● door een afbeelding waarop de auto schematisch staat aangegeven met de plaats van de betreffende band. ● door een display Ingebouwd in het instrumentenpaneel (luxe uitvoering) waarop de waarden van de bandenspanningen staan aangegeven bij het starten en bij een waarschuwing (raadpleeg hoofdstuk 83).
87-19
Omschrijving
1
Verbinding huis met hulporganen interieur
2
Massa
3
Niet gebruikt
4
+ voor contact
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Controlesysteem van de bandenspanning
87
AUTOMATISCH INLEZEN VAN DE VENTIELCODE MET BEHULP VAN HET VENTIELACTIVERINGSGEREEDSCHAP (Ms.1706
INLEZEN VAN DE DRUKSENSORS IN HET HUIS MET HULPORGANEN INTERIEUR LET OP iedere sensor heeft een specifieke kleur: ● Groen = links voor ● Geel = rechts voor ● Rood = links achter ● Zwart = rechts achter Er bestaan verschillende methodes om een sensorcode in het huis met hulporganen interieur in te lezen. Hiervoor moet een diagnoseapparaat gebruikt worden (geen XR25): ● opschrijven van de ventielcode. Deze staat op een sticker op de sensor, ● inlezen van de code met gebruik van het "Ms. 1607 ventielactiveringsgereedschap", ● inlezen tijdens het rijden in de auto. ● inlezen zonder te rijden (zonder lek zendt het ventiel ieder kwartier zijn code uit)
HANDMATIG INLEZEN VAN DE VENTIELCODE (OPSCHRIJVEN VAN DE CODE) 1 Contact aan, start de communicatie van het diagnoseapparaat met "huis met hulporganen interieur" en selecteer "Banden". 2 Selecteer de menu's "commando" dan "specifiek commando", 3 Valideer de regel "SC 001: inlezen van een ventielcode" 4 Breng de maximaal zescijferige code indie op de op de sensor geplakte sticker staat. 5 Valideer de plaats van het wiel dat uitgerust is met de sensor. 6 Valideer het gebruiksseizoen van de band (of standaard de zomerset als de auto maar een set banden heeft) N.B.: de procedure voor het inlezen van de vier ventielen is hetzelfde met het commando "SC 002: inlezen van de codes van de vier ventielen"
87-20
1 Contact aan, start de communicatie van het diagnoseapparaat met "huis met hulporganen interieur" en selecteer "Banden". 2 Selecteer de menu's "commando" dan "specifiek commando", 3 Valideer de regel "SC 001: inlezen van een ventielcode" 4 Kies op het gereedschap, de plaats op de auto van het ventiel dat ingelezen moet worden. 5 Zet het gereedschap Ms. 1607 tegen de band onder het betreffende ventiel. 6 Druk een keer op de schakelaar van het gereedschap Ms. 1607. 7 Wacht tot het inlezen klaar is, dat wordt aangegeven door het oplichten van het controlelampje. 8 Het diagnoseapparaat geeft aan dat de ventielcode goed ontvangen is. 9 Valideer de plaats van het wiel dat uitgerust is met de sensor. 10Valideer het gebruiksseizoen van de band (of standaard de zomerset als de auto maar een set banden heeft) N.B.: de procedure voor het inlezen van de vier ventielen is hetzelfde met het commando "SC 002: inlezen van de codes van de vier ventielen"
AUTOMATISCH INLEZEN VAN DE VENTIELCODE DOOR HET LATEN LEEGLOPEN VAN EEN BAND 1 Contact aan, start de communicatie van het diagnoseapparaat met "huis met hulporganen interieur" en selecteer "Banden". 2 Laat ongeveer 1 bar lucht ontsnappen bij een band 3 Selecteer de menu's "commando" dan "specifiek commando", 4 Valideer de regel "SC 001: inlezen van een ventielcode" 5 Maak een proefrit. 6 Valideer de plaats van het wiel dat uitgerust is met de sensor. 7 Valideer het gebruiksseizoen van de band (of standaard de zomerset als de auto maar een set banden heeft) 8 Pomp de band weer op 9 Herhaal dit voor elke band die in het geheugen moet worden opgenomen.
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart
87
Het systeem van de auto zonder sleutel bestaat uit: ● het huis met hulporganen interieur. ● een ongecodeerde kaartlezer (ontvanger radiosignalen en transponder), ● een drukknop voor het starten en stilzetten van de motor, ● de stuurkolomgrendel voor de mechanische blokkering van het stuurwiel, ● motors voor het vergrendelen/ontgrendelen van de portieren, ● de afstandsbedieningskaarten met twee of drie knoppen (handsfree uitvoering), ● twee speciale zendantennes (communicatie) naar de kaart-sleutel met handsfree uitvoering (afhankelijk van de uitvoering), ● speciale portierhandgrepen voor de handsfree optie (afhankelijk van de uitvoering), ● specifieke portiersloten voor de functie extra portiervergrendeling (afhankelijk van de uitvoering),
87-21
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart
87
BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM In de fabriek worden twee RENAULT-kaarten aan de auto toegewezen. Afhankelijk van het uitrustingsniveau heeft de auto: ●
twee RENAULT-kaarten met twee knoppen (zonder handsfree systeem) met: – een gecodeerde chip zonder batterijtje voor de bediening van de startvergrendeling (raadpleeg hoofdstuk 82), – een FM-afstandsbediening voor het vergrendelen of het ontgrendelen van de portieren.
18249-1 KAART MET HANDSFREE FUNCTIE
OPMERKINGEN: ● Elke RENAULT-kaart heeft een noodsleutel waarmee de auto kan worden geopend als de afstandsbediening niet werkt. (Voor het bestellen van een noodsleutel, heeft u het codenummer nodig).
18249 KAART ZONDER HANDSFREE FUNCTIE
De code van het radiosignaal dat deze RENAULTkaarten uitzenden is continu variabel om een eventueel kopiëren tegen te gaan. Bij dit systeem, verloopt de synchronisatie van de afstandsbedieningen automatisch. De afstandsbediening wordt alleen gebruikt voor het vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en is geheel onafhankelijk van de startvergrendeling. N.B.: het huis met hulporganen interieur kan vier verschillende codes verwerken (vier RENAULTkaarten maximum).
18249-2 ●
●
twee RENAULT-kaarten waarvan een met handsfree systeem (drie knoppen). Met dit systeem kunnen de portieren worden geopend zonder de afstandsbediening te bedienen. (Het is niet mogelijk meer dan één handsfree afstandsbediening per auto te gebruiken, zie hoofdstuk "RENAULT-kaart handsfree").
87-22
Als de accu van de auto onvoldoende is geladen, kan de stuurkolomgrendel niet ontgrendelen. De auto kan niet worden aangeduwd.
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart
87
WERKING: AANZETTEN VAN HET CONTACT EN STARTEN
STARTVERGRENDELING VIA TRANSPONDER Via de startvergrendeling met een transponder in de RENAULT-kaart kan de stuurkolom worden ontgrendeld, het contact worden aangezet en het starten van de motor worden vrijgegeven.
De RENAULT-kaartlezer heeft twee standen: ●
De RENAULT-kaart wordt herkend door de ontvanger in de kaartlezer als de kaart wordt ingevoerd (zie hoofdstuk 82: startvergrendeling).
de stand "+ hulporganen" of "+ accessoires" via het hulporganenrelais (als de RENAULT-kaart ongeveer halverwege in de lezer is gestoken). deze stand voedt: ● de radio, ● de ruitbediening, ● de kachelventilateur, ● de elektrische stoelen.
N.B.: de voeding van het hulporganenrelais wordt onderbroken tijdens het starten. Wanneer vergeten wordt de RENAULT-kaart uit de lezer te halen, wordt de voeding van het hulporganenrelais uitgeschakeld na ongeveer 40 secondes. ●
de stand "+ na contact". In deze stand kan de motor worden gestart met de drukknop.
Het relais + na contact krijgt voeding zodra de RENAULT-kaart geheel in de lezer is geschoven, als de kaart wordt herkend door het huis met hulporganen interieur en als de stuurkolom elektrisch is ontgrendeld.
18830
De voeding van de relais wordt uitgeschakeld zodra de "drukknop" wordt ingedrukt om de motor stil te zetten, als de rijsnelheid nul is (zie hoofdstuk startknop) of na 40 minuten zonder starten van de motor. ●
de startknop voedt de startmotor tot de informatie "draaiende motor" wordt ontvangen. Als de motor niet aanslaat, wordt de voeding van de startmotor onderbroken na een tijdsduur die afhankelijk is van de koelvloeistoftemperatuur.
Voordat het starten van de motor wordt vrijgegeven, moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan (zie hoofdstuk startknop). N.B.: de RENAULT-kaart is in de lezer vergrendeld zolang de motor draait. Hij wordt ontgrendeld als de motor stilstaat, en de rijsnelheid bijna nul of afwezig is.
87-23
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: "eenvoudige" RENAULT-kaart WERKING VAN DE EENVOUDIGE AFSTANDSBEDIENING (ZONDER HANDSFREE SYSTEEM) Het systeem functioneert met behulp van: ● een RENAULT`-kaart (A), ● een in de RENAULT-kaartlezer (B) ingebouwde ontvanger voor radiosignalen, ● een elektronisch besturingscircuit in het huis met hulporganen interieur (C), ● een startknop (D), ● de portiersloten, ● een controlelampje voor de gesloten portieren, ● de knipperlichten van de auto, ● de rekeneenheid van het inspuitsysteem (E), ● de contacten van het koppelingspedaal (F) en de stand "neutraal" van de versnellingsbak, ● de elektrische stuurkolomgrendel (G).
87-24
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: "eenvoudige" RENAULT-kaart De eenvoudige RENAULT-kaart heeft twee knoppen: – een knop voor de vergrendeling (1), – een knop voor de vergrendeling (2).
87
N.B: het knipperen van de alarmknipperlichten bij het gebruik van de afstandsbediening wordt aangestuurd door het huis met hulporganen interieur (zie hoofdstuk knipperlichten).
18249 EENVOUDIGE KAART
18834
Om de portieren te vergrendelen, drukt u op de knop "sluiten". Het vergrendelen van de portieren met behulp van de afstandsbediening is zichtbaar door het twee maal oplichten van de alarmknipperlichten (als alle portieren goed gesloten zijn). Het rode vergrendelingslampje brandt. Als een of meerdere portieren slecht gesloten zijn, lichten de alarmknipperlichten niet op bij het vergrendelen met de afstandsbediening. ● Om de portieren te ontgrendelen, drukt u op de knop "openen". Het ontgrendelen van de portieren is zichtbaar door het een keer oplichten van de alarmknipperlichten.
OPMERKINGEN: ● De werking van de schakelaar van de centrale portiervergrendeling wordt uitgeschakeld als de portieren vergrendeld zijn met de afstandsbediening.
●
87-25
●
Sommige uitvoeringen (met rechts stuur) zijn uitgerust met de functie "extra portiervergrendeling" die de portieren zo vergrendelt dat zij niet van binnenuit kunnen worden geopend. Om de auto extra te vergrendelen, drukt u twee keer achter elkaar of een keer lang op de knop "sluiten" (1). Deze functie gebruikt speciale portierslotmotors.
●
Auto's met rechts stuur kunnen zijn voorzien van de functie openen "bestuurdersportier alleen". deze functie zorgt ervoor dat bij een keer kort drukken op de RENAULT-kaart alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld. Om alle portieren te ontgrendelen moet twee keer achter worden gedrukt.
●
Bij auto's met ruitbediening met sneltoets of elektrisch open dak, kunnen met een lange druk op de knop "sluiten (1) alle portierruiten en het dak worden gesloten (als deze zijn geïnitialiseerd).
●
Als een portier niet goed is gesloten bij het drukken op de knop "sluiten", vergrendelen en ontgrendelen de portieren automatisch.
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart "handsfree"
87
WERKING VAN DE AFSTANDSBEDIENING MET HANDSFREE SYSTEEM Het systeem functioneert met behulp van: ● een handsfree RENAULT-kaart (A), ● een kaartlezer (B), ● een elektronisch besturingscircuit in het huis met hulporganen interieur (C), ● een startknop (D), ● de rekeneenheid van het inspuitsysteem (E), ● de contacten van het koppelingspedaal (F) en de stand "neutraal" van de versnellingsbak, ● de elektrische stuurkolomgrendel (G), ● aanwezigheidssensors in iedere portierhandgreep (H), ● een controlelampje voor de gesloten portieren, ● de knipperlichten van de auto, ● twee speciale antennes voor de handsfree functie (I), ● specifieke portiersloten (J) voor de functie extra portiervergrendeling, ● de claxon (K).
19242-1
87-26
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart "handsfree" De RENAULT-kaart met handsfree functie heeft drie knoppen: – een knop voor het sluiten (1). Met deze knop worden de portieren vergrendeld en kan de "handsfree" functie worden uitgeschakeld. – een knop voor het openen (2). Met deze knop worden de portieren ontgrendeld en kan de "handsfree" functie worden uitgeschakeld. – een knop voor het vergrendelen en inschakelen van de handsfree functie (3).
87
Om de portieren te vergrendelen met het handsfree systeem (druk op knop (3) als de handsfree functie niet actief is): ● sluit de portieren en de achterklep, ● loop met de RENAULT-kaart weg van de auto. Zodra het huis met hulporganen interieur via de antennes geen contact meer heeft met de kaart vergrendelen de portieren en de achterklep. Het vergrendelen van de portieren via de afstandsbediening kan zichtbaar zijn aangegeven worden door het knipperen van de alarmknipperlichten, een geluidssignaal en het oplichten van het rode waarschuwingslampje. Als een of meerdere portieren slecht gesloten zijn, lichten de alarmknipperlichten niet op bij het vergrendelen met de afstandsbediening. N.B.: een druk op de knop "sluiten" of "openen" van de RENAULT-kaart schakelt de handsfree functie uit. De "handsfree" RENAULT-kaart werkt dan als een "eenvoudige" RENAULT-kaart. Een druk op de knop "auto" van de RENAULT-kaart activeert het systeem weer na ongeveer 3 secondes. LET OP: de vergrendeling via de handsfree functie kan worden geblokkeerd met de diagnoseapparaten.
18249-1 KAART HANDSFREE
OPMERKINGEN: Deze afstandsbediening kan worden gebruikt zonder het handsfree systeem als deze functie is uitgeschakeld met de knoppen (1) en (2). De werking is in dat geval als van een eenvoudige afstandsbediening.
