De Hemel in Tegenlicht 450 jaar aartsbisdom Mechelen-Brussel
Een nieuw aartsbisdom in de woelige 16de eeuw Het aartsbisdom Mechelen-Brussel is centraal gelegen in België en heeft een lange geschiedenis die teruggaat tot het midden van de zestiende eeuw. Op 12 mei 1559 richtte paus Paulus IV met de bul Super Universas drie nieuwe kerkprovincies op in de toenmalige Nederlanden: Mechelen, Utrecht en Kamerijk. De Mechelse kerkprovincie bestond uit het aartsbisdom Mechelen en de bisdommen Ieper, Brugge, Gent, Antwerpen, 'sHertogenbosch en Roermond. Het aartsbisdom Mechelen zelf was samengesteld uit delen van de middeleeuwse bisdommen Kamerijk (voor het westelijke deel) en Luik (voor het oostelijke deel). Het strekte zich uit van Ronse in het zuidwesten tot Diest in het noordoosten, en van Merelbeke in het noordwesten tot Landen in het zuidoosten. De Mechelse aartsbisschop kreeg de titel Primas Belgii (Primaat van de Nederlanden) en was daarmee de belangrijkste kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder van de Lage Landen. Om het nieuwe aartsbisdom een financieel draagvlak te geven werd de benedictijnerabdij van Affligem, gelegen op de grens van het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen, hierin geïncorporeerd. Tot de Franse Revolutie was de Mechelse aartsbisschop ambtshalve ook abt van Affligem. Hierdoor kon hij een deel van de inkomsten van de abdij reserveren ten behoeve van het aartsbisdom. Het huidige aartsbisschoppelijk paleis op de Wollemarkt in Mechelen bevindt zich trouwens nog steeds op de plaats waar in de zestiende eeuw een refugiehuis stond van de abdij van Affligem.
Diepgaande pastorale hervormingen De nieuwe kerkelijke indeling in de Nedelanden paste in een streven naar reorganisatie en herbronning waartoe vooral het Concilie van Trente (15451563) belangrijke impulsen gaf. Dit concilie zette de lijnen uit voor een diepgaande hervorming van de katholieke Kerk als reactie op de protestantse Reformatie. In de Nederlanden kende de katholieke hervorming een moeizame start ten gevolge van de oorlog met Spanje. De eerste Mechelse aartsbisschop, kardinaal Antoine Perrenot de Granvelle, moest in 1564 in ballingschap gaan wegens zijn nauwe banden met de Spaanse koning Filips II. Ook zijn opvolger, Joannes Hauchin, kon door de aanslepende oorlog nauwelijks een eigen pastoraal beleid ontwikkelen. Pas onder Mathias Hovius (1596-1620) zou de katholieke hervorming in het aartsbisdom definitief op gang komen. Geheel volgens de voorschriften van Trente stichtte deze dynamische aartsbisschop een seminarie voor de
opleiding van de clerus. In 1609 riep hij in Mechelen een Provinciaal Concilie samen, waar voor heel de Mechelse kerkprovincie de krachtlijnen werden vastgelegd van de zielzorg naar tridentijns model. Nog onder zijn bewind rolde in 1607 de eerste Mechelse Catechismus van de persen, waarvan de redactie was toevertrouwd aan de jezuïeten. De versie uit 1623 van dit catechetisch handboek zou tot diep in de twintigste eeuw de basis vormen voor het godsdienstonderricht in alle Belgische bisdommen.
Het Groot Seminarie in Mechelen, 17de eeuw (Mechelen, Aartsbisschoppelijk Archief)
Een doorstart na de Franse Revolutie De Franse Revolutie had ook voor het aartsbisdom Mechelen belangrijke gevolgen. De Franse bezetter confisqueerde alle kerkelijke bezittingen, het aartsbisschoppelijk paleis in Mechelen werd verkocht en kardinaal de Franckenberg stierf in 1804 na veel omzwervingen als balling in Breda. Het Concordaat uit 1801 tussen Napoleon Bonaparte en paus Pius VII normaliseerde de betrekkingen tussen Kerk en Staat, al was de bevoogding van de Kerk door de overheid groot. Ten gevolge van het Concordaat werd het aartsbisdom Mechelen uitgebreid met het territorium van het opgeheven bisdom Antwerpen. Het omvatte voortaan de administratieve departementen
van de Dijle en van de Twee Neten (de huidige provincies Vlaams en WaalsBrabant, de provincie Antwerpen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Het aartsbisdom strekte zich nu ook gedeeltelijk uit over het Franstalige landsgedeelte, met name Waals-Brabant. Die toestand bleef ongewijzigd onder het Hollands Bewind (1815-1830) en na de Belgische Omwenteling van 1830. De Mechelse kerkprovincie omvatte sindsdien alle Belgische bisdommen, namelijk het aartsbisdom Mechelen en de bisdommen Brugge, Gent, Doornik, Namen en Luik. Na een grondige restauratie was het aartsbisschoppelijk paleis in Mechelen sinds 1832 opnieuw de vaste residentie geworden van de Mechelse aartsbisschop. Kardinaal Sterckx was de eerste die er opnieuw zijn intrek nam. In Mechelen kwamen sindsdien één tot twee keer per jaar de Belgische bisschoppen samen om met elkaar te overleggen, een traditie die na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) geformaliseerd werd in de Belgische Bisschoppenconferentie.
