T
l.
~--~ I.
I
,.. ' L
l
--
Technische Hogeschool Eindhoven
1956 ·1961
Uitgegeven door de Senaat op 23 junl 1961
1956 1961
Technische Hogeschool Eindhoven
Gedenkdata
23 junl 1956:
stlchtlng van de Technlsche Hogeschool Eindhoven (K.B. van 23 junl1956).
19 september 1957:
opening van de Technlsche Hogeschool Eindhoven door H. M. de Konlngin.
Blj Konlnklljk Besluit van 14 juni 1956 werd bepaald, dat artlkel30 van de wet van 7 ]unl1956, staatsblad 310, in werklng trad op 23 juni 1956. Dit artikel luidt: .,Er wordt van rijkswege technlsch hoger onderwijs gegeven aan twee hogescholen. De technische hogescholen zijn gevestigd te Delft en te Eindhoven. De technische rijkshogeschool te Eindhoven • zoals zij in de wet op het wetenschappelijk onderwijs van 22 december 1960 wordt genoemd - bestaat op 23 juni 1961 dus officieel vijf jaar. Om twee redenen is afgezien van een grootse viering van het eerste lustrum. Op 6 maart 1961 ontviel aan de hogeschool haar eerste rector magnificus, prof. dr. H. B. Dorgelo, die bij de voorbereiding van de plannen, blj de opbouw van onderwljs en wetenschapsbeoefenlng, bij het tot stand komen van de organlsatie en bij de groei van een hogeschoolgemeenschap met grote toewijding Ieiding had gegeven. Voorts meenden curatoren en senaat dat na zo korstondig bestaan nog niet voldoende aanleidlng bestond tot terugblik in het verleden. In de afgelopen jaren werd nog geen gelegenheid gevonden tot het verspreiden van een jaarboek, zoals dat voor andere instellingen van wetenschappelljk onderwijs gebruikelijk Is. Met deze gewoonte wordt nu een begin gemaakt door het samenstellen van dlt .,lustrumboek", waarin de lotgevallen van de hogeschool zijn terug te vinden in de jaarlijks gehouden redevoeringen van de rector magniflcus. Voorts zijn opgenomen de toespraken, die bij de opening van de hogeschool op 19 september 1957 werden gehouden, en de dlesredes. Het stemt tot voldoening dat- ondanks de vele zorgen van opbouw en organlsatie en van lnrlchting van het onderwijs - een lijst van wetenschappelijke publicaties van hoogleraren en wetenschappelijke medewerkers in dit boek kan worden opgenomen.
In memoriam prof. dr. H. B. Dorgelo
Rede, gehouden blj de herdenldng van de dies natalls van de Technlsche Hogeschool Eindhoven op 28 april 1961 door prof. dr. C. Zwikker
Prof. dr. H. B. Dorgelo t. eerste rector magnificus van de Technlsche Hogeschool Eindhoven
Het smartelijke verlies dat onze technische hogeschool heeft geleden door het heengaan van de rector magnificus willen wij ook vandaag, op de verjaardag van de dies natalis, gedanken. De tradltle volgend, die wll, dat de dlesvoordrachten van wetenschappelijke aard :zljn, zullen wlj vandaag het accent Iaten vallen op de wetenschappelijke arbeld van Dorgelo. Aan zijn optreden In het maatschappelljke vlak: als docent, als bevorderaar van het werken-ln-groepen, als vrlend, als vervuller van zo vele functles in het open bare Ieven zijn reeds eerder woorden van hulde gewijd. Ofschoon wlj In dit opzlcht niet in herhallngen willen vervallen, zal het toch onmogelijk zijn het wetenschappelijk werk los te zien van zijn bijzondere persoonlijke kwalitelten, omdat deze mede de wetenschappelijke produktivlteit van zijn laboratorium hebben bepaald. De hoogleraar in de experlmentele natuurkunde komt er slechts zelden toe zelf het directe experlmentele werk te verrichten en voor Dorgelo geldt zoals voor de meesten van zijn collega's, dat het karakter van zijn werk bij zijn benoeming tot hoogleraar radlcaal veranderde. In dlt opzicht maken wij dan ook een scheidlng tussen zijn persoonlijk uitgevoerde onderzoekingen van vroegere datum en zijn meer leldinggevende werk van daarna. Beschouwen wlj thans eerst het laatste. Slechts vluchtig willen wij de door bultenstaanders zo vaak onderschatte arbeld vermelden van het dldactisch verwerken der resultaten van de zlch ontwlkkelende wetenschap tot voordracht- en collegestof, een arbeld waarvan wij Dorgelo's aandeel zlen neergelegd In zljn collegehandleldingen: "Eiectriciteit" en "Eiectronen, Atomen en Molecuten", die verscheidene drukken beleefd hebben, en In zijn talrijke voordrachten van algemene of speclale aard voor verenlglngen en genootschappen. Het Konlnklljk lnstltuut van lngenleurs, de Nederlandse Natuurkundige Verenlglng, het Haagse Genootschap Dlllgentia en vele andere lnstantles hebben hlervan rijkelijk geproflteerd. Langer willen wij stllstaan bij het laboratoriumwerk dat onder zljn Ieiding in Delft ls verrlcht en dat drie hoofdgebieden omvat, namelijk de gasontladlngen, het rontgenonderzoek en de elektronenmlcroscopie. lncidenteel Is werk verricht In andere gedeelten der atoomfysica. Voor de drie genoemde hoofdgebieden Is een effectief werkend instrumentarium opgebouwd.
13
Dorgelo heeft al heel vroeg ingezien, dat Mnmanswerk hier tot onvoldoende resultaten zou voeren, en zijn streven naar groepsvorming is zeer duidelijk tot uiting gekomen. Daarbij sloot hij zich niet op in zljn eigen laboratorium maar zocht in een vroeg stadium contacten met parallel geinteresseerde werkers in de industria, in de zuster-laboratorla van de T.H. Delft en elders, zodoende zijn werkgroepen ultbouwend tot nationale centra. Het is onjuist de resultaten van een dergelijke wijze van werken af te meten aan het aantal publikaties, want dan zouden wij de uitstralingen uit deze centra van wetenschap via een instelling als de Rontgen Technische Dienst te Overschie, via de Technisch Physische Dienst T.N.O. en T.H. te Delft, via het Laboratorium voor Technlsche Botanie, via T.N.O.instituten overslaan. Het contact met de nationale industria heeft invloed gehad zowel op de constructie van rontgenapparatuur, elektronenmlcroscopen en van gasontladingsbuizen. Het heeft ook vruchten afgeworpen in de vorm van goed-gefundeerde technologlsche keuringsmethoden. Een direct bewijs voor de activitelt vinden wij in de bij Dorgelo bewerkte dissertaties op deze gebieden, een tiental voor elk der gebieden van de gasontladingen en de rontgenanalyse, een vljftal op het gebied der elektronenmicroscopie. Aan de hand van de inhoud van deze dissertaties constateren wij, dat het werk op het gasontladlngsterrein began met spectroscoplsch onderzoek dat aansloot aan het straks te vermelden werk van Dorgelo uit de tijd die aan zijn Delftse professoraat voorafging. Daarna spitste het werk zich meer toe op het mechanisme der ontladingen. Speciale aandacht is besteed aan het verband tussen de fysische parameters die bij de ontladlng een rol spelen en In de elektrotechniek gebruikelijke begrippen als zelfinductie en karakteristieken in het complexe vlak. In de na-oorlogse jaren werd het onderzoek afgebogen in de richting van de plasmafysica, waarbij nieuwe methodieken zoals de meting van elektronen- en kernresonanties hun intrede deden. Wat de elektronenmicroscopie betreft, werd aandacht besteed zowel aan magnetische als aan elektrostatische lenzensystemen. De eerste werden tot fool-proof apparaten ontwikkeld en met deze zijn tienduizenden preparaten van materiaalkundige en biologische aard onderzocht. Het rontgenonderzoek tenslotte was eveneens voor een groat gedeelte gericht op de constructie van hoogwaardige apparatuur; daarnaast werd materiaalonderzoek in de meest uiteenlopende aard verricht zoals: micellendetectie in wassoorten, bepaling van de kristallisatiegraad van rubber, vaststel!en van vermoeiing in metalen, deeltjes-groottebepaling in poeders, vaststel!en van ultwendige spanningen in gedeformeerd materlaal enzovoort. Het aantal medewerkers, op verschlllend hoog niveau, in deze Delftse periode is zeer groat geweest en wij zouden het gevaar !open in omissies te vervallen als wij zouden
proberen, allen of de belangrijksten hier te noemen. Wij willen er mee volstaan op te merken, dat het werk door Dorgelo's school wordt voortgezet in zeer veel richtingen en op
14
uiteengelegen plaatsen, verdeeld over de gehele wereld, aangepast mlsschien aan bij· zondere lokale omstandigheden, maar doordrongen van een geest van klaarheld en eenvoud in conceptie, mogelljkheden tonend, die haastlge welweters voorbij zijn gelopen. Laat ons nu een bilk werpen op het persoonlijke experlmentele werk, ultgevoerd in zijn jonge jaren voorafgaand aan het professoraat. Daar is dan in de eerste plaats zijn dissertatle van 19 mel 1924, "The intensities of the components of multiple spectral lines", die het experimentele materiaal bevat van wat men sindsdien de "somregel" van Burger en Dorgelo noemt, zulks op grond van een artikel ult dezelfde tijd'), dat hij publiceerde samen met H. C. Burger, die zich met de theoretische kant van het probleem had beziggehouden. De dissertatie resumeert ook zijn reeds vroeger gepubliceerde werk over de technlek der intensiteitsmetingen•). De belangrljkste door Dorgelo lngevoerde experimentele verbeterlng is de op de spleet van de spectrograaf afgebeelde verzwakkertrap. Bij zljn promotiewerk gebruikte hij hiervoor nog fotograflsch vervaardigde zwartingen. Een latere verbetering was de invoerlng der opgedampte trappen'), die speciaal voor het meten In het ultraviolette gedeelte van het spectrum boven de fotograflsche trap het voordeel vertoonde van de afwezigheid van absorptie In de gelatine. De bovengenoemde regel is een voorloper van een meer gedetailleerde, maar gemak· kelijker ult te spreken stelling, die zegt, dat de intensitelten van de componenten van een spectraal multiplet evenredlg zijn zowel aan het kwantumgewicht J van het uitgangsniveau als aan dat van het eindniveau 4). Omdat het nlet altijd mogelijk was aile componenten te scheiden, moest men de uitspraak In eerste instantle beperken tot de verhoudlng van de sommen der intenslteiten van de lijnen met eenzelfde begin".: respectievelljk elndniveau. Vandaar de term "somregel". Voor een lngewlkkeld multiplet geven de somregels te weinlg vergelijkingen om aile intensiteltsverhoudlngen van te voren te kunnen berekenen. Reeds in zljn dissertatle vulde Dorgelo deze lacune aan door op te merken, dat een van de lljnen een intensiteit moet hebben, die de fractie 1/.l'J;. .EJk Is van de totale som der intensiteiten van aile spectraallljnen van een meervoudig ultgangsnlveau met inwendige kwantumgetallen Ji naar een meervoudlg eindniveau met inwendige kwantumgetallen Jk. Met deze toevoeglng kon inderdaad het gehele systeem van intenslteltsverhoudingen worden voorspeld. De goifmechanica heeft later deze onderstellingen volledig kunnen verklaren, zlj het met een correctie (y'-correctie) voor het geval, dat de componenten In het spectrum ver uiteen komen te llggen. Een mooie bevestiging van de hler gegeven regels vond Dorgelo bij de 30 componenten van de overgang 2s-2p in het spectrum van de neonzull 5 ). Ult deze stu die 1)
Z.f. Physik 23, 258 (1924).
2)
Z.f. Physik 13, 206 (1923); 22, 170 (1924).
3)
Physlea 5, 27 (1925).
4)
In 1924 heette J In navolglng van Lande he! "lnwendlge" kwantumgetal. HIJ hangt met he! moderne begrip 1 samen volgens J I Y,.
5)
Physioa, 5, 90 (1925).
+
15
volgde bovendien, dat In de zuil praktlsch aileen 2p-nlveaus worden aangeslagen. Hiermee was onverwacht inzlcht verkregen in het probleem van het zo hoge llchtrendement van neonzullen. Deze analyse is een voorbeeld van de vele toepasslngen, die door Dorgelo zelf en door anderen van de lntenslteitsregels zljn gemaakt. Zlj zljn een hulpmlddel geworden bij het anallseren van de spectra, doordat men omgekeerd ult de gemeten intenslteltsverhoudlngen de J1 en Jk der diverse niveaus kan bepalen. Aan de andere kant leren afwljkingen van de intenslteltsregels ons bljzonderheden over het mechanlsme van het aanslaan der verschillende niveaus onder gevarleerde omstandlgheden. Vergeleken werd aanslag in de boog, in de vonk, door elektronenstoot en door instrallng'). Het Is zelfs zo, dat de afwijklngen veelvuldlger voorkomen dan de bevestigingen. Dorgelo had blj zijn eerste proeven bewust gevallen genomen van eenvoudige structuur en dit is de manier, waarop wlj de regelmatigheden der natuur ontdekken. Tot de storende invloeden moeten worden gerekend de zelfomkerlng van spectraallljnen blj hogere dampdrukken, het bestaan van metastablele toestanden met zeer ulteenlopende levensduur"), die zich speclaal In absorptiespectra manlfesteren, abnormale ontladingsomstandigheden enzovoort. Bij at deze studies vormen de lntenslteltsregels van Dorgelo een vast ultgangspunt voor de beschouwlngen. Het oeuvre van Dorgelo, dat met de voorgaande opmerklngen allesbehalve compleat is weergegeven, overziend, moeten wij concluderen tot een gave en afgeronde carriere. Dejonge wetenschapsman kreeg gelegenheid mede te strijden aan het front van zijn vak en zlch daarbij dusdanig te onderscheiden, dat hlj na korte tijd tot een belangrijke Mogleraarsplaats werd geroepen. De mogelljkheden die deze plaats bood, heeft hij volledlg gereallseerd. Hij smaakte het genoegen het aangevangen werk tot rijpheid te zien komen en toen hij het overdroeg, was hij verzekerd van verdere ontwikkellng. Zelfs al zou Dorgelo niet de erkentenis hebben genoten, die spreekt uit zijn benoeming in zo vele, maatschappelijk invloedrljke en eervolle functles, van welker relevering wij In dit overzicht hebben moeten afzien, dan nog mogen wlj met recht spreken van een alleszins gelukkige levensloop van een geleerde. Moge het besef hiervan mede tot troost zijn voor mevrouw Dorgelo en de klnderen in hun verdriet om het gemis van een zo dierbare man en vader.
1)
Voor neon: Z.f. Physik 86, 897 (19!!6).
2)
Voor neon: Z.f. Physik 34, 789 (19!!5); Physlca 5, 429 (11125).
16
Opening van de Technische Hogeschool 19 september 1957
Toespraak van prof. dr. J. E. de Quay, president-curator van de Technische Hogeschool
Majesteit, Koninklijke Hoogheid.
Nog klinkt in ons na de klank van het "Gaudeamus igitur" en inderdaad, er beeft wei lets in ons van echte blijdschap, nu Uwe Majesteit na een lange voorbereiding dadelijk deze hogeschool, deze Technische Hogeschool in Eindhoven, wilt openen in tegenwoordigheid van Uwe Koninklijke Hoogheid, van ministers, van wereldlijke en geestelijke autoriteiten, van curatoren, senaatsleden en studenten van onze andere universiteiten en hogescholen en van vele belangstellenden, die ik op deze dag wei hartelijk welkom mag heten. Aan mij het voorrecht in deze eerste openbare vergadering van de senaat van de Technische Hogeschool van Eindhoven een enkel woord te mogen spreken en op uw verzoek, mijnheer de rector magnificus, de gezagsverhoudingen van deze dag aanvaardend, overeenkomstig uw wens naast het welkomstwoord lets te zeggen over het veri eden en een korte blik te werpen in detoekomst. Mag ik u voor het veri eden, mijnheer de rector magnificus, verwijzen naar de aanwezigen in deze zaal? Want hier vindt u eigenlijk bij elkaar aile personen, die in het verleden vanaf het eerste moment tot op de dag van vandaag aan de voorbereiding van deze hogeschool hun beste krachten hebben gegeven. Allereerst de ministers van vandaag en ook voor een deel van het verleden, waarbij ik mij bij het noemen van namen mag beperken tot de initiatiefnemer, prof. Gielen, tot de constructeur, prof. Rutten, en tot de eigenlijke bouwer, geen professor en geen ingenieur, maar mr. Cals. De !eden van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal, die bij de behandeling van het wetsontwerp dank zij kritisch-opbouwende beschouwingen een grate steun aan deze installing hebben gegeven; en als ik denk aan de gedachtenwisseling en met name aan magister Stokman en aan ir. Posthumus, dan mogen we zeggen, dat deze hogeschool ook wettelijk op een sterke, ja op een brede basis werd gefundeerd. Uiteraard gingen er enkele commissies aan het totstandkomen van deze hogeschool vooraf; men telde mij er 16 v66r en ik moge er drie noemen, die het waarom en het hoe en het waar bestudeerden en die onder Ieiding stonden, ofschoon tel kens verschillend samengesteld, van de onvervangbare prof. Holst. Daarna kwam er een commissie voor de voorbereiding van het wetsontwerp. Deze stand onder voorzitterschap van mr. s'Jacob,
19
wiens veelzijdigheid zo groot was, dat ondanks de vele en veelsoortige deskundigen, in deze commissie opgenomen, hij allen niet aileen verstond, maar zelfs stond. In het vroegere verleden - zo ongeveer in het jaar 1947 - was er een stichting in het Ieven geroepen, de stichting voor het Technisch Hoger Onderwijs in het Zuiden. Het is dank zij de sportieve houding der mededingende zuidelijke gemeenten, waarbij ik in het bijzonder terugdenk aan de houding van de Limburgse leden onder Ieiding van de edelmoedige gouverneur, de heer Houben, dat in de wedstrijd tussen de delen des lands met betrekking tot de vraag naar het waar, het zuiden de overwinning heeft behaald. Vijftien maanden geleden werden door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen curatoren en de rector magnificus beedigd, werd de secretaris van de hogeschool benoemd en werden de verschillende hoogleraren successievelijk benoemd en aangesteld. lk zal over curatoren niet spreken, men spreekt niet over zijn eigen familie, hoe gaarne ik ook een enkele om zijn bijzondere prestaties zou will en noemen. Maar het is mij wei geoorloofd om, aangezien er geen secretaris van curatoren maar van de hele hogeschool is, de heer Wijffels te noemen, die dank zij zijn deskundigheid en zijn begaafdheid en zijn grote werkkracht het gemis van een steeds aanwezige presidentcurator niet al te pijnlijk maakte. De rector magnificus wist in deze tijd, sombere voorspellingen ten spijt, een uitstekende senaat sam en te stellen en met zijn assessoren en hoogleraren een programma van onderwijs voor te bereiden, dat aile verwachtingen voor de toekomst inhoudt. Er was inmiddels een burgerijcommissie ontstaan onder Ieiding van ir. Huygen en warm gesteund door burgemeester Kolfschoten, die deze hogeschool in het hart, het warme hart van de Eindhovense bevolking, een zo grote plaats wist te geven, dat men de dies natalis en de eerste verjaardag reeds vierde, voordat de eerste student was ingeschreven. Het stichtingsbestuur voor de studenten-voorzieningen onder Ieiding van dr. van Doorne, nooit student maar wei doctor in de technische wetenschap, zorgde er voor, dat de aankomende studenten ook hier hun belangen goed verzorgd zullen zien. Onder Ieiding van ir. Philips, hij was een van de mannen ook van het eerste uur, werd een hogeschoolfonds opgericht, dat voor de goede en belangrijke band tussen de hogeschool en het bedrijfsleven zorg draagt en zorg zal dragen. En vanaf het begin was er een groeiend contact met de Technische Hogeschool van Delft. Een groeiend contact, dat in het bijzonder werd geleid - gelukkig 66k met kritiek, want tegenwind is gezond- door de president-curator, dr. van der Leeuw, die ons aile steun gaf, en van wie wij geloof ik mogen zeggen, dat hij de komst van deze jongste ook uit pedagogische overweging'en voor de oudste Technische Hogeschool, die hem zo bijzonder dierbaar was, begroette, terwijl de rector magnificus, prof. Bottema, zijn senaat zo inlichtte en zo leidde, dat de verhouding tussen deze twee hogescholen van afwachtend 20
gezond en van gezond goed ward. Een verhouding, die culmlneerde in de totstandkomlng van een Raad voor het Technisch Hoger Onderwijs onder voorzitterschap van dr. Neher, onlangs nog geinstalleerd door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Dezen - ik heb er enkele genoemd, er zijn er veal meer - die aan de voorbereiding en de totstandkoming van deze hogeschool hun medewerking hebben gegeven, dezen moge ik hier allen van harte, ook namens U mijnheer de rector magniflcus, welkom heten. De hogeschool kan nu beglnnen. Er staat een paviljoen met collegezalen, laboratoria, kabinetten, werkplaatsen, administratieruimten enz. Er zljn 20 hoogleraren benoemd, er zljn meer dan 200 studenten ingeschreven, het dubbele en meer dan het dubbele van wat bekwame statistic! hadden berekend. De hogeschool zal beglnnen. Gij vooral, hoogleraren • ik hoor weer het "vivant professores" - gij vooral, hoogleraren, en gij vooral, studenten, - "juvenes dum sumus" - gij zult de hogeschool gaan maken. De voorbereidingen waren weldoordacht en grondig en er Is heel veal aandacht aan besteed, maar van U zal het afhangen, hoe daze Technische Hogeschool zal worden. En wij zlen dan ook allen, hler aanwezlg, ·en ik durf te zeggen heel Nederland • met grote belangstelling toe, hoe dat begin zal zljn, hoe deze hogeschool van de grond zal raken, welke elgen koers zlj klezen zal, welke eigen stijl zlj vinden zal, welke elgen richting ze zal geven aan wetenschap en aan onderwijs. En lk meen, dat het begin zo bultengewoon belangrljk Is, omdat het In zljn structuur eigenlijk bepalend is voor een verre toekomst. Want de mens is nu eenmaal wat te vasthoudend om met een speelse wlsselvalligheid richting en structuur op korte termijn te veranderen. En daarom is het begin zo uitermate belangrijk en in Uw handen gelegd. Het Is daarentegen ook boelend, julst dat begin, en een gemakkelijke taak mlsschien. Want in het begin is de liefde en de vurlgheid het grootst, dan ziet men de noodzaak van samenwerking nog het beste In, dan werkt nog niet de verlamming van de eentonigheld van het werk en het Ieven, dan is hopelijk de rivaliteit minder, de rivalitelt van de enkeling ten aanzien van het geheel. En weet dan ook, dat curatoren, die ook hun aandeel zullen hebben in de verdere ontwikkeling van deze hogeschool, met respect voor elkaars zelfstandigheid en met in stand houding van de goede gezagsverhoudingen, verwachten, dat geen dual is me de opgang van deze hogeschool zal remmen. lntegendeel. Oat het overleg bevruchtend zal zijn en dat het vruchtdragend mag worden voor onze hogeschool. Het korte verleden doet daze verwachtlng, naar ik meen, geen lllusie zljn. Deze hogeschool is eigenlljk ontstaan uit een groelende behoefte aan ingenieurs. Nu de techniek zege· vierend over de wereld gaat en nu de mensheid met bewonderlng, maar ook met ver· bijstering en soms ook met angst de ontwikkeling van de techniek gadeslaat, nu de vraag hier en daar rijst, of het Ieven eigenlijk nlet te zeer vertechnlseerd wordt en nu men blj de ontwikkeling van de exacte wetenschappen ook wei eens de huiverige vraag stelt, of het moderne denken daardoor niet te materiallstlsch en te profaan gaat worden, begrijp, dat
21
van onze kant daarop niet het antwoord wordt gegeven: rem de techniek maar af! lntegendeel, wij zijn hier bij elkaar met al onze vreugde over de tweede Technische Hogeschool in Nederland. Maar ik hoop wei, dat In deze hogeschool en aan deze hogeschool met een achtergrond van geesteswetenschappen een wijsgerige bezinning mag komen ten aanzlen van de plaats, die de technlek In onze samenleving moet innemen. Moge het bij deze hogeschool zo gaan, dat bij het steeds dieper vorsen naar de ongekende geheimenissen van de kosmos de eerbied voor de Schepper groter wordt en dat voor hen, die zich met de beoefening van de wetenschap In het bijzonder bezlghouden en die de studenten opleiden, het eenvoudlger mag worden om de weg te vinden tot God. Een zeer belangrijke taakl Kan de belangrijkheid en de grootsheid beter worden aangetoond dan door de aanwezigheld van Uwe Majestelt de Konlngln, oud-alumna van onze oudste vaderlandse universlteit en door de aanwezigheid van Uwe Koninklljke Hoogheid, doctor honoris causa In de technische wetenschap aan onze oudste Technlsche Hogeschool in Nederland. Wij stellen dan ook Uw belder aanwezlgheid op ultzonderlijk hoge prljs. Niet het mlnst, dat Uwe Majestelt deze hogeschool deze middag zult willen open en. Mogen de studenten van vandaag en van later en van de verre toekomst zich herinneren, dat deze hogeschool door de Koningln geopend Is, dat zij zullen gaan door de poort van deze hogeschool, die voor hen ook de poort betekent, die leldt naar de volwassenheid van het Ieven, en moge de rijkdom, die zij zullen vergaren aan deze hogeschool, Uw beider voorbeeld in acht nemende, zo worden gebruikt, dat zij niet aileen is voor eigen nut, maar zeker ook en op de eerste plaats voor het welzijn van aile medemensen.
22
Toespraak van Z.E. mr. J. M. L. Th. Cals, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
Majesteit, Konlnfr.lljke Hoogheid,
Rectores magni{lcl, Feestgenoten,
Van het moment af, dat kort na de bevrijdlng door de regering tot een actief industriali$atiebeleid werd besloten, werd zowel binnen de kringen van het bedrijfsleven als binnen de krlngen van het technisch hoger onderwijs, maar ook van de zijde van de regering de vraag aan de orde gesteld, of voor de toekomst In ons land wei met een inrlchtlng voor technisch hoger onderwljs zou kunnen worden volstaan. Het zij mij vergund op dlt feestelljk ogenbllk, nu een der doelstelllngen van dat beleid, dat bevorderlng van het technisch hoger onderwljs in verband met de industriallsatle prioritelt verleende, nu een van die doelstellingen verwezenlijkt staat te worden, in deze academische zitting een enkel woord te wijden aan de opvattlngen, die aan dit beleld ten grondslag lagen en ook thans nog ten grondslag llggen. Te veer immers -en we hebben het ook de laatste maanden nog gehoord - ontmoet men de veronderstelling, dat de beoefening der zuivere wetenschap bij die der praktische ten achter staat, en dat het streven tot beheersing der natuur en ook het streven daardoor tot beheerslng van aile verschijnlngsvormen In de maatschappij als de belangrijkste drijfkracht voor de wetenschappelijke ontwikkeling moet worden beschouwd. Wellswaar is men ook bij deze opvattlng bereid aan de zulvere wetenschap enige nlet-onbelangrljke vrljheid te Iaten, omdat men immers nooit vooruit kan weten, welke theoretische resultaten op een goede dag toch nog praktische betekenls zullen blijken te bezltten, doch In beginsel wordt zodoende de wetenschap systematisch en doelbewust uitsluitend gericht op de beheersing van de krachten van de natuur en op de bevordering van de stoffelijke welvaart. Oat betekent, dat de mens enkel en aileen gezien wordt als een handelend wezen, wiens behoefte aan concentratle, wiens van een praktisch standpunt gezien ongeinteresseerde drang tot beschouwing der natuur, wlens rusteloos zoeken naar de waarheid als nletessentieel wordt beschouwd. Ten onrechte. Want al kan de wetenschap gelukkig als grondslag dienen voor allerlei technische constructies, toch heeft zij een doe! in zichzelf. De wetenschap blljkt weliswaar en wederom gelukkig steeds meer een middel te zijn tot verbeterlng van de materlele omstandigheden, waaronder wij Ieven, en daaruit aileen al laat zich het actieve regeringsbeleid inzake het technisch hoger onderwijs verklaren, primair blijft zij echter een bron van zulver weten. Geen enkele geleerde wil echter aileen
25
maar weten. Hij vergaart kennls om zijn drang naar waarheid, maar ook om zijn passie voor de uitvlndlng te bevredigen. Niet aileen wil hij ontdekken om te weten, hij wll ook weten om te kunnen ontdekken. Het is, zoals het door een leermeester van professor Holst, die zelf een overwegend aandeel in de totstandkoming van deze hogeschool heeft gehad, voortdurend in zijn colleges werd gezegd: "Mijne Heren, wijdt U aan wat nieuw is. Het nieuwe is het belangrijke voor de toekomst". Of, zoals Uwe Majesteit het bij Uwe erepromotie aan de Colombia University stelde: "De creativlteit van mensen en volkeren is dat, wat de mensheid haar waarde en zin geeft". De wetenschappelijke vorming nu Is juist gerlcht op het wekken der creativlteit van de student. Er is hierbij geen wezenlijk onderscheld tussen het technisch en het ander hoger onderwljs. Aangezien het scheppende werk de gehele mens omvat, zal bij de vorming daartoe de nadruk derhalve niet eenzijdig kunnen liggen op de kennis, op de kunde, op de vaardigheden. Een antithese tussen een technlsche en een algemeen vormende opleiding Is dan ook onjuist. Er bestaat geen waarlijk goede technische opleiding, die niet tevens algemeen vormend is. Goed vakmanschap aileen is, ik behoef het nauwelijks te beklemtonen, niet voldoende voor de vervulling van leidinggevende functles in de maatschappij. Wil het technlsch hoger onderwljs derhalve, zoals aile wetenschappelijk onderricht, opleiden tot scheppend den ken, meer speciflek is het uiteraard erop gerlcht de jongeren de vormlng te geven, die hen in staat stelt nieuw verworven wetenschappelijke kennis op ingenieuse wijze toe te passen bij de produktie van goederen en bij de constructie van werken. De ontwikkeling van wat de vlndlngrijkheid van een enkele onderzoeker heeft doen ontdekken, kan soms vele tientallen ingenieurs voor de verwezenlijking van daze vindingen vergen. De erkennlng, dat de arbeid van de wetenschappelijke onderzoekers In vele gevallen meer door hun dorst naar kennis, dan door het verlangen naar technische veroveringen wordt gestimuleerd, doet derhalve niets af aan het felt, dat de vooruitgang der wetenschap ontegenzeglijk de basis vormt voor de moderne techniek. De vindingen op natuurwetenschappelijk en technisch gebied zullen - de voortekenen wijzen dat duldelijk uit - in de komende jaren een grote omwenteling ook in de industria en in ons hele maatschappelijk bestel tengevolge hebben. Men spreekt niet zonder grond van een tweede industriiHe revolutie, waarvan men verwacht, dat de gevolgen die van de eerste verre zullen overtreflen. Wil deze ontwikkeling in goede banen geleid worden, dan zullen zeer hoge eisen aan ons technisch hoger onderwijs moeten worden gesteld. Van de aanstaande lngenleur wordt verlangd, dat hij zich een grondige kennis, diep inzlcht en een gedegen algemene vorming elgen maakt, en dat alles, mijne heren hoogleraren, in kortere tljd dan daarvoor tot nu toe werd besteed, Oat de nieuwe hogeschool in gunstige posltie verkeert ten aanzien van de implicatles, die dit geeft met betrekking tot de inrlchting van het onderwljs, Is duidelijk. Moge zfj erln slagen op dit gebled pioniersarbeid te verrlchten. In een onlangs verschenen rapport van de O.E.E.C. wordt erop gewezen, dat het vraagstuk van de natuurwetenschappelijke en technische mankracht in een nieuw verband moet worden gezlen van de aanpasslng van 26
de westerse samenleving aan de technische vooruitgang. En In het bijzonder in dat van de aanpassing der traditlonele vormen van onderwijs en opvoedlng aan de nieuwe be· hoeften. Het rapport houdt de waarschuwing in, dat de Westeuropese Ianden, evenals de Verenigde Staten en Canada, achterop zijn geraakt bij het treffen van voorzieningen ter verzekering van de opleiding van voldoende onderzoekers en lngenieurs, en wijst erop, dat het grote probleem voor vele komende jaren zal zijn, hoe wij voldoende academic! en met name technisch gevormde academlci, academlsch gevormde technic!, kunnen OP· leiden. Van Nederland kan gelukklg niet gezegd worden, dat het dit probleem niet vroeg· tljdig heeft onderkend. De aanhoudende zorg van de regering op het gebied van het onder· wljs in het algemeen werd reeds van de bevrijding af voor het technisch hoger onderwijs speciaal een zeer bijzondere zorg. De modernisering en de uitbreiding van de Delftse hogeschool was de eerste stap en is de eerste grote stap, die nog niet geheel gezet Is, voor de zware taak, die het technisch hoger onderwijs wacht. De volgende stap was die tot spreiding van het technisch hoger onderwijs en, de president-curator heeft er reeds op gewezen, verschillende commissies met aan het hoofd de ervaren en wijze Holst hebben deze gedachte uitgewerkt en het was de taak van en het Is ook bereikt door de commlssie s'Jacob, dat deze decentrallsatie van het technlsch hoger onderwljs, wat betreft de stlchting van de hogeschool hier te Eindhoven, gebracht is uit de wereld der denkbeelden in de sfeer der verwerkelijking. Het is de verdlenste van deze commissie en van haar voorzltter in het bijzonder, dat zij de weg heeft aangegeven, hoe het ideaal, jonge mensen te vormen tot werkers in de technische wetenschap, in ruimere mate binnen het bereik der Nederlandse jeugd kan worden gebracht. Hierbij .Is in het bijzonder gedacht aan die jeugd, die niet door de Delftse hogeschool werd bereikt. Uit de lnschrijvingen voor de Technische Hogeschool te Eindhoven blijkt, dat een kwart van de studenten uit Eindhoven en directe omgeving afkomstig is, en dat ruim 75% komt uit de zuldelijke pro· vincies. Ult deze cljfers blijkt de starke regionale aantrekkingskracht van de Elndhovense hogeschool, die ze overigens deelt met aile lnstelllngen van hoger onderwijs in ons land. Ongetwijfeld betekent dit voor Eindhoven, dat een aantal studenten uit de zuidelijke provincies, studenten, die anders voor het technlsch hoger onderwijs zouden zijn verloren gegaan, thans voor het technisch hoger onderwijs zijn aangetrokken. Het succes, dat het begin van spreiding van het technisch hoger onderwijs reeds thans blijkt te hebben, doet de vraag, of het noodzakelijk is over te gaan tot verdere spreiding te klemmender worden. Ge weet, dat de regerlng aile aandacht schenkt aan deze vraag en dat verschillende onderzoekingen op dit punt gaande zljn. lk zal daarover op dit ogenblik echter nlet uitweiden en evenmin is het hier de plaats In te gaan op andere belangrijke problemen op het terrein van het hoger onderwijs in het algemeen en het technisch hoger onderwijs In het bijzonder, problemen, waarvoor met name ook de jonge Eindhovense hogeschool zich geplaatst ziet. Laat ik slechts de hoop en de stellige verwachting uitspreken, dat curatoren en senaat van Eindhoven een belangrijk aandeel in de oplosslng van deze problemen zullen nemen. Gij begrijpt, dat ik daarbij zeer in het bijzonder denk aan een innlge samenwerking In de Raad voor het Technisch Hoger Onderwijs, een samen· werking, die naar mijn vaste overtuiging het onmisbaar compliment vormt van de zelf· standlgheid, die de wet van 7 juni 1956 aan Delft en aan Eindhoven heeft verleend. 27
Tenslotte zij het mil vergund, nu Hare Majesteit de Koningin daze hogeschool blnnen enkele ogenblikken zal openen, de oprechte dank van de regering uit te spreken jegens allen, die met zo grote voortvarendheid, met toewljding en deskundlgheid ertoe hebben bijgedragen, dat deze drempel reeds thans kan worden overschreden. De regering ziet in deze activiteit een reden voor haar vertrouwen, dat daze hogeschool een waardige plaats zal innemen in de rlj der Nederlandse universitelten en hogescholen, en ook, dat haar oprichting van grote betaken is zal zijn voor onze industriiHe en economlsche welvaart. Als minister van onderwijs, voor wle daze dag een bijzondere vreugde betekent, voeg ik hieraan de wens toe, dat deze hogeschool waardevol pionierswerk moge verrichten voor de vernieuwing van ons hoger onderwijs, en dat zij daarbij de ontplooiing van de gehele, van de scheppende mens centraal moge stellen. Dan zal met Gods onmlsbare genade het werk, dat hier verricht gaat worden, inderdaad aan ons volk ten zegen strekken.
28
Toespraak van Hare Majesteit Koningin Juliana
Wie techniek zegt, noemt de praktische levenskansen voor de samenleving, speclaal voor de moderne. Wie technische hogeschool zegt, noemt de vergroting van die kansen voor de toekomst. Oat dit voor Nederland op zeer bijzondere wijze het geval is, blijkt, wanneer men, ons bevolkingscijfer indachtig, een begrijpende bilk werpt op onze kaart. Het is dan ook heden als met een zucht van verlichting en het is met een gevoel van dankbaarheld terwille van de tegenwoordige en toekomstige geslachten, dat wij de opening vieren van Nederlands tweede Technische Hogeschool. Het bestaan van de grootse concepties op allerlei gebied, die in ons land in uitvoering werden, worden en zullen worden genomen, vraagt op elk dezer gebieden de kundige vernufteling, het oude woord voor ingenieur. Het vraagt om zijn verstand, zijn kennis en zijn kunnen. Het vraagt dus ook de gelegenheld, waar hij zijn gaven kan ontplooien en zich kundigheid verwerven, de hogescholen. De eenmaal afgestudeerde kan vervolgens als ingenieur door het hanteren van zijn wetenschap en van zijn werktuigen zeit instrumentair worden, teneinde in zijn land grote dingen te verrichten, en daarbuiten, in nabije of verre delen der aarde, zUn diensten te verlenen, omdat zijn werk deugt en omdat men voor grootse concepties op zijn ideeen kan bouwen. Afstanden worden kleiner, wanneer hij te werk gaat. De techniek is een Godsgave; in eerbied en dankbaarheid zullen we deze gave steeds hebben te aanvaarden. We zullen haar niet moeten overschatten In hoogmoedige overmoed en nog minder haar misbruiken op enigerlei terrain, waar geen positief doel mee gediend Is. We zullen haar evenmln moeten onderschatten, want zij is de uitkomst voor het heden meer nog dan voor het verleden en voor de toekomst meer nog dan voor het heden. De techniek is de moderne molensteen voor ons dagelijks brood. De jeugd begrijpt deze eis van onze tijd met natuurlijk beg rip. Ze zal in zwermen ook deze Technische Hogeschool binnengaan en er uitzwermen naar ontelbare levensgebieden in ons land en naar velerlei gebied daarbuiten, om naar haar vermogen aan behoud, herstel, opbouw en nieuwe uitvindingen mee te werken, onbekende horizonten tegemoet. Het is met trots en met vreugde, dat ik hierbij de Technische Hogeschool te Eindhoven geopend verklaar. 31
Toespraak van prof. dr. 0. Bottema, rector magnificus van de Technische Hogeschool te Delft
Majesteit, Koninklijke Hoogheid, Excellen ties, Mijnheer de president-curator, Mijnheer de rector magni{icus, Dames en heren,
Welke ook de verhoudlng Is, waarln Ieder van U staat ten opzichte van de heden door Uwe Majesteit geopende hogeschool, een eender gevoel zal in dit uur ons allen gemeen zijn. Wij beleven een ogenblik, waarin na wakkere voorbereidlng een doel is bereikt, dat zelf nog niet meer dan een eenvoudig begin is. Er ontstaat dan een stemming van merkwaardige en zeer bijzondere vreugde, die gebundeld is uit dankbaarheid en belofte, uit voldoening en verwachtlng. We kennen allen in ons Ieven deze stemming. We kennen haar in het grote en we kennen haar In het kleine en we bewaken haar herlnnering. Een regering wordt aanvaard, een kind gaat voor het eerst naar school, een huls wordt betrokken, een reis begint. Deze gevoelens van zeer bljzondere vreugde zullen op deze dag het dlepst worden ervaren door hen, die, op welke post ook geplaatst, door hun werk en door de drift van hun geest de nieuwe Technische Hogeschool zullen dragen. En toen deze wisten, dat de plechtlgheld van deze opening zou geschieden In het Iicht van de hoogste eer, toen hebben zij vrienden en verwanten gevraagd om hun genoot te willen zijn bij dit ogenblik, en nu de regie van dit samenzijn kan goedvinden, dat namens deze vrienden en verwanten enkele woorden worden gesproken, voegt allereerst de dank, misschien mag ik zeggen namens aile genodigden, dat wij hier mogen zijn, dat wlj met U mogen mede· Ieven vandaag en in Uw vreugde delen en dat wij het geschenk mogen aanvaarden van altijd te kunnen zeggen, dat wij erbij geweest zijn toen de Technische Hogeschool In Eindhoven in waarheid begon. lmmers, wij wisten wei, dat er wetten waren en beschikkingen en statuten en zelfs stichtingsdagen en benoemingen en inschrijvingen, maar wij wachtten op een teken, wij wachtten op een daad: het Koninklijke woord heeft deze hogeschool ontsloten, de rels kan beginnen. lk mag tot U spreken namens vrlenden en verwanten. Met instemmlng van Leiden's rector, de huidige voorzltter van het rectorencollege, spreek ik tot U voor de tien Nederlandse universiteiten en hogescholen. Wij zijn zeer verschillend, wij zijn verschillend in leeftijd, in historie, in geestelijk fundament ook, maar ons verenlgt het academische beginsel, dat lk misschien in het kort mag omschrijven als het in vrijheid zoeken naar inzicht, en er is ons een tweede opdracht gegeven om aan de jeugd dat, wat wij hebben menen te bereiken, over te dragen en hen te ieiden door ons voorbeeld. Namens de tlen Nederlandse hogescholen wens ik U, Technische Hogeschool te Eindhoven, van harte welkom; lk spreek de
35
bede uit, dat U zich bij ons aanslult, dat U meehelpt aan de verantwoordelljk taak om het Nederlandse volk te leiden, zoals dat ons is voorgeschreven. lk hoop ook, dat gij mee wilt werken aan de bestuderlng van algemene vragen van unlversitaire aard, die ons zo bezig houden en dat U daarnaast toch ook een elgen klank zult will en lenen aan het concert der Nederlandse universitelten. Bij het totstandkomen van deze hogeschool zou ik graag zeer in het kort drie aspecten daarvan naar voren will en brengen. De eerste opmerking: deze hogeschool is gesticht uit onderwijskundige motieven. Studentenaantallen en maatschappelijke behoeften hebben een rol gespeeld in de motivering van haar stichting en ook in de beperking van haar omvang. Onderwijskundige motieven, maar toen men, verder denkende, tot de conclusle kwam, dater homogeniteit zou moeten blijven bestaan in het niveau van het hoger onderwijs, toen was de noodzakelijke consequentle, dat dlt instituut van onderwijskundige aard, dit instituut tot opleiding van ingenieurs, tevens zou moeten zijn een instituut van wetenschappelijke aard en dat het gelijkwaardig zou moeten zijn aan de bestaande universiteiten en hogescholen, waarvoor ik spreek. Deze formele gelljkberechtigheid is een van de aspecten van dit uur. De nleuwe hogeschool geve zich lnmiddels rekenschap ervan, dat er toch blj onze tlen gelijkberechtigde universiteiten en hogescholen een zekere hl~rarchie van eerbledwaardigheid bestaat. Een tweede aspect van vandaag, waarop door vorlge sprakers reeds gedoeld Is: deze hogeschool bevordert de spreidlng van het hoger onderwljs. In een naburlg land is onlangs opgemerkt, dat de invloed van regionale aspiraties op het stichten van unlversiteiten een onjulste motiverlng is. En deze week is er, meen ik, aan een van onze universiteiten een herhaling van deze uitspraak gedaan. lk moet U zeggen, ik vind het tegendeel toch zo menselijk, en dat tegendeel kan toch altijd door statlstieken worden gesterkt. Wanneer het vaststaat, dat het aantal unlversitelten In den Iande moet worden uitgebreid, dan lijkt het toch wei verstandig een meer gelijkmatige verdeling tot stand te brengen en de keuze te onderwerpen aan een centrifugate kracht, In welke rlchting deze dan ook zou zijn geplaatst. De tlen hogescholen hebben over de zeer subtiele vragen, die daarbij rijzen, uit de aard van de zaak geen menlng. Wei gaat het tot hen doordrlngen, dat het een eer schijnt te zijn voor een gemeente om een hogeschool te bezitten. Derde opmerklng: deze hogeschool kwam tot stand in een tijdvak van voornemens tot wijziging van de hoger onderwijswet en dit heeft het merkwaardige gevolg gehad, dat U, jonge Technische Hogeschool, reeds bij Uw geboorte mondig bent verklaard. Men heeft U van het begin af aan rechtspersoonlijkheid gegeven en men heeft U een bestuursvorm toegedacht, die verschllt van die van de rljksuniversiteiten. Oat is een vertrouwen, dat In U wordt gesteld, datU ook nieuwe mogelijkheden geeft, maar dat ook Uw verantwoordelijkheid verzwaart: lmmers Uw toekomstlge ontwikkeling zal een lering zijn, in welke zin dan ook, voor de andere unlversiteiten en hogescholen. lk zou gaarne namens het tiental lnstellingen, waarvoor ik spreken mag, de nieuwe l}ogeschool voorspoedigheid wlllen wensen en goede moed.
36
Maar ik mag in een tweede hoedanigheid tot U spreken en deze rechtvaardigt het kleed dat ik draag. Namens het curatorium en de senaat, namens de gehele Technische Hogeschool te Delft, richt ik het woord tot de Technische Hogeschool te Eindhoven, met wie wij ons vermaagschapt weten, met wie wij Ieven onder een zelfde uitzonderlijke wet en met wie wij samenwerken tot een zelfde doel. Hoe onze verhouding is, wordt het best gesymboliseerd door het protocol blj deze opening, waarbij door Eindhoven aan Delft een bijzonder eervolle plaats werd toebedeeld en waarin naar waarheid de Technische Hogeschool van Delft broederlijk samenging met de Technische Hogeschool van Eindhoven. Deze goede verstandhouding veroorlooft ook wei, hoop ik, dat ik tot U spreek in Iichte toonzetting, mijnheer de rector. Sta mij daarom toe U te zeggen, dat toen ik Uw academische stoet van getabberde senatoren zag binnenkomen, de rector torsende de zilveren keten van zijn waardigheid en de cortege voorafgegaan door hem, die men in vroeger eeuwen een ,roemdrager" noemde, sta mlj toe te zeggen, dat ik toen toch de indruk kreeg, dat althans aan Uw academische uitzet niets meer ontbreekt. Van broederschap gesproken, komt Iicht de vergelijking met een gezin naar voren. De situatie is blijkbaar z6, dat Delft- wat men dan zo noemt- lang aileen is gebleven, en gij kent het v66r en tegen van enige zoon te zijn. Aile aandacht is op hem gericht, het gevaar van enige zelfgenoegzaamheid is niet ontbrekend, soms wordt hij ook wei wat lang te klein gehouden. Voor Eindhoven geldt dan de psychologie van de nakomer, die vaak zonder inspanning verkrijgt, wat de oudere moeizaam verwierf. Mijnheer de rector magnificus, ik maak mij geen zorgen over onze vreedzame coexistentle. Voor wat de zielkundigen het Ezau-Jacob-conflict noemen worden wij tegenwoordig door dezelfde psychologen tijdig gewaarschuwd en naar het eerstgeboorterecht zult U wei niet dingen. Gij, Technische Hogeschool, die aan meet staat, gij mist onze ervaring, maar glj behoeft ook geen dialoog met het bestaande te houden om lets te ondernemen. lk zou U een raad willen geven: volg ons niet na. Wees dartel als de jeugd, desnoods met wisselslag, wees gerust een spring-in-de-velden der techniek en laat Uw jonkheid, laat de jonkheid van Eindhoven, Delft beschermen tegen haar eigen ouderdom. En zijn wij soms eens tegengesteld geladen - ik gebruik een beeld, mijnheer de rector, dat bij U zal aanslaan - zijn wij soms eens tegengesteld geladen, laat ons dan een dipool vormen door dicht bij el kaar te gaan staan. De voornaamste raad, die ik U zou willen geven, is deze: streef er naar de regel te volgen, dat opus 2 beter zij dan het eerste werk.
37
Mijnheer de president-curator. Het woord "Brabantia nostra" heeft voor U een zekere betekenis. Geef toe, dat het meer diepgang krijgt, als het wordt uitgesproken door iemand benoorden de rivieren. Wij wensen U geluk, dat deze hogeschool geplaatst is in uw gewest, in Uw, in ons Brabant. Rector magnificus en leden van de senaat, waarde ambtgenoten, gij zijt verbonden aan een hogeschool, die het geluk heeft nog geen geschiedenis te kennen. Geen wet van remmende voorsprong stremt Uw vaart. Uw taak is zo moeilijk als benijdenswaardig. Uw goede gezindheid hebben wij reeds ervaren. Sommigen Uwer gingen van Delft naar Eindhoven. Men wete, dat dit geen kolonisatie van het Noorden uit betekent. Wij missen U moeilijk, maar vellen geen vonnis voor kwaadwillige verlating. lmmers, gij verliet de benauwde veste voor de open stad en gij hebt gekozen voor de polder de vallei. Blijf ons Uw genegen vriendschap schenken. In het bijzonder geldt dit voor U, waarde Rector, die dertig jaar lang een der onzen waart en U thans zult beschouwen als der tweede Technische Hogeschool eerste dienaar. Wij begroeten allen, die het curatorium en de senaat bijstaan in hun werk en van wie vel en ons niet vreemd zijn. Voor U, mijnheer de Burgemeester, voor U mijne heren bestuurderen van deze stad, heb ik geen hog ere wens, dan dat Uw verhouding tot Uw Technische Hogeschool die van Delft tot Delft evenare. Studenten van deze hogeschool. Wij allen zijn hier in wezen voor U bijeen. Schenk de hogeschool Uw toewijding met de vreugde van Uw geest, die immers een maat is voor zijn kracht. Temidden van aile boeiende omstandigheden, die het vergezellen, blijft een feit voornaam, dat deze dag rijk maakt en vol uitzicht. Niet Eindhoven aileen, het Nederlandse volk kreeg een nieuwe hogeschool. Laten wij haar omringen met de oude roep: "Vivat academia".
38
Toespraak van prof. dr. H. B. Dorgelo, rector magnlficus van de Technische Hogeschool te Eindhoven.
Majesteit, Konink/ijke Hoogheid, Excel/enties, Hooggeachte toehoorders en toehoorderessen,
Het stichten van de Technische Hogeschool te Eindhoven vindt zijn grond en doel in de door Uwe Majesteit en door de Staten-Generaal gewenste versterking van het Nederlandse welvaren en in de verantwoordelijkheid van de huidlge generatie ten opzichte van de komende. Het is voor de senaat en voor allen, die in deze medeverantwoordelijkheid dragen, een groot voorrecht hun krachten, onder de bezielende stuwkracht van het college van curatoren en in nauwe samenwerking met de secretaris van onze hogeschool, voor de opbouw van dlt nieuwe instltuut voor technisch hoger onderwijs te mogen lnzetten. Voorop stellende, dat het welvaren van een land in diepste wezen niet bepaald wordt door materUMe voorspoed, is het goed, zich terdege te realiseren, dat de snelle toename van de bevolking in ons land (in 1956 met 130.000 zielen) een grote technische krachtsinspanning zal vragen, om niet aileen de reeds aanwezige bevolklng te kunnen kleden, voeden en huisvesten, maar 66k, om ]aarlijks voor rulm honderdduizend mensen nieuwe werkgelegenheid en levensmogelijkheden te verschaffen. Zeer veel zuiver en toegepast wetenschappelijk pionierswerk en veel lngenieursarbeid zal verricht moeten worden, om jaarll]ks in ons land z6veel nleuwe lndustrieen te doen opbloelen, dat tlendulzenden daarin nleuwe werkgelegenheid kunnen vinden. Nu beschlkt ons land gelukkigerwijze over belangrijke bronnen, van waaruit nieuwe technische ontwlkkelingen tot ontplooling gebracht kunnen worden. lk denk thans in het bijzonder aan de laboratorla van onze universltelten, van onze hogescholen, van onze grote industrleen, aan de vele lnstituten van de Nederlandse Organlsatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek, aan het werk van de Nederlandse Organlsatle voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek, aan dat van de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek van de Materie en van het Reactorcentrum Nederland. Rees enerzljds het probleem, hoe de technisch-wetenschappelijke staven van al de genoemde centra van onderzoek in voldoende mate te kunnen bemannen, anderzijds worden wij thans, tengevolge van de toegenomen onderzoekingsactivlteiten in de genoemde laboratorla, bovendien geconfronteerd met een nieuw probleem.
41
Ult het zuiver wetenschappelijk basiswerk van een man of van een kleine groep van onderzoekers komen soms technische mogelijkheden voort, voor welker verdere ontwikkeling, uitwerking en uitvoering een uitgebreide staf van technisch-wetenschappelijk gevormde ingenieurs nodig is. Laat mij een paar recente voorbeelden ter illustratie mogen noemen. Op 2 december 1942 (nog geen 15 jaar gel eden) werd, na Hahn's fundamentele ontdekking van de splitsing der atoomkernen, door Fermi de eerste atoomkernreactor tot werking gebracht. Het aantal thans reeds in de wereld in de atoomenergetische industria Ieiding gevende ingenieurs en academici wordt, volgens mij door het Reactorcentrum Nederland verschafte gegevens, op ca. 15.000 geschat, terwijl op het ogenblik in de Verenigde Staten op het gebied van de atoomenergie en -research reeds 115.000 personen werkzaam zijn, waarvan 6.000 voor de Atomic Energy Commission. Als tweede voorbeeld noem ik de uitvinding, de ontwikkeling en het gebruik van de transistoren, welke in verschillende gevallen de radiobuizen kunnen vervangen en door hun kleine afmetingen grote voordelen bieden. De wetenschappelijke onderzoekers Shockley, Bardeen en Brattain van het Bell-laboratorium in Amerika legden in hun experimenteerkamers de grondslag voor het werk van honderden ingenieurs over de gehele wereld. Als derde voorbeeld denk ik aan het grote aantal academici en ingenieurs, dat tot eigen scheppend werk is gekomen als gevolg van de inspiratie van onze nationale pionier voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek, prof. Holst. Zijn portret is hedenochtend door Zijne Excellentie, de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, aan de Technische Hogeschool te Eindhoven aangeboden en wij zijn daarvoor erkentelijk, daar dit portret voor ons en voor hen, aan wie wij aan deze hogeschool de fakkel der technische wetenschap willen overdragen, niet aileen de herinnering zal wakker houden aan de persoon Holst en aan wat hij voor de totstandkoming van deze hogeschool heeft gedaan, maar ook aan het vele originele werk van anderen, dat mogelijk is geworden, doordat Holst daarvoor de voedingsbodem en de goede sfeer voor het werken in groepsverband heeft geschapen. Nu moet overigens worden geconstateerd, dat de opbloei van bestaande en het ontstaan van nieuwe industrieen, vooral in de werktuigbouwkundige sector, niet altijd voortkomt uit uitgebreid voorafgaand laboratoriumwerk, doch vanuit de vindingrijkheid van een met bijzondere gaven begiftigde constructeur of van een met ondernemingsgeest bezielde organisator. Van welke zijde de stuwingen voor nieuwe ontwikkelingen in onze industria ook zullen komen, zeker is, dat in de toekomst een groot Ieger van technisch-wetenschappelijk geschoolde ingenieurs gerecruteerd zal moeten worden. Gewaakt moet worden, dat de vruchten van het pionierswerk, verricht door begaafde onderzoekers of constructeurs, 42
door gebrek aan ingenieurs niet tot volle rijpheid zouden kunnen komen of niet geplukt zouden kunnen worden. Door het vestigen van een nieuwe Technische Hogeschool te Eindhoven zal naar de mening van de commissies van voorbereiding van deze hogeschoo I de stroom van voor onze nationale industria benodigde ingenieurs worden versterkt. Oat de aanwas van deze stroom voor een belangrijk gedeelte door de zuidelljke provlncies zal worden geleverd is te verwachten. Dit impliceert tevens de bijzondere betekenis van deze hogeschool voor dit dee! van ons land. Doch haar betekenis zal door haar werk en dat van haar leerlingen niet binnen regionale of landelijke grenzen beperkt behoeven te blijven. Majesteit, Zijne Konlnklljke Hoogheid, Uw Vader, heeft eens bij een bezoek aan Delft gezegd: "De goede naam van de Delftse ingenieur is bekend over de gehele aarde". Dit testimonium betekende een welverdiend eresaluut aan de Delftse Technlsche Hogeschool. Van harte hoop lk, dat ook de toekomstige leerllngen van de Elndhovense hogeschool hun bljdrage zullen gaan geven in datgene, wat een klein land groot kan doen zijn, in het uitdragen van positleve waarden naar omringende en naar verder van ons afliggende Ianden, waarbij ik ook denk aan die gebleden en Ianden, waarin hulp vanuit de lngenieurswereld zo dringend nodig is. Hier llggen de mogelijkheden te over om de techniek te gebrulken In de strijd nlet tegen elkaar maar v66r elkaar. Als een starke stuwkracht voor samenwerklng in klelne krlng heb ik leren kennen het motief: "to make the other fellow great". In niet mlndere mate geldt voor internationale samenwerking, dat een onzelfzuchtlge bijdrage "to make the other nation great" een sterk cement is voor samenbinding van volken. Het "milieu", waarin de Technische Hogeschool te Eindhoven kan opbloeien, is in velerlei opzicht gunstig te noemen. Eindhoven heeft technisch-wetenschappelijk, geestelijk en cultureel een belangrijk potentieel vermogen, het heeft een daad- en wllskrachtig stadsbestuur, een bloeiend Academisch Genootschap, het heeft levenskrachtige industrle~n, wereldbekende laboratorla, van wier actlvitelten een bezielende en stimulerende invloed uitgaat. De senaat verheugt er zich op, dat hij met de genoemde lnstanties goede betrekklngen mag onderhouden. Dejonge technische hogeschool zal temidden van dat alles echter met wijze zelfbeperking een eigen koers moeten varen, een elgen sfeer moeten scheppen. Daarvoor zal z!j allereerst na en zelfs ook temidden van de onstuimlge opbouwperiode de rust en bezinning moeten kunnen vlnden, welke een essentl~ie voorwaarde is voor het geven van hoger onderwijs en het verrichten van wetenschappelijke arbeid. De rustige, rustieke ligging van het technische-hogeschool-paviljoen op het door de gemeente Eindhoven zo royaal voor de Technische Hogeschool ter beschlkklng gestelde terrain 1:al hiervoor bevorderlijk zljn. 43
Bij de verdere uitbouw van de techniek is de wisseiwerklng tussen zuiver wetenschappelijke speurders en technisch-wetenschappelijke gebruikers van groot beiang; meer en meer wordt echter ook de noodzaak gevoeld van het besteden van de nodige aandacht bij onderwijs en onderzoek aan het probfeem van de verhouding tot en de wissefwerking van de mens met de fysischewereld, met instrumenten en met de produkten dertechniek, waarvan hij gebruikt maakt. Dit probleem heeft een zuiver wetenschappeiijk en een geestelijk aspect. Bij het onderwijs en in het op het terrain van de Technische Hogeschool te Eindhoven te bouwen fnstltuut voor Perceptieonderzoek zaf de nodige aandacht, zowef aan de geesteiijke als aan de wetenschappelijke facetten van dit probleem gewijd worden. Waarde Collega Bottema, Voor de door U namens de Nederlandse Universiteiten en Hogescholen uitgesproken gelukwensen zeggen wij U harteliJk dank. Uw woorden kregen, doordat gij de rector magniflcus van de Delftse Technlsche Hogeschool zijt, een bijzonder accent. In het fraaie en zlnvolle geschenk van de Delftse senaat, in de hedenochtend door U aangeboden ambtsketen voor de Eindhovense rector magniflcus wlllen wij het taken zien van de band, welke heden en toekomst van de Delftse en Eindhovense hogescholen verbindt in hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het technisch hoger onderwijs in Nederland. Mejuffrouw en Mijne Haren Studentim, Voor een belangrijk deel ontleent een instituut voor hoger onderwijs zin en betekenis aan hen, die er onderwijs zullen ontvangen. Namens de senaat van de technische hogeschool te Eindhoven heet ik U van harte welkom in onze hogeschoolgemeenschap. De beoefening van de techniek op wetenschappelijke basis is een in menig opzicht fascinerende bezigheid, doch vraagt individueel en in groepsverband een grote mate van inspanning en training. DaarbiJ komt nog, dat de internationale samenwerking op technlsch, op wetenschappelijk-technisch en technisch-econom!sch terrain zienderogen toeneemt. ldeologisch gezien is hetvan het uiterste belang, dat gij, studenten, die en in Uw studentenen later in Uw ingenieurspraktijk deel gaat nemen aan het internationale technischwetenschappelijke verkeer, ook de geestelijke wapenrusting weet te verwerven, die U de rechte weg leert gaan temidden van de strijd, welke In de wereld woedt, om Uw harten en zlnnen te winnen. 44
Majesteit, denkende over de toekomst van onze studenten, gingen mijn gedachten terug naar de 20e juni 1936, toen door U, als K. H. Prinses Juliana, in het koor van de Nieuwe Kerk te Delft het door U aangeboden gebrandschilderde raam, uitbeeldende de gelijkenis van de talenten, werd onthuld. Het is Uw persoonlijke wens geweest, dat in dat talentenraam tot uitdrukking zou worden gebracht, dat de mens, om aan zijn roeping te voldoen, de talenten hem door God gegeven tot het uiterste moet gebruiken. Uwe Koninklijke zorg voor en medeleven met de jeugd van Nederland en van andere Ianden is voor ons ten voorbeeld. De senaatsleden en allen, die met ons zullen samenwerken, dankbaar voor het medeleven van U en het Koninklijk Huis op deze dag, beloven U plechtig, dat zij zich in de geest van wat Gij in het talentenraam tot uitdrukking hebt willen brengen, naar vermogen zullen inzetten om deze hogeschool aan haar bestemming te doen beantwoorden.
