Tegenlicht II Gematigd gezinstafereel
Uit de hoofdstukken over Menschenhaat en Berouw, Abällino en Rolla zou het beeld kunnen ontstaan dat het populaire Duitse drama alleen maar door revolutionairen, deïsten, overspeligen en ander radicaal verlichte personages bevolkt werd. Dat beeld zou al te eenzijdig zijn. Met name de familietaferelen van Iffland zijn gematigder van inhoud en waren evengoed zeer in trek bij het grote publiek. Al kon hij, net als alle andere Duitse toneelauteurs, niet tippen aan het succes van Kotzebue, toch werden ook van hem veel toneelstukken vertaald en opgevoerd. In de Amsterdamse Schouwburg was Iffland goed voor 38 opvoeringen, waarmee hij tot de top drie behoorde van vertaalde Duitse auteurs hier te lande.1 Bovendien waren ook de critici enthousiast over zijn werk. Verontwaardigde reacties zoals op Menschenhaat en Berouw, Abällino en Rolla bleven uit. Onderstaande beschouwing dient dan ook ter nuancering van het beeld als zou de Duitse toneelimport uitsluitend een radicaal karakter hebben gedragen. Het was overigens ook weer niet zo dat het bij Iffland louter om brave familietaferelen ging die geheel losstonden van de maatschappelijke actualiteit, zoals wel beweerd is.2 In deze visie zou zijn werk tegemoet zijn gekomen aan de escapistische verlangens van het publiek. Integendeel, het blijkt dat Ifflands stukken evengoed als de stukken van Kotzebue of Zschokke producten waren van de roerige periode waarin het Duitse toneel in Nederland zijn hoogtepunt bereikte. Ze bevatten namelijk wel degelijk politieke stellingnamen, maar dan andere, meer gematigde.3 Aan de hand van De Jagers, een tafereel der zeden van het land (1798) van Iffland zal de gematigde positie worden belicht die de auteur innam in het verlichte politieke debat.4 Zoals in de meeste stukken van zijn hand, vormen huiselijke peri1 2 3
4
Van 1774 tot 1811. Zie paragraaf 1 van hoofdstuk 1. De Speler was in die tijd Ifflands populairste stuk, maar omdat in De Jagers de familiewaarden, die centraal staan in zijn werk, het meest pregnant tot uitdrukking komen staat dit stuk centraal. Beide stukken werden in de periode ongeveer even vaak opgevoerd. De speler werd alleen het vaakst positief aangehaald door critici. Na 1814 zou De speler tot de canonieke succesvoorstellingen gaan behoren, maar De Jagers mocht er ook nog zijn. In de periode 1835-1836 stond het eveneens nog op het repertoire (Op basis van repertoirelijsten UBA en Stadsarchief Amsterdam en Ruitenbeek, Kijkcijfers). Vertaling van A.W. Iffland, Die Jäger. Ein ländliches Sittengemählde in fünf Auzügen (1785).
284
Tegenlicht II
kelen de kern van De Jagers, en wel in positieve zin. In het dorpje Weissenberg in Duitsland woont de opperjager Warberger en zijn vrouw. De zorg over het toekomstig huwelijksgeluk van hun zoon Anthony staat centraal. Die kan zijn geluk niet op, want zijn geliefde stiefzus Frederikje is thuisgekomen na vier jaar opleiding in de stad: ‘Frederikje! Ach Frederikje! Myn Frederikje! Zyt gy daar? God zy dank!’ Frederikje is al net zo blij om haar halfbroer weer terug te zien: ‘Anthony! Lieve Anthony!’ Ze omhelzen elkaar (‘Elkaêr omhelzende’).5 Karolientje, de pinnige dochter van ambtman Van Zeck – de vertegenwoordiger van de koning –, die ook een oogje op Anthony heeft, staat erbij en slaagt er duidelijk niet in haar jaloezie te verbergen: ‘Karolientje gaat op en neer, en waait zo hard met haar waaijer dat hy scheurt’, heet het in een regieaanwijzing. Als Karolientje wegloopt en Anthony en Frederikje het rijk alleen hebben, beloven zij elkaar eeuwige trouw. Zij hebben van jongs af aan van elkaar gehouden en besluiten met elkaar te trouwen. Niets staat hun verbintenis in de weg, aldus Anthony. In zijn argumentatie schemert het belang door dat hij hecht aan huiselijk geluk: aanzienelyk ben ik niet; het kan ook zyn, dat ik het kruid juist niet zou uitvinden, maar zo veel gezond verstand, als men voor het huishouden noodig heeft, schik ik mijzelven toe, en, dit hier,’ terwijl hij op zijn hart wijst, ‘daarmeê doe ik voor niemant in de waereld onder! Zo denk ik. Nu vraag ik u, serieus, Frederikje! Wilt gy my trouwen?6