87-27
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart "handsfree" Om de portieren te ontgrendelen met het handsfree systeem (druk op knop (3) als de handsfree functie niet actief is): ● nader de auto, zodat de RENAULT-kaart binnen het communicatiebereik komt van het huis met hulporganen interieur, ● steek uw hand achter een van de portierhandgrepen of open de achterklep, ● de aanwezigheidssensors in de handgrepen activeren het ondervragen van de "handsfree" kaart door de auto. ● Als de kaart wordt herkend, ontgrendelt de auto. Het ontgrendelen ziet u aan het oplichten van de knipperlichten.
87
VOEDING VAN DE RENAULT-KAART ●
De afstandsbedieningen van de RENAULT-kaarten worden gevoed door een batterijtje. De toestand van het batterijtje blijkt uit het branden van het lampje (1).
18249
voor de handsfree functie van de RENAULT-kaart met drie knoppen heeft deze kaart een accumulator. Deze laadt op als de RENAULT-kaart in de lezer zit. Na twintig minuten opladen, is de de accumulator voldoende opgeladen om een dag te overbruggen. Voor een correcte oplading is vierentwintig uur nodig. Deze accumulator is niet demonteerbaar. ● De transponder, van de startvergrendeling in de RENAULT-kaart, heeft geen elektrische voeding. ●
18249-1 KAART HANDSFREE
N.B: het knipperen van de alarmknipperlichten bij het gebruik van de afstandsbediening wordt aangestuurd door het huis met hulporganen interieur (zie hoofdstuk knipperlichten).
LET OP: het batterijtje wordt ook gebruikt voor de handsfree functie.
87-28
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: zijknipperlichten
87
Om het ontgrendelen en het vergrendelen te kunnen controleren, stuurt het huis met hulporganen interieur alle knipperlichten aan.
Effect op de sloten
Werking van de richtingaanwijzers
Werking van de zijknipperlichten
Werking van de claxon
1 korte druk
portiervergrendeling
2 knipperingen
2 knipperingen
-
2 korte drukken
extra portiervergrendeling van de portieren
snel knipperen
snel knipperen
-
1 lange druk****
sluiten van de ruiten en het open dak*
2 knipperingen
snel knipperen
-
1 signaal (te configureren)
Druk op de RENAULT-kaart
Sluiten
Openen
* **
*** ****
handsfree functie
portiervergrendeling
2 knipperingen
vast branden gedurende ongeveer 10 secondes
1 korte druk
Ontgrendelen van de portieren of het bestuurdersportier**
1 keer knipperen
1 keer knipperen
-
2 korte drukken
ontgrendelen van de portieren**
-
-
-
handsfree functie
Ontgrendelen van de portieren of het bestuurdersportier**
1 keer knipperen
1 keer knipperen
-
voor deze functie, moet de auto ruitbediening met sneltoets en open dak met afknijpbeveiliging hebben. Auto's met rechts stuur kunnen zijn voorzien van de functie openen "bestuurdersportier alleen". deze functie zorgt ervoor dat bij een keer kort drukken op de RENAULT-kaart alleen het bestuurdersportier en de achterklep worden ontgrendeld. ontgrendelen van de portieren van een auto met de functie openen "bestuurdersportier alleen". bij bepaalde uitvoeringen "rechts stuur", wordt deze functie voorafgegaan door de "extra portiervergrendeling".
Beperkte werking Bij de opdracht tot vergrendelen: – een niet goed gesloten bestuurdersportier verhindert het vergrendelen van alle portieren, – een niet gesloten achterklep of portier verhindert het oplichten van de knipperlichten en verhindert de handsfree vergrendeling.
87-29
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: RENAULT-kaartlezer De RENAULT-kaartlezer heeft twee contacten voor het activeren van de auto: ● een contact halverwege voor de voeding van de accessoires (+ accessoires), ● een contact als kaart op de aanslag geheel in de lezer is gestoken (+ na contact). N.B.: de RENAULT-kaart wordt in de lezer vergrendeld zodra het huis met hulporganen interieur de informatie "draaiende motor" heeft ontvangen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem. De kaart wordt vrijgegeven als de motor stil staat.
18320
De RENAULT-kaart dient ook als: ● de ontvanger van de radiosignalen van de afstandsbedieningen van de portiervergrendeling, ● als antenne van de transponder van de startvergrendeling en voor de herkenning van de RENAULT-kaart (zie hoofdstuk startvergrendeling). ● controle voor het niet herkennen van de RENAULTkaart, ● binnenverlichting.
87-30
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: Startknop
87
BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
WERKING
De startknop (START/STOP) wordt gebruikt voor het starten en voor het stilzetten van de motor.
Het starten van de motor is toegestaan als de bovenkant van de knop verlicht is.
Hij kan op twee manieren verlicht zijn: ● witte verlichting aan de bovenkant: uitnodiging om te starten, ● groene verlichting aan de onderkant: draaiende motor. Deze verlichting is verzwakt als de markeringslichten branden.
Voor het starten hoeft de knop maar even ingedrukt te worden. Een enkele druk op de knop is voldoende voor het starten van de motor. Om de motor te starten: ●
Steek de RENAULT kaart zo diep mogelijk (2 e contact) in de lezer zodat het contact inschakelt en de stuurkolom ontgrendelt.
●
controleer of aan de startvoorwaarden wordt voldaan: N.B.: – bij de dieseluitvoeringen, kan de startmotor niet ingeschakeld worden tijdens de voorverwarmingsfase. – een verkeerde configuratie van het type versnellingsbak in het huis met hulporganen interieur kan het starten onmogelijk maken. – de versnellingsbak in neutraal staan of het koppelingspedaal moet zijn ingedrukt.
18320
87-31
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: Startknop De elektrische vergrendeling van de stuurkolom moet vrij zijn gezet en het contact moet zijn ingeschakeld. ● Controleer of het systeem het starten van de motor toestaat: – Als de bovenkant van de knop oplicht, is starten mogelijk, ●
●
Druk op de knop om het startcommando te geven aan het huis met hulporganen interieur. Dit analyseert vervolgens de staat van de motor (draait, afgeslagen, meegenomen, stilstaand). Als de motor stilstaat en aan de voorwaarden wordt voldaan, stuurt het huis met hulporganen interieur het startrelais aan.
N.B.: – De motor kan alleen worden gestart als de stuurkolom is ontgrendeld. – Als de motor draait, is de RENAULT-kaart geblokkeerd. – Als de motor afslaat, is een korte druk op de startknop voldoende om hem weer te starten.
Om de motor te stoppen: Druk op de knop om het stopcommando te geven aan het huis met hulporganen interieur.' Dit controleert of de auto langzamer rijdt dan 5 km/u voordat het de + na contact voeding uitschakelt.
LET OP: Het starten van de motor gebeurt indirect door tussenkomst van de drukknop. Zolang de uitnodiging om te starten actief is, wort een druk op de knop (START/STOP) onthouden door het huis met hulporganen interieur. De startmotor krijgt voeding zodra het huis met hulporganen interieur dit toestaat, tot de ontvangst van de informatie draaiende motor. Als de motor niet aanslaat, wordt de voeding van de startmotor onderbroken na een tijdsduur die afhankelijk is van de koelvloeistoftemperatuur.
OPMERKING: bepaalde storingen in de RENAULTkaartlezer, de contacten van het koppelingspedaal of de stand "neutraal" (uitvoering met automatische transmissie) kunnen invloed hebben op het starten van de motor. Om in dit geval de motor te starten, moet de startknop ingedrukt worden gehouden.
87-32
87
VOORWAARDEN VOOR HET STARTEN VAN DE MOTOR ● RENAULT-kaart zo diep mogelijk in de kaartlezer, ● + na contact aanwezig, ● transponder (in de RENAULT-kaart) herkend, ● handgeschakelde versnellingsbak in neutraal. ● automatische transmissie in N of P, ● koppelingspedaal ingedrukt bij handgeschakelde versnellingsbak.
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: Elektrische grendel van de stuurkolom
87
WERKING
De grendel van de stuurkolom bevindt zich aan de onderkant van de stuurkolom. Hij wordt aangestuurd door het huis met hulporganen interieur.
De stuurinrichting ontgrendelt als de RENAULT-kaart zo diep mogelijk in de lezer is gestoken en de transponder is herkend door het huis met hulporganen interieur. De stuurinrichting vergrendelt als de RENAULT-kaart uit de lezer is gehaald en de motor stilstaat en de auto niet rijdt.
De grendel is gecodeerd door het huis met hulporganen interieur en de code kan niet worden gewist (zie hoofdstuk 82). BELANGRIJK: als de stuurkolomgrendel defect of niet aangesloten is, kan de motor niet starten.
N.B.: als het huis met hulporganen interieur een informatie "botsing" heeft ontvangen van de airbagrekeneenheid, blijft de stuurkolom ontgrendeld. Om de grendel weer te activeren moet de auto rijden.
OPMERKINGEN: ● Als het systeem niet ontgrendelt bij het invoeren van de kaart in de lezer, blijft het startvergrendelingslampje branden en wordt de + na contact niet ingeschakeld. ● Afhankelijk van de storingen in de grendel, kunnen de lampjes "stop" en "service" oplichten. Het stuurwiel blijft ontgrendeld.
18541
87-33
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: Sensors in de portierhandgrepen
Voor de "handsfree" werking van de RENAULT-kaart, heeft elke portierhandgreep een aanwezigheidssensor. Deze sensor detecteert de hand van de gebruiker en schakelt de handsfree ondervraging in.
18993 PORTIERHANDGREEP
De sensor in de handgreep heeft een reflector en de handgreep heeft een bewegingscontact. Als de auto lange tijd niet is gebruikt, wordt de werking van de sensor overgenomen door een contact dat de beweging van de handgreep detecteert. N.B.: voor het uitbouwen van de handgreep, raadpleegt u het hoofdstuk carrosserie. Voor de bestemming van de aansluitingen van de sensor en het contact in de handgreep, zie hoofdstuk 84.
87-34
87
De achterklep heeft geen sensor maar een contact in de handgreep voor het openen. N.B.: voor het uitbouwen van de handgreep, raadpleegt u het hoofdstuk carrosserie. Voor de bestemming van de aansluitingen van de handgreep van de achterklep, zie hoofdstuk 84.
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: handsfree antenne Voor de handsfree functie, heeft de auto twee speciale antennes: ● in het dak voor een detectie in de omgeving de voorportieren,
●
87
in de schildbumper achter voor het gebied achter de auto en het openen van de achterklep te vergemakkelijken.
LET OP: de ontvangstzone van de handsfree antenne varieert. Er is een voortdurende verandering onder invloed van voorwerpen in de omgeving van de auto en de atmosferische omstandigheden.
18827 DAKANTENNE
Voor het vervangen van de dakantenne, moet u de hemelbekleding uitbouwen. plak de antenne op de oorspronkelijk plaats, let op de juiste ligging en aansluiting van de bedrading. (zie hoofdstuk "carrosserie").
87-35
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart toewijzen
87
Vervangen, opnieuw toewijzen of toevoegen van een of meer RENAULT-kaarten BELANGRIJK: alleen de RENAULT-kaarten die bij deze procedure worden aangeboden zullen werken. Zij kunnen aan de auto worden toegewezen als zij: ● ofwel al voor deze auto waren gecodeerd, ● ofwel dat zij nieuw zijn (ongecodeerd).
Met het diagnoseapparaat ●
Start de communicatie met de "startvergrendeling" (huis met hulporganen interieur).
●
In het menu "Commando", "Specifiek commando", valideert u regel "SC001: inlezen van de kaarten".
●
Het gereedschap toont "wilt u de reparatiecode invoeren" RENAULT-kaart niet in de lezer, voer de geheime reparatiecode in (hexadecimale tekens) en bekrachtig hem. ● Als er een kaart in de lezer zit, toont het scherm "haal de kaart uit de lezer" ● Als het invoeren van de code niet correct is, toont het scherm "Controleer de reparatiecode en controleer of de kaart wel van de auto is". controleer de code en probeer het invoeren te herhalen. ● Als het huis met hulporganen interieur ongecodeerd is, toont het gereedschap "Voer een kaart van de auto in die al ingelezen is" (zie hoofdstuk 83).
LET OP: tussen iedere handeling mag maximaal 5 minuten verlopen, anders wordt de procedure geannuleerd, het gereedschap toont dan het bericht "procedure onderbroken: let op, alleen de kaarten die voor het starten van de procedure al aan de auto waren toegewezen kunnen worden gebruikt. De kaarten die aangeboden werden voor het afbreken van de procedure zijn niet langer leeg en kunnen alleen nog maar aan deze auto worden toegewezen". ●
●
Als een controle van de kaarten wordt gevraagd, toont het gereedschap "Steek de kaart zo diep mogelijk in de lezer". Voer dan een RENAULTkaart in tot het contact inschakelt: ● Als het toewijzen niet mogelijk is, toont het scherm "controleer de reparatiecode en controleer of de kaart wel van de auto is". Gebruik een andere kaart. ● Als de kaart conform is, toont het scherm "haal de kaart uit de lezer".
●
Het gereedschap toont "Steek de kaart zo diep mogelijk in de lezer". Steek een RENAULT-kaart tot aan de aanslag in de lezer. ● als de RENAULT-kaart niet wordt geaccepteerd, blijft het rode lampje uit. ● Als de RENAULT-kaart wordt geaccepteerd, knippert het rode lampje snel en het gereedschap geeft aan "1 kaart ingelezen" en daarna "haal de kaart uit de lezer".
●
Het gereedschap toont "Steek de kaart zo diep mogelijk in de lezer". Steek een tweede RENAULTkaart tot aan de aanslag in de lezer. N.B.: wanneer u twee keer dezelfde RENAULTkaart aanbiedt, wordt deze niet door het systeem verwerkt, het startvergrendelingslampje blijft uit,
Als de ingevoerde code correct is en het huis met hulporganen interieur gecodeerd is, kan de toewijzingsprocedure beginnen, het scherm toont "Wilt u de kaarten controleren voor het toewijzen aan de auto?".
87-36
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart toewijzen
●
Voer de andere RENAULT-kaart(en) die aan de auto moeten worden toegewezen (maximum 4) in de kaartlezer in. Het scherm toont "2, 3 of 4 kaarten ingelezen" en daarna "haal de kaart uit de lezer" LET OP: dit moeten oude RENAULT-kaarten van de auto zijn of nieuwe, niet gecodeerde RENAULTkaarten. N.B.: de auto kan maar één RENAULT-kaart accepteren met handsfree functie. Als een tweede kaart aan de auto wordt toegewezen, zal deze werken als een eenvoudige RENAULT-kaart BELANGRIJK: Als niet alle RENAULT-kaarten beschikbaar zijn, moet later een nieuwe toewijzingsprocedure met alle kaarten worden uitgevoerd.