45
De lotgevallen van de Technische Hogeschool Eindhoven gedurende het eerste cursusjaar van haar bestaan
Rede, uitgesproken op 19 september 1958 door de rector magniflcus van de Technische Hogeschool Eindhoven, prof. dr. H. B. Dorgelo
Edelgrootachtbare heren curatoren, Mijne heren, /eden van de senaat, Hooggeleerde vertegenwoordiger van de Del{tse academische senaat, prof. dr. ir. R. M. M. Oberman, Dames en heren studenten, Mijnheer de architect en medebouwers aan deze hogeschool, Dames en heren, die U met de Eindhovense Hogeschoolgemeenschap verbonden toont, Hooggeachte genodigden, Zeer gewaardeerde toehoorderessen en toehoorders,
Nog klinken in ons na de Koninklijke woorden, door Hare Majesteit, de Konlngin, gesproken tijdens de plechtige academische zittlng op 19 september 1957, de glorieu:ze dag, welke het hoogtepunt vormde van het eerste cursusjaar van de Technlsche Hogeschool te Eindhoven. Het :zal U niet verwonderen, dat onze gedachten allereerst ultgaan naar die dag, welke In de annalen dezer hogeschool gemerkt zal blljven als de dag, waarop de feestelijke klanken der Akademische Festouverture en der lnno della tecnlca het historisch moment der officiiile opening begeleidden. Nu het mijn, mij door de wet voorgeschreven, taak is, U de lotgevallen der Technische Hogeschool in het eerste cursusjaar te beschrijven, wit ik In gedachten enkele ogenblikken met U verwijlen bij verschillende markante punten in de nog jonge geschledenls van deze hogeschool. Het Is goed zich zo nu en dan op de afgelegde weg te bezlnnen. In de dagelljkse dynamiek der opbouwactivlteit met haar noodzakelijke, veelvuldige bespreklngen en "vergaderingen is er nauwelijks tljd, om terug te zien op hetgeen achter ons ligt. Onophoudelijk vragen maatregelen, die v66r ons llggen, en die nodig zljn om de goede aanslultfng aan het aangevangen onderwijs tijdlg te bewerkstelllgen, de volle aandacht. Een terugblik in vogelvlucht op het voorafgaande jaar is ook goed, om van momentele problemen afstand te nemen, het geheel weer beter te leren overzien en te toetsen op een evenwichtige behartiging der onderdelen. Terugblikkend op het afgelopen jaar kan men constateren, dat in de eerste plaats de werkzaamheden sterk gestaan hebben in het teken van de maatregelen, welke tengevolge van het onverwacht grote aantal ingeschreven studenten getroffen moesten worden, opdat ook In het komende tweede cursusjaar het onderwijs voortgang zal kunnen hebben. Hlervoor was o.m. nodlg het blj de aanvang van de cursus 1957-1958 In gebruik genomen paviljoen met ca. 2800 m• te vergroten. In snel tempo moesten hiervoor het programma van alsen, de bouwkundige vormgevlng en de bouw worden gereallseerd. Dank zlj de intense samenwerking en onvermoelde inzet der betrokken hogeschoolinstanties, van het bouwbureau, van architect, van aannemer en werklieden Is het mogelijk gebleken deze onverwacht noodzakelijk geworden uitbreiding van het paviljoen heden In gebruik te nemen.
49
Na afloop van de receptie, volgende op deze zittlng, zal er gelegenheid zljn de gereed gekomen uitbreiding van het paviljoen te bezlchtlgen. In de tweede plaats heeft het accent in de afgelopen curs us sterk gelegen op de noodzaak het aanvankelijk opgezette bouwplan voor een hogeschool voor 1000 studenten om te werken tot een plan voor 1800 studenten. Het aantal ingeschrevenen voor de cursus 19571958 en de daarop gebaseerde prognose van het aantal der in de komende jaren te verwachten studenten deden voorzien, dat een hogeschool te Eindhoven, ontworpen en gebouwd voor 1000 studenten, reeds blj haar gereedkomen te klein zou zljn. Het werd daarom raadzaam - en noodzakelijk- geacht een nieuw programma van eisen op te stellen voor een gebouwencomplex voor het geven van onderwijs aan 1800 studenten. De aanvankelijk gestelde grondgedachte, de eenheid en de samenhang van het onderwijs en onderzoek binnen de technische hogeschool zoveel mogelljk te bevorderen en In de bouw tot uitdrukking te brengen, bleef ook bij dit nieuwe plan gehandhaafd. In een bespreking over de bouwplannen viel eens een grappige verspreking, toen iemand in plaats van over het duizend-studentenplan over het duizend-jarenplan sprak. Daar zit lets in om over nate denken: het werk van de eerstvolgende jaren te projecteren tegen de achtergrond van de verre toekomst. De omschakeling van het 1000- naar het 1800-studentenplan vroeg ook om een nieuw urgentieschema voor het tijdig beschikbaar komen der verschillende gebouwen, behorende tot het totale te bouwen complex van hal len en laboratoria. Hierbij werd als eerste urgentie na het gereedkomen en ingebruiknemen van het pavlljoen en van de uitbreiding daarvan gesteld: het gebruiksklaar komen v66r september 1959 van de hal voor de afdeling der werktuigbouwkunde, van de hallen voor de chemische en fysische technologie, van de hal voor de afdeling der elektrotechniek en van het centrale ketelhuis. Als tweede, doch niet mlnder dringende urgentie werd gesteld: het gereedkomen v66r september 1961 van het hoofdgebouw voor de afdeling der algemene wetenschappen, voor een deel van de afdeling der werktuigbouwkunde, voor de tljdelijke huisvesting van een deel van de afdellng der elektrotechniek en van de In dlt gebouw opgenomen bibliotheek. Het ruimtegebrek, dat zonder meer in de periode, llggende tussen het gereedkomen van de hallen en het gereedkomen van het hoofdgebouw zal optreden, kan gelukkig worden opgevangen door een tijdelijke terbeschikkingstelling van het huidlge Gymnasium Augustlnlanum a an de technlsche hogeschool. Het gereedkomen der opgesomde gebouwen blnnen het zoeven genoemde tijdschema is nlet slechts een essentieel Intern belang ter verzekerlng van een goede successieve aansluiting van het onderwijs in de achtereenvolgende semesters, maar ook voor een goede aansluiting aan de nationale en lnternationale ontwikkeling van het technisch hoger onderwljs. Het nleuwe programma van eisen, steunend op een ontwlkkellngsplan voor een hoge50
school voor 1800 studenten, en het daarop gebaseerde ontwerp van de architect, ir. S. J. van Embden, warden op 16 juni aangeboden en toegelicht tijdens een bezoek van de minister-president, dr. W. Drees, van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, mr. J. M. L. Th. Cals, en van de Excellenties mej. dr. M. A. M. Klompe, H. J, Hofstra, mr. A. A. M. Struycken, J. Suurhoff, ir. A. Vondeling en ir. H. B. J. Witte. De hogeschool is uitermate erkentelijk voor de intense belangstelling, door de Ministerraad getoond voor de in gang zljnde opbouw van de bij de wet van 7 juni 1956 gestichte Technische Hogeschool te Eindhoven en voor de waardering, uitgesproken bij monde van de minister-president, voor de bij dit werk gemaakte vorderingen. Het op de dies natalis der hogeschool, 23 juni 1956, ingestelde en door de minister beedigde college van curatoren, op 13 mel 1957 versterkt door de benoeming van ir. S. A. Posthumus, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, onderging in het cursusjaar 1957-1958 een wijziging door het aftreden op 29 januari 1958 van de curator mr. H. A. M. T. Kolfschoten, oud-burgemeester van de gemeente Eindhoven, thans burgemeester van 's-Gravenhage. Wij weten, dat het burgemeester Kolfschoten moeilijk gevallen is terug te treden uit het college van curatoren van de hogeschool, aan walker totstandkoming hij met zulk een groot enthousiasme heeft meegewerkt, en welke hogeschool zijn voile belangstelling en liefde had, en waaraan hij zich zo sterk verbonden gevoelde. Zijn werk voor de hogeschool, verricht in de commlssie s'Jacob, als curator, als burgemeester, als initiatiefnemer voor de installing van de burgerijcommissie - waaruit de Stichting Studentenvoorzieningen Eindhoven is voortgekomen - als lid van de commissie van der Pot tot regaling van de rechtspositie der aan de technische hogescholen verbonden hoogleraren, lectoren en wetenschappelijke ambtenaren -en dat alles in de belangrijke eerste opbouwperiode van de hogeschool - dat werk is en wordt door de gehele hogeschoolgemeenschap ten hoogste gewaardeerd en het is mij een behoefte hem ook thans namens die gemeenschap hartelijk te danken voor al hetgeen hij voor de Technische Hogeschool te Eindhoven verricht heeft. De hogeschool begroet van harte ook vanaf deze plaats als haar nleuwe curator de huidige burgemeester van Eindhoven, die bij al het nieuwe, dat zijn aandacht vraagt, vanaf zljn komst in daze stad met woorden en daden blijk gaf van zijn warme belangstelling voor de hogeschool. Wij zljn overtuigd, dat daze ook in de toekomst op zljn volle steun mag rekenen. De secretaris van de Technische Hogeschool Eindhoven, drs. A. H. M. Wijffels, verkreeg bij de opening van deze hogeschool wegens zijn grote verdiensten voor haar voorbereiding en haar opbouw het officierschap In de Orde van Oranje-Nassau. De Senaat van de Technlsche Hogeschool te Eindhoven werd in de loop van de cursus 1957-1958 versterkt door de volgende benoemingen: a. in de afdeling der algemene wetenschappen van de gewone hoogleraren: 51
prof. dr. W. Peremans, om onderwijs te geven in de wiskunde, prof. dr. M. J. Steenland en prof. dr. D. A. de Vries voor de algemene natuurkunde, prof. ir. J. G. Slotboom voor de stromingsleer en prof. dr. d. B. Alblas voor de mechanlca; van de buitengewone hoogleraren: prof. dr. ir. F. Ph. A. Tellegen voor de wijsbegeerte, prof. dr. C. J. Bouwkamp voor toegepaste wiskunde en prof. dr. d. F. Schouten voor de perceptie- en informatieleer. b. In de afdeling der werktuigbouwkunde van de gewone hoogleraren: prof. ir. C. de Beer, om onderwijs te geven In de werktuigbouwkunde en de mechanische technologie, prof. d. B. Anlnga voor de werktuigkundige bedrljfsmechanisatie, prof. ir. A. Horowitz voor de leer der mechanismen en prof. ir. W. L. Esmeljer voor de technische mechanics. Het gewoon hoogleraarschap van prof. ir. L. J. P. Smulders werd om gezondheidsredenen bij K.B. van 20 juli 1957 in een buitengewoon hoogleraarschap omgezet. c. in de afdeling der scheikundlge technologie van de gewoon hoogleraar: prof. dr. ir. A. I. M. Keulemans voor de fysische analysemethoden en de bultengewoon hoogleraar: prof. dr. lr. d. N. J. Perquin voor de scheikundlge technologle. Geeft het voorafgaande reeds een beeld van de grote verscheidenheid der te doceren leervakken, de in de loop van de cursus 1957-1958 uitgesproken inaugurele redevoerlngen gaven een nog grotere variatie te beluisteren aangaande wetenschappelijke en persoonlijke vlsle op de aanvaarde hoogleraarstaak. Op 29 oktober 1957 sprak prof. dr. ir. W. van Loon over het onderwerp "Onderzoek en chemlsche industrie", op 19 november 1957 sprak prof. ir. A. L. W. Seyffardt over "Motoren in het wegverkeer", op 17 december 1957 sprak prof. dr. K. 5. Knol over "Ruis", op 4 februari 1958 sprak prof. dr. ir. F. Ph. A. Tellegen over "Zelfwordlng en zelfverlles in de arbeid", op 25 februari 1958 sprak prof. dr. J. J. Seidel over "Wiskunde en technisch hoger onderwljs", op 13 mel 1958 sprak prof. dr. ir. A. A. Th. M. van Trier over "De spanning tussen het unlversele en het specialistlsche aspect van het technisch hager onderwijs", en op 10 juni 1958 sprak prof. dr. C. Koningsberger over "Aspecten van het rijk van de koolstof". Het secretarlaat van de senaat werd in het cursusjaar 1957-1958 vervuld door prof. dr. K. Posthumus, die In zijn boeiende rede op de dies natal is op 23 juni 1958 over "Theorie
52
.
"
of praktijk- een pseudoprobleem" blijk gaf van zijn grote belangstelling voor de didactische problemen bij het hoger onderwijs. De senaat, onder meer zijn grote kennis en ervaring op het gebied van de organisatie van het hoger onderwijs- mede door zijn lidmaatschap van de Onderwijsraad - op hoge prijs stellende, benoemde collega Posthumus, tevens geleid door continuiteitsoverwegingen, voor de volgende cursus wederom als secretaris van de senaat. Bij de aanvang van de cursus 1958-1959 bestaat de senaat uit 26 gewone hoogleraren en 7 buitengewone hoogleraren; aan ir. J. van Vollenhoven werd een opdracht verstrekt voor het onderwijs in verbrandingsmotoren in de cursus 1958-1959, met de bevoegdheden verbonden aan een buitengewoon hoogleraarschap, terwijl verder aan de senaat nog vijf adviseurs zijn toegevoegd, die aan de besprekingen voor de opbouw van de hogeschool in de senaat c.q. in de afdelingen deelnemen. De gezamenlijke arbeid van curatoren en senaat richtte zich in de afgelopen cursus in belangrijke mate op de verdere op-en uitbouw van het besturend en leidinggevend apparaat der hogeschool metal zijn adviserende en uitvoerende organen. Hierbij is gestreefd naar een zo effectief mogelijke samenwerking van het curatorium met de senaat. Verschillende maatregelen zijn getroffen om een zo snel mogelijke besluitvorming van het curatorium te bevorderen. Het contact tussen curatoren en senaat, reeds gelegd in tal van besprekingen van de rector en van senaatsleden met curatoren werd ten zeerste bevorderd door het bijwonen van de vergaderingen van het curatorium door de rector en door het als gast bijwonen van de vergaderingen van het college van rector en assessoren door de secretaris van de hogeschool en mede door het instellen van gemengde curatoren-senaatscommissies ter voorbereiding van verschillende ressorten van werkzaamheden van curatoren en senaat. Mijnheer de president-curator, dat gij en curatoren ook informeel de samenwerking met de senaat wilt bevorderen, is wei gebleken uit Uw zeer gewaardeerd initiatief om samen, als curatorium en senaat, "ergens in den Iande" eens rustig bijeen te komen, teneinde gezamenlijk te overdenken, wat werd opgebouwd en wat verder uitgebouwd kan en moet worden, om zich samen te bezinnen op fouten, die werden gemaakt en op aanwezige knelpunten, die rem mend zouden kunnen werken op een gezonde groei van het organisme der technische hogeschool. Van de zojuist genoemde gemengde curatoren-senaatscommissies noem ik hier de commissies voor organisatie- en budgetzaken, voor personeelszaken, de bouwcommissie, de bibliotheekcommissie en de commissie ter bestudering van eventuele nieuwe opleidingen aan de Technische Hogeschool te Eindhoven. De laatstgenoemde commissie wil zich voorlopig beperken tot de bestudering van de mogelijkheden en wenselijkheden van eventueel nieuw in te stellen opleidingen, voor welker invoering een wetswijziging niet nodig is, doch welke verwezenlijkt zouden kunnen worden binnen een onderafdeling van,
53
•
of een tussenafdeling uit een of meer reeds aan de Technische Hogeschool bestaande afdelingen. Gedacht wordt allereerst aan de eventuele mogelijkheid van het instellen van opleidlngen voor materlaalkundlg en natuurkundig ingenieur. Het werk van de commlssie voor nleuwe opleldingen Is tevens van belang met betrekking tot de bespreklngen in de door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ingestelde commissle tot spreidlng van het technlsch hoger onderwljs In Nederland, In welke commlssie de Tech· nlsche Hogeschool vertegenwoordlgd is door de curator s'Jacob en door de rector. In de commissie voor organisatie- en budgetzaken worden onder voorzitterschap van de president-curator beleldsbesllsslngen van curatoren en senaat ten aanzlen van het algemeen beleld, van het ontwikkellngsplan, van het schema van ultgaven en van de jaarbegrotlng voorbereid, met medewerking van het secretarlaat en van het als staforgaan der Technische Hogeschool door curatoren ingestelde planbureau onder Ieiding van drs. A. Wattel. Het veelomvattende werk van de bouwcommissie, geleid en gestuwd door de bouwcuratoren, ir. Th. P. Tromp en dr. ir. F. W. van Berckel en de bouwcoordlnator prof. dr. P. v. d. Leaden ter voorbereiding van aile b&slissingen aangaande de bouw van de nieuwe hogeschool, is in hoge mate versneld en bevrucht door het felt, dat naast !eden van het curatorlum en de senaat en naast de architect, ook deskundige adviseurs op bouwkundig en flnancieel gebied in deze commissie zittlng hadden. Het is vooral dank zij het werk der bouwcommissie, dat de bouw van de hallen voor werktulgbouwkunde, voor chemische en voor fysische technologie, voor elektrotechniek en van het ketelhuis reeds zover Is gevorderd, dat - onvoorzlene omstandlgheden voorbehouden - verwacht kan worden, dat deze gebouwen voor de aanvang van de volgende cursus 1959-1960 gereed en beschikbaar zullen zljn en dat het project van het hoofdgebouw met de daarln ontworpen blbliotheek reeds zover is kunnen worden voorbereld, dat nog in de maand augustus van dit jaar de aanbestedlng en de gunning van het helwerk voor dit hoofdgebouw heeft kunnen plaats vinden. lnmlddels worden door de bouwcommissie en de architect de nodige voorbereidingen getroffen voor de opricht!ng van de andere gebouwen, welke deel zullen gaan uitmaken van het in de Dommelvallei verrijzende complex, te weten het hoge gebouw voor de scheikunde, het centrale collegezalencomplex met de grote zaal voor ontvangsten, conferenties en congressen. De bouwcommlssie en curatoren hebben als hulporgaan voor de voorbereidlng der bouwplannen en voor het toezicht op de ultvoering daarvan het door curatoren ingestelde bouwbureau ter beschikklng, welk bureau aanvankelijk onder Ieiding van de adviseur van curatoren voor bouwzaken, ir. J. R. Bouten, stond en thans onder Ieiding van ir. L. L. C. Polis staat. De bij de wet van 7 juni 1956 aan de technlsche hogescholen verleende grotere zelfstandigheld heeft de snelle opbouw der hogeschool in sterke mate bevorderd. Mede is zij mogelijk geworden dank zij het vlotte tempo, waarin de nodige goedkeuringen door de
54
ministeries van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Financien werden verstrekt. Het zij mij vergund hiervoor een woord van dank uit te spreken, in welk dankwoord ik ook gaarne aile rijks- en gemeentelijke overheidsinstanties betrek, die daadwerkelijk een onvertraagde verwerkelijking der bouwplannen hielpen bevorderen. Dankbaar zijn wij ook voor de voortreffelijke verhouding, welke er tussen het stadsbestuur, in het bijzonder tussen het college van Burgemeester en Wethouders, en de hogeschool bestaat, een verhouding, die voor de totale opbouw van de hogeschool zo uitermate belangrijk is. Het totale opbouw- en werkteam der hogeschool was op 31 augustus 1958 uitgegroeid tot een bezetting van 287 personeelsleden (docenten inbegrepen). Het aantrekken van het benodigde personeel geschiedde met medewerking van de centrale personeelsdienst onder de Ieiding van mr. J. Rustige. Het personeelsbeleid is toevertrouwd aan de betreffende curatoren-senaatscommissie onder voorzitterschap van de curator mr. dr. Ch. J. M. A. van Rooy. Op 7 maart 1958 werd de personeelsvereniging opgericht. Zij stelt zich ten doel de gemeenschapszin en het saamhorigheidsgevoel onder het gehele personeel der Technische Hogeschool Eindhoven aan te kweken door het bevorderen van activiteiten op het gebied van de vrijetijdsbesteding. Zij tracht kennis en geest te verrijken door het geven van culturele ontspanning, door sport en spel en door het wekken en onderhouden van belangstelling voor wetenschap en techniek. Ongeveer 75 % van de personeelsleden heeft zich als lid of donateur bij de vereniging aangesloten. De sectie sport der personeelsvereniging boekte haar eerste succes door het behalen van de eerste prijs in het damesvolleybaltournooi Hoger Onderwijs 1958 te Groningen. Als deskundige adviseurs voor en in de bibliotheekcommissie traden tot 27 januari 1958 op de heren dr. L. J. van der Wolk, bibliothecaris van de Technische Hogeschool te Delft, drs. C. van Dijk, bibliothecaris van de B. P. M., drs. J. J. M. Hornix, bibliothecaris van de R. K. Economische Hogeschool te Tilburg en ir. H. Rinia, directeur van het Philips' Laboratorium te Eindhoven. Voor de vele door hen aan de bibliotheek bewezen diensten zeggen wij hun ook thans onze dank. De inrichting en completering van de boekenvoorraad van de bibliotheek vorderde gestadig. Tot 1 september 1958 werden 13.701 werken gestamboekt. Voorwaar, geen geringe arbeid. Het aantal tijdschriftabonnementen is thans ruim 600. Als waarnemend bibliothecaris trad op dr. ir. N. A. J. Voorhoeve en als plaatsvervangend bibliothecaris ir. J. Stellingwerff. Denkende aan het caleidoscopisch gebeuren in het achter ons liggende cursusjaar, kan men zich nauwelijks meer realiseren, dat de eerste curatorenvergadering in het vorige cursusjaar- op 5 september 1957- nog werd gehouden in het pand Aalsterweg 391, het pand, waarin de mannen en vrouwen "van het eerste uur" hun arbeid voor de hogeschool begonnen, toen er nog geen stoelen waren om te zitten en toen zij, zittend op een op de vloer liggend tapijt, de eerste besprekingen over de bouw hielden, welke besprekingen, 55
zlj het later In een letwat meer geordende situatle, sindsdien de besprekingen van de "Tapijtcommissie" worden genoemd. Deze tapijtcommissie heeft echter voor haar nieuwe leden geen lnauguratietijd ingevoerd met verplicht zitten op het toenmalige tapljt. De werkzaamheden in de senaat, in het college van rector magnlficus en assessoren en in de afdelingen stonden in het afgelopen jaar sterk in het teken van het regelmatig doen verlopen van het in september 1957 aangevangen onderwijs, van de completering van het voor onderwljs en onderzoek benodigde hooglerarencorps, wetenschappelijke, tech· nische en admlnistratieve staf en van de nadere uitwerking en detalllering van het studieprogramma voor het 3e, 4e en 5e semester, een en ander zoals dit thans in de "Gids" voor het studiejaar 1958-1959 bekend is gemaakt, en in de voorbereiding van het studleprogramma voor de hogere semesters. Door het college van rector magnificus en assessoren werden verschlllende interafdelingswerkgroepen opgerlcht en door de senaat bekrachtlgd ter bespreking en voorbereiding van die gedeelten van onderwljs en onderzoek, welke voor meerdere afdelingen gezamenlljk van belang zijn, en waarvoor samenwerking tussen afdelingen gewenst en nodlg Is. Zo werd ingesteld een lnterafdellngswerkgroep voor de materiaalkunde, een voor warmte en stromlng, een voor de mechanlca, een voor meten, regelen, instrumentatle en lnformatie en een voor kernfysica en kerntechniek. Ter effectieve voorbereidlng van de door het college van rector magnificus en assessoren te nemen besluiten werd deze, wat de coOrdinatle van de programma's van eisen voor de bouw betreft, verzorgd door prof. dr. P. van der Leaden. Zljn actieve zorg voor deze sector bracht voor hem vaak vele zorgen met zich mede. Prof. dr. ir. J. L. H. Jonker trad in analoge zin opals personeelscoordlnator en prof. dr. C. Zwikker als coordinator inzake het beleid voor de aanschaffing en de verdeling van het wetenschappelijk Instrumentarium. De opbouw der vier afdelingen vond regelmatig voortgang. De voorzltters, de hoogleraren Schmid (afdeling Werktulgbouwkunde), Jonker (afdeling Elektrotechniek), van Loon (afdeling Scheikundigetechnologle) en Zwikker (afdellng Algemenewetenschappen) werden benoemd tot voorzitter-beheerder der afdelingen. Ter verlichting van hun voorzltter-beheerderstaak werden algemeen wetenschappelljke medewerkers toegevoegd. De opbouw van de afdeling werktuigbouwkunde, aanvankelljk vertraagd ten gevolge van de ziekte van collega Smulders en zo goed mogelijk opgevangen door de waarnemend voorzltter prof. lr. A. L. W. Seyffardt, geschledde onder de Ieiding van haar nieuwe voorzltter, prof. dr. lr. W. L. H. Schmid, In versneld tempo. Op dit moment willen wij als technische hogeschoolgemeenschap een moment in gedachten verwijlen in de ziekenkamer van onze collega Smulders; onze beste wensen voor zijn herstel gaan naar hem ult. In aile afdelingen vormde tijdens de afgelopen eerstejaarscursus het onderwijs In de wiskunde het hoofdbestanddeel van het studieprogramma. 56
Naast zijn zware collegetaak en zijn zorg voor de oefenmiddagen voor de wiskunde, organiseerde prof. dr. J. J. Seidel een regelmatlg functionerend wiskundig colloquium, waarvoor een stijgende belangstelling was waar te nemen. Door prof. dr. C. Zwikker werd een natuurkundig colloquium lngesteld. In het afgelopen jaar was het werk In de interafdelingswerkgroepen hoofdzakelijk gericht op het uitbrengen van adviezen inzake in te stellen leerstoelen voor de verschillende takken van onderwijs. De werkgroep voor de kernfysica en kerntechnlek heeft zlch beraden op de gevolgen, welke voortkomen uit het felt, dat binnen de afdeling der werktulgbouwkunde het onder• zoek en het onderwljs in het gebied der warmtetechniek ten dele gebaseerd zullen worden op de nleuwste ontwikkelingen, welke in de kernfysica en kerntechnlek gaande zljn, I.e. dat het gebied van de warmtetechnlek blj dat van de kerntechnlek wordt aangesloten. Met instemming van de lnterafdelingswerk"Qroep voor warmte en stromlng heeft de afdellng der werktuigbouwkunde daarom voorgesteld het onderwijs in de warmtetechniek te doen verzorgen door een gewoon hoogleraar, die zich zal richten op de nleuwe ontwlkkelingen, zoals die zich In het bijzonder onder de lnvloed van de reactorbouw aftekenen, en door een buitengewoon hoogleraar, die de stoomtechnlek in het middelpunt van zljn actlvltelt zal plaatsen. Aan de lnterafdellngswerkgroep voor materiaalkunde is door de curatoren-senaatscommlssle voor het eventueellnstellen van nieuwe opleldlngen advles gevraagd over een opleldlng tot materiaalkundlg ingenieur. De interafdelingswerkgroepen voor de mechanlca en die voor warmte en stroming hielden zich hoofdzakelijk bezig met de taakverdeling tussen de afdelingen en met de voorberelding van benoemingsvoorstellen. Voor het gebied van de stromingsleer en de stromingstechnlek werd (analoog aan het gebied der warmteleer en warmtetechniek) besloten, het onderzoek en onderwijs vanult theoretische en fysische gezichtspunten in de afdeling der algemene wetenschappen, de ontwikkeling der technische toepassingen en het onderwijs in de constructie daarentegen In de technlsche afdelingen onder te brengen. Voor bepaalde ressorten van werkzaamheden werden door de senaat de navolgende senaatscommissles gevormd: a. de commlssle voor de niet-technische vakken; b. de commissle tot regaling van de examenprocedure; c. de commissle betreffende toelating tot de examens aan de Technische Hogeschool te Eindhoven van personen, die niet In het bezlt zijn van een eindexamendiploma van een H.B.S.-B of Gymnas!um-B; d. de commissie voor contact met het Eindhovens Hogeschoolfonds; e. de beurzencommissie; f. de commissle voor eenheden en symbolen; g. de commissle voor werkstudenten; h. de commissie voor normalisatie binnen de Technische Hogeschool Eindhoven, en
57
1. de redactiecommissie voor de T.H.-Gids en de "Mededelingen van de Technlsche Hogeschool Eindhoven". Als secretaris van de laatstgenoemde commlssie trad op de heer N. J. J. Mol. Wij verheugen ons over de vernieuwde activiteit van de heer Mol, na het ongeval, hetwelk hem overkwam. Het is mij om der tijdswille siechts mogelijk op het werk van enke!e dezer commissies kort lnte gaan. De commissie voor de niet-technische vakken heeft besloten, na de in het eerste jaar gegeven lnieidlng tot het wijsgerig denken en na de colleges in het 3e semester over socio!ogie, in het 4e en 5e semester een cursus over "bedrijfskunde" te doen geven, waarin het bedrijf vanuit verschiliende gezichtspunten belicht za! worden. Als grondgedachte ten aanzien van het onderwijs in de niet-technische vakken leeft sterk de gedachte het onderwijs in deze vakken zo in het leerprogramma te verweven, dat de student mede daardoor lere ingenieur te zijn vanult zljn totale mens zijn. lk zou dlt ailes willen plaatsen tegen de achtergrond van de vraag: wat kan de Nederlandse ingenieur hler of In het buitenland bijdragen aan het toekomstige Europa, aan een ontwakend Afrika, aan een materieel en geestelljk hongerend Azili? De wereld heeft mensen, ook ingenieurs nodlg, die, zoals mijn vriend, oud-bishop West uit Rangoon het eens uitdrukte: "don't fight the problems of the world •.•• but live the answer". Na ampele besprekingen in de daarvoor ingestelde senaatscommissies warden door de senaat de regelen voor het afnemen van het propaedeutisch examen vastgesteld. Prof. dr. C. Konlngsberger heeft en als secretarls dezer commissie en als regelaar voor de eerste P-examens zeer veel zorg aan deze regaling besteed. Besloten werd na elk semester gelegenheid te geven tot het afieggen van het propaedeutisch exam en c.q. tot het afieggen van tentamina over de examenstof voor het propaedeutisch examen. Verder werd in principe besloten, dat bij de beslissing over de uitslag van het examen een nader onderzoek of een verlengd examen aan het eind van het daaropvo!gende semester opgelegd kan worden, of tot afwijzing kan worden besloten. Volgens een voorlopige analyse der examenresultaten aan het eind van dit eerste jaar werd In de afdeling voor scheikundige technologie door 76% van het aantal "reiile" studenten aan het examen deelgenomen, in de afdeling der elektrotechniek door 60 %. en in de afdeling der werktuigbouwkunde door 47%. Bij deze analyse warden niet ais "reele" studenten aangemerkt: - degenen, die na 1 februarl1958 waren lngeschreven; - zij, die hun studie langdurig onderbraken wegens ziekte of militaire dienst; - zij, die reeds spoedig na hun inschrijving te kennen hadden gegeven, dat zij hun stu die afbraken. Van de genoemde examlnandi slaagden: In de afdellng der schelkundlge technologie 73 %; In de afdeling der elektrotechniek 69% en in de afdeling der werktuigbouwkunde 68%. Dit betekent, dat bij de afdeling der scheikundige technologie 55 % van het aantal re!He 58
studenten na een jaar slaagde voor het propaedeutisch examen, bij de afdeling der elektrotechniek 41 %en bij de afdellng der werktuigbouwkunde 32 %. Uit de voorlopige analyse is wei gebleken, dat het, gelet op het betrekkelijk kleine aantal studenten, waarop zij kon worden toegepast, nog prematuur geacht moet worden lnzake deze examenresultaten tot bepaalde gevolgtrekkingen over te gaan. De representatleve taak van de rector en van de secretarls van de senaat, zlch manlfesterende in de - zo niogelijk gezamenlljke - vertegenwoordlglng van de hogeschool bij vieringen van de dies natales der andere instellingen van hoger onderwijs en blj hoogtijdagen van wetenschappelijke instellingen, ontleent haar zin en symbollsche betekenis aan het besef van de waarde van een goed onderling contact van universiteiten en hogescholen. Deze onderlinge verbondenheid kwam op lndrukwekkende wijze tot uiting In de hogelijk gewaardeerde wijze waarop de Delftse rector magniflcus, collega Bottema, en de rectores magniflci der Nederlandse universitelten luister hebben bijgezet aan de offlciele openingsplechtigheid van de nleuwe hogeschool. Het contact met de zusterinstellingen van hoger onderwijs werd in sterke mate verstevigd door het bijwonen der vergaderlngen van de Raad voor het Technisch Hoger Onderwijs door de curator ir. Tromp en de rector, van het lnter-Universitair Contactorgaan door de president-curator, de curator mr. 'sJacob, de rector magniflcus en de secretaris van de senaat en door de besprekingen in het Rectorencollege. De representatieve taak van de rector, waarvoor ik een belangrijk deel wil verwijzen naar het schrlftelijk verslag van de lotgevallen dezer hogeschool, werd in menlg opzicht verlicht door de bereidheid van de waarnemend rector, prof. dr. C. Zwikker, van de secretaris van de senaat en van assessoren hem in deze bij te staan of te vervangen en verkreeg vaak extra verve door interessante ontmoetingen met bijzondere persoonlijkheden. Zo had de rector op 26 maart 1958 op de feestelijke regeringsreceptie In de Ridderzaal te Den Haag ter gelegenheid van het bezoek van H. M. Koningin Elisabeth en Prins Philip van Engeland het voorrecht Zijne Koninklijke Hoogheid in te lichten over de opbouw van de Technische Hogeschool te Eindhoven. Aan het einde van dit gesprek gaf Prins Philip de raad van de studenten niet te maken: calculating machines but men. De rector en de secretaris van de senaat hebben de Eindhovense senaat vertegenwoordlgd bij de viering van de 116e dies natalls van de Technische Hogeschool te Delft. Het college van rector magnificus en assessoren van Delft heeft op 24 februari 1958 een bezoek gebracht aan het overeenkomstig college in Eindhoven. De bij deze ontmoeting verstrekte informatie en de tijdens het afgelopen cursusjaar plaats gehad hebbende besprekingen tussen overeenkomstige afdelingen van Delft en Eindhoven zijn van grote waarde ter voorkoming van doublures en dlenen de bestendiging en versterking van de voor het gehele technisch hoger onderwijs in Nederland van belang zijnde goede relatie tussen Delft en Eindhoven, welke o.m. haar expressie vond in de uitnodlging tot en het deelnemen aan het Delftse senaatsdlner. 59
Op 25 september 1957 vertegenwoordlgde de rector magnlflcus de hogeschool op de vergctdering in het Kurhaus te Schevenlngen blj het 110-jarlg bestaan van het Konlnklijk lnstltuut van lngenieurs. De senaat Is zeer erkentelijk voor de bijzonder hartelijke wijze, waarop de voorzitter, dr. L Neher, de Technlsche Hogeschool te Eindhoven en diens vertegenwoordiger in de kring van het Koninklijk lnstituut van lngenleurs verwelkomde. Op 21 november 1957 was de rector aanwezig bij de rede van prof. van Berkum ter gelegenheld van de 30-jarige herdenking van de dies natalis van de R.K. Economische Hogeschool te Tilburg en zat hlj, als gast van de Tilburgse senaat, aan aan het daarop aansluitende senaatsdlner. Het reeds eerder met de meest nabur!ge zusterlnstelling voor hoger onderwljs gelegde contact werd hierdoor op vrlendschappelljke wijze bevestigd. Wederkerig had de Eindhovense senaat het voorrecht de Tilburgse rector magnificus in zljn academlsche zlttlng en aan het senaatsdlner op 23 juni j.J. In zljn midden te zien. Het contact met de technisch-wetenschappelijke wereld bulten de hogeschool werd gelegd door tal van afvaardlglngen In besturen van technisch-wetenschappelljke instellingen, instituten en commlssies. In het jaarboek van de Technische Hogeschool te Eindhoven za1 een complete lijst dezer vertegenwoordiglngen opgenomen worden. Het contact met de "buitenwereld" werd op bijzondere wijze verruimd door het besluit van het Eindhovens Hogeschooffonds uit elk der vier afdefingen een hoogleraar en de secretaris van de hogeschool in de gelegenheld te stellen tot het maken van een studiereis naar Amerika. Van deze gelegenheid werd in de afgelopen cursus reeds met vrucht gebruik gemaakt door de hoogleraren Van Loon, Nlesten en Veenstra. Verder werden contacten gelegd en verstevigd enerzijds door het ontvangen van bezoeken van excursies naar onze hogeschool en anderzijds door het brengen van bezoeken aan voor de opbouw van de:ze hogeschool belangrljke instellingen van hoger onderwijs of wetenschappelljk onderzoek. De commlssie voor kernfysica en kerntechniek bracht een bezoek aan het Reactorinstltuut te Molin Belgie. Prof. dr. J. J. Seidel trad opals gedelegeerde voor de Technische Hogeschool Eindhoven bij het "International Congress of Mathematicians" te Edinburgh. Prof. ir. J. G. Hoogland heeft in dit cursusjaar gastcolleges gegeven in Christchurch in Nieuw Zeeland. Prof. dr. ir. J. N. J. Perquin bracht een bezoek aan Japan, ter gelegenheid van de in ge~ bruikstelling van een mede door hem voorbereid B.P.M.-project in Japan. Prof. dr. K. S. Knol vertegenwoordigde de senaat bij het afscheidscollege van prof. Zernlkete Groningen. De curator ir. Th. P. Tromp gaf in een speciale bijeenkomst van de senaat een referaat over zijn voor de hogeschool van belang geachte indrukken opgedaan tijdens zijn wereldreis naar Japan en Amerika. Van de veelvuldlge bezoeken aan de hogeschool zij hier vermeld het bezoek van enige vertegenwoordigers van het Engelse mlnlsterie van onderwijs en acht "principals" van
60
Engelse "advanced technological colleges", in direct verband staande met in Engeland te treffen maatregelen, om het daar bestaande tekort aan technisch-wetenschappelijk geschoolde krachten te verminderen. Verder noem ik de ontvangst van een 500-tal leden van de Tilburgse hogeschoolgemeenschap, de T.A.E.K., en van een gezelschap economische studenten van de Universiteit te Amsterdam onder Ieiding van prof. dr. Abr. Mey. Een begin van wetenschappelijke samenwerking van de hogeschool met de industrie heeft o.m. zijn uitdrukkingsvorm gevonden in het oprichten van het lnstituut voor Perceptie Onderzoek, het I.P.O. Deze stichting stelt zich ten doel de bevordering van het zuiver en toegepast wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de perceptie en daarmede verwante gebieden, zulks in het bijzonder in het belang van het hoger onderwijs en van al die overheids-, semi-overheids- en particuliere instellingen, welke bij een dergelijk onderzoek gebaat zijn. Ten dienste van dit instituut worden door de Technische Hogeschool ruimten en enkele medewerkers beschikbaar gesteld en door de N.V. Philips wetenschappelijke apparatuur en eveneens wetenschappelijke medewerkers. In het lnstituut voor Perceptie Onderzoek zullen onderzoekingen worden verricht over de subjectleve verschljnselen betreffende het menselijk waarnemen, decideren en de besturing van de handelingsorganen. Als directeur van het instituut zal fungeren dr. J. F. Schouten, die op 7 augustus 1958 door H. M. de Koningin benoemd werd tot buitengewoon hoogleraar voor het geven van onderwijs en het verrichten van onderzoek op het gebied der perceptieleer en der informatieleer. Hedenmorgen is het betreffende gebouw met zijn outillage door de presidentcurator der Technische Hogeschool te Eindhoven en door de president-directeur van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, ir. P. F. S. Otten, ter beschikking van het I.P.O.bestuur gesteld. Het contact met de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek, reeds gelegd door de benoemingen van de rector magniflcus tot lid van de Raad van Z.W.O., werd versterkt door de benoeming van drs. J. H. Bannier, directeur van Z.W.O., tot lid van de Raad van Beheer van het lnstituut voor Perceptie Onderzoek. Wij verheugen ons over het felt, dat de heer Bannier na herstel van ziekte hedenochtend de opening van het I.P.O. heeft kunnen bijwonen. Wij wensen hem van harte geluk met zijn herstel. Een nadere verbinding met de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (T.N.O.) kwam tot stand door de benoeming van prof. dr. ir. W. van Loon tot tijdelijk lid van het bestuur van de Nijverheidsorganisaties van T.N.O. en door de aanwijzing door T.N.O. van een vertegenwoordiger in de wetenschappelijke raad van advies van het lnstituut voor Perceptie Onderzoek. Wij hopen, dat in de komende jaren een stevige basis voor levendige samenwerking met T.N.O. gelegd mag worden. Op de tweede dies natalis van onze hogeschool werd onder Ieiding van ir. F. J. Philips, die als voorzitter van het Eindhovens Hogeschoolfonds er naar streeft, de belangstelling
61
van de industria voor de hogescholen zoveel mogelijk te stimuleren, een vergadering van het fonds gehouden, In welke vergaderlng de door dlt fonds te steunen projecten warden vastgesteld.lk moge hiervoor verwijzen naar het in juli jl. verschenen verslag van hetfonds. Op deze dies natalls werd tijdens een koff~emaaltijd in de D.A.F.-fabrieken door dr. H. J. van Doorne voor de hogeschoolgemeenschap een overzicht gegeven van de werkzaamheden van de Stichtlng Studentenvoorzieningen Eindhoven en door de eerste president van het Eindhovens Studenten Corps, de heer ..1. B. Wljffels, over de ontwik· kellng van het Eindhovense Studentenleven. Hlerop volgde in de namiddag de academische zittlng, waarin door de secretarls van de senaat de reeds genoemde rede werd uitgesproken. De diesviering werd besloten door een maaltijd van de leden van de senaat, waaraan als hooggeeerde gasten begroet konden worden curatoren, de oud-curator Kolfschoten, de Tilburgse rector magniflcus prof. dr. P. P. van Berkum en dr. H. J. van Doorne als voorzitter van de Stlchtlng Studentenvoorzieningen Eindhoven, allen met hun dames. Op 3 september 1957 vond de eerste inschrijving van de studenten plaats. Op die dag meldden zich reeds 191 studenten aan, welk aantal in de loop van de cursus opliep tot 246, waarvan 80 voor de afdeling der werktuigbouwkunde, 87 voor de afdeling der elektrotechniek, 75 voor de afdeling der scheikundige techno Iogie en 4 voor enkele lessen. Bij de senaatscommissie tot toelating tot de examens (voorzitter: prof. dr. C. Zwikker, secretaris: prof. dr. K. S. Knot) kwamen 41 verzoeken van houders van een elnddiploma van een H.T.S. binnen met verzoek tot toelating tot de examens aan de Technische Hogeschool Eindhoven. Van deze 41 verzoeken werden er 28 ingewilligd en 13 afgewezen. Overigens werden door deze commissie nog 5 adviezen uitgebracht over verzoeken van dertigjarigen tot toelating tot de examens aan de Technische Hogeschool Eindhoven; drie kandidaten werden toegelaten, twee werden afgewezen. De voorlichting der aspirant-studenten geschledde ook dit jaar in prettige samenwerklng met Delft. Onder auspicien van een door beide hogescholen ingestelde voorlichtingscommissie werd gezamenlijk een voorlichtingsboekje uitgegeven en vond in diverse centra aan scholen voor Voorbereldend Hoger en Middelbaar Onderwijs de voorllchting plaats. Het aantal nu tot 2 september 1958 binnengekomen aanmeldingen voor de nieuwe inschrijving van eerstejaarsstudenten bedroeg 241, d.w.z. 50 meer dan op dezelfde datum van het vorige jaar. Bij de nieuw ingeschrevenen bevinden zich thans twee meisjesstudenten. Bedenken wij, dat verleden jaar zich na de officiele inschrijvingsdatum 3 september 1957 nog 55 eerstejaars aanmeldden, dan ziet het er naar uit, dat in de komende cursus te rekenen valt met ca. 300 eerstejaarsstudenten. De stand is heden reeds zo, dat zich al264 eerstejaarsstudenten meld den. Met een lofwaardige activitelt hebben de Eindhovense eerstejaarsstudenten getracht vorm en inhoud te geven aan het studentenleven, daarbij, onder volledige erkenning der verscheidenheld, eroaar strevende de eenheld der totale studenteogemeeoschap in het Eindhovens Studenten Corps tot uitdrukking te brengen. Reeds op de inschrijvingsdag, 3 september 1957, werd tot de oprichting van het Eindhovens Studenten Corps besloten
in een vergadering, welke werd voorgezeten door de burgemeester van Eindhoven, mr. dr. Ch. J. M. A. van Rooy! Het lidmaatschap van het Corps is, volgens de statuten, toegankelijk voor iedere aan de Technische Hogeschool Eindhoven ingeschreven student, ongeacht studierichting, religie of politieke overtuiging. De academische senaat erkende het Eindhovens Studenten Corps als algemeen representant van de Eindhovense studentengemeenschap. Op een der feestelijke hoogtijdagen van het Corps werden door de rector magniflcus aan de leden van de senaat van het Eindhovens Studenten Corps de bestuurslinten uitgereikt. Voor de religieuze en levensen wereldbeschouwelijke bezinning hebben zich onderscheiden groeperingen gevormd, te weten in chronologische volgorde de Societas Studiosorum Reformatorum Eindhoviae, de Protestantse Gespreksgroep en de R.K. Studentencontactgroep Sanctus Th9mas Morus. Ter behartiging van de studiebelangen van de studenten werden drie studieverenigingen opgericht, te weten de werktuigbouwkundige studievereniging "Simon Stevin", de elektrotechnische studievereniging "Thor" en de scheikundig-technologische studievereniging "Jan Pieter Minckelers". De goede relatie van de academische senaat met de studentenverenigingen bleek bij verschillende gelegenheden en wederzijdse bezoeken. De academische senaat brengt gaarne hulde aan die studenten, die bijzondere activiteit ontplooid hebben bij de aanvankelijke opbouw van de studentenorganisaties. A fortiori aan hen, die aan deze activiteit goede studieresultaten wisten te paren. Het college van rector magniflcus en assessoren streeft ernaar de studenten zoveel mogelijk te betrekken in de organisatie van het Studium Generale en in de regeling van de hogeschooldag. Wat het Studium Generale betreft kan worden medegedeeld, dat een drietal voordrachten gehouden werd over het onderwerp "Heden en toekomst van Afrika". De studentengemeenschap ondervond veel steun van de Stichting Studentenvoorzieningen Eindhoven bij het verkrijgen van goede studentenkamers door het werk van mevr. M. Dubois-Raupp en haar medeleden van het bestuur der sectie kamervoorzieningen van de Stichting Studentenvoorzieningen Eindhoven. De plannen der Stichting voor het eerste hospitium zijn geheel gereed, die voor sporthallen en sportvelden in voorbereiding. Door de Stichting werd een sportleider en een hogeschoolarts aangesteld. Dank zij de activiteit van de Stichting beschikt het Eindhovens Studenten Corps over een societeit, de studentengemeenschap over een mensa. De belangeloze inzet van zovelen ult de kring van de Eindhovense burgerij voor het werk van deze Stichting moge ik met grote dank memoreren. Op 16, 17 en 18 september 1957 werden voor de ingeschreven studenten de orienteringsdagen gehouden. Tijdens deze orienteringsdagen werd de studenten op dinsdag 17 september vanwege het gemeentebestuur ter kennismaking met de stad Eindhoven een rondrit door de stad en een koffiemaaltijd in het restaurant van Animali aangeboden, aan
63
:welke maaltijd de studenten welkom werden geheten door burgemeestervan Rooy namens de gemeente Eindhoven en door de rector magnificus namens de hogeschool. Tevens warden bezoeken gebracht aan de N.V. Philips en de D.A.F.-fabrieken. Op vrijdag 20 september daaropvolgende werden de studenten binnen de elgen afdelingen, waarvoor zij zich aangemeld hadden, ontvangen en had een eerste kennlsmaking met het paviljoen plaats. Wie eind augustus en In de eerste dagen van september 1957 het terrein van het in aanbouw zijnde paviljoen betrad, kon nauwelijks geloven, dat een officiele opening van de hogeschool door H. M. de Koning in op 19 september zou kunnen plaatsvinden en dat het onderwljs op tijd aangevangen en regelmatlg voortgezet zou kunnen worden. Bij de immer optlmlstlsche - en tevens realistische - heren van Embden en Smelt bestond echter te dien opzlchte geen twijfel. Oat hat op maandag 23 september 1957 des ochtends om 8.30 uur aangevangen onderwijs In dit eerste jaar van de aanvang af regelmatlg en ongestoord heeft kunnen verlopen, is in niet gerlnge mate te dan ken aan de grotetoewijdlng, waarmede docenten en wetenschappelijke staf zich hebben lngezet voor het op tijd inrlchten der practica en voor het daarvoor gebrulksklaar maken van het technisch-wetenschappelijk instrumentarium van het paviljoen, daarln naar vermogen terzijde gestaan door de beschikbare- zij het nog klelne- administratleve en technische staf. In de ultvoerende sector van de Technische Hogeschool heeft In het bljzonder de secretaris van de hogeschool veel aandacht besteed aan de opbouw en het doen functloneren van de algemene diensten, hlerin bijgestaan door hat secretariaat, en door het hoofd van de centrale administratieve dienst, de heer J. J. M. Sanden, alsmede door de hiervoor reeds vermelde hoofden der overige centrale dlensten. In de loop van het cursusjaar werd de heer P. J. v.d. Burgh benoemd tot directeur van de centrale technlsche dienst. Een goede bezetting en een goed functioneren der algemene diensten tot in elk detail, nu en in de toekomst, is voor de eigenlljke taak van de hogeschool uitermate belangrijk. Het komende jaar zal een nieuwe, nog grotere krachtsinspanning vragen- nude onderwijstaak vergroot Is- om de voor september 1959 gereedkomende hallen tijdig in te richten en van de nodige wetenschappelijke outillage te voorzlen, deze voor te bereiden en te in· stalleren. Dames en heren,
Na onze terugblik op het afgelopen jaar mogen wij thans de bilk weer voorult rlchten en- o, wondere paradox ten opzichte van hetgeen ik in de aanvang zeide over de waarde van het terugblikken op wat achter ons ligt • ons weer lnstellen op het: "wie de hand aan de ploeg wil slaan, zie nlet om, maar strekke zich uit naar wat voor hem llgt, het oog gericht houdend ophetdoel". Dit doel is de opbouw en het doen functioheren van onze hogeschool als een goed instituut van technisch hoger onderwijs en onderzoek. En dlt niet als een doel in zich zelf, 64
maar gezien in het hogere doel: God en de naaste te dienen met ons ganse hart, met ons gehele verstand en met aile krachten, niet in een slavendienstbaarheid, maar in het Iicht van het nog hogere perspectief: God lief te hebben en de naaste als ons zelven, waartoe de Waarheid ons dagelijks moge vrijmaken.
65
Bijlage 1 bij de rede "Lotgevallen van de Technische Hogeschool te Eindhoven in het eerste cursusjaar van haar bestaan", gehouden op 19 september 1958
Representaties:
Op 18 september 1957
Op 19 september 1957
Op 25 september 1957
Op 25 september 1957
Op 26 september 1957
Op 9 oktober 1959
Op 21 november 1957
Op 23 november 1957
66
door de rector magnificos namens de senaat bij de plechtigheden ter herdenking van de bevrijding van Eindhoven. door de rector magnificos bij de H. Mis in de Catharina~ kerk ter gelegenheid van de opening van de Technische Hogeschool Eindhoven. door de rector magnificos bij het 11Q-jarig bestaan van het Koninklijk lnstituut van lngenieurs op de vergadering in het Kurhauste Scheveningen. De Technische Hogeschool Eindhoven werd door de voorzitter van het K.J.V.I., dr. L. Neher, zeer hartelijk verwelkomd. door prof. dr. ir. J. L. H. Jonker bij de opening van de faculteit voor wis- en natuurkunde van de R.K. Universiteit te Nljmegen. woonde de rector magnificos de wijdingssamenkomst bij ter gelegenheid van de interkerkelijke contactcommissie voor de Technische Hogeschool Eindhoven. werd de Technische Hogeschool Eindhoven vertegenwoordigd op de Brabantse onderwijsdag te 's-Hertogenbosch. vertegenwoordigde de rector magniflcus de Technlsche Hogeschool Eindhoven bij de rede ter gelegenheid van de 30-Jarige herdenking van de dies natalis van de R.K. Economische Hogeschool te Tilburg en zat als gast van de Tilburgse senaat aan aan het daarop aanslultend senaatsdiner. woonde de rector magnlficus op uitnodiging van Prins Bernhard de bl]eenkomst bij van de Fondation Europeenne de Ia Culture in het Concertgebouw te Amsterdam, alwaar onder presidium van Z.K.H. Prins Bernhard to~ spraken werden gehouden door dr. K. Adenauer en
mr. P. H. Spaak, waarna een concert werd gegeven door het Concertgebouw Orkest. De rector woonde de recepties van de Gezanten van India en Pakistan bij. De rector magnlficus en de secretaris van de senaat hebben de Technische Hogeschool Eindhoven vertegenwoordigd op de 383e herdenkingsdag van de Stichting van de Rijksuniversiteit te Leiden. De rector woonde een der zittingen van het Paascongres van de Nederlandse Studentenraad blj. De secretarls van de senaat vertegenwoordigde de hogeschool bij de diesvieringen van de Rijksuniversiteit te Utrecht en van de Landbouwhogeschool te Wageningen. De rector woonde een der defensie-ori~nteringsconferenties op de "Bilderberg" bij.
67
Bijlage 2 blj de rede "Lotgevallen van de Technische Hogeschool te Eindhoven gedurende het eerste cursusjaar van haar bestaan", gehouden op 19 september 1958
Benoemingen en vertegenwoordiglngen:
Rector magniflcus
Raad voor Technlsch Hoger Onderwijs
Rector magniflcus
Commissle Spreiding Technisch Hoger Onderwijs
Rector magniflcus
Commissle ter voorbereiding van een reglement voor de Technlsche Hogeschool
Rector magniflcus (lid) Secretaris senaat (plv.lid)
lnterunlversitair Contactorgaan
Rector magniflcus Secretaris senaat
Rectorencollege
Prof. dr. H. B. Dorgelo
Raad voor Z.W.O.
Prof. dr. C. Zwikker (lid) Prof. dr. P. C. Veenstra (plv. lid)
lnterunlversitaire commissie voor advles voor het Reactorinstituut
Prof. dr. H. B. Dorgelo
Raad van Advles van het lnstituut voor Radiopathologie en Stralenbescherming, Leiden
Prof. dr. W. F. Brandsma
Hoofdcommissie Normalisatie Nederland
Prof. dr. C. J. Bouwkamp
Subcommissie Boa van Hoofdcommissie Normalisatie Nederland
Prof. ir. J. G. Hoogland
Commissie Bedrijfsleven - Hoger Onderwijs
Prof. ir. A. L. W. Seyffardt
Centrale Stichting Studentenhulsvesting
68
Prof. dr. C. Zwikker
Raad van Beheer I.P.O.
Prof. dr. H. B. Dorgelo
Raad van Beheer S.S.E.
Prof. dr. ir. A. A. Th. M. van Trier
Gemeenschappell]ke Eindhoven
Prof. ir. C. de Beer (voor 3 jaar)
Nederlands lnstituut voor Efficiency
Prof. lr. J. G. Hoogland
Stichting International& Samenwerking der Nederlandse Universitelten en Hogescholen
Prof. dr. K. Posthumus
Correspondent "Universiteit en Hogeschool"
Prof. dr. P. v.d. Leeden
Bouwcoordlnator
Prof. dr. C. Zwlkker
lnstrumentariumcoordi nator
Prof. dr. ir. J.L.H. Jonker
Personeelscoordinator
Prof. dr. K. Posthumus
Waarnemend studentendecaan
Prof. dr. C. Koningsberger
Coordinator der P- en K-examens
voorlichtingscommissie
Delft-
69
De lotgevallen van de Technische Hogeschool Eindhoven gedurende het cursusjaar 1958-1959
Rede, uitgesproken op 21 september 1959 door de rector magnlflcus van de Technlsche Hogeschool Eindhoven, prof. dr. H. B. Dorgelo
Hoogedelachtbare heren curatoren, Mijnheer de waarnemend burgemeester van de stad Eindhoven, Mljne heren,leden van de academfsche senaat, van de wetenschappelijke, technlsche en admlnlstratleve slaven, Dames en heren studenten, Hooggeachte gasten, Zeer gewaardeerde toehoorders,
"Een volk, dat leeft, bouwt aan zijn toekomst". Deze woorden staan op het monument op de afsluitdijk van de Zuiderzee. Wij denken daarbij aan de Zuiderzeewerken, aan de Deltawerken, aan de Europoort, aan de lndustrialisatie van Nederland, aan de vernieuwing en spreiding van het hoger onderwijs en aan zoveel andere krachtlge initiatieven binnen het Nederlandse volk. Een der ob]ecten, van belang voor de toekomst van ons land, is ongetwijfeld ook de nleuwe Technische Hogeschool te Eindhoven. Als lk U vandaag een en ander mag zeggen over de voortgang van haar opbouw en U de lotgevallen van deze jonge hogeschool in de cursus 1958-1959 ga beschrijven, dan gaan allereerst mljn gedachten uit naar allen, die In het jaar, dat achter ons ligt, zich voor deze opbouw en voor de lopende taken lngezet en ingespannen hebben. Een Ieder van ons weet voor zichzelf het beste, wat hij in deze heeft gedaan, waar het goed ging, waar het minder goed ging, waar wij faalden en waar de tegenslagen geincasseerd moesten worden.