Frederikje stemt toe ‘met een’ teederen op hem gevestigden blik, en met de blos van een goed schuldeloos meisje’.7 Toch blijken er nog wel wat hindernissen te nemen voordat Anthony en Frederikje hun droom kunnen verwezenlijken. Moeder Warberger wil dat haar zoon trouwt met Karolientje, de dochter van ambtman Van Zeck. Die is niet alleen rijk maar ook nog eens van adel. Maar hij is ook corrupt. Van Zeck ziet zijn dochter eveneens graag als bruid van Anthony. Door een huwelijk namelijk hoopt hij de eerlijke en kritische opperjager Warberger aan zich te verplichten. Hoewel Warberger een huwelijk tussen Anthony en Frederikje wel ziet zitten, acht hij zijn zoon nog te jong om te trouwen en wil de plechtigheid twee jaar uitstellen. Anthony vlucht halsoverkop het huis en zelfs het dorp uit omdat hij denkt dat zijn ouders een huwelijk met zijn stiefzus principieel afkeuren. Hij wordt vervolgens ten onrechte – maar dat weet niemand – beschuldigd van moord op een oudgediende van zijn vader, Mathys, met wie hij het nooit goed kon vinden. De wereld van zijn ouders stort in als zij horen van zijn arrestatie: ‘Anthony! – ach, groote God! Myn angst – ach, Anthony – het eenigste kind – hemel!’, roept moeder Warberger uit. Haar man ‘bedekt zijn gezicht met zijn handen en gaat met het hoofd
5 6 7
Iffland, De Jagers, 54. Ibidem, 64. Ibidem, 64.
Gematigd gezinstafereel
285
op tafel liggen: ô, Myn kind! myn kind! myn eenige kind!’8 Het huiselijk geluk van de Warbergers lijkt wreed verstoord. Maar nadat Anthony bijna ter dood is veroordeeld, komt alles toch nog terecht. Het huwelijk tussen Anthony en Frederikje kan plaatsvinden en iedereen is gelukkig. Inderdaad lijken alle ingrediënten aanwezig voor een braaf gezinstafereel: een deugdzaam echtpaar, samengesteld uit een liefhebbende vader en moeder, twee huwbare kinderen en enige onverkwikkelijke gebeurtenissen die het huiselijk geluk bedreigen maar uiteindelijk geen onherstelbare schade aanrichten. Het gezinsgeluk staat zonder meer centraal in dit stuk. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat de hele plot draait om een huwelijk, maar ook dat het ideaal daarvan bij voortduring in de woorden en daden van de personages tot uitdrukking wordt gebracht. Als moeder Warberger uiteindelijk toch door haar man wordt overgehaald in te stemmen met het huwelijk tussen hun kinderen, steken de ouders hun geluk niet onder stoelen of banken. Door die verbintenis zijn beiden verzekerd van een verzorgde oude dag en is het voortbestaan van huize Warberger gewaarborgd. Pastoor Seebag onderstreept hun ode aan het familie-ideaal met de woorden: ‘zie hier in deze brave, oude luiden de belooning der deugd: brave kinderen en een’ genoegelyken ouderdom!’9 Ze willen de bruiloft meteen aanstaande week organiseren. Moeder Warberger blijkt bij het plannen van de huwelijksdag helemaal in haar element. De lofzang op het gezin vindt zijn hoogtepunt in een andere uitspraak van pastoor Seebag, die niet voor niets ook nog eens bij wijze van motto aan origineel en vertaling is meegegeven: Het menschelyk leven vervat veel gelukzaligheid. Men moest ons slechts vroegtydig leeren ze niet schitterend, ook niet onafgebroken, ons voor te stellen. In den kring eener welgeregelde huishouding is duizendvouwdige vreugd, en met verstand gedragen tegenspoed is ook geluk. De huisvaderlyke waarde is het eerste en edelste geluk dat ik ken. Een menschenvrind, een braaf burger, een liefderyk man en vader, in het midden zyner huisgenooten, die allen hem naar de oogen zien, die allen door hem genieten, terwyl hy, onder het uitbeiden van alles wat goed is, op zyne beurt weder door allen geniet, ô! Dit is en voorwerp, dat ik met godsdienstige aandoening beschouw, dat ik met de hoogste verrukking eerbiedig.10
Dat de belangrijkste rol is weggelegd voor de huisvader, is niet toevallig. Dit gegeven brengt ons bij de politiek-maatschappelijke lading in het stuk. Want er gaat wel wat schuil achter de familiethematiek. Die zou als metafoor gezien kunnen worden voor de contemporaine politieke verhoudingen.11 Dat doet cultuurhistorica Lynn Hunt in haar studie The family romance, over de achttiende-eeuwse roman en het Franse melodrama. Ook het Duitse drama van rond 1800 lijkt naar die 8 9 10 11
Ibidem, 143-144. Iffland, 137. Ibidem, achter de titelpagina en op pagina 140. L. Hunt, The Family romance of the french revolution (Berkely 1992) 196.