87-37
87
N.B.: de toewijzingsprocedure van de RENAULTkaarten kan worden geannuleerd zolang de procedure niet is afgesloten.
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: Noodwerking
Normale werking
Oorzaak
Gevolg
87 Remedie
Handsfree vergrendelen onmogelijk: druk op de sluitknop van de afstandsbediening om de auto te vergrendelen. ● Handsfree ontgrendeling werkt normaal. ●
Accumulator zwak
RENAULT-kaart 15 minuten in de auto gelaten
Handsfree vergrendelen onmogelijk: druk op de sluitknop van de afstandsbediening om de auto te vergrendelen. ● Handsfree ontgrendeling werkt normaal.
Accumulator ontladen
Handsfree functie werkt helemaal niet
Batterijtje leeg
Afstandsbediening (handsfree en gewoon) onmogelijk
●
Handsfree werking (vergrendelen en ontgrendelen)
87-38
Zet het contact aan om de accumulator te laden of geef het commando met het diagnoseapparaat.
Vervang het batterijtje.
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: Principeschema
87-39
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Auto zonder sleutel: Principeschema 120
Rekeneenheid inspuitsysteem
247
Instrumentenpaneel
645
Huis met hulporganen interieur (UCH)
675
Koppelingspedaalcontact
721
Rekeneenheid ABS
756
Rekeneenheid airbag
886
Antennes handsfree functie
967
Zoemer
1016
Zekering/relaisplaat
1087
Drukknop voor het starten
1082
RENAULT-kaartlezer
1083 → 1086
Aanwezigheidssensors
1088
Elektrische stuurkolomgrendel
1109
Sensor neutraalstand handgeschakelde versnellingsbak
87-40
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening Algemeen Afhankelijk van de uitvoering, zijn er drie types elektrische ruitbediening: ● eenvoudige elektrische ruitbediening (behalve op het bestuurdersportier), ● elektrische ruitbediening met sneltoets en afknijpbeveiliging op het bestuurdersportier alleen of op alle portieren, ● elektrische ruitbediening met sneltoets met multiplexverbinding. N.B.: de sneltoetsfunctie heeft altijd afknijpbeveiliging. Als een obstakel zich in het bovenste sluitgebied van de ruit bevindt, stopt de ruit en zakt daarna ongeveer 5 centimeter. Het obstakel wordt gedetecteerd door de stroomafname van de motor te meten terwijl de positie van de ruit gemeten wordt door een opname element met Halleffect in de motor. Deze afknijpbeveiliging wordt gecorrigeerd afhankelijk van de accuspanning en de rijsnelheid.
●
eenvoudige elektrische ruitbediening (behalve op het bestuurdersportier) Dit klassieke systeem opent en sluit de ruit met een gewone schakelaar.
●
elektrische ruitbediening met sneltoets en afknijpbeveiliging In dit geval hebben de schakelaars een dubbele slag. De ruit stopt als de bovenste of onderste aanslag wordt gedetecteerd, door een ander commando of na 10 secondes. Bij deze montage kunnen de ruiten worden gesloten bij het vergrendelen van de portieren door lang drukken op de RENAULT-kaart. De motors, voor het automatische sluiten, worden kort na elkaar aangestuurd. Deze functie kan met de diagnoseapparaten worden geconfigureerd.
●
elektrische ruitbediening met sneltoets en afknijpbeveiliging met multiplexverbinding Deze montage heeft een geheugen voor de stand van de buitenspiegels. De informatie is opgeslagen in de ruitbediening (per kant) en afgegeven aan de spiegels (zie hoofdstuk "memory systeem van de bestuurdersstoel").
87-41
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening ●
87
eenvoudige elektrische ruitbediening (behalve op het bestuurdersportier),
Principeschema
19243
87-42
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening Verklaring bij de nummers op de tekeningen A Ruithefmotor met sneltoets voor bestuurderszijde B Eenvoudige ruithefmotor voor passagierszijde C Eenvoudige ruithefmotor links achter D Eenvoudige ruithefmotor rechts achter E Huis met hulporganen interieur (UCH) F Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde G Schakelaar ruitbediening passagierszijde H Schakelaar ruitbediening achter I Blokkeren ruitbediening achter
87-43
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening ●
87
elektrische ruitbediening met sneltoets en afknijpbeveiliging op het bestuurdersportier alleen of op alle portieren,
Principeschema
19244
87-44
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening Verklaring bij de nummers op de tekeningen A Ruithefmotor met sneltoets voor bestuurderszijde B Ruithefmotor met sneltoets voor pasagierszijde C Ruithefmotor met sneltoets links achter D Ruithefmotor met sneltoets rechts achter E Huis met hulporganen interieur (UCH) F Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde G Schakelaar ruitbediening passagierszijde H Schakelaar ruitbediening achter I Blokkeren ruitbediening achter
87-45
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening ●
87
elektrische ruitbediening met sneltoets met multiplexverbinding.
Principeschema
19245
87-46
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening Verklaring bij de nummers op de tekeningen A Ruithefmotor met sneltoets multiplex voor bestuurderszijde B Ruithefmotor met sneltoets multiplex voor passagierszijde C Ruithefmotor met sneltoets links achter D Ruithefmotor met sneltoets rechts achter E Huis met hulporganen interieur (UCH) F Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde G Schakelaar ruitbediening passagierszijde H Schakelaar ruitbediening achter I Blokkeren ruitbediening achter J Spiegelbediening K Spiegels
87-47
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening VERVANGEN
87
UITBOUWEN VAN HET RUITHEFMECHANISME VOOR
De motor kan niet afzonderlijk worden vervangen. De vervanging ervan betekent dat het complete mechanisme moet worden vervangen.
Voor het uitbouwen van het ruithefmechanisme moet u de portierbekleding verwijderen (zie hoofdstuk carrosserie).
De methode is voor alle type ruitbedieningen dezelfde. BELANGRIJK: na het vervangen van een ruithefmotor van een systeem met sneltoets, moet u u het systeem initialiseren. Als een motor niet is geinitialiseerd werkt hij met stappen van ongeveer 5 centimeter (zie hoofdstuk initialisatie).
90506010
87-48
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening
87
INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Initialiseer de motor van het sneltoetssysteem, (zie hoofdstuk "initialisatie") N.B.: voor het automatisch sluiten bij het vergrendelen via de RENAULT-kaart, moeten de motors zijn geïnitialiseerd. (zie hoofdstuk "initialisatie") en het huis met hulporganen interieur moet zijn geconfigureerd.
18595
Verwijder de twee bevestigingsklemmetjes van de ruit, maak de ruit vrij van de pennen van de wagen van de ruitbediening, ● Breng de ruit met de hand omhoog, zet hem in deze stand vast met afplaktape, ● Verwijder de vijf bevestigingsbouten van het ruithefmechanisme, ●
18694 ● ●
Maak de voedingsstekkers los. Maak de ruitbediening vrij via de onderste opening in het portierframe.
87-49
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening
87
Breng de ruit met de hand omhoog.
UITBOUWEN VAN HET RUITHEFMECHANISME ACHTER
Blokkeer hem met plakband. Verwijder de drie bevestigingsbouten van het ruithefmechanisme,
90507510
Voor het uitbouwen van het ruithefmechanisme moet u de portierbekleding verwijderen. 18692
Maak de voedingsstekkers los. Maak de ruitbediening vrij via de onderste opening in het portierframe.
18596
Verwijder het bevestigingsklemmetje van de ruit. Maak de ruit vrij van de pen van de wagen van het ruithefmechanisme,
87-50
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening INBOUWEN
AANSLUITINGEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
●
Initialiseer de motor van het sneltoetssysteem, (zie hoofdstuk "initialisatie")
Dit moet na iedere onderbreking van de voeding worden gedaan (storing of losmaken van de accu).
● ● ● ● ●
●
Contact aan, open de ruit tot op de onderste aanslag, houd de schakelaar enkele secondes vast, sluit de ruit tot op de bovenste aanslag, houd de schakelaar enkele secondes vast, de motor is geinitialiseerd, herhaal deze handelingen voor alle ruiten met sneltoets.
Opmerking: als een motor niet is geinitialiseerd, werkt deze met stappen van 5 centimeter.
87-51
Omschrijving
1
Commando omhoog
2
Commando omlag
motor ruitbediening met afknijpbeveiliging Aansl
INITIALISATIE VAN DE MOTOR
●
motor eenvoudige ruitbediening Aansl
N.B.: voor het automatisch sluiten bij het vergrendelen via de RENAULT-kaart, moeten de motors zijn geïnitialiseerd. (zie hoofdstuk "initialisatie") en het huis met hulporganen interieur moet zijn geconfigureerd.
87
Omschrijving
1
Commando omhoog
2
Commando omlag
3
Massa
4
Voeding + voor contact
5
Niet gebruikt
6
Verbinding huis met hulporganen interieur
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrische ruitbediening ●
87
motor ruitbediening met afknijpbeveiliging multiplex
De motor van de elektrische ruitbediening multiplex aan passagierskant heeft een rekeneenheid met het geheugen van de buitenspiegels (zie hoofdstuk: "memory systeem van de bestuurdersstoel"). Aansl
Omschrijving
1
Commando motor rechts/links van de spiegel (aansl. 2A)
2
Gezamenlijke draad van de spiegels (aansl. 2C/3C)
3
Passagiersruit omlaag
4
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 6)
5
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 3)
6
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 8)
7
Signaal controleweerstand van de motor omhoog/omlaag van de bestuurderspiegel (aansl. 2 D)
8
Passagiersruit omhoog
9
Niet gebruikt
10
Voeding
11
Commando omhoog/omlaag bestuurdersspiegel (aansl. 2B)
12
Commando motor inklappen van de spiegel (aansl. 3B)
13
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 7)
14
Bestuurdersruit omlaag
15
Niet in gebruik
16
Gezamenlijk controleweerstanden van de spiegel (aansl. 2F)
17
Massa
18
Niet gebruikt
19
Multiplexverbinding tussen de spiegels (specifiek voor functie memory systeem van de bestuurdersstoel)
20
Massa
21
Gezamenlijk controleweerstanden van de spiegel (aansl. 2G)
22
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 9)
23
Bestuurdersruit omhoog
24
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 5)
25
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 1)
26
Commando omhoog/omlaag bestuurdersspiegel (aansl. 2E)
27
Verbinding huis met hulporganen interieur (signaal sluiten of stoelgeheugen)
28
Niet gebruikt
29
Multiplexverbinding tussen de spiegels
30
Niet gebruikt
87-52
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrisch open dak
87
ALGEMEEN
WERKINGSPRINCIPE
Het elektrische open dak kan in twee manieren worden bewogen door dezelfde motor: kantelen (drie standen) of schuiven (zes standen).
Het open dak wordt bediend met de schakelaar.
Het open dak heeft een afknijpbeveiliging die afhankelijk is van rijsnelheid. LET OP: de afknijpbeveiliging werkt alleen als het open dak correct is geïnitialiseerd. N.B.: het open dak (schuiven of kantelen) kan worden gesloten door lang drukken op (2 secondes ongeveer) op de knop sluiten van de RENAULT-kaart. Dit signaal wordt geregeld door het huis met hulporganen interieur (zie hoofdstuk 87) als dit correct is geconfigureerd. In dit geval, blijft de schakelaar in de open stand staan, als u op de schakelaar drukt gaat het dak weer in de openingsstand terug. BELANGRIJK: bij een storing in de motor van het open dak, kan het dak worden gesloten met een inbussleutel bij (C).
18875
kantelzone (drie standen) schuifzone (zes standen)
Voordat hij kan werken moet de motor van het open dak toestemming hebben van het huis met hulporganen interieur: ● signaal 0 volt: beweging open dak toegestaan (openen of sluiten) ● signaal 12 volt: beweging open dak niet toegestaan ● cyclisch stuursignaal: automatisch sluiten van het open dak door lang indrukken van de afstandsbediening. 18872
87-53
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrisch open dak
87
Afknijpbeveiliging
INITIALISATIEPROCEDURE
De detectie van een obstakel is gebaseerd op de analyse van het toerental van de motor van het open dak. Als het een obstakel ontmoet verandert het toerental plotseling.
Na het losmaken van de accukabels, een elektrische storing of werkzaamheden aan het open dak, werkt het systeem handbediend en schoksgewijs.
Twee opname elementen met Hall-effect op de as van de motor wekken periodieke signalen op Het toerental kan daarmee tot op een halve omwenteling nauwkeurig worden bepaald. Bij de initialisatie wordt een toerentalkromme vastgelegd in de rekeneenheid in de motor. Voor de afknijpbeveiliging, vergelijkt de rekeneenheid de verplaatsingssnelheid en de opgeslagen snelheid.
Om het systeem te initialiseren: ● zet u de schakelaar van het open dak in de stand maximaal kantelen, ● drukt u lang op de schakelaar. Na twee secondes, kantelt het dak sap voor stap in de maximum stand en zakt dan weer enkele centimeters, ● laat de schakelaar los, ● druk binnen vijf secondes opnieuw op de schakelaar, ● houd de schakelaar ingedrukt, het dak schuift open en weer dicht, ● de motor is geinitialiseerd, ● zet de schakelaar in de stand "uit".
Afhankelijk van geconstateerde verschillen, schakelt het systeem de afknijpbeveiliging in. OPMERKING: wacht niet langer dan vijf secondes tussen de stappen van de initialisatieprocedure, anders beging het systeem een nieuwe initialisatiecyclus.
LET OP: de afknijpbeveiliging werkt alleen als het systeem correct is geïnitialiseerd. N.B.: de afknijpbeveiliging kan worden uitgeschakeld om een zwaar punt te overwinnen (verbogen rail, vreemd voorwerp in de schuiver). Houd de schakelar hiertoe ingedrukt tot het dak stap voor stap sluit. Na het loslaten van de schakelaar wordt de afknijpbeveiliging weer actief.
87-54
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrisch open dak
87
Maak vrij: – de steun van de stekker, – de motor van het open dak.
UITBOUWEN VAN DE MOTOR Bouw uit: – de schakelaar van het open dak en zijn stekker, – de dakconsole en zijn stekker.
INBOUWEN - BIJZONDERHEDEN Na de montage van de motor, moet het systeem worden geïnitialiseerd. OPMERKING: de motors van het open dak van de hatchback en van de break zijn verschillend.
18871 SCHAKELAARS UITGEBOUWD
Maak de stekker (1) vrij van zijn steun en maak daarna de stekker los van de motor van het open dak.