Curatoren en Senaat In mijn rede van het vorige jaar bracht lk sterk naar voren de noodzaak van het verkrljgen van een goede aansluitlng van het onderwijs In het 5e en 6e semester aan dat van de vorige semesters en dat daarvoor nodig was: het tijdlg gereedkomen van de hal voor de werktulgbouwkunde, van de hallen voor de chemlsche en fysische technologle met het erblj behorend hogedruklaboratorium, van de hal voor de groep elektromechanische componenten van de afdeling der elektrotechniek en het voor de verwarming van al deze genoemde gebouwen bestemde ketelhuis. Als wij nu nagaan, hoe het thans met de vorderingen dler werkzaamheden staat, dan kunnen wij vaststellen, dat deze gebouwen er staan, dat de technische installaties erln zijn aangebracht, dat de inhulzing van het benodigde Instrumentarium Is voorbereid. Bij het opstellen van deze rede voelde ik echter een koude rilllng over mljn rug gaan bij de gedachte, dat gevreesd wordt, dat bij het intreden van het koude jaargetijde de warmte-
73
aanvoer vanuit het ketelhuls nog niet zou kunnen plaats hebben. Moge deze koudevrees spoedig worden beschaamd. Morgen zou in de nu gereedgekomen hallen het onderwijs voor het 5e semester moeten starten en zouden de practica aldaar moeten aanvangen; in de hal voor elektrotechnlek Is dat ook lnderdaad mogelijk, in de andere hallen zal hier en daar helaas met enige vertraging rekening moeten worden gehouden. De betreffende afdelingen zullen maatregelen treffen, dat deze vertraging in de bouwkundige afwerking geen oorzaak mag worden van een ongewenste studieduurverlenging. In de academische zitting op 19 september 1958 werd door mij veel aandacht besteed aan activlteiten van curatoren en senaat ten aanzien van de opbouw van het bestuurlijk, het leidlnggevend en uitvoerend apparaat en aan de verhouding van curatoren en senaat. De toen gelegde grondslag heeft ook in de nu achter ons llggende cursus tot vruchtbare samenwerking geleid, welke samenwerking in de nieuwe cursus werd ingeleld met een gezamenlijke bijeenkomst van curatoren en senaat op het kasteel "Neubourg" bij Gulpen op 11 en 12 september 1958. Op de eerste dag van deze bijeenkomst werd de voor ons llggende taak geplaatst tegen wijdere achtergronden door de voordracht van de curator ir. Th. P. Tromp over het thema: "Wat vraagt de industria van de a.s. ingenieur" en door de lezing van mr. H. J. Woltjer, raadadviseur van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, over het onderwarp: "Studieduur, geplaatst tegenover de achtergrond van maatschappij en Ieven". Op de tweede dag van deze bijeenkomst werden door de rector en door de assessoren korte overzichten gegeven van het werk in de gemengde curatoren-senaatscommissies, in de afdelingen en in de interafdellngswerkgroepen en werden daarbij vooral de aanwezlge knelpunten open en vrijelljk naar voren gebracht en besproken. Deze zozeer geslaagde bijeenkomst, onder de eminente Ieiding van de president-curator, prof. dr. J. E. de Quay, heeft in menig opzicht voor verschillende activiteiten in het toen nog v66r ons liggende nieuwe cursusjaar de poort ontsloten en de weg geeffend naar de gewenste goede gang van zaken bij de verdere opbou'i" van de nieuwe hogeschool. Onder meer denk ik hierbij aan de voordracht van prof. dr. A. Oldendorff, die In deze bljeenkomst de plannen ontvouwde van de commissie voor de niet-technische vakken, In het bljzonder omtrent het onderwijs in de bedrijfskunde. T6en is m.i. de grondslag gelegd van een gezamenlijke actle van curatoren en senaat voor de opbouw van dit onderwijs met een elgen karakteristieke opzet. Na de hieromtrent In Neubourg gehouden voorbespreklngen en na de verdere voorberelding In de afdeling der algemene wetenschappen, werden de voorstellen van de commissie voor de niet-technische vakken betreffende de formatie van de docerende staf door de senaat in zijn vergader!ng van 14 oktober 1958 aangenomen. lnmlddels is de minlsteriele goedkeuring op de voorgestelde formatie verkregen. Naast de reeds aanwezlge gewoon-hoogleraar voor de soclologie en de buitengewoonhoogleraar voor de fllosofle werd een gewoon hoogleraar in de economie benoemd en een buitengewoon hoogleraar in de organisatieleer. De leerstoel voor de emplrische 74
psychologle en haar toepassing in het bedrijfsleven werd vorlge week bezet door de benoeming van dr. M. J. M. Daniels tot gewoon hoogleraar. In de tweede plaats wil ik releveren, hoe de bij in Neubourg gehouden bespreklngen over de tljdens de cursus 1958-1959 te bouwen hallen de aanwezigen zich eerst recht bewust werden, dat het niet aileen een enorme krachtsinspanning zou vragen deze hallen op tijd gebouwd te krijgen, maar dat daarenboven de tijdige inhuizing grondig overdacht en voorbereid moest worden. Dit heeft er toe geleid prof. Aninga te verzoeken zich als inhuizingscoordinator beschikbaar te stellen. Door de voortreffelijke samenwerking van velen is onder zijn Ieiding deze inhuizing voorbereid en Is het thans mogelijk deze vlot te doen verlopen. In de derde plaats wil ik noemen het ook in Neubourg aan de orde gestelde probleem van een verantwoord aanschaffen van het in de nieuwe gebouwen benodigde instrumentarium voor het geven van hoger onderwijs en voor het verrichten van onderzoek. Dit probleem baart tengevolge van de enorm snelle stijglng van de kosten van een aan de moderne eisen aangepast instrumentarium van een hogeschool, grote zorg. Het zij mij vergund inzake dit probleem de volgende opmerkingen te maken: 1. dat het verrichten van wetenschappelijk onderzoek een der door de wet aan de technische hogescholen gestelde opdracht is en dat daarvoor een goed instrumentarium beschikbaar moet zijn; 2. dat bij dat verrichten van wetenschappelijk onderzoek wetenschappelijk contact met anderen, die op hetzelfde gebied werkzaam zijn, noodzakelijk is; 3. dat het tegenwoordig ten aanzien van de nationale en internationale samenwerking op wetenschappelijk gebied zo is gesteld, dat, als men niet eerst zeit in eigen kring goede prestaties Ievert, men geen kans heeft om actief deel te nemen aan het internationale wetenschappelijke verkeer op symposia en congressen over het betreffende vakgebied; 4. dat m.i. aan een hoogleraar voor het geven van hoger onderwijs en voor het verrichten van frontwerk in zijn wetenschappelijk vakgebied minimaal die apparatuur ter beschikking moet worden gesteld, welke hem in staat stelt: a. de practica op een zodanige wijze in te richten, dat de studenten het hun gegeven onderwijs praktisch kunnen beleven in een stijl, welke het de hoogleraar mogelijk maakt de studenten ook experimenteel te leiden naar het huidige front van de technische wetenschap en hem bovendien de gelegenheid biedt, om b. in het voorterrein van dat front zeit en met 5 a 10 afstudeerders en promovendi te kunnen werken aan het door hem opgestelde wetenschappelijk programma. Verder zal het m.i. een wijs beleid zijn ook qua apparatuur verdere mogelijkheden te scheppen daar, waar gezonde initiatieven worden ontwikkeld en belangrijke wetenschappelijke vorderingen worden gemaakt. Overtuigd van de betekenis van ontmoetingen als in Neubourg, is besloten jaarlijks, voorzover mogelijk de 23e juni, de datum waarop in 1956 het eerste curatorium van de Eindhovense Technische Hogeschool door de minister van Onderwijs, Kunsten en Weten75
schappen werd be&digd, in het teken te stellen van een gezamenlijke bezinning van curatoren en senaat op de problemen, welke verbonden zljn aan de verdere opbouw van de Technische Hogeschool Eindhoven. Wijzlglngen in de Ieiding van de Technische Hogeschool Eindhoven
De samenstelling van de Ieiding van de technische hogeschool onderging in de afgelopen cursus aanmerklijke wijziglngen. Ter versterking van de dagelijkse Ieiding van de hogeschool werd door het curatorium voorgesteld de secretaris van de hogeschool, de Heer Wijffels, te benoemen tot curator, welke benoemlng tot stand kwam bij Koninklijk besluit d.d. 11 oktober 1958. Om deze benoeming, gelet op het wettelijk aantal der curatoren, mogelljk te maken, trad de heer s'Jacob af als curator. Hij bleef echter als adviseur een werkzaam aandeel houden in de activitelten van het curatorium. Kort daarop volgde de aanwijzing van de heer Wijffels als gedelegeerd curator. Als nleuwe secretaris van de hogeschool werd benoemd mr. A. J. Vleer, die wij ook hler hartelljk welkom heten in de kring van de Eindhovense hogeschoolgemeenschap. Met onvermlnderde activitelt zette het curatorium zijn werk voort, in Eindhoven ver· gaderende of zo gewenst elders, en ik denk daarbij aan de vergaderlng van het curatorium In Geleen-Lutterade na bezlchtlging van de curtain-wall van het nleuwe kantoorgebouw van het Stikstofbindingsbedrijf, welke vergadering werd voortgezet in het directierijtulg van de Staatsspoorwegen, rijdend tussen Geleen en Eindhoven. Op de dies natalis, op 23 juni j.l., vermeldde lk reeds de ingrijpende wijziglng in de samenstelling van het curatorium als gevolg van de benoeming van prof. dr. J. E. de Quay tot minister-president en van mr. dr. Ch. J. M. A. van Rooy tot minister van sociale zaken en door de benoeming van mr. H. L. s'Jacob tot tijdelijk president-curator. Blj Konlnklijk besluit van 28 januari 1959 werd de huidlge rector magnificus als zodanlg herbenoemd voor de perlode van 1 september 1959 tot 1 september 1962. Prof. dr. ir. J. L. H. Jonker zal in de volgende cursus als waarnemend rector magnificus en als waarnemend secretarls van de senaat optreden. Door de bereidheid van de waarnemend rector magnlficus, prof. dr. C. Zwikker, In de achter ons liggende cursus het representatleve gedeelte van de taak van de rector te verlichten, maar bovenal door de effectleve waarnemlng van het rectoraat tijdens diens ziekte, Is de last welke reeds op zljn schouders rustte wei zeer verzwaard geworden, welke last door hem opgewekt werd aanvaard en gedragen. Als secretaris van de senaat werd wederom prof. dr. K. Posthumus aangewezen. Waarde Posthumus, met Uw grote werkkracht en kennls van zaken hebt ge als docent, ais secretarls van de senaat, als pre-adviseur over wets- en reglementsontwerpen, als voorzltter van de redactlecommissie voor de Gids en voor de "Mededelingen van de T. H. E.", als voorzltter van de commissie voor de orienteringsdagen en als waarnemend 76
.studentendecaan enorm veel werk verricht. Onze benadering van de T. H.-problemen is wei eens verschillend, onze besprekingen zijn echter steeds gericht op hetzelfde doel: een gezonde opbouw van deze hogeschool en een zo goed mogelijk dienen van hen, die aan deze hogeschool studeren. lk dank je hartelijk voor je effect! eve hulp en steun. Opbouw van het wetenschappellfk corps
De opbouw van het docentencorps en van de wetenschappelijke staf vond gestadig voortgang. Bedroeg het aantal hoogleraren aan het begin van de cursus 1958-1959 26 (21 gewone en 5 buitengewone), thans is dit aantal gestegen tot 44 (34 gewone en 10 buitengewone) hoogleraren. Door verschlllende reeds v66r de cursus 1958-1959 benoemde hoogleraren werden inaug urele redes gehouden, waarin: 1. prof. dr. M. J. Steenland
2.
3.
4.
5.
6. 7.
ons voerde in het gebied der milligraden, naar gebieden, waar temperaturen heersen een miljoen maal lager dan de kamertemperatuur, prof. dr. ir. J. N. J. Perquln ons inleidde In de technologische bewerklng van de koolwaterstoffen om deze tot voor het mensdom nuttige artikelen te maken, prof. dr. P. C. Veenstra ons vanuit zijn thema: "Fundamenteel en toegepast, analyse en constructle" medevoerde in zijn bezinning op het vraagstuk, welke de fundamenten zijn, waarop de werktuigbouwkunde en in het bijzonder de werkplaatstechniek, als wetenschap, maar ook in zijn praktische uitwerking steunt, prof. J. B. Aninga bij de aanvaarding van zijn taak om onderwijs te geven in de bedrijfsmechanisatie het probleem van de relatle van mensen en werktuigen behandelde, prof. lr. C. de Beer ons de taak van lngenieur en vakman in de metaalbewerking uiteen:zette en hoe deze zich met elkaar hebben te verstaan, prof. dr. W. Peremans de "Diepte in de wiskunde" met het elementaireverbond, en prof. lr. J. G. Hoogland ons confronteerde met de nleuwe taken voor de anorganische chemie en met de gedachte, dat de a.s. ingenleur om daarin een aandeel te kunnen hebben, moet leren nadenken en v66rdenken.
Verder noem ik de oraties van de volgende in de cursus 1958-1959 benoemden, waarbij: 77
1. prof. dr.lr. A.I.M. Keulemans benoemd tot hoogleraar in de instrumentele analysemethoden, ons de nleuwe mogelijkheden van het moderne analytische onderzoek in de scheikunde schetste, waarblj de hedendaagse analyticus zijn resultaten nlet aileen meer ultdrukt in procenten of promille, maar in "parts per million", 2. prof. ir. W. L. Esmeijer zljn onderwijs in de technlsche mechanics lnleidde met een beschouwing over: "Enkele beweglngen en krachten In de mechanics", 3. prof. dr. J. B. AI bias In zijn rede over emplrie en formalisms de achtergronden der mechanics besprak, 4. prof. ir. J. G. Slotboom ons de ontwikkellng en het belang van de stromingsleer en van de stromingstechniek schetste In de strijd om "Het minimum" aan energieverliezen, 5. prof. dr. D. A. de Vries hoogleraar in de natuurkunde, de aandacht vroeg voor enige aspecten van de vier zogenaamde elementen: vuur, Iucht, water en aarde, 6. prof. dr. J. F. Schouten ons het wonder van de "Reikende hand" en 1. prof. dr. M. Bogaardt de betekenis van de "Denkende hand" ontvouwde, en waarbij 8. prof. Jr. A. Horowitz vanuit zijn eigen uitvindersgeest ons voorhield, dat, wanneer de student heeft geleerd, dat het uitvinden geen kunst Is, hlj lnmiddels een ingenieur is geworden, die lnderdaad de "Kunst van het ultvlnden" verstaat. Overlgens werden in de cursus 1 september 1958 • 1 september 1959 nog benoemd tot gewoon hoogleraar: 1. dr. J. H. van Lint in de wiskunde, 2. dr. C. E. Mulders in de meet· en regeltechnlek, 3. lr. 0. Rademaker In meten en regelen, 4. lr. J. van Vollenhoven In de werktuigbouwkunde, in hat bljzonder op het gebied van de verbrandi ngsmotoren, 5. dr. J. Wemelsfelder In de economie, 6. ir. W. H. van Zoest in de communicatletechnlek en 7. dr. K. Rletema In de fyslsche technologle en tot buitengewoon hoogleraar: 8. dr. C. J. Bouwkamp In de toegepaste wiskunde, 9. dr. H. Bremmer In de theoretlsche elektrlciteitsleer, 10. ir. H. Lamerls in de warmtetechnische constructies van het stoombedrijf en 11. ir. D. A. C. Zoethout In de organlsatleleer. Aan lr. H. Grabowsky werd een onderwijsopdracht verleend voor de colleges In de tech·
78
nlsche mechanlca voor het 2e en 3e semester gedurende het kalenderjaar 1959 en aan dr. W. J. Oosterkamp een onderwljsopdracht voor de colleges in atoomfysica. Het aantal leden van de wetenschappelljke staf bedroeg aan het eind van de curs us 99. Het aantal van het gehele person eel steeg van 307 tot 515. Door de enorme zuigkracht van de industria en andere instanties naar goed geschoolde en getrainde technlsch-wetenschappelijke werkkrachten gaat de aanwervlng van medewerkers van voldoend niveau voor de hogeschool soms met grote moeilijkheden gepaard. Verschillende plaatsen zijn dientengevolge nog niet bezet kunnen worden. De beperktheid der salarisschalen, tevens de moeilijkheden bij het vinden van geschlkte woongelegenheid, spelen hierbij een grote rol. De reeks van inaugurele oraties In Uw herinnerlng oproepende, glngen mijn gedachten ook uit naar aile daaropvolgende recepties en vooral naar de vlotte hulp daarbij verleend door de huishoudelljke dienst van onze hogeschool. Laat me vandaag, denkende aan de talloze malen, waarop een beroep op deze dienst werd gedaan bij bezoeken aan, vergaderingen in en excursies naar onze hogeschool, de functionarissen van de huishoudelijke dienst eens extra in het Iicht mogen plaatsen en hen dan ken voor hun arbeid.
Aantallngeschreven studenten
De cursus 1958-1959 ving aan op 2 september 1958 met de inschrijving van 241 nieuwe studenten, d.w.z. 50 meer dan op de eerste inschrljvingsdag in 1957. In de loop van de cursus liep het aantal voor de eerste maal ingeschrevenen op van 241 tot 308. Van het totaal aantal van 246 ingeschrevenen voor de cursus 1957-1958lleten zich in 1958 voor de tweede maal inschrijven 212, ofwel 86 %. Het totaal aantal ingeschrevenen voor het 1e en 2e studiejaar bedroeg 520. Van de voor de tweede maal ingeschreven studenten had in de afdeling der schelkundige technologie 60% het propaedeutisch diploma na twee semesters, 90 % na drie semesters, 8% na vier semesters, zodat dus thans na vier semesters in totaal 77% dier studenten is geslaagd voor het propaedeutisch examen; in de afdeling der elektrotechniek had 48 %van die studenten het propaedeutisch diploma na twee semesters, 17 % na drie semesters, 8% na vier semesters, dus in totaal na vier semesters 73 %; In de afdeling der werktuigbouwkunde slaagde 32% der in 1958 wederom ingeschrevenen studenten na twee semesters, 14% na drle semesters, 10% na vier semesters, dus in totaal 56% na vier semesters. Nader zal geanalyseerd moeten worden in hoeverre de nog nlet geslaagden als reele studenten zljn te beschouwen, b.v. zich als student lieten inschrijven om andere redenen, dan 79
om zich in het betreffende studlejaar voor te berelden voor een examen. Dan zal ook blijken, in hoeverre het zinvol is het percentage geslaagden te betrekken op het aantal ingeschrevenen. De Technische Hogeschool betreurt het verlies van de student H. van Mlerlo, die door een noodlottlg ongeval bij het zwemmen het Ieven verloor. In hetstudiejaar 1958-1959werd door44 oud-leerllngen van een H.T.S. toelatlng tot examens in een der afdelingen verzocht op grond van artikel122, 2e lid, van de wet op het technisch hoger onderwijs, en door 2 personen ouder dan 30 jaar, op grond van artikel124. Volgens besluit van de commissie tot toelating werd door deze personen tevens deelgenomen aan het schriftelljk onderzoek, dat aan dergelljke kandidaten door de technische hogeschool te Delft wordt afgenomen. De commissie adviseerde ten aanzien van 30 van deze 46 personen In posltieve zin.
Lotgevallen
Op 6 oktober 1958 heeft de minister-president, dr. W. Drees, de eerste paal geheid voor het hoofdgebouw. Zowel deze daad als de woorden van de minister-president bevestlgden opnieuw de belangstelling van de Regerlng voor de nieuwe Technlsche Hogeschool. Tijdens de lunch, volgende op deze eerste paalheilng, werd In aanslulting op hetgeen de minister-president over de studieduur naar voren bracht door de toenmalige president van het Elndhovens Studenten Corps de schalkse opmerking gemaakt, "dat bij te snelle studle de huidlge studenten al weg zouden zljn, v66r het hoofdgebouw klaar zou zijn", daarmede een interessante wedloop inluldende en de vraag opwerpende, wat het eerste werkelljkheid zal worden: de eerste afgestudeerde student aan de Technlsche Hogeschool van Eindhoven of het gereedkomen van het hoofdgebouw. Daaromtrent kan worden opgemerkt, dat na een vlot verloop van de helperiode een hiaat is ontstaan in de werkzaamheden voor de bouw van het hoofdgebouw tengevolge van de moeilijkheden ten aanzien van de gunning van de bouw na de gehouden aanbesteding. Door deze vertraging is er een vergrote kans, dat de studenten de wedloop kunnen winnen, al hoop ik nog steeds, dat de ontstane achterstand in het tijdschema tijdens de bouw weer kan worden ingehaald. Gelukklg kan worden medegedeeld, dat door een prljzenswaardig wederzijds begrip van de blj de aanbesteding betrokken lnstanties en door een grote bereidheld, om de ontstane moellijkheden op te lossen, met goedkeurlng van de betreffende regeringslnstanties op 14 augustus f.l. blj monde van de bouwcurator, lr. Th. P. Tromp, de gunning van de bouw van het hoofdgebouw heeft plaats gehad. De centrale hoogbouw zal bestaan uit een onderbouw: 100 m lang, 47 m breed en 8 m hoog, met een vloeroppervlak van 6.300 m2 , en een bovenbouw: 175m lang, 20m breed
80
en 53 m hoog en met een vloeroppervlak van 17.100 m2• Volgens het tijdschema voor het te bouwen hoofdgebouw wordt verwacht, dat het gehele gebouw gebruiksldaar is In september 1962. Het behoeft geen betoog, dat de snelle opbouw van onze hogeschool nlet berelkt kan worden dan door een voortdurende enorme inspanning van aile daarbij betrokkenen. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat wij het daarblj zo druk hebben, dat de nodige rust voor bezlnning op doel en waarde van ons werk In het gedrang komt. En ik denk aan wat broeder Laurens eens aan een vriend vertelde: "De tijd van drukte", aldus broeder Laurens, "verschllt bij mij nlet van de tijd van gebed; en in het lawaal en blj het gerammel in mijn keuken, terwijl meerdere personen op dezel{de tijd om verschillende dlngen roepen, bezit ik God met dezelfde dlepe rust als of ik op mijn knieen ware". Het geheim van broeder Laurens hebben wij hard nodlg in onze vergaderingen en in ons werk voor de opbouw van de hogeschool, waarblj meerdere personen verschlllende gebouwen (..... en nog vele andere zaken) op dezelfde tijd klaar willen hebben. Na de bereikte mijlpaal van de gunning van het hoofdgebouw kan nu in versterkte mate de aandacht worden gericht op de voorbereiding van de bouw van het collegezalencomplex, van de hoogbouw voor de schelkunde en van die voor elektrotechnlek. Aan het programma van eisen voor het collegezalencomplex wordt in gedegen arbeid en met voortvarendheid gewerkt door de collegezalencommissle, onder Ieiding van prof. dr. M. J. Steenland. Aangaande de gebouwen voor elektrotechniek en voor de scheikunde kan worden mede~ gedeeld, dat de aan de verdere ontwikkeling van inzichten aangepaste programma's van eisen gereed zijn. Prof. dr. P. van der Leaden bewees wederom als bouwcoordinator de senaat en de hogeschool goede diensten. Tijdens de bouwperiode van deze bouwwerken zal de opleidlng in de hogere studlejaren toch voortgang moeten kunnen hebben, hetgeen het treffen van allerlei noodvoorzienlngen vereiste. Deze noodvoorzlenlngen kunnen eensdeels worden getroffen In de thans gereedgekomen hallen, voor het overlge deel door de tljdelijke ter beschlkklng stelling door het gemeentebestuur van het thans ontrulmde Gymnasium Augustlnlanum aan de Kanaalstraat. Op de ochtend, voorafgaande aan de academische zittlng op 19 september 1958, werd het lnstltuut voor Perceptie Onderzoek geopend door een gemeenschappelljke symbollsche handellng van ir. P. F. S. Otten, president van de Raad van Bestuur van de N.V. Philips' fabrieken en van prof. dr. J. E. de Quay, toen president-curator van de Technische Hogeschool te Eindhoven. De onderzoekingen In het lnstltuut voor Perceptie Onderzoek zijn nu In volle gang. De vaste staf bestaat ult 21 personen. De werkzaamheden hebben geleid tot een toenemend
81
contact met onderzoekers op gelijk of aangrenzend gebied, zowelln binnen- als in buitenland. Hetgeen ik tot dusver vermeldde had voor een belangrijk dee! betrekklng op het opbouwproces van onze hogeschool. Dankbaar mogen wij echter ook constateren, dat temidden van aile voorbereidingen en activiteiten voor de verdere opbouw, het onderwljs, zoals dat voor het 1e, 2e, 3e en 4e semester was voorbereid en in de Gids 1958-1959 was aangekondigd, regelmatig heeft kunnen plaats hebben, d.w.z. dat de colleges, de practlca, de lnstructies, wiskundige- en natuurkundige colloquia, de discusslegroepen ••• en de examens normaal gegeven, gehouden en afgenomen konden worden, "alsof er niets anders aan de hand was". Mijne Heren Jonker, van Loon, Schmid en Zwikker, dit is aileen mogelijk geweest door het werk In de afdelingen, waarvan gij voorzltters zljt en door de toegewijde arbeid van het gehele wetenschappelljke corps, daarln bljgestaan door de algemene diensten, waarvan ik in dit verband de inkoopafdellng en de reproductiedienst zou willen noemen. Thans is ook het onderwijs voor het 5e en 6e semester in detail voorbereid en in de nieuwe Gids voor het cursusjaar 1959-1960 vermeld, in welk jaar het eerste kandldaatsexamen aan deze hogeschool zal worden afgenomen. Het Studium Generale mocht zlch, dank zij het aantrekkelijke programma, voorbereld door de betreffende commissie onder voorzltterschap van de hoogleraar in de filosofie, prof. dr. ir. F. Ph. A. Tellegen, verheugen in een grote belangstelling van de zijde van de studenten. Het uitgangspunt van de eerste lezing was een hoogleraar ult te nodlgen een onderwerp te behandelen, dat buiten zijn eigen vak lag. Deze voordracht werd gehouden door prof. dr. C. Zwikker over: "De Europoort". De tweede lezing werd gehouden door dr. J. M. L. Peters over: "Wat maakt een film boeiend?". De grootste belangstelling trok de derde avond, waarop de heer H. Redeker een uiteenzettlng gaf over: "Jazz" en dr. H. L. C. Jaffe over: "Dejongstebeeldende kunst", terwijl mr. G. J.P. Cammelbeeck een forumdiscussie leidde.
Voorstellen voor nieuwe oplekfingen aan de Tecnische Hogeschool te Eindhoven Reeds in mijn rede op 19 september 1958 werd vermeld, dat een gemengde curatorensenaatscommissie was lngesteld ter bestudering van de vraag, in hoeverre het wenselijk zou zijn reeds nu over te gaan tot het instellen van nieuwe opleidingen aan de Technische Hogeschool te Eindhoven.
82
Het verdere beraad hieromtrent heeft geleid tot het voorstel aan de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen wettelijke maatregelen te treffen, welke het mogelijk maken over te gaan tot het inrichten van: 1. opleidingen voor natuurkundig ingenieur, voor wiskundig ingenieur en voor bedrijfskundig ingenieur; 2. opleidingen voor doctorale examens in de wiskunde, in de natuurkunde en in de scheikunde; 3. opleidingen voor het baccalaureaatsexamen in een of meer der afdelingen. De senaat baseert deze voorstellen hoofdzakelijk op onderwijskundige en maatschappelijke gronden. Het is ons bekend, dat deze voorstellen, in het bijzonder het voorstel betreffende de o pleiding voor doctorale examens, in den Iande verbazing heeft gewekt ••• ja, hier en daar aanleiding heeft gegeven tot opmerkingen aangaande overmoed bij de jonge spruit in de kring van het hoger onderwijs. Echter menen wij een groeiend beg rip voor deze voorstellen te kunnen constateren, vooral vanwege hun principiele achtergrond. Zij raken, zoals in de toelichting uitvoerig is uiteengezet, volgens het oordeel van de senaat zeer wezenlijk de structuur van het hoger onderwijs aan deze nieuwe Technische Hogeschool. De ingediende voorstellen, welke als een geheel en in hun onderling verband moeten worden beschouwd, zullen na verwezenlijking bijdragen tot een levende wisselwerking tussen de sferen van de technische wetenschappen, van de fundamentele wetenschappen en van de maatschappijwetenschappen. De senaat is van mening, dat door invoering van de voorgestelde maatregelen een niet onbelangrijke bijdrage zal worden geleverd tot de oplossing van verschillende in de commissies voor spreiding van hoger en technisch hoger onderwijs aan de orde gestelde problemen. Ten aanzien van de voorgestelde opleiding tot bedrijfskundig ingenieur zou ik thans aileen het volgende will en opmerken: De huidige ontwikkeling van het maatschappelijke en industriele Ieven brengt een groeiende behoefte aan bedrijfskundig gevormde ingenieurs met zich mede. De toenemende gecompliceerdheid van de bedrijfsverrichtingen in het bedrijfsleven heeft geleid tot een vergaande departementalisatie der technische, commerciele, financiele, sociale en administratieve functies, welke in het beleid van het bedrijf hun synthase moeten vinden. Een nieuwe opleiding met een eigen kandidaats- en ingenieursexamen is nodig, teneinde hierbij een goede integratie van techniek en bedrijfskunde te kunnen bewerkstelligen. Het studieprogramma zal zodanig moeten zijn, dat de bedrijfskundige ingenieurs in het bijzonder uitgerust zijn om aan die problemen van het technische produktieproces te werken, waarbij organisatorische, economische, psychologische en sociologische
83
factoren een rol spelen en dit proces mede bepalen. Aldus gevormde bedrljfskundlge lngenleurs zouden bij ultstek geschlkt zijn als assistenten van !elders van technische bedrljven en bedrijfsafdellngen. Aangaande het onderwljs In de materiaalkunde is de commissie voor nleuwe op!eldlngen tot de conclusie gekomen, dat het aanbeve!ing verdient nu nog niet over te gaan tot het instel!en van een opleiding voor materlaalkundlg ingenieur, doch dat het beter za! zijn eerst het onderwijs in de materiaalkonde voor de reeds bestaande vakopleidlngen onder aospicl~n van de interafdelingswerkgroep voor materiaa!konde zo goed mogelijk te doen verzorgen. Curatoren en senaat hebben zlch ook bij deze aanbeveling aangesloten. In de rede van de waarnemend rector magnificos, prof. dr. C. Zwikker, op de herdenkingsdag van de dies natalis op 23 jonl j.l. werd uitvoerig lngegaan op de betekenis van de materiaalkunde voor de techniek. De ochtend van de diesviering stond in het teken van de relatle van de nleuwe Technische Hogeschool tot de • vooral middelgrote • industrleen, welke re!atie werd belicht door prof. lr. C. de Beer, na een introductie van de voorzitter van de diescommlssie, prof. lr. J. G. Hoogland. Aans!uitend aan de voordracht van prof. de Beer brachten de genodigden een bezoek aan het pavi!joen en was er gelegenheid tot contact aan een gezamenlljke koffiemaaltijd. Daar de datum van de dies nata!is, de 23e joni, zich door haar ligging temidden van de examentijd mlnder goed leent voor een vierlng van de stichtingsdag der hogeschool, Is besloten deze vlering te verscholven naar het elnde van de maand april en In overleg en samenwerklng met de Elndhovense Studentengemeenschap, met het Elndhovens Studenten Corps, met de wetenschappelijke, technische en admlnistratieve staf (en later ook met de afgestudeerden) te komen tot een diesvlering, waarin de gehele hogeschool· gemeenschap kan worden betrokken. Het geven van een levende inhoud aan deze hogeschoolgemeenschap zal voortdurende zorg en aandacht blijven vragen. Bewust van het uitermate grote belang van een goede communicatie tussen aile werkers van de Technische Hogeschool Eindhoven en in het bijzonder tussen de leden van het wetenschappelijk corps, is op voorstel van het college van rector magnificos en assessoren en met instemmlng van curatoren overgegaan tot het instellen van een commissie van contact van senaat en wetenschappelijke staf. Enerzijds leefde In de boezem van het college van rector magnificos en assessoren de behoefte aan een spreekorgaan van de wetenschappelijke staf om met dit orgaan overleg te plegen lnzake de functionele taak van de wetenschappelijke ambtenaren en om de goede doorstromlng van informatie te bevorderen. Anderzijds kwam in de kring van de wetenschappelijke ambtenaren het lnltiatlef naar voren nate gaan, in hoeverre het gewenst was ook in Eindhoven een "Verenlging Wetenschappelijke Staf" op te richten onder meer om rechtspositlekwestles te bespreken.
84
Als lnltlatiefnemers In dezetraden op de heren: ir. J. van der Kreek, drs. K. G. van Senden, ir. G. van Gljn, drs. E. C. Wessels en drs. E. Swaan. Verschlllende bespreklngen hebben geleld tot een gezamenlijk voorstel over te gaan tot hat instellen van de reeds genoemde senaatscommissle voor contact tussen senaat en wetenschappelljke staf. Waar voor een goed functioneren van hoger onderwljs en het verrlchten van wetenschappelljk onderzoek ook een goed contact met de algemene diensten gewenst is, werden tevens vertegenwoordlgers uit deze kringen in de commissle opgenomen. De samenstelllng van deze contactcommissie za! als vo!gt zijn: a. de rector magnificus (voorzitter) en nog een lid van de senaat (voor de eerste maal prof. Posthumus); b. een hoogleraar per afdeling en de secretaris van de Technische Hogeschool Eindhoven; c. een wetenschappelijk ambtenaar per groep van de wetenschappelijke ambtenaren ult de afdellngen; hiertoe worden deze lngedeeld in ten hoogste 20 groepen; d. een technisch hoofdambtenaar ult de gezamenlijke afdelingen; e. drie vertegenwoordigers (wetenschappelijke ambtenaren of daarmede gelljkgestelden) ult de algemene diensten; f. &en vertegenwoordiger van leden van de staf van de bureaux van de voorzlttersbeheerders van de afdellngen; g. een administratlef hoofdambtenaar namens aile administratieve ambtenaren, niet behorend tot een afdeling. Een belangrijke functie ter bevorderlng van het onderling contact vervult ook de personeelsverenlging. Deze verenlglng, welke werkers uit verschlllende organen van het gehele T.H.-Iichaam verbindt, organlseerde een geslaagde feestavond op 19 september 1958, een St. Nicolaasmiddag met de kinderen van het T. H.-personeel en op 28 mel jl. een feestavond ter gelegenheid van haar eenjarig bestaan, met medewerking van het Elndhovens Studentenkoor, van het Amsterdamse Studentencabaret en van het gemengd koor van deze T. H. Enkele aanloopmoeilijkheden om tot een goede ontplooiing van de eigen activltelten van de leden te komen zijn blijkbaar overwonnen, getulge het aangekondlgde programma van hedenavond. Het dames-volleybal-team oogstte wederom lauweren door een nleuwe overwinning in het interacademiale sporttournooi.
Personal/a
Op 24 juni 1959 promoveerde de waarnemend bibliothecarls, lr. J. Stellingwerff, In Delft tot doctor in de technlsche wetenschappen op een proefschrlfl, getiteld: "Werkelljkheid en Grondmotief blj Vincent Willem van Gogh".
85
In de functle van studentendecaan werd voorzien door de benoeming van mr. R. G. R. M. Rom me.
Representalles en vertegenwoordiglngen Van de vele representatles van de T. H. E. blj plechtige en feestelijke gelegenheden in stad en land wil lk thans slechts enkele noemen en voor de overige verwljzen naar het schriftelljk verslag der lotgevallen van deze hogeschool. De rector en zijn echtgenote ontvlngen een uitnodlglng van Hare Majesteit de Koningin en Prins Bernhard mede aan te zltten aan het diner ter gelegenheid van het bezoek van Zijne Keizerlijke Hoogheid, de Sjah van Perzle, gegeven in het Palels op de Dam te Amsterdam. Op 9 oktober 1958 woonden de rector en de voorzltter van de afdeling der elektrotechniek de herdenking blj van het felt, dat ir. Gerard Philips 100 jaar geleden geboren werd. lr. J. C. Lokker beschreef bij deze gelegenheld nog eens uitvoerlg de geweldlge moeilijkheden, welke Gerard Philips te overwinnen heeft gehad in de vierjarige aanloopperlode van het Philipsbedrijf (de firma Philips en Co. werd op 15 mel1891 opgericht; pas vier jaar na de oprichtlng werd winst gemaakt). Het Is goed en wijs, dat a.s. ingenieurs ook eens lezen, hoe wegberelders van de technlek hebben geworsteld. En ik denk hierblj niet aileen aan pioniers, als dr. Gerard Philips en dr. Hub van Doorne, maar ook aan hen, die door hun vindingrijkheid de grondslag hebben gelegd van verschillende kleinere industrieen, welke een sieraad vormen In de reeks van bedrijven, welke ons land sterk maakt. lk denk b.v. aan wat dr. L. van de Grlnten ult Venlo zei, toen hem de gouden speurwerkmedaille van het Konlnklljk lnstituut van lngenieurs werd aangeboden. Hij herinnerde er In zijn dankwoord aan, hoe zljn vader vaak zei: "Kinder, als oe nou voor een probleem kumt te staan, waarvan ie nou werkelijk niet wlet, hoe ge het aan moet pakken, dan moet ge er eens goed euver nadenken en als ge dan n6g nog niet wiet, hoe ge het aan moet pakken, weet ge wat ge dim moet doen?" zee vader: "dan moet ge het aanpakken !" Op 15 september 1958 was de Eindhovense rector aanwezig in de buitengewone zitting van de senaat van de Delftse Technische Hogeschool, waarin de rector magniflcus, prof. dr. 0. Bottema, verslag uitbracht over de lotgevallen in het cursusjaar 1957-1958 van de Technische Hogeschool te Delft. Op 10 januari 1959 bracht de rector de gelukwensen van de T. H. E. over aan de Delftse rector en aan de senaat ter gelegenheld van de viering van de dies natalis en aan de door de senaat van Delft benoemde eredoctor Sir John Cockroft.
86
Naast deze ontmoetlngen had herhaaldelljk collegiaal contact plaats tussen de colleges van rector magnitlcus en assessoren, de afdelingen en de docenten van beida technische hogescholen. Met gevoelens van bewondering, respect en hulde gaan op dit moment onze gedachten ult naar collega Bottema, die heden zljn rectoraat overdraagt aan prof. dr. R. Kronlg. De rector nam als lid deel aan de werkzaamheden van de door de minister van Onderwljs, Kunsten en Wetenschappen ingestelde commlssie Spreiding Technisch HogerOnderwijs, Prof. dr. K. Posthumus trad op als voorzitter en prof. dr. J. J. Seidel als lid van de subcommissie studieprogramma, ingesteld door de beida commissies voor Spreiding Hoger Onderwijs en voor Spreiding Technlsch Hoger Onderwijs. Het contact van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniglng met de Technlsche Hogeschool Eindhoven kreeg een bijzonder accent door de verkiezing van prof. ir. J. G. Hoogland tot voorzltter dier verenlging. De verbondenheid van de Technische Hogeschool Eindhoven met de kunsten - een verbondenheld, ook tot uitdrukking komend In de naam van het Ministerie van Onderwijs, Konsten en Wetenschappen, waaronder de Technische Hogeschool Eindhoven ressorteert - werd ervaren door de vriendelijke uitnodiglng aan de rector magnificos tot bijwoning van de concerten hier ter stede door het Brabants Orkest, door de uitnodlglngen tot bijwonlng van de premieres van het toneelgezelschap: "Ensemble" en werd ook beleefd bij de aanwezigheid van de rector op de feestavond in het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage ter viering van het 25-Jarig dirigentenjublleum van Wlllem van Otterloo en van de 25-jarige solistenjubilea van de bel de concertmeesters Theo Olof en Herman Krebbers. De relatle van de Technische Hogeschool Eindhoven met andere instituten voortechnisch· wetenschappelijk onderzoek kreeg onder meer gestalte in de uitnodiglng voor en het bijwonen van de plechtlgheid van de in bedrijfstelling door Zljne Koninklijke Hoogheld de Prins der Nederlanden van de uitbreiding van het Kortslultlaboratorlum en van andere laboratoria van de N.V. K. E. M.A. te Arnhem. Op 29 juni 1959 vertegenwoordigde de wnd. rector magnificus, prof. Zwikker, de senaat bij de erepromotle van onze landgenoot, de Maastrichtenaar, prof. dr. P. Debye, aan de Technische Hogeschool te Aken.
Ontvangen en gebrachte bezoeken In de afgelopen cursus bracht de rector een kennlsmakingsbezoek aan de rector magniflcus van de Universiteit te Leuven en aan die van de Technische Hochschule te Aken.
87
Op 19 november 1958 vergaderde de sectie Utiliteitsbouw van de afdeling Bouwkunde van het Koninklijk lnstltuut van lngenieurs In onze Technische Hogeschool, waarbij de rector een inleiding gaf over de principes, welke ten grondslag lagen aan de bouw van de Eindhovense hogeschool en de architect, ir. S. J. van Embden, een overzicht gaf van de bouwplannen. Op 27 januari 1959 ontving de Technische Hogeschool Eindhoven na voorafgaand persoonlijk overleg een bezoek van de gouverneur, kolonel Kloppenburg, en enige docenten van de Koninklljke Militaire Academia te Breda, voor het leggen van contact en het verstrekken van wederzijdse informatie in verband met een gewenste goede aansluiting aan de applicatiecursus in Breda bij een eventuele verdere studie van officieren aan de Technische Hogeschool te Eindhoven. Het brengen van een tegenbezoek is helaas in de afgelopen cursus door verschillende omstandigheden niet mogelijk geweest. Op 24 februari 1959 werd op uitnodiging van prof. dr. ir. H. Gellssen door de rector en verschillende leden van de afdeling voor werktuigbouwkunde en voor elektrotechniek, tezamen met collega's van de Technische Hogeschool te Aken een bezoek gebracht aan het nieuwe schakelstation van de P. L. E. M. te Lutterade en aan de nieuwe centrale te Buggenum. Met bewonderlng werd wat aldaar tot stand werd gebracht gadegeslagen en staande op het plekje grond, waar de internationale koppellng der elektrische netten van Frankrijk, Belgie, Duitsland en Nederland plaatsvindt, besefte men reeel, hoe hier metterdaad de internationale samenwerking wordt gediend. Dit bezoek en de aansluitende gezamenlijke maaltljd ten huize van onze gastheer, prof. Gelissen, bevorderden het informele contact tussen Akense en Eindhovense collega's. Op 27 augustus jl. verleende de hogeschool gastvrijheid aan de vakantiecursus van: "Vellnes", de verenlglng van leraren in de natuur- en scheikunde, over het onderwerp: "Fysica der zintuigen". Prof. Schouten, directeur van het lnstituut voor Perceptie Onderzoek, trad opals Ieider van deze vakantiecursus.
Het contact met de burgerij etcetera
Het contact met het gemeentebestuur was uitmuntend en voorzover er zaken moesten worden gedaan, vlot en doeltreffend. Aangaande de act!vltelten van de Stichtlng Studentenvoorzieningen Eindhoven getuigen, krachtiger dan mijn woorden, haar daden: 1. het gereedkomen en het op 17 september jl. in gebruiknemen van het eerste studentenhospitium in Eindhoven; 2. de effectieve voorzienlng door de sectie Kamervoorzieningen in de behoefte aan kamers voor studenten; 3. de verbouwing en vergrotlng van de mensa en van de societeit van het Eindhovens
88
Studenten Corps; de verbouwde sociliteit "Ilium" werd op 26 januari 1959 door de president van het E. S.C. heropend; 4. de reeds verwezenlijkte sportaccomodatle en het ultvoerig rapport van de sectle Sport over de aan te leggen sportvelden en de te bouwen sporthal; 5. het werk van de sectie Gezondheidszorg en 6. het instellen van een nieuwe sectie ter opstelling van het programma van elsen voor een centraal studentenhuls van de Elndhovense Studentengemeenschap. De werkzaamheden van het Elndhovens Hogeschoolfonds richtten zlch onder meer In enge samenwerking met het Delfts Hogeschoolfonds op de versterking van de geldmiddelen. Het fonds maakte verschillende studiereizen van docenten mogelljk: o.a. de huidige reis van de gedelegeerd-curator en van de voorzitter van de Afdellng der Algemene Wetenschappen naar Amerlka. Hun medeleven met ons op deze dag blljkt ult het ult New-York ontvangen telegram: "Congratulations opening third academic year. Wijffels, Zwikker". Verder konden met steun van het fonds enkele speurwerkers aangesteld worden en enlge kostbare modellen voor het onderwijs worden aangekocht. Het contact met de burgerij uitte zich overigens in het ontvangen van en in het gevolg geven aan tal van uitnodigingen om de hogeschool te doen vertegenwoordlgen bij feestelijkheden van verschlllende aard.
Het contact met de studentenverenigingen
Met grote belangstelllng volgde de academische senaat ook In dit cursusjaar de activiteiten van de senaat en van de leden van het Eindhovens Studenten Corps onder de rustige en vertrouwenwekkende Ieiding van zijn president, de heer G. W. M. Smits. Tal van ontmoetlngen versterkten de goede relaties met de studenten. lk denk aan de door de leden van de academlsche senaat zo zeer op prljs gestelde ontvangst door de senaat en het socleteitsbestuur van het E.S.C. op de societeit "Ilium", aan ontmoetingen met de besturen en leden van verschillende studentenvereniglngen, soms officleel, dlkwljls informeel, op excursles .•. enzovoort. De structuur van het Eindhovense studentenleven kreeg nader vorm en gestalte door de totstandkoming van de Elndhovense Studenten Gemeenschap. Deze gemeenschap om vat de volgende Ieden: 1. 2. 3. 4. 5.
het Elndhovens Studenten Corps; de Protestantse Gespreksgroep; de Rooms Katholieke Studenten Contactgroep: "Sanctus Thomas Morus"; de drie studievereniglngen: "Simon Stevin", "Thor" en "Jan Pleter Minckelers"; de Federatle van Sportverenigingen.
89
In de loop van het tot standkomen van deze Eindhovense Studenten Gemeenschap bereikten ons de alarmerende berichten, dat het gevaar dreigde, dat de Societas Studiosorum Reformatorum Eindhoviensis geisoleerd van deze Eindhovense Studenten Gemeenschap zou komen te staan. Voortgezette besprekingen voerden echter tot het resultaat, dat de voorzitter van de afdeling Eindhoven van de S.S.R. als waarnemer zal worden opgenomen in de vergaderingen van de Eindhovense Studenten Gemeenschap en dat de S.S.R. de president van de Raad van deze gemeenschap erkent als officieel vertegenwoordiger van aile Eindhovense studenten. Met belangstelling, doch met gedeeltelijke voldoening hebben wij kennis genomen van dit resultaat. Persoonlijk spreek ik de hoop uit, dat de vindingrijkheid der studenten, zij het na veel geliefd en heftig discussieren, zo groot zal zijn, dat een formulering van het handvest van de Eindhovense Studenten Gemeenschap gevonden moge worden, welke het mogelijk maakt aile studentenverenigingen te verenigen en dat bij de totstandkoming van het huis der Eindhovense Studenten Gemeenschap dit gebouw zoveel mogelijk een centrum van activiteit van aile Eindhovense studenten moge worden, een krachtcentrum, waar jonge men sen samen een antwoord leren vinden op de vraag: "Waar Ieven wij eigenlijk voor?". Moge zo onze hogeschool een krachtcentrale worden, waar a.s. ingenieurs een levensdoel vinden, waard om voor te Ieven.
Dames en heren,
Na afloop van deze rede zal er een receptie zijn in het paviljoen van de Technische Hogeschool. lk stel U voor als route daarheen de nieuwe, vandaag open te stellen toegangsweg naar de T.H.-gebouwen te nemen. De nieuwe toegangsweg voert U vanaf het 18-Septemberplein via de straks door technische prestaties van de loco-burgemeester en van de president-curator te openen spoorwegtunnel, welke het dichtst bij het station ligt, over de gereed gekomen brug over de inmiddels verlegde Dommel naar het T.H.-paviljoen. Deze route zal U een indruk kunnen geven van wat daar in de Dommelvallei in het afgelopen jaar tot stand kwam, mede dank zij de goede samenwerking met de gemeentelijke instanties. Bij het betreden van de nieuwe toegangsweg naar de Technische Hogeschool willen wij, na de beschrijving der lotgevallen van het laatste jaar, het verleden achter ons Iaten, de blik weer voorwaarts richten en een nieuwe etappe inslaan van de weg van de verdere opbouw van de Eindhovense Technische Hogeschool. In de etappe van het komende jaar zal onder meer het onderwijs en onderzoek in die gereedgekomen hall en tot Ieven gebracht moeten worden. Nieuwe mogelijkheden zullen ook ontstaan door de inrichting van de in de hallen geprojecteerde werkplaatsen der technische diensten. Aan een doeltreffende functionering van deze werkplaatsen zal in het komende jaar veel aandacht besteed moeten worden.
90
Zeer geachte toehoorders, Bij de aanvang van mijn rede zei ik: "Een volk, dat leeft, bouwt aan zijn toekomst". Van belang is niet aileen, dAter gebouwd wordt, maar vooral, op welke geestelijke fundamenten en in welke sfeer er gebouwd wordt ••• ; maar nog belangrijker is de vraag: "Van welke krachten zal deze technische hogeschool het werktuig worden?" Geve God, dat zij een instrument zij in Zijn Dienst, in han den van mensen, die z6 vrij zljn, dat zlj Zljn Wil kunnen doen. lk heb gezegd.
91
Supplement
Representaties:
De Technische Hogeschool werd vertegenwoordigd: Op 23 september 1958
Op 26 september 1958
Op 9 september 1958 Op 18 oktober 1958
Op 20 oktober 1958
Op 7 november 1958
Op 8 november 1958
Op 9 november 1958
Op 10 november 1958 Op 21 november 1958
92
door prof. dr. ir. W. L. H. Schmid bij het 50-jarig bestaan van de vereniging voor koeltechniek. door prof. dr. !r. F. Ph. A. Tellegen bij de samenkomst van de Orde van Nederlandse Raadgevende lngenleurs (0 .N.R.J.-dag). door prof. dr. K. Posthumus bij de dies van de S.S.R.E. door prof. dr. K. Posthumus bij de officiele ingebruikneming van het nieuwe exportgroupagecentrum der N.V. Philips, geopend door Z.E. minister Algera. door prof. dr. H. B. Dorgelo en prof. dr. K. Posthumus bij de openbare senaatszitting van de Vrije Universiteit te Amsterdam. door prof. dr. C. Zwikker bij de opening van de !ustrumtentoonstelling "Europoort een schakel". door prof. dr. A. Oldendorff bij het negende lustrum van de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam. door prof. dr. H. B. Dorgelo bij de dies van de R. K. Studentencontactgroep "Sanctus Thomas Morus". door prof. dr. ir. A. A. Th. M. van Trier bij het 7e lustrum van de R.K. Unlversiteit te Nijmegen. door prof. dr. K. Posthumus bij de 31e dies natalis van de Katholleke Economische Hogeschool te Tilburg.
Op 21 november 1958
Op 10 december 1958
Op 12 december 1958
Op 15 december 1958
Op 17 december 1958
Op 10 januarl1959
Op 9 februari 1959
Op 9 maart 1959
Op 20 maart 1959
Op 14 aprll1959
Op 30 april 1959
Op 4 april 1959
door prof. dr. H. B. Dorgelo bij het senaatsdiner ter gelegenheid van de 31e dies natalis van de Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg. door mr. A. J, Vleer blj de plechtige herdenking van de verenlglng voor lnternationale Rechtsorde vanwege het felt, dat op 10 september 1948 de unlversele verklarlng van de Rechten van de Mens door de algemene vergadering van de Verenigde Natles werd vastgesteld. door prof. dr. lr. W. F. Brandsma blj de officiele opening van het nleuwe gebouw van het metaalinstltuut T.N.O. te Delft. door prof. dr. ir. W. L. H. Schmid blj de officliHe opening van de eerste cursus van de Stichtlng lnteracademlale Opleldlng Organisatiekunde. door prof. dr. A. Oldendorff bij de promotle honoris causa In de economlsche wetenschappen van mr. K. F. van der Mandele aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam. door prof. dr. H. B. Dorgelo blj de 117e dies natalls van de Technlsche Hogeschool Delft. door prof. dr. K. Posthumus blj de plechtlge herdenklng van de 384e stlchtingsdag van de Rijksunlverslteit te Lei den. door prof. lr. A. Horowitz bij de openbare senaatszlttlng van de Landbouwhogeschool te Wagenlngen ter gelegenheid van de 41e herdenking van haar stlchtingsdag. door prof. dr. K. Posthumus blj de buitengewone vergadering van de senaat van de Rljksunlverslteit te Utrecht ter gelegenheld van de dies natalis. door prof. dr. A. Oldendorff blj de buitengewone vergaderlng van de nationale federatle voor geestelijke volksgezondheld. door prof. dr. C. Zwlkker blj het defile ter ere van de verjaardag van H. M. de Konlngln en de ontvangst In het van Abbe-museum. door prof. dr. lr. W. van Loon blj de herdenklngsplechtlgheld ter gelegenheld van het 25-jarlg bestaan van de Nljverheldsorganlsatie T.N.O.
Op 9 juni 1959
Op 13 junl1959
Van 17 tot 20 maart 1959
94
door prof. dr. K. Posthumus bij de begrafenisplechtigheid van de student In de afdeling der scheikundige technologle, de heer H. van Mierlo. door prof. dr. K. Posthumus bij de hogeschooldag van de Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg. woonde prof. dr. H. B. Dorgelo het 4e symposium "on the organisation and administration of applied research" te Milaan bij.
Ontvangsten:
De navolgende gezelschappen werden ontvangen op:
20 november 1958 10 februarl1959
20 maart 1959 21 maart 1959
26 maart 1959 28 en 29 mel 1959 20 juli 1959
22 juli 1959
de afdeling bouwkunde van het K.I.V.I. de gemeenteraad van de stad Eindhoven, ter verkrijging van orii~ntatie omtrent de gebouwen van de Technische Hogeschool in het stadsbeeld van Eindhoven. Fellows uit de O.E.E.S.-Ianden. een gezelschap studenten van de Cambridge University Engineering Society. docenten en studenten van het North Cloucestershire College te Cheltenham. 12 Mexicaanse hoogleraren. een aantal Turkse hoogleraren en studenten van de Technical University van Ankara. enige stafleden van de Landbouwhogeschool uit Wageningen.
95
De senaat benoemde In het cursusjaar 1958-1959:
Prof. ir. A. Horowitz Prof. Jr. C. de Beer Prof. dr. H. B. Dorgelo en prof. dr. P. C. Veenstra
Prof. dr.·K. Posthumus en prof. dr. J. J. Seidel
Prof. dr. P. C. Veenstra
96
tot voorzitter van het comite Eindhoven van het Universitair Asylfonds. als zijn vertegenwoordiger in het International University Contactfor Management Education. rasp. afs lid en afs plaatsvervangend lid in de commissie ter bevordering van opleiding en onderzoek in de radiobiologie. als zijn vertegenwoordigers in de subcommissie van de spreidingscommissies die tot taak heeft hat studieprogramma en de wenselijkheid van het instellen van prae-candldaatsopleidingen in den Iande te bestuderen. Professor Posthumus heeft van deze subcommissie het voorzitterschap bekleed. als vertegenwoordiger in de stichting Technisch Film Centrum.
··:-"''Il
De minister van Onderwljs, Kunsten en Wetenschappen benoemde:
Prof. dr. M. J. Steenland
tot lid van het algemeen bestuur van de stichting Film en Wetenschap.
Prof. ir. C. de Beer
heeft namens de senaat zitting genomen in de commissle IAESTE-Nederland. heeft de door prof. dr. ir. A. A. Th. M. van Trier verlaten plaats in de gemeenschappelijke voorlichtingscommissie Delft-Eindhoven bezet. aanvaardde een benoeming tot lid van het curatorium van de stlchtlng Verkeerswetenschappelljk Centrum Rotterdam. werd aangezocht namens de senaat zitting te nemen in de commissie van advies van de cursus gezondheldstechniek, georganiseerd door het K.I.V.I. en T.N.O. volgde prof. de Beer op in het International University Contact for Management Education (I.U.C.)
Prof. lr. J. G. Hoogland
Prof. ir. A. L. W. Seyffardt
Prof. dr. J. F. Schouten
Prof. ir. D. A. C. Zoethout
97
De lotgevallen van de Technische Hogeschool Eindhoven gedurende het cursusjaar 1959·1960
Rede, uitgesproken op 19 september 1960 door de rector magnificus van de Technische Hogeschool Eindhoven, prof. dr. H. B. Dorgelo
Hoogedelachtbare heren curatoren, Mi}nheer de burgemeester van de stad Eindhoven, Mijne Heren,leden van de academische senaat, van de wetenschappelijke, technische en admlnlstratieve slaven, Dames en heren studenten, Hooggeachte gasten, Zeer gewaardeerde toehoorders,
Laat mij mogen beglnnen met ook van deze plaats - namens de hogeschool • onze verheugenls uit te spreken, dat Eindhoven weer een burgemeester heeft. Op 26 september 1959 werd de benoeming van ir. H. B. J. Witte als zodanlg bekend gemaakt. Bij Koninklijk besluit van 17 oktober daaropvolgend werd ir. Witte tevens benoemd tot lid van het college van curatoren van de Technische Hogeschool te Eindhoven. Enkele uren geleden is het besluit van de benoeming van curator Witte tot presidentcurator van de Eindhovense Technische Hogeschool door H. M. de Konlngin getekend. De hogeschoolgemeenschap begroet hem van harte als haar nieuwe president-curator en verheugt er zich over, dat de nieuwe voorzitter van het college van curatoren In zlch verenigt het bestuurlljke en het constructieve denken van de magistraat en van de ingenieur. Zij is dankbaar, dat hij zijn rijke ervaring ten dienst wil stellen oak aan deze hogeschool, wetende • en reeds ervaren hebbende • zijn bljzondere belangstelling voor aile problemen, die met de verdere opbouw van de nleuwe hogeschool te maken hebben. Hooggeachte Heer s'Jacob. Uw naam is onafscheldelijk verbonden aan deze hogeschool als de naam van de voorzitter van de commissle, welke de wet heeft voorbereid, waarin de stichting van de Technische Hogeschool te Eindhoven was opgenomen. Uw bereidheid om tijdelijk het president-curatorschap op U te nemen, toen onze voorvorlge president-curator tot minister-president werd benoemd, heeft de hogeschool andermaal en in versterkte mate aan U verplicht. Wij danken U voor hetgeen gij, als tijdelijk president-curator, voor deze hogeschool hebt gedaan, Aan het eind van mijn rede op 21 september van het votige jaar nodigde ik de toen aanwezige autoriteiten en genodigden uit, zich via de te openen Vestdijktunnel naar de T.H.-terreinen-te begeven. De opening van deze tunnel geschiedde door een geslaagde technische prestatie val) de president-curator mr. s'Jacob en van de loco-burgemeester drs. Gijzels, door het doorbranden met een acetyleenbrander van een koperen band, welke beide wegen onder de tunnel nog afsloot. Een en ander werd opgeluisterd door het politiemuziekcorps en gevolgd door een oorver-
101
dovend getoeter van de stoet van auto's welke voor het eerst de tunnel passeerde en zich ter receptie in de richting van de T.H.-gebouwen begaf. Alvorens nader op het groeiproces van de Eindhovense Technische Hogeschool in het studiejaar 1959-1960 in te gaan, wll ik eerst enkele gebeurtenissen van bijzonder karakter memoreren. Op 8 september 1959 woonde de rector de ontvangst bij ten paleize op de Dam in Am· sterdam op uitnodlging van H. M. de Koningln en Z. K. H. Prins Bernhard. Van 9 t/m 15 september 1959 nam hlj deel aan de tweede conferentie van rectoren en vicekanseliers van europese universiteiten en hogescholen in Dijon, in welke conferentle mede beleefd werd een deel van de worsteling van de Mmwording van Europa. De vierde herdenking van de dies natalis der Technische Hogeschool op 28 april 1960 kreeg een bijzonder cachet door de officlele opening van de gereedgekomen hallen door Z. Excellentie de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. Cats. De symbolische handelingen van de minister en van de voorzitters van de afdellngen bij deze opening waren uiterst zorgvuldig voorbereid door de dies-commissie en vooral door de zorg van collega van Vollenhoven. De dies-rede werd op die dag uitgesproken door de waarnemend rector magnificus, prof. dr. lr. J. L. H. Jonker en droeg de titel "Geboorte en Groei der Elektrotechniek". In deze rede gaf de spreker een lndrukwekkend overzicht van die groei, een ontwikkeling waarover Faraday, Maxwell, Lee, de Forest en andere grondleggers der elektrotechnische wetenschap zlch hogelijk zouden verbazen, als zij zouden kunnen gadeslaan, wat er gegroeid is aansluitend aan het werk In hun laboratoria en studeerkamers. Op 17 september geschiedde in tegenwoordigheid van de regerlngsvertegenwoordiger, de heer mr. F. L. Rutgers, de opening van het eerste studentenhospitium aan de Boutenslaan, dat aan 150 studenten woonruimte bledt, en wei door een goed gemikt schot van de President van het Eindhovens Studenten Corps, de heer G. Smits, ult een kanon met een champagnefles als projectiel op een gelmprovlseerde voordeur van het hospitium. Aan dit schot gingen vooraf toespraken van ir. F. J. Philips als waarnemend voorzitter van de Raad van Beheer van de Stichtlng Studentenvoorzieningen Eindhoven, van ir. Th. P. Tromp namens curatoren, van de rector magniflcus namens de academische senaat, van prof. Botcher namens de Centrale Stichtlng Studentenhuisvestlng. lr. Bouten, voorzitter van de sectie Hospitium, droeg vervolgens het hospitium over aan de Raad van Beheer. Hat ward namens die Raad door prof. Goudeket aanvaard. De senaat van het Eindhovens Studenten Corps was voor deze gelegenheid ter plaatse gebracht In een cal~che, getrokken door een lange sliert novieten die, nadat zij hun taak met enige vertraging volbracht had den, zich nederzetten op het voorterrein van het hospitium, daarbij de letters E.S.C. vormende. 102
De samenstelling van het college van rector magni{icus en assessoren De samenstelling van dlt college bleef in het afgelopen cursusjaar dezelfde als die, welke zij had verkregen op 1 september 1957 door het toetreden van prof. dr. ir. W. L. H. Schmid, die in de komende cursus als waarnemend rector magniflcus zal optreden. Wegens zijn reis naar Mexico, Venezuela en de Verenigde Staten zal hlj eerst In detweede helft van oktober als zodanig kunnen fungeren. Een telegram van prof. Schmid uit Houston, Texas getuige van zijn belangstelllng heden op deze dag. De secretaris van de hogeschool, mr. Vleer, woonde als gast en adviseur op verzoek van het college van rector magnificus en assessoren de vergaderingen van dlt college geregeld bij. De praktijk heeft geleerd dat dit zeer doeltreffend heeft gewerkt en de goede gang van zaken versnelde en bevorderde. Wij zijn de heer Vleer dankbaar, dat hij In menlg opzlcht gefungeerd heeft als geweten van het college om tot duldelijke beleidsbeslisslngen en tot scherpe advlezen aan het college van curatoren te komen. Prof. Posthumus met zijn enorme werkkracht zal ook In het komende cursusjaar optreden ais secretaris van de senaat. Wat ik het vorige jaar tot hem zelda, zou ik letterlijk kunnen herhalen en bevestigen. in de komende cursus zal prof. Seidel als voorzittervan de onderafdeling voor de wiskunde i.o. in het college zltting hebben in piaats van prof. van der Leeden, die zljn taak als bouwcoordinator atlopend zlet. ledere "Insider",' betrokken bij de bouw van de T. H. E. weet, welke belangrijke bijdragen door prof. van der Leaden voor de coordinatie van die bouw zljn geleverd. Wij prljzen ons daarom gelukklg, dat prof. van der Leaden zich bereid verklaard heeft de vergaderingen van het college als gast te wlllen blljven bijwonen. lk behoef dus heden geen afscheid van hem te nemen als medestrijder in het college voor de opbouw van de Eindhovense T.H.