286
Tegenlicht II
verhoudingen te verwijzen. Dat zou mede de populariteit ervan kunnen verklaren bij het grote publiek. In de visie van Hunt staat de traditionele patriarchale gezinsstructuur voor de absolutistische staatsvorm. Zij beschrijft de opkomst in de literatuur en het toneel van de goede vader, die model stond voor de voorbeeldige, verlichte heerser. Een bekend voorbeeld is Le père de famille (1758) van Diderot.12 Daarin is de vader een zachtaardige man die moet lijden onder de misstappen van zijn zoon. Het verheerlijkt het ideaal van de verlichte despoot dat lang voor de Franse revolutie was opgekomen maar kennelijk nog lang daarna voor velen een ideaal bleef. De revolutietijd had weer nieuwe modellen van het gezin opgeleverd. De familiestukken gingen nu over broederliefde, overspel en vadermoord. Ze schetsten situaties waarin de vader vervangen werd of naar het tweede plan verdween, met andere woorden: waarin de bestaande orde werd bestreden.13 De broederliefde stond voor de nieuwe banden die gesmeed werden tegen de alleenheerschappij van een of andere huisvader (of tiran). Het oudere, meer behoudende model van de zachtaardige huisvader of verlichte heerser kwam nog lang in romans en toneelstukken voor.14 De jagers van Iffland lijkt in diezelfde traditie te staan. Daarin geen overspel of broederliefde, maar een weergave van een huiselijk en derhalve politiek ideaal dat gelet op de populariteit van de stukken kennelijk nog steeds bestond: van de zachtaardige huisvader of verlichte heerser. Iffland werd trouwens tijdens zijn leven al met Diderot vergeleken. Het is vast niet toevallig dat een Duitse recensent over hem schreef: ‘Vom Studium Diderots geleitet, forscht er dem geheimen Gange der Natur nach’.15 Net als in Diderots Le père de famille hebben we in De jagers te maken met een milde huisvader. Om het positieve gedrag van Warberger goed te doen uitkomen, wordt daar het negatieve gedrag van de ambtman Van Zeck tegenover geplaatst. De opperjager is weliswaar behoorlijk nukkig en streng voor zijn zoon, maar hij is het uit liefde en met de beste bedoelingen. Bovendien gaat hij al gauw met diens huwelijksplannen akkoord. Net als de huisvader in Diderots stuk, toont Warberger zich veeleer een zachtaardig vader dan een huistiran. Van Zeck daarentegen is autoritair en gunt zijn kinderen geen keuzevrijheid op huwelijksgebied. In een gesprek tussen beiden over het huwelijk van hun kinderen komt de tegenstelling duidelijk naar voren. Op de volgende uitspraak van Van Zeck: ‘Ei, wat een jong mensch wil of niet, daar komt het altoos niet op aan,’ repliceert Warburger: ‘In kas [inzake] van huwelyk toch wel!’.16 Warburger laat zijn zoon de keuze want: ‘Wanneer men trouwen zal, dan moet men ’er, voor den drommel, immers by zyn!’.17 Met ‘men’ bedoelt hij de huwbaren zelf. Maar Van Zeck laat zijn eigen ambities 12 13 14 15 16 17
Ibidem, 23-24. Ibidem, 198-199. Ibidem, 197. Allgemeinen Literatur-Zeitung (1787), geciteerd in Klingenberg, Iffland und Kotzebue, 63. Iffland, De Jagers, 125. Ibidem, 125.