Van Mechelen naar Mechelen-Brussel Op 8 december 1961 werd door de bul Christi Ecclesia het bisdom Antwerpen heropgericht. De demografische groei binnen het zeer uitgestrekte aartsbisdom (van Nijvel in Waals-Brabant tot Meer aan de grens met Nederland) was één van de redenen om tot deze splitsing over te gaan. Het aartsbisdom Mechelen heet sindsdien het aartsbisdom MechelenBrussel en omvat momenteel de provincies Vlaams en Waals-Brabant, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het administratief arrondissement Mechelen in de provincie Antwerpen met uitzondering van de kantons Lier en Heist-op-den-Berg die tot het bisdom Antwerpen behoren. Kardinaal Suenens (rechts) op Vaticanum II Inspelend op de taalkundige diversiteit en nieuwe pastorale noden die zich na de Tweede Wereldoorlog in toenemende mate manifesteerden, besliste kardinaal Suenens in 1962 om het aartsbisdom op te splitsen in drie pastorale zones : het vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen, het vicariaat Waals-Brabant en het vicariaat Brussel. Elk vicariaat heeft een eigen hulpbisschop die er de pastorale verantwoordelijkheid voor draagt. Naast de metropolitane Sint-Romboutskathedraal in Mechelen heeft het aartsbisdom sinds 1961 ook een kathedraal in Brussel : de Sint-Michiels- en SintGoedelekathedraal. Gerrit Vanden Bosch
Matthias Hovius (1542-1620) Een aartsbisschop op de bres voor de katholieke reformatie
De Mechelaar Matthias Hovius kwam in moeilijke omstandigheden aan het hoofd van een bisdom dat geteisterd werd door oorlog en religieus obscurantisme bij gelovigen en priesters. Tijdens zijn episcopaat groeide hij uit tot de belangrijkste bisschop van zijn generatie in de Nederlanden. Een kwarteeuw lang belichaamde hij binnen het aartsbisdom Mechelen het streven naar hervorming en vernieuwing, dat de katholieke Kerk tijdens en na het Concilie van Trente kenmerkte.
Een jonge priester in oorlogstijd In de galerij van de Mechelse aartsbisschoppen neemt Matthias Hovius een bijzondere plaats in. Hoewel hij chronologisch pas de derde aartsbisschop van Mechelen is, mag hij de eigenlijke ‘vader van het aartsbisdom’ genoemd worden. Matthijs Van Hove was afkomstig uit Mechelen en studeerde filosofie en theologie in Leuven alvorens in 1566 priester te worden gewijd. In dat jaar barstte in de Nederlanden de Beeldenstorm los. Hovius’ eerste jaren als priester zouden getekend worden door het bloedige conflict tussen Spanje en de Nederlanden. Als pastoor van de Mechelse Sint-Pieter- en Paulusparochie moest hij in 1572 lijdzaam toezien hoe zijn kerk door Spaanse soldaten werd geplunderd. En in 1580 moest hij zich drie dagen lang in een kast verbergen om uit handen te blijven van plunderende Engelse troepen. Die hadden Mechelen ingenomen en zaten katholieke priesters als opgejaagd wild achterna. Om het er levend af te brengen zag Hovius zich genoodzaakt zijn priestertoog af te leggen en in een boerenkiel de stad te ontvluchten. Die traumatische ervaring zou een onuitwisbare stempel drukken op zijn verdere priesterleven. Zijn latere optreden als aartsbisschop van Mechelen kan niet worden losgekoppeld van zijn persoonlijke wedervaren in die woelige jaren, toen katholieken en protestanten in de Nederlanden elkaar letterlijk naar het leven stonden.
Een moeilijke erfenis In 1585 keerde Hovius terug naar Mechelen, nadat de stad opnieuw onder katholiek bestuur was gekomen. Toen vier jaar later aartsbisschop Joannes Hauchinus stierf, werd Matthias Hovius door de kanunniken van het SintRomboutskapittel benoemd tot vicaris-generaal van het aartsbisdom. In afwachting van de komst van een nieuwe aartsbisschop probeerde hij met vallen en opstaan te werken aan het herstel van het katholicisme. De decreten van het Concilie van Trente (1545-1563), waar de contouren waren uitgetekend voor een diepgaande hervorming van de katholieke Kerk, dienden hem daarbij als richtsnoer. De oorlogsomstandigheden zetten
echter een zware domper op het hervormingswerk. Vele parochiekerken en kloosters waren geheel of gedeeltelijk verwoest, er was een schrijnend tekort aan priesters en het intellectuele peil van de lagere geestelijkheid was bedroevend laag. De meeste pastoors waren nauwelijks geschoold en leerden hun ‘stiel’ in de praktijk. Sommigen konden nauwelijks onderscheid maken tussen de katholieke en de protestantse leer, anderen leefden ongegeneerd in concubinaat.