Het groeiproces van de hogeschool Het groeiproces van onze hogeschool in het cursusjaar 1959-1960 overzlende en overdenkende, gaan onze gedachten naar mensen en naar gebouwen. Het hooglerarencorps groeide in aantal van 44 hoogleraren in de cursus 1958-1959 tot 52 hoogleraren In de cursus 1959-1960. Thans bestaat het uit 42 gewone en 10 buitengewone hoogleraren. De wetenschappelijke staf groeide In aantal van 99 laden tot 126; de technische staf van 159 tot 206; de admlnlstratleve staf van 30 tot 38. De bezetting van de Centrale Diensten groeide ultvan 181 tot296 personen. Het totaal aantal studenten steeg van 522 bij het eind van de vorige cursus tot 760 bij het elnde van de cursus 1959-1960. Van het totaal aantal 760 studenten studeren er 272 in de afdeling der werktulgbouwkunde, 254 in de afdeling der elektrotechniek, 103
228 in de afdeling der scheikundige technologie, 6 lieten zich inschrijven voor enkele lessen. De genoemde gegevens Iaten de snelle groei van de T. H. E. zien in aantallen personen. Men kan zich ook de vraag stellen, minder op de aantallen maar meer lettende op de mensengemeenschap welke de T. H. E. vormt, of deze gemeenschap een gezond groeiproces vertoont. Nu geloof ik te mogen zeggen, dat er wat dit betreft allereerst veel red en tot dankbaarheid is._ Dank zij een goede geest van samenwerking over een breed front is er veel goeds tot stand gekomen in korte tijd, en de feestavond na de opening van de hall en was een demonstratie van vreugdevol samenwerken en samenzijn. Anderzijds moeten wij ook niet blind zijn voor de schaduwzijden. Voor een deel zijn zij inherent aan het snella groeiproces, dat zich aan deze hogeschool voltrekt. Het gelijktijdig bouwen van de hogeschool, het aantrekken van zoveel nieuw personeel, het doen functioneren en voortgang doen hebben van het onderwijs, het op gang brengen van onderzoek, het vormgeven en het bevorderen van de groei van een geheel nieuw studentenleven vraagt de uiterste inspanning van allen. Er dreigt een overbelasting - met daarmede gepaard gaande oververmoeidheid- een verschijnsel, dat niet aileen de ouderen bedreigt, maar ook de jongeren. Ernstige bezinning in deze zal nodig zijn om de T. H. een gezond organismete doen zijn. Laten wij samen radicaal onder de ogen durven zien wat er mis is en Iaten wij dan samen zoeken wat juist is. Persoonlijk heb ik in deze cursus ervaren, dat het gemakkelijker is in een voorwoord studenten te wijzen op de wenselijkheid van een evenwichtige verdeling van de beschikbare persoonlijke energie over studie, ontspanning en omgang met medestudenten, dan zelf z6 te Ieven, dat 6ver-moe-worden voorkomen wordt. Dank aan allen die mij hebben geholpen en verder will en helpen in deze een beter spoor te volgen. Aangaande de examenresultaten van de twee eerste studenten-generaties van de T.H.E. kan het volgende worden medegedeeld. Van de eerste studentengeneratie, de generatie van de cursus 1957-1958, omvattende 243 ingeschrevenen, lieten zich er 211 voor de tweede maal inschrijven voor de cursus 1958-1959 of te wel86% en voor de derde maal190 of 78% voor de cursus 1959-1960. Van deze 243 oorspronkelijk aangemelden hebben thans 173 of 71 % het propaedeutisch examen met gunstig gevolg afgelegd. Dit is 91 %van de in de cursus 1959-1960 nog ingeschreven studenten van de eerste generatie. Van deze 173 geslaagden behaalde er hun propaedeutisch diploma 98 na 2 semesters, d.w.z. 56% 29 na 3 semesters, d.i. 17 % 27 na 4 semesters, zijnde 16% 14 na 5 semesters, d.i. 8% en nog 5 na 6 semesters, d.i. 3% 104
Van de eerste studentengeneratle heeftthans 71% het propaedeutisch diploma, terwijl van 22% bekend is, dat zij om een of andere reden hun studle blnnen drie jaar opgaf. Van de overige 7 %, die nog niet voor het propaedeutisch examen slaagde, zal bij de eerstvolgende I nschrijving blijken, in hoeverre zlj ook hun studie opgaf, of dat er bijzondere omstandigheden waren waardoor de studle belemmerd werd. Aangaande deze eerste studentengeneratie kan verder worden vermeld, dat van de 98 die na 2 semesters (dus na een jaar) voor het propaedeutisch examen slaagden, er 13 drle semesters later (dus zonder enige vertraging) en 37 vier semesters later (dus met een semester vertraging) voor het kandidaatsexamen slaagden, d.i. samen 50 van de 98. Van de 29 studenten van de eerste generatie, die na drie semesters (dus met eon semester vertraging) hun propaedeutisch examen behaalden, wist een student in de afdeling der elektrotechniek zijn achterstand in te halen en twee semesters later zljn kandldaatsexamen te behalen. Overlgens slaagden van deze 29 er 4 voor het kandidaatsexamen drie semesters na hun propaedeutisch examen, d.w.z. zonder vertraging wat hun kandidaatsstudie betreft. Resumerende kan dus gezegd worden, dat van de eerste studentengeneratie, groot 243, nu - na zes semesters- er 173 hun propaedeutisch examen en 55 hun kandidaatsexamen met goed gevolg hebben afgelegd. Van deze laatsten verkregen er 4 het diploma met het praedicaat "met lot". Van de tweede studentengeneratie, die van 1958-1959, groot 305 in aantal, had 32 % hun propaedeutisch diploma na 2 semesters 17% na 3 semesters 12% na 4 semesters, zodat thans na 4 semesters 61 % van deze generatie het propaedeutisch examen heeft behaald. Van deze tweede generatle slaagde 25% nog nlet voor het propaedeutisch examen, terwijl 14% hun stu die binnen de twee jaar opgaf. De commissie voor studierendement zal een nadere naalyse van de examenresultaten maken en de afdelingen zullen in contact met de studievereniglngen der studenten onderzoeken, welke maatregelen genomen kunnen worden die zo mogelljk tot gunstiger resultaten kunnen !elden. In het afgelopen cursusjaar werden 305 nleuwe eerstejaarsstudenten lngeschreven, waarvan 6 voor enkele lessen. Bij de aanvang van die cursus werden deze nieuwe studenten, evenals in vorige jaren, door verschillende sprakers begroet op de ori~nterings avond in de grote collegezaal van het pavlljoen. Dit jaar is aan allen, die zich in 1960 voor de eerste maal aan de T.H.E. lleten inschrijven, een ultnodlglng gerlcht, om deel te nemen aan enige introductiedagen, welke op 6, 7 en
105
8 september j.l. op "Die Hooghe Hoenderbergh" te Groesbeek bij Nijmegen werden gehouden. Deze introductiedagen, waaraan ook verscheidene hoogleraren, leden van de wetenschappelijke staf en oudere studenten deelnamen, beogen de overgang van de nieuw aangekomenen naar de nieuwe omgeving, waarin ze zullen moeten Ieven en werken, te vergemakkelijken en hen zo spoedig mogelijk thuis te doen voelen in de T.H.-gemeenschap. Ook van deze plaats heet ik de nieuw aangekomen studenten en natuurlijk ook de opnieuw ingeschrevenen van harte welkom. Het zij mij vergund, alvorens nader op de groei van de T.H. - in het bijzonder van de afdelingen - in te gaan, nu eerst nog kort Uw aandacht te vragen voor een paar grepen uit de door het planbureau van de T.H.E. gemaakte analyse van de inschrijving voor de cursus 1959-1960. Aangaande de herkomst van de studentengeneratie 1959-1960 kan vermeld worden dat 72% der studenten uit de provincies Noord-8rabant en Limburg komt, 25 % uit het overige deel van Nederland en 3% uit het buitenland. Ten aanzien van de geografische herkomst der studenten is nog te wijzen op een opmerkelijk feit. Van de limburgse studenten liet zich een relatief groot aantal inschrijven bij de afdeling der scheikundige technologie, welk aantal bijna even groot is als dat in beide andere afdelingen tezamen. Waarschijnlijk heeft het industriele klimaat van ZuidLimburg met zijn uitgebreide chemische industria hierop invloed gehad. De grote meerderheid der eerstejaarsstudenten heeft de H.8.S.-8 als vooropleiding; deze meerderheid blijft vrij constant op ± 65 %. Circa 11 % heeft Gymnasium-S, 10% H.8.S.-8 + H.T.S. en ook 10% aileen H.T.S. als vooropleiding genoten. Men vindt de studenten met uitsluitend H.T.S. als vooropleiding in hoofdzaak in de afdeling der werktuigbouwkunde, terwijl de gymnasiasten de meeste belangstelling aan de dag leggen voor de stu die tot scheikundig ingenieur. Ongeveer 1/3 van het totaal aantal studenten van de generatie 1959 had de militaire dienstplicht reeds vervuld. Het aantal kamerstudenten, dat in 1957 en 1958 respectievelijk 49% en 53% van het totaal uitmaakte, steeg bij de inschrijving in 1959 tot 62 %, het aantal Eindhovenaren was 20 %, terwijl18% spoorstudent is. In 1957, 1958 en 1959 ontvingen respectievelijk 23%, 33% en 32% der eerstejaars van rijkswege een studievoorschot of beurs. Het gemiddelde bed rag dezer voorschotten en beurzen bedroeg in 1957 f 1.380,-; in 1958 liep dit op tot f 1.580,- en steeg in 1959 tot ruim f 1.800,- per student.
106
Vervolg groeiproces van de T. H. E. Laten wij thans de beschrljving van het groeiproces van de technische hogeschool mogen vervolgen, het oog in het bijzonder op het Ieven en werken in de afdellngen richtende. Aangaande de groel van en activiteiten binnen de afdellngen kan ik thans slechts enkele facetten belichten. De groep der geesteswetenschappen in de afdellng der algemene wetenschappen werd versterkt door de benoeming van prof. dr. M. J. M. Daniels tot gewoon hoogleraar in de empirische psychologie en haar toepassing in het bedrijfsleven, terwijl de buitengewone hoogleraar pro·f. dr. ir. F. Ph. A. Tellegen werd benoemd tot gewoon hoogleraar. De onderafdeling voor de wlskunde i.o. verheugde zich In de benoemlngen van prof. dr. N. G. de Bruljn en prof. dr. G. W. Veltkamp tot gewoon hoogleraar in de wiskunde en van prof. dr. H. C. Hamaker tot bultengewoon hoogleraar voor de toegepaste statlstlek. In de onderafdeling voor de technische natuurkunde i.o. werd prof. dr. 0. J. Poppema benoemd tot gewoon hoogleraar in de algemene natuurkunde, in het bijzonder voor de kernfyslca. Aan dr. W. J. Oosterkamp werd een onderwijsopdracht voor de atoomfysica verstrekt. Onze neerlandicus, drs. Bakker, ontplooide als medewerker van de afdeling der algemene wetenschappen een grote activiteit •••• en niet aileen daarl In de afdeling der werktuigbouwkunde werd met ingang van 1 september 1960 eervol ontslag verleend aan de buitengewoon hoogleraar ir. L. J. P. Smulders. Collega Smulders behoorde tot de T.H.-flguren van het eerste uur; hij was de eerste voorzitter van de afdeling der werktuigbouwkunde. Helaas werd hij spoedig na het aanvaarden van zljn taak gehandicapt door een ziekte, die hem voor een groot deel belette, datgene te doen voor de T.H., wat hij gaarne had willen doen. Toch weten wlj, dat de periode, waarin hij aan de technische hogeschool verbonden was, in zijn Ieven veel betekende. Wij dan ken hem voor datgene wat hij heeft kunnen geven. A an lr. H. Grabowsky werd een onderwijsopdracht verleend voor de technische mechanica. lr. C. H. Holgen werd herbenoemd tot adviseur voor de afdeling der werktuigbouwkunde. Organisatorisch heeft de afdeling der werktuigbouwkunde zich verdeeld in een aantal groepen, in elk waarvan Ieder der hoogleraren voor de sector van het eigen vakgebied de grootst mogelijke ze!fstandige verantwoordelijkheid behoudt. De organlsatorische groepen zijn: a. de groep technische mechanica, b. de groep technische materiaalkunde, c. de groep mechanische technologie en werkplaatstechniek, d. de groep werktulgbouwkunde in het bijzonder steunend op de mechanlca, 107
e. de groep werktuigbouwkunde In het bijzonder steunend op de warmteleer en de stromingsleer en f. de groep werktuigbouwkunde steunend op zowel de mechanica als op de warmte- en stromlngsleer. In 1. 2. 3.
het verslagjaar werkten de navolgende afdelingswerkgroepen en -commissies: de afdelingswerkgroep voor vermoeiing, de afdelingswerkgroep voor mechanismen en de afdelingscommissie "las- en giettechniek".
Ten dienste van de gehele afdeling, ha.ar wetenschappelijke en technische medewerkers, haar studenten en voor verdere belanghebbenden binnen de technische hogeschoolgemeenschap is bij het bureau van de afdeling der werktuigbouwkunde onder wetenschappelijke Ieiding van prof. dr. P. C. Veenstra de centrale documentatiedienst van de afdeling der werktulgbouwkunde werkzaam. Op 2 juni 1960 warden een honderdtal relaties van de afdeling der werktulgbouwkunde ontvangen ter bezlchtiging van deW-hal. Na de lunch werden door de hoogleraren van de afdeling voordrachten gehouden over hun vakgebied. Gedurende het laatste cursusjaar is het studleprogramma van de afdeling der werktuigbouwkunde door de onderwijscommissie zorgvuldig bestudeerd op mogelijke ver· beteringen. Het resultaat van deze besprekingen komt in het programma van het komende jaar reeds enlgszins tot uiting en zal in het daarop volgende jaar geheel in het studieprogramma worden verwerkt. De afdeling der elektrotechniek kreeg versterking, doordat per 1 september 1959 dr. H. Bremmer benoemd werd tot bultengewoon hoogleraar binnen de groep "theoretische elektrotechniek" en dr. D. Th. J. ter Horst per 1 maart 1960 tot gewoon hoogleraar binnen de groep "hoogspanningstechniek". lnzonderheid het aantrekken van wetenschappelijke ambtenaren in deze afdeling blijft een moeilijke zaak. Op vrijdag 29 januari 1960 werd op verzoek van curatoren van de Eindhovense Technische Hogeschool de eerste paal voor de hoogbouw voor elektrotechniek geheid door dr. C. H. van der Leeuw, toen president-curator, en door dr. lr. F. Q. den Hollander, thans president-curator van de Technlsche Hogeschool te Delft, door de bel de rectores van de Delftse en Eindhovense Hogescholen, door de Eindhovense curatoren, door de voorzitter van de afdeling voor elektrotechniek en door vele anderen. Het gebouw voor elektrotechniek komt dus wei te rusten op een helpaal met symboliek. Thans Is de paalfunderlng gereed en is aanvang gemaakt met de constructle van het betonskelet.
108
De afdellng der schelkundlge technologle werd versterkt door de benoeming van dr. G. D. Rieck tot gewoon hoogleraar In de fysische chemie en van dr. G. C. A. Schult tot gewoon hoogleraar In de anorganlsche scheikunde. Behalve de zeer belangrljke gebeurtenis van het in gebruik nemen van de technologlsche hallen vormde een vermeldenswaardlg element In de ontwikkellng van de afdeling der schelkundlge technologle de vormlng van de nleuwe groep elektro-chemle en corrosle, onder Ieiding van prof. Hoogland, welke groep door de voorzitter van de afdellng, prof. van Loon, in zijn voordracht ter gelegenheld van het bezoek van het K.I.V.I. op 9 juni J.l. een "specialite de Ia malson ...• " genoemd werd. Het onderwijs ten dlenste van aile 760 aan de Technlsche Hogeschool Eindhoven lngeschrevenen kon over het algemeen zonder al te veel storingen verlopen zoals In de Gids 1959-1960 was aangegeven. Enige moellljkheden werden veroorzaakt door het steeds in gebruik nemen van de hallen voor het onderwijs, nog v66rdat deze geheel en al gebruiksklaar waren. Teneinde de studenten van de afdeling der schelkundige technologle in staat te stellen de achterstand ten gevolge van de bouwstagnatie In te halen, werden voor het volgen van diverse practlca de practlcumzalen Ianger opengesteld tijdens de zomervakantie. Deze maatregel betekende natuurlijk een beperklng van de vakantiekeuze van de betreffende wetenschappelljke staf. De gids voor het jaar 1960-1961 bevat nu ook gedetailleerde gegevens over het 7e en 8e semester. Reeds een oppervlakkige bilk in deze nieuwe gids, maar a fortiori een grondlg bezien en vergelijking van deze gids met de vorige gidsen, geeft duidelijk het groeiproces van de Technische Hogeschool en van haar afdellngen aan. In deze nieuwe gids kon voor het eerstvermeld worden, dat aan de Technische Hogeschool te Eindhoven ook diploma's kunnen worden behaald voor wlskundlg lngenieur en natuurkundig ingenieur. De betreftende wijzigingen in het Technlsche Hogeschoolstatuut zljn In voorberelding. De Elndhovense voorstellen inzake het lnstellen van een oplelding tot bedrijfskundig ingenieur hebben de minister, na bespreklngen In de raad voor technisch hoger onderwijs, en mede met het oog op de structuur van een eventueel In Oost-Nederland te vestlgen Installing van hoger onderwijs, aanleidlng gegeven een commissle In te stellen, welke de inpasslng van de maatschappijwetenschappen in de technische studie nader zal bestuderen. lndlen het wetsontwerp 5252 tot wet verheven wordt, zal ook aan de technlsche hogescholen de mogelijkheid bestaan een baccalaureaatsopleidlng In te stellen. De eventuele verwerkelljklng van deze mogelljkheld is door de commlssle voor nleuwe opleidlngen In studie genomen.
109
Het onderzoekingswerk begon in verschillende afdelingen op gang te komen. lk denk daarbij ook aan een vijftal research-projecten, gesteund door het Eindhovens Hogeschool Fonds. Hat onderzoeklngswerk in het lnstituut voor Perceptieonderzoek werd intensief bedreven en trok vale bezoekers, en verschillende gastmedewerkers uit het bultenland. De activiteiten van het lnstituut nemen gaandeweg :zo toe, dat zij te nauw gehuisvest raken. Wij zijn blij en dankbaar, dat prof. Schouten na zijn ziekte zljn stimulerende Ieiding van het instituut weer voort kan zetten. Het Studium Generale mocht zich verheugen in een grote belangstelling van vale zijden en wei zeer in het bijzonder de cyclus: "Vrijheld en levensbeschouwing". De voorzitter van de commissie voor het Studlum Generale, prof. Tellegen, gaf op verzoek van het rectorencollege in dat college een ulteenzetting over het functioneren van hat Studium Generale in Eindhoven. Gedurende de afgelopen cursus vonden de eerste promoties plaats aan de Technische Hogeschool te Eindhoven en kon de fraaie doctorsbul, door de kunstzinnige zorg van collega Jonker tot stand gekomen, aan een drietal doctoren in de technische wetenschap overhandigd worden, te weten: aan ir. M. T. Vlaardingerbroek, met een dlssertatie, getiteld: "Small signal performance and noise properties of a micro-wave-triode" en met prof. Knol als promotor, aan ir. L Onkiehong,
wiens proefschrlft de titel had: "The hydrogen flame ionization detector" en waarblj prof. Keulemans als promotor optrad en
aan ir. K. Reinsma,
op zijn dissertatie: "Dosismeters voor· het bepalen van integrale doses in de medische rontgendiagnostiek", met prof. Dorgelo als promotor.
In de cursus 1959-1960 warden 12 inaugurele redes uitgesproken, te weten: door de gewone hoogferaren Mulders, van lint, Wemefsfelder, van Vollenhoven, Rietema, Rademaker, Rieck en Daniels, en door de buitengewone hoogleraren lameris, Zoethout, Bremmer en Hamaker. Deze redevoeringen, uitgesproken voor een gemengd publiek van vakgenoten, echtgenoten, hoogferaren, studenten, clubgenoten, vrienden en belangstellenden, stelden de sprakers voor de moellijke opgave, hun vakgebied aan een dergelljk gevarieerd gehoor in een smakelijke en begrijpelijke vorm te presenteren. Een grote verscheidenheid en rijkdom van geest kwam ook dit jaar uit de verschillende inaugurele redes naar voren. De commissie van overleg tussen senaat en wetenschappelijke staf, waarvan ik de instelling reeds noemde in mijn vorige rede, heeft in het afgelopen studiejaar nadere gestalte gekregen. 110
Uit dit orgaan van overleg werd een excursiecommissie gevormd, welke zich bezighoudt met de organisatie van excursies op wetenschappelijk niveau voor het wetenschappelijk corps. lnmlddels hebben een aantal succesvolle excursies plaats gevonden.
De gebouwen
De groei van de technische hogeschool uit zich wei het meest zichtbaar In het successlevelijk gereed komen van de gebouwen, welke voor de hogeschool nodlg zijn. Bij de beschrijving van de lotgevallen van de T.H.E. in september 1958 wees ik op de noodzaak van het tijdlg gebruiksklaar komen van de hallen en van het ketelhuls, opdat het onderwijs in het vijfde en zesde semester goede voortgang zou kunnen hebben. Een jaar later kon ik vermelden, dat deze gebouwen er stonden, dat de technische installatles erin aangebracht waren en dat de lnhuizing van het instrumentarium was voorbereid, doch dat deze inhuizing zeit nog moest plaats vlnden (althans wat de W- en T-hallen betrof).lnmiddels voltrok zich deze inhuizing onder de deskundige en krachtlge Ieiding van collega Aninga. lk uitte toen de vrees, dat bij het intreden van het koude jaargetljde de warmtetoevoer vanuit het ketelhuis nog niet zou kunnen plaatsvlnden. lk kan hier thans verklaren, dat dank zij het nemen van bljzondere maatregelen door het bureau Deerns deze vrees beschaamd is geworden. Na het afsluiten van de eerste fase van de bouw, het gereedkomen van het paviljoen en van het lnstituut voor Perceptie Onderzoek, kon de tweede fase in april 1960 afges!oten worden door de reeds vermelde opening van de hallen voor werktuigbouwkunde, voor de sectie elektromechanische componenten van de afde!ing der elektrotechniek en van de hallen voor de chemische en fysische techno!ogie. De afdel!ng der werktulgbouwkunde krijgt achter de W-hal nog een zekere uitbreiding door het in aanbouw zljnde laboratorium voor landbouwwerktuigen. De derde fase van de bouw betreft ten eerste het centrale hoofdgebouw, ten tweede de hoogbouw voor de afdeling elektrotechniek, ten derde die voor de afdeling scheikundlge techno!ogie en ten vierde het centrale collegezalencomplex. De ultgebreide paalfundering van het centrale hoofdgebouw kwam gereed, terwijl bovendien het betonskelet van de onderbouw voor een deel reeds klaar is. In het komende jaar zal de bovenbouw met zijn tien verdiepingen verrijzen en zal het silhouet van het T.H.complex min of meer zijn deflnltieve tekening hebben gekregen. Steeds wordt nog gehoopt, dat een deel van het centrale hoofdgebouw reeds in september 1962 In gebruik zal kunnen worden genomen. Het geheel zal echter pas in september 1963 gereed komen. De besprekingen van de afdeling der scheikundlge technologie met de betrokken instanties
111
hebben geleid tot een wijziging in de aanvankelijke bouwplannen van die afdeling, zodanig dater nu zal komen een laagbouw en een hoogbouw. De goedkeuring van de schetsplannen met het betreffende programma van eisen voor deze gebouwen is inmiddels verkregen en wij hopen, dat nog dit jaar een aanvang gemaakt kan worden met de paalfundering. Een voor het toekomstig Ieven van de hogeschool zeer belangrijk gebouw is het centrale collegezalencomplex. Een speciale commissie, onder voorzitterschap van prof. Steen land, heeft in de afgelopen cursus vee! aandacht aan het desbetreffende programma van eisen gewijd. lntens overleg met de architect ir. van Embden over het door hem ontworpen meesterlijke schetsplan heeft geleld tot een uniek en zeer doelmatig project. De bespreking met hogere instanties over dit collegezalencomplex zij n nog gaande. In afwachting van het gereedkomen van al de genoemde gebouwen moesten en moeten ook in de toekomst allerlei noodvoorzieningen getroffen worden teneinde het onderwijs goede voortgang te Iaten hebben. Vooral de afdelingen der algemene wetenschappen en der elektrotechniek zien met bezorgdheid de ruimtenood voor hun afdelingen toenemen. Een der gewenste noodvoorzleningen werd gevonden in het vrijgekomen Gymnasium Augustinianum. De werkzaamheden om dit voormallge gymnasium aan de tijdelijke nieuwe bestemming te Iaten voldoen, zijn beeindigd en op 27 apri11960 kon in een bijeenkomst in kleine kring dank gebracht worden aan allen die voor het goede en vlotte verloop der verbouwingen hebben samengewerkt. Als iemand genoemd moet worden, die zich in deze verdienstelijk heeft gemaakt, dan is het wei de heer Roos. Door deze noodvoorziening kreeg de T.H. tijdelljk de beschikking over 6 collegezalen, 4 teken- en 13 instructfezalen.
Het Eindhovens Hogeschool{onds
In 1959 hebben het Delfts en het Eindhovens Hogeschoolfonds zich met een geslaagde actie gericht tot de grote industriele en handelsondernemingen in ons land - voor zover nog geen ondersteuner zijnde - teneinde de flnanciele basis van de beida fondsen te versterken. De hoogleraren Seidel en Veltkamp warden door het E.H.F. in staat gesteld een studierels naar Amerika te maken, waar zij zich voornamelijk orienteerden omtrent het onderwljs en de opleidingen tot wlskundlg ingenieur. Het E.H.F. flnanclerde verder o.m. het aanschaffen van voor aanschouwelijk onderwijs nuttige modellen en apparaten. De meest waardevolle aanwlnst is wei de elektromechanlsche uitrusting van een modern tramstel voor stadsverkeer, een zgn. P.C.C.-car. Dit tramstel, dat, zoals U zult begrljpen, appeleert aan de onderzoekingsdrang en fantasle 112
van oud en jong, technisch en niet-technisch geschoolden, werd door de beheerder van het E.H.F. tijdens de diesviering op 28 april j,l, in gebruik gesteld. Op 1 december 1959 overleed de heer ir. J. P. A. M. Petit, lid van het Bestuur van het Eindhovens Hogeschoolfonds. Wij gedenken met dankbaarheid zijn actief en kundlg aandeel in het bestuurlijke werk voor de Stichtlng, zijn grote belangstelllng voor de T.H.E., welke ook bleek uit :tljn frequente aanwezlgheld blj plechtlgheden van de hogeschool. lr. 1.. P. M. H. Lho~st, een der oprlchters van het Eindhovens Hogeschoolfonds, legde zijn functie als bestuurslld neer. In zijn plaats werd prof. dr. lr. H. A. d. H. Gellssen benoemd.
Stichtlng Studentenvoorzleningen Eindhoven
De Raad van Beheer en de sectiebesturen van de Stichtlng Studenten Voorzienlngen Eindhoven, waarln tevens studenten zijn opgenomen, gaan met onverminderde voortvarenheld door om datgene te doen, wat in het belang van de Eindhovense studentengemeenschap gedaan kan worden. Op 2 september 1959, veertien dagen voor de reeds vermelde opening van het eerste studentenhospitium, werd door de stichting besloten tot de bouw van een tweede hospitium, bedoeld om te verrljzen aan de Montgomerylaan. Helaas is de verwerkelijking van de bouw van dit hospitium geblokkeerd omdat de gemeente Eindhoven het advies van het bureau van de onlangs overleden verkeersdeskundige prof. Feuchtinger wilde afwachten. lnmiddels is besloten tot de bouw van een hospitium aan de Jeroen Boschlaan. De sectle Sport heeft een programma van eisen samengesteld voor de sporthal en voor de aanleg van sportterreinen. Het wachten is nu op de aanwijziglng van de architect, die het schetsplan bij dlt programma van elsen maakt. Voor de Elndhovense Studenteo Gemeenschap is door de betreffende sectie van de stichting een programma van eisen opgesteld voor de bouw van een gemeenschapshuis. De uitvoering van deze plannen wordt echter ook geblokkeerd door het afwachten van prof. Feuchtlnger's advies.
Contact van academische senaat met Eindhovense Studenten Gemeenschap
Het veelvuldig contact van de academische senaat met het Eindhovens Studentencorps, met haar onderverenigingen en met de studlevereniglngen vond o.m. zljn uitdrukking In verschlllende zakelijke en prettlge ontmoetlngen. Op 23 februari j.l. hleld het Elndhovens Studentencorps een congres over het thema: "Excluslvlteit of allen een?". Tijdens dit congres kon men verschillende gelulden beluisteren, als: "Geen exclusivitelt 113
naar wereldbeschouwing en ook geen exclusiviteit naar stand en klasse, maar wei naar activlteit, geen jan salies en geen lauwen In het corps". Nu, gelukkig heeft men In het afgelopen jaar op verblijdende wijze allerlei, ook nieuwe, actlviteiten binnen het corps kunnen constateren, welke getuigen van frisse geesten moed. lk denk daarbij allereerst aan de voortvarendheid en durf van de huidige senaat van het E.S.C. om tijdig noodvoorzieningen te treflen door een snelle, tijdelijke uitbreiding van het huidige mensasociE!teitsgebouw met het oog op de verwachte toename van het aantal studenten. In de tweede plaats denk lk aan het felt, dat het E.S.C. zlch kan verheugen in de oprichting van een belangrijke onderverenlglng, de studententoneelverenlging Asjera, welke ter gelegenheid van de vlering van de dies van het E.S.C. laat op de avond in de intieme Maastrichtse Schouwburg gelegenheid kreeg van zijn prestaties blijk te geven. Na deze vooroefenlng in Maastricht werd in Eindhoven een reprise gegeven. Met deze geslaagde opvoeringen wekte Asjera goede verwachtingen voor de toekomst. In de derde plaats denk lk aan het initiatief dat werd genomen om het roeien voor studenten op de Karpendonkse plas en op het Beatrixkanaal mogelijk te maken. De almanakcommissie bood op 20 november 1959 aan de Rector de tweede Almanak van het E. S.C. aan. De gespannen verwachtlng, waarmede de nieuwe almanak van het E.S.C. werd tegemoet gezien, is nlet beschaamd geworden. De academische senaat toonde ook verschillende malen zijn belangstelling voor het werk van de afdeling Eindhoven van de Societas Studlosorum Reformatorum, van de R.K. Studentencontactgroep "Sanctus Thomas Morus" en van de Protestantse Gespreksgroep. Het contact van de hogeschool met de geestelijke verzorgers was van vriendschappelijke aard. Met ingang van de nieuwe cursus treedt ds. W. Roggeveen als opvolger van ds. Sneller op als studentenpredikant van de Ned. Hervormde Gemeente van Eindhoven. Wij begroeten ds. Roggeveen ook van deze plaats hartelijk in de kring van de hogeschoolgemeenschap en wij danken ds. Sneller voor hetgeen hij betekend heeft door zijn werk voor studenten en voor andere !eden van de hogeschoolgemeenschap met wie hlj contact heeft gehad. lk sprak in het eerste deel van deze rede over de goede geest van samenwerking over een breed front. Aan dat front stonden en vochten met heilig vuur ook de oprichters en bestuurders van de personeelsvereniging. Nu het eerste bestuur ultimo mel j.l. vernieuwd is, wil ik gaarne In de persoon van de heer Maartense, tot dusver de spil en ziel van de personeelsvereniging, dat eerste bestuur hartelijk danken voor het belangrijk aandeel, hetwelk zijn leden en vele !eden van de vereniging gehad hebben in het bevorderen van genoemde goede samenwerking aan deze hogeschool. 114
Contacten met instantles buiten de T. H. E.
De goede relatie met andere instelllngen voor hager onderwijs werd door verschillende ontmoetingen verlevendigd. De Eindhovense rector bracht aan de nieuwe Delftse rector, prof. dr. R. Kronig, kort na diens optreden als rector een colleglaal bezoek. Onderllnge uitwisseling van gedachten vond plaats tussen de colleges van curatoren, tussen de beide colleges van rector magniflcus en assessoren en de overeenkomstige afdelingen van Delft en Eindhoven; een gedachtenuitwissellng die getuigde van wederzijdse waardering ••• , en soms van waarschuwende, opbouwende kritiek. In de vergadering van het rectorencollege en van het Inter Universitair Contact Orgaan werden gemeenschappelijke vraagstukken besproken en het was ook in deze vergaderingen, dat het contact met de universiteiten werd beleefd.
Ontvangen bezoek.en Op 27 mel 1960 mochten wij bezoek ontvangen van de Tilburgse collegae van Berkum, Groeneveld, Dalmulder, Scheffer en Bosman ter bespreking van de Eindhovense voorstellen tot instelling van de opleiding van bedrijfskundig ingenieur. lk meen te kunnen zeggen, dat door de uiteenzettingen beter beg rip aangaande deze voorstellen is ontstaan en dat het overleg met de Tilburgse collegae in het teken is komen te staan van het sa men zoeken naar de goede aansluiting van de opleiding tot bedrijfseconoom aan de economische hogescholen en de gedachte opleiding in de bedrijfskunde te Eindhoven. In de komende cursus zullen de besprekingen tijdens een contrabezoek aan Tilburg worden voortgezet. Op 12 februari 1960 ontvlng de hogeschool de colleges van Burgemeester en Wethouders van Venlo en Eindhoven. Op 9 ]uni 1960 hleld het K.I.V.I. zljn jaarvergadering in Eindhoven en bracht in de namiddag een bezoek aan de nieuwe hallen van de hogeschool, nadat door de rector's ochtends een begroetingswoord en een inleidlng tot dat bezoek was gehouden, gevolgd door ulteenzettingen door de voorzitters van de afdelingen W, E en T over onderwljs en onderzoek in hun afdelingen en door de bouwcoordlnator, prof. van der Leeden, over de gebouwen. Op vrijdag 22 januari 1960 vergaderde de "Europese Beweging" in het paviljoen van de T.H.E. metals onderwerp: "Euratom". Spekers war en: Prof. dr. M. Bogaardt over "Onderzoek en ontwlkkeling ten behoeve van de kerntechniek", Mr. E. M. J. Sassen, lid van de Commlssie voor Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) met als onderwerp: "Euratom, Balans na twee jaren", en
115
Z. Exc. E. G. Stijkel,
staatssecretaris voor Verkeer en Waterstaat over: "Kern• energie en economische ontwikkeling".
Wij hopen zeer, dat de T.H.E. ook haar bijdragen in de verbetering van de economie van de vreedzame toepassing van kernenergie zal kunnen leveren en dat spoedig de julste vorm gevonden zal kunnen worden van een overeenkomst met Euratom, waardoor man~ kracht en enkele aan de T.H.E. voor het onderwijs en voor vrij onderzoek in de warmte~ techniek beschikbare apparaten zo doeltreffend mogelijk, ook met steun van Euratom, bimut zullen kunnen worden. De rectores en dlrecteuren van scholen voor V. H. M. 0. in Noord-Brabant en Limburg bezochten op uitnodiging van het college van rector magniflcus en assessoren de T.H.E. ter bespreking van de problematiek van een goede voorllchting aan de abiturienten. De nieuwe Technlsche Hogeschool in Eindhoven mocht zich ook verheugen in een stijgende belangstelling uit het buitenland. Zo mocht de T.H.E. o.m. als haar gast verwelkomen de "Senaat" van de Technische Hochschule uit Aken. Zowel de onderlinge discussies als de bezoeken aan de gebouwen hebben wezenlijk bijgedragen tot een verlevendiging van het wederzijds contact tussen de beide hogescholen, welk contact reeds gelegd was door een bezoek van het Eind~ hovense college van rector magnlflcus en assessoren aan de Akense Hogeschool. Verder mocht de hogeschool als haar gasten begroeten een delegatie van de Luikse Unlversltelt ter bespreklng van de bouwplannen, de hollandse studentenvereniging "Hollandia" uit Aken, Mr. Whitby, lnspecteur van het gehele technisch onderwijs In Engeland (deze hield ook een lazing over dat onderwljs in het paviljoen van de T.H.E.), Mr. Bowden, de "Principal" van het Manchester College in verband met de ultbreidlng van de technische opleidlngen van dat instituut, prof. Grant van de Stanford University die in klelne kring een uiteenzetting gat over de oplelding tot "industrial engineer" in Amerika, en van vier inspecteurs van het Technisch Hoger Onderwijs in Normandie gedurende hun stu die- en orienteringsreis in Nederland betreffende de verschillende vormen van Nijverheldsonderwijs. Van de gebrachte bezoeken memoreer ik slechts het opwachtingsbezoek van de rector blj de nieuwe commissaris van de Koningin in de Provincia Noord-Brabant, de bezoeken van het college van rector magnlflcus en assessoren aan de legerplaats Oirschot en aan het vllegveld Welschap, en het kennismakingsbezoek aan de Directeur-Generaal van de N.V. Shell Nederland, de heer B. Scheffer en het bezoek aan de Kon. Militaire Academia te Breda.
Lotgeva/len en representatles
Ook in de rijk geschakeerde rij der T.H.-gebeurtenissen wisselen leed en vreugde elkaar at. 116
De rector magnlflcus vertegenwoordlgde de senaat van de T.H.E. blj de begrafenis van prof. dr. ir. W. de Jong, in Ieven rector magnificus van de Landbouwhogeschool te Wagenlngen, overladen na een ernstig auto·ongeluk. Op 1 september 1959 was het 25jaar geleden dat dr. ir. W. F. Brandsma werd benoemd tot hoog!eraar aan de Technische Hogeschoo! te Delft. Hij aanvaardde zijn ambt met het uitspreken van een rede onder de titel "het harden van het staal" op 14 november 1934 en deze datum werd a!s uitgangspunt genomen door de senaat van de Technische Hogeschoo! te Eindhoven- waarvan hij thans dee! uitmaakt- om hem een receptie aan te bieden, we!ke druk bezocht was o.m. door collega's uit Delft en door vele contacten uit de industria. Op 5 november 1959 overleed geheel onverwacht ons medelld van het wetenschappelijk corps, dr. Reinier Adriaan Johan Bosschart, oud 55 jaar. Het verscheiden van deze ge· waardeerde medewerker en beminnelijke man betekent een gevoellg verlies voor de hogeschoolgemeenschap, in het bijzonder voor de groep materlaalkunde. Op 16 oktober 1959 promoveerde aan de R.K. Universiteit te Nijmegen tot doctor in de letteren en wijsbegeerte de heer drs. M. Albinski, wetenschappe!ijk ambtenaar aan de T.H.E., op het proefschrift: "De onderwijzer en de cultuuroverdracht". Op 13 januari 1960 promoveerde aan de Rijksuniversiteit te Leiden de wetenschappelijk ambtenaar drs. E. C. Wessels, op een proefschrift "Rulmtelljke bouw en eigenschappen van enlge broomcyclohexaanderivaten". Op woensdag 27 januarl1960 voerde de rector het woord bij het afscheid van mr. E. R. von Geldern als voorzitter van het Academisch Genootschap wegens diens eervolle benoe· mlng bij Euratom te Brussel en op 11 februari daaropvolgend bij zijn afscheid als secretaris van de Raad van Bestuur van de Stichting Studentenvoorzlenlngen In het bljzijn van de besturen van de secties van de Stichting. Ook van deze plaats zij een woord van hulde en dank aan de heer von Geldern gebracht voor het vele werk, voor de T.H.E. verrlcht, eerst in de burgerijcommissie en later in de Stichting voor Studentenvoorzieningen. Als secretarls van deze stlchting werd benoemd lr. W. A. de Haas. Op 16 januari 1960 woonde de rector magniflcus de offlcl~le lngebrulkneming bij van de supersone hogesnelheidswindtunnel van het Natlonaal Luchtvaartlaboratorlum, waarblj de verdiensten van onze collega's Zwikker en Slotboom voor het tot stand komen van de tunnel werden gememoreerd. Op 23 april1960 vertegenwoordigde de rector de senaat van de T.H. op de lustrumviering van het Academisch Genootschap in het St.-Catharlnalyceum. Deze lustrumviering stond onder de Ieiding van de nieuwe voorzitter van het Academisch Genootschap, prof. dr. J. F. Schouten. Ons medesenaatlid prof. Posthumus was een der lnleiders van het thema voor die dag "Maatschappij en Universiteit". 117
Op 6 mel1960 woonde de rector het galaconcert van het Brabants Orkest bij, dat te Breda werd gegeven ter herdenking van het felt, dat het orkest 10 jaar geleden zijn eerste concert gaf. Op 12 mel waren de rector en de voorzitter van de afdeling der scheikundige technologle aanwezig bij de offici!He opening van de Esso Raffinaderlj te Rotterdam. De reeks representaties bij ontvangsten en plechtigheden elders, van welke ik hierboven enkele vermeldde, beg on in de eerste helft van september 1959 o.m. met de reeds genoemde conferentie voor rectores en vicekanseliers in Dljon, en strekte zlch uit tot In de laatste week van augustus 1960, waarin de rector op 29 augustus de hogeschool vertegenwoordigde blj de opening van de "European Regional Conference on Electron-Microscopy" door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ad interim mej. dr. Klompe in de Rldderzaal te Den Haag. Op 31 augustus bij het afscheld van ir. A. W. A. van Velzen als directeur van de dienst van Gemeentewerken sprak de rector de dank ult voor het vele werk, dat deze voor de jonge hogeschool heeft verricht. Voor de overige representaties en mutatles c.q. aanvullingen op senaatsvertegenwoordlglngen in instanties bulten de T.H.E. moge lk verwijzen naar de lijst, welke als bijlage bij de schriftelijke weergave van deze rede gevoegd zal worden. Laten wij thans de blik naar detoekomst richten. Het opbouwproces van de T.H.E. Is nog niet voltooid en zolang er Ieven in die Technische Hogeschool zal zijn, zolang zal het groeiproces zich nog verder voltrekken. Denkende aan de taak, welke voor ons ligt, kan men ten eerste denken aan de uitgroei in het komende jaar, ten tweede aan de periode van het bestaande ontwikkelingsplan 1961-1964 en ten derde aan plannen op langere termijn, door ir. Tromp bij besprekingen in de Raad voor Technisch Hoger Onderwijs het vraagstuk van het "Quo Vadis" van het technisch hoger onderwijs genoemd. Zowel op korte als op lange termijn bezien, ligt er een zeer belangrijke en interessante periode voor ons. In het komende jaar moet voor het eerst onderwijs in het 7e en Se semester gegeven worden en zullen de mogel!jkheden voor afstudeerwerk van studenten verder voorbereid moeten worden en zullen wellicht reeds enkele studenten onder Ieiding van door hen gekozen afstudeerhoogleraren hun afstudeerwerk kunnen aanvangen. Wat de ontwikkelingsplannen betreft, bestaat er in wetenschapskringen een zekere huivering ten aanzien van woorden als wetenschapsbeleid en "planning" van wetenschap. Wetenschap en "planning" zijn begrippen, die elkaar soms moeilijk verdragen; zij passen minder bij elkaar dan wetenschap, intu'itie, inspiratie en spontanlteit. Wetenschap beoefenen en het bevorderen van de beoefening der wetenschap zullen 118
echter beide - ook aan deze hogeschool - in eendrachtige samenwerking moeten geschieden. Door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is een beroep op de hogescholen gedaan om ten aanzien van het opstellen van ontwikkelingsplannen er naar te streven, dat deze, mede gelet op de flnanciele verantwoordelijkheid welke de grotere zelfstandigheid der hogescholen met zich brengt, een duidelijke grondslag kunnen vormen voor het financieel beleld van de regering. Aan ons is de taak de regering een zo duidelijk mogelijk inzlcht te verschaffen van de financiele consequenties van het geven van hoger onderwijs met de daaraan onafscheidelijk verbonden beoefening der wetenschap aan deze hogeschool. Het "Quo Vadis" van het technisch hoger onderwijs is een uitermate belangrijke zaak. De vraag "Quo Vadis" Is volgens de leg en de over de apostel Petrus een, met de ontmoeting met Christus, geladen vraag. Haar op de technische wetenschap en op de ontwikkeling van de techniek ••.• en op ons zelf richtende, kllnkt zij: "Waarheen gaat gij? Naar een godloos materialisme of naar een aan Gods Leiding onderworpen, geinspireerd dienstbetoon?" Dit betekent een persoonlijke keus voor ons, elke dag opnleuw. "Quo Vadis", het is een vraag, het overdenken waard, waard om mee te nemen in hoofd en hart, hat nieuwe cursusjaar ingaande. lk heb gezegd. Voor ons ligt nu weer het doen.
119
Representatfes
De Technische Hogeschool werd vertegenwoordlgd: Op 3 september 1959
Op 8 september 1959
Van 9 tot 15 september 1959 Op 16 september 1959
Op 17 september 1959
Op 17 september 1959
Op 18 september 1959
Op 21 september 1959 Op 26 september 1959
Op 7 oktober 1959
120
door de rector magniflcus bij de receptle van Mr. and Mrs. Herbert Peck Fales, councellor of the American Ambassy, ter ontmoetlng van de "Fullbright Fellows". door prof. dr. H. B. Dorgelo bij de ontvangst door H. M. de Konlngin en Z. K. H. de Prins der Nederlanden in het Koninklijk Paleis te Amsterdam. door de rector magniflcus blj de 2e bijeenkomst van universiteitsrectoren te Dljon. door de secretaris van de senaat bij de opening van het economisch jaar van het Institute of Social Studies. door prof. dr. K. Posthumus namens de hogeschoolgemeenschap bij de pontlflcale hoogmis t.g.v. de bevrijdingsherdenking van de stad Eindhoven. door de rector magniflcus 's mlddags bij de opening van het studentenhospltlum en 's avonds bij de tradltionele uitvoering van de negende symphonie van Beethoven In de Philips' Sporthal ter gelegenheid van de bevrijdingsherdenking. door de rector magniflcus blj de openbare corpsvergaderlng waarin de inauguratle van de eerstejaars plaats vond. door lr• .J. R. Bouten bij het congres van het Economisch lnstituot voor Bouwnljverheld te Rotterdam. door de rector magnificos blj een afscheidsbijeenkomst van ir. Fetter (Directeur lnstituut voor Toegepast Natuurkundig Onderzoek) in het Kurhaus te Schevenlngen. door de rector magnificos bij een concert en sooper ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de K. L. M. In het Korhaus te Scheveningen.
Op 7 oktober 1959
Op 9 oktober 1959
Op 17 oktober 1959 Op 19 oktober 1959
Op 20 oktober 1959 Op 20 oktober 1959
Op 22 oktober 1959
Op 28 oktober 1959
Op 3 november 1959
Op 7 november 1959
Op 9 november 1959
Op 11 november 1959 Op 20 november 1959
Op 24 november 1959
door prof. dr. ir. J. L. H. Jonker bij de feestvergaderlng van dr. Rookmaker ter gelegenheid van de vierlng van de 2e dies natalis van de Societas Studiosorum Reformatorum Eindhoviensis, alsmede blj de receptie. door prof. ir. A. Horewitz bij de jaardag van de Orde van Nederlandse Raadgevende lngenieurs in het gebouw van Kunsten en Wetenschappen te Utrecht. door prof. dr. H. B. Dorgelo bij de opening van het academisch jaar van de R.K. Universiteit te Nijmegen. door prof. dr. J. Wemelsfelder bij de inaugurele rede van prof. dr. J. E. Andriessen van de Universiteit te Amsterdam. door prof. ir. H. Lameris bij de herdenking van de Stichtingsdag van de Vrlje Universitelt te Amsterdam. door het college van rector magniflcus en assessoren bij een bezoek aan het Akense college van rector magniflcus en assessoren. door de senaatsleden de Beer, Anlnga, Wemelsfelder bij de slotbijeenkomst van de "internationale cursus kleine bedrijven" In de aula van de Technlsche Hogeschool Delft. door de rector magniflcus, de secretarls van de senaat en de waarnemend rector magnlflcus bij de feestelljke verwelkoming van de nieuwe burgemeester van Eindhoven, Jr. H. B. J. Witte. door de rector magniflcus bij de vergadering van de afdeling "Noord-Brabant" van de Maatschappij voor handel en nijverheld en van het Nederlands lnstituut voor Efficiency waarbij prof. ir. F. M. Roeterlnk een inleiding hield over "Opleidingsproblemen bezien vanuit het bedrijfsleven". door de rector magniflcus blj de jubileumzitting van de Algemene Rooms Katholieke Ambtenarenbond ter gelegenheid van haar 40-jarig bestaan. door de rector magniflcus bij de openbare vergadering ter gelegenheid van de 46e dies natalis van de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam. door prof. dr. ir. J. L. M. Jonker bij de rectoraats-overdracht van de Technlsche Hogeschool te Aken. door de secretaris van de senaat bij de herdenking van de 32e dies natalis van de Kath. Economlsche Hogeschool te Tilburg. door de rector magniflcus, prof. dr. K. Posthumus en 121
Op 25 november 1959
Op 3 december 1959 Op 3 december 1959
Op 16 december 1959
Op 1 januari 1960
Op 5 januari 1960
Op 8 januari 1960
Op 9januari 1960
Op 14 januari 1960 Op 16 januari 1960
Op 1 februari 1960
Op 1 februari 1960
122
prof. dr. A. Oldendorff met de burgemeester en wethouders van Eindhoven blj een bezoek aan de legerplaats Olrschot. door prof. lr. W. H. van Zoest blj een lezing van prof. dr. G. J. Sizoo "De betekenis van het natuurwetenschappelijk onderzoek bij de verdedlglng in Nederland" voor de vereniglng van krijgskunde. door prof. dr. K. Posthumus bij de Raad van Arbeid ter gelegenheid van haar 40-jarlg bestaan. door mr. R. G. R. M. Romme bij de openingsplechtigheid van de jaarlijkse bljeenkomst van de eendrachts-commissie voor Nederlandse, Vlaamse en Zuid-Afrikaanse studenten. door de senaatsleden bij een orgelconcert in de St. Catharinakerk door de Protestantse Gespreks Groep, Sanctus Thomas Morus en de Societas Studiosorum Reformatorum Eindhoviensis, ultgevoerd door Hub Houet en Jo van Gulik. door de waarnemend rector magniflcus en de secretaris van de senaat bij de nieuwjaarsreceptie van de eindhovense burgemeester. door de rector magniflcus bij de lezing van de Begum Liaquat Ali Khan in het Academisch Genootschap, georganiseerd door het Genootschap NederlandEngeland. door de rector magniflcus bij de receptie ter gelegenheid van de jaarwisseling in de officiersmess van de vliegbasis Eindhoven. door de rector magnlflcus bij de buitengewone senaatsvergadering ter gelegenheid van de 118e dies natalis van de Technische Hogeschool Delft. door de rector magniflcus bij de begrafenis van de rector magniflcus der Landbouwhogeschool te Wageningen. door de rector magnlficus bij de inauguratie van de in 1959 gereedgekomen transsonore hogesnelheidstunnelln het Natlonaal Luchtvaart Laboratorlum door de minister van Verkeer en Waterstaat. door prof. dr. J. Wemelsfelder bij de lnaugurele rede van de heer J. J. H. Haurath bij zijn benoeming tot buitengewoon hoogleraar in de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteltte Utrecht. door prof. dr. W. Peremans bij de inaugurele rede van dr. H. A. Lauwerier aan de Unlversiteit te Amsterdam.
Op 8 februari 1960
Op 23 februari1960
Op 9 maart 1960
Op 22 maart 1960
Op 23 maart 1960 Op 25 maart 1960
Op 11 aprll1960 Op 12 mel 1960 Op 31 mel 1960
Op 2 juni 1960 Op 10 juni 1960 Op 14 juni 1960
Op 29 augustus 1960
Op 31 augustus 1960
door prof. dr. K. Posthumus bij de rede van de Leidse rector magniflcus op de 385e gedenkdag van de stichting van de Leidse Unlversiteit. door de rector magniflcus blj het door het Eindhovens Studenten Corps georganiseerde congres "Exclusiviteit of allen Mn". door prof. dr. D. A. de Vries bij de openbare senaatsvergaderlng die gehouden werd ter gelegenheid van de 42e stichtingsherdenking van de Landbouwhogeschool te Wageningen. door het college van rector magnlflcus en assessoren bij een bezoek aan de vliegbasls Eindhoven van de Koninklijke Luchtmacht. door de rector magniflcus bij de receptle op de Pakistaanse Ambassadetergelegenheld van de Pakistan Day. door prof. dr. ir. J. L. H. Jonker blj de plechtige senaatszittlng van de Rijksunlversitelt te Utrecht ter herdenklng van de stlchting van deze unlversitelt. door de rector magnlflcus bij de opening van het Nationaal Congres 1960van de Nederlandse Studentenraad. door de rector magnlficus bij de offlciiHe opening van de Esso Rafflnaderlj te Rotterdam. door de rector magniflcus tljdens de bultengewone openbare vergaderlng van de Eindhovense Gemeenteraad, tljdens welke de heer J. L. van Engeland gehuldigd Is. door prof. dr. J. H. van Lint bij het sporttournooi om de 0. K. en W. beker In Nijmegen. door de rector magnificus en prof. dr.lr. J. L. H. Jonker bij het afscheidscollege van prof. ir. L. H. M. Huyds te Delft. door het college van rector magniflcus en assessoren bij de Konlnklijke Militaire Academia te Breda, ter nadere kennismaking met de opieiding voor beroepsofflcieren van de Kon. Landmacht en de Kon. Luchtmacht. door de rector magnificus bij de opening van de "European Regional Conference on Electron-Microscopy" in de Ridderzaal te Den Haag. door de rector magniflcus bij het afscheid van ir. A. W. A. van Velzen als directeur van de Dienst van Gemeentewerken.
123
Vertegenwoordlglngen
In het cursusjaar 1959-1960 werden de contacten van de Technische Hogeschool naar buiten verstevigd door de nieuwe benoemingen van: Prof. dr. G. D. Rieck
tot lid van het bestuur en het dagelijks bestuur van de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie met R6ntgen- en Elektronenstralen (F. 0. M. R. E.).
Prof. ir. C. de Beer
als vertegenwoordiger in de Orde van Organisatieadviseurs. Hlerin volgde hlj prof. Zoethout op.
Prof. dr.lr. W. L. H. Schmid
in de Raad van Advies van de Stlchting "Nedeco".
Prof. dr. J. F. Schouten
tot lid van het college van regenten Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde, Arnhem.
Prof. dr. ir. A. A. Th. M. v. Trier als opvolger van prof. Hoogland in de gemeenschappelijke voorlichtingscommissie Delft-Eindhoven. Prof. dr. W. Peremans
opvolger van prof. Seidel als ondervoorzitter van de examencommissie M. 0.
Prof. dr. K. Posthumus
blj Koninklijk besluit van 9 maart 1960 tot ondervoorzitter van de onderwljsraad met de bepaling dat hij zitting zal hebben in aile afdelingen van die raad.
124
Dies natalis 23 juni 1957
Openingsrede door lr. F. J. Philips, voorzltter van h&t Elndhovens Hogeschoolfonds
Dames en heren,
Het is mij een genoegen om deze bijeenkomst te openen en ik wil dit doen, door in de eerste plaats van harte welkom te heten de heren curatoren, de rector magniflcus, de leden van de senaat en de secretaris van de Technisch Hogeschool te Eindhoven, alsmede de adviseurs, de docenten en het personeel van deze nieuwe inrichtlng van technisch hoger onderwijs. Het doet ons bijzonder veel genoegen ook onze oudere zuster uit Delft hier vertegenwoordigd te zlen in haar rector magnificus en in de leden van de senaat, maar zeer zeker ook In de curatoren. Ons is het ook een genoegen hier te zlen de belangrijke vertegenwoordiging van Onderwljs, Kunsten en Wetenschappen, de heren Goote, Woltjer en Hoogeweegen. Wij stellen het bijzonder op prijs, waar wij weten, welk een werk zij hebben gehad met de totstandkoming van deze technlsche hogeschool, hen hler vandaag in ons midden te zlen. De heer Fetter, de voorzltter van T.N.O., is op het laatste ogenblik verhlnderd, maar ik weet, dat de heer Otten hem hier vandaag vertegenwoordigt en in hem mag lk ook T.N.O. hier van harte welkom heten. Burgemeester en Wethouders van Eindhoven, die vandaag ook weer bewijs geven van hartelijk enthousiasme voor de totstandkoming van de Technische Hogeschool in Eindhoven, en de secretaris heet ik ook zeervan harte welkom. lk meen, dat prof. Gielen hier vandaag ook aanwezig Is. lk heb hem nog niet direct ontmoet, maar als dat zo is, dan zijn wij ook hem bijzonder dankbaar, want hlj Is de minister geweest, die de eerste commissie Holst in 1946 heeft lngesteld; ik mocht daar ook aanwezig zijn, als enige uit Eindhoven, en wij hebben daar de eerste spaden omgekeerd, zou lk willen zeggen, die gevoerd hebben tot de totstandkoming van de tweede technische hogeschool. Deze arbeld, die 11 jaar geduurd heeft, is inderdaad zeer grondig gebeurd en dat zult U vandaag blj de uiteenzettingen van de verschillende sprakers nog beter kunnen vernemen. Verder wll ik hier In het bijzonder welkom heten het Bestuur van de Stlchting Studentenvoorzieningen en de leden van de verschillende sub-commissles, die zulk voortreffelljk werk verrichten, en vanzelfsprekend zljn wlj de heren van Doorne dankbaar voor de gastvrljheld. Het Is een soort tradltle geworden, dat de verjaardagen, die nog niet in de gebouwen van de technische hogeschool kunnen worden gevierd, hier mogen worden gehouden; wij zijn U daar bijzonder dankbaar voor. Wij weten, dat hier ook nog aanwezig zijn de velen, die belangstelling hebben voor de technlsche hogeschool. Wij
127
weten, dater vele vertegenwoordigers zijn van het middelbaar onderwijs; wij weten ook, dat er verschillende ouders en jongelul zljn, die hopen hier hun eerste schreden in de technlek te mogen zetten - ik bedoel dan de jongeren - en wlj wensen hen daar het beste toe en zljn ervan overtuigd, dat ze na vandaag zeer zeker tot de conclusie zullen komen, dat hier voor hen bijzonder nuttige jaren zijn weggelegd. U zult mlsschien verwonderd zijn, dat lk hler het woord voer, maar het is n.l. zo, dat het Bestuur van de Stichting Eindhovens Hogeschoolfonds In haar vendel heeft geschreven, dat zlj alles wll bevorderen, wat voor het technisch hoger onderwljs nuttlg Is en dat In Eindhoven In het bijzonder; wij geloven onze taak lnderdaad z6 te moeten zlen, dat daarbiJ een grote rol speelt het contact tussen zoveel mogelijk mensen en de inrichting van het technlsch hoger onderwljs en wij geloven dan ook, dat we door daze bijeenkomst te organiseren wei degelijk een taak vervullen, die op onze weg llgt. lk zou hier speclaal nog eens onder de aandacht wlllen brengen, en misschlen ook van de pers, dat, waar ik nu toevalllg Philips heet, dlt daar niets mee te maken heeft, omdat men zo gauw wil zeggen: "Philips en de technische hogeschool dat is toch maar zo'n beetje •.• : dat heeft veel met elkaar te maken". In zekere zin Is er een overeenkomst: het is n.l. zo, dat de technische hogeschool ingenleurs opleldt en Philips professoren. Maar daar houdt het dan ookeigenlijk mee opl Verder Is het Technlsch Hogeschoolfonds speclaal opgerlcht om ook een band te vormen tussen de Industria In geheel Nederland en deze technische hogeschool. Wlj geloven namelljk, dat dlt van het allergrootste belang Is voor beide. Wij weten, dat de industria niet kan zonder zeer kundige ingenieurs, maar wij weten ook, dat deze ingenleurs het meest tot hun recht komen, wanneer ook tijdens hun vormlng het contact met de omgevlng, waarln ze later zullen werken, innlg is. Wij weten ook, dat het contact tussen de leerkrachten aan deze tectmlsche hogeschool en de industria voor beide van enorm belang is en wij hopen als Bestuur van deze Stichting ook In de toekomst de medewerklng te krijgen van tallozen. lk kan U zeggen, dat op het ogenblik in het fonds aan bedragen is binnengekomen: 180.000 gulden. Deze 180.000 gulden beschouwen wij als een stichtingsfonds, dat wlj in stand willen houden. Aan jaarlijkse bedragen hebben wij tot nu toe binnengekregen: 60.000 gulden. Dit is nog 40.000 gulden onder datgene, wat wij ons als doel gesteld hebben. Maar tot nu toe hebben wij aileen benaderd al de bedrijven en men sen - ik zou willen zeggen - ten zuiden van de grote rivieren. Ooze actie ten noorden van de grote rivieren willen wij inzetten speclaal wanneer deze technlsche hogeschool aan het werk is en misschlen ook wei v66r die tijd. Hoe dit werk van deze technische hogeschool zal geschieden, zult U horen uit de monden van de sprekers, die ik nu gaarne het woord geef. Wij, die van dichterbij hebben gezien, met welk een voortvarendheld en enthousiasme prof, Dorgelo en zljn medewerkers hier gewerkt hebben, hebben daarvoor een groot 128
ontzag en wij hopen, dat deze geest van activiteit en samenwerking ook in de toekomst mag leiden tot een bloeiende technische hogeschool. Rest mij nog enige welkomstwoorden te richten tot de heren van de Raad voor het Technisch Hoger Onderwijs. Dit is een nieuw college, dat een dezer dagen zal worden beedigd en dat als doel heeft een overkoepeling van de activiteiten van Delft en Eindhoven. U begrijpt hoe vooral diegenen, die vele jaren in Delft hebben liggen, dit speciaal ook hier vanuit Eindhoven bijzonder begroeten. Wij wensen deze heren nadat zij beedigd zijn, veel sterkte en wijsheid toe en moge het zo zijn, dat zij de belangen van Delft en Eindhoven op de juiste wijze weten te stimuleren. Dan mag ik nog welkom heten prof. Kronig, die ook in een andere hoedanigheid hier aanwezig is, speciaal ook als vertegenwoordiger van het Delftse Hogeschoolfonds. Het Delftse Hogeschoolfonds is voor ons een voorbeeld geweest, waar wij veel van kunnen leren en wij zullen trachten een goede broeder te zijn in het beschikbaar krijgen van gelden voor detechnische hogescholen in Nederland. Dan mag ik hier nog welkom heten de vertegenwoordiger van de vereniging van Delftse ingenieurs en van het Koninklijk lnstituut van lngenieurs. lk dank U allen zeer voor Uw bereidheid naar deze woorden zo oplettend te will en luisteren en wil gaarne het woord geven aan prof. Dorgelo.