Gematigd gezinstafereel
287
zwaarder wegen dan de wens van het kroost. Hij vindt dat een huwelijk alleen dan gesloten kan worden als de vaders het eens zijn over het geld: Wanneer vaders het omtrent het getal dat voor de drie nullen gezet zal worden eens zyn, dan volgt het overige van zelf. Ik zou hem voorzeker, te opzigte van zyne bediening, aanzienelyk verbeterd hebben […].18
Maar Warberger toont zich onverzettelijk: ‘Myn zoon heeft zyn bestaan.’ Tot zover speelt de tegenstelling alleen op het niveau van de familiethematiek. Dat er echter ook een maatschappelijke dimensie is, blijkt uit het feit dat de familiale perikelen synchroon lopen met de maatschappelijke. Dat een huisvader als Warberger de ideale staatsman representeert, moge blijken uit de tegenstelling met de ‘tiran’ Van Zeck. Die geeft geen strobreed toe aan zijn onderdanen. Warberger daarentegen laat de individuele burger zelf beslissingen nemen. Het hele stuk door worden de ambtman en de opperjager tegenover elkaar geplaatst: de zelfzuchtige en oneerlijke versus de altruïstische en rechtschapen functionaris. De eerste probeert de tweede voor zijn karretje te spannen. Hij vraagt hem bijvoorbeeld om extra hout te kappen om met de opbrengst daarvan zijn eigen kas te spekken. Maar de opperjager gaat daar niet op in. Hij denkt als altijd niet aan zichzelf maar aan zijn medemens. De generaties na hen moeten ook nog wat bos overhouden. Warburger heeft het goed voor met zijn dorpsgenoten en zijn ondergeschikten, terwijl Van Zeck de boeren vernedert en uitbuit. In een openhartig gesprek met de opperjager treden Van Zecks opvattingen over de mensheid duidelijk aan het licht. Na een paar glazen wijn zegt hij: De schikking der natuur heeft de boeren tot lastdragen uitverkoren. Daaröver mogen zy met haar twisten. Het genot der waereld is alleen voor aanzienlyker wezens. Of een schepsel, dat niets nodig heeft dan eten en slaap, iets meer of minder draagt, is het zelfde, indien daardoor slechts die genen geholpen worden, wien gebrek of genot te beurt vallen. Ten onrechte onthoud gy dus aan uwe familie die geluksgoederen, welken gy dus voor haar zoud kunnen verkrygen. Zyt in het vervolg minder beschroomd, dan zal van alle voordeelen waarin het jagtrecht en de ambtsregering te samen loopen, de helft voor u zyn.19
Van Zeck wil de opperjager zelfs paaien met geld, maar Warburger laat zich niet omkopen. Hij roept uit: Verdoemd! den duivel op uw’ kop zult gy bekomen! Wat verstout gy u? my dat te zeggen? In myn eigen huis? My? […] Voor den satan, gy moogt in uwe rechtkamer, waar de heilige gerechtigheid blindemannetje speelt, uwe boeren, heen en weer draaijen; maar, wanneer gy een’ ouden getrouwen dienaar van den vorst tot een’ schurk maken, dan moet u…Mynheer! indien het recht der gastvryheid u niet beschermde, gy laagt reeds hals over kop van de trappen.20 18 Ibidem. 19 Ibidem, 128. 20 Ibidem, 129.
288
Tegenlicht II
Zo is De Jagers doorspekt met verlichte waarden die al wat langer opgeld deden. Het valt niet uit te sluiten dat de toeschouwers de familietaferelen vooral waardeerden om het gevoel van geborgenheid dat ze in onrustige tijden boden. Maar evengoed konden ze geacht worden in een verlichte traditie te staan en uitdrukking te geven aan staatkundige opvattingen. Het feit dat ook deze gematigde stukken (naast de radicalere drama’s) een plek wisten te veroveren in de Nederlandse theaters geeft aan dat het Duitse toneel in de Republiek een brede markt bediende.