BEVESTIGINGSBOUTEN 18872 FOTO ZONDER HEMELBEKLEDING, VAN DE MOTOR ZICHTBAAR EN WAAROP DE STEUN ZIJN DE
Verwijder de bouten (2).
87-55
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Elektrisch open dak
87
Aansluitingen van de stekker van de schakelaar
Aansluitingen van de stekker van de motor
18936
18937
Omschrijving
STAND VAN DE SCHAKELAAR
Aansl. 1 en 6
Aansl. 1 en 5
Aansl. 1 en 3
Aansl. 1 en 2
1
commando open dak (aansl. A3 van de schakelaar)
Schuiven 6
0
0
0
1
2
commando pen dak (aansl. B1)
Schuiven 5
0
0
1
1
3
commando pen dak (aansl. B2)
Schuiven 4
0
0
1
0
Schuiven 3
0
1
1
0
4
commando pen dak (aansl. B3)
Schuiven 2
0
1
1
1
5
commando pen dak (aansl. A1)
Schuiven 1
0
1
0
1
6
Niet gebruikt
Gesloten
0
1
0
0
7
voeding
Kantelen 1
1
1
0
0
8
Signaal rijsnelheid
Kantelen 2
1
1
0
1
9
signaal centrale vrijgave sluiten en openen
Kantelen 3
1
1
1
0
Ingedrukt
0
0
0
0
Aansl
10
massa N.B.:
OPMERKING: de informatie "rijsnelheid" en "commando automatisch sluiten" is afkomstig van het huis met hulporganen interieur.
87-56
0 = circuit geleidend (gesloten) 1 = circuit geopend
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Memory systeem bestuurdersstoel Algemeen De standen van de bestuurdersstoel en van de buitenspiegels worden door het systeem onthouden. De passagiersstoel heeft een elektrische bediening zonder geheugen voor de instellingen. De gebruiker heeft twee mogelijkheden: ● de stand van de bestuurdersstoel en van de buitenspiegels instellen. Dit is de "handbediening" ● de bestuurdersstoel en de buitenspiegels in één keer in de juiste stand (terug)zetten. Dit is de "automatische" werking
87
LET OP: Voor het opslaan van een bestuurdersstand in het geheugen, stelt u, bij + accessoires, de drie richtingen van de stoel af, en de twee richtingen van de buitenspiegels met het toetsenbord. Druk daarna lang op de toets "mémo" om de standen op te slaan. De standen worden onthouden in combinatie met RENAULT-kaart die in de lezer zit. De geheugenregistratie wordt bevestigd door een geluidssignaal van het instrumentenpaneel. Nota: het toetsenbord van de stoelbediening heeft geen toets aan/uit. BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
Drie rekeneenheden sturen permanent de standen van de verstelbare organen, analyseren de wensen van de bestuurder en sturen de motors aan: ● van de bestuurdersstoel (rekeneenheid onder de bestuurdersstoel) ● van de spiegels (rekeneenheid in elke multiplex ruitbediening met sneltoets).
het huis met hulporganen interieur (1) de rekeneenheid van de stoel (2) ● het bedieningspaneel (3) van de stoel ● de portiermodules (4) ● ●
Principeschema
DI8700
87-57
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Memory systeem bestuurdersstoel ●
Huis met hulporganen interieur (UCH) Bij iedere ontgrendeling van de portieren met de afstandsbediening en bij iedere inschakeling van + accessoires, bestudeert het huis met hulporganen interieur het nummer van de RENAULT-kaart. bij het openen van het bestuurdersportier, stuurt dit via een draad dit kaartnummer door om de bijbehorende instellingen weer uit te voeren.
●
de rekeneenheid van de stoel Deze bevindt zich onder de bestuurdersstoel (vastgeklemd aan de voorkant van het chassis). Afhankelijk hoe hij is aangestuurd, is de rekeneenheid: – sluimerend (niet actief) – ontwaakt (actief)
Hij gaat van sluimerend over naar ontwaakt bij het de detectie van de volgende informatie: – het inschakelen van + accessoires, – openen van het bestuurdersportier, – de ontvangst van het signaal van de afstandsbediening van een RENAULTkaart. Hij gaat in de sluimerstand 40 minuten na het uitzetten van het contact, als het bestuurdersportier niet is geopend. In dit geval, gaat de rekeneenheid direct sluimeren. Voor het uitbouwen van de rekeneenheid is het uitbouwen van de stoel niet nodig. ●
de portiermodules waarin de informatie over de standen van de spiegels is vastgelegd. Voor de functie memory systeem van de bestuurdersstoel, moeten de twee motors van de ruitbediening zijn uitgerust met rekeneenheden.
OPMERKING: een speciaal multiplexnetwerk voor het memory systeem van de bestuurdersstoel zorgt voor de uitwisseling van informatie tussen de twee modules van de voorportieren.
87-58
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Memory systeem bestuurdersstoel ●
de stoel. deze heeft drie motors (voor drie bewegingen): – langsrichting (rails) (1), – zitkussenhoogte achter (2), – helling van de rugleuning (3).
Iedere motor drijft de stoel aan via een kabel en een vertraging. De motors hebben per beweging een controleweerstand die de stand registreert.
Raadpleeg voor het uitbouwen van de motors, het hoofdstuk "carrosserie".
87-59
87
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Memory systeem bestuurdersstoel ●
87
UITBOUWEN
toetsenbord
Dit bevindt zich aan de buitenflank van de bestuurdersstoel, en heeft: ● een schakelaar "zitkussen" (A) voor het bewegen in langsrichting en de hoogte van het zitkussen van de stoel, ● een schakelaar "rugleuning" (B) voor het veranderen van de helling van de rugleuning, ● een toets "mémo" (C) voor het in het geheugen opslaan of terugroepen van de instellingen van de bestuurdersstoel (bestuurdersstoel en buitenspiegels).
Het toetsenbord is met drie metalen klemmetjes (D) vastgezet op de kap over de stelrails. Om het uit te bouwen, moeten deze klemmetjes een voor een worden ingedrukt door uw vingers tussen het zitkussen en de kap over de stelrails te steken.
Maak de stekker los.
18628
Deze toets wordt gebruikt: – door lang indrukken (2 secondes) voor het vastleggen van de bestuurdersstoel. Een geluidssignaal bevestigt de registratie. – door kort indrukken om in het geheugen opgeslagen stand terug te roepen. N.B.: een druk op een toets tijdens het terugroepen van de standen stopt de beweging van de stoel en van de spiegels.
OPMERKINGEN: – het terugroepen van de standen kan niet als de auto rijdt, – als de spiegels zijn ingeklapt bij het terugroepen van de standen, bewegen de motors zodra de spiegels zijn uitgeklapt.
87-60
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Memory systeem bestuurdersstoel AANSLUITINGEN ●
●
Toetsenbord passagier
Toetsenbord memory systeem (bestuurder)
STAND COMMANDO
Omschrijving
A1 en A3
Zitkussen omhoog
A1 en A4
Rugleuning vooruit
A1 en A5
Rugleuning achteruit
A6 en A5
Zitkussen achteruit
A6 en A3
Zitkussen omlaag
A6 en A4
Vastleggen van de standen
B5 en B2
Aansl
Rugleuning vooruit
A1
Rugleuning achteruit
A2
+ accessoires
A3
Stoel achteruit
A4
Massa
A5
Zitkussen omlaag
A6
Stoel vooruit
B1
Zitkussen omhoog
B6
N.B.: Het toetsenbord van de passagiersstoel heeft geen toets "mémo". Er is geheugen voor de standen.
AANSL.
Zitkussen vooruit
87
87-61
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Memory systeem bestuurdersstoel ●
de rekeneenheid
87
Witte stekker Aansl
Omschrijving
A3
Commandoverbinding B1 (mémo)
B1
Motor stelrail
B2
Motor hoogte
B3
Motor rugleuning
B5
Gezamenlijke draad motor
Groene stekker Aansl AANSLUITINGEN Zwarte stekker Aansl
Omschrijving
Omschrijving
1
Massa opname elementen
2
Signaal controleweerstand stelrail
3
Signaal controleweerstand rugleuning
4
Signaal controleweerstand hoogte
A1
+ Na contact
5
Niet gebruikt
Verbinding huis met hulporganen interieur
6
Voeding controleweerstanden
A5
7
Niet gebruikt
A8
Verbinding huis met hulporganen interieur
8
Commandoverbinding A6 toetsenbord
B1
Voeding
9
Commandoverbinding A1 toetsenbord
B3
Massa
10
Commandoverbinding B5 toetsenbord
B4
Massa
11
Niet gebruikt
B6
Voeding
12
Commandoverbinding B2 toetsenbord
13
Commandoverbinding A4 toetsenbord
14
Commandoverbinding A3 toetsenbord
15
Commandoverbinding A5 toetsenbord
87-62
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Memory systeem bestuurdersstoel ●
87
de portiermodules
N.B.: voor het uitbouwen en de gegevens van de motors van de ruitbediening, raadpleeg hoofdstuk "elektrische ruitbediening"
Aansl
Omschrijving
1
Commando motor rechts/links van de spiegel (aansl. 2A)
2
Gezamenlijke draad van de spiegels (aansl. 2C/3C)
3
Passagiersruit omlaag
4
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 6)
5
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 3)
6
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 8)
7
Signaal controleweerstand van de motor omhoog/omlaag van de bestuurderspiegel (aansl. 2 D)
8
Passagiersruit omhoog
9
Niet gebruikt
10
Voeding
11
Commando omhoog/omlaag bestuurdersspiegel (aansl. 2B)
12
Commando motor inklappen van de spiegel (aansl. 3B)
13
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 7)
14
Bestuurdersruit omlaag
15
Niet in gebruik
16
Gezamenlijk controleweerstanden van de spiegel (aansl. 2F)
17
Massa
18
Niet gebruikt
19
Multiplexverbinding tussen de spiegels (specifiek voor functie memory systeem van de bestuurdersstoel)
20
Massa
21
Gezamenlijk controleweerstanden van de spiegel (aansl. 2G)
22
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 9)
23
Bestuurdersruit omhoog
24
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 5)
25
Commandoverbinding van de spiegels (bestuurderszijde aansl. 1)
26
Commando omhoog/omlaag bestuurdersspiegel (aansl. 2E)
27
Verbinding huis met hulporganen interieur (signaal sluiten of stoelgeheugen)
28
Niet gebruikt
29
Multiplexverbinding tussen de spiegels
30
Niet gebruikt
87-63
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Memory systeem bestuurdersstoel ●
de buitenspiegels
87
AANSLUITINGEN (meest complete uitvoering)
Let op: voor het uitbouwen van de buitenspiegels kan de portierbekleding op zijn plaats blijven.
18552-1
87-64
Aansl
Omschrijving
1B
Spiegelverwarming
1C
Spiegelverwarming
1D
Temperatuurzender (aan passagierskant),
1E
Temperatuurzender (aan passagierskant),
1F
Niet gebruikt
1G
Niet gebruikt
2A
Stelmotor horizontaal
2B
Stelmotor verticaal
2C
Gezamenlijke draad motor
2D
Controleweerstand horizontale stand
2E
Controleweerstand verticale stand
2F
Voeding
2G
Massa
2H
Niet gebruikt
3B
Inklapmotor
3C
Inklapmotor
3D
Elektrochroom spiegel
3E
Elektrochroom spiegel
3F
Niet gebruikt
3G
Niet gebruikt
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Parkeerhulp
87
ALGEMEEN Afhankelijk van de uitvoering heeft de auto een systeem dat de bestuurder, tijdens het achteruit rijden, waarschuwt als er zich een obstakel achter de auto bevindt (paaltje, andere auto...)
WERKING Het systeem bestaat uit: ● vier ultrasoon sensor in de schildbumper achter, ● een zelfstandige rekeneenheid (met een diagnosefunctie), ● een zoemer. Bij het inschakelen van de achteruit, komt het systeem automatisch in werking (te horen aan een kort geluidssignaal bij het inschakelen). De ultrasoonsensors in de schildbumper achter meten de afstand tussen de auto en een eventueel obstakel. De frequentie van het geluidssignaal ia afhankelijk van de afstand: de waarschuwing begint zodra het obstakel zich op ongeveer 150 centimeter van de schildbumper bevindt, en wordt bij ongeveer 25 centimeter van de auto een continu signaal.
OPMERKING: ● voor een goede werking van het systeem, moeten de ultrasoon sensors schoon zijn, ● als het systeem een storing detecteert, klinkt gedurende ongeveer vijf secondes een geluidssignaal, ● bij hevige regenval of of bij het gebruik van een fietsdrager, is de detectie door de sensor onbetrouwbaar.
1 Sensors 2 Rekeneenheid 3. Zoemer
87-65
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Parkeerhulp
87
REKENEENHEID
INBOUWEN
UITBOUWEN
Voor het inbouwen van de rekeneenheid gelden geen bijzonderheden.
Verwijder de interieurbekleding van de bagageruimte rechts (zie hoofdstuk carrosserie).
Na het vervangen van de rekeneenheid, moet u hem configureren met een van de diagnoseapparaten.
Maak de stekkers los van de rekeneenheid en draai de bevestigingsschroeven los.
● ● ● ● ●
87-66
met de diagnoseapparaten NXR, Clip of Optima 5800, selecteer en valideer het systeem "parkeerhulp". selecteer en valideer het menu "commando", "configuratie van het systeem", Selecteer en valideer het autotype. Controleer de juiste configuratie via het menu "lezen van de configuratie".
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Parkeerhulp AANSLUITINGEN
STEKKER 3 (12-polige) Aansl
N.B.: de stekker (2) wordt niet gebruikt.
STEKKER 1 (16-polige) Aansl
87 Omschrijving
1
Massa binnenste sensor rechts
2
Signaal binnenste sensor rechts
3
Signaal binnenste sensor links
4
Signaal buitenste sensor rechts
5
Signaal buitenste sensor links
6
Voeding binnenste sensor rechts
7
Massa binnenste sensor links
8
Massa buitenste sensor rechts
9
Massa buitenste sensor links
10
Voeding binnenste sensor links
11
Voeding buitenste sensor rechts
12
Voeding buitenste sensor links
Omschrijving
1
+ Na contact
2
Zoemer
3
Niet gebruikt
4
Niet gebruikt
5
Uitschakelen *
6
Informatie achteruit (huis met hulporganen interieur
7
Niet gebruikt
8
Massa
9
Niet gebruikt
10
Zoemer
11
Informatie snelheid
12
Diagnoseverbinding
13
Niet gebruikt
14
Niet gebruikt
15
Niet gebruikt
16
Niet gebruikt
* Het parkeerhulp systeem kan worden uitgeschakeld bij het trekken van een aanhangwagen. Verbindt hiertoe de draad van aansl. 5 in stekker 1 met de massa, het systeem is uitgeschakeld. Het systeem kan ook met behulp van het diagnoseapparaat worden uitgeschakeld. N.B.: de informatie rijsnelheid wordt niet gebruikt.