129
Toespraak van prof. dr. H. B. Dorgelo, rector magnificus van de Technische Hogeschool Eindhoven
Mijnheer de voorzltter, Dames en heren,
Voorafgaande aan hetgeen U straks door de voorzitters van de afdelingen, door de voorzittervan de commissle voor de geesteswetenschappen en door de hoogleraar-coordinator voor de bouwplannen zal worden medegedeeld omtrent de verdere ontwikkeling van onderwljsprogramma en bouw - de dag van vandaag, de eerste dies, zou bestaan In mededellngen van de assessoren - moge lk toch even kort de belangrijkste evenementen aangaande de hogeschool slnds 23 juni 1956, de geboortedag, releveren. Op 15 november 1956 werden tljdens een bijzondere curatorenvergaderlng de Konlnklijke beslulten, volgens welke een veertiental hoogleraren (twaalf gewone en twee buitengewone) werden benoemd, door de president-curator aan de benoemden bekend gemaakt en legden de aanwezige hoogleraren, na een rede van dr. J. H. Wesselings, secretarisgeneraal van het Mlnlsterle van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, in handen van de president-curator, prof. dr. J. E. de Quay, hun ambtseed - casu quo hun belofte - af. Hiermede was de senaat van de Technische Hogeschool te Eindhoven geformeerd. Op diezelfde 15e november werden door curatoren een negental advlseurs van hun college benoemd. Door de recente benoemingen van de collega's Schmid, Hoogland, Konlngsberger, Knol en van Trier is het corps van hoogleraren nu met een vijftal uitgebreld. lndien ook de benoeming van de hoogleraar voor de wijsbegeerte v66r die tijd geschled is, zal de Senaat van de Technische Hogeschool te Eindhoven bij de officiele opening van de hogeschool bestaan ult zestien gewone, vier buitengewone hoogleraren en zeven adviseurs, waarvan zes zich bereid verklaarden later als buitengewoon hoogleraar op te treden. lnmlddels zijn reeds een bibliothecaris van de hogeschool en verschil!ende leden van de wetenschappelijke en technlsche staf benoemd en met voortvarendheid aan het werk getogen. In het afgelopen jaar heeft zich de verdere voorbereiding van de hogeschool mogen voltrekken in een uitermate harmonieuse en vruchtbare samenwerking tussen het college
133
van curatoren en de senaat en met de bij Koninklijk besluit d.d. 24 april1957 tot secretaris van de hogeschool benoemde waarnemend secretaris, de heer Wijffels. De resultaten van vele besprekingen in het college van rector magniflcus en assessoren, senaat en curatoren hebben hun neerslag gevonden in de U allen toegezonden Gids van de technische hogeschool te Eindhoven voor de cursus 1957-1958. Op suggestie van de curator, burgemeester Kolfschoten, heeft de hogeschool als motto gekozen de zinspreuk: "Mens agitat mofem" ontleend aan het klassieke epos "Aeneis" van Vergilius, voorkomende in het VIe boek, regel 727. De dichter begeleidt zijn held Aeneis in de onderwereld, waar deze zijn vader Anchises ontmoet, die hem in dichterlijke taaf spreekt over het ontstaan van de wereld en het heelal. Onze vaderlandse dichter Vondel gaf hlervan de volgende berljmde vertaling: "Een innevloeiende geest, des Ievens eerste bron, voedt hemet, aarde en zee, de starren, maan enzon •••• " Als men als taak en opdracht van een technische hogeschool zlet: het ontwikkelen en scherpen van de menselljke geest om de stof aan de mensheid dienstbaar te maken, haar brulkbaar te maken en om te vormen tot nuttig vermogen, dan is de genoemde zegswijze in overdrachtelijke zin uitmuntend bruikbaar als motto voor een instituut van technlsch hoger onderwijs. "Mens agitat molem": de menselijke geest brengt de materia In beweging, of anders gezegd: de materie, de stof (molls) behoeft de menselijke geest (mens) en zijn scheppend vernuft en wacht daarop, om tot beweging, tot Ieven, tot bruikbaarheid, tot omvormlng te geraken. Een hedendaagse, olijke dichter, wiens oordeel werd gevraagd, vertolkte de zinspreuk als: "Vernuftelingen doen dode dingen ten Ieven springen". Wellicht roept deze vertaling bij vel en van U andere associatles op. Menigeen vreest, dat de moderne ontwikkeling van de techniek vernuftelingen In plaats van dode dingen ten Ieven te doen sprlngen, levende wezens ten dode doemt. Aan de geestelljke nood van de wereld, welke aan deze vrees ten grondslag ligt, mag en moet mijns inziens ook onze hogeschool nlet voorblj gaan. Een belangrljke taak te dezen opzlchte zal ook komen te llggen bij de geestelijke adviseurs
134
der studenten. Hoewel deze geestelijke adviseurs geen directe T.H.-functionarissen zljn, zullen zlj van harte welkom zijn in onze T.H.-gemeenschap. De goede relatie met de oudere zusterinstelllng, de Technische Hogeschool te Delft vond o.m. haar expressie In een bezoek van het college van rector magniflcus en assessoren van Eindhoven aan de T.H. te Delft en in het wederkerige bezoek van het college van curatoren en het college van rector magniflcus en assessoren van Delft aan Eindhoven, aan welke bezoeken bl!jvende goede herinnerlngen verbonden zijn. Het contact tussen de overeenkomstlge afdelingen te Delft en Eindhoven heeft zich gekenmerkt door open en vruchtbare gedachtenwisselingen. Een belangrijk evenement in de ontwlkkelingsgang van de Technlsche Hogeschool te Eindhoven Is ook het felt, dat de werkzaamheden van de zgn. "Burgerljcommissle", een commissie, waarin naast een negental Elndhovense notabelen twee vertegenwoordigers van de senaat derTechnische Hogeschool en tweevertegenwoordlgers van de Nederlandse Studentenraad zittlng hebben, in overleg en met instemming van curatoren, geleid hebben tot het stichten van de "Stichtlng Studentenvoorzienlngen Eindhoven", waarvan de oprichtingsakte op 12 december 1956 ten overstaan van notarls Janssen te Eindhoven verleden is. Als resultaat van de actie van de desbetreffende sectle van de Stichting Studentenvoorzieningen Eindhoven kan thans reeds medegedeeld worden, dat het pand Parklaan 62 is aangekocht en zo mogelljk nog v66r september a.s. lngerlcht zal worden als socl§teit en mensa; de sectie voor kamervoorzleningen heeft een lijst van beschikbare studentenkamers samengesteld en de sectievoor studentenhospitia isvolop bezlg met bouwplannen. Sport en gezondheldszorg hebben de voile aandacht van de beide andere secties van de stlchting. Op 3 september a.s. zal er gelegenheid zijn voor de offlcl§le lnschrljving van studenten ten overstaan van de rector magnlflcus. Waar in Eindhoven nog geen studentenorganlsaties bestaan, welke de aankomende studenten bij het binnentreden In de hogeschool kunnen opvangen, zal zulks nlet op de elders gebruikelijke wljze kunnen geschieden. Met grote waardering voor de ,desbetreffende inltiatieven kan ik hier vermelden, dat door de vertegenwoordigers van de Nederlandse Studentenraad en van de Delftse Studentenraad in de Burgerijcommlssle - en in samenwerking met deze commissie- op 16,17 en 18 september a.s. drie orienteringsdagen voor de aankomende studenten gehouden zullen worden, waarover later nadere mededelingen zullen worden verzonden aan hen, die hier willen komen studeren.
Dames en Heren, Hoopvol en vol goede moed zien wij uit naar de 19de september, de dag, waarop D.V. de
135
Toespraak van prof. ir. A. L. W. Seyflardt wnd. voorzitter van de afdeling der werktuigbouwkunde
Mi]nheer de voorzitter, Dames en heren,
De studie voor werktuigkundig ingenieur kan in 3 gedeelten gesplitst worden gedacht; de propaedeuse, waarbij de wiskunde het belangrijkste onderdeel is, de candidaatsstudie, waarin de basisvakken als mechanica en natuurkunde de voornaamste plaats innemen en tenslotte de studie voor het ingenieursexamen, waarbij de technische vakken de hoofdschotel vormen. Deze volgorde van behandeling van de stof Is noodzakelijk, omdat men telkens het geleerde in de ene peri ode in de volgende moet leren gebruiken en toepassen. Zij heeft het bezwaar, dat het de student, vooral in de aanvang van de stu die, niet duidelijk Is, waarvoor deze omvangrljke fundamentele kennis wordt vereist. Enigszins Is aan dit bezwaar tegemoetgekomen door ook in de eerste jaren enkele technische vakken, welke zich daarvoor lonen, in het programma op te nemen, wat tevens het voordeel heeft, dat in een vroegtijdig stadium met de aan deze colleges verbonden oefenlngen kan worden begonnen. Daarmee wordt een te zware belastlng van het oefeningenprogramma in de latere jaren vermeden. Bij de studle voor werktuigkundig ingenieur wordt grote waarde gehecht aan oefeningen, zowel op de tekenzaal als in de verschillende laboratorla, zoals bijv. werkplaatstechniek, materlaalkunde, natuurkunde, mechanica, proeven aan diverse machines en werktuigen. Uit de gegeven hoofdindeling is af te !elden, dat een belangrijke plaats in het programma is ingeruimd aan de fundamentele vakken. Dit komt voort uit de overweglng, dat een lngenieur een technlsch probleem aileen dan goed kan aanpakken, indien hij over voldoende kennis van deze vakken beschikt. Een andere overweging hierbij is, dat hlj zlch later, eenmaal in de praktijk werkende, eventuele lacunas moeilijk zelfstandlg eigen kan maken. Bij de technische vakken ligt dit anders. Ons streven Is de opleiding zodanig te maken, dat ontbrekende schakels daar later wei zelfstandig zullen kunnen worden aangevuld. Ook heeft men er rekening mee te houden, dat de oplelding is ingericht naar de stand van de technlek van heden; de toekomstige ontwikkeling zal de afgestudeerde zelf moeten bijhouden. Gezien de snelle ontwikkellng van de techniek, vooral van de laatste 50 jaar, is dit geen gemakkeliJke taak. Ter demonstratie van deze ontwikkeling moge ik U er bijv. aan herinneren, dat ongeveer 50 jaar geleden de eerste geslaagde vliegpogingen zijn 139
gedaan, dat hat een maand geleden juist 30 jaar gel eden was, dat de eerste vlucht over de oceaan ward volbracht en dat er zich nu ononderbroken een kleine 200 toestellen tegelijk boven de oceaan bevlnden. Een andere niet minder lngrljpende verandering, vooralln het dagelljks Ieven, is ontstaan door de ontwikkellng van de automobiel; in 1900 nog een zeer primltief en nukkig vervoermiddel, aileen geschlkt om te worden bereden door ter zake kundigen, thans uitgegroeid tot een vervoermiddel voor gebruik door iedereen, waarbij kennis van de werking vrijwel geheel overbodig is. lk heb opzettelijk deze beide voorbeelden genoemd, aangezien de ontwikkelingsmogelijkheid in beida gevallen nauw samenhing met die van de verbrandingsmotor. Tar verdere demonstratie van de ontwikkelingsgang in de techniek moge ik vermelden, dat inmiddels een nieuwe ster aan het firmament is verschenen, de gasturbine, waarvan moat worden verwacht, dat daze, althans in de luchtvaart, binnen enkele jaren de zuigermotor vrijwel geheel zaf verdringen. Naar aanleidlng van deze paar voorbeelden zult U zich misschien afvragen, waarom een geleidelljke ontwikkeling plaats vindt en men stap voor stap verbeteringen aanbrengt, lnplaats van ineens met een meer volmaakte constructie te komen. De oorzaak hiervan is, dat men bij het opzetten van een constructie niet aile factoren in een mathematlsche formule kan vangen en aile gegevens nlet exact bekend zijn, zodat men voor een deel op de opgedane ervarlng en op zljn constructief gevoel Is aangewezen. Naarmate er meer ervarlng beschikbaar komt en bepaalde aspecten, vooral die waarmede men directe moeilijkheden ondervlndt, nader zijn onderzocht en daarnaast betere materialen ter beschikking komen, kan de constructie worden aangepast. Het aanwijzen van de onvofkomenheden en onzekerheden in onze kennis Is daarom evenzeer de taak van het onderwijs, vooral blj dat in de werktuigbouwkunde, als hat bijbrengen van die kennis zelf. Doordat men In de werktulgbouw, zoals opgemerkt, vaak moet werken met problemen welke zo gecompliceerd zljn, dat een exacte mathematische oplossing niet mogelljk is, dient de werktuigkundlg ingenieur vaardig te zijn in het vinden van voor de praktijk bruikbare benaderingen of het zoeken van oplossingen door middel van het experiment. Een ander aspect is, dat het niet voldoende is, dat een constructie goed Is In de grote lljn; het slag en of falen hangt vaak essentieel af van het al of niet goed verzorgen van de details. Een lngenieur dlent hiervan dan ook evenzeer goed op de hoogte te zljn. Het werk in de praktijk van de lngenieur zal in de regal in nauw verband staan met hat werk van anderen; het goad kunnen werken in teamverband is daarom zeer belangrijk. Voor de werktulgkundig lngenleur geldt dlt niet aileen ten aanzlen van zijn eigen vakgenoten, maar hlj moet ook goad kunnen samenwerken met zijn collega's van andere studierichtlngen, immers uiteindelijk moeten b.v. de werktulgen en apparaten van de chemische technologie en van de elektrotechniek ook gemaakt worden en dit is mede een taak voor de werktuigbouwer. Om dit goed te kunnen doen, moet hlj de taal van de andere richtlngen verstaan. Dit kan tijdens de stu die worden bevorderd door bepaalde colleges en oefeningen, welke zich daarvoor lenen, gezamenlijk te doen volgen. Het doel van de opleidlng in de werktuigbouwkunde is het vormen van ingenieurs, welke
140
in dienst van de industrie in staat zijn ideeen in een stoffelijke vorm om te zetten en dat dan ook nog in een gelimiteerde tijd, dikwijls heel erg gelimiteerde tijd. Hierbij kan men den ken aan het construeren zelf, maar ook aan het verrichten van onderzoekingswerk en aan de fabricage. Daarom kan men ook bij de stu die voor werktuigkundig ingenieur deze 3 hoofdrichtingen onderscheiden. Welke richting men zal uitgaan, hangt voornamelijk af van de persoonlijke aanleg. Te Eindhoven zal extra aandacht worden besteed aan de constructieve richting, omdat het construeren een goed middel is om een machine te leren kennen en doorgronden. Het begrip constructie moet hierbij niet eng worden gedacht; het omvat kennis van de werking van de machine in de ruimste zin, toe te passen materialen, sterkteberekening, fabricage en ten slotte het in tekening brengen. Uit het voorgaande zal het duidelijk zijn, dat een constructieve opleiding tevens een goede basis biedt voor de andere richtingen; ook kan zij uitstekend als voorbereiding dienen voor latere, hogerefuncties in het bedrijfsleven. Een andere onderscheiding bij de werktuigbouwkundige studie is te maken naar de verschillende afstudeerrichtingen. Het gebied, dat de werktuigbouwkunde bestrijkt, is zeer uitgebreid; wei is de basis in grote trekken gelijk, maar de vertakkingen zijn vele.;Het is niet mogelijk deze allemaal door een student te Iaten bestuderen en dit is ook niet nodi g. Na een algemene werktuigbouwkundige basis moet er een keuze worden gemaakt en zo ontstaan verschillende afstudeerrichtingen. Op bepaalde combinaties van enkele werktuigbouwkundige hoofdvakken wordt de student geleerd de theorie toe te passen. Brengen we de student zover, dat hij daarna zelf de toepassing op andere vakken kan verwezenlijken, dan is het dus niet zo erg belangrijk in welke rlchting men afstudeert en dit is een gelukkige omstandigheid, aangezien het in ons kleine land wenselijk is, dat de afgestudeerde ingenieur met het oog op het vinden van een geschikte werkkring zo universeel mogelijk bruikbaar is. Door in dit stuk van het programma een zekere beperking aan te brengen, hopen wij een degelijke opleiding te doen samengaan met een redelijke studieduur. lk heb gezegd.
141
Toespraak van prof. dr. ir. J. L. H. Jonker, voorzitter van de afdeling der elektrotech niek
Mljnheer de voorzitter, Dames en heren,
Gemeenlljk toegeschreven aan geesten of Goden moge het hemelvuur als spectaculair bewijs van de aanwezigheid van elektriciteit de primitieve mens sinds onheugelijke tilden op zijn levenspad hebben begeleid, het onderkennend vorsen naar haar wezen, gevat in een algemeen streven naar een betere kennis der natuurverschijnselen, zlen wij pas opkomen in de 16e eeuw. Slechts langzaam leidt de verdiepte kennls van hare eigenschappen tot het benutten ten gerieve van de mens en zo zien wij pas in het begin van de 19e eeuw de geboorte der elektrotechniek. Worden reeds zwakke stromen In 1835 aangewend voor het overbrengen van morsesignalen, dus voor telegrafie en in 1854 voor het overbrengen van geluid na de uitvindlng van de telefoon, pas omstreeks 1880 worden de sterkstroommachines praktisch in gebruik genomen. De betrekkelijkheid van deze volgorde moge blijken uit het felt, dat bij het eerste onderwijs in de elektrotechniek in Nederland minder gewicht werd toegekend aan de genoemde communicatiemiddelen, dan aan de problemen rondom het construeren van elektrische machines. De oorzaak hiervan Is welllcht te zoeken in een geesteshouding, die "het maken verkiest boven het praten", van haar tijdelijke voogd de afdeling der werktuigbouwkunde. Kon men voordlen slechts In het buitenland de titel van elektrotechnisch lngenieur verwerven, door de wet van 1905 op het technisch hoger onderwijs werd ook dit in Nederland mogelijk. De grote ultbreldlng, die de toepassing en het verbruik van elektriciteit in de wereld In de afgelopen halve eeuw heeft ondergaan, welke zelfs opvalt t.o.v. de algemene ontploollng der techniek, bracht een snelle groei in de omvang der elektriciteitsvoorziening met zich mede. De spectaculalre verbreiding van radio, televisie en andere communicatiemlddelen, waardoor overal in de wereld nieuwe grote industrielin ontstonden, stimuleerde sterk het gebruik van elektriciteit en bracht een steeds stijgende behoefte aan deskundigen met zich mede. Het gehele gabled is nog sterk in beweging, mede doordat in de grote laboratoria naarstlg gezocht wordt naar nieuwe mogelijkheden en verbeteringen, welke vaak weer leiden tot ultbouw van het indusfriele apparaat en soms aanleiding geven tot geheel nieuwetakken van wetenschap en industria.
145
Enkele voorbeelden hiervan zijn de nleuwste ontwikkelingen op het gebied der vaste stoflen, zoals van de magnetische materialen en half-geleiders, de toepassing van microgolven, radioastronomie, rekenmachines en automatisering. Deze zich voortdurend snel wijzigende situatie heeft niet nagelaten naast het veroorzaken van een nijpend tekort aan elektrotechnische ingenieurs in de wereld ook haar invloed uit te oefenen op de inhoud en methodiek van het hoger onderwijs in de elektrotechnlek. Bij het opstellen van het studieprogramma is daarom getracht, dit zo progressief mogelijk te ontwerpen met de bedoeling de student niet slechts zo snel mogelijk in contact te brengen met de fundamentele vakken, die nodig zijn als basis voor zljn latere ontplooiing en speciallsatie, doch hem ook te confronteren met de nieuwste richtingen van zijn vak. Een enkel woord van toel ichti ng moge hier volgen. Bij de voorbereiding van het propaedeutisch- en kandidaatsexamen ontvangt de student een zodanige opleiding in de wis- en natuurkunde, dat hij zijn vakstudie met succes zal kunnen volgen. Colleges in de werktuigbouwkunde, mechanlca en materiaalkunde dienen daarblj om een bredere ondergrond te vormen. Enkele voordrachten zullen daaraan worden toegevoegd met een meer algemeen vormend karakter over wijsgerig-culturele beschouwingen over techniek en samenleving. lnstructie in de theoretische vakken naast het werken in tekenzalen, laboratoria, werkplaatsen en fabrieken zal daarbij zijn studie completeren. De nadere bijzonderheden vindt U vermeld In de Gids. Het zij mij vergund Uw aandacht te vestigen op een bijzondere lijn, die men in het opleidingsprogramma der elektrotechniek zou kunnen onderkennen. Ondanks het felt dat de hogere studie der elektrotechniek stoelt op een zeer stevige mathematische basis zijn wij erin geslaagd door een concentrlsche vorm van het onderwijs in de wiskunde en een efllci~nte afstemming van de lnhoud der verschillende colleges onderllng de rode lijn van de vakstudie in dit onderwijsprogramma reeds in het eerste semester te Iaten beginnen en wei met voordrachten over elektriciteit en magnetisme, waardoor reeds in het tweede semester het onderwijs over elektrlsche netwerken een aanvang zal kunnen nemen. In de verdere semesters neemt daarna het aantal elektrotechnische vakken snel toe. WIJ verwachten van deze spoedlge introductie van de student in zljn eigen vakgebied een animerende werklng op zijn studieneiging en voorts een directe steun voor zijn somtijds moeizaam streven om zich de vele noodzakelijke hulpwetenschappen eigen te maken. Voor de eindstudie voor het ingenleursexamen zal naast een zelfstandlge bewerking van een elektrotechnisch of aanverwant onderwerp de stu die van een aantal elektrotechnische vakken worden gevraagd, die ten dele het karakter van keuzevakken zullen bezltten. Het klassieke onderscheid in de sterk- en zwakstroomrichting willen wij hier nlet benadrukken, doch de student zelf de gelegenheid geven een geschlkte comblnatie van vakken aan zijn hoogleraar ter beoordellng voor te leggen. Daarbij zal hij dus gelegenheid hebben, op grond van zijn aanleg of voorkeur reeds vroeg rlchting te geven aan zijn studle. Dit Is van belang, omdat de functies, die de elektrotechnlsch ingenleur in de praktijk zal kunnen gaan vervullen zeer uiteenlopend zijn. lngenleurs immers vindt men In positles, waar zlj zich bezlg houden met laboratorlumonderzoek, research, ontwikkeling of constructie, be146
drijfsvoerlng, bedrijfscontrOie, applicatie, installatie, storingzoeken, octrooizaken, onderwijs, technisch-commerciele, zuiver commerciele en algemeen-organisatorische werkzaamheden. De ingenieursstudle opent de mogelijkheid, om zich in de praktijk verder voor deze functies te bekwamen en de rlchting, waarin men afstudeert, kan reeds een eerste stap zijn in de rlchting van deze latere specialisatie. Het belang van een ingenleursstudie op hoger onderwijsniveau moet immers niet aileen gezien worden in de kennls verkregen in een technisch vak, een kennls die eventueel kan lelden tot bijzondere vakspeciallsatie, doch ook dat men geleerd heeft om, wetenschappelijk kritisch denkend, de veelsoort!ge problemen, die zich in de praktijk voordoen, tot een verantwoorde oplosslng te brengen, waardoor de ingenieur in staat blijkt naast het verrichten van baanbrekend technisch en wetenschappelijk werk ook zeer belangrijke en leidinggevende functies in de wereld der techniek te kunnen vervullen. lk dank U zeer voor Uw aandacht.
147
Toespraak van prof. dr.lr. W. van Loon, voorzitter van de afdellng der scheikundige techno Iogie.
Mijnheer de voorzltter, Dames en heren,
Enlge maanden geleden werd te Birmingham "a symposium on chemical engineering education" gehouden. Tljdens een van de uiterst geanimeerde discussies riep een van de aanwezige studenten uit: "Industry wants to get a man; when we go on in learning more facts, they will get a machine". Nu ligt het zeker niet in onze bedoeling jonge men sen om te vormen tot robots.lntegendeel. Volgens goed Nederlands gebruik zal ook hier in Eindhoven de academische vorming ongetwijfeld worden benuttot versterking van de persoonlijkheld en tot bevordering van het zelfstandlge den ken van de studenten. Maar daarnaast staan wlj voor de taak hen een vak te leren. Een zekere feitenkennis en het verwerven van bepaalde vaardigheden is daartoe onontbeerlijk. Tenelnde hlerln te voorzien Is een leerplan opgesteld, dat U ten dele In de Glds van onze T.H. vlndt weergegeven. Een dergelljk leerplan geeft enigszlns een garantle omtrent de aard, de hoeveelheld en de volgorde van de te verwerken stof. Maar belangrijker dan deze opsommlng zijn echter de algemene gedachten en de instelling, de mentaliteit, die aan dit leerplan ten grondslag liggen. En hierover zou ik U, voorzover dit de afdellng der scheikundlge technologie betreft, lets naders will en zeggen. Alvorens een doeltreffend leerplan te kunnen opstellen Is het nodig zlch af te vragen: wat is elgenlijk een scheikundlg ingenieur en wat Is zljn taak In de Industria. Over de beantwoordlng van deze vraag bestaat nog al wat verwarrlng en ook de talrijke dlscussles, die over dit onderwerp gehouden zijn, hebben nog nlet tot een eenduldig antwoord geleld. Kenmerkend voor de grote verschillen in opvatting zijn de uiteenlopende studieprogramma's, die blj de diverse instituten voor technisch hoger onderwijs zowel in tijd als in inhoud sterk varieren. Bij de besprekingen rond ons leerplan is gesteld, dat de scheikundig ingenieur tot taak heeft de ontwikkellng van de chemlsche Industria te bevorderen en dat hij daartoe op de hoogte moet zijn van de stand van de natuurwetenschappen en dat hij moet hebben geleerd hoe deze kennis tot een praktisch of technisch brulkbaar resultaat te voeren. Ultgaande van deze opvatting valt de opleiding in twee delen uiteen, namelijk een natuurwetenschappelljke v66ropleiding en daarna een technologlsche vormlng. Deze scheiding
151
is uitera.ard zeer globaal, maar het komt mij voor, dat zij wezenlijk is. Theoretisch Is het mogelijk de technologische vorming parallel te doen !open a.an de wetenschappelijke schollng. Pra.ktisch komt dit in vele gevallen neer op een herhaalde behandellng van technische onderwerpen op een steeds hoger nlveau. Dlt "sandwich"-systeem moge va.nuit een dldactlsch oogpunt bezlen aantrekkelljk zijn, het zal zeker lelden tot een langere duur van de studle en tot overla.dlng van het programma. De afdeling der scheikundlge technologle heeft zich daarom op het stand punt gesteld, dat de technologische opleldlng in hoofdzaak zal vallen na de wetenschappelijke vorming. Wells er voor gezorgd, dat door een beperkt aantal lnleldende colleges in de chemische. techniek de studenten reeds tijdens de eerste helft van hun studie zich enigermate een beeld zullen kunnen vormen van de taak, die hen wacht. Steeds meer wint het lnzicht veld, da.t de wetenschappelijke vorming van de chemisch lngenleur in het bijzonder de studie In de fysische chemie, de natuurkunde en de wiskunde dient te omvatten. Deze vakken bevatten nl. de elementen, waaruit de moderne chemlsch-technologische vakken zijn opgebouwd. De wetenschappelijke vooropleiding kan uiteraard een algemeen karakter hebben en voor allen gelijk zijn. Voor de eerste helft van de stu die, dus tot het kandidaatsexamen, zijn dan ook vrijwel geen facultatleve vakken of keuzevakken in het programma opgenomen. Na het kandldaatsexamen, dus gedurende de tweede helft van de studle, zal de student moeten worden geleerd, hoe de verworven fundamentele kennis toe te passen, nuttlg te maken, tot een technisch resultaat te voeren. Heeft hij v66r het kandidaatsexamen geleerd analyserend en kritisch te denken, daarna zal hem moeten worden bijgebracht hoe met constructleve zln en gevoel voor synthase technische problemen tot aanvaardbare oplossingen kunnen worden gebracht. In mentaliteit en vorming bestaat er een wezenlijk onderscheld tussen de universitair opgeleide chemici en scheikundig ingenieur. Unlversltair geschoolde chemic! hebben geleerd te zoeken naar het ware, het echte, het enlge, het beste. De scheikundlg ingenieur behoort zich blj tijd en wijle tevreden te kunnen stellen met het betere, het goedkopere, het simpele, het tijdelijke, de lmprovisatie. Hij zal zijn problemen vrljwel nimmer exact kunnen oplossen. Kortom, hij moet, zoals een aanhaling In de inaugurele rede van collega Jonker luidt, hij moet hebben geleerd: "the art of drawing sufficient conclusions from Insufficient premisses". Hij moet lnzicht, kennis en wetenschap niet in de eerste plaats zien als een doel in zichzelf, maar leren hanteren als een hulpmiddel, een hulpmiddel bij zijn besluitvorming. Veelal worden verschillende soorten scheikundig lngenleurs onderscheiden. Conform de unlversitaire gewoonte wordt wei gesproken van organisch-, anorganisch- en fyslschchemische ingenieurs. Daar de opleiding tot scheikundlg ingenieur nlet een specifiek chemische is, althans naar ons inzicht bovendien technologisch behoort te zljn, lijkt een dergelijke onderverdeling weinig geschlkt. Beter aanvaardbaar lijkt een indellng, die is
152
afgestemd op de diverse taken, die de schelkundig ingenieur in de chemische lndustrle pleegt te vervullen. Zo spreekt men van de research-ingenieur, die onderzoek verricht, van de ontwikkelingsingenieur, die realiserlngsmogelijkheden nagaat, van de projectingenieur, die plannen ontwerpt, en van de bedrijfs-ingenieur, die een fabriek leldt. De Duitse opleiding tot "Verfahrens-ingenieur" is vooral gericht op het vormen van bedrijfsingenieurs voor de chemische industria; de Engelse opleiding tot "chemical engineer" is gericht op de vorming van project-ingenieurs; weer andere opleidingen leiden meer in het bijzonder tot de vorming van research-ingenieurs. Nu ligt het hier in Eindhoven niet in de bedoeling een bepaald soort chemisch lngenieur op te lei den of om binnen de afdeling der scheikundige technologie afzonderlijke studierichtingen te gaan onderschelden. Het invoeren van studierichtingen zou bij deze afdeling voeren tot een vroegtijdige specialiserlng en aldus tot een beperktheid, die o.l. voor student en industrie onaanvaardbaar moet worden geacht. Vergaande specialisering heeft pas zin, indien met behulp van een brede wetenschappelijke en technologische basis en een rljke praktische ervaring de top van een vakgebied kan worden bereikt. Deze brede basis kan gevoeglijk door een onderwijsinstituut worden gelegd, de werkelijke specialisering zal veelal eerst in de praktijk kunnen plaats vinden. Wei zal de student na het kandidaatsexamen uit een groot aantal vakken een keuze kunnen doen, passend bij zijn aard, aanleg en ambitie en zodoende een eigen richting aan zijn studie kunnen geven. Door deze keuze aan enkele richtlijnen te binden zal er voor worden gezorgd, dat het algemene karakter van de opleiding behouden blijft. Door deze regeling kunnen in de toekomst op een natuurlijke wijze binnen de afdeling zich zo nodlg richtingen gaan vormen, maar het zal wei zo zijn, dat al naar karakter en aanleg zich hler in Eindhoven, evenals elders, twee soorten scheikundig ingenleurs zullen gaan manifesteren: de ingenieur, die een vak heeft geleerd en de ingenieur, die geleerd heeft van zijn vak een kunst te maken. De eerste soort zallater de meer bestuurlijke functies ambieren; de tweede soort zal als research- of project-lngenleur veelal een meer scheppende taak te vervullen krljgen. Hoe dit ook zij, het leerplan laat na het kandidaats-examen voldoende ruimte tot vrije keuze, maar legt anderzijds een zodanige gebondenheid op, dat de technologische vorming gewaarborgd blijft. De keuze van het afstudeerwerk zal eveneens vrij zijn, maar ook hierbij zullen bepaalde richtlijnen in acht genomen moeten worden en zal terwille van het algemene karakter van de oplelding worden verlangd, dat de te volvoeren taken minstens twee verschlllende vakgebieden zullen betreffen. Vakgebleden, die nlet noodzakelijkerwijs aile tot het leerprogramma van de eigen afdeling behoeven te behoren. Hoewel dus aan het algemene karakter van de chemisch-technologische vorming veel aandacht is besteed, zulks zal niet mogen gaan ten koste van de "efficiency" van de op-
153
Ieiding. "Efficiency" is een wezenlijk kenmerk van het lngenieursvak en zal zeker ook in de opzet van het leerplan tot uiting moeten komen. De afdeling heeft zich dan ook bewust op het standpunt gesteld, dat de fundamentele kennis, die v66r het kandidaatsexamen zal worden geeiist, daarna bij de technologische vorming volledig tot haar recht dient te komen. Welllcht is voor andere opleidingen een zo sterke doelgerichtheid overbodig, maar wij, als ingenieurs, zullen ons in het bijzonder moeten hoeden voor het verwijt inefficient te zijn of zoals iemand op het reeds eerder genoemde congres in Birmingham het uitdrukte, wij zullen ons moeten hoeden voor het verwijt: "to solve right the wrong problems". lk dank U voor Uw aandacht.
154
Toespraak van prof. dr. C. Zwikker, voorzitter van de afdellng der afgemene wetenschappen
lk weet nlet, mijnheer de voorzitter, geachte toehoorders, of het U vergaat zoals mij zelf, als U in historische beschouwingen brieven geciteerd ;ziet, die mannen als Mlchiel de Ruyter of Maarten Tromp van tijd tot tijd zonden aan de Staten van Holland, om deze te wijzen op bestaande noden en om ze te vragen om de allernoodzakelijkste aanvulllngen van hun vloten. Als U zo reageert a!s ik, zal de weldoordachte opbouw en de boeiende stij! van die brieven U pakken en wordt U genoodzaakt, het romantisch beeld, dat U had van de vechtersbaas te wijzigen In dat van een man van bredere ontwikkeling, in het bezit van bestuursgaven en behept met een overtuigingskracht. U realiseert zich dan ineens, dat al waren ze nog tien keer zo moedig geweest of nog veel betere zeeiieden, ze nooit het commando over een vloot hadden gekregen, als dat andere er niet bij kwam. Wat dit nu met de Technische Hogeschool Eindhoven heeft te maken? Wei, het bewljst, dat leidende flguren meer moeten zijn dan aileen naar technische specialisten. En dus •••• maar hier moet ik dit verhaal onderbreken, want als ik de parallel vervolg, dan kom ik geheel op het terrein van prof. Oldendorff, die na mij gaat praten en ik wil niet het gras voor zijn voeten wegmaalen. Wij belden hebben de opdracht U lets te vertellen over de rol van de algemene wetenschappen bij de opbouw van de T.H. U zoudt hierin het tegenstuk kunnen zien van de uiteenzetting over de speciale opleidlngen, die U voor de pau:ze gegeven zijn door de voorzitters der drie vakafdelingen. Beter is het om onze bijdragen als een aanvulllng te beschouwen. lk moet U wei verzoeken, in Ieder geval de gedachte te vermijden, dater een verschil in lnzicht zou zljn tussen de vorige sprakers en de nu komenden. Wanneer wij in deze toespraken het accent anders Iaten vallen is dat, omdat wij voor vandaag een taakverdellng hebben vastgesteld, die aangepast is aan ooze functies In de T.H. Waar prof. Oldendorff met U zal spreken over de zo duidelijk tegen de technlsche vakken afstekende geesteswetenschappen, zal ik U moeten inllchten over een groep van vakken, die zich vee! minder scherp apart laat zetten. Het zijn de wis- en natuurkundige vakken, door de Engelsen samengevat onder de naam van "science". De begrenzing van deze vakken naar de techniek wordt hoe Ianger hoe vager. De vaagheid van deze grens moge op zich zelf al een voldoende motlef zijn voor de plaatsing van de wis- en natuurkunde in het
157
onderwijsprogramma, vandaag ondervlnd ik deze vaagheid als een last bij mijn pogen, mijn toespraak duidelijk verschillend te houden van die van mijn collega's van v66r de pauze. Toen de algemeen bekende slagzin werd geformuleerd: "De fysica van nu is de techniek van morgen", dacht men nog aan een "morgen", dat een of twee generaties na het "nu" kwam. Die tijdsafstand is intussen gereduceerd tot een tiental jaren. Daarvan getuigt de snelle ontwlkkellng van de technlek, die gebaseerd is op de kernfysica. Erger nog: de industrie heeft tegenwoordig zijn verkenners geposteerd in het gebied der zuivere wetenschap, verkenners, die de eventuele mogelijkheid van lndustriele ontwikkeling signaleren bij elke nleuwe wetenschappelijke ontdekking. Behalve de industria dient ook de T.H. zijn voelhorens in die richtlng uit te steken. Het lijkt mij julst, als U van de In de afdeling der algemene wetenschappen verzamelde hoogleraren en wetenschappelijke ambtenaren verwacht, dat ze de nodlge tijd aan deze verkennerstaak zullen wijden. Zlj dienen in verschillende wetenschappelijke richtlngen gespecialiseerd te zijn om de diverse sectoren van de wetenschap voortdurend te kunnen observeren. Hun bevindingen zullen verwerkt moeten worden in de collegestof en in de wetenschappelijke actlvltelten van de laboratoria. lk spreek hier van laboratoria. lnderdaad behoeft het tegenwoordlg niet meer te worden bepleit, dat een goed contact met het front van de wetenschap aileen maar mogelijk is voor degenen, die zelf hun steentje bijdragen tot die wetenschap en dus over de outillage beschikken, die hen In staat stelt researchwerk te verrichten. Overigens zal blj de aldus te verwachten beoefenlng der exacte wetenschappen aan de T.H. het accent alllcht lets verse hoven liggen ten opzlchte van dat bij het onderzoek In de universiteiten. Dit tengevolge van het nauwe contact met de techniek. De industria Ievert namelijk werk te over voor zuiver wetenschappelijk onderzoek. Bij de geleidelijke verfijning van methoden en kwaliteltsverbetering der producten rijzen problemen, die men vroeger op het gevoel heeft opgelost, maar die langzamerhand exact beantwoord dienen te worden en ook kunnen worden. De staf van experimenteel en theoretisch getraind researchpersoneel, die wij in de afdeling der algemene wetenschappen hopen op te bouwen, moge dan ook dikwijls vraagbaak en hulp zijn bij het onderzoek, dat in de vakafdelingen der T.H. opkomt, en ook in verwante wetenschappelijk technische instituten of in de Nederlandse industria als geheel. Speciaal voor dlegenen onder U, die het geven van inleidende colleges als de enige taak van de docenten der algemene wetenschappen kenden, heb ik hiervoren die beide andere taken: verkennen in het wetenschappelijk veld en deelnemen in de research uitdrukkelijk naar voren gehaald. Het effect van de poglngen om de T.H. op een hoog wetenschappelijk niveau te houden
158
wordt uit de aard der zaak meer gevoeld door de studenten van de laatste jaren dan door degenen, die maar amper begonnen zijn. Met name is het voor diegene, die bij een van de hoogleraren In de exacte vakken afstudeert, voor zijn verdere Ieven van doorslaggevende invloed, in welk milieu hij zijn afstudeerwerk verricht. Aile andere studenten zullen, misschien zonder zich daarvan bewust te zijn, proflteren van een inrlchtlng van onderwijs en practica, die aangepast is aan de eisen van de tijd, zo mogelijk aangepast aan de eisen van de toekomst. Over die toekomst hebben mijn collegae ook reeds gesproken: ik wilde daar ook een paar woorden aan wijden. Boven de ingang van het National Archives Building in Washington staat de typisch Amerikaanse tekst ingebeiteld: "What Is past is prologue". En waarvoor geldt deze uitspraak met meer recht dan voor de techniek? Reeds enige jaren na het verlaten van de T.H. zal de ingenieur zich geplaatst zien In technieken, die wij hem nu onmogelljk kunnen leren, omdat ze er nog niet zijn. Om zich daaraan te kunnen aanpassen moet hij beschikken over een algemene natuurwetenschappelijke vorming, algemener dan strlkt noodzakelijk is voor het volgen van de hogere jaars technische colleges van nu. Deze basis, gevoegd bij zijn training in het technisch denken, hem bijgebracht in de vakafdelingen, moet vol~ doende zijn om onze abiturienten te doen slagen, ook als de techniek zich ingrijpend verandert. De vraag, die zowel studenten als docenten interesseert, is deze, of men in een studietijd van vijf jaar inderdaad de beide genoemde facetten van de ingenieursvorming kan machtlg worden, een vraag met nog meer recht gesteld, als men bedenkt, dat wij de vorming van de ingenieur voor de menselijke kant van zljn beroep ook niet willen verwaarlozen. Leert de ervaring aan andere instituten van hoger onderwijs niet, dat de gemiddelde studieduur meer dan 5 jaar bedraagt en constateren wij niet, dat vele industrieen hun nieuw aangenomen ingenieurs nog eens een studietijd Iaten doormaken om zich aan te passen aan de Speciale eisen van het bedrijf? lnderdaad is het nodig geweest, bij de opstelling der studleprogramma's aan aile kanten te besnoeien. Binnen het gestelde tijdschema kan men niet ailes ieren en - nu sprekende over de kennis in de exacte vakken- meen ik, dat wij ons de beperking hebben op te leggen, de student z6 ver voor te bereiden, dat hij in staat is, secundaire literatuur te lezen en te begrijpen. Hem moet verder het vermogen bijgebracht zijn - speclaal in zljn afstudeerjaarom via de secundaire literatuur op te klimmen tot de primaire, waaronder ik versta de orlginele publicaties van onderzoeklngswerk en - nog verder gaande - te komen tot oorspronkelijk en creatief werk. Detijd, dat van de lngenieur aileen maar verwacht werd te weten, hoe het "het baste gaat", is voorbij. Enerzijds is dit te veel om door een persoon geweten te worden, zelfs als hij zich zou beperken tot een onderdeel van het terrain van een vakafdeling, anderzijds is het te weinig. Want er worden hogere eisen, zowel van verstand als van beleid, aan hem gesteld.
159
Ook na zijn afstuderen zal de ingenieur - maar dan zonder Ieiding van een alma mater zich nog steeds nieuwe wetenschap moeten eigen maken. Hij zal zich daarbij een juiste zelfbeperking moeten opleggen en reeds daar wordt veel beleid van hem geeist. Niet geheel ten onrechte zou hij met Poot kunnen verzuchten: "Hoe genoeglijk rolt het Ieven Des gerusten lantmans heen".
160
Toespraak van prof. dr. A. Oldendorff, voorzitter van de commlssie voor de geesteswetenschappen
Mijnheer de voorzltter, Dames en heren,
Elke ingenleur krijgt in zijn werk te maken met vele kwesties van nlet-technische aard. In dienst van het bedrijf of in adviserende functies b.v. stuit hlj direct op economlsche en organisatorische vraagstukken. Verschillende ingenieurs komen bovendien terecht in niet-technische functies: in het onderwijs, de handel, de adminlstratleve sector; anderen geraken door promotie op positles, die minder eisen stellen aan hun bekwaamheid als technicus dan wei aan economlsch, organisatorlsch, en juridlsch inzicht en aan lelderscapaciteiten. Teneinde de toekomstige lngenieur enigermate voor te bereiden op de voornaamste van dergelijke elsen, elsen, die later in de praktijk aan hem worden gesteld, is een aantal niet-technische vakken in het opleldlngsprogramma ingelast, waarult de student - op beperkte schaal - een keuze kan maken voor het eerste deel van het ingenieursexamen. Dit zijn de algemene en de bedrijfseconomle - en op dit laatste voortbouwend de flnanciele bedrijfseconomle - de organlsatieleer van het bedrijf, het arbeidsrecht en de psychologie, de wljsbegeerte en meer speclaal de fllosofle van de techniek, en tenslotte de algemene en de industriele sociologie. Verondersteld mag worden, dat de op het Interne bedrijf georienteerde lngenieurs blj voorkeur hun keuze zullen maken uit de organlsatie-leer, het arbeidsrecht, de psychologie en de sociologie; de economisch georienteerden uit de economische vakken en de organisatie-leer, terwijl degenen, die zich op het wetenschappelijk onderzoek rlchten, waarschijnlijk de grootste belangstelllng zullen koesteren voor de fllosofle van de technlek. Maar men heeft de student in zijn keuze geheel vrij wilfen Iaten; de enige beperking ligt in het aantal der aan de niet-technlsche vakken bestede semesteruren, dat de student bij het eerste dee! van het ingenieursexamen mag Iaten gelden, hetgeen ulteraard nlet hetzelfde hoeft te zijn als het aantal uren, dat de student ult belangstelling college loopt In de niet-technlsche vakken. De beperking van het niet-technlsche element in de examenstof vloeit eruit voort, dat de T.H. ingenleurs wil vormen en nlet halve economen, soclologen of fllosofen. Aan de fllosofle en de soclologle Is een algemeen vormende waarde gehecht en daarom worden deze twee niet-technlsche vakken reeds voor het candidaats-examen gedoceerd, In de verwachting, dat aile studenten gedurende het eerste en het tweede semester het college fllosofie zullen volgen en het college sociologie gedurende het derde en het vierde semester. De sociologle Is zelfs verplicht vak voor het kandldaatsexamen. Dit is gebaseerd
163
op door ervaring gewonnen inzichten in de eisen, welke aan de ingenieurs worden gesteld. In het bedrijf komt de ingenieur te werken in een sociale situatie; hij heeft te maken met mensen, en deze mensen vormen groepen, welke er bepaalde normen en maatstaven op na houden, die meer bepalend zijn voor hun handelen dan de eisen, welke de Ieiding van de organisatie aan hen stelt. In het verleden heeft de ingenieur-organsatiedeskundige het bedrijf veelal benaderd met een eenzijdig-technische visie, als ware het een organisatie van functies, die door mensen worden vervuld. De werkelijkheid van het bedrijf is echter een organisatie van mensen, die functies vervullen. En het samen-werken veronderstelt een samenzijn, dat binnen de grenzen van het samenwerken of zelfs over deze grenzen heen zoekt naar menselijke vormen. Op welhaast dramatische wijze hebben de experimenten in de Hawthorne Plant van de Western Electric Company aangetoond, dat de materiiHe beloning van de arbeid en de fysieke werkomstandigheden van geringere betekenis zijn dan de behoefte aan sociale erkenning en waardering en dan al hetgeen zich afspeelt in de kleine werkgroep. Het inzicht in de betekenis van teamgeest en groepsmoreel leidt tot een erkenning van de noodzaak ener sociologische vorming van bedrijfsingenieurs en organisatie-deskundigen. De sociologie is echter niet aileen bedoeld als voorbereiding op het werk van de ingenieur. Wij allen Ieven in een maatschappelijk verband, wij hebben deel aan vele groepen, als lid van een gezin en familie, van verenigingen en belangenorganisaties, wij hebben onze plaats in een kring van vrienden en kennissen, we zijn burger van een staat. Men mag van een academicus verwachten dat hij zich bezint op de samenleving, waartoe hij behoort, op de plaats, welke hij daarin heeft, en de verantwoordelijkheden die daaraan verbonden zijn. Waar wij Ieven in een maatschappelijk-cultureel bestel, dat in al zijn bestanddelen de repercussies gevoelt van de technische ontwikkeling, is de onthulling van de door de sociologie bestudeerde problematiek voor de ingenieur wei van bijzondere betekenis. Tenslotte dan de wijsbegeerte. Een zekere vertrouwdheid met het wijsgerig denken is noodzakelijk voor Ieder, die zich met recht academicus wil noemen. Academicus wil zeggen man van geest, van cultuur en de gehele ontwikkeling der geestes-cultuur weerspiegelt zich in de geschiedenis der wijsbegeerte. In het bijzonder zou ik willen wijzen op de betekenis van de filosofische anthropologie, de wijsbegeerte van de mens. Te allen tijde heeft de mens nagedacht over het raadsel van zijn mens-zijn, over de zin en de opgave van het menselijk bestaan. Misschien is er geen periode geweest, waarin de behoefte om tot klaarheid te komen over het vraagstuk van het menselijk Ieven, van het Ieven als mens, zo sterk gevoeld is als in onze dagen, nu alles op losse schroeven schijnt te staan, en wij gevangen zijn in twijfels, omringd door vragen en bedreigd door onzekerheden. Het is symptomatisch, dat in onze tijd een nieuwe filosofie van de mens is opgekomen, een filosofie, die de menselijke persoon wil begrijpen in zijn karakteristieke menselijke werkelijkheid, in zijn wijze van medezijn met anderen in de wereld. Het zal niet de taak zijn van de wijsbegeerte de student een stand punt voor te houden, maar de wijsgerige bezinning zal de student duldelijk maken, dat hij een persoonlijk standpunt
164
moet klezen, een persoonlijk antwoord moet geven op de vraag naar de zln van de menselijke existentle. Het spreekt wei van zelf, dat in de wijsbegeerte speciale aandacht zal worden geschonken aan de technlek en haar plaats In het cultuurgeheel. Het Is drlngend nodlg deze problematlek te stellen en te ontwikkelen. Het is niet aan mij hierop dieper in te gaan. lk wil slechts de woorden herhalen, waarmede Nicolai Berdjajew zijn beschouwlng over Mens en Machine opent: "Het schijnt niet overdreven te zeggen, dat het probleem van de technlek het probleem geworden Is van het lot der mensen en van het lot der cultuur". Dlt wil niet zeggen, dat wij een afwerende houding tegenover de technlsche ontwlkkellng moeten innemen. lntegendeel! lk wil als besluit met grote lnstemmlng een uitspraak clteren van Romano Guardlnl: "Wat wij nodig hebben is nlet mlnder technlek, maar meer. Julster gezegd: een sterkere, meer bezonnen "menselljkere" technlek". lk dank U.
165
Toespraak van prof. dr. P. van der Leeden, coordinerend hoogleraar voor bouwzaken
Mijnheer de voorzltter, Dames en heren,
De speciale bevoegdheden, welke het curatorium op grond van de autonomie-gedachte, verankerd In de wet op het technlsch hoger onderwljs van 7 junl 1956, toegewezen kreeg, bleken van essentleel belang voor een vlot verloop van de opstelling en ultvoerlng van de bouwplannen. Nleuwe wettelljke bepallngen geven, bij gebrek aan jurisprudentia, steeds aanlelding tot onzekerheden In de lnterpretatle. Met grote vreugde mag geconstateerd worden, dat het daardoor nodlge overleg niet geleld heeft tot nodeloze vertraglng. Voor het vele beg rip en medeleven betoond door zovele overheldslnstantles en -dlenaren past een woord van grote dank. Oorspronkelljk bestond enlge hoop de Technlsche Hogeschool te Eindhoven in september 1956 te openen. De tijd, welke na het aannemen van de wet nog overbleef, maakte dit plan lllusoir. De poging tot overname van het Don Boscohuis als voorloplge hulsvesting, conform het rapport van de commissle s'Jacob ging met vele dlrecte en lndirecte moellijkheden gepaard. Met grote voortvarendheld werd door curatoren naar een alternatleve oplosslng omgezlen. De variate opening maakte het de curatoren-bouwcommissle mogelljk voor te stellen tot oprichting van een geprefabriceerd eigen gebouw over te gaan. Op lange termljn gezien werd dlt tevens als een goedkopere oplossing beschouwd. Het tijdschema geeft een beeld van de snelheid, waarmede onder de nieuwe wetsbepallngen gewerkt kan worden. De ministeri!ile goedkeuring op de bouwplannen werd verkregen precies een maand na de lnstallatle van het curatorlum, dag nul In ons tljdschema, te weten 23 juni 1956. De gunning van de bouw vond 5 dagen later plaats; de bouw wordt in prefab ultgevoerd door de firma Schokbeton. De minlsterii:ile goedkeuring op ontwerp en begroting van de installaties voor de centrale verwarming, het gas, het water en de perslucht werd op 28 september 1956- drie maanden na dag nul - verkregen en diezelfde dag gegund aan de fa. Volker. Voor de electrische lnstallatle kwam de goedkeurlng af op 1 november, terwijl de gunning op 17 november aan de firma Nolte geschledde, of vijf maanden na dag nul. 169
In ronde bedragen zullen bouw plus installat!e vijf, de inrichting 2 '/2 miljoen gaan kosten. Eind juli zal het overgrote deel van gebouw met installaties dus compleet zijn, of 13 maanden na dag nul, zodat dan nog gemlddeld twee maanden resteren voor de voorbereidingen ter plaatse. Het onderwijs vangt aan 15 maanden na dag nul. Ulteraard was dit slechts mogelijk door een uitermate welwillende en actieve samenwerklng, in- en extern. Aile collega's moesten zich grote zelfbeperking getroosten, de architect moest zich vrijwel uitsluitend op de utiliteit richten en bouwmethoden volgen tot nog toe nlet bij het hoger onderwijs toegepast, de aannemer moest een verregaande binding aan een tijdschema accepteren, terwijl tussen bouw en installatie een dwingende coOrdinatle gelegd moest worden. Van de gemeente, de gemeentediensten alsmede van de verschillende departementen moest gevraagd worden veel vertrouwen te verlenen op grond van een zo open mogelljk overleg. Een kink In deze kabel ware voldoende geweest deze te doen breken. Het aantal betrokkenen Is zo groot en het aantal essentiille lnformele contacten zo legio geweest, dat het een aperte onmogelijkheid is op verantwoorde wijze persoonlijke dankwoorden te spreken. Het niet maken van Mn uitzonderlng zou ongepast zijn. De fangdurige en constante interesse en doorzet van bouwcurator Tromp mag niet onvermeld blijven. Het tot stand gekomen paviljoen is te zien als een gebouw met permanent uitwendig en een variabel interieur. Wenden wlj thans onze bilk naar de definitleve gebouwen. Allereerst ziJ geconstateerd, dat zeer veel is voorbereld gedurende het prae-natale stadium van senaat en curatoren. Van veel belang was bijvoorbeeld dat de architect - of moet ik zeggen de toekomstige architect- reeds bekend was en aan het werk. De facto ontwikkelden de toekomstplannen zich in eerste lnstantie in twee gescheiden gedeelten. De spaarzaam aanwezige aanstaande docenten streefden naar een geheel opnieuw ultgedacht onderwijsprogramma. Daarnaast spraken telkens enkele docenten met de architect over bouwzaken. Deze laatste gesprekken hadden een volstrekt informeel karakter en hadden ten doel tussen architect en docenten een taal en een begripssfeer te cre~ren. Wei werden systematisch numerieke gegevens over benodigde netto oppervlakten, hoogten en dergelijke verzameld, doch deze hadden niet meer betekenis dan een voorloplge approximatie. lntussen groeide ook de visie op de interne structuur van de Technlsche Hogeschool en op de organisatievorm. Het standpunt van de rector magnificus, dat de Technlsche Hogeschool duidelijk een geheel moest zijn, opdat een mentale integratle van de studenten en de studierichtingen mogelijk zij, werd algemeen geaccepteerd. Om redenen van efficiency werd ook een verregaande, doch soepele concentratie van dlensten gewenst geacht. De architect wenste het euvel, gebruikelijk bij oudere instltuten van hoger onderwijs in Europa, te vermijden, namelijk dat rond de kern onvoldoende mogelijkheid tot uitbreiding 170
bestond. De comblnatie van deze gedachten leldde tot een ruimtelijk sterk geconcentreerde opzet. Om een voldoend zulnig gebrulk te maken van de royale gift van de gemeente, te weten een aaneengesloten terrein van rond 40 hectaren, moest, waar mogelijk, de derde dimensie ingeschakeld worden. Een contactenschema ward opgezet, teneinde nate gaan wat in de kern moest liggen en hoe het overlge hler zo goed mogelijk omheen gegroepeerd kon worden. Tevens gold als eis, dat het bouwplan, dat voor in totaal 1000 studenten gemaakt werd, gezlen zou worden als een opzet voor een later grotere technlsche hogeschool. Bij de gekozen werkwijze Is het evenzeer gerechtvaardigd te zeggen, dat rekening is gehouden met een soepele ultbreidingsmogelljkheid tot 2000 studenten, als dat het plan "1000" geprojecteerd is als dee! van een primaire lay-out voor een grotere technlsche hogeschool. Het programma van eisen werd op 14 februari 1957, dit Is bljna 8 maanden na dag nul, door curatoren vastgesteld en aan de minister aangeboden. Organisatorlsch gezlen kan men de ruimten verdelen naar algemene diensten, centrale technische dlensten en de vier afdelingen. Een punt van uitgebreide dlscussies hebben de collegezalen gevormd. Deze zljn na ampele discussie van de voor- en nadelen tenslotte - In hoofdzaak • tot een complex verenigd en organlsatorisch bij de algemene diensten ondergebracht. Tot deze algemene dlensten worden verder gerekend de gehele bestuurssector, de centrale administratie, de blbliotheek en dergelijke. Tot de technische diensten worden onder andere gerekend de centrale werkplaats, de reproductie, de ijkdienst, de onderhoudsdiensten en de magazijnen. Grote del en van deze diensten en de afdeling der a!gemene wetenschappen dienen centraal gelegen te zijn. De grootten van de benodlgde ruimte zijn in netto m2 vloeroppervlak: Algemene Dienst Technische Dienst Afdeling Algemene Wetenschappen Afdeling Werktuigbouwkunde Afdeling Elektrotechnlek Afdeling Scheikundige Technologie
8600 7100 4800 13800 9600 10500
Bouwkundig gezien zullen deze ruimten ondergebracht worden in de volgende gebouwen: 1 de centrale diensten, 2 werktuigbouwhallen, 3 collegezalencomplex, 4 technologische hal, 5 scheikundegebouw, 6 elektrotechnische hal en 9 ketelhuis. Bij het plan "1000" zal de centrale hoogbouw bevatten: het bestuur, de algemene diensten inclusief bibl!otheek doch exclusief collegezalen, de afdeling algemene wetenschappen en de afdeling elektrotechniek met uitzondering van de sectoren motoren en hoogspanning, alsmede delen van de technische mechanica en de metallogie. 171
In de werktuigbouwhallen zullen behalve aile overige delen van de werktuigbouwkunde grote delen van de centrale werkplaatsen en magazijnen worden ondergebracht. Het collegezalen-complex zal naast prepareerkamers en andere hulpruimten enlge representatleve vertrekken bevatten, bestemd voor open bare bijeenkomsten. De technologische hal is voor aile werk in de afdeilng scheikundlge technologie dat op meer dan laboratoriumschaal verricht zal worden, in de eerste plaats de fysische en chemise he technologie met bijbehorend laboratorlumwerk. In de scheikunde hoogbouw wordt de scheikunde ondergebracht. De elektronische hal is bestemd voor het zwaardere werk in de afdeling elektrotechniek, voornamelijk motoren, generatoren, hoogspanning en dergelijke. De verwarming zal centraal vanult het ketelhuis geschieden. Een eventuele latera eerste ultbreidlng is als volgt gedacht. Uit de centrale hoogbouw verdwijnt de afdellng elektrotechniek naar een eigen gebouw, 8. De vrljgekomen ruimte is bestemd voor afdeling aigemene wetenschappen. De afdeling werktuigbouwkunde vlndt haar uitbreiding in oosteiljke richting. De scheikunde hoogbouw laat ultbreldlng in verticale richting toe. De technologlsche hal zal geheel voor de chemische technologie bestemd worden; de fysische technologie komt In een nieuwe hal 7. Hat westelijk dee! van het terrain wordt gereserveerd voor de Technische Hogeschool in engere zin. Het Is denkbaar dat op hat oostelljk deel research laboratoria in nauw verband met de Technlsche Hogeschool komen. Een eerste voorbeeld - het lnstituut voor perceptie-onderzoek - wordt reeds gebouwd. Een latera bestemmlng van 't paviljoen kan ook In een dergelijke richtlng llggen. Stedebouwkundlg gezien geeft het door de gemeente beschikbaar gestelde terrain unieke mogelijkheden. De kern van de Technische Hogeschool komt nabij het stadscentrum, zonder door de stedelijke actlvltelt In verdrukking te geraken of overheerst te worden. De berelkbaarheid van de Technische Hogeschool voor bezoekers van buiten voldoet merkwaardigerwijze evenzeer aan soortgelijke gewoonlijk onverenlgbare elsen. Het stedelijk schoon, gediend door een groenstrook langs de Dommel, past geheel in de Technische Hogeschool plannen. Van het terreindeel noordwest van de Dommel zal voorlopig slechts gebruik gemaakt worden voor enkele bijzondere doeleinden, waarbij gedacht kan worden aan sportterreinen en mogelijk,ln een lets later stadium, aan hospltla. De wegen zullen voor het publlek toegankelijk blijven, doch de T.H. zal aan het verkeer, Indian storend, beperklngen kunnen opleggen. Zo zal een situatle kunnen ontstaan waarbij de Technische Hogeschool essentieel deells van de stad, zonder dat zlj de bij studie en wetenschap noodzakelljke mate van afzondering behoeft te missen. Enkele opmerkingen over de structuur van de gebouwen mogen hier niet ontbreken. De hallen zullen getypeerd kunnen worden als een veredelde fabrieksbouw, passend bij het milieu van aanstaande ingenieurs. De hoge gebouwen zullen de Technische Hogeschool haar elgen stijl geven, een stljl, die past bij het karakter van de stad Eindhoven. De hoge gebouwen zullen intern een typische structuur krijgen door toepasslng van een grote verdiepingshoogte voor zalen, waarblnnen, door toepassing van entresols, voldoende
172
ruimte geschapen zal zijn voor het aanbrengen van lagere vertrekken in nauw contact met de zalen. Dit verhoogt de aanpassingsmogelijkheden, vermijdt eenvormigheid en is goedkoop bouwen; lange gangen met deurengalerljen zullen b.v. nlet voorkomen. Tenslotte lets over het tijd- en werkschema. Reeds binnen twee jaar na de opening zal er ernstige behoefte aan nieuwe ruimte bestaan. Tegen deze tijd hoopt men de hallen gereed te krljgen. Dit is nl. de eerste behoefte: het paviljoen heeft aan halrulmte niets. Op dat ogenblik zal, met betrekking tot halruimte, de T.H. een ruime jas hebben, maar al heel spoedig daarna zal de behoefte gaan ontstaan aan laboratoria in cotlegezalen. Niet de bouw van de hallen, doch de centrale hoogbouw zal om deze reden een priorlteit hebben, aangezien de bouwtijd voor die centrale hoogbouw aanzlenlijk Ianger Is. Om de race met de tijd te halen zijn nodlg partliHe aanbestedlng der afzonderlijke gebouwen en enige improvisatie. Verwacht wordt, dat het improviseren gedurende een aantal jaren, naast nadelen vooral ook voordelen voor de studenten zal kunnen hebben, door hen In de interne opbouw in de latera jaren te betrekken. Voor hen, die deze vooruitzichten somber vinden zij geconstateerd, dat de snel!e ontwikkeling van het hoger onderwijs en de vela vertragingen bij de ruimtelijke uitbrelding elders geleerd hebben, dat een jarenlange bestaande compressie van docent en student in een te klelne ruimte elders optreedt, zonder dat blijkbaar de schade naar buiten voldoende duidelijk blijkt. Een soortgelijke situatie telkens gedurende een of twee jaar, telkens op een ander deal zal de Technlsche Hogeschool nlet schaden, mlts men de gang van zaken volgens plan kan afwerken. Het record in tempo, dat de bouw van het paviljoen In de hoger onderwijssfeer heet te zijn, berustte goeddeels op de essentleel nieuwe autonomie-situatle. Benodigd is "slechts" continuering van een dergelijk tempo. Gelukklg schijnt er verrulming in de sector van de grote en lndustril!le bouw op te treden. Tot slot moge ik een spreuk lenen van een groot vaderlander, die veal groter zaken in een veel moeilijker tijd, zij het eveneens niet zonder fouten, tot stand bracht en met een korte bilk op hat verleden en een lange in de toekomst constateerde: Ende desespereert nlet Siet wat goede couragie vermag. lk dank U.