Een aartsbisschop nieuwe stijl In die moeilijke omstandigheden moest Hovius als vicaris-generaal trachten het katholieke tij te keren. De bisschopszetel bleef intussen jarenlang vacant. Het onstabiele en financieel armlastige Mechelse aartsbisdom kon geen hoog geplaatste kandidaat-bisschoppen bekoren. Het gevolg hiervan was dat Matthias Hovius zelf, die als zoon van een Mechelse volder geen adelsbrieven kon voorleggen, in februari 1596 in de SintRomboutskathedraal gewijd werd als derde aartsbisschop van Mechelen. Het bleek een gouden zet. Bijna een kwarteeuw lang zou aartsbisschop Hovius de stuwende kracht zijn achter de herleving van het katholicisme in zijn bisdom en de hele Mechelse kerkprovincie. Op organisatorisch vlak voorzag hij het aartsbisdom van stevige fundamenten. Met de abdij van Affligem kwam hij na harde en moeizame onderhandelingen tot een akkoord over de financiering van het bisdom. In Mechelen richtte hij een seminarie op waar toekomstige priesters een theologische en pastorale opleiding kregen. Daarmee realiseerde hij een van de belangrijkste richtlijnen van het Concilie van Trente. De concilievaders hadden goed beseft dat de intellectuele vorming van priesters van groot belang was om met succes de concurrentie met het protestantisme aan te gaan. Vanuit eenzelfde bekommernis om een gedegen kennis van de katholieke leer schakelde Hovius de jezuïeten in om een catechismus op te stellen. De eerste editie hiervan verscheen in 1609. In verschillende versies zou deze Mechelse catechismus tot diep in de 20ste eeuw het katholieke leerboek bij uitstek zijn voor generaties gelovigen.
De tandem Kerk en Staat Hovius had het geluk dat hij als aartsbisschop nauw kon samenwerken met de aartshertogen Albrecht en Isabella. Die steunden voluit de katholieke hervorming. Hun persoonlijke betrokkenheid bij de bouw van de basiliek van Scherpenheuvel is bekend. Ook op andere vlakken waren zij voor de Mechelse aartsbisschop een onmisbare steun in de rug. In een tijd dat de scheiding tussen Kerk en Staat onbestaande was, vormden de aartshertogen en de aartsbisschop een sterke tandem, die krachtige impulsen gaf aan de doorvoering van de Trentse conciliedecreten. Heel belangrijk in dat verband was het provinciaal concilie van 1607. Bisschoppen en prelaten kwamen dat jaar samen in Mechelen om onder het voorzitterschap van aartsbisschop Hovius te overleggen over de toepassing van de decreten van het Concilie van Trente in de Mechelse kerkprovincie.
Door de aanhoudende oorlog had het bijna een halve eeuw geduurd voor hiermee echt een begin kon worden gemaakt. Voor zijn eigen bisdom organiseerde de aartsbisschop in 1609 een diocesane synode. Daar werden concrete richtlijnen uitgevaardigd om tot in de verste uithoeken van het aartsbisdom de Trentse hervormingen door te voeren. Een herder en zijn kudde Matthias Hovius bleef tot op hoge leeftijd persoonlijk in het getouw om zijn hervormingsideaal te realiseren. Daarvan getuigt het dagboek dat hij tussen 1617 en 1620 bijhield. Daarin zien we een bisschop aan het werk die onvermoeibaar in de weer is om zijn bisdom materieel en spiritueel herop te bouwen. Wanneer hij niet in Mechelen of Brussel verbleef, doorkruiste hij het aartsbisdom om kerken en altaren te wijden, parochies en kloosters te visiteren, kanunniken op hun plichten te wijzen en oplossingen te zoeken voor ontelbare grote en kleine pastorale problemen. Tijdens zijn lange episcopaat wijdde hij ook meer dan 2000 priesters. Met zijn niet aflatende hervormingsijver belichaamde Matthias Hovius het ideaal van de posttridentijnse bisschop, voor wie het geestelijk welzijn van de gelovigen primeerde op persoonlijk prestige en materieel gewin. Hij was streng en onbuigzaam, en daardoor eerder gevreesd dan geliefd, maar altijd rechtlijnig. Matthias Hovius stierf in 1620 in de abdij van Affligem, tijdens een visitatiereis. Het typeert hem dat hij niet overleed in zijn bisschoppelijke residentie, maar terwijl hij aan het werk was in zijn bisdom. Als herder was de aartsbisschop tot het eind temidden van zijn kudde gebleven. Gerrit Vanden Bosch