87-67
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Parkeerhulp ZOEMER
87
Het volume en de toon van de zoemer kunnen worden aangepast of uitgeschakeld met de diagnoseapparaten.
UITBOUWEN Verwijder de interieurbekleding van de bagageruimte links (zie hoofdstuk carrosserie).
● ●
Maak de stekker los.
●
Verwijder de plastic montagepennen.
● ●
INBOUWEN Voor het inbouwen van de zoemer gelden geen bijzonderheden. Vervang de plastic montagepennen door gewone popnagels.
87-68
met de diagnoseapparaten NXR, Clip of Optima 5800, selecteer en valideer het systeem "parkeerhulp". selecteer en valideer het menu "commando", "CF001: volume zoemer", selecteer en valideer "CF 006: toon zoemer". Controleer de juiste configuratie via het menu "lezen van de configuratie".
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Parkeerhulp
87
Haal de sensor zonder hem te krassen uit zijn houder.
ULTRASOON SENSORS De sensors zijn alle gelijk maar hun montages verschillen: ● bijzonderheden van de hatchback: de sensors zijn ingebouwd in de sierstrip van de schildbumper. Er zijn twee verschillende schildbumpers. ● bijzonderheden van de break: de sensors zijn op steunen vastgeklemd. Deze steunen zijn vastgeklemd op de schildbumper. De vier steunen zijn verschillend en niet onderling verwisselbaar.
INBOUWEN Plaats de pen tegenover de houder en steek de sensor naar binnen tot de klemmetjes op hun plaats zitten.
UITBOUWEN LET OP: de sensors zijn kwetsbaar. Sla nooit tegen de metalen buitenkant van de sensor. Verwijder de schildbumper en de stootblokken. Iedere sensor wordt door twee klemmetjes aan de zijkant en een centreerpen op zijn plaats gehouden. FOTO
Open de klemmetjes (A) en trek aan de sensor. LET OP: de sensors kunnen niet tegen warmte (temperatuur boven 80˚C).
19040 SENSOR IN ZIJN HOUDER
87-69
ELEKTRISCHE HULPORGANEN Parkeerhulp AANSLUITINGEN
Aansl
Omschrijving
1
Voeding
2
Signaal
3
Massa
87-70
87
BEDRADING 188 Multiplexsysteem BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
88
● Het CAN frame: Het bericht dat op het multiplexnetwerk wordt verzonden, wordt "frame" genoemd. Het bestaat uit een opeenvolging van logische niveaus die zijn gestructureerd in 5 velden. ⇒ Een arbitrageveld dat de bestemming(en) aangeeft en de toegangsprioriteit van het frame voor het netwerk. ⇒ Een controleveld. ⇒ Een veld dat de gegevens van het bericht bevat. ⇒ Een controleveld voor de beveiliging van de overdracht. ⇒ Een bevestigingsveld dat aangeeft dat het frame correct op het netwerk is verspreid.
De rekeneenheden in moderne auto's worden steeds krachtiger en voeren steeds complexere berekeningen uit. Daarbij hebben zij steeds meer informatie nodig, afkomstig van sensors of van andere rekeneenheden. Met het multiplexnetwerk kunnen zij: ● informatie uitwisselen via een tweedraads verbinding waarop alle rekeneenheden zijn aangesloten: de BUS. ● de bedrading en stekkerverbindingen te vereenvoudigen. Voor de onderlinge communicatie via het multiplexnetwerk, moeten de de rekeneenheden de zelfde taal spreken (protocol). RENAULT heeft gekozen voor het "CAN" protocol.
Bijzonderheden: – als verschillende rekeneenheden tegelijk proberen een frame te verzenden, heeft het frame met het hoogste arbitrageveld voorrang. De andere zendingen (met minder prioriteit) vinden plaats zodra de overdracht van het belangrijkste frame is uitgevoerd. Iedere rekeneenheid kan zenden en ontvangen. – Als een bericht niet goed is of niet goed ontvangen is door een rekeneenheid, wordt het bevestigingsveld niet gevalideerd, en wordt het gehele bericht verworpen.
● het CAN protocol De bus bestaat uit twee verstrengelde, niet verwisselbare draden, genaamd CAN H en CAN L. De informatie wordt overgebracht in de vorm van bloksignalen als differentiaalpaar waardoor de verbinding minder gevoelig is voor storingen door elektromagnetische straling. De circulerende signalen zijn elkaars tegenovergestelde: van 2,5 tot 3,5 volt voor de CAN lijn H en van 2,5 tot 1,5 volt voor de CAN lijn L.
De multiplexverbinding heeft aan ieder uiteinde een impedantieadapter van 120 ohm. – bij huis met hulporganen interieur ≈ 120 ohm op de CAN lijn huis met hulporganen interieur, (los van het netwerk). – bij rekeneenheid van het inspuitsysteem ≈ 120 ohm op de CAN lijn van de rekeneenheid (los van het netwerk). Zie hoofdstuk "reparatie van het multiplexnetwerk" voor het meten van de lijnimpedantie en het testen van het multiplexnetwerk.
88-1
BEDRADING Multiplexsysteem ●
Reparatie van het multiplexnetwerk
●
De aansluiting op het multiplexverbinding vindt bij alle betrokken rekeneenheden plaats door middel van een kabelsplitsing in de bedrading.
De verschillende multiplexverbinding op de auto
Afhankelijk van het uitrustingsniveau, kan de auto een aantal multiplexnetwerken hebben: ⇒ het multiplexnetwerk van de auto tussen de systemen (dat tien rekeneenheden omvat) ● Inspuitsysteem ● Automatische transmissie (afhankelijk van de uitvoering) ● Antiblokkeersysteem van de wielen ● Huis met hulporganen interieur (UCH) ● Elektrische stuurkolomgrendel ● Airbag ● Airconditioning ● Instrumentenpaneel ● Centrale communicatie eenheid ● Spraakmaker ⇒ Het eigen multiplexnetwerk (dat de rekeneenheid van het ABS verbindt met de stuurwielhoeksensor). ⇒ Het multiplexnetwerk voor het navigatiesysteem. ⇒ Het multiplexnetwerk van de optie memory systeem van de bestuurdersstoel.
De diagnose van deze lijnen bestaat uit het controleren van: ● de geleiding lijn voor lijn, ● de isolatie ten opzichte van de massa en van het potentiaal, ● de impedantie van de lijn: ≈ 60 ohm tussen CAN H en CAN L (accu losgenomen tussen aansluiting 6 en 14 van de diagnose-aansluiting), ≈ 120 ohm op de CAN lijn huis met hulporganen interieur, bij het huis met hulporganen interieur (los van het netwerk), ≈ 120 ohm op de CAN lijn van de rekeneenheid (los van het netwerk), ● de frames kunnen zichtbaar gemaakt worden met een oscilloscoop, ● de overige diagnosewerkzaamheden kunnen alleen worden uitgevoerd met de diagnoseapparaten (test van de actionneurs, meten van de parameter,...).
●
88
Diagnose
De multiplexrekeneenheden hebben een diagnoseverbinding die een diagnose van het multiplexnetwerk bevat. Iedere rekeneenheid controleert regelmatig of hij berichten kan verzenden naar en ontvangen van andere rekeneenheden. Een geconstateerde afwijking wordt vertaald in een of meer aanwezige storingen of storingen in het geheugen op het multiplexnetwerk. deze storingen worden gegroepeerd in een voor alle rekeneenheden gemeenschappelijk formaat in een frame bestemd voor de diagnose van het multiplexnetwerk. In de werkplaats, kunt u deze storingen zien met de diagnoseapparaten om de defecte verbinding(en) tussen rekeneenheden de identificeren en de aard en de plaats van de storing te weten te komen. Telkens als een diagnoseapparaat wordt aangesloten op de auto, voert het eerst een "Test van het multiplexnetwerk" uit.
88-2
BEDRADING Multiplexsysteem ●
Plaats van de rekeneenheden in de auto
Verklaring bij de nummers op de tekeningen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Rekeneenheid ABS Rekeneenheid inspuitsysteem Accu Rekeneenheid automatische transmissie (afhankelijk van de uitvoering) RENAULT-kaartlezer Centrale communicatie eenheid Bedieningspaneel airconditioning Autoradio en navigatiesysteem Display op instrumentenpaneel Ruithefmotor met sneltoets multiplex
88-3
Spraakmaker Opname elementen zij-airbag Rekeneenheid airbag Instrumentenpaneel Elektrische stuurkolomgrendel Huis met hulporganen interieur (UCH) Rekeneenheid xenonlampen Memory systeem bestuurdersstoel Rekeneenheid parkeerhulp CD-wisselaar
88
BEDRADING Multiplexsysteem ●
Plaats van de gecontroleerde rekeneenheden in de auto
Verklaring bij de nummers op de tekeningen 1. Rekeneenheid ABS 2 Rekeneenheid inspuitsysteem 3. Rekeneenheid automatische transmissie (afhankelijk van de uitvoering) 4. Centrale communicatie eenheid 5. Rekeneenheid airbag 6. Instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) 7. Huis met hulporganen interieur 8. Rekeneenheid xenonlampen 9. Rekeneenheid parkeerhulp
88-4
88
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
De auto heeft een compleet SRP systeem voor de passieve veiligheid (SRP = Spannings Reductie Programma) dat bestaat uit: – – – – – – – – –
een frontale airbag voor de bestuurder met een SRP-airbag met twee volumes, een frontale airbag voor de passagier met een SRP-airbag met twee volumes, gordelspanners voor en achter, speciale SRP-autogordel voor, een rekeneenheid (75-polig), twee crash sensors in de middenstijl links en rechte, zij-airbags die de borstkas beschermen van de inzittenden van de voorstoelen, zijruitairbags die het hoofd beschermen van de inzittenden van de voorstoelen en achter, zij-airbags (afhankelijk van de uitvoering) die de borstkas beschermen van de inzittenden van de achterste zitplaatsen.
LET OP: Bij dit systeem (frontale SRP-airbags) zijn de functies van de gordel en de airbag met elkaar verbonden. De SRP-functie van de veiligheidsgordel wordt anders afgesteld indien het wordt ingebouwd in combinatie met een SRP-airbag (controleer ALTIJD zorgvuldig het bestelnummer van ieder onderdeel voordat het wordt vervangen). Het is streng verboden SRP-autogordels te monteren op een plaats zonder airbag of de airbag los te maken.
Opmerking: bepaalde stekkers een nieuw type grendelsysteem. U moet altijd de grendel losmaken voordat u de stekker uitbouwt en bij het monteren controleren of hij goed op zijn plaats zit. Door een niet vergrendelde stekker kan de ontstekingslijn niet worden gevoed.
88-5
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
ALGEMEEN
Werkzaamheden aan de systemen van de airbag en de gordelspanners mogen alleen worden uitgevoerd door speciaal hiervoor opgeleid personeel. Het betreft hier aanvullende veiligheidsvoorzieningen. Bij een voldoende zware aanrijding: Worden bestuurder en passagiers in hun stoelen gehouden door de veiligheidsgordels. Treden de gordelspanners (voor en achter) in werking die de autogordels strak trekken tegen het lichaam van de inzittenden. ● Zorgt het SRP-systeem voor een vermindering van de kracht van de gordel over het lichaam. ● De airbags blazen zich op: – in het stuurwiel zodat het hoofd van de bestuurder wordt beschermd. – in het dashboard zodat het hoofd van de voorpassagier wordt beschermd. ● ●
19041
N.B.: de frontale airbags hebben twee ontstekers om het volume van de airbags aan te passen afhankelijk van de ernst van de botsing en de stand van de bestuurdersstoel.
88-6
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
Bij een voldoende zware aanrijding tegen de zijkant: de borstkas zij-airbag voor, in de voorstoel aan de kant van de botsing blaast zich op naast het portier om de borstkas van de inzittende van de voorstoel te beschermen. ● Afhankelijk van de uitvoering: de borstkas zij-airbag achter, in de zijwand achter aan de kant van de botsing blaast zich op naast het portier om de borstkas van de inzittende achter te beschermen. ● De zijruitairbag aan de kant van de botsing blaast zich op naast het portier om het hoofd van de inzittenden voor en achter te beschermen. ●
LET OP: – Plaats geen hoezen over de voorstoelen. – Plaats geen voorwerpen in het ontplooiingsgebied van de airbag. – Bij werkzaamheden aan de onderrand van de carrosserie van de auto (bij het opname element zij-airbag, aan de carrosserie, aan het oprolmechanisme van de autogordel enz.), moet de rekeneenheid van de airbags met het diagnoseapparaat worden vergrendeld en moet u het contact uitzetten. – Voor de bijzonderheden van verwijderen en weer aanbrengen van de bekleding, moet u het hoofdstuk carrosserie raadplegen.
88-7
BEDRADING Airbags en gordelspanners IDENTIFICATIE ●
●
●
88
SPECIAAL GEREEDSCHAP
Auto's met frontale airbags herkent u: – aan inscripties in iedere onderhoek van de voorruit, – aan de inscriptie "Airbag SRP" op de stuurwielnaaf en op het dashboard.
Voor het controleren van deze systemen kunt u de volgende diagnoseapparatuur gebruiken: NXR OPTIMA 5800 ● CLIP ● ●
Auto's met zij-airbags herkent u: – aan inscripties in iedere onderhoek van de voorruit, – aan de inscriptie "Airbag" op de zijkant van de rugleuning van de voorstoelen, – aan de inscriptie "Airbag" op de bekleding aan de binnenkant van de achterstijlen van het dak.
Met deze diagnoseapparatuur kunnen storingen in de rekeneenheid of in de bedrading worden opgespoord (zie hoofdstuk storing zoeken). N.B: voordat u werkzaamheden aan het systeem uitvoert, moeten de ontstekingslijnen met dit gereedschap worden uitgeschakeld, zodat de pyrotechnische ontstekers niet kunnen afgaan.
De auto's met borstkas airbags achter herkent u aan de inscriptie "Airbag" op de zijkant van de rugleuning van de achterbank.
Het gereedschap NXR en CLIP is voorzien van een functie "controle van de kabelbundels airbags en gordelspanners" die vergelijkbaar is met de werking van de XRBAG.