173
Dies natalls 23 juni 1958
"Theorie of praktijk - een pseudo-probleem". Rede, uitgesproken door prof. dr. K. Posthumus, secretaris van de senaat
Mijnheer de rector magni{icus, Mijne heren curatoren, hoogleraren en adviseurs, Dames en heren medewerkers en studenten aan deze hogeschool, en Glj allen, die door Uw tegenwoordlgheid Uw belangstelling toont, Zeer aanzienlijk gezelschap,
De blljdschap over de opdracht, op een dag als deze, en in een kring als de Uwe, een rede uit te spreken over een onderwerp uit het vak, dat veertig jaren zijn hart heeft, wordt voor de spreker getemperd door de zorg om de keuze van dat onderwerp. Hij zou zijn vakgenoten gaarne een enkele persoonlijke en oorspronkelijke gedachte aanbieden. De krlng Is echter vandaag maar klein. In deze eeuw is een nieuwe priesterklasse ontstaan, waarin de theoretisch fysici de profeten, de wiskundlgen de hogepriesters, wij scheikundigen de tempeldienaren zijn; een klasse met eigen mysterien, eigen symbolen en een elgen geheime taal, die aileen verstaanbaar is voor de adepten. De spreker zou echter de grote meerderheid van zijn toehoorders het lijden willen besparen, dat hij zelf zo goed kent, en dat een schooljongen beschreef met: "wij zitten en luisteren, en meestal zitten wij maar". Hlj zal daarom berusten in de gelijktijdlge verwijten van oppervlakkigheid door deskundigen en van onverstaanbaarheid door buitenstaanders. Vandaag spreek ik met U over het vraagstuk "Theorie of praktijk In de oplelding van de scheikundlg ingenieur". Ge kent de vaak verkondigde stelllng: de opleidlng in Nederland is sterk theoretisch gericht; de Nederlandse ingenieur komt als geleerde met twee linkerhanden in het bedrijf, en moet worden herschoold; de studie in de Verenigde Staten is lngesteld op de praktijk en Ievert mensen af, die in de industria dadelijk bruikbaar zijn. Dergelijke uitspraken worden met te groter zelfverzekerheid gedaan, naarmate de deskundigheid van de spreker geringer is. BiJ onderzoek van studieregelingen en van leerboeken valt het op, dat de verschlllen niet zo wezenlijk en niet zo omvangrijk zijn, als in algemene uitspraken wordt gesteld; bovendien vermindert de ontwikkeling aan beide zijden de verschlllen. Het is echter niet mijn bedoeling, het vraagstuk in deze vergelijkende stijl met Ute behandelen. U behoeft ook niet bevreesd te zijn voor het quasi- academische betoog, dat beglnt met "Reeds ten tijde der Egyptenaren.,, ", dat vervolgens een- door welwillend medelljden gekleurde • beschrijving aanbiedt van de duisternis der middeleeuwen, van het morgengloren der renaissance, van de verlichting der achttiende en negentiende eeuw, om te eindigen met het opgewekte betoog, dat in deze allernieuwste tijd, en aan deze allernieuwste Nederlandse installing van hoger onderwijs de uiteindelijke oplossing is gevonden. Het is bijzonder boeiend, om op meer objectieve wijze nate gaan, hoe zich tegen het begin van onze jaartelling uit de praktijk en de theorie der klassieken,
177
uit hun technologie en hun theologie, het wonderlijke amalgaam van handvaardigheid, receptuur, metallurgie en farmacie, magle, mystiek, astrologfe, flfosofie en rellgie, van astrologie en kaballlsme, ook van charlatannerle, heeft gevormd, dat twintig eeuwen de geesten heeft beheerst, en dat als middeleeuwse alchemie de grondslag is geworden van de chemie van deze tijd. Maar dat is nlet het onderwerp, dat ons vandaag bezighoudt. lntegendeel: ik wil trachten, U aan te tonen, dat het vraagstuk "praktijk of theorle" nlet meer is dan een pseudo-probleem, een - niet in de werkelijkheid van natuurwetenschap en techniek gegrond - schljnvraagstuk, waarvan bespreking zinloos is en schadelijk kan zijn. Het is goed, ons bewust te maken, dat de meest hartstochtelljke wisseling van woorden vaak gevoerd wordt over pseudo-problemen. Men zegt, dat de berekening van het aantal engelen, dat plaats zou kunnen vinden op de punt van een naald, een in de middeleeuwen fel omstreden vraagstuk was. In gesprekken van deze aard verduistert het woord het begrlp, worden woordkunst en welsprekendheld beoefend om haarszelfs wll is nlet de oplosslng van het vraagstuk, maar de overwlnning in de redetwist doel en worden de sonore keelstem, het oneerlijk gekozen voorbeeld de voorbarige generallsatie de korte, krachtige, maar bedrieglijke slagzin de onwaarachtige tegenstelling "6f ••• 6f ••• " wapens in de strijd- van blaaskaken tegen windmolens. Sta mij toe een aantal vraagstukken op te sommen, die ik- meestal door schade en schande- heb leren herkennen als pseudo-problemen. Pseudo-problemen stelt men, wanneer men tracht lncommen-surabele grootheden met elkaar te vergelijken. Wie was groter: Rembrandt of Vondel? Bach of Beethoven? Wanneer Bach mlj grote lnnerlijke vrede schenkt, en Beethoven grote lnnerlijke spanning, moet ik dan trachten hen, op de wijze der schoolmeesters, te beoordelen met 9 + of 9-? Is ook nlet de cijferende beoordelaar van mensen en menselijke verrlchtingen bezlg met pogingen tot oplossing van pseudo-problemen? De wet draagt hem op voor de oordelen "uitmuntend" en "voldoende" dezelfde symbolen, dezelfde figuurtjes te hanteren, die in de rekenkunde voor de getallen tien en zes worden gebruikt. Ontleent hij daaraan het recht, met deze symbolen dezelfde bewerkingen uit te voeren, als een rekenaar doet met getallen? Is de mening dat het "gemiddelde" tussen 10 (uitmuntend) en 6 (voldoende) "goed" is (8) niet even zinloos als de stalling, dat het gemlddelde tussen vier benen en twee oren van een paard drie uitsteeksels is, of dat Willem II het gemlddelde is tussen Wlllem I en Willem Ill? Een grote groep pseudo-problemen begint met "als ••• ", waarna een onvervulbare of zlnloze voorwaarde volgt. Ge laat, In een harde wind een vlieger op, en voelt hem trekken aan het touw. "Ais ik het touw eens doorsneed- hoe hoog zou dan de vlieger komen?" Maar de vlleger kan aileen opstijgen, omdat hij gebonden Is aan de aarde. De dulf, die in zijn vlucht de weerstand voelt van de Iucht, denkt sneller te kunnen vliegen, als er geen
178
Iucht was - maar aileen door weerstand Is vooruitgang mogelijk. "Als Chamberlain niet naar Miinchen was gegaan ••• ", "als lk die andere levensweg maar had gekozen ••• ". Maar in de tijd Is er geen "als". Op het ogenbllk van de keuze heeft men getracht zo goed mogelijk de gevolgen te overzlen. De gekozen weg bleek achter de horizon anders te lopen dan men had verwacht- hoe zou men nog ooit kunnen vaststellen, waarheen de andere weg zou hebben geleld? Wie gevraagd wordt erg ens "vMr of tegen" te zijn, wordt vaak gesteld voor een pseudoprobleem. "V66r of tegen ontwapenlng?" "V66r of tegen de atoombom?" Wle zou ln. beginsel nlet v66r ontwapening en tegen het gebruik van de atoombom zijn - maar door op de gegeven vraag z6 te antwoorden doet men een heel wat verder gaande stap dan aileen zljn verlangen naar vrede uit te spreken. Talrijk zijn de pseudo-problemen, die worden gesteld in het" of ••• of ••• " schema. Als kleine jongen ontmoette ik eens een lets grotere jongen, die mlj zonder de mlnste aanleiding vroeg: "wat wil je: een klap of een trap?" lk wist geen beter antwoord, dan hard weg te Iopen. Mussert of Moskou - maar waarom zouden wij moeten kiezen tussen twee kwaden, als er betere vormen van Ieven en samenleven bestaan? Conservatief of progressief- maar zou ik mij moeten verplichten om te bewaren ter wille van het bewaren, om weg te werpen ter wille van het wegwerpen? Kan ik niet beter in iedere afzonderlijke situatie onderzoeken, wat waard is te worden bewaard, wat verdient te worden weggeworpen? Klassiek of modern? Moet ik nu werkelijk mijn aesthetisch oordeellaten bepalen door het geboortejaar en de haargroei van dichter, schilder of componist? Centralisatie of decentralisatie? Moet een groot eilandenrijk, door de gang der geschiedenis tot zelfstandigheid gekomen, een bondsstaat of een statenbond worden? Als men de afzonderlijke takken van overheidszorg nuchter beschouwt, wijst zlch de weg vanzelf: defensle, muntwezen, luchtverkeer, hoger onderwijs, vragen uit hun eigen aard om centralisatie; landbouwvoorlichtlng, wegverkeer, lager onderwijs om decentrallsatie. Van het 6f- 6f probleem blijft dan weinig meer over dan de vraag of de onderdelen provincia of staat zullen worden genoemd en hun hoofden gouverneur of president, of er een dozljn excellenties zal worden benoemd of een gros. Meen nlet, dat de beoefenaar der natuurwetenschap ontkomt aan het gevaar zlch pseudoproblemen te stellen. Op een van de eerste bladzijden van menig elementair leerboek der chemie wordt als een van de kenmerkende verschlllen tussen een mengsel van stoffen en een verbindlng het
179
niet of wei constant zijn van de samenstelling genoemd. Op een van de volgende bladzljden wordt dan als een van de, door experlmenteel onderzoek ontdekte, grondwetten der chemle de wet van Proust medegedeeld: de samenstelling van chemische verblndlngen is constant. In werkelijkheid heeft men echter slechts zijn eigen definitie herhaald. De vraag naar het molecule-gewicht van koolstof, of van natriumchloride, is een pseudoprobleem, want voor stoffen als diamant, grafiet of zout heeft het molecule beg rip geen zin. Moat een lichtstraal, of een kathodestraal, worden beschouwd als een golfverschijnsel of als een bundel van deeltjes? Wij leerden vroeger, dat de strijd tussen de theorieiln van Newton en van Huygens door de interferentieproeven van Fresnel was beslecht. Wij weten nu, dat de technische taal, die wij gebruiken voor de verschijnselen in de macroscopische wereld, voor de beschrljving der submicroscopische verschijnselen maar ten dele geschikt is. Wij kunnen onszelf noch van de "golven", noch van de "deeltjes" van materia en straling een beeld en een gelijkenis maken; de analogieiln, die door het gebruik van de woorden "deeltjes" en "golf" worden opgeroepen, gaan slechts tot zekere hoogte op. Met deze opsomming van pseudo-problemen kan worden volstaan. Het is duidelljk, dat men, om samen te kunnen overleggen, een gemeenschappelijke taal moet spreken. Men moet tot eenstemmigheid komen over de werkelijkheid van het vraagstuk en over de vormgeving aan de vraagstelling, over definities van gebruikte woorden en begrlppen en over de orde van behandellng. Wle slordig denkt en spreekt komt tot uitkomsten als die van het gezelschap studenten, dat van zonsondergang tot zonsopgang had getwrst over het vraagstuk van de vrije wll, en dat tenslotte besloot bij meerderheid van stemmen een ultspraak te doen. Hij handelt als de redacteur van een weekblad in Soerabaja, die in 1941 door mlddel van een opinie-onderzoek wilda vaststellen, hoe lang de oorlog nog zou duren, en die mij, toen ik hem voorstelqe, op dezelfde wijze de structuurformule van een eiwit te bepalen, beschuldigde van ondemocratische geestesgesteldheld. Wie made verantwoordelijk Is voor de academische vorming van anderen, moet zich een doel stellen. Daarover schrijvend en sprekend kan hij gemakkelijk een aantal hoogdravende volzinnen aan elkaar rijgen en uitspreken. Hlj loopt het gevaar, de indruk te wekken, dat hij zich zelf als bezftter beschouwt van de opgesomde nobele eigenschappen, en dat hij zfch in staat acht hen aan anderen over te drag en, om tezamen met die anderen een ultverkoren volk te vormen. Hij roept- misschien in de eerste plaats bij zlj n leerlingende vraag op van Paulus: "Gij, die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet?". De spreker loopt voorts het gevaar, schuchtere beginnelingen af te schrikken. Laat ons daarom beginnen een verhaal, dat de raadpensionaris en burgemeester van Amsterdam Coenraad van Beuningen placht te vertellen, over te brengen naar het academlsche vlak. Toen hij aarzelde een hoog ambt te aanvaarden, zei zljn grootmoeder: "Ben je mal, jongen I neem maar aan; je zoudt van je Ieven niet geloven, met hoe weinlg verstand men 180
hetland regeren kan". Grote onderzoekers hebben een gemeenschappelijke eigenschap: hun nederigheid; zij weten zich kinderen, die met schelpen spelen aan het strand van de oceaan der waarheld. De mens kan ook met beton en staal geen toren bouwen, geen hoogbouw oprichten, die relkt tot In de hemelen. Wanneer hij eenmaal, ten koste van miliiarden dollars, de maan heeft berelkt, is hij niet dichter bij de onelndlgheld, dan hij op aarde was. Na de academische bescheidenheid kunnen dan de overige academische idealen worden opgenoemd: het vermogen tot kritlsch en statlstisch waarnemen, tot zlnvol ordenen en bundelen, tot ver-beelding zonder in-beelding, tot zuiver en zelfstandig denken, tot doelbewust en verantwoord handelen. Men kan het wetenschappelijk bedrijf in studeercel of laboratorium als kluizenaar beoefenen; In de eenzaamheid komen de grootste verrichtingen van de geest tot stand. De ingenleur is echter geen kamergeleerde. Hij zal in een zich democratiserende samenleving een leidende taak moeten vervullen - een opdracht, die veel zwaarder is dan het lelderschap onder de dictatuur. Want zljn gezag zal moeten rusten op wezenlijke grondslagen: integriteit, eruditie, mensenkennis, zedelijk en maatschappelljk verantwoordelijkheidsbesef, geschiktheid voor verkeer met ondergeschikten, met zijns gelijken, met hogergeplaatsten. Deze ldealen kunnen door onderwijsprogramma's en examen-regelingen nlet worden verwezenlijkt en gemakkelijk worden vernield. Het voorbeeld Is meer waard dan het voorschrlft; organlsatie en efficiency kunnen remmend werken In plaats van drljvend. Wij noemen op de boekenlljst geen handboek der deugd en geen handboek der etiquette. Ieder lid van een academische gemeenschap kan ook niet drager zijn van aile academische deugden. Het duizendjarlg rijk zou dan berelkt zijn. Wle aan een van onze eeuwenoude universitelten zijn vorming ontvangen heeft, mag met eerbied en dankbaarheid vaststellen, dat daar de voedlngsbodem aanwezig is en dat er wordt geplant en natgemaakt. Hlj mag de hoop uitspreken, dat deze jonge hogeschool niet aileen een uitstekende vakopleiding zal bleden, maar dat zij deel zal worden van "de nederlandse universiteit": erfgoed van het verleden en krachtbron voor de toekomst, ontmoetingsplaats van traditle en van insplratie, van bezinning en van bezieling. De ingenleur zal voorts deel uitmaken van een bedrljf. Hij moet dus weet hebben van vraagstukken en uitkomsten der bedrijfskunde, al kan men van een technische hogeschool niet verwachten, dat de afgestudeerden onmlddellijk een dlrecteursfunctle in grote bedrljven kunnen vervullen. Dit stuk van de vorming - dat wei voor regaling in onderwijs- en examenprogramma's in aanmerking komt - heeft in onze !~.ring voile aandacht, maar blijft vandaag onbesproken. De ingenieur zal ook zijn vak moeten kennen. Hij is echter niet de vakman, die het bedrijf gaande houdt, de voorschriften uitvoert, de handgrepen verricht. Hij moet raad weten In
181
veranderde omstandlgheden. Hlj moet oplosslngen vlnden voor nieuwe vraagstukken. Hij moet technische toepassing vinden voor natuurwetenschappelijke ontdekklng en technlsche vraagstukken aan fundamenteel onderzoek onderwerpen. Hlj moet nlet reproduceren, maar produceren. Hij moet kunnen, meer dan kennan -want hlj werkt nlet voor de technlek van vandaag, maar aan de technlek van morgen. De aanstaande ingenieur Is daarom met onderwijs in de encyclopedia en de fenomenologie van de techniek weinig gebaat. De taak van zijn leermeesters Is niet: v66r-dragen en uitleggen en over-horen, is niet: geluidsband Iaten opnemen en geluidsband Iaten terugspelen. Zij is wet: gelegenheid geven tot groei naar zelfstandlgheid en naar eigengereidheid. De enige weg daartoe is teruggaan tot de bronnen en tot de grondslagen, het nadoen en het na-denken van wat grote voorgangers hebben gedaan en gedacht. Het is nlet moeilijk een indrukwekkende reeks van vakken op te sommen, die voor de vormlng nodig of nuttig zijn. Het is ook niet moeilijk, voor elk vak, voor elk onderdeel van elk vak, welsprekend het nut te betogen. Sommeert men echter de wensen ult aile pleidooien, dan zou een gemiddelde mensenleeftijd voor de opleidlng tot lngenleur niet voldoende zljn, dan blijkt men in een programma slechts een deel van een percent te kunnen opnemen van wat nuttig of nodlg zou kunnen zijn. Wij moeten een keuze doen. Ziehier het werkelijke vraagstuk bij de inrichtlng van de vakstudie. Blj het doen van daze keuze wordt steeds weer de tegenstel!lng tussen theorie en praktljk naar voren gebracht- die steeds weer het vraagstuk verdoezelt. Blj de twlsten over "theorie Of praktijk" ontbreken veelal de deflnities van theorle en van praktljk; als gevolg daarvan verbindt men aan dezelfde woorden verschillende en vage begrippen. Men krijgt vaak de indruk, dat onder "theorle" wordt verstaan: al die menselljke kennls, die wordt weergegeven in wetenschappelijke stenografle: symbolen, formulas, vergelljkingen, terwijl de "praktijk" dan zou zijn: het kunnen en het doen. Wij hebben niet het recht, aan gangbare woorden eigen inhoud te geven; wij dienen ons aan te sluiten bij het wetenschappelljk vastgestelde spraakgebruik. Wij moeten dus eerst een woordenboek der nederlandse taal raadplegen. In "van Dale" vind lk zowel voor het woord "praktljk" als voor het woord "theorie" vijf omschrijvingen opgesomd: van elk vijftal zijn voor ons betoog twee van betekenls. Voor praktijk: "toepassing, uitoefening, ultvoering van voorschriften of theoretische kennis" en "gewoonte, gebruik". Voor theorie: "systeem van denkbeelden of hypothesen, ter verklarlng van bekende feiten of verschijnselen" en "opvatting in abstracto, afgezien van of zonder rekening te houden met de werkelijkheid; gewoonlijk gesteld tegenover de praktijk". De eerste opvatting van "theorle" is die van de natuurwetenschap: denk-beelden, onder-stellingen, die brulkbaar zijn bij het ver-klaar-en, het ordenen en bundelen, het overzien en ook v66rzien van felten en verschijnselen, bij lnstructie en constructle. De tweede opvatting is die van de leek over de natuurwetenschap: abstracte bedenksels, schrijftafelspel, met ten hoogste
182
de zin van vrijetijdsbesteding als schaken of postzegels verzamelen. Wanneer dan natuur~ o nderzoeker en leek over "theorle" spreken, spreken zij fangs elkaar heen. Mijn stalling Is, dat in de natuurwetenschap en de techniek van vandaag theorie en praktijk wellicht onderscheidbaar, maar zeker onscheldbaar zijn. lk wil U dat toellchten aan de ontwlkkellng van een vak, dat mij zeer lief Is om zijn empirische grondslagen, om de exactheid en klaarheid van zijn bewijsvoeringen, om zijn wetenschappelljk en technisch nut. lk bedoel de thermodynamika, in het bijzonder de chemische thermodynamica. Oat vak staat bij studenten, en bij vele afgestudeerden, in kwade reuk. Voor zijn symbolen en vergelijkingen hebben het Griekse en Romeinse alfabet tezamen nog niet voldoende letters. De beschouwingen over !deale gassen ~ die in werkelijkheid niet bestaan ~, over reverslbele processen - die in natuur en techniek niet voorkomen ~ doen het een "theoretisch" spel schijnen, vooral geschikt om te gebruiken als schiftende examenstof. In werkelijkheld is de thermodynamlca meer dan menlg ander onderdeel der natuurwetenschap - gebouwd op de waarneming en onmisbaar bij de voorbereidlng van construktle of proces. De thermodynamlca onderzoekt de voorwaarden, waaraan de omzetting van warmte in andere vormen van arbeidsvermogen is gebonden. Zij gaat uit van de negatieve uitkomst van een groot stuk menselijke arbeid, menselijk treurspel, en ook menselijke verdwazing: de construktle van een perpetuum mobile is tot nu toe steeds mislukt. Het vervult mij steeds weer met grote verwonderlng en bewondering, dat het mogelijk is dlt historische felt in wiskundige vorm te gieten, op de uitkomst wiskundige bewerkingen toe te passen, en tot het inzicht te komen, dat onderzoekingen tot verwezenlijking van allerlel fysische en chemische processen evenveel zin hebben als nieuwe poglngen tot vervaardiging van een perpetuum mobile. De chemische th"ermodynamica onderzoekt en voorspelt in het bijzonder die verschijnselen, waarbij stoffelijke en energetische processen aan elkaar zijn gekoppeld, zoals dat het geval is biJ aile reactles in laboratorium en fabriek, bij vele processen in het levende organisme. Tot in de achtiende eeuw heeft de mens zijn arbeid verricht in het zweet zijns aanschijns, met dierlljke kracht, met windkracht en met waterkracht. Sta mij toch maar toe, U mede te delen, dat reeds de Egyptenaren warmte wisten te gebruiken, om arbeid te verrichten. Hero van Alexandrie beschreef een altaar, dat hoi was. Zodra het altaarvuur brandde, zette de Iucht uit en drukte een hoeveelheid water in een vat. Het vat hlng aan een koord, dat rond de as van de tempeldeur was gewonden. De deur draa! de open en de gelovigen wierpen zich ter aarde. Denis Papin (1647-1712) construeerde een machine, die bestond uit een cylinder met op en neer bewegende zuiger, waarln afwisselend water door ver~ warming tot verdamplng en door afkoeling tot condensatie werd gebracht. Het schip, dat hij met deze machine wilde voortbewegen, werd door woedende schlppers tot zinken gebracht. In de zeventlende en de achttiende eeuw nam in Engeland de bevolking der steden regel183
matlg toe. Het gevolg was ontbossing en tekort aan brandhout. Men leerde bij de ijzerbereiding steenkool in plaats van houtskool gebruiken. De toenemende behoefte aan steenkool noodzaakte om op toenemende diepte te graven. Het was niet Ianger mogelijk, de mijnwerkers, het water en de kolen met menselljke of dierlijke kracht of met waterkracht omhoog te halen. De stoommachine werd van speelgoed een technisch en economisch onmisbaar werktuig. De machine van Newcomen (1663-1729), waarln de stoom in een afzonderlijke ketel werd ontwikkeld, en afwisselend met koud water in de cylinder werd gespoten, werd 75 jaar onveranderd gebruilrt. Zij kon een hoeveelheid water verplaatsen, waarvoor vroeger vljftlg paarden nodig waren, maar werkte langzaam, en gebrulkte zaer veel brandstof. In 1763 werd echter James Watt (1736-1819), een instrumentmaker te Glasgow, door de universltelt belast met het herstellen van een model van de machine van Newcomen, dat blj het onderwljs werd gebruikt. Hij beperkte zich nlet tot herstel in de oude vorm, maar bracht een bijzonder belangrijke verbetering aan: de cylinder zelf wordt nlet meer afgekoeld, maar de stoom wordt geleid in een afzonderlijke condensor, van waaruit het water weer In de ketel wordt teruggepompt. Van deze uitvlnding was belangrljke besparing aan brandstoffen het gevolg. Tezamen met Matthew Boulton richtte Watt in Birmingham een machinefabriek op, die technisch en commercieel een groot succes werd. De mljnbedrijven bloeiden op. De textielindustrie glng de stoommachine gebruiken. Voor de toenemende produktie moest afzet worden gevonden. De eerste locomotief reed. De eerste stoomboot voer. De lndustrlele revolutie leidde tot economische en daarmede tot staatkundige omwentellng. De koloniale expansie richtte de wereldhistorie van de negentlende en van de twintigste eeuw. De stoommachine Ievert arbeld, die geld waard is. Zij heeft brandstof nodig, die geld kost. Indian er een vraagstuk is, dat gegrond is in de technische en economische werkelijkheid zo U wilt in de praktijk - is het dat van de meting, berekening, de verbetering van het rendement van de machine: hoe krljgt men met zo weinig mogelljk brandstof zo veel mogelljk arbeid? Watt zelf heeft altijd gemeend, dat men stoom dient te gebruiken, ontstaan uit water, dat onder normale druk, dus bij 100° C kookt, en die dus een spanning heeft van 1 atmosfeer. Hij heeft zelfs getracht, door het Parlement een wet te Iaten vaststellen, die- op grond van het gevaar voor het publiek - het gebruik van stoom van hoge druk zou verbieden. Oat wil niet zeggen, dat hij geen belang stelde in de fundamentele beginselen waarop het verkrijgen van arbeid uit warmte berust. Hij was in Birmingham lid van de "Lunar Society": het "maan-gezelschap". De naam geeft niet aan, dat hier jonge mlnnaars bij elkaar kwamen, of dat men reeds plannen maakte voor vuurpijlen of projectielen: men hield zijn vergaderingen en gemeenschappelijke maaltijden op de avonden, waarop het mogelijk was in het maanlicht naar huis terug te keren. Van dit gezelschap waren lid: Priestley, theoloog, flloloog, ontdekker van de zuurstof en van een reeks andere gassen en !evenslang verdediger van de flogistontheorie, Erasmus Darwin, dichter en natuuronder184
zoeker; Wedgwood, porceleinfabrikant; Murdock, uitvlnder van de gasverllchting; Edgeworth, ontdekker van de optlsche telegraaf. Men mag wei aannemen, dat deze mensen zich niet hebben verdeeld in "theoretic!" en "prakticl", dat zij invloed op elkaar hebben gehad, en elkaar nleuwe wegen hebben gewezen. Zeer bevrlend was Watt ook met Joseph Black, hoogleraar In de geneeskunde en de chemle In Edinburgh en Glasgow, en ontdekker van de betrekklngen tussen kalksteen, ongebluste en gebluste kalk en water. Het staat vast, dat deze vriendschap zowel de kamergeleerde als de machinefabrikant heeft gestimuleerd tot hun onderzoekingen over de warmte. Belden hebben nagedacht over het wezen van de warmte. De ervaring, dat van een warm voorwerp, dat In aanraklng wordt gebracht met een koud voorwerp, warmte overstroomt, leidt tot de gedachte, dat warmte een uiterst fijne stof Is: de warmtestof, die zlch als een vloelstof van het ene vat naar het andere verplaatst, en waarvan de totale hoeveelheld constant blijft. Belde onderzoekers wlsten ook, dat ijs, wanneer het verhit is tot het smeltpunt, en water, dat tot kooktemperatuur is verwarmd, bij verdere verhitting niet warmer worden. De opgenomen warmte wordt gebruikt voor het smelt- en voor het verdamplngsproces, en bevindt zlch, volgens hun opvatting, in "latente" vorm in het smeltwater of in de stoom, om bij bevrlezen of condenseren weer vrij te komen. Ultgaande van deze voorstelling publiceerde de jonge Franse ingenieur Sadi Carnot (1796·1833) in 1824 een studie: "Over de bewegende kracht van het vuur, en over de ge-
schikte machines om dit vermogen te ontwlkkelen". Wanneer een periodiek werkende machine, nadat door uitzettlng van de stoom de zuiger is verplaatst en arbeid is verrlch.t, weer terug moet komen in de begintoestand, moet de gebruikte stoom door afkoeling worden gecondenseerd; de condensatiewarmte wordt daarbij afgegeven aan het koelmlddel. "Volgens dlt beglnsel is het voor het verkrijgen van bewegende kracht niet voldoende, warmte te ontwikkelen; men moet ook voor koude zorgen; zonder koude zou warmte geen nut hebben". De afwlsselend verwarmde en afgekoelde inhoud van de cylinder veroorzaakt dus warmte-transport van de vuurhaard naar de condensor. De werking van warmte, die van hogere naar lagere temperatuur stroomt, zodat een stof a1wisselend uitzet en inkrimpt, en daardoor arbeid kan verrichten, kan worden vergeleken met de werking van water, dat van hoog naar laag niveau stroomt, en daarbij een scheprad in beweging kan brengen. Vol gens deze opvatting wordt bij hoge temperatuur evenveel warmte opgenomen als bij lage temperatuur wordt afgestaan; een goede formulering voor het rendement van de machine kan op deze wijze niet worden gevonden. Daarvoor was het nodig dat de stoftheorie van de warmte werd losgelaten. Ook Carnot was tot die gevolgtrekking gekomen. Hij overleed echter op 37-jarige leeftijd aan cholera en zijn verhandeling werd pas veellater gepubliceerd. De Duitse medicus Robert Mayer was in 1840 als scheepsarts op de Nederlandse driemaster "Java" in Batavia. Aan boord brak een besmettelijke ziekte uit. Bij het aderlaten van de zieken viel het Mayer op, dat het bloed in de ader een zo helder rode kleur had, dat hij dacht een slagader te hebben getroffen. Nadenken bracht hem tot de verklaring:
185
in de tropische hitte behoeft het lichaam minder warmte voort te brengen om op temperatuur te blljven dan in koele streken; het bloed behoeft dus voor de verbranding ook minder zuurstof te leveren. Behalve door dlrecte afgifte aan de omgeving ontwikkelt het organisme ook nog warmte, omdat de door de spleren verrlchte arbeid overgaat in wrijvlngswarmte. Is deze indirect ontwikkelde warmte ook een produkt van het organische verbrandingsproces? Welke betrekking bestaat er tussen ontwlkkelde warmte en verrichte arbeid? Meer als filosofisch axloma dan als experimenteel felt stelde Mayer: warmte Is een vorm van arbeldsvermogen. Aan zijn werk werd zo weinig aandacht besteed, dat hij in 1850 een poging tot zelfmoord deed, en gedurende 13 maanden in een krankzinnigengesticht werd opgenomen. Pas veel later vielen hem de verdiende eerbewijzen ten deel. lntussen had de Engelse bierbrouwer Joule (1818-1889) op vele manieren experimenteel de waarde van het mechanisch warmte-equivalent bepaald. Na dit werk stond het vast, dat men met behulp van 1 kilogram-calorie een arbeid van 426 kilogrammeter kan verrichten. In tegenstelling met de oorspronkelijke opvatting van Carnot verbruikt de werkende stoommachine warmte. Met behulp van dit get
warmte technisch beschouwd verloren gaat. Wanneer de stoom een temperatuur heeft van 100° C, en de condensor van 20" Cis het maximale rendement 21,4 %; ook dit Is in de praktijk onbereikbaar, maar het getal geeft toch het doel aan, waarnaar in de praktijk moet worden gestreefd. Deze simpele vergelijking leidt op haar beurt tot een gevolgtrekking over de construktie van de machine, waartoe de construkteur James Watt niet was gekomen: hoe groter verschil in temperatuur tussen stoom en condensor, hoe groter gedeelte van de uit het ketelvuur toegevoerde warmte wordt omgezet in arbeid, dus hoe zuiniger machine. lndien wordt gewerkt met stoom van 500" C en een condensortemperatuur van 20° C bedraagt het maxi male rendement 62,1 %. Het betoog leidt Clausius tot een volgende, uiterst belangrijke uitkomst. Het is niet zo als Carnot oorspronkelijk meende - dat de algebraise som der toegevoerde warmtehoeveelheden nul is. Wei is echter gedurende een periode, een slag van een machine, die haar maxlmale rendement oplevert, de algebraise som der gereduceerde warmtehoeveelheden nul. Men verstaat onder "gereduceerde warmtehoeveelheid" het quotient van een hoeveelheid warmte en de absolute temperatuur, waarbij zij is toegevoerd. Wanneer de machine niet de maxi male arbeid Ievert, is de som der gereduceerde warmtehoeveelheid negatief; een machine, die zo zou arbelden, dat deze som posltlef Is, zou een perpetuum mobile zijn. Wij doen nu een stap, die de nlet thermodynamlsch-geschoolde toehoorders zal ontgaan. Wanneer blj een kringproces, waarbij de maxi male arbeid geleverd wordt, de algebraische som der gereduceerde warmtehoeveelheden nul is, is bij overgang van een stelsel van een toestand naar een andere, mits daarbij de maximale arbeid wordt verrlcht, de algebraische som der gereduceerde warmtehoeveelheden niet afhankelijk van de wijze waarop de overgang is ultgevoerd. Men kan dus deze som beschouwen als toename van een toestandsgrootheid, waaraan Clausius de naam "entrople" heeft gegeven. De toename van de entropie is bij een toestandsverandering, waarbij de maxi male arbeid wordt verricht, gelljk aan de som der gereduceerde warmtehoeveelheden i wanneer er minder arbeld wordt verricht, is zij groter; een proces waarbij zij kleiner zou zljn dan die som, zou kunnen worden gebruikt voor de construktie van een perpetuum mobile. Men kan het nog eenvoudlger zeggen: bij aile gebeurtenissen in een geisoleerd stelsel neemt de entropie toe, of blijft in grensgevallen gelljk; z!j kan n!et kleiner worden. Zlehier dus, ook veel algemener gesteld, de vormgev!ng aan het eenrichtingsverkeer in de natuur: wanneer water "vanzelf" van beneden naar boven zou stromen, wanneer de bloem zou terugkeren in de knop, en de grijsaard weer jongeling zou worden, zou de entrople van het "stelsel" tezamen met die van zijn omgeving, zijn afgenomen, en zou het verschijnsel voor de constructie van een perpetuum mobile kunnen worden gebruikt. Mijn toehoorders zullen zich langzamerhand afvragen, of vandaag een chemicus aan het 187
woord Is. De spreker zou kunnen antwoorden, dat in zo goed als iedere warmtemachlne de warmte met behulp van chemische reacties wordt voortgebracht. Maar de chemicus is meer dan de brandstoffenhandelaar en de stoker van de werktuigbouwer. Het antwoord is: ook met behulp van chemische processen is het tot nu toe niet mogelijk geweest een perpetuum mobile te construeren. Ook wanneer in een geisoleerd stelsel een chemlsch proces verloopt, kan de entrople groter worden, in grensgevallen gelijk blijven, maar nlet afnemen. Deze vool}'laarde bepaalt de richtlng waarin, en de mate waarln, een chemisch proces kan plaats vinden. Onze landgenoot J. H. van 't Hoff (1852-1911), de romantische en revolutionaire figuur, die op zoveel terreinen van natuurwetenschappelijk onderzoek groot werk heeft gedaan, heeft de denkbeeldige machine verzonnen, waarln een chemlsche reactie z6 wordt geleid, dat de maxlmale arbeid wordt verricht; met behulp daarvan kan de gedachtengang van Clausius op de chemie worden toegepast. Van veel wijder strekking is echter het werk van J. W. Gibbs (1839-1903), hoogleraar aan de Yale-unlversltelt. Van Gibbs wordt verteld, dat hiJ In zljn 32-jarlge academische loopbaan maar een keer In het openbaar heeft gesproken; daarbij hle!d hij de kortste oratie, die ooit gehouden is: "Mathematics Is a form of language". Het zal U duldelijk zljn, dat ik in de korte, nog beschikbare tijd, en zonder bord en krijt, van beider uitkomsten ook het meest belangrljke niet kan bespreken. lk noem aileen enlge woorden: de thermodynamische functies, de chemise he potentiaal, de massawerklngswet, de invloed van temperatuur en druk op evenwichten, de elektromotorische kracht van galvanische cellen. Wat is van dat alles het nut voor de ingenieur? Hij is de man, die van "lets" "lets anders" wll maken. De scheikundlg ingenieur maakt van stoffen andere stoffen, en hij probeert daarbij de omstandigheden zo te regelen, dat het proces zo goedkoop en zo volledig mogelijk verloopt. Wanneer hij echter niet in het wilde weg wil proberen, geen tijd en materiaal wil vermorsen, moet hlj over leidende beginselen beschikken. Een daarvan vindt hij in de chemische thermodynamica: het proberen heeft aileen zin, wanneer het entropieverschil tussen de eindtoestand en de beglntoestand groter is dan de algebraische som van de gereduceerde warmtehoeveelheden, die nodig zijn om van de begin- in de eindtoestand te komen. In het tot nu toe gevolgde betoog zljn nog geen "denkbeelden", geen "onderstelllngen" gebruikt; er is dus nog geen "theorie" aan te pas gekomen. Dit is de kracht van de thermodynamica, maar ook haar zwakheid. Haar, in wiskundige vorm gegoten, vergelijkingen bevatten steeds een aantal onbekenden, dat groter Is, dan dat der vergelijkingen. Weliswaar stellen zij ons vaak in staat, om - kwalitatief - de richting van een proces te voorspellen, maar voor de kwantitatieve behandeling moeten grootheden, hetzlj direct worden gemeten, hetzij langs andere weg theoretisch worden berekend. Op dit ogenblik dan komt de theorie te hulp. Het "denkbeeld" is dat van de korrelstructuur van stof, elektriclteit en energie, de "hypothesen" zijn die van de atoom- en moleculairtheorle, van de elektronentheorie en de kwantentheorie.
188
Ge zult mij onmiddellijk de vraag stellen, of nlet de werkelijkheld van het bestaan van atomen en moleculen, van elektronen en kwanta z6 positlef Is bewezen, dat het geen zin meer heeft, nog te spreken van "theorle". Mijn antwoord is, dat het antwoord op deze vraag pas mogelljk is, wanneer men ultgaat van deflnltles van de begrippen "werkelljkheld", "bestaan" en "bewijzen". Vander Waals heeft eens gezegd: "Het zal wei duldelijk zljn, dat ik blj al mijn onderzoeklngen volkomen overtuigd was van de werkelijkheid van het bestaan der moleculen .••• lk heb hen beschouwd als de eigenlijke lichamen, zodat dat wat wij in het dagelljks gebruik "llchaam" noemen, beter als "schijnllchaam" kan worden beschouwd". Maar In het "dagelljks gebrulk" worden de woorden "werkelijkheld" en ''bestaan" nu juist gebruikt voor de schljnllchamen (waaronder U en lk) van van der Waals I Men deftnleert, In het elementaire onderwljs, de moleculen graag als de kleinste deeltjes van een stof, die nog de eigenschappen van die stof bezitten. Later somt men de elgenschappen op, waaraan stoffen kunnen worden herkend: kleur, soortelljk gewlcht, brekingsindex, smeltpunt en kookpunt - maar verzuimt vast te stellen, dat een molecule geen van deze eigenschappen bezit. Wij komen op het gebied van de kennistheorie. Laat ons vaststellen, dat wlj er niet zeker van zijn, dat de natuur zo is opgebouwd, dat zij adaequaat met behulp van modellen kan worden beschreven - maar dat de bruikbaarheid van onze theorie~n in Ieder geval geheel vaststaat. Na Clausius en Maxwell heeft vooral de grote theoretlcus Ludwig Boltzmann (1844-1906) de "denk-beelden" van de moleculairtheorie met mathematische methoden bewerkt, zodat het mogelijk werd tot berekeningen van de entropie te komen. Ziehier dan het beeld. De moleculen hebben een doorsnede van de orde van grootte van een honderdmillloenste centimeter. Het aantal moleculen In een cm3 van de Iucht, die ons omringt, wordt aangegeven door een getal van twintig cijfers. In dat gas bewegen zij zich door elkaar met gemlddelde snelheden van honderden meters per seconde. Zlj botsen daarbij milliarden malen per seconde met elkaar en met de wand, en de gemiddelde afstand, die zlj tussen twee botsingen kunnen afleggen Is niet meer dan een honderdduizendste centimeter. Hun gedrag gehoorzaamt - volgens Boltzmann - aan de wetten van de klassleke meehanlca, zoals die door Newton zijn vastgesteld voor lichamen van dezelfde orde van grootte als die van de waarnemende mens. Het is duidelijk, dat het volkomen onmogelljk is, een molecule op zljn levensweg te volgen. Hier komen de statistiek en de waarschijnlljkheldsrekenlng te hulp. Denkt men het vat verdeeld In twee gelijke helften, dan Is de waarschijnlijkheid, de kans, dat men het molecule op een gegeven ogenbllk in de ene helft zal aantreffen, even groot als de kans, dat men het in de andere helft zal vinden. De kans, dat men aile moleculen op hetzelfde ogenbllk in de ene helft zal vinden, zodat de andere helft leeg zou zijn, is weliswaar niet nul, maar toch wei ulterst klein. Brengt men deze toestand zelf tot stand, door het vat met een schuif in twee delen te verdelen, de ene helft met gas te vullen, en de andere leeg te pompen, waarna men de schuif wegtrekt, dan zullen de moleculen zich over beide helften verdelen. De oorspronkelijk aangebraehte ordening gaat verloren. De meest waarschljnlijke eindtoestand 189
is die, waarin zich in belde helften evenveel moleculen bevinden. De toestand van een stelsel, dat van zljn omgeving is afgesloten, verandert dus "vanzeif" In de richting van de grootste waarschijnlijkheid, dat is de grootst mogelijke moiecuiaire wanorde. Boltzmann heeft kunnen aangeven, hoe men voor een bepaaide situatie de waarschijnlijkheid kan berekenen, en hoe men kan voorspellen, welke toestand vanuit die situatie de meest waarschijnlijke eindtoestand zai zijn. Daarbij kwam tevens de betrekking tussen die waarschijnlijkheid, en de door de thermodynamica experimenteel ontdekte grootheid entropie vast te staan. Het is dus in beginsel mogelijk, en in vele gevallen verwerkelijkt, om met behulp van statistische afleidingen te komen tot berekening van de entropie van stoffen en van mengsels van stoffen in gegeven omstandigheden. Het overzien en het voorzien van chemise he reacties wordt daardoor in beginsel mogelijk gemaakt. lk mag wei zeggen, dat de kennismaking met deze synthase tussen "praktijk" en "theorie" de meest opwindende ervaring Is geweest, die mlj gedurende mijn studie ten deel is gevallen. De uitkomst van dit samenspei geef ik U in de woorden van een ander. Men kan geen proces noemen van groter humanitaire en economische betekenis dan de binding van de stikstof uit Iucht en de waterstof uit water tot ammoniak, grondstof voor kunstmest. To en Fritz Haber (1868-1934) in 1920 voor de verwerkelijking van dlt proces de Nobelprijs ontving, zeide hij "Het gaat om een chemisch proces van de meest eenvoudlge aard. Gasvormige stikstof vormt met gasvormige waterstof in eenvoudlge verhoudlngen gasvormlge ammonlak ••• Als het toch nog tot in onze eeuw heeft geduurd, voor de bereiding van ammonlak uit de elementen werd gevonden, dan Is de oorzaak daarvoor, dat ongewone huipmiddelen moeten worden gebruikt en dat nauwkeurige voorwaarden moeten worden vervuld, opdat het zal gelukken stikstof en waterstof in ruime mate tot vrljwiliige verbinding te brengen, en dat een verbinding van experimenteie successen met thermodynamische beschouwingen noodzakelijk was". Het is niet moeiiijk, aan andere gebleden van natuurwetenschap en techniek overeenkomstige voorbeelden te ontlenen. De scheiding tussen "theorie" en "praktijk" - wellicht in het Ieven en denken van de Grieken van wezenlijke betekenis - is verouderd en onhoudbaar. Het "denk-beeld" van de natuurverschijnselen is voor de beheersing en de voorspelling onmisbaar. Wachten wij ons voor de beeldenstorm. Wachten wij ons echter ook voor de beeldendienst. Het blijkt telkens weer, dat wij de natuur verklaren naar eigen beeld en eigen gelijkenis - en het mysterium tremendum zal door onze theorie niet worden gekend, verklaard en opgelost.
190
Dies natalls 23 junl 1959
"Materiaal kunde". Rede, uitgesproken door prof. dr. C. Zwlkker, h.t. waarnemend rector magniflcus
Mijne heren curatoren, Mijnheer de rector magnl/icus, Mijne heren, /eden van de academlsche senaat, Dames en heren,
Bij de besprekingen, die in het laatste jaar in curatoren en senaat zijn gehouden over de wenselljkheid om het aantal studierlchtingen uit te brei den, is van het begin af aan ook de opleiding tot materiaalkundig ingenieur aan de orde geweest. Het zij mij vergund, in deze voordracht gedachten uit te spreken, die mij zelf en - hopelijk- ook een aantal van mijn collega's blj deze discussie als relevant voorkomen. Ofschoon een materiaalkundlg ingenieur niet aileen materiaalkunde, maar ook hulpvakken en appflcatievakken zal moeten kennen, zal toch een nog nader te deflnil!ren materiaalkunde het middelpunt van zijn opleiding moeten vormen, zodat in onze beschouwingen belde begrippen: materiaalkunde en materlaalkundig ingenleur in een adem kunnen worden genoemd. Deze stelling heeft tot consequentie, dat als er geen leervak materlaalkunde met eigen stijl kan worden gedeflnieerd, het ook geen zin heeft een afzonderlijke opleiding In te voeren voor materiaalkundig ingenieur. Daar is dan in de eerste plaats nodig te zeggen wat wij onder een materiaal verstaan. Wij willen daaronder namelijk niet alles begrijpen wat als stoflen of waren bekend staat. Wij beperken het begrip materialen tot die werkstoflen, die industrieel worden veredeld en verwerkttot produkten en die hulpstoffen, die bij deze processen en bij hetfunctioneren van het produkt een integrerende rol spelen, bijv. smeermlddelen. Als nu deze materlaalkunde zou omvatten aile kennls van de bereidlng, de eigenschappen, de verwerking en de toepassingen der materia len, dan zou dlt vak de gehele technologie omvatten, want er kan niets geproduceerd worden zonder gebruik van materialen. Een ingenieur, die dit alles kende zou een door de industria zeer gevraagd type zijn en hij staat misschien sommige aanhangers van de invoering van deze opleidlng als ideaal voor ogen. Helaas moet dit een illusie blijven, want niemand is in staat de opgesomde wetenschap In zljn breln te verzamelen. Er moeten klaarblljkelijk grenzen worden aangegeven van het terreln van deze wetenschap. De waarschuwing, zo juist gegeven, vind lk zeer noodzakelijk, opdat men aan de eventueel straks afstuderende materiaalkundig ingenieur niet onredelijke eisen stelt.
193
Chemische preparaten en geconcentreerde ertsen kunnen grondstof zijn voor de materiaalkunde, hun bereiding wordt overgelaten aan de chemische technoloog en de metal· lurg. De materiaalkundige zal chemie en metallurgie als hulpvakken moeten beschouwen, waarvan een oppervlakkige kennis noodzakelijk is, omdat men bij het opsporen van oorzaken van het gedrag van het materiaal zich er steeds van bewust moet zijn, dat wissel· vallige elgenschappen van het eindprodukt hun oorzaak kunnen hebben In elke fase van het voorafgegane bereldlngsproces. De materiaalkundige zal daarom de taal van de technoloog of van de metallurg moeten verstaan. Aan de zijde der toepasslngen moet ook een grens gemarkeerd worden, omdat het construeren met de eenmaal gegeven materlalen niet meer het domein is van de materlaalkundlge. Wei zal hij tijdens zijn studie in de vorm van bijvakken een algemeen overzicht moeten krijgen over de blj de toepassingen van belang zijnde materiaalproblemen. Het gezegde moge aan een voorbeeld worden toegelicht: Voor een materiaal als wolfraam zal het gebled der materiaalkunde in eerste instantle !open van het door de metallurg geleverde metaalpoeder tot de door de lampenfabrikant af te nemen getrokken draad. Mocht de lampenconstructeur op materiaalproblemen stuiten bij het wlkkelen van de draad tot een spiraal, bij het lassen van de draad op de polen of bij enig van de daaropvolgende fabricageprocessen, dan zal hij op de materiaalkundige terugvallen. In het gabled van de materiaalkunde, wat ik hier als een technologisch traject met overigens vage grenzen heb aangegeven, worden de technologlsche processes: zuiveren, dopen, smelten, sinteren, snijd- en vervormingsbewerkingen, thermische transformaties etc. bestudeerd zonder ze angstvallig en zinloos te verdelen in chemische, fysische en mechanische. Na zo het terrain van de. werkzaamheden van de materiaalkundige afgepaald te hebben, wil ik nu in het kort de historische groei aangeven van het materiaalonderzoek voor vier groepen van constructiematerialen en wei van de keramlsche materialen, de metalen, de macromoleculaire organische (de zgn. plastics) en de halfgeleiders. In deze volgorde hebben de vier groepen in onze beschaving hun intrede gedaan. Keramiek wordt al zo ongeveer 10.000 jaar lang vervaardigd, maar wetenschappelijke produktiemethoden zijn niet veel ouder dan 50 jaar, toen men zowel de uitgangsmineralen als het eindprodukt aan een chemise he analyse ging onderwerpen. Pas vrij recent Is het inzicht, dat de chemische samenstelling niet de enige maatgevende factor is voor de belangrijkste eigenschappen, zoals de weerstand tegen vervorming en tegen aantastlng, en dat een meer gedetailleerde structuurstudie nodig is. Microscoop, elektronenmicroscoop, rontgenanalyse en allerlei elektrische analysemethoden zijn hlerbij ingevoerd en hebben het vak op een academisch niveau gebracht. Het adagium dat men van de "know how" tracht te komen tot de "know why" is heden ten dage voor de gehele technische ontwikkeling waar, maar het eerst in de wereld van de keramiek uitgesproken. Deskundigen · signaleren zo belangrijke vorderingen in het inzicht in de moleculaire opbouw, dat men
194
veel nleuwe toepassingen verwacht. Sprak niet onze stadgenoot, dr. J. M. Stevels, op het laatste lustrum van de Nederlandse Keramische Vereniging als volgt: Men kan zich afvragen of wlj niet Ieven in de nadagen van het ijzeren tijdperk en aan de vooravond staan van het glazen tijdperk- of zo U wilt- het keramisch tijdperk. De wetenschappelijke studie der metalen en speclaal die van ijzer en staal is ouder dan die van de keramiek en men spreekt reeds lang van metaalkunde, maar nog meer van metallografle. Deze naam Is tekenend voor het beschrijvende stadium, waarin de metaalstudie tot voor kort heeft verkeerd. Men zocht en vond correlaties tussen de onder de mlcroscoop waargenomen structuur en de voorafgegane warmtebehandeling enerzijds, de te verwachten mechanlsche elgenschappen anderzljds. Maar slechts onvolledig was de aard van het materiaal omschreven door de metallografische Schliffe en aandulding omtrent de herkomst van het metaal, zoals: "furnace cooled", "oil quenched", "Zweeds gietijzer", "gegloeid in waterstof", "elektrolytisch koper", "geleverd door Heraeus" zeiden net even veal als het microscopisch onderzoek. Pas in de laatste tijd is de metaalkunde het verklarende stadium binnengetreden en typerend is, dat de naam metallogle de oudere naam metallografie verdringt, Ook hler wordt het verkrljgen van het inzicht bevorderd door de invoering van de fijnere analysemethoden, boven reeds genoemd bij het keramisch onderzoek, nog aan te vullen met de spectrochemische analyse en de radioactleve tracer-methode, ofschoon die ook reeds toen genoemd hadden kunnen worden. Dagelljks komen verrassende lnvloeden aan de dag van bijmengsels, aanwezlg in hoeveelheden te klein om met de oude metallografle of de natte chemische analyse ontdekt te worden. In het IIcht hiervan Is het niet te verwonderen, dat de metallurgie altijd meer een kunst dan een kunde is geweest en nog Is, alhoewel het intuitieve gevoel nu wei snel wordt vervangen door wetenschappelljk inzicht. Bij de derde groep, de organische macromoleculaire kunststoffen is het systematisch structuur onderzoek nog jonger en de methode van trial and error ter verbeterlng van de elgenschappen viert hier hoogtij. Er zijn op het gebied der kunststoffen kennelijk nog zo veel mogelijkheden, dat de technologlsche ontwikkeling meer rekenlng houdt met het octrooibureau dan met de fundamentele wetenschap. Er bestaat een wijde kloof tussen de technologlsche beproevingen en de natuurwetenschappelijke besplegellng') maar nog groter is de onwetendheid van de zljde der verbruikers ten opzichte van de interpretatie der beproevingsresultaten. lntussen begint het, natuurwetenschappelijk gesproken, wei te dagen en de elektronenmicroscoop heeft aangetoond, dat er structuurdetails optreden, die verbanden leggen met krlsta!lijne stoffen en gelegenheid geven, begrippen en ervarlngen, elders verkregen, op de zo ingewikkelde structuur der plastics toe te passen. Moge ik nog onze landgenoot, prof. dr. ir. J. C. Vlugter citeren 2): "Een zo spectaculaire ontwlkkeling als die van de plastics heeft de wereld, naar mijn weten, nog nooit te zlen gegeven. Men spreektthans wei van het plastlctijdperk". 1) P. Clausing. Ned. Tl)dsehr. voor Na1uur. 9 (1943). 2) Olle 12, 182, 191l9.