VOORZORGEN
●
BELANGRIJK: de pyrotechnische systemen (gordelspanners, frontale en zij-airbags) moeten met de diagnoseapparatuur worden gecontroleerd: – na een aanrijding waarbij de systemen niet zijn geactiveerd, – na diefstal van de auto of een diefstalpoging, – voordat de auto als occasion wordt verkocht.
XRBAG (Elé. 1288)
Dit gereedschap is speciaal ontworpen voor het controleren en onderzoeken van de airbags en de gordelspanners. Hiermee kunt u elektrische metingen uitvoeren aan de verschillende kabelbundels van het systeem (zie hoofdstuk storing zoeken). LET OP: Voer nooit metingen uit aan de bedrading of stekkerblokken van de airbag of de gordelspanners met een ohmmeter of ander gereedschap. Door de werkspanning van dit gereedschap kan de airbag of de gordelspanners worden geactiveerd.
88-8
BEDRADING Airbags en gordelspanners ●
75-POLIGE ADAPTER (B53)
●
Deze adapter wordt op de kabelbundel aangesloten in plaats van de rekeneenheid.
88
LOZE ONTSTEKER
Het rode doosje bij de XRBAG bevat een loze ontsteker.
Hiermee kunt u met de XRBAG, NXR en CLIP alle verbindingen naar de ontstekers controleren en de voedingsspanning van de rekeneenheid meten. Via de aansluitingen kunt u elektrische metingen uitvoeren aan de verschillende kabelbundels van het systeem (zie het deel storing zoeken). Opmerking: het airbaglampje kan niet worden aangestuurd door het het gereedschap want deze opdracht aan het instrumentenpaneel loopt via het multiplexnetwerk.
15749
Deze heeft dezelfde elektrische eigenschappen als een echte ontsteker en vervangt de airbag of de gordelspanner tijdens het storing zoeken. Deze zijn leverbaar:
via de importeur:
88-9
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
De pyrotechnische gordelspanners van de schoudergordels van de zitplaatsen voor en achter kunnen worden geactiveerd bij een aanrijding aan de zijkant, een aanrijding aan de achterzijde of als de auto omslaat (afhankelijk van de ernst).
WERKING VAN DE GORDELSPANNERS EN FRONTALE AIRBAGS Bij het aanzetten van het contact gaat het controlelampje van de airbags en de gordelspanners enige seconden branden en daarna weer uit.
LET OP: de explosie van een gaspatroon veroorzaakt een luide knal en een lichte rookontwikkeling.
Opmerking: het airbaglampje kan oplichten als de accuspanning te laag is.
N.B: de rekeneenheid ontvangt zijn voeding onder normale omstandigheden van de accu. De rekeneenheid bouwt echter een hoeveelheid reserve-energie op voor het geval de voeding vanaf de accu als gevolg van de aanrijding wordt onderbroken.
De rekeneenheid is dan paraat en registreert de vertragingen van de auto met behulp van een ingebouwde vertragingsmeter. 1. Bij een voldoende zware frontale aanrijding, ontsteekt deze de ontstekers van de gordelspanners gelijktijdig indien een afzonderlijke elektronische veiligheidssensor de schok eveneens heeft waargenomen: ● gordelspanner van de schoudergordel van de bestuurdersstoel en van de passagiersstoel, ● gordelspanners rechts en links achter. 2. Bij een zwaardere frontale aanrijding ontsteekt de vertragingsmeter, na bevestiging door de elektronische veiligheidssensor bovendien de pyrotechnische gasgenerators: ● gordelspanner van de schoudergordel van de bestuurdersstoel en van de passagiersstoel, ● gordelspanners rechts en links achter, ● gordelspanner heupgordel van de bestuurdersstoel ● frontale airbags (kleine volumes) van de bestuurder en van de passagier. 3. Bij een zwaardere frontale aanrijding ontsteekt de rekeneenheid bovendien de pyrotechnische gasgenerators van de grote volumes van de frontale airbags van de bestuurder en van de passagier.
N.B.: het volume van de airbag voor de bestuurder kan door de rekeneenheid worden aangepast: ● aan de stand van de bestuurdersstoel (zie hoofdstuk "contact onder stoel"), ● aan de ernst van de botsing.
88-10
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
WERKING VAN DE ZIJ-AIRBAGS
REKENEENHEID
Bij het aanzetten van het contact gaat het controlelampje van de airbags en de gordelspanners enige seconden branden en daarna weer uit.
De rekeneenheid bevat: ● een elektronische veiligheidssensor voor de frontale airbags en gordelspanners, ● een elektronische veiligheidssensor voor de zijairbags, ● een vertragingsmeter voor de frontale airbags en gordelspanners, ● verbindingen met de elektronische sensors in de middenstijlen, ● een ontstekingscircuit voor de verschillende pyrotechnische systemen, ● een energiereserve voor de verschillende ontstekingslijnen, ● een zelfcontrolesysteem met storingsgeheugen, ● een circuit dat het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel aanstuurt, ● een communicatie-interface K via de diagnoseaansluiting, ● een botsdetectieverbinding (botsinformatie).
De rekeneenheid van de airbags en gordelspanners is nu paraat evenals de opname elementen van de zijairbags in de middenstijlen. Bij een zijdelingse aanrijding van voldoende kracht, stuurt het opname element aan de kant van de botsing een signaal naar de rekeneenheid van de airbags en gordelspanners. Indien een (in de rekeneenheid ingebouwde) elektronische veiligheidssensor de schok eveneens heeft waargenomen, ontsteekt deze de ontstekers: ● van de pyrotechnische gasgenerator van de stoel die de airbag van de borstkas van de voorstoel (aan de kant van de aanrijding) opblaast en daarna de gordelspanners voor en achter, ● van de pyrotechnische gasgenerator van de zijruitairbag die het hoofd beschermt van de inzittenden voor en achter (aan de kant van de aanrijding), ● van de pyrotechnische gasgenerator (afhankelijk van de uitvoering) van de airbag van de borstkas bij de achterbank (aan de kant van de aanrijding).
BELANGRIJK: Voordat u de rekeneenheid uitbouwt, moet u hem vergrendelen met behulp van een van de diagnoseapparaten. Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld en het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt met contact aan (een rekeneenheid uit het magazijn wordt in deze toestand geleverd).
De zij-airbags kunnen worden geactiveerd bij een frontale botsing of bij een hevige botsing tegen de andere kant.
OPMERKING: Als het systeem bij een botsing niet goed heeft gewerkt, kan met de diagnoseapparaten worden gecontroleerd of het vóór de botsing al defect was.
LET OP: de explosie van een gaspatroon veroorzaakt een luide knal en een lichte rookontwikkeling.
88-11
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
REKENEENHEID
UITBOUWEN
VERGRENDELEN VAN DE REKENEENHEID
De rekeneenheid bevindt zich op de tunnel in de middenconsole.
Voordat u de rekeneenheid uitbouwt of werkzaamheden aan de airbag of gordelspanners uitvoert, moet u de rekeneenheid vergrendelen met behulp van een van de diagnoseapparaten, ofwel:
LET OP: voordat u de rekeneenheid uitbouwt, moet u hem vergrendelen met behulp van een van de diagnoseapparaten.
● met de NXR, OPTIMA 5800 en CLIP 1. Kies het menu "Storing zoeken Renault". 2. Selecteer en valideer het type van de auto. 3. Selecteer en valideer het te controleren systeem "Airbag". 4. Kies het menu "Commando". 5. Selecteer en valideer de functie "Configuratie van de rekeneenheid" of "Parametrage" (afhankelijk van het diagnoseapparaat) valideer daarna de regel " Vergrendeling rekeneenheid". 6. Kies het menu "Staat" en controleer of de rekeneenheid inderdaad is vergrendeld. De staat "Rekeneenheid vergrendeld" moet bevestigd zijn en het airbaglampje op het instrumentenpaneel moet oplichten (een rekeneenheid uit het magazijn wordt in deze toestand geleverd). Het storing zoeken blijft mogelijk als deze functie is geactiveerd.
Bouw de middenconsole uit. Snijd de vloerbekleding in bij (1) en vouw het enigszins terug. Maak los en verwijder de luchtlagen (2) rechts en links.
N.B.: voor het ontgrendelen van de rekeneenheid, gaat u op dezelfde wijze te werk, maar valideert u de regel "Ontgrendelen rekeneenheid". De staat "Rekeneenheid ontgrendeld" mag niet langer bevestigd zijn en het airbaglampje op het instrumentenpaneel moet doven. 18548
Maak de stekker los van de rekeneenheid en verwijder de bevestigingsbouten.
18548-1
88-12
BEDRADING Airbags en gordelspanners ●
●
●
88
Configuratie van de rekeneenheden
De rekeneenheid bevat gevoelige componenten, laat hem niet vallen.
De nieuwe rekeneenheid herkenbaar u aan de naam "ACU3" op de diagnoseapparaten (niet XR25), worden geleverd in de configuratie "airbag borstkas voor, airbag borstkas achter en zijruitairbag". Als aan deze configuraties niet is voldaan, blijft het airbaglampje branden.
bij werkzaamheden onder de auto (uitlaat, carrosserie, enz.) waarbij bijvoorbeeld een hamer wordt gebruikt of waarbij tegen de bodemplaat wordt geslagen, moet u eerst de rekeneenheid vergrendelen met behulp van het diagnoseapparaat.
● Met uitsluitend NXR, CLIP en OPTIMA 5800 1. Kies het menu "Storing zoeken Renault". 2. Selecteer en valideer het type van de auto, 3. Selecteer en valideer het te controleren systeem "Airbag", 4. Kies het menu "Commando", 5. Selecteer en valideer de functie "Parametrage" of "configuratie van de rekeneenheid" (afhankelijk van de uitvoering), 6. Valideer de regel van de gewenste configuratie, druk dan op "verder", 7. Het gereedschap bevestigt de configuratie. Druk op "verder" en valideer, 8. Valideer de configuratie na uitzetten van het contact via het menu "Commando" "Lezen configuratie".
Bij het installeren van elektrische accessoires (luidspreker, alarm of ander toestel dat een magnetisch veld kan opwekken), dat dit niet wordt geplaatst in de nabijheid van de rekeneenheid van de airbags en de gordelspanners.
INBOUWEN Let op de montagerichting van de rekeneenheid. De pijl moet naar de voorzijde van de auto wijzen.
Zet de bouten vast met een aantrekkoppel van 0,8 daN.m.
88-13
BEDRADING Airbags en gordelspanners Aansluitingen 75-polige gele stekker
Aansl
Omschrijving
1 2
Niet gebruikt + gordelspanner schoudergordel bestuurder. - gordelspanner links achter + gordelspanner schoudergordel passagier. - gordelspanner rechts achter Niet gebruikt - gordelspanner schoudergordel bestuurder. - gordelspanner schoudergordel passagier. - gordelspanner heupgordel bestuurder Niet gebruikt + Na contact Massa Niet gebruikt Niet gebruikt Diagnoselijn K - Airbag bestuurder klein volume + Airbag bestuurder groot volume - Airbag passagier klein volume + Airbag passagier groot volume Niet gebruikt Niet gebruikt - zij-airbag bestuurder + zij-airbag passagier - zijruitairbag bestuurder + zijruitairbag passagier + opname element zij-airbag bestuurder + opname element zij-airbag passagier Niet gebruikt Niet gebruikt - zij-airbag (borstkas) links achter + zij-airbag (borstkas) rechts achter + gordelspanner links achter - gordelspanner rechts achter + gordelspanner heupgordel bestuurder - zij-airbag passagier Niet gebruikt Opname element stand bestuurdersstoel. Niet gebruikt Multiplexverbinding Multiplexverbinding + airbag bestuurder klein volume
3 4 5 6 t/m 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
88-14
88
- airbag bestuurder groot volume + Airbag passagier klein volume - Airbag passagier groot volume Niet gebruikt Niet gebruikt + zij-airbag bestuurder - zij-airbag passagier + zijruitairbag bestuurder - zijruitairbag passagier - opname element zij-airbag bestuurder - opname element zij-airbag passagier Niet gebruikt Niet gebruikt + zij-airbag (borstkas) links achter - zij-airbag (borstkas) rechts achter
BEDRADING Airbags en gordelspanners WAARSCHUWINGSLAMPJE OP INSTRUMENTENPANEEL Dit lampje controleert de werking: ● van de gordelspanners voor en achter, ● van de frontale airbags, ● van de airbags in de stoelen, ● van de zijruitairbags, ● van de zij-airbags achter (afhankelijk van de uitvoering), ● van de accu (spanning).. Het moet bij het aanzetten van het contact enkele secondes oplichten en daarna uit gaan en uit blijven. Als het niet oplicht bij het aanzetten van het contact of oplicht tijdens het rijden wijst dit op een storing in het systeem (zie hoofdstuk "storing zoeken"). Opmerking: onder bepaalde omstandigheden bij het starten, kan het lampje even oplichten en dan doven.
88-15
88
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
OPNAME ELEMENTEN ZIJ-AIRBAG BELANGRIJK Voordat u een opname element zij-airbag uitbouwt, moet u de rekeneenheid vergrendelen met behulp van een van de diagnoseapparaten. Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld en het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt.
UITBOUWEN Zij bevinden zich aan beide kanten in de middenstijl. Verwijder de interieurbekleding van de middenstijl.
Verwijder de bevestigingsbout van het opname element en bouw het uit.
19065
N.B.: de voorstoel hoeft niet te worden uitgebouwd. Maak de stekker los van het achterportier. Verwijder bevestigingsschroeven van de stekker op de middenstijl en maak hem vrij.
18831
LET OP: Tijdens het activeren van de zij-airbag, vergrendelt de rekeneenheid zich definitief en gaat het airbaglampje op het instrumentenpaneel branden. Het opname element zij-airbag en de rekeneenheid moeten dan altijd worden vervangen (bepaalde componenten verliezen hun nominale waarden als de ontstekingsenergie er doorheen is gegaan).
88-16
BEDRADING Airbags en gordelspanners BELANGRIJK: bij het demonteren van het opname element voor een botsing tegen de zijkant beschadigt de centreerpen. Vervang hem altijd als hij is beschadigd. INBOUWEN Bij het inbouwen, plaatst u het opname element in de juiste stand met de pasnok en moet u het eerst in de auto vastzetten (aantrekkoppel: 0,8 daN.m) voordat u de stekker aansluit. Na het aansluiten van de stekker, voert u een controle uit met het diagnoseapparaat. Als alles in orde is, ontgrendelt u de rekeneenheid, zo niet raadpleegt u het hoofdstuk "storing zoeken".
N.B.: dit type opname element zij-airbag hoeft niet ingelezen te worden met het diagnoseapparaat.
Monteer op correcte wijze de stekker van het achterportier zodat er geen water kan binnendringen.
88-17
88
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
CONTACT ONDER STOEL
WERKZAAMHEDEN AAN DE BEDRADING VAN HET ONTSTEKINGSMECHANISME
De bestuurdersstoel heeft een contact dat de stand op de voorstoel signaleert.
Indien deze bedrading beschadigd is moet het betrokken onderdeel beslist worden vervangen. Reparaties zijn niet toegestaan.
Hierdoor kan het opblazen van de frontale airbag van de bestuurder (klein of groot volume) aangepast worden aan de stand van de bestuurdersstoel, afhankelijk van de ernst van de botsing.
Het is niet toegestaan de bedrading of de stekkerblokken van deze veiligheidsvoorzieningen op de klassieke manier te herstellen. De ontstekingsbedrading van de airbags en de gordelspanners maakt deel uit van interieurkabelbundel. Bij vervanging moet de oude bedrading aan de twee uiteinden worden doorgeknipt en moet de nieuwe bedrading dezelfde kabelbundel volgen. LET OP: de nieuwe kabelbundel mag niet beschadigd zijn en moet op dezelfde wijze worden aangebracht als de oorspronkelijke kabelbundel.
18631
Voor het vervangen ervan, bouwt u de stoel uit en sluit u het nieuwe contact aan met hulzen en krimpkousjes of vervangt de complete bedrading. Controleer altijd de werking ervan na een botsing waardoor airbags zijn geactiveerd.
LET OP: bij het 'installeren van elektrisch accessoires, mag de bedrading ervan niet in de buurt liggen van de kabelbundels naar de ontstekers van de airbags en van de gordelspanners en van de opname elementen aan de zijkant.
88-18
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
GORDELSPANNERS BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM De auto's hebben verschillende modellen gordelspanners. ● Gordelspanners op de schoudergordels voorin. Deze zijn aan de zijkant van het stoelframe gemonteerd. ● Een heupgordelspanner voor de bestuurder. ● Gordelspanner met oprolmechanisme op de autogordels achter (behalve de middelste gordel).
●
Gordelspanner voor (schouder of heup)
DI18801R
Bij het ontsteken wordt de sluiting maximaal 70 mm teruggetrokken en spant zo de veiligheidsgordel.
18628-1 DI18802
De gordelspanner is voorzien van: – een speciale sluiting (A), – een pyrotechnische gasgenerator met ontsteker (B), Het is niet toegestaan de onderdelen van de gordelspanner afzonderlijk te demonteren. N.B.: Het systeem is pas operationeel als het contact aan staat.
88-19
OPMERKING: bij auto's met zij-airbags, kan de weerstand van de gordelspanners niet worden afgelezen op het diagnoseapparaat. Gebruik voor deze meting het gereedschap XRBAG, NXR of CLIP (controle bedrading).
BEDRADING Airbags en gordelspanners UITBOUWEN
88
Zet de stoel in de lage stand en in het midden, en bouw hem uit met het gereedschap Elé. 1584 (afhankelijk van de uitvoering).
LET OP: het is verboden om werkzaamheden te verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem in de buurt van een hittebron vanwege het explosiegevaar. BELANGRIJK: Voordat u een gordelspanner uitbouwt, moet u de rekeneenheid vergrendelen met behulp van het diagnoseapparaat. Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld en het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt. Maak de autogordel los door op de grendel (1) te drukken.
19072
Stoel uitgebouwd, verwijder: – de stekker van de gordelspanner onder de voorstoel, – de massadraad, – de complete gordelspanner, na het verwijderen van de bekleding. BELANGRIJK: zie het hoofdstuk "Vernietiging" voor het onschadelijk maken van een nietgeactiveerde gordelspanner. 18828
LET OP: Bij het uitbouwen van een stoel, mag u de stekker niet losmaken zodat er geen statische elektriciteit wordt opgewekt waardoor de airbag zou kunnen afgaan.
88-20
TER HERINNERING: bij het activeren van de gordelspanners of de airbags, vergrendelt de rekeneenheid zich definitief en gaat het airbaglampje op het instrumentenpaneel branden. De rekeneenheid moet dan altijd worden vervangen (bepaalde componenten verliezen hun nominale waarden als de ontstekingsenergie er doorheen is gegaan).
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
Bijzonderheid
INBOUWEN
De steel van de autogordel, aan bestuurderszijde, een elektrisch contact waarmee een lampje op het instrumentenpaneel, aangeeft of de gordel is vastgemaakt.
Let op de juiste ligging van de kabelbundels en hun bevestigingspunten.
18630 18629
Voor het loswippen van de stekker, verwijdert u de bevestigingsschroeven van de twee helften van de sluiting.
Voor het inbouwen van de stoel, controleert u visueel de staat van de stekkers aan de onderkant van de stoel en op de carrosserie.
18829 19107
88-21
Na het vervangen van de defecte delen en het weer aansluiten van de stekkers, moet u het systeem controleren met het diagnoseapparaat. Als alles in orde is, ontgrendelt u de rekeneenheid, zo niet raadpleegt u het hoofdstuk storing zoeken.
BEDRADING Airbags en gordelspanners ●
88
INBOUWEN
Gordelspanners achter
Let op de juiste ligging van de kabelbundels en hun bevestigingspunten.
De gordelspanner bevindt zich op het oprolmechanisme. Voor het uitbouwen, moet u de bekleding van de bagageruimte en van de zijwand achter verwijderen. Zie de methode in het hoofdstuk carrosserie.
Zet de bevestigingsbouten vast met 2,1 daN.m. (∅ 10 mm) of 4,4 daN.m. (∅ 12 mm). Na het vervangen van de defecte delen en het weer aansluiten van de stekkers, moet u het systeem controleren met het diagnoseapparaat. Als alles in orde is, ontgrendelt u de rekeneenheid, zo niet raadpleegt u het deel storing zoeken.
18547
Maak de stekker en de massadraad los en verwijder de bevestigingsbouten.
88-22
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
SRP VEILIGHEIDSGORDELS
STUURWIELAIRBAG
De autogordels voor zijn voorzien van een specifiek spannings reductie programma (SRP).
De airbag in het stuurwiel heeft een speciaal opblaasbaar kussen (met het opschrift SRP). De zak kan verschillend opgeblazen worden (klein of groot volume) afhankelijk van ernst van de botsing of van de stand van de bestuurdersstoel.
De SRP-veiligheidsgordel mag alleen worden ingebouwd in combinatie met een SRP-airbag (controleer ALTIJD zorgvuldig het bestelnummer van ieder onderdeel voordat het wordt vervangen).
Autogordels die in gebruik waren bij het afgaan van de gordelspanners moeten altijd worden vervangen (ook als het niet zeker is dat zij in gebruik waren moet u ze vervangen). De op het oprolmechanisme uitgeoefende krachten zijn zo groot dat dit mechanisme inwendig defect kan zijn geraakt.
Bij deze montage, is de werking van de airbag verbonden met die van de bijbehorende autogordel. De afstelling van het spannings reductie programma van de gordel is speciaal afgestemd op dit type airbag. BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM De airbag bevindt zich in de stuurwielnaaf. Hij bestaat uit: – een airbagkussen met twee niveaus, – een pyrotechnische gasgenerator met twee ontstekers, Het is niet toegestaan de onderdelen van de airbag afzonderlijk te demonteren.
18994
Bij het ontplooien verscheurt het airbagkussen de stuurwielbekleding. N.B.: Het systeem is pas operationeel als het contact aan staat. BELANGRIJK: na het afgaan van de airbag, moeten altijd het stuurwiel en zijn bevestigingsbout worden vervangen.
88-23
BEDRADING Airbags en gordelspanners UITBOUWEN
88
BELANGRIJK: zie het hoofdstuk "Vernietiging" voor het onschadelijk maken van een nietgeactiveerde airbag.
LET OP: het is verboden om werkzaamheden te verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem in de buurt van een hittebron vanwege het explosiegevaar.
TER HERINNERING: bij het activeren van de gordelspanners of de airbags, vergrendelt de rekeneenheid zich definitief en gaat het airbaglampje op het instrumentenpaneel branden. De rekeneenheid moet dan altijd worden vervangen (bepaalde componenten verliezen hun nominale waarden als de ontstekingsenergie er doorheen is gegaan).
BELANGRIJK: voordat u een airbag uitbouwt, moet u de rekeneenheid vergrendelen met behulp van het diagnoseapparaat. Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld en het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt met contact aan.
INBOUWEN – sluit de massadraad aan, – plaats de twee stekkers en vergrendel de beveiligingen, – plats de airbag op het stuurwiel, – schuif hem omlaag tot hij vastklikt.
BELANGRIJK: bij her uitbouwen van het stuurwiel, moeten de stekkers van de airbag (A) en (B) altijd worden losgemaakt. De stekker van de airbag sluit zichzelf kort als hij wordt losgemaakt om te voorkomen dat de airbag kan exploderen.
– Steek een schroevendraaier (type T30 of een pen ∅ 6 mm) in het gat (1) achter het stuurwiel, – druk (2) de airbag omhoog om hem te verschuiven, – wip de beveiligingen van de stekkers los, – maak de twee voedingsstekkers van de gasgenerators los.
BELANGRIJK: als alles is gemonteerd, controleert u het systeem met het diagnoseapparaat. Als alles in orde is, ontgrendelt u de rekeneenheid, zo niet raadpleegt u het deel storing zoeken.
18554 18455
88-24
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
UITBOUWEN
DASHBOARD AIRBAG (passagier) De airbag in het dashboard (SRP) heeft een airbagkussen met twee niveaus. Bij deze montage, is de werking van de airbag verbonden met die van de bijbehorende autogordel. De afstelling van het spannings reductie programma van de gordel is speciaal afgestemd op dit type airbag. BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM Deze is in het dashboard ingebouwd voor de voorpassagier. Hij bestaat uit: – een airbagkussen met twee niveaus, – een vaste pyrotechnische gasgenerator met twee ontstekers.
LET OP: het is verboden om werkzaamheden te verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem in de buurt van een hittebron vanwege het explosiegevaar. BELANGRIJK: voordat u een airbag uitbouwt, moet u de rekeneenheid vergrendelen met behulp van het diagnoseapparaat. Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld en het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt. Om de dashboardairbag uit te kunnen bouwen moet wel het dashboard worden uitgebouwd. Zie de methode in het hoofdstuk 83. Verwijder de twee stekkers van de ontstekers en de bevestigingsbouten. BELANGRIJK: door het afgaan van de dashboardairbag vervormen en beschadigen de bevestigingspunten zodanig dat het dashboard moet worden vervangen. Vergeet niet tegen de zijkant van het nieuwe dashboard, de sticker aan te brengen die aangeeft dat er geen kinderstoeltje achterstevoren op de passagiersstoel mag worden geplaatst (de sticker zit in de set met nummer: 77 01 205 442).
BELANGRIJK: zie het hoofdstuk "Vernietiging" voor het onschadelijk maken van een nietgeactiveerde airbag. 18539
N.B.: Het systeem is pas operationeel als het contact aan staat.
TER HERINNERING: bij het activeren van de gordelspanners of de airbags, vergrendelt de rekeneenheid zich definitief en gaat het airbaglampje op het instrumentenpaneel branden. De rekeneenheid moet dan altijd worden vervangen (bepaalde componenten verliezen hun nominale waarden als de ontstekingsenergie er doorheen is gegaan).
88-25
BEDRADING Airbags en gordelspanners
88
Bereikbaarheid van de ontsteker
INBOUWEN
De ontsteker (met twee niveaus) of de tussenstekker (1) van de dashboardairbag is toegankelijk voor de diagnose via het dashboardkastje.
LET OP: HOUD U STIPT aan de veiligheidsvoorschriften bij het inbouwen of vervangen van de dashboardairbag. Bij het niet opvolgen van deze voorschriften bestaat het gevaar dat het systeem niet normaal werkt en zelfs dat de inzittenden gevaar lopen.
Verwijder de kap van het dashboardkastje, de stekker bevindt zich rechts van het dashboard (bij de zekeringplaat/relais opties indien aanwezig).
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen en zet de bevestigingen van de airbagmodule vast met het voorgeschreven aantrekkoppel. Vervang het bevestigingsklemmetje (2) van de dashboardairbag. BELANGRIJK: ●
Controleer zorgvuldig of er niets bij montage is achtergebleven (schroefjes, klemmetjes...).
●
Het aantrekkoppel van de module is 0,2 daN.m.
●
Druk de stekker goed vast aan de kant van de module en sluit de vergrendeling.
●
Breng een blauwe sticker "verzegeling van het systeem" nr. 77 01 040 153 aan (andere auto's). 18546
Voer een controle uit met het diagnoseapparaat. Als alles in orde is, ontgrendelt u de rekeneenheid, zo niet raadpleegt u het hoofdstuk Storing zoeken.
LET OP: De controle van de ontsteker van de module mag uitsluitend uitgevoerd worden met het diagnoseapparaat en de XRBAG, zie het hoofdstuk storing zoeken.
88-26
BEDRADING Airbags en gordelspanners ZIJ-AIRBAG BORSTKAS (VOOR)
88
UITBOUWEN
BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
LET OP: het is verboden om werkzaamheden te verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem in de buurt van een hittebron vanwege het explosiegevaar.
De zij-airbag "borstkas" bevindt zich op de rugleuning van de voorstoelen aan de kant van het portier. Hij bestaat uit: – een opblaasbaar kussen, – een pyrotechnische gasgenerator met een vaste ontsteker.
BELANGRIJK: voor werkzaamheden aan de rugleuning of het uitbouwen van een stoel met zijairbag, moet u de rekeneenheid vergrendelen met het diagnoseapparaat. Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld en het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt met contact aan. LET OP: Bij het uitbouwen van een stoel, mag u de stekker niet losmaken zodat er geen statische elektriciteit wordt opgewekt waardoor de airbag zou kunnen afgaan. LET OP: Bij werkzaamheden aan een stoel met een airbag en om een correcte ontplooiing ervan te garanderen, moet u de voorschriften opvolgen uit het hoofdstuk carrosserie (plaats, aantal, type van de te gebruiken klemmetjes...).
●
Maak de massakabel van de accu los.
●
Bouw de stoel uit met het gereedschap Elé.1584 en maak de rugleuning kaal. Zie de methode in het hoofdstuk carrosserie.