195
De studie der halfgeleiders tenslotte munt ult door de gerafflneerdheld der methoden en de zeer fundamentele aanpak. De halfgeleiders vormen zelfs een belangrljk studieobject der theoretische fyslca. De goed gedefinieerde samenstelllng van deze stoffen- de verontrelnlgingen zljn dikwijls teruggebracht tot minder dan een atoom op millloen - stelt ons In staat exact wetenschappelijk werk hieraan te verrichten. De effecten zijn meestal met grote nauwkeurigheld langs elektrlsche weg te vervolgen. Onregelmatlgheden van het kristalrooster worden haarfijn gevonden en beschreven. Het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied heeft in luttele jaren tijds het aanzien gegeven aan een nieuwe industria: die der transistors; en In tegenstelling met de andere genoemde materlaalgroepen kan men zeggen, dat bij de halfgelelders de wetenschap aan de technologle voorafgaat. Resumerende kunnen wlj opmerken, dat over het gehele gebied der materialen-ontwlkkeling zlch de tendentle vertoont door te dringen In de atomalre opbouw, daarbij nlet de grovere structuurdetalls zoals kristalgrenzen, dislocaties, aggregaties, korrelopbouw verwaarlozend. Wat twintig jaar geleden eenvoudigheidshalve werd omschreven als een nauwelijks nader aan te dulden "lnwendige structuur" is nu een object geworden van studie en kan met de moderne hulpmiddelen der analyse volledlg worden uiteengerafeld. Het Interessante daarbij Is, dat detechnlsche gevolgen van geringestructuurveranderingen zo groot zijn. Het geleidlngsvermogen van germanium bijv. kan gemakkelijk met een factor 108 varieren; men heeft ljzermonstertjes, weliswaar nog nlet op lndustrlele schaal, die dertig keer zo sterk zljn als het gebruikelijk constructlestaal en, wat het allerbelangrijkste is, wlj weten, waarom dit alles zo Is. Het diepere lnzicht heeft het mogelijk gemaakt de materia len af te leveren met minlmale variatles in de macroscopische eigenschappen en dit stelt ons in staat tot verdergaande mechanisatie der produktie. Omgekeerd merken wij op dat de eisen, gesteld door deze mechanisatie het materiaalonderzoek heeft bevorderd. Afgezien van de reproduceerbaarheid van het materiaal is de technlek ook sterk gelnteresseerd in nieuwe material en, die in hun eigenschappen buiten het gamma van getallenwaarden van bestaande materialen komen, respectievelijk combinatles van eigenschappen vertonen, waar wij nog niet over beschikken. De materiaalkunde moet In staat zijn de fysische onmogelijkheid van deze wensen aan te geven of, indien zij principieel wei te verwerkelijken zijn, de weg tot de reallsatie ervan op te gaan. lk meen U nu voldoende voorbereid te hebben om een lyrische uitlating van een bekend Duits metalloog, Otto van Auwers'), te doen apprecieren: ••• so hebt sich in der Gegenwart lmmer klarer ein neuer Begriff ab, der forschungsmassig l!hnlich sammelnde Kraft und in der Welte seines Oberblicks, seiner Hilfsmittel und Verfahren ahnlichen Umfang, Anspruch und Aufgabe hat wie seinerzeit die physikalische Chemie: dieser Beg riff heisst unsehelnbar "Werkstoff" •••• De zo door mij gedefinieerde materialenkunde vertoont een duidelijk verschil met wat men 1) Zeltsehr. f. Tochn. Physik, 1953.
196
noemt "warenkennis" en "materialenkennls". Warenkennls heeft meestal betrekking op materlalen, die nog duidelljk de variablliteiten vertonen van de natuurprodukten waaruit ze afkomstlg zijn, zoals hout en textlel, en Is nlet zo zeer het gevolg van een natuurwetenschappelljke opleldlng als wei van een jarenlange ervarlng en commerclele vormlng. Men constateert echter al, dat deze materialen, mlsschlen gedwongen door de mechanlsatle naar het domeln van de atomalre materlaalkunde verschulven. Ongetwljfeld zal het onderzoek, verrlcht aan de hoogwaardlge materlalen resultaten afwerpen voor wat Coles1} noemt: "unfashionable solids as stone, wood and concrete". Materlalenkennls beperkt zich meestal tot het kenmerken van de materialen aan de hand van hun macroscoplsch gemeten elgenschappen, waarblj dlkwijls wei verband wordt gezocht met de bereldlngswljze (hlstorlsche beschrijvlng), maar minder met de atomaire opbouw. Voor de praktijk is materialenkennis van eminent belang en zowel technlsche lnkopers als constructeurs behoren er terdege van op de hoogte te zljn. Het Is echter slechts een aanloop tot de materlaalkunde. Een economisch georlenteerd college warenkennls, waarln zulke zaken als lndustriele geografle, standaard handelsafmetingen, normallsatle, wettelijke voorschriften en dergelijke worden behandeld, zou als bijvak voor a.s. materiaalkundigen van nut zijn. Wle zijn nu de mensen, die de materiaalkunde bedrijven? Zij zljn In ons land, althans van huis uit, nlet materlaalkundlgen, want een dergelljke opleldlng heeft nooit bestaan. Zelfs kunnen wlj nlet zeggen, dat ze speciaal opgeleld waren als metaal-, keramlek-, plastic- of halfgelelder-speclallst. Wat wlj zlen Is, dat in een metaal-laboratorlum academic!, afgestudeerde als werktuigbouwkundlge, metallurg, schelkundlge, of natuurkundlge blj elkaar komen en waarbij na enige jaren van teamwork Ieder van hen met enlge goede wll metalloog genoemd kan worden. En in andere gevallen zlen wlj vogels van nog andere pluimage de stat aanvullen: kristallografen, mineralogen, tot mathematic! en astronomen toe. In tegenstelling hlertoe heeft men in de Verenigde Staten zeer veel academische specialistenopleldlngen op materialengebied; aan de University of California maakt men zelfs onderscheld tussen de master's degrees "Ceramic Engineering" en "Engineering Science with Ceramics as Major". Zowel In Nederland als in Amerika worden indrukwekkende resultaten berelkt op het gebied van de materialenontwikkeling en toch kleven aan belde systemen bezwaren. In Amerika voelt men voortdurend het gebrek aan lieden met een algemene opleiding en trekt voortdurend van deze meer in de breedte opgelelde krachten uit Europa aan. Wij kunnen dus hun methode niet klakkeloos overnemen. Vooral niet als men bedenkt, dat in een klein land als het onze de plaatsingsmogelijkheden voor speclallsten beperkt zijn.
1)
B. R. Col"": Metallurgical Abstracts 22, 495 (1955).
197
Het Nederlandse systeem, dat zich overigens in veel Europese Ianden in soortgelijke zin heeft ontwikkeld, heeft het bezwaar, dat de medewerkers vrij laat produktief worden en vaak in het geheel niet materiaal-mlnded zijn, maar te allen tijde sterk het stempel van hun langdurige, op een ander doel gerlchte, opleiding blijven dragen. Zelfs na jarenlange samenwerking in een materialen-team vlndt men, dat de chemlcus nog vrij onverschlllig staat tegenover de bewerkingsproblemen en de mechanicus de portee van de chemische analyse niet kan inzien. De jaren doorgebracht aan de universiteit hebben een grote invloed op iemands installing en als technische belangstelling enerzljds en natuurwetenschappelijke weetglerigheid anderzijds niet tijdens de opleiding zijn aangekweekt, dan hebben wij niet de Ideale materialen-ingenieur. En passant merke men wei op het verschil in de aard van de Nederlandse en Amerikaanse teamvorming. De Amerikanen vormen teams, bestaande ult specialistische bachelors met een doctor science aan het hoofd; wij vormen teams van doctors science met als het zo uitkomt, een coordinator aan het hoofd. Een tussenweg tussen het Nederlandse en het Amerikaanse systeem bestaat in een opleiding, waarbij het er in hoofdzaak om gaat, de studenten in een redelijke studietljd materiaal-minded te maken in die zln, dat ze het verband zien tussen bereiding en toepassingen via de samenhang der materiaal-eigenschappen, de laatste gebaseerd op verantwoorde meetmethoden. Deze eis, te stellen aan de mentaliteit, is dezelfde voor aanstaande specialisten in aile groepen van materialen en waar het meer om het type ingenieur gaat dan om de toevallige feitenkennis, daar denk ik eerder aan een algemeen materiaalkundige opleiding dan aan een reeks naar de diverse materlalen gespecialiseerde. Dit klemt des te meer, omdat de nog steeds vrij duldelijke indeling in materiaalgroepen geleidelijk vager wordt. De boven reeds genoemde halfgeleiders vormen een overgang van metaal naar keramiek; er zijn andere materialen, die mengsels zijn van keramiek en metaal; plastics worden gewapend met keramische vezels; metalen worden bedekt met corrosiewerende lagen van plastic of keramiek. Bovendien zal de metalloog zich interesseren voor de eigenschappen van de keramische bekleding van zijn smeltkroes en de aandacht van de glasexpert zal worden gevraagd voor het gedrag van de keramlsche en metalen werktuigen, waarmee het glas tijdens zijn bereiding in contact komt. Het zoeken naar materialen bestand tegen hoge temperaturen, blijft onbevredigend als men zich ultsluitend tot metalen of uitsluitend tot keramiek beperkt, men zal een algemenere opzet moeten kiezen. Onderzoekmethoden, die slechts op bepaalde categorieen van materialen zijn toe te passen, kunnen toch resultaten voor aile andere opleveren. lk denk aan de optische bepallng van inwendige spanningen, aileen toe te passen op doorzichtige stoffen, maar waarvan de resultaten mutatis mutandis met veel succes op metalen zijn overgebracht. De voor het mechanische gedrag van metalen zo belangrljke bouwfout, bekend als dislocatie, is In de metalen zelf moeilijk te bestuderen; in halfgelelders echter zijn ze
198
verbonden aan bepaalde elektrische verschljnselen, waardoor ze plotseling zeer veel vatbaarder zijn geworden voor bestudering, ook ten voordele van onze metaalkennis. Voeg hier nog aan toe, dat de moderne analyse methoden, reeds eerder opgesomd, van zeer algemene toepasbaarheid zljn, dan vinden wij voldoende stof, gemeenschappelijk aan de studie der meest uiteenlopende materialen, om condensatle daarvan op grond van de fundamentele wetenschappen wlskunde, mechanica, natuurkunde en chemie in de vorm van een leervak met eigen methodiek mogelijk te achten. Dames en heren, gister, 22 juni 1959 is een symposium gehouden In Atlantic City, N.J., gezamenlijk georganiseerd door de American Society for Engineering Education (ASEE) en de American Society for the Testing of Materials (ASTM) met als onderwerp "Education In Materials" en een van de te behandelen punten was de "mogelijkheid van een speciale academlsche graad voor materialenkennis en verwante vakken" 1). Oat Is dus hetzelfde onderwerp, dat ik voor deze rede had gekozen en het zal buitengewoon interessant zijn de daar getrokken conclusies naast de mljne te leggen. Er blijkt uit, dat het gestelde probleem aan. de orde van de dag is. Bij overweglngen, betrekking hebbend op de opleiding van ingenieurs houde men in het oog, dat onze studenten hun taak als ingenieur zullen verrichten, niet vandaag, maar in de toekomst en wij moeten glssen, waar de technische ontwikkeling heen gaat. De huldige ontwlkkelingsgang extrapolerend naar de toekomst moeten wlj concluderen, dat de doelbewuste opbouw van materialen een prlmaire techniek wordt en dat de overweging de moeite waard is, voor deze techniek de nodige vakmensen op tijd op te lei den. De mogelijkheid is aanwezig, niet om een schaap met vijf poten te produceren maar wei een mouton a cinq pattes welke uitdrukking de Fransen gebruiken voor lets, dat af is, zeg een prima wijn. lk dank U voor Uw aandacht.
1)
Volgens De lngenleur van 5 juni1959, p. A 318.
199
Dies natalls 28 aprll1960
"Geboorte en Groei der Elektrotechnlek". Rede, uitgesproken door prof. dr. lr. J. L. H. Jonker, h.t. waarnemend rector magnlficus
Excellentie, Ml]ne heren curatoren, pro{essoren, docenten, asslstenten en studenten, ambtenaren en beambten, en Gij verwanten, vrienden en gasten die belang stelt in onze nog zo }onge hogeschool, Gij allen, zeer gewaardeerde toehoorders, zijt hier bijzonder welkom nu gij vandaag met ons tezamen wilt herdenken en vieren de geboorte van onze Technische Hogeschool,
Tijdstip en vorm van de dlesvierlng evolueren in Eindhoven snel naar een traditie. lmmers velen onder U zullen zich herinneren dat bij onze eerste dlesviering op 22 juni 1957 een rij van sprakers een caleidoscopisch overzicht gaf van bouw- en leerplannen, maar dat reeds op de tweede verjarlng in juni 1958 slechts een spreker optrad, de secretaris van de senaat, die een speelse aanval deed op het schijnprobleem der tegenstelllng tussen theorie en praktijk. Als contrast tot het rectorate jaarlijkse overzicht en met het oog op de weinlg wlsselende bezetting van deze beide hoge bestuursfuncties werden daarna met kans op een attractieve variatie van man en taal als volgende sprakers aangewezen de jaarlijks wisselende .,waarnemend" rectores magniflci. Als tweede waarnemend rector magniflcus valt nu mlj de eer te beurt om U toe te spreken echter op een datum die U de wenkbrauwen vragend zou kunnen doen fronsen. Door deze verwondering zou U echter verraden een zekere onwetendheid omtrent het ter wereld komen van technische hogescholen. Zonder U nu een probleem van hierarchische waarderingen te willen voorleggen, zou ik U de vraag kunnen stellen: wanneer moet een hogeschool dan wei in feite geacht worden te zljn geboren? Is het, als het wetsbesluit in het Staatsblad publiekelijk bekend is gemaakt, 6f zou het zijn als de eerste curatoren zijn beedigd, 6f als de eerste professoren zijn benoemd maar nog niet direct in functle kunnen treden en nog zwerven door het land? Of Is het pas als het eerste gebouw der hogeschool wordt geopend en gevuld wordt door een niet voorspelde sprlngvloed studiosorum, zo groot, dat om In de nablje toekomst een dijkbreuk te voorkomen de verantwoordelijke dijkgraven snel noodvoorzieningen moeten beramen? De geboorte van een hogeschool - U zult het zich wei realiseren - moge een langdurlg en weinlg contlnu verlopend proces zijn en ook veelal niet zonder weeen veri open, het rulme tljdsbestek biedt een brede marge waarln een feestdag kan worden gekozen voor herdenklng en viering. De datumwijziging der diesviering van 23 juni, de dag der curatorale eden, naar 28 april, deze wijzlglng werd lngegeven door zorg voor die ingeschrevenen, die na werkelljk studeren zich aan de dreiging der examens onderwerpen. Een waarnemend rector nu is in ons bestel te zien als een bescheiden noodvoorzlening,
slechts invallend bij uitval. Een publiekelijk bestijgen van het rostrum wordt hem in zijn eenjarig bestaan echter gegund. Het wordt zelfs van hem verwacht. lk sta dan hier voor U met de zinvolle opdracht om U te spreken over een onderwerp betreffende het vak, dat als elektrotechnische wetenschap pleegt te worden aangeduid. Als onderwerp voor hedenmiddag koos ik de ontwikkelingsgang der elektrotechniek. Deze elektrotechniek, nu gij weet het, is jong tussen vale andere wetenschappen, slechts ruim honderd jaar oud en nog zeer onvolwassen. Hat gecompliceerde Ieven van onze moderne samenleving is nochtans reeds aan haar gebonden op straffe van verstarring. lk wil trachten, slechts aanstippend saillante punten uit de prehistorie der elektrotechniek en uit haar kortstondige doch interessante verleden, U te voeren naar de beweeglijke fronten van de laatste gebledsuitbreidingen vanwaarult onzekere toekomstbesplegelingen aantrekkelijk lijken. En wij zullen daarbij vele uitvindingen tegenkomen, die aanzienlijk verder blijken te reiken dan men kon beseffen vanuit de situatie waarin zij werden gedaan. Het beg rip elektriciteit zelf stamt pas van omstreeks 1640, toen enkele amateurs en kamergeleerden zich lnteresseerden voor de slnds de Grleken bekende magische krachten, die stoffen als glas en amber (in het Grieks elektron) op stro, pluisjes en vlierpitballetjes uitoefenden. Voorwaar een weinig indrukwekkend vertrekpuntl Er zljn nu duidelljk twee slnguliere punten aan te wi]zen In de lijn dar historie; twee nleuwe vondsten die Ieder een poort openden naar een geheel nieuw veld van onderzoek en verdere ontwikkellng. De eerstewas, dat in hat begin van de 18e eeuw Hauksbee de statische elektricitelt als het ware in reincultuur bracht door de vervaardiging van een soort elektriseerapparaat Hlermee kwam wrijvlngselektricitelt continu ter beschikking, waardoor hij nieuwe verschijnselen als IIcht en vonken in luchtledige buizen kon waarnemen. Zijn werk opende voor enkele schaarse geinteresseerden de weg tot verder onderzoek naar de elgenschappen van deze wrijvingselektriciteit. Een volgeling van Newton, Stephen Gray, vond in 1729 de bijzondere eigenschappen van geleiders en isolatoren voor deze elektriciteit. Enige jaren later verbaasde de Franse plantkundige, Cisternay du Fay, opzichter van de konlnklijke tuinen van Lodewijk XV, de toenmalige wetenschappelijke wereld door de mededeling, dat er twee soorten elektrlclteit bestonden die tegengestelde krachten ultoefenden en die hij glas- en hars-elektrlciteit noemde. Benjamin Franklin, aanvankelijk boekdrukker en later vermaard staatsman, toonde aan dat deze positleve en negatieve elektriciteit in wezen slechts Mn zijn; hlj was de bekende uitvinder van de bliksemafleider, de eerste technische toepasslng op het gebied van de elektrlciteit. De elektrlseermachlne werd verder verbeterd. Het bleak toen dat ook geleiders van grote lengte konden worden gebruikt. Met Plater van Mussenbroeks Leidse fles kon de wrijvingselektrlcitelt worden verzameld, bewaard en plotseling worden ontladen met een elektrische schok. Het elektrlcltelts-experlment werd populair omdat er behalve interessante onderzoekingen ook ' amusante vertoningen mee mogelijk warden. Zo llet de koning van Frankrijk tot zijn amusement en tot vertier van zljn hovellngen zljn gehele brigade lijfwachten als een man luchtsprongen maken door elektrische schokken van een Leidse fles. In 1800publiceerde Alessandro Volta zijn elektrlsche zuil, welke vondst als tweede singulier 204
punt In de lijn der ontwlkkeling mag worden beschouwd, omdat daardoor voor het eerst een continue elektrische stroom ter beschikking kwam, Hlermede werd de mogelijkheld gegeven tot ontdekklng van die eigenschappen van de elektricltelt, waarmede de elektrotechniek tot bloei kon komen. Tijdens een voordracht In het begin van de 19e eeuw vond de Kopenhaagse professor Oersted voor het eerst een verband tussen elektriciteit en magnetisme toen hij zlch de betekenis realiseerde van de ultslag van een kompasnaald tengevolge van een elektrische stroom. Dit verschijnsel werd door Sturgeon in 1823 benut voor de constructle van een elektromagneet. De magnetische be!nvloeding van stroomspoelen onderling werd ontdekt door een Franse natuurkundige, Andre-Marie Ampere, die als eerste in analogie met een vloelstofstroom een duidelijk onderscheid maakte tussen de grootte van de druk of spanning van de elektriclteit en de hoeveelheld of stroomsterkte. De beroemde Engelse natuur- en scheikundige, Michael Faraday, toonde aan, dat tussen elektrlcltelt en magnetlsme een dynamlsche relatle bestaat en dat een draad met een elnde gedoopt in een kwlkbad bij stroomdoorgang voortdurend om een permanente magneet blijft draaien. Oat elektricitelt beweging kan opwekken was weer een fundamentele ontdekking; zij zou leiden tot de elektromotor. Deze zeer vruchtbare onderzoeker Faraday vond later ook de inductlewetten, dat wll zeggen de basisprlnclpes van de elektrische generator en van de transformator. De volgende belangrljke stap voorult geschiedde toen James Clerk Maxwell In 1873 zljn hoofdwerk "A Treatise on Electricity and Magnetism" publlceerde, waarmee hij een synthetlsche theorle gaf van aile toenmaals bekende elektrlscheen magnetlscheverschijnselen. Ditwerkzou een grotelnvloed hebben op de latere ontwlkkeling der elektrotechnlek. Uit de door Maxwel opgestelde vergelljkingen kon o.a. worden afgeleid dat er elektromagnetlsche storlngsgolven zouden kunnen ontstaan die zich ongeveer met de snelheld van het Iicht zouden voortbewegen. De juistheid hiervan werd 22 jaar later aangetoond door de bekende proeven van Heinrich Rudolf Hertz, die met behulp van een elektrische vonkenbaan een oscillator vervaardigde, waarmee hij wisselvelden van hoge frequentie kon opwekken en waardoor hij experimenteel het bestaan aantoonde van de elektromagnetische golven die wij thans radlogolven noemen. Als wij nu onze bilk richten op de ontwikkeling van de elektrotechniek zelve, dan valt direct het merkwaardlge felt op, dat een en hetzelfde medium, de elektriciteit, in staat is tot het spelen van een dubbele rol. Enerzijds Ievert zij immers energie als warmte, Iicht en kracht, terwijl zij anderzijds de lnformatie in woord en beeld verbreedt. Beginnen wlj met dat deelgebled te beschouwen, waar de elektriciteit benut wordt wegens haar energetische eigenschappen. Het belang van de elektriciteit voor de energievoorziening Is gelegen In haar zeer bljzondere plooibaarheid en ongewone transportmogelljkheld. De elektrische batterlj volgens het principe van Volta bleef van 1800 tot circa 1870 de voornaamste leverancier van elektrische energie, daar men de mogelijkheden van het door 205
Faraday ontdekte grondprincipe van de elektrische generator toendertijd nog niet doorzag. Een roterende spoel in een magneetveld geeft slechts een wisselende spanning, waarmede men eerst nog geen raad wist, tot William Sturgeon in 1833 erln slaagde de wisselstroom met behulp van een commutator, bestaande ult twee delen, In een pulserende gelijkstroom om te zetten. Dertlg jaar duurde het daarna nog, v66r de commutator werd voorzien van een vee! groter aantal secties, die opvoering van de energie mogelijk maakten. Voor onze begrippen Is deze ontwlkkeling bijzonder traag, maar men vergete nlet, dat van een economisch belang In deze tljd nog weinlg was gebleken. De generatormachlnes waren aanvankelijk voorzien van permanente magneten; In 1866 werden deze door zelf~ bekrachtigde elektromagneten vervangen, waardoor generatoren voor aanzlenlijk grotere vermogens en daarmee voor commerciele doeleinden beschikbaar kwamen. Nadat Faraday had aangetoond dat een stroomgeleider in een magnetisch veld een voortdurende bewaging kon veroorzaken, duurde het ook hler nog 16 jaar, v66r de eerste brulkbare motor gemaakt werd. Deze liep echter nog op elektrictlteit uit batterijen en kon slechts worden toegepast voor het boren van ijzer en staal en voor het draaien van hout. Ondanks vele verbeteringen aan de batterij van Volta als bron van elektrische energie was in 1850 de stoomkracht nog vljfentwintig maal goedkoper dan elektrlsche beweegkracht. Zeer veel ontwikkelwerk bleek nodig, v66rdat de elektrische machines een werkelijk praktische bruikbaarheid verkregen. Siemens, die het eerst het woord "dynamo" invoerde tijdens een voordracht voor de Berlijnse academia, droeg hiertoe vee! blj o.a. door het ontwerpen van het bekende dubbei-T-anker. Men was In die tijd nog nlet tot het lm:icht gekomen dat motoren en generatoren in principe omwisselbaar zijn, totdat in 1869 Pacinotti een machine vervaardigde, die voor beide doeleinden kon worden gebruikt. De interesse steeg, toen in de aanvang der 20e eeuw de elektrlsche verlichting veld beg on te wlnnen. Reeds In 1801 was door Davy, een Engelse schelkundlge, de elektrische Iicht· boog ontdekt. Door gebrek aan een stroombron van voidoende vermogen duurde het echter ruim 60 jaar, v66r de lichtboog zijn eerste praktische toepassing vond in een vuur~ toren bij Le Havre. De elektrische boogiamp, die een stark en zeer fel Iicht uitstraalt, werd tot in de 20e eeuw verbeterd en ook veel gebrulkt voor verlichting van straten en grote ruimten. Edison begon zijn werk aan de gloellamp In 1877. In tegenstelling tot de veel verbreide mening was hij niet de eerste die trachtte gloeilampen te maken, noch de eerste die een werkende gloeilamp vervaardigde, maar hij ontwlkkeiede een lamp die in massa kon worden gefabriceerd. Booglampen hadden voor huiselijk gebrulk een te sterk verblindend Iicht; Edison zocht daarom naar een lamp die een zachter schijnsel zou geven. Zljn eerste lam pen bezaten een platina gloeldraad. Om transmlssieverliezen in de toevoerleidlngen te reduceren voerde hij een voor die tljd hoge spanning In van 110 volt, een belangrijker maatregel dan hij toentertijd waarschljnlijk kon bevroeden. Door deze hoge spanning gedwongen glng hlj zoeken naar een gloeidraad met een hog ere weerstand en een goede levensduur, welke hlj tenslotte vond door toepassing van, een verkoolde bamboevezel. De eerste verlichtingslnstallatie met deze kooldraadlampen plaatste hlj op het stoom206
schip "Columbia". Het succes van de toepasslng van deze lampen op schepen stimuleerde de oprichting van de eerste commercii!le elektriciteltscentrale te land, die in 1879 te San Francisco werd geopend. Deze eerste kooldraadgloeilamp, met een rendement van 1,7 lumen per watt, werd later belangrijk verbeterdi eerst door het metalliseren van de kooldraad, later door toepassing van de wolfraamdraad - uitgevonden In 1902 - hetgeen het rendement verhoogde tot 8 lumen per watt. Verbeteringen door gasvulling en splraliseren voerden het rendement verder op tot 22 lumen per watt. Latere nieuwe IIchtbrannen zoals natrium- en kwiklampen en de tube luminescante, de T.L.-buis, brachten het nuttig effect tot op circa 65 lumen per watt. In economlsch opzlcht lijken de nieuwe mogelijkheden van lichtultstralende oppervlakken van halfgeleidende stoffen voorloplg nog mlnder aantrekkelijk. De gelljkstroom die door de eerste centrales werd geleverd, had het voordeel dat in noodgevallen bufferbatterijen konden worden gebruikt, doch de lage spanning beperkte ernstig de afstand waarover de stroom nog economlsch kon worden getransporteerd. Wlsselstroomsystemen werden het eerst In Europa ontwikkeld. Het gebrulk ervan werd pas algemeen toen men het grate belang inzag van het felt, dat bij wlsselstroom met behulp van transformatoren de spanning gemakkelljk kon worden verhoogd en de stroom verlaagd en vice versa. Hierdoor konden de verliezen van de elektrische energle bij transport over grote afstanden aanzienlijk worden gereduceerd. De eerste wisselstroomcentrales leverden voornamelijk elektrische stroom voor verlichtingsdoeleinden, want het duurde tot 1886, v66r werkelijk betrouwbare wisselstroommotoren konden worden vervaardigd. Door de steeds wijder verbrelde toepasslngen ontstonden allengs vele verbeterlngen en variaties In de uitvoering der motoren, waarbij door hun eenvoud en lage prijs de asynchrone machines in aantal de suprematie behielden. De opkomst van de regeltechniek en de automatisering stimuleerden de toepassing van gelijkstroommachlnes, die in de Ward-Leonard-schakeling welhaast ldeaal kunnen worden geregeld, en van verschillende speciale gelijkstroom-versterker-machines, zoals amplidyne, rototrol en magnavolt. Toepasslngen hlervan vindt men in de papierindustrie, bij tractie, walswerken, snelle liften en dergelijke. De geschledenls van de generatoren van elektrlsche energie kenmerkt zlch door een voortdurende groei van het vermogen per eenheid naast het opvoeren van de gebruikte spanningen tot vele kilovolts, dit alles mogelijk gemaakt door verbeterde materialen en een geraffineerder toepassing daarvan. Deze spanningen worden voor transport via transmissieleidingen omhoog getransformeerd tot wei honderden kilovolts. Enkele jaren geleden heeft men in Zweden proeven genomen met transport van elektrlsche energie met behulp van hooggespannen gelijkstroom. De resultaten bleken zo gunstig, dat men thans overweegt met deze methode een koppeling tot stand te brengen tussen het Brltse en de conti.nentale elektriciteltsnetten. De grote verspreiding en het algemene gebrulk van elektriclteit ontstond pas nadat de
207
gloeilamp geheel bruikbaar was gebleken. Toen groeide het stroomverbruik snel en daarmede de omvang der elektriciteitscentrales. De algemene verbreiding der elektriflcatle in onze maatschappij is vooral te danken aan de dalende prijs en de stijgende produktie van de elektrlsche energie. Vele elektrische huishoudelijke apparaten bezitten een langere historie dan men vaak denkt, maar zlj waren te duur In het gebruik om populair te worden. De oudste elektrlsche stofzulger dateert bijvoorbeeld reeds ult 1858 en de centrifuge ult 1865. De elektriflcatie van het huishouden, befnvloed door maatschappelijke en economische factoren, Is In de Verenigde Staten begonnen in de jaren dertig; pas na de laatste oorlog geeft Europa een sterke groei te zien. De conventionele wisselstroom van 50 perioden Is vaak mlnder geschlkt voor lokale of zeer snelle homogene verwarming. Hoogfrequente wisselstromen worden daartoe met groelend succes toegepast zoals voor medische doeleinden en in de industria voor solderen, smelten en lijmen. Zeer onlangs werd als wereldprlmeur een hoogfrequentoven in gebrulk genomen in het restaurant van de Euromast, waar complete diepvriesmaaltijden aan de lopende band op consumptietemperatuur worden gebracht in een totale verwarmlngstljd van slechts een minuut. In de huishoudelijke keuken der toekomst zal de hoogfrequentoven waarschijnlijk ook een belangrijke plaats gaan innemen. Zeer gewaardeerde toehoorsters, mijnerzijds kan U dit van harte gegund zijn, ook in zijn consequentles voor het vrijetijdsprobleem. De centrale opwekking van elektrlclteit voor hele landstreken, de enorme bedrijfszekerheld, mede verkregen door de onderlinge koppeling der centrales via hoogspanningsleidingen, en de fijn verdeelde distrlbutie door draden en kabels bleek in het verleden verre te verklezen boven een lokale opwekking. Het was goedkoper en maakte de elektrictieit steeds alom beschikbaar. Wat zal nu op dit gebied de toekomst ons brengen? De prijs van de elektrlsche energle hangt mede af van de gebruikte krachtbronnen. Vele decennia bleven deze voornamelijk bepetkt tot verbrandingsmotoren, stoom- of waterkrachtturbines. Meestal Jeverden olle of steenkool de warmte voor het verkrijgen van stoom. Nieuwe warmtebronnen dienen zich echter reeds aan, zoals atoomenergie door splijting, die op enkele plaatsen wordt toegepast, en door fusle, die zich nog In een experlmenteel stadium bevindt. Mogelijkheden om zonder de onvoordelige stoomfase direct elektriciteit te verkrljgen door gebruik te maken van de hoge temparaturen der kernenergie zoals door thermionische, thermomagnetlsche of magnetodynamische systemen, mogelijkheden met gebruik van foto-elektrische omzettlng of door een verbranding van gassen met ionenuitwisse[ing, deze zeer ulteenlopende mogelljkheden worden heden In vele laboratorla naarstig onderzocht. Enkele ontwikkellngen zljn voor het rendement veelbelovend en het lljkt lang niet uitgesloten dat de naaste toekomst revolutionalre verbeteringen o.p het gebled der elektricitelts-opwekking te zlen zal geven. Of dan de huldige centrallsatie van de opwekkiog In grote elektrlclteitsbedrljven nog aantrekkelijk zal blijven, lljkt in het tegenwoordlge stadium een moellljk te beantwoorden vraag. 208
Richten wij thans onze aandacht op de ontwikkeling van die andere belangrijke toepassing van elektricitelt: de verbreding van de infon:natie. Het overbrengen van berichten is slnds onheuglijke tijden op weinig technische wijze geschled, veelal per koerier, doch aan het einde der 18e eeuw had men tussen Parijs en Toulon over een afstand van 800 km een kostbare optische telegraaf ingericht, die werkte met op 120 torens aangebrachte, door mankracht bediende semaforen; deze telegraaf kon signalen in 12 minuten overbrengen. Nadat men met behulp van de elektrostatische elektriciteit de geleidlng had ontdekt, was daarmee nog geen bruikbare oplossing gevonden om hiermede berichten over te brengen. De poglngen om een communicatieverbinding met elektrische middelen tot stand te brengen bereikten voor het eerst enig succes, toen men kon beschikken over een constante stroombron, de batterij van Volta. Gebruik makende van Oerstedts ontdekking van het elektromagnetisme ontwierpen Cook en Wheatstone een telegraafverblnding met meerdere lijnen, waarmede zij een aantal magneetnaalden konden besturen, waarvan de standen moesten aangeven welke letters er bedoeld waren. Het was de vindingrijke Amerikaanse kunstschllder Samuel Morse, die zich ten doel gesteld had een praktische telegraafverblndlng te maken en hieraan met grote vasthoudendheid werkte; hij bracht enige belangrijke verbeteringen aan o.a. door de ontwikkeling van een magnetlsch bestuurde schrijver. Hlj verlengde bovendien de overbrugde afstand met behulp van magnetische relais en wist de apparatuur belangrljk te vereenvoudigen door lnvoering van de slnds 1865 internationaal aanvaarde code van punten en strepen. Door deze en verdere ontwikkelingen bleek men in staat tenslotte zeer grote afstanden over land te kunnen overbruggen en het lag voor de hand, dat ook pogingen warden ondernomen om de elektrische kabels zodanig te verbeteren, dat zij bestand zouden zijn tegen zeewater. In 1851 kon inderdaad de eerste zeekabel In gebruik genomen worden en wei tussen Engeland en Frankrijk. Omstreeks dezelfde tljd en bovendien vrijwel tegelijkertljd vonden een aantal onderzoekers een nieuw en zeer belangrljk communicatiemlddel. De eerste, Alexander Graham Bell, verkreeg de octrooirechten op de elektrische verbinding per telefoon. Reeds twee jaar later werd in New Haven de eerste telefooncentrale in bedrijf gesteld; zlj tel de 22 aangeslotenen. De mogelijkheid om, communicatieverbindlngen zonder draad over grotere afstand tot stand te brengen met behulp van elektromagnetische golven werd succesvol aangetoond door Marconi. Hij verbeterde daartoe de coherer van Sir Oliver Lodge- een primitieve detector waarmede men de aanwezigheid van deze golven kon aantonen - en voerde het gebruik in van vangnetten of antennas, waarmee hij zelfs in staat bleek om in 1901 een transatlantlsche verbinding tot stand te brengen. In de tweede helft van de 19e eeuw valt er een andere, in het begin welnig belangrijk schijnende lijn van ontwikkeling aan te wljzen, die echter tezamen met de reeds opgesomde ontdekkingen In zeer aanzienlljke mate de ontwikkellng der elektrotechniek van de 20e eeuw zou gaan beinvloeden. PIOcker ontdekte In 1859 de kathodestralen bij stroom209
doorgang in nagenoeg luchtledige buizen. In 1897 kon J. J. Thomson aantonen, dat de stroomdoorgang in vacuum bestond uit partikeltjes, de elektronen, en daarmee kon hij tevens het effect verklaren, dat reeds Edison had ontdekt, namelijk, dat een gloeiende draad in vacuum een elektrische stroom naar een metalen plaat kon veroorzaken. Sir John Ambrose Fleming deed weliswaar een princlpiele stap door deze vondst van Edison als diode toe te passen voor het detecteren van radiotrillingen, doch zijn praktische succes was gering. Pas nadat Lee de Forest tussen gloeidraad en plaat een rooster had aangebracht om de stroomovergang te besturen, bleek, dat met deze triode een versterkte detectie mogelijk was. De aldus verkregen versterkerbuis opende een nleuwe deur naar de ontwikkeling van een gebied, dat tot het meest spectaculaire behoort van ons hedendaags technologlsch kunnen. Met de triode bleek een aanzienlijke versterking van zeer snelle signalen mogelijk, zodat grate afstanden konden worden overbrugd. De hiermede berelkte successen trokken de aandacht en na een langzame aanloop konden aan radiozenders en ontvangers belangrijke verbeteringen worden aangebracht; door de terugkoppeling kwam een goede zender voor ongedempte trillingen ter beschlkking en kon golflengtetransformatie worden ingevoerd. Door verdere vaak zeer geraffineerde verbeteringen van de elektronenbuizen en ontvangapparaten en door het opvoeren van het vermogen der zendstations werden de overbrugde afstanden voortdurende groter en omspanden tensfotte de gehele aarde. Hoever de radioverbinding thans reikt, wordt misschien het best gedemonstreerd door het radiocontact, dat wordt onderhouden met de onlangs gelanceerde Amerikaanse kunstmatige planeet om de zon. Op het gebied van de techniek der grote-afstand-communlcatie bestaat een Interessante wedloop tussen de radio en de kabeltechniek. Dank zij de toepassing van versterkerstations in de kabelverbindlngen kunnen abonnee's over bljna ongelimiteerde afstanden worden verbonden. Voor gebruik in landkabels zijn versterkersystemen ontwikkeld met een capaciteit van 1200 telefoonkanalen, die men in de toekomst nog hoopt op te voeren tot 2700 telefoonkanalen op een paar geleiders. Juist de noodzaak van het gebruik van tussengelegen versterkers maakte echter, dat een verblndlng over zee van bijvoorbeeld Amsterdam naar New York zonder meer technisch niet mogelijk was. Voor dit verkeer was men dus aangewezen op de radioverbinding. Deze is echter over grote afstand door storingen niet altljd betrouwbaar. Gunstige ervaringen met enige kleinere projecten leidden ertoe, dat de Engelse P.T.T. en de American Telegraph and Telephone Company een overeenkomst sloten voor het leggen van twee zeekabels die voorzien waren van lngebouwde versterkers. Deze verbinding, die in september 1956 in bedrijf gesteld werd, is een groot succes geworden, Aanvankelljk had het systeem een capaciteit van 36 gelljktijdige telefoongesprekken; met behulp van zeer ingenieuze middelen hoopt men dit aantaf In de loop van dtt jaar op te voeren tot 60 a 70. Een soortgelijke verbtnding Is einde 1959 tussen Frankrijk en Amerika in bedrijf gesteld. De versterkers, die op ongeveer 60 km afstand van elkaar liggen, worden van de landzljde uit via de kabel gevoed. Men neemt aan dat deze versterkers een fevensduur zullen hebben van tenminste 20 jaar. 210
Het is dan ook duidelijk dat aan de materialen die hierin gebruikt worden, zaer bijzondere eisen van betrouwbaarheid moeten worden gesteld. Bij het telegraafbedrijf per radio had men echter ook niet stilgezeten, doch naar middelen gezocht om de verbinding te verbeteren. Nadat reeds voor 1940 en In snel tempo nil 1945 het telexverkeer in Europa zich voorspoedig had ontwlkkeld, wilde men ook de radioverbindingen hiervoor zodanig verbeteren, dat ze bruikbaar zouden worden voor het intercontinentaal telexverkeer. Pogingen om de kabel eenvoudig te vervangen door een radioverbinding waren echter welnig succesvol. De normale voor kabelgebruik toegepaste telegraafcode bleek te gevoelig voor storing. Door het gebruik van zogenaamde foutensignalerende codes heeft men nu een zeer grote verbetering verkregen. Met deze codes bereikt men, dat de ontvangende machine kan constateren of een binnenkomend teken met fouten is besmet. In dat geval wordt het zendend station automatisch gewaarschuwd, waarna het foutieve deel van de tekst door dit station wordt herhaald. Dank zij deze werkwijze, waarin onze landgenoot dr.lr. van Duuren van de P.T.T., een groot aandeel heeft gehad, is het op dit ogenblik mogelijk om als Nederlands telexabonne te corresponderen met abonne's in Noord- en Zuid-Amerika en in een aantallanden In Azie. In 1920 begon in de radiotelefonie een ontwikkeling, die ons als merkwaardig fenomeen In onze beschavingsgeschiedenis heden nauwelijks meer opvalt. lk bedoel het felt, dat de radiotelefonie ophield aileen maar een verbinding tussen een spreker en een hoorder te zijn, maar tegen ledereen kon en wilde spreken: zij ging zich als radio-omroep ontploolen. Wat dlt betekent is moeilijk te overzlen en ik ben mlj ervan bewust, dat het soms slechts is een moeilijk te verdragen fysleke kwelling in decibells. Doch ondanks de aanvankelijke slechte weergavekwalitelt van wat men als de radio Is gaan beschouwen, heeft de wereld dit collectieve draadloze samenzljn gretig aanvaard. En we mogeo dankbaar zijn, dat door deze nieuwe dimensie In ooze behoeften imposante radio-lndustrleen konden ontstaan. Want hierdoor heeft men vele onderdelen voor de radioapparaten, zoals bijvoorbeeld de moeilijk te vervaardigen elektronenbuizen, betrouwbaar en goedkoop in massaproduktie leren vervaardigen. De kennis hlervan werd verdiept, vele verbeteringen kwamen tot stand en de weg werd geopend om deze onderdelen ook voor andere doeleinden te benutten, zoals voor lijntelefonie, televisie, radar en regeltechniek, automatie, in rekenmachines en bij vele fysische onderzoekingen en apparaten. Zeer veel theoretisch en experimenteel werk was echter nodig tot de huidige stand van de techniek te geraken. Dit blijkt bijvoorbeeld als men nagaat, hoe pioniers van de televisie als Baird in Eng eland en Jenkens in de Verenigde Staten laat in de jaren twintig met zeer primitieve mechanische middelen zijn begonnen om het beeld van een over te brengen scene te ontleden; thans beschikt men over geraffineerde ultrasnelle elektronische middelen, die het mogelijk maken aile details van een gecompllceerde scene in eenvijfentwintigste seconde over te brengen. Een oaar Amerika geemigreerde Rus, Vladimir Kosma Zworykin ontwikkelde een speciale 211
elektronenbuis voor beeldopname, de iconoscoop, de eerste In een rij van beeld-buizen, waardoor tenslotte de perfecte beeldweergave van nu tot stand kon komen. In 1941 begonnen in de Verenigde Staten de eerste televisie-omroepuitzendingen in zwart-wit, in 1954 volgde moeizaam de ultzendlng In kleuren. Popularlsering der kleurentelevisie wacht al jaren op een "brainwave", die vereenvoudiging vermag te brengen in het huidige te gecompliceerde systeem. De radio, die ook het isolement ter zee heeft opgelost - zelfs zo, dat volgens Vestdijk geen echte scheepsavonturen meer zullen worden geschreven - is voorts de roods geworden bij het binnenleiden van vliegtuigen en schepen. Daarbij wordt zij gesecondeerd door de radar. Maar deze dient ook de meteorologen bij de weervoorspelling om buien en stormen te lokallseren. Astronomen gebruiken soortgelljke systemen in radiotelescopen die straling opvangen uit de interstellaire ruimte buiten ons zonnestelsel, waardoor zij volkomen nieuwe feiten kunnen ontdekken, die zelfs met de sterkste optische telescopen niet kunnen worden waargenomen. Men stemt ze af op de ultrakorte radiogolven, welke door astronomlsche stoffen van galactlsche nevels In de wereldruimte worden ultgezonden en die men heeft kunnen detecteren op een atstand van 300 mlljoen licht]aren. Zeer gewaardeerde toehoorders, tot nu toe heb ik voor U een wei gevarleerd maar toch in zekere zin homogeen deel van de geschiedenls der elektrotechnlek beschreven. Homogeen is het namelijk In dlt opzlcht, dat het betrokken blijft op de gebieden van zintuiglljke waarneming. Maar mocht men verwachten, dat deze stormachtlge ontwikkellng van de technlek - die in gelijke mate een explosieve ontplooiing van het menselijk kunnen betekende - hler halt zou houden? De elektrotechnlek is reeds jaren bezig door te dringen In het mysterle der hersenfuncties. Schrlkt U niet bij de gedachte dat ook dit deel van ons wezen ontelgend zal worden, zoals ons somtijds het grote goed van de stilte ontnomen wordt. De elektronische rekenmachine zal onze slavin blijven, die ons echter het probleem laat haar op de juiste wijze te instrueren. Zij vraagt voor de uitvoering van het routine-hersenwerk van ons misschien een super-intellect. De meesten onzer verkeren In de situatle, dat we het bestaan van de elektronische rekenmachine kennen uit herhaalde berichten en publikaties, en daardoor reeds gewend zijn geraakt aan haar aanwezigheid. Maar het heeft zin ons over haar te verwonderen. De grondprincipes zijn op zichzelf beschouwd elgenlijk nlet lngewikkeld. Het bljzondere van deze machines is, dat ze door hun enorme snelheid problemen kunnen oplossen, waaraan men vroeger wegens te grote bewerkelijkheid praktisch niet kon beginnen of waaraan men zelfs In het geheel niet had gedacht. De analoge rekenmachine bootst mathematische functies en bewerkingen elektrisch na; een ander type, de digitale rekenmachine, kan in het tweetallig stelsel zeer ingewikkelde becijferingen uitvoeren. De bruikbaarheid hangt direct af van de snelheid waarmee hun "geheugen" werkt en van het aantal gegevens dat zo'n geheugen kan herbergen. Voor deze elektronische geheugens zijn reeds velerlei methoden beproefd, zoals speciale elektronenstraalbulzen met magnetisch materiaal of met secondaire emissie, zoals half-
212
gelelders, ferrietringen, ponsband en een magnetische trommel of band, welke laatste tot zeer grote snelheden in staat blijkt. De eerste rekenmachines waren zeer volumineuze apparaten, uitgerust met gewone elektronenbulzen. Men tracht zoals ook elders blj elektronlsche apparatuur, minlaturiserlng toe te passen door gebrulk van de veel kleinere haffgeleiders die weinig warmte ontwikkelen, gedrukte bedrading en verkleinlng der gebruikte onderdelen, zoals weerstanden, condensatoren enzovoort. Specialisten overwegen zelfs mlcrominiaturisering van het gehele digitate systeem. Beneden bepaalde afmetingen Is reparatie echter praktlsch nlet meer mogelijk en men zou bij storing de gehele eenheid moeten weggooien. Dit nu Is zeer kostbaar en daarom wll men deze eenheden van de rekenautomaat goedkoop In massaproduktie maken door een geheel automatische fabrlcage, die op haar beurt weer gestuurd en gecontroleerd wordt door rekenmachines. Programmeren, dat wil zeggen een probleem pasklaar maken voor machlnale verwerking, eist getrainde deskundigen en is buitendlen tijdrovend. Ook hier hoopt men elektronische hulpapparatuur of zelfs autocoderlng te ontwikkelen. Oat dergelijke machines snel salarls- en pensioenberekeningen kunnen uitvoeren Is U ulteraard bekend. Lljkt het U dan nog moeilijk voor die machines om ingewikkelde sterrekundige berekeningen uit te voeren, of correctles van optlsche Ienzen? Zij kunnen ook het gedrag simuleren van bijvoorbeefd denkbeeldige motoren en generatoren, zelfs onder extreme omstandigheden, en blj automatische fabricage het programma van handellngen van verschillende apparaten regelen en ook nog het resultaat controleren. Deze rekenmachines zljn reeds nu of in de nablje toekomst echter tot prestaties In staat die n6g meer tot de verbeelding spreken. lk denk hier bijvoorbeeld aan machlnale controle van cheques of, zoals in Zweden mogelijk is, aan het lnvullen van belastingblljetten, die dan echter wei weer elektronisch zulfen worden nagerekend door de inspecteur. Men kan deze apparaten zeer gecompliceerde opdrachten Iaten uitvoeren, soms beter en meestal veel sneller dan menselljk Intellect dit vermag, zoals bijvoorbeeld het lezen van gedrukte letters en het maken van vertalingen. De Russen zouden reeds een machine bezitten voor het vertalen van technisch Russisch in het Engels. Het is zeker, dat op verschillende pfaatsen in de wereld intensief aan deze vertaalmachines wordt gewerkt. Aan het geheugen van een vertaalmachine worden grote eisen gesteld, omdat daarin behafve een geheel woordenboek ook nog vele aanwijzingen over meerzinnig gebrulk en volgorde der woorden zullen moeten worden opgenomen. Op recente conferentles over rekenmachlnes werden mogelijkheden voor de naaste toekomst besproken waarvan lk U hier enige wil noemen. Men verwacht machines te kunnen maken die gesproken opdrachten zullen kunnen herkennen en analyseren en, na de opdrl'!cht te hebben ultgevoerd, het resultaat In spraak terug kunnen geven. Machines zulfen informatie kunnen sorteren, opbergen en afgeven. Daarbij denkt men bijvoorbeeld aan een automatisch bediende blbliotheek en een dito octrooibureau. Rekenmachlnes 213
worden nu reeds met andere elektronische of elektrische apparaten geintegreerd tot een complex stelsel, zoals voor het uitvoeren van reserveringen en boekingen van vliegpassages en treinreizen vanuit verschillende plaatsen in een land. Met een elektronlsch brein kan men vele vliegvelden uitsparen. Door deze apparaten wordt het mogelijk met behoud van de velligheid een belangrijk groter aantal vliegtuigen tegelijk in- en uit te loodsen, dan de gebruikelijke middelen toelaten. Dit is van toenemende betekenis bij het steeds !ntensiever gebruik der luchthavens en bij de hoge snelheden der straalvllegtulgen. Hier corrlgeert en stuurt een rekenmachine aan de hand van voortdurende radarwaarnemingen de geprojecteerde vlucht. Aan dit stelsel worden uiteraard eisen gesteld van uiterste nauwkeurlgheid en betrouwbaarheid. Slechts enkele mogelijkheden der elektronische rekenmachines heb ik voor U opgesomd, waaruit U echter misschien toch reeds enigszins een lndruk :wit hebben kunnen krljgen van de werklng, die deze technische geesteskinderen van de mens in de toekomst op de menselijke samenleving zullen gaan uitoefenen. Wij maken sinds het einde der 18e eeuw een dramatische wljziging mee van de menselijke samenleving, een duidelijke wisseling van tijdperk in de ontwikkeling van de mensheld. Van een aloude beschavlng, rustende op een terrltoriale gebondenheld, zijn we In enkele generaties geevolueerd naar een era van wetenschap en techniek, waarin afstanden zijn gereduceerd tot verwaarloosbare grootheden. Van deze era mag de elektrotechnlek een typische exponent worden genoemd. De geschiedenls der elektriclteit is er een voorbeeld van hoe het door de Schepper aan de mens gegeven vermogen tot reflexie, gestuwd door verwondering en een schijnbaar overbodige drang tot begrljpen, geleid heeft tot de verovering en het gebruik van natuurkrachten die, primitieve voorstellingen eliminerend, van de mens een voortdurende herorienterlng vraagt van het denken in het materiele en zelfs in het geestelijke vlak. Met de elektriciteit heeft de mens aan de natuur een medium met zeer bijzondere transportkwaliteiten ontworsteld, dat als het ware de functie vervult van slagaderen, die energie voortstuwen tot In de fijnste haarvaten van onze leefwereld en daar Iicht, beweging en warmte als levendmakende krachten ter beschikking stellen. lmmers, hoeveel plaatsen kwamen niet tot ontwikkeling, hoeveel Ieven en welstand werd niet gebracht tot in de uithoeken van een land, aileen door de simpele aansluitlng aan het net van een krachtcentrale, het hart der elektriciteitsvoorziening? Hoe blijkt ook niet de elektriciteit een samenbundelende werklng te kunnen uitoefenen, door de functie te vervullen van een waar zenuwstelsel in de wereld van vandaag. Verlenglng en lntensivering van onze zintulgen, zenuw- en hersenfuncties door ver-horen en ver-zlen, door afstandmeting, signalerlng en besturlng en door informatleverwerking, als regaling, automatie, lezen, rekenen, oplossen en corrigeren, beslissen en vertalenl ••• Moderne transportmiddelen hebben een revolutie in de individuele actieradius van de mens teweeggebracht. Door de mogelljkheden der elektrlsche communicatiemiddelen is elk indivldu potentieel actief en
214
passief tegelijkertijd aanwezig aan het geheel van zeeen en continenten, co-extensief met de gehele aarde. In de evolutie van de mens zal de intensieve wisselwerking der afzonderlijke individuen tot gevolg hebben een krachtenconcentratie van het bewustzijn, die volgens de visie van Teilhard de Chardin door een groeiende toenadering der geesten in korte tijd grote invloed zal gaan uitoefenen op de verdere ontwikkeling van mens en samenleving. Zou diin de noodzakelijke arbeid van het routine-intellect steeds meer door machines worden overgenomen, ons aldus meer tijd latend voor fantasie en creatief denken, dan zou men de grootste verwachtingen mogen koesteren van het meest onverwachte. lk dank U voor Uw aandacht.
215
Dies natalia 28 april 1961
"Over de werktulgkunde en de Technlsche Hogeschool te Eindhoven". Rede, ultgesproken door prof. dr. ir. W. L. H. Schmid, h.t. waarnemend rector magniflcus
Mijne heren curatoren, Mijne heren, /eden van de senaat, Dames en heren, /eden van de wetenschappelijke, de technlsche en de admlnlstratleve staf, Dames en heren studenten, en voorts Gij allen, die door Uw aanwezigheid van Uw belangstelling blijk geeft.
Zeer geachte toehoorders, Het senaatslid dat wordt aangewezen om de traditlonele diesrede te houden, geniet het het voorrecht te mogen spreken over wat hem het meest heeft geboeid op zijn eigen vakgebled. Die persoonlijke relatie tot zijn onderwerp leidt er nlet zelden toe, dat hij een geheel persoonlijke visie geeft op een door hem verwachte of wenselijk geachte ontwikkellng. Wanneer vandaag iemand voor U staat, mede in verband met zijn lldmaatschap van het bestuur van een technische afdeling, mag het U niet verwonderen dat hlj tot op zekere hoogte ook spreekbuis wll zijn voor die afdellng. Zonder de leden van de afdeling der werktuigbouwkunde te betrekken in de verantwoordelijkheid voor wat gezegd gaat worden, wll ik graag vooraf hen en ook verscheidene Delftse collega's danken voor hun bijdragen tot de vorming van mijn inzicht. lk wil nu Uw aandacht vragen voor enkele beschouwlngen over de werktulgkunde en de Technische Hogeschool te Eindhoven. In de gidsen van deze hogeschool zowel als in die van haar oudere zusterinstelling en van de hogere technische scholen zult U vergeefs zoeken naar het vak .,werktuigkunde". Toch geven bel de hogescholen volgens de wet gelegenheid tot het behalen van het diploma van werktulgkundlg lngenleur. Deze situatie laat vermoeden, dat een rulmer gebied essentieel behoort tot de werktuigkunde dan wat als werktuigbouwkunde wordt gedoceerd. En inderdaad, in de afdellng wordt meer geoefend en onderwezen dan werktuigbouwkunde. Het is daarom bepaald merkwaardig als men In advertentles, zelfs voor de afdellng der werktuigbouwkunde van een der Nederlandsche technische hogescholen, vraagt om werktulgbouwkundlg lngenieurs terwljl men zoekt naar een lngenieur met de vorming, het inzicht en de kennis van de rechtmatige bezitter van het diploma van werktuigkundig ingenieur. Aanvaard moet worden, dat de wetgever naar Delftse traditle de afdeling met de naam der werktuigbouwkunde heeft aangeduid. De benaming werktuigkunde was voor hem blijkbaar nog belast met de herinnering aan een gelijknamig vak blj het middelbaar onder219
wijs. Daarin werden, naast een uiterst schematische kennis van enkele werktuigen • meest eenvoudige hefwerktuigen • de beglnselen der technische mechanlca behandeld op vaak bljzonder verdlenstelijke wijze. Met dankbaarheid en eerbied denk ik terug aan de lessen In dit vak, die ik op de H.B.S. mocht ontvangen van wijlen ir. F. J. Vaes, In werktuigkundige kring vooral bekend als een docent met eigen visie aan de avondopleiding van de academia voor beeldende kunsten en technische wetenschappen te Rotterdam. lk zal straks gelegenheid hebben nog lets over zijn werk In herinnering te brengen. Geleldelijk aan Is uit het genoemde middelbare onderwijs In de werktuigkunde het technische aspect meer en meer verdrongen en sinds jaren wordt de benaming werktuigkunde er niet meer voor gebruikt, maar noemt men het vak mechanlca. Onder deze omstandlgheden meen ik vrij te zijn de benamlng werktuigkunde te gebruiken voor het geheel van de eigen vakgebieden van de werktuigkundig ingenleur. lk zal nu de zaak nlet moeten doortrekken tot in het ridicule en rustlg moeten erkennen dat de werktulgkundig lngenieur wellicht meer nog dan sommige andere soorten ingenieurs - verscheidene takken van wetenschap moet beoefenen en allerlei werkzaamheden moet verrichten die men niet onder de werktuigkunde kan rangschlkken. Zo zal hij als elk academlcus zich kunnen noch willen onttrekken aan de beoefening van de wijsbegeerte en van de maatschappijwetenschappen. In de In 1955 gepubliceerde resultaten van de door het Konlnklijk lnstltuut van lngenleurs gehouden enqu~te betreffende de opleiding tot werktuigkundig ingenieur werd vanuit de Industria de meeste nadruk gelegd op twee tekorten: aan algemene vorming en aan kostenbesef. De hogeschool moet naast haar onderwljs in zulver werktulgkundige vakken ook haar bljdrage daaraan leveren; dat is bepaald van meer belang dan menige werktuigkundige bijzonderheid. Onder de werktulgkunde als zodanig vallen deze dlngen niet en de afdeling der werktuigbouwkunde is voor haar oplelding en voor een deel van hear wetenschappelljk werk aangewezen op veel hulp vanult de groep docenten voor de geesteswetenschappen. In niet mind ere mate steunt zij voor haar eigen werktulgkundige wetenschap op de onderafdelingen voor wiskunde en voor natuurkunde voor deze hulp- en baslsvakken. Nu de onderafdellngen van de afdellng der algemene wetenschappen of uit haar voortkomende nieuwe afdelingen eigen lngenleurstypen gaan vormen - technlsch natuurkundige, wiskundlge en bedrijfskundige - vertrouwen wij dat juist daardoor het hierbij betrokken deel van het wetenschappelljk corps aan de eerste drle technische afdelingen en aan hun studenten nog meer steun zal kunnen geven. Nu toch zullen de betrokken groepen kwalltatlef en kwantltatlef nog sterker kunnen worden en dit zal de verzwaring van hun opdracht meer dan compenserenl
Graag zou ik uitvoeriger spreken over het belang van de bedrijfskundige aspecten en van de mathematische hulpmiddelen voor de werktuigkundige wetenschapsbeoefenlng en lngenieurswerkzaamheid. Maar het wordt tijd om mij tot mijn onderwerp te bepalen: de werktuigkunde en de Technische Hogeschool te Eindhoven. lk wil nu eerst lets zeggen over de werktulgkunde in ruime zin. Zij bepaalt van de afdeling der werktulgbouwkunde, haar wetenschapsbeoefening en samen met gezichtspunten die voor elke academische ingenieursoplelding Het is het geheel van de werktuigkundige ingenieurswetenschap die ons
het arbeidsveld haar opleiding, moeten gelden. bindt.
Voor het ingenieurswerk is kenmerkend de technische verwerkelijking, het bouwen, dus toch de werktulgbouwkunde, en evenzeer de mechanische technologie. Maar v66rdat wij aan het ontwerpen en vervaardlgen kunnen denken moeten wij lets van het werktuig hebben begrepen, hoe het werkt als samenstel van onderdelen, in hun vaste en beweeglijke verbindingen, met doorleiding en overdracht van krachten, met de bewegingsverhoudingen, met de doorgave van arbeid, met stromen van energie, als mechanische energie in de gassen en vloeistoffen in stromingsmachines, als warmte en chemische energie in warmtekrachtmachlnes en in werktuigen en toestellen voor de chemische industria. Bij dit alles is het werktuig zelf driedimensionale stoffelijke werkelijkheid. De werktuigkunde is een vak van deze zichtbare wereld, van het tijd-ruimtelijke en tastbare. De eerste opleiding voor werktuigkundig ingenieur werd ingesteld bij de wet op het middelbaar onderwijs, die in 1863 de Koninklijke Akademie tot opleidlng van Burgerlijke lngenieurs met in gang van 1 juli 1864 omzette in de Polytechnische School. Maar de docent die het meest eigen deel van die opleiding moest verzorgen, werd benoemd als leraar in de werktuigbouwkunde en de kennis van werktuigen. Deze docent was A. Huet, de man wiens naam Ieder werktuigkundig ingenieur kent, al was het aileen maar omdat de Delftse studievereniging, het Gezelschap ,leeghwater", hem als haar oprichter vermeldt in al haar brieven en uitgaven. Ook geniet hij de zeldzame eer dat ,zijn dankbare leerlingen" een monument voor hem hebben opgericht. U vindt dit te Delft in het Kalverbos. Uit zijn talrijke geschriften zijn allerlei aanhalingen mogelijk die steun geven aan opvattingen waarvoor men thans nog warm kan lopen. lk laat het vandaag bij een enkele. In 1878 zegt hij in een vergadering van het Koninklijk lnstituut van lngenieurs '): "Laten de aanstaande ingenieurs naar een universiteit gaan om er wiskunde, natuurkunde, scheikunde, mechanica en staathuishoudkunde te leeren en laat er hen tevens de nieuwe letteren beoefenen in den tijd, die hun overblijft. Maar Iaten zij bovenal hart en verstand vormen, door den omgang met personen buiten hun eigenlijk vak werkzaam. Laten zij daar kennis maken met hen, die later in geheel andere rigting werkzaam zullen zijn en er alzoo naar streven om meer en meer den naam van ingenieur tot symbool te doen zijn van algemeene ontwikkeling, vereenigd met grondige kennis van een speciaal vak".