●
Maak de stekker los en vervolgens de bedrading en de massadraad vrij van de airbagmodule (noteer de ligging van de bedrading en zijn bevestigingspunten).
15132R
Bij het ontplooien, scheurt het airbagkussen het schuimplastic en de bekleding los. N.B.: Het systeem is pas operationeel als het contact aan staat.
BELANGRIJK: als het systeem is geactiveerd geweest en als het opnieuw moet worden gebruikt, mag u de airbagmodule niet open maken. Het kussen is op een speciale manier opgevouwen.
88-27
BEDRADING Airbags en gordelspanners Verwijder de bevestigingspopnagel (1) en verschuif het airbagkussen.
88
●
plaats de bij de module geleverde popnagel (1),
●
Controleer of de massadraad correct is aangesloten op de airbagmodule (afhankelijk van de uitvoering).
●
monteer de bedrading onder het zitkussen op dezelfde wijze en bevestigingspunten als bij de oorspronkelijke ligging.
●
sluit de massadraad aan en controleer de vergrendeling van de stekker.
19105
BELANGRIJK: zie het hoofdstuk "Vernietiging" voor het onschadelijk maken van een nietgeactiveerde zij-airbag.
TER HERINNERING: bij het activeren van de gordelspanners of de airbags, vergrendelt de rekeneenheid zich definitief en gaat het airbaglampje op het instrumentenpaneel branden. Het opname element zij-airbag aan de kant van de botsing en de rekeneenheid moeten dan altijd worden vervangen (bepaalde componenten verliezen hun nominale waarden als de ontstekingsenergie er doorheen is gegaan).
19102
INBOUWEN BELANGRIJK: door het afgaan van de zij-airbag vervormen en beschadigen de bevestigingspunten zodanig dat het stoelframe moet worden vervangen.
●
●
bekleed de stoel en houd u daarbij stipt aan de richtlijnen genoemd in het hoofdstuk carrosserie (type en plaats van de klemmetjes enz.).
●
monteer de stoel in de auto en sluit de stekkers weer aan. Zie de methode in het hoofdstuk carrosserie.
●
Voer een controle uit met het diagnoseapparaat. Als alles in orde is, ontgrendelt u de rekeneenheid, zo niet raadpleegt u het hoofdstuk Storing zoeken.
LET OP: bij het niet opvolgen van deze instructies bestaat het gevaar dat het systeem niet goed functioneert, en zelfs dat de airbag zonder aanleiding ontploft.
plaats van de airbagmodule op het stoelframe,
88-28
BEDRADING Airbags en gordelspanners ZIJRUITAIRBAG
Bijzonderheden hatchback:
BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
●
88
om bij de gasgenerator (1) te kunnen komen moet de bekleding aan de achterkant worden verwijderd,
De "rijruitairbag" of "hoofdairbag" is vastgezet achter de hemelbekleding. Hij bestaat uit: – een opblaasbaar kussen in de vorm van een gordijn, – een pyrotechnische gasgenerator met een ontsteker (aan de achterkant). Het is niet toegestaan de onderdelen van de airbag afzonderlijk te demonteren.
Bij het ontplooien, scheurt het airbagkussen de hemelbekleding door. N.B.: Het systeem is pas operationeel als het contact aan staat.
UITBOUWEN 18547
LET OP: het is verboden om werkzaamheden te verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem in de buurt van een hittebron vanwege het explosiegevaar.
●
BELANGRIJK: voordat u een airbag uitbouwt, moet u de rekeneenheid vergrendelen met behulp van het diagnoseapparaat. Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld en het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt met contact aan.
88-29
voor het uitbouwen van de airbagmodule (2) en van het airbagkussen moet de hemelbekleding worden uitgebouwd.
BEDRADING Airbags en gordelspanners INBOUWEN
Bijzonderheden break: ●
●
88
om bij de gasgenerator (1) te kunnen komen en voor het vervangen van de airbagmodule (2) moten de hemelbekledingen worden uitgebouwd,
BELANGRIJK: door het afgaan van de zij-airbag vervormen en beschadigen de bevestigingspunten zodanig dat de bevestigingsklemmetjes moet worden vervangen. ●
Plaats de airbagmodule zonder de bouten vast te zetten.
●
Plaats het airbagkussen te beginnen bij de handgreep (1).
●
Plaats alle klemmetjes.
●
Zet de bevestigingsbouten (2) vast met een aantrekkoppel van 0,8 daN.m.
●
Sluit de massadraad (E) aan (afhankelijk van de uitvoering).
●
Sluit de stekker aan en vergrendel hem op de juiste wijze.
●
Voer een controle uit met het diagnoseapparaat Als alles in orde is, ontgrendelt u de rekeneenheid, zoniet zie hoofdstuk storing zoeken.
maak de stekker los en maak de bedrading en de massadraad van de airbagmodule vrij.
BELANGRIJK: als het systeem is geactiveerd geweest en als het opnieuw moet worden gebruikt, mag u de airbagmodule niet open maken. Het kussen is op een speciale manier opgevouwen. ●
verwijder de complete airbag.
BELANGRIJK: zie het hoofdstuk "Vernietiging" voor het onschadelijk maken van een nietgeactiveerde zij-airbag.
TER HERINNERING: bij het activeren van de gordelspanners of de airbags, vergrendelt de rekeneenheid zich definitief en gaat het airbaglampje op het instrumentenpaneel branden. Het opname element zij-airbag aan de kant van de botsing en de rekeneenheid moeten dan altijd worden vervangen (bepaalde componenten verliezen hun nominale waarden als de ontstekingsenergie er doorheen is gegaan).
LET OP: bij het niet opvolgen van deze instructies bestaat het gevaar dat het systeem niet goed functioneert, en zelfs dat de airbag zonder aanleiding ontploft.
88-30
BEDRADING Airbags en gordelspanners ZIJ-AIRBAG BORSTKAS (ACHTER)
88
UITBOUWEN
BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
LET OP: het is verboden om werkzaamheden te verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem in de buurt van een hittebron vanwege het explosiegevaar.
De "zij-airbag borstkas achter" (1) is vastgezet achter de bekleding naast het zitkussen achter. Hij bestaat uit: – een opblaasbaar kussen in de vorm van een gordijn, – een vaste pyrotechnische gasgenerator met een ontsteker.
BELANGRIJK: Voordat u een airbag uitbouwt, moet u de rekeneenheid vergrendelen met behulp van het diagnoseapparaat. Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld en het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt met contact aan. ●
kantel de rugleuning van de achterbank naar voren en maak de bekleding los,
●
maak de stekker los en maak de bedrading en de massadraad van de airbagmodule vrij.
●
Bouw het airbagkussen uit (twee bevestigingspunten).
18547
Bij het ontplooien verscheurt het airbagkussen de kap van de module. N.B.: Het systeem is pas operationeel als het contact aan staat.
18547
BELANGRIJK: zie het hoofdstuk "Vernietiging" voor het onschadelijk maken van een nietgeactiveerde zij-airbag.
88-31
BEDRADING Airbags en gordelspanners INBOUWEN ●
zet de airbagmodule vast met een aantrekkoppel van 0,8 daN.m),
●
controleer of de massadraad correct is aangesloten op de airbagmodule.
●
plaats hem terug volgens de oorspronkelijke ligging en bevestigingspunten en sluit de massadraad (E) weer aan. Controleer de goede vergrendeling van de stekker.
18547 ●
Voer een controle uit met het diagnoseapparaat. Als alles in orde is, ontgrendelt u de rekeneenheid, zo niet raadpleegt u het hoofdstuk Storing zoeken.
LET OP: bij het niet opvolgen van deze instructies bestaat het gevaar dat het systeem niet goed functioneert, en zelfs dat de airbag zonder aanleiding ontploft.
88-32
88
BEDRADING Airbags en gordelspanners VERNIETIGEN LET OP: deze geldt niet als de lokale voorschriften een andere procedure voorschrijven die is gevalideerd en verspreid dor de afdeling Methodes, Diagnose en Reparatie Om ongelukken te voorkomen moeten de gaspatronen van airbags en gordelspanners onschadelijk worden gemaakt voordat de auto of het onderdeel worden gesloopt. LET OP: de frontale airbags hebben twee onafhankelijke ontstekers. Gebruik altijd het gereedschap Elé. 1287 en de adapterkabels Elé. 1287-01 en Elé. 1287-02.
96832R
BELANGRIJK: pyrotechnische onderdelen mogen nooit bewaard worden voor later hergebruik. De gordelspanners en/of airbags moeten onschadelijk worden gemaakt voordat de auto naar de sloop wordt afgevoerd. LET OP: gordelspanners die voor garantie worden vervangen mag u niet onschadelijk maken. De leverancier kan ze in dat geval niet meer analyseren. Gebruik de verpakking van het nieuwe onderdeel voor het terugsturen van het defecte onderdeel. LET OP: ieder onderdeel is bestemd voor een autotype en mag nooit worden gemonteerd in een ander. De onderdelen zijn niet onderling verwisselbaar.
88-33
88
BEDRADING Airbags en gordelspanners ●
GORDELSPANNERS
88
N.B.: Indien de betreffende gaspatroon niet onschadelijk kan worden gemaakt (ontstekingsmechanisme defect), moet het oude onderdeel in de verpakking van het nieuwe onderdeel naar het magazijn worden teruggestuurd.
LET OP: gordelspanners die voor garantie worden vervangen mag u niet onschadelijk maken. De leverancier kan ze in dat geval niet meer analyseren. Gebruik de verpakking van het nieuwe onderdeel voor het terugsturen van het defecte onderdeel.
vernietigen van het uitgebouwde onderdeel met het apparaat:
Onschadelijk maken in de auto:
Ga op dezelfde wijze te werk als bij de stuurwielairbag in een stapel oude banden (zie hierna).
Zet de auto buiten de werkplaats.
●
Verwijder de kap over de stelrails en sluit het vernietigingstoestel aan op de gordelspanner.
FRONTALE AIRBAG OF ZIJ-AIRBAG BORSTKAS (voor of achter)
Het onderdeel moet voor het vernietigen altijd worden uitgebouwd.
Rol de verlengkabel volledig uit zodat u zich op tenminste 10 meter van de auto bevindt.
Voer deze werkzaamheden uit op een veilige plek buiten de werkplaats.
Sluit de voedingsdraden van het gereedschap aan op een accu.
Om te voorkomen dat het stekkerblok van de verlengkabel wordt beschadigd moet het airbagkussen na het aansluiten van de kabel op twee houten blokken worden geplaatst
Controleer of niemand zich in (de buurt van) de auto bevindt en ontsteek de gaspatroon van de gordelspanner door de beide knoppen van het gereedschap gelijktijdig in te drukken.
96834S
96438
88-34
BEDRADING Airbags en gordelspanners Dek het geheel af met vier oude banden.
●
88
ZIJRUITAIRBAG
Voor het vernietigen moet de zijruitairbag worden uitgebouwd om de bevestigingen niet te beschadigen. Zet de module in een bankschroef, met de bevestigingen aan de onderkant. De bankschroef moet goed vastzitten aan de werkbank, en de werkbank moet aan de vloer zijn verankerd en geheel vrij zijn. Controleer of het airbagkussen zich vrij kan ontplooien. Sluit het vernietigingsgereedschap aan op de zijruitairbag. Rol de verlengkabel volledig uit zodat u zich op voldoende afstand bevindt bij het activeren.
96835S
Sluit de verlengkabel aan op de airbag en rol hem volledig uit zodat u zich op tenminste 10 meter van de banden bevindt. Sluit de voedingsdraden van het gereedschap aan op een accu. Controleer of niemand zich in (de buurt van) de stapel banden bevindt en ontsteek de gaspatroon van de airbag door beide knoppen van het gereedschap gelijktijdig in te drukken. N.B.: Indien de betreffende gaspatroon niet onschadelijk kan worden gemaakt (ontstekingsmechanisme defect), moet het oude onderdeel in de verpakking van het nieuwe onderdeel naar het magazijn worden teruggestuurd. LET OP: de frontale airbags hebben twee onafhankelijke ontstekers. Controleer altijd of beide ontstekers zijn afgegaan voor u ze als afval afvoert.
88-35
Sluit de voedingsdraden van het gereedschap aan op een accu. Controleer of niemand zich in (de buurt van) de stapel banden bevindt en ontsteek de gaspatroon van de airbag door beide knoppen van het gereedschap gelijktijdig in te drukken.
BEDRADING Automatische stekker van de stoel AUTOMATISCHE STEKKER VAN DE STOEL
88
AANSLUITINGEN (meest complete uitvoering) Aansl 1 2
18829
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Omschrijving Voeding van de elektrische stoel Waarschuwingslampje autogordel (bestuurder) Voeding van de stoelverwarming Verlichting onder de stoel Massa Niet gebruikt Gordelspanner heupgordel (bestuurder) Gordelspanner schoudergordel Opname element stoelstand (bestuurder) Signaal geheugen (bestuurder) Voeding stoel met geheugen (bestuurder) Niet gebruikt Massa Zij-airbag borstkas Voeding stoel met geheugen (bestuurder) Controlelampje stoelverwarming Voeding elektrische stoel Verlichting onder de stoel Niet gebruikt Niet gebruikt Gordelspanner heupgordel (bestuurder) Gordelspanner schoudergordel Massa Signaal geheugen (bestuurder) Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Zij-airbag borstkas
LET OP: Bij het uitbouwen van een stoel, mag u de stekker niet losmaken zodat er geen statische elektriciteit wordt opgewekt waardoor de airbag zou kunnen afgaan.
18630
88-36
BEDRADING Stekker van de hemelbekleding De hemelbekleding is niet vastgelijmd in de auto. Deze wordt vastgehouden door de portierrubbers, de zonnekleppen en de handgrepen (gebruik het gereedschap Car. 1597). De bekleding kan worden vervangen met behoud van de kabelbundel, of de kabelbundel kan worden vervangen met behoud van de bekleding.
88
INBOUWEN Bij het monteren van de kabelbundel op de bekleding, moet u goed letten op de juiste plaats van de stekkers ten opzichte van de rand van de bekleding. Een merkteken op de kabelbundel moet samenvallen net de rand van de bekleding.
UITBOUWEN De kabelbundel is op de bekleding gelijmd. Om de kabelbundel los te maken, verwarmt u de lijm met een lijmpistool en doorsnijdt u de lijmstrook zonder de kabelbundel te beschadigen.
Bijzonderheden van de handsfree antenne 18550
De handsfree antenne is op de bekleding gelijmd. Hij kan apart worden vervangen.
U kunt ook de defecte kabelbundel laten zitten en de nieuwe ernaast vastlijmen.
18827 18870
88-37