1)
TiJdschrift van het Koninklijk lnstltuut van lngenleurs 1877/'78. vierde atf'evering, eerste gedeelte. Notulen van de vergaderlng van 9 april 1878. Bijlage 22. De technlsche opleiding van den lngenleur.
221
Huet voelde zich geheel aileen voor de taak gesteld een beeld te ontwerpen van een wetenschappelijk verantwoorde opleiding en, aansluitend bij de beperkte mogelijkheden die hij aantrof, te streven naar de noodzakelijke verruiming hiervan. Zijn doorzettingsvermogen leidde tot een voortgaande uitbouw en ontwikkeling van de eerste opzet. Het schijnt dat zijn strijdbare natuur hem tot een wijze van voordragen van zijn wensen bracht die door het hoogste beleidscollege der school niet kon worden gewaardeerd. In zijn biografie 1 ) wordt dit als reden genoemd voor het feit, dat men hem pas na22jaren dienst als leraar ter benoeming tot hoogleraar voordroeg. Bij zijn benoeming in 1864 was het ongetwijfeld een winstpunt, dat juist de werktuigbouwkunde afzonderlijk werd genoemd. Vandaag, bijna een eeuw later, lijkt het dienstig meer aandacht te vragen voor wat de werktuigkunde daarbuiten omvat. Aan de hand van gegevens, grotendeels ontleend aan geschriften van Huet, schets ik U iets van de ontwikkeling van het academisch onderwijs in de werktuigkunde in Nederland. Aan de Koninklijke Akademie tot opleiding van Burgerlijke lngenieurs werd aanvankelijk slechts "verklaring van de zamenstelling en uitwerking van onderscheidene werktuigen" gegeven onder het hoofd "werktuigkunde" of "praktische werktuigkunde". Huet noemt dit later- terecht- "Kennis van werktuigen". Hij vermeldt- in een publikatie in 1874 2 ) - de dan gangbare splitsing van de algemene werktuigkunde in drie delen, namelijk de kennis van werktuigen, de werktuigleer en de werktuigbouwkunde. Spijtig merkt hij op, dat bij de voorbereiding van de omzetting van de Delftsche Akademie in de Polytechnische School de werktuigbouwkunde aanvankelijk was vergeten en voorts, dat de werktuigleer niet in de wet werd genoemd. Om aan te geven, wat hij onder deze werktuigleer wil verstaan, verwijst Huet naar het werk van Zeuner te Zurich en van Grashoff te Karlsruhe. Hij noemt een dergelijke werktuigleer de "fysiologie der werktuigen". Zijn eigen hoofdtaak vindt hij in de werktuigbouwkunde en hiervoor ziet hij Redtenbacher als kenmerkende figuur. Deze oude onderscheiding in drieen vind ik in verhelderde vorm terug in de intreerede van Veenstra 3 ), die spreekt over feitenleer en systematische analyse en deze beide ziet als voorbereiding voor constructie in ruime zin. Aan de Polytechnische School ontbreken aanvankelijk in het werktuigkundig onderwijs niet aile aspecten van de werktuigleer, maar het duurt tot 1876 eer zij formeel wordt genoemd bij de aanstelling van Ravenek als leraar. In 1879 wordt deze reeds hoogleraar en krijgt hij mede de kennis van werktuigen te doceren. In de loop der jaren gaan hoofdstukken van de werktuigleer over in han den van docenten voor werktuigbouwkunde, voor kennis van werktuigen en voor mechanica, en welhaast onopgemerkt verdwijnt de aanduiding werktuigleer uit de programma's. Het is hettijdvak waarin de werktuigen in groepen worden ingedeeld en voor elk groepsgebied een beperkte theorie wordt ontwikkeld, terwijl de mechanica buiten de kring der werktuigkundigen komt te staan, vrijwel los van 1)
Nleuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel VI, bladz. 818 e.v., uitg. 1924.
2)
De werktuigbouwkunde en hare beoefening. Delft. J. Waltman Jr., 1874.
3)
Prof. dr. P.C. Veenstra -
222
Fundamenteel en toegepast, analyse en constructie -
Eindhoven 1958.
de toepassing In de werktuigkunde. De ontwikkeling te Delft heeft wei aangetoond dat onder welke naam dan ook ·lets als de werktuigleer de brug moet vormen tussen vermeend steriele theorie en vermeend ambachtelijke toepassing; thans is daar een weloverwogen opbouw van afdeling en onderwijs berelkt, waarvan wij te Eindhoven slechts met grote schroom op enkele punten lets afwijken. Het komt mlj voor, dat ook In de werktulgkunde geen scherpe schelding mogelijk is tussen zuiver theoretische grondslagen, fundamenteel wetenschappelijk onderzoek gericht op min of meer te voorziene ontwlkkelingen, theoretische of experlmentele bestudering gericht op het oplossen van een concreet probleem en praktische toepasslng in ruim of nauw verband van een en ander bij de voorbereiding en uitvoering van ingenieurswerken. Wei moeten voor een veel omvattend vak als de werktuigkunde in ruime zin onderscheiden leerstoelen worden lngesteld met de vooropgezette bedoeling dat bij de ene de theorie, bij de andere de stoflelijke verwerkelijklng de meeste aandacht krijgt, maar aile leden van het gemeenschappelijk corps voor de werktuigkunde zullen ervan doordrongen moeten zijn dat zij hun onvermijdelijk eenzijdlge taak uitvoeren binnen een veelomvattend geheel. In deze geest zou ik belangrijke delen der natuurkunde- met een sterk accent op de toepassing, maar niet los van de theorie - willen annexeren als grondslagen der werktuigkunde. Willen anderen de werktuigkunde in haar geheel als toegepaste natuurkunde zien, dan heb ik daartegen geen overwegend bezwaar, mits zij In het woord "toegepaste" al die aspecten der technische verwerkelijking leggen, die ons nu juist als werktuigbouwers zo sterk boeien. Voor de studenten acht ik het samengaan van natuurkunde, mechanica, mechanlsche technologie en werktulgbouwkunde noodzakelijk om hen te vormen tot volwaardige werktuigkundig ingenieurs. Uit dit oogpunt zou ik kunnen wensen dat de hoogleraren voor deze vakken niet over twee afdelingen verdeeld waren. Maar andere, zwaarwegende argumenten overtuigen ook mij van de noodzaak deze scheiding te aanvaarden. Door actieve interafdelingswerkgroepen voor materiaalkunde, voor warmte en stroming, voor kernfysica en kerntechniek en voor mechanica wordt het gevaar van te los naast elkander werken bezworen. En de mogelijkheid om bij de eindstudie Ieiding te krijgen van samenwerkende hoogleraren en stafleden van beide afdelingen kan voor de studenten het besef van de samenhang tot levende werkelijkheid maken. Vier onderdelen der natuurkunde vragen meer in het bijzonder om een uitwerking die is toegespitst op hun belang voor de werktuigen en moeten als grondslagen der werktuigkunde in nauw verband met de algemene werktuigkunde worden bestudeerd en gedoceerd. Het is goed, dat onze studenten ult de mond van de natuurkundige geleerden uit de afdeling der algemene wetenschappen horen wat de plaats van deze onderdelen in de algemene natuurkunde Is. Maar het is van de natuurkundigen wei heel veel gevraagd, zich volkomen in te Ieven in de geesteshouding die noodzakelijk is voor vruchtdragende beoefenlng der werktulgkunde. Als zij dat doen, maken zij zlchzelf tot werktuigkundigen 223
en kunnen zij door hun mede-fysici nauwelijks meer als natuurkundige geleerden worden erkend. De afdeling der werktuigbouwkunde heeft tot haar grote vreugde zowel voor de werkplaatstechniek als voor de warmtetechniek een leerstoel bezet kunnen krijgen door een universitair opgeleid fysicus. Beide fysici hebben zich - Ieder op zijn wijze - gericht op een belangrijk deel der werktulgkunde; de afdellng heeft in verband daarmede nlet geaarzeld hen als echte werktuigkundigen te erkennen. De zoeven bedoelde vier op deugdelijk theoretlsch en ook experimenteel natuurkundlg fundament rustende hoekstenen der werktuigkunde worden hier aangeduid als: a. de technische materiaalkunde; b. de technische mechanlca; c. de technische stromingsleer; d. de technische warmteleer. a. De technische materiaalkunde moet de werktuigkundige zich eigen maken om te weten welke verwachtingen hij mag koesteren van zijn materialen, zowel bij de vormgeving als in het zijn functle vervullende werktuig. In navolging van de Delftse traditie werd tot dusver aileen voor de metaalkunde een leerstoel in de afdeling der werktuigbouwkunde opgenomen en krijgt het staal- als nog steeds het meest voor werktuigen gebrulkte materiaalde grootste aandacht. Wij mogen echter de ogen niet sluiten voor het felt dat andere metalen en hun legerlngen, en evenzeer keramische en synthetisch verkregen materialen snel worden ontwikkeld en in de werktuigen meer en meer toepassing behoren te vinden. Zoals men kan weten wordt ook binnen de afdelingen der algemene wetenschappen en der scheikundige technologie materiaalkunde beoefend en is door de voorzitter van de eerste de diesrede in 1959 gewijd aan het belang van de materiaalkunde en uitdrukking gegeven aan de door velen uit onze kring besefte wenselijkheid van een opleiding tot materlaalkundig ingenieur. lk hoop, dat de ontwikkeling buiten de afdeling der werktuigbouwkunde meer en meer mogelijkheden zal bieden tot veel materiaalkundige steun bij de beoefening van de werktulgkunde. Waarschljnlijk zullen niettemin voorstellen moeten worden gehandhaafd tot vermeerdering van het aantal leerstoelen voor materiaalkunde binnen de afdeling der werktuigbouwkunde, niet in de laatste plaats om de eigen benaderingswijze die hier wordt gevraagd. Voorop staat voor de werktuigkundige de vraag naar de gebruikseigenschappen van ter beschlkking staande materialen en de waardering hiervan bij de verwerking en blj de vervulllng van de uiteindelljke functie. Maar het is vaak nlet gemakkelljk om numerleke gegevens te krijgen in zodanige vorm, dat zij een duidelijk inzicht geven in de sa men hang van eigenschappen die voor de bewerking en voor de uitelndelljke functie hat meest belangrijk zijn. Bekend Is, dat de meest gebruikelijke opgaven van leveranciers van staal slechts moeizaam interpretatle toelaten als het gaat om lasbaarheid of om de te verwach-
224
ten sterkte bij herhaalde belasting. Van vale zijden worden nieuwe beproevingsmethoden voorgesteld, maar uiteraard worden deze niet gemakkelijk algemeen aanvaard. Behalve In de mechanlsche elgenschappen stelt de werktulgkundlge belang In de structuur en samenstelling van het materlaal. Door zljn ingrljpen, bijvoorbeeld blj gieten en lassen en ook bij forcerende bewerklngen, kan hlj deze mede beinvloeden. De werktuigkundige kan over het algemeen nlet de tljd vinden om zowel over grote breedte als tot op grote dlepte studie te maken van de materialen. Hij zal algemeen beg rip moeten hebben van de grondslagen der materiaalkunde, maar afgezlen van enkele dingen die betrekkelljktoevallig binnen zijn werkkrlng geregeld aan de orde zijn, het meeste moeten overlaten aan materlaalkundigen van verschillende andere opleidingen. Bij dezen vlndt men echter slechts zelden veel belangstelllng voor vraagstukken van technische mechanlca en dlt heeft ertoe geleid dat het onderzoek naar de eigenschappen der materialen in verband met spanningen en vormveranderingen een gebied van vee! bemoeienls van werktuigkundige is geworden. In dlt verband mag worden vermeld, dat de laboratoria voor metaalkunde en voor technische mechanica aan daze Technlsche Hogeschool ten nauwste samenhangen en dat bijvoorbeeld het vermoeiingsonderzoek aan proefstaven en aan constructle-elementen in een ruimte wordt verricht. b. De technische mechanica heeft vanouds het zwaarst gewogen als grondslag derwerktuigbouwkunde en de Delftse hogeschool heeft ten deze een naam gevestigd over de hele wereld.lk wil hier aileen noemen mijn onvergetelijke vroegere chef, prof. dr. ir. F. K. ·rh. van lterson, die ook als directeur van de Staatsmijnen in Limburg voor zijn medewerkers docent en voorbeeld als technisch-wetenschappelijk werker bleef. Ook deze grote droeg het merkteken van zijn tijd. Met vreugde zag hij, dat er na zljn vertrek uit Delft anderen kwamen die weer op andere wljze Delft maakten tot een centrum van het hoogste niveau voor de beoefening der mechanlca. Met dankbaarheld wordt daar ook door ons wetenschappelijk corps steun gezocht. Voor een eigen bijdrage tot de ontwlkkeling der werktulgkundlge wetenschap hecht de groep te Eindhoven het grootste gewlcht aan synthase van experimenteel onderzoek en analyse en wijdt zij bij voorkeur haar krachten aan experimenten en rekenwijzen die voor het ontwerp van werktuigkundige constructies en constructle-elementen van dlrecte betekenis zijn. En ook de collega die vanuit de afdellng der algemene wetenschappen de mechanica doceert, wil naast zijn fundamentele studies zlch blj de samenwerking met de werktuigkundigen Iaten leiden door de betekenis voor de toepassing in de werktuigkunde. Welke zijn nude hoofdstukken uit de mechanica die voor de werktulgkunde van bijzonder belang zijn? Een centrale plaats nemen in de werktulgkunde de mechanismen in en deze vragen op de eerste plaats om toepassing van de bewegingsmeetkunde of klnematica. Hler mag lk nog eenmaal ir. Vaes noemen, die reeds in de vorlge eeuw de strijd Is begonnen voor in de werktuigkunde toegepaste kinematica. Dlt was nog v66r het verschijnen van het tweede deel van de klassleke "Technische Klnematik" van Franz Reuleaux. Ook mag ik niet onvermeld Iaten dat collega Landberg 225
te Delft vele jaren geleden onder de benamtng "leer der mechanismen" een nieuwe opzet heeft ingevoerd. Op de door hem gelegde grondslag wordt aan belde technische hogescholen voortgebouwd. De beginselen der kinematica worden ook te Eindhoven vanuit de afdeling der algemene wetenschappen gedoceerd; de toepassing en enkele bijzondere onderwerpen mogen hoogleraren in de werktuigbouwkunde ter hand nemen. Maar de bewegingsvormen zijn slechts een eerste, noodzakelijk te bestuderen kant van de mechanlca binnen de werktuigkunde. Onmlddellijk hlerop aanslultend rijzen vragen naar het krachtenspel in evenwichtsen In bewegtngssltuatles. Statica en dynamlca moeten dan ook niet minder aandacht krijgen, zowel wat hun grondslagen betreft als In hun toepassing op werktuigkundlge vraagstukken. De doorleiding van de krachtwerking door de werktulgonderdelen brengt ons tot de problematlek van spanningen, vormveranderlngen en breukgevaar. Volgende hoofdstukken worden dus spanningsleer en vormveranderingsleer, gekoppeld door slechts experimenteel voor de onderscheiden materialen bepaalbare relaties. De zogenaamde uitgebreide wet van Hooke blijkt voor vele materialen binnen ruime grenzen een alleszins voldoende benadering te zijn en de op de bedoelde llneaire betrekkingen steunende mathematlsche veerkrachtsleer behoort door Ieder academisch gevormd werktuigkundige te zijn bestudeerd en in haar meest belangrijke consequenties te worden doorzien. Nadere uitwerking in toepassing op een aantal standaardbelastingsgevallen en op enkele bljzondere vraagstukken mag niet achterwege blljven. Door de veerkracht in de onderdelen is elke werktulgkundige constructie vatbaar voor verscheldene vormen van trilling. Die trilling kan ongewenst zijn en moet dan binnen de perken gehouden worden, maar ook kunnen mechanische triilingen een nuttige toepassing vinden in de triliingstechniek. Daarom dient iedere werktuigkundige vertrouwd te zijn met de gecombineerde toepassing van dynamica en veerkrachtsleer in vraagstukken over mechanische triliingen. De materlaalkunde en de mechanica moeten samen te hulp worden geroepen voor het opsporen en interpreteren van grenzen van geldigheid van de uitgebreide wet van Hooke en voor het vinden van de bulten deze grenzen geidende wetten en dan weer van de grenzen van geldigheid daarvan, met als onherroepelijk laatste de breukgrens. Voor staal is de plasticlteitsleer reeds ver uitgewerkt. Zij gaat uit van de onderstelling van zgn. ideaal-plastisch gedrag bij belasting tot de vloeivoorwaarde van Huber-Hencky, die door van lterson werd teruggevonden in een brief van Maxwell aan William Thomson van 18 december 18561). 1)
Origin of Clerk Maxwell's electric Ideas, as dficrlbed In familiar letters to William Thomson, edited by Sir Joseph Larmor, Cambridge 1937, biz. 31.
226
De plasticlteitsleer vormt een onmlsbare grondslag bij sommlge berekeningen van statlsch belaste constructies. De meningen lopen uiteen, in hoeverre men statisch belaste constructies, bijvoorbeeld staalconstructles, tot hat gabled van de werktuigkundige mag rekenen. Maar hij zal toch niet voor elke ondersteunlng van anderen afhankelijk kunnen zijn. Ook moet hij op zijn minst de beginselen van de plasticlteitsleer in haar meest eenvoudige vorm In zich hebben opgenomen, wil hij begrip hebben van wat er gebeurt bij onderdelen met voorspannlng. Nlet ultgegloeide lasnaden geven hiertoe bijvoorbeeld onvermljdelijk aanleiding. Er is aile aanleiding om voor materialen met niet-linealre karakteristiek toepassingen der mechanica uit te werken. Dlt ligt ulteraard meer in de lijn van de vrlje studle van de hoogleraren en hun medewerkers dan in het veld van inzicht en kennis dat algemeen aan studenten moat worden overgedragen. Tot hiertoe is een allerminst volledige opsomming gegeven van wat de werktuigkundige staf van de Technische Hogeschool op het gabled der mechanica ter hand zal moeten nemen. lk heb slechts enige onderwerpen genoemd die m.i. van het meeste belang zijn voor aile studenten voor werktuigkundig ingenieur en waarop de hoogleraren voor mechanica en andere werktuigkundige vakken hun aandacht primair will en richten. De ontwikkeling der natuurkunde heeft het voor de fyslci weinig aantrekkelijk gemaakt zich bezig te houden met een nadere uitwerking van de mechanica In een vorm die werktuigkundig lngenieurs thans nodig hebben. En hoe belangrijk men ook aile andere as pecten van de moderne natuurkunde moat achten, voor de werktuigkundige opleiding blijft de toepasbare lngenieurswetenschap en de vormlng van In de mechanische Industria brulkbare ingenieurs hat eerst nodige. De natuurkundlgen zoeken de principiele antwoorden op de vragen welke de mechanica' aan de natuur moat stellen. De technische mechanica moat vanuit de formulering van die prlncipiele antwoorden wiskundige en experlmentele methoden ontwikkelen om op vragen naar het te verwachten gedrag van werktuigen en andere constructies onmiddellijk bruikbare antwoorden te kunnen verschaffen. Daze uitwerklng ten dienste van de werktuigkundige wetenschap is een gabled dat alreeds te uitgebreld Is om door een enkel geleerde in zijn geheel te worden beheerst; aan de hogeschool te Eindhoven wordt ook de technische mechanica als een dar meest fundamental a gedeelten dar werktulgkunde gedoceerd en beoefend en zijn er onderscheiden leerstoelen voor ingesteld binnen de afdeling der werktuigbouwkunde. c. De technische stromingsleer kan men ook als een bijzondere tak van de technische mechanica zlen. Zij is echter van zo grote betekenls binnen de werktulgkunde en is zo eigen wegen gegaan, dat wij haar een eigen plaats toekennen. Over haar kan In gelijke geest worden gesproken als zojuist over de mechanica. Ook de technische stromingsleer is een zelfstandig deal dar werktuigkunde. De werktuigkundige studle omvat made de beschouwlng van wat er in stromingswerk-
227
tuigen met gassen en vloeistoffen gebeurt, terwijl ook de smering met gasvormige, vloeibare en deegachtige stoffen slechts op grond van de stromingsleer voor wetenschappelijke behandeling toegankelijk wordt. Niet ongenoemd blijven mag voorts het verband tussen stromingsverschijnselen en warmte-overdracht, een samenhang waarvoor de ogen van vele Nederlandse werktulgkund!gen door prof. van lterson geopend zijn 1). Een aanwljzlng voor de nauwe verbondenheid tussen stromingsleer en werktulgkunde is wei, dat de enige docent die voor de stromingsleer - als onderdeel der natuurkunde - aan deze hogeschool verbonden Is, ook waarneemt voor een leerstoel voor de werktuigbouwkunde, die nog niet kon worden bezet. Het wordt een minimum geecht binnen de afdellng een leerstoel te bezetten voor de kennls der stromingsmachlnes, zowel opwekkers van stroming als door stroming bewogen werktuigen. De stromlngstechniek is van een betekenis, die hogere verlangens kan rechtvaardigen. d. De technlsche warmteleer Is het vierde gabled der natuurkunde dat een zodanige op de techniek gerichte ontwikkeling heeft doorgemaakt dat het tot de technische wetenschap mag worden gerekend. In felte is dit reeds lang aan de Technische Hogeschool te Delft ingezien, waar hoogleraren in de werktulgbouwkunde colleges over technische thermodynamica en over warmte-overdracht voor hun rekening hebben genomen. Daar zowel als hier wordt - met goede redan- de eerste grondslag gelegd door hoogleraren in de natuurkunde en wordthierop voortbouwend • in de afdeling der werktulgbouwkunde een vrij ver gaande, direct op de warmtetechniek gerichte uitwerking gegeven. Misschlen zouden vraagstukken betreffende verbranding ook hier in Eindhoven nog meer aandacht verdienen dan hun van werktuigkundlge zijde gewoonlijk ten deal valt. Geachte toehoorderessen en toehoorders I De opsommlng en toelichting van de grondslagen van de werktuigkunde vergde vrij veel tljd. In de verdere ultwerklng van mijn denkbeelden over de werktuigkunde zal dit echter voordeel opleveren. Volgens algemeen gebruik wordt de toegepaste werktuigkunde in twee - wellicht nog lets te veel gescheiden - groepen van colleges en oefeningen voor de studenten ultgewerkt. En de spreker van vanmiddag is zich bewust dat althans hijzelf te weinig aandacht geeft aan wat Veenstra bewerkingskunde heeft genoemd. Deze bewerkingskunde is in het bijzonder aan de eerstbedoelde groep, ook wei onder de benaming mechanische technologie, toevertrouwd. De collega's van die kant maken zich nauwelijks aan een soortgelijke eenzijdigheid schuldig. Zij geven de nodlge aandacht a an de andere aspecten, die van functie en constructie van de werktuigen, welke de hoofdschotel vormen van wat als werktuigbouwkunde in het onderwijsprogramma staat. Over de eerste groep zal ik - mij op voor mij te glad ijs gevoelend • weinig zeggen. De 1)
Prof. ir. F~K.Th. van lterson -
"De lngenleur" 1926, No. 17.
228
Oe warmte-overgang van vaste llchamen op turbul~nt s:tromende vloeistoffen -
lntreeredes van de collega's Veenstra en De Beer mogen ten deze in herinnering worden geroepen. Zoals de laatste 1) kon wijzen op een ontwlkkeling van het onderwijs In de mechanlsche technologle van fenomenologlsche beschrljvlng naar analytische behandeling en naar experlmentele en synthetlsche ontwlkkeling voor zijn vakgebied, zo is eveneens voor de werktuigbouwkunde een dergelijke ontwlkkeling aan te wijzen. Ook aan de bultenlandse technische hogescholen werd en wordt het onderwijs in de werktuigbouwkunde vaak nog te veel gesplitst naar de soorten werktulgen waarmee de docenten in hun praktijk zich onvermijdelijk min of meer eenzijdig hebben beziggehouden. Ten onrechte kon bij studenten de mening postvatten, dat bijvoorbeeld scheepsstoomwerktulgen zozeer verschillen van land machines, zuigerpompen van zuigercompressoren, centrlfugaalpompen van waterturbines, dat zij praktisch los van elkaar moeten worden bestudeerd en dat deskundigheid aan de ene kant ongeschikt maakt voor werk aan de andere kant, zodat er lets moet mlslopen als een constructeur van landmachlnes zlch gaat wagen, aan het ontwerp van een scheepsmachine. Oat dit een misvatting was, bewezen de besten zoals mijn leermeester, wijlen prof. Jr. G. Brouwer, hoogleraar voor vaste zulger· stoomwerktuigen te Delft. De door hem ontworpen scheepsmachines waren voortreffelijk en zlj worden met goede red en ook nu nog gebouwd. Nu moet men uit mijn woorden vooral niet verstaan, dat de Elndhovense werktulgkundigen zich inbeelden als eersten te hebben ingezien dat de werktuigbouwkunde meer als een geheel kan worden beoefend en gedoceerd! Wij hebben dit van oude en jonge Delftse collega's geleerd, en gezien hoe daar stelselmatlg vernleuwingen in het onderwijs worden ingevoerd. Weer kan het goed zijn te volstaan met het noemen van een naam, die van wljlen prof. ir. B. Kroon. Deze had kort voor zijn overlijden op zich genomen een samenvattend college .,algemene werktuigbouwkunde" voor de ingenieursstudie samen te stellen en allen die thans aan werk in de hier verdedlgde richting meebouwen, weten dat zij zijn voetspoor volgen. Uiteraard is er wei aanleiding om op verschillen tussen allerlei werktuigen te wijzen en kan nlet zonder meer alles vanuit een gezichtspunt worden afgedaan. AI ons werk draagt lets van het compromis in zlch. Terwijl wij ons beijveren om de sa menhang te zlen en aan de studenten te tonen, zal toch vooreerst de scheiding blijven bestaan tussen enerzijds colleges in de mechanische technologle en oefenlngen in de werkplaats en anderzijds colleges In de werktuigbouwkunde en oefenlngen In het construeren. Van de genoemde vier grondslagen wordt aan beide kanten gebrulk gemaakt. Stromingsleer en warmteleer komen voornamelijk pas na het eerste stadium tot hun recllt blj de werktuigbouwkunde, hoewel de warmteleer toch al dadelijk ten tonele verschljnt als men zijn waarnemingen bij de metaalbewerking overdenkt. De materiaalkunde komt al vroeger meer onder de aandacht enerzijds onder het aspect 1)
Prof. lr. C. de Beer -
lngenleur en vakman In de metaalbewer1dng -
d.B. Wolters, Gronlngen. 1959,
229
van de bewerkbaarheid, bij de mechanlsche technologle, anderzijds blj de beoordeling van de functlevervulling, bij de oefeningen op de tekenzaal. De eerste ronde van colleges in de werktulgbouwkunde stelt het geheel sterk in het Iicht van de vormbepaling en van de mechanica. Het lijkt goed de studenten de werktulgen primair te Iaten zien als samenstel van doelmatig gevormde onderdelen met vaste en be· weeglijke verbindingselementen, waarin onder bepaalde snelheidsverhoudingen krachten werkzaam zijn. Hier is nauwe aansluiting mogelijk op stereometrie, op bewegingsmeetkunde die tot kinematica wordt, als men de constellaties der flguren rangschikt volgens een parameter die men tijd noemt, op statica, dynamica, spanningsleer, elasticiteitsleer, plasticlteltsleer en op breuktheorle, zowel blj enkelvoudlge als bij veelvuldige en eventueel met ulteenlopende lntensltelt herhaalde belasting. In de eerste inleiding in de werktulgbouwkunde moeten de verschillende eigenschappen van velerlei constructlematerialen natuurlijk ter sprake komen, maar warmte en stroming kunnen - behalve bij behandeling van het hoofdstuk smering - wat op de achtergrond worden gehouden. De eerste ronde omvat nlet meer dan zes semesteruren, maar vlndt belangrijke aanvulling in de instructies op de tekenzaal. Hier wordt ook sterk de binding gelegd met wat in oefeningen in de werkplaats en in de laboratoria voor materiaalkunde is ervaren en in de colleges op deze gebieden kan zijn beluisterd. Ook mag erop worden gewezen, dat de totaal zeven semesteruren college in de technlsche mechanica gedurende de eerste drie semesters een sterk werktulgkundlg karakter hebben, zodat bij de colleges en oefenlngen in de werktulgbouwkunde vele zaken van principieel belang nog maar in de herlnnerlng behoeven te worden geroepen om de studenten tot beg rip van de toepasslng te Iaten komen. Nadat in de eerste ronde onderdelen en eenvoudlge toestellen en mechanismen de studenten nader zijn gebracht, moeten deze onzes inziens in detweede ronde in aanraking komen met enige hoofdgebieden van werktuigkundige techniek, ook reeds In de laboratorla, maar vooral in constructleve oefenlng en door samenvattende belichtlng in colleges. Deze colleges behoeven niet alles te brengen wat de student terzake zlch elgen moet maken. Verwijzlng naar in dit stadium voor hem leesbare lltteratuur vermeerdert de kans dat hij ook later tijdig naar geschikte litteratuur zal grijpen. Zo wordt voor elk gebled met een semesteruur college volstaan. Het zijn er in totaal vijf, waarvan er een elgenlijk nog een overgangsvorm vertoont. Over hefwerktuigen en staalconstructies wordt namelijk vooral gesproken om enkele in de eerste ronde niet opgenomen algemeen-werktuigkundige beginselen aan de orde te kunnen stellen. Verder gaat het in de tweede ronde dan over zuigermachlnes, roterende machines, warmtetechniek en over het stoombedrijf in het bljzonder. In deze reeks colleges en oefeningen wordt welnig steun gezocht bij mechanica die uitgaat boven hetgeen hiervan In het derde semester Is behandeld. De colleges over stoombedrijf, warmtetechnlek en stromingswerktuigen sluiten nauw aan op de juist daarv66r te volgen colleges over warmte- en stromingsleer. Niet lang na het kandidaatsexamen wordt het gemeenschappelijke deel der werktuigkundige studie afge-
230
sloten. Voor het ingenleursexamen mo.et dan - behalve bij enkele uitzonderlijke afstudeerrlchtlngen - dleper worden doorgedrongen In een beperkt deal der werktulgkunde. Hlerin kan de mechanlca of een der andere drle genoemde grondslagen een rulme plaats innemen, ook als het hoofdonderwerp in de werkplaatstechniek of In de werktuigbouwkunde wordt gekozen en zeker als men medewerkt aan een onderzoek in een der laboratoria. Dames en Heren, ik hoop U een lndruk te hebben gegeven van de wljze waarop m.l. de aanstaande werktulgkundig lngenieurs doelmatlg kunnen worden lngeleid in de vakken die samen de werktuigkunde vormen. Waar ik vandaag het voorrecht genlet U te mogen vragen Uw belangstelllng te richten op wat mij het meest boelt, mocht ik, sprekende over de werktuigkunde en de Technlsche Hogeschool, veel tijd bested en aan zaken waarvoor ik gaarne In het strljdperk treed. Twee punten wil ik nog aanvoeren. Uit het voorgaande zoudt U - als U niet al lang beter wist • kunnen concluderen dat de werktuigkundige zich aileen maar bemoeit met beweeglijke constructies. Oat het anders is, laat zich moe!lijk verblnden met assoclatles die het woord "werktulg" opwekt. Maar om niet al te zeer in conflict te komen met de feiten zullen wij verzoend moeten geraken met een rulmer opvattlng van "werktulgkundig" en "werktuigkunde", dan de term "werktuig" suggereert. lk tracht nlet een redelijk sluitende omschrijving te geven, maar wil eenvoudigweg onder "werktuigkunde" en "werktuigkundig" omvat weten alles wat de werktuigkundlg lngenieur hier te Iande tot zijn eigen vakgebied rekent. Dan vallen onder de werktuigkunde zeker ook de stoomketels en evenzaer de toestellen voor de chemische lndustrie, de pijpleidingen, de staalconstructles van de hefwerktulgen en transportlnrlchtlngen. Maar nlet de staalconstructles van gebouwen en bruggen, zelfs nlet beweeg!ijke klappen daarvan en beweeglljke hoofddelen van stu wen en slulzen I Deze liggen op het tradltioneel eigen terre in van de clvlel ingenieur. Voor de werktulgkunde aan deze hogeschool en voor de ontwikkeling der gehele instelllng is het m.i. te wensen dat een opleiding wordt toegevoegd die deze nauw aan de werktuigkunde grenzende onderwerpen omvat naast onderwerpen ult de sfeer der clvlel en bouwkundlg ingenieurs die misschlen lets verder af llggen van de "werktuigkunde". lk mag hier ook even aanstippen dat door Nederlandse aannemers een premie van f 100.000,- is uitgeloofd voor de eerste verwerkelijking van een soortgelijke opleiding. Wei een bewijs, dat het bedrijfsleven behoefte gevoelt aan zulke lngenieurs! Maar winstbejag is niet academlsch In de goede zin die dit woord kan hebben en is hler ook niet in het spel. De premle kan namelijk niet door een van de bestaande hogescholen worden gewonnen maar wordt voorgehouden aan de steden die wedijveren om &en der volgende binnen hun veste te krijgen. Aan het elnde van mijn toespraak gekomen wil ik nog eens getuigen van mijn eigen relativisme ten aanzien van het belang van het betoogde en opmerken dat ik voornamelijk heb gesproken over enige aspecten van de werktuigkunde, die voor mij persoonlljk in mijn werk te Delft en Eindhoven zwaar hebben gewogen. Maar ik besef zeer wei, dat voor
231
velen "de natuurkunde en deze technische hogeschool" of "de wiskunde en deze hogeschool" en zeker ook "de maatschappijwetenschappen en deze hogeschool" belangrijker is. lk meen dat hier geen rangorde behoeft te worden vastgesteld. Het een zowel als het ander moet voldoende aandacht hebben. Het is, dunkt mij, niet aileen het recht, maar juist ook de plicht van elke afdeling, onderafdeling of groep van nadere vakgenoten om de betekenis van de aan haar zorg toevertrouwde gebieden van opleiding en onderzoek met klem naar voren te brengen. De coordinatie moet worden gezocht in onderling overleg, ook in het eigen beleidscollege van de senaat, ook met het college van curatoren. Hier liggen mogelijkheden van spanning en tussen onderscheiden opvattingen. Maar deze zullen kunnen worden verdragen en onze gehele hogeschool zal zich gunstig kunnen blijven ontwikkelen als in ons allen doorwerkt een geest van onbaatzuchtige toewijding aan onze plicht, een geesteshouding waarvan rector Dorgelo ons het lichtend voorbeeld heeft gegeven. Zo mage het zijn dat wij door onze houding zijn gedachtenis blijven eren.
232
Publlkaties van hoogleraren en wetenschappelijke medewerkers, verschenen in het tijdvak 1956-1961
A.
Afdeling der algemene wetenschappen
Geesteswetenschappen
Alblnsky, M. De onderwijzer en de cultuuroverdracht. Diss. Nljmegen. Assen, van Gorcum, 1959. Herhaalarbeid en de werkende mens. Sociale Wetenschappen, jrg. 3, no. 4, jull 1960, pp. 288/310. Albinsky, M. en Wattel, A. Enkele bedrijfseconomische aspecten van het personeelsbeleid ten aanzlen van de uitvoerende arbeld. Maandschrift Economle, jrg. 25, afl. 2, nov. 1960, pp. 88/96. Bakker, d. J. M. Taal en publiciteit. 34e Nederlands Congres te Gent, 21-5-1960. Neerlandia 64, 1960, pp. 67/70. Tijdverschijnselen als achtergrond van assimilatie. Ned. Ver. voor Fonetische Wetenschappen, 7-6-1960. Accentverschijnselen In straatnamen. Onza Taal (1960), no. 8. Nieuwe woorden. De groeikracht van het Nederlands. Genootschap Onze Taal, 13-5-1961. Danll:lls, M. d. M. Bedrijfspsychologie en maatschappelijke ontwikkeling. lntreerede T.H.E., 25-3-1960. Uitg.: Dekker & van de Vegt, Nijmegen. Onaangepaste mensen In het bedrijf. Uitg. van de Nederlandse Vereniging van Bedrijfspsychologie, (1960). Handleiding voor het gebrulk van de serie geluidsfllmstroken ,De Man in het midden". Uitgave van het Technlsch Film Centrum, Den Haag. (in samenwerking met anderen). Oldendorff, A. Mens en Arbeid (In samenwerking met anderen). Uitg.: Het Spectrum, Utrecht (1957). Mensen onder elkaar. Uitg.: Het Spectrum, Utrecht (1958). Bazen in de industria (in samenwerking met anderen). Uitg.: C. 0. P., Den Haag (1959). Aanpassingsproblemen In de industria. Uitg.: Katholiek Nationaal Bureau voor Geestelijke Gezondheidszorg, Utrecht (1959). 235
Waarom is voorlichtlng in deze tljd nodlg? (In samenwerking met anderen). Nood en Mentalitelt, (1959). De maatschappelijke vorming van de ingenieur. De Raadgevende lngenieur (vol. 3 van het maandblad van de Orde van Raadgevende lngenieurs), 1960. De sociale gevolgen van de arbeidsti]dverkorting (pre-advies voor de Koninkll]ke Maatschapplj voor Nijverheid en Handel, Haarlem),1960. De nlet-technische vakken in de ingenleursopleiding. De lngenieur (ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de sectie bedrijfsorganlsatle van het K. I. V. I. (1960). Handleiding voor het gebruik van de serie geluidsfllmstroken .,De Man In het midden". Ultgave van het Technlsch Film Centrum, Den Haag. (in samenwerking met anderen).
Steenkamp, P. A. J. M. Verdeeldeverantwoordelijkheid In ons maatschappelijk bestel.lntreerede T.H.E., 21-10-'60.
Tellegen, F. Ph. A. Zelfwording en zelfverlies in de arbeid.lntreerede T. H. E., 4-11-1958, uitg. Waltman, Delft. Wonen en bouwen. Volkshulsvestlng,]rg.10 (1958), pp. 9/15. Overweglngen over ,Dienst". Binnenlands Apostolaat, jrg. 9 (1958), pp. 2/29. Verdraagzaamheid en God-ontkennend Humanlsme. Ter Elfder Ure , ]rg. 6 (1959), pp. 97/108. De student: vak, beroep en persoon. Dux, ]rg. 26 (1959), pp. 69/76. Macht over onze macht. Soclale Wetenschappen, ]rg. 2 (1959), pp. 93/102. Bezinning op Communicatie. Tljdschrlft voor Maatschappelijk Werk, jrg, 13 (1959), pp. 93/102. Het bedrijf en wij. Rulmte, jrg. 1 (1958-1959), no. 4, pp. 68/79. Mens en Gemeenschap In tweeerlei zin. Lerlng en Leiding, jrg. 27 (1959), pp. 255/262. Over Studlum Generale. Unlversltelt en Hogeschool,]rg. 6 (1960), pp, 357/362. Samen Ieven in een technlsche tijd. Tijdschr!ft voor Opvoedkunde, jrg. 5 (1959-1960), pp. 65/82. De vraag naar de rol van de b-wetenschappen in de cultuur. Wetenschap en Samenleving, jrg.13 (1959), pp. 77/81. Vrljwilllger en deskundige in de lectuurvoorzienlng. Mens en Boek,jrg.11 (1959),pp.137 /143. Wonen, bouwen, plannen. Goed Wonen, jrg. 13 (1960), pp. 358/359.
Wattel, A. Wat1el, A en Albinsky, M. Enkele bedrljfseconomlsche aspecten van het personeelsbeleid ten aanzien van de uitvoerende arbeid. Maandschrlft Economie, jrg. 25, afl. 2, nov. 1960, pp. 88/96.
Wemelsfelder, J. In de voorhof van het jaar 2000. Jntreerede T. H. E., v. d. Wiel Ultg. Mlj, Arnhem, 1959. The short term effect of the lowering of import duties in Germany. The Economic .Journal: Quarterly Journal of the Royal Economic Society, 1960. 236
Welfare und tariff preferences. Weltwirtschaftllches Archivi Zeitschrift des lnstituts fOr Weltwirschaft, Heft II, 1960. Verhindern Unterschiede in der Wirtschaftspolitlk den Abbau der Handelsschranken? Schrlftenreihe zum Handbuch fOr Europalsche Wirtschaft, Heft 15, Verlag August Lutzeyer, Baden Baden- Bonn, 1960. Standortprobleme der Europaischen Industria: lnleiding voor Gustav Stresemann lnstitut te Frankfort am Main, uitgegeven aldaar in 1959. Parlement en Economie (met replieken). Economisch Statlstische Berlchten, 1960. De Nederlandse Loonpolitiek. Maandblad voor Gemeenteadministratie, 1960. Pressure groups and economic unity. Journal of Commerce/Annual journal on problems of trade and commerce issued by the University of Toronto, 1960. Zoethout, D. A. C. De moderne talen van het technlsche bedrijf. lntreerede T. H. E., 18-12-1959.
Wiskunde en Mechanlca.
Albada, P. J. van Albada, P. d. van, Laman, G. en Lint, d. H. van. On the hermitean product of ordered point sets on the unit circle, Michigan Math. J. 7 (1960), pp. 245/250. Albada, P. d. van, en Lint, J. H. van. On a recurring process In arithmetic. (verschijnt in Nieuw Archief voor Wiskunde).
Alblas, J. B. Empirie en formalisme. I ntreerede T. H. E., 12-5-1959. On the three-dimensional water wave motion, generated by a vibrating dock. Simon Stevin 34 (1960), pp. 68/87. On the torsion of a cylindrical bar with slits. Proceedings Kon. Ned. Akad. Wet. B, 64 (1961), pp. 47/55. On the diffraction of sound waves in a heat-conducting viscous medium. Rapport afdeling wiskunde en mechanica der T. H. E., 1961. On some linear extensions of Hooke's law. Rapport afdellng wiskunde en mechanica der T. H. E.,1960. On the general theory of thermo-elastic friction. Rapport afdeling wiskunde en mechanica derT. H. E.,1961. Boer, J, H. de The multiplicity theory for specialized fields. Diss. Groningen. 11-7-1958. Bouwkamp, C. J, Over de berekenlng van het magnetisch veld van een cirkelvormige stroomkring. Rapport 1957-1, sectie wiskunde, T. H. E.,1957.
237
Bouwkamp, C. J., Duijvestijn, A. J. W. en Medema, P. Catalogue of simple squared rectangles of orders nine through fourteen and their elements. Department of mathematics, T. H. E.,1960. Bouwkamp, C. J., Duljvestijn, A. J. W. en Medema, P. Tables relating to simple ~quared rectangles of orders nine through fifteen. Department of mathematics and mechanics, T. H. E., 1960. Bruijn, N. G. de A converse of Cauchy's fundamental sequence theorem. (verschijnt in Simon Stevin). Hamaker, H. C. Toegepaste statistiek. lntreerede T. H. E., 20-5-1960. Laman, G. On automorphisms oftransformationgroups of polynomial algebras. Diss. Leiden,S-7-1959. Laman, G., Albada, P. J. van, en Lint, J. H. van. On the hermitean product of ordered point sets on the unit circle. Michigan Math. J., 7 (1960), pp. 245/250. Lint, J. H. van Een blik in de getaltheorie.lntreerede T. H. E., 20-11-1959. Lint, J. H. van, Albada, P. J. van, en Laman, G. On the hermitean product of ordered point sets on the unit circle. Michigan Math. J., 7 (1960), pp. 245/250. Lint, J. H. van, en Post, K. A. A problem in Hilbert space. Proceedings Kon. Ned. Akad. Wet. A 63 (1960), pp. 409/411. Lint, J. H. van, en Albada, P. J. van. On a recurring process in arithmetic, (verschijnt in Nieuw Archief voor Wiskunde). Approximation durch Teilsummen von Reihen posltlver Glieder. (verschijnt in Colloquium Mathematicum). Peremans, W. Dlepte In de wiskunde.lntreerede T. H. E., 4-11-1958. Peremans, W. en Seidel, J. J. On null vectors of certain semi-definite matrices. Simon Stevin, 33 (1959), pp.101 {105. Het doel van het onderwijs in de wiskunde bij het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs. Euclides, 36 (1961), pp.145/164. De keerzijde van de voorultgang, (verschljnt in Handelingen van het 37ste Nederlands Natuur- en Geneeskundig Congres). Post, K. A. Post, K. A. en Lint, J. H. van. A problem in Hilbert space. Proceedings Kon. Ned. Akad. Wet. A63 (1960), pp. 409/411.
238
Seidel, J. J. Afstandsmeetkunde. Euclides 33 (1958), pp.161/165. Wiskunde en technlsch hoger onderwijs. lntreerede T. H. E., 25-2-1958. Seidel, J, J. en Peremans, W. On null vectors of certain semi-definite matrices. Simon Stevin, 33 (1959), pp. 101 /105.
Veltkamp, G. W. De wiskundlg ingenieur.lntreerede T. H.
E., 26-5-1961.
IJzeren, J. van A note on the useful properties of Stuvel's index numbers. Econometrica, 26 (1958), pp. 429/439. A note on an additive property of natural numbers. Amer. Math. Monthly, 66 (1959), pp. 53/54.
Natuurkunde Bouwhuis, G. J, Bouwhuis, G. J. en Leeden, P. van der. Tentative rules for shearing stresses in particulate fluidized beds. Appl. Sci. Res. section A, vol. 10.
Braun, G.
z.
Braun, G. Z. en Los, J. Op zoek naar de onbekende, een speurtocht door het oerwoud van de algebra. Uitg. W. de Haan N.V., Zeist - N.V. Standaard Boekhandel, AntwerpenBrussei-Gent-Leuven.
Leeden, P. van der Leeden, P. van der, en Bouwhuis, G. J. Tentative rules for shearing stresses in particulate fluidized beds. Appl. Sci. Res. section A, Vo1.10. Leeden, P. van der, Poulis, J. A. en Massen, C. H. Magnetic measurements on Mn compounds. Appl. Sci. Res. section B, vol. 9,133,1961. Voordracht gehouden op de eerste dies natal is. T. H.-Mededelingen jrg.1, no. 4,1957. Bouw en Bouwplannen van de T. H. E., De Jngenieur, no 30, 1960. Enkele aspecten van het bouwen voor de Technische Hogeschool te Eindhoven. Universitelten Hogeschool, jan.1961, no. 3, jrg. 7.
Massen, C. H. Massen, C. H., Leeden, P. van der, en Poulis, J. A. Magnetic measurements on Mn compounds. Appl. Sci. Res. section B, vol. 9,133,1961.
Poppema, 0. J, Gebarsten spiegel, verhelderd beeld. lntreerede T. H. E., 14-10-1960. 239
Poulis, J. A. Poulis, J. A., Leeden, P. van der, en Massen, C. H. Magnetic measurements on M11 compounds. Appl. Sci. Res. section B, vol. 9, 133, 1961. Rademaker, 0. Uit de keuken van de regeltechniek. lntreerede T. H. E., 29-1-1960. Dynamic measurements on a tall turbogrid tray column. International Symposium on Distillation (24th Meeting of the European Federation of Chemical Engineering), Brighton, May 1960. New developments in analysis instrumentation on the continent of Europe. Openingstoespraak 6e I. S. A. Instrumental Methods of Analysis Symposium, Montreal, June 1960.
Slotboom, J. G. Het minimum.lntreerede T. H. E.,H-2-1959. Steenland, M. J. Steenland, M. J., Postma, H., en Miedema, A. R. The B-asymmetry of polarized 52 Mn nuclei and the y-anlsotropy of aligned 165 Ho nuclei, Physica 14 (1958) S 155. Steenland, M. J., Postma, H. en Miedema, A. R. Very low temperatures obtained by indirect colling. Physica 24 (1958) S 180. Steenland, M. J., Beun, J. A., Miedema, A. R. Magnetic susceptibilities of chromium rubidium alum below 1° K. Physlca 25 (1959) 399. Steenland, M. J., Miedema, A. R., Postma, H., Vlugt, Miss N.J. van der. Some experiments on heat transfer below 1"K. Physica 25 (1959) 509. In het domain der mllllgraden. lntreerede T. H. E., 3-11-1959. Vries, D. A. de Vuur, Iucht, water, aarde. lntreerede T. H. E., J. B. Wolters, Groningen, 17-3-1959. Vries, D. A. de, en Philip, J. R. Temperature distribution and moisture transfer in porous materials. Journal of Geophysical Research, 64, 1959, pp. 386/388. Vries, D. A. de, en Birch, J. W. The modification of climate near the ground by Irrigation for pastures on the Riverine Plain, Australian Journal of Agricultural Research, 12, (in druk), 1961. lnstituut voor perceptie-onderzoek Cohen, A. Het probleem van een hulptaal, lingulstisch gezien. Wetenschap en samenlevlng, jrg. 14, noS, 1960. Analyse en synthese van spraakklanken met bijzondere aandacht voor de tijdspatronen. Ned. Ver. voor Fonetische Wetenschappen, 5-11-1960. Analyse en synthese van Nederlandse klinkers. 24e Vlaams Filologencongres te Leuven, 6-4-1961.
240
Rltsma, R. J. Ritsma, R. J., Schouten, J. F. en Lopes Cardozo, B. Zur TonMhenempflndung. 3rd International Congress on Acoustics. Stuttgart,1959. Die Tonhllhenempfindung und das Residuum. 5. Tonmeistertagung Nordwestdeutsche Muslk-Akademiete Detmold,19-10-1960. Schouten, J. F. Reglung in Modulationssystemen. Beihefte zur Regelungstechnlk, Miinchen, 1959. lmpulsen In techniek en fysiologie. Technisch-Wetenschappelijk Tijdschrlft Kon. Vlaamse lngenleursver., jrg. 27, no.12, 1958. Subjective aspects of communication. lnformatiecursus te Varenna, 14-7-1958. De reikende hand. lntreerede T. H. E., 18-11-1958. J. B. Wolters, Gronlngen. Selectieve Arbeld. Symposium Kon. lnst. v. lng. over ,.Human Engineering", 21-11·1958. Steoreoperceptle en Menselijke Symmetrie. Tijdschrift van Ned. Radiogenootschap, dl. 24, no. 6, 1959. De methode in de verschillende wetenschappen. In: De gang der gedachte, negen voordrachten over de methoden In de Natuur- en Geneeskundige Wetenschappen. Den Haag, Nljhoff, 1960. De methodiek van het wetenschappelijk onderzoek. Mededelingen Dlrecteur Tuinbouw, jrg. 22, no. 9, 1959. De beoordellng van perceptieve en selectieve belastlng. Sociale Geneeskunde, vol. 37, no. 10, 1959. Mens en architectuur. Bond voor Nederlandse Architecten, 5-7-1959. Schouten, J. F., Lopes Cardozo, B. en Ritsma, R. J. Zur TonhOhenempfindung. 3rd.lnternational Congress on Acoustics. Stuttgart, 1959. Stuurkunde of cybernetica. Kon. lnst. voor lngenieurs, Den Haag, 16-12·1959. Temporal considerations in the human perception of pitch. Symposium ,.Cerebral systems and computer logic", Pasadena-Calif., 9-2-1959. On the laws governing the times needed for pin mounting as a function of diameter and tolerance. Ergonomic Research Conference, Cambridge - Engeland, 29-3-1960. De mens als perceptief wezen. Genootschap voor Natuur- Genees- en Heelkunde, Amsterdam, 3-5-1960. De menselijke aspecten van de codering. Industrial Inner Circle, Rekencentrum Philips, 8-5-1960. Der Reaktionsablauf belm Menschen. Fachtagung N. T. G.- V. D. E. Karlsruhe, 11-4-1961. Human Reaction Times and Their Electronic Measurements. Benelux Section I. R. E. den Haag, 6-4-1961.
241
B. Afdellng der werktuigbouwkunde
Aninga, J. B. Bedrijfsmechanisatie: mensen en werktuigen. lntreerede T. H. E., 2-12-1958.
Baks, A. Baks, A. en Schmid, W. L. H. Vertikaal transport met schroeftransporteurs. Polytechnisch Tljdschrift, uitgave A, jrg.16, nr. 4,10-2-1960, pp.169/174.
Beer, C. de lngenieur en vakman in de metaalbewerking. lntreerede T. H. E., 20-1-1959. Kinematische constructies. Polytechnisch Tijdschrlft, 15A, (1960), no. 7, pp. 309/312.
Bogaardt, M. Z6 zijn onze Atomen. Uitg. W. de Haan N.V., Zeist (1958). Lijnen van Reactorontwikkeling, deell, II en Ill. RCN-Bulletin, e, nr. 5, 6, 7 (1958). Normallsatie op het gebied van de Kernenergie. RCN-Bulletin, 2, no. 10 (okt. 1958). Background Dutch interests in nuclear ship propulison. RCN-Mededellng, no. 5 (1959). Atoomenergie en haar Toepassingen,1, no 5 (1959). Denken met de handen. lntreerede T. H. E., 26-5-1959. J. B. Wolters, Gronlngen. De Kerntechnlek vraagt de Aandacht. Onderzoek en ontwlkkeling ten behoeve van de kernenergle. Maatschapplj Belangen, no. 2 (febr. 1960). Betekenis van Appendages in de Kerntechniek. Bedrijf en Techniek, 15, no.353 (maart 1960). Bogaardt, M. en Laken, R. A. van der. De Lage Flux Reactor te Petten. De lngenieur, no. 43 (1960). Eerste daadwerkelljke bedrijfservaring met kernenergie in Nederland. De Kern (dec. 1960). Directe omzetting van warmte in electrlcitelt. Jaarboek 1960 van Dlligentia, Koninklijke Maatschapplj voor Natuurkunde. Dijksman, E. A. Dijksman, E. A., en Heiden, H. van. Kinematlsche constructie van het bepalen van de hoofdmetingen van topkranen van het Doppelenker-type. De lngenieur 1960, no. 19, pp. 107/115.
w
242
Dijksman, E. A. en Heiden, H. van. Naschrift op het artikel van prof. ir. G. Prins. De lngenieur1960, No.48, p. W251. Kinematische Analyse van vlakke mechanismen met gedwongen beweging. De lngenieur (1961), no. 2, p. W 1. Communication on Linkage Geneva Mechanisms. Proceedings of Institution of Mechanlca Engineers (1960) No.174, no. 21, p. 657. De stangenvierzijde als aandrljvingsmechanisme van het inwendig Maltezer kruls. (verschljnt in De lngenieur).
Haagh, J. H. M. Haagh, J. H. M. en Bogaardt, M. Heat Transfer Loops at the Technological University of Eindhoven. E. A. E. S. Symposium, Karlsruhe, (maart 1960). Heiden, H. van Heiden, H. van, en Dijksman, E. A. Kinematische constructie van het bepalen van de hoofdmetingen van topkranen van het Doppelenker-type. De lngenieur 1960, no~ 19, pp. w 107/115. Heiden, H. van, en Dljksman, E. A. Naschrift op het artikel van prof. ir. G. Prins. De In· genieur 1960, No. 48, p. W 251. Horowitz, A. De kunst van het uitvinden en de lngenieur. lntreerede T. H. E., 3-3-1959.
Lameris, H. De dode ketal is een levend ding. lntreerede T. H. E., 9-10-1959. Schmid, W. L. H. Schmid, W. L. H. en Baks, A. Vertikaal transport met schroeftransporteurs. Polytechnisch Tijdschrlft, ultgave A, jrg.16, no. 4, 10-2-1960, pp. 169/174. Over de werktuigkunde en de Technische Hogeschool te Eindhoven, Diesrede T.H.E., 28-4-1961. Seyffardt, A. L. W. Motoren in hetwegverkeer.lntreerede T. H. E., 19-11-1957.
Veenstra, P. C. Fundamenteel en toegepast, analyse en constructle. lntreerede T. H. E., 7-10·1958.
Vollenhoven,J.van Wlekslag en wentellng. lntreerede T. H. E., 4-12·1959.
Wateren, C. G. van der Convergerende wegen. lntreerede T. H. E., 20-1-1961. 243
C. Afdellng der elektrotechniek
Bremmer, H. Radlogolven verkennen onze dampkring. lntreerede T. H. E., 12-2-1960. Heetman, A. Communicatie en informatleverwerking. lntreerede T. H. E., 14-4-1961.
Horst, D. Th. J. ter Hoogspanning-Kortsluitlng. lntreerede T. H. E., 4-11-1960.
Jonker, J. L. H. Geboorte en Groel der Elektrotechniek. Diesrede T.H.E., 28-4-1960. Knot, K. S. Ruis.lntreerede T. H. E., 17-12-1957.
Mulders, C. E. Mogelijkheden en beperkingen der elektriciteit. lntreerede T. H. E., 23-10-1959.
Trier, A. A. Th. M. van De spanning tussen het universele en het speciallstische aspect van het technisch hoger onderwijs.lntreerede T. H. E., 13-5-1958.
(Verdere publikaties zijn opgenomen op een afzonderlijk inlegvel).
244
D. Afdeling der schelkundlge technologle
Bellaart, A. C. Onderzoek van in Nederland gekweekte rhabarberwortel. Pharmaceutisch weekblad, 9S, (1958), 1077. Bellaart, A. C. en Koningsberger, C. The position of the glucose unit in synthesized rhein monoglucoside. Rec. trav. chlm. P. B. 79 (1960), 285. Bellaart, A. C. en Koningsberger, C. A synthesis of 1-hydroxy-8-methoxy-antraqulnonen3-carboxylic acid. Rec. trav. chlm. P. B. 79 (1960),1289. Bellaart, A. C. en Konlngsberger, C. Glucosldes of 1-hydroxyanthraqulnonen 3-carboxyllc acid and 3-hydroxy-1-methylantraquinone. Rec. trav. chim. P. B. (ter perse).
Bosschart, R. A. d. Bosschart, R. A. J. en Wyatt, R. Erhartung und Zersetzungerscheinungen von Beton, Zement, Kalk, Gips, 1961 (wordtgepubllceerd).
Breederveld, H. The reaction of N, N-dimethyl- and N-diethylaniline with silicon tetrabromide. Rec. trav. chlm. 78 (1959), 589. The chemistry of the N-alkylaldimines. I. The reaction of N-alkylaldimlnes with acetic anhydride. Rec. trav. chim. 79 (1960), 401. The chemistry of the N-alkylaldlmines. 11. The reaction of N-propylpropanaldlmlne with some acid chlorides. Rec. trav. chim. 79 (1960), 1197. The interaction of dialkylaminosilanes with carbon disulphide. A novel reaction In organosilicon chemistry. Rec. trav. chim. 79 (1960), 1126. De reactle van N-alkylaldiminen met azijnzuuranhydrlde. Lezlng gehouden voor de Konlnklljke Nederlandse Chemische Vereniglng, Utrecht, 1959. Breederveld, H. en Keulemans, A. I. M. Symposium over de toepassing van physlsche methodes in de organische chemie. Utrecht, 1960. De reactie van dialkylaminosilanen met kooldioxlde en met zwavelkoolstof. Lezing gehouden voor de Koninklljke Nederlandse Chemische Verenlglng, Amsterdam, 1960.
245
Dieteren, H. L. M. Onderzoek naar de structuur van enige aminobifenylen. Diss. T. H. E., 27-9-1960.
Drotschmann, C. Das Verhalten von Braunsteinelektroden in Trockenelementen des Leclanche-Typs. Electrochimica Acta, 4, no. 2 (1961). Enige gegevens over de EMK van het leclanche-element. Chemisch Weekblad, 66, pp.29/32 (1960). Nieuwe gegevens over het gedrag van lagere mangaanoxiden. Chemisch Weekblad, 56, pp. 754/757 (1960). The definition of Activity with reference to positive electrodes of galvanic cells. Batteries, 14, pp.3/5; 18/21 (1960). The Theory of the depolarization In Leclanche-type cells. Batteries, 14, pp. 27/32 (1960). The Potential of MnO,. Batteries, 14, pp. 69/72 (1960). The analytical determination of the electronacceptibility of manganeso (x) oxides. Batteries, 14, pp. 77/80 (1960). Phenomena occurlng at the electrochemical reduction of some oxides. Batteries, 14, pp. 89/95 (1960). Some data referring tot the chemical and electrochemical behaviour of lower manganese oxides. Batteries, 14, pp.128/131; 137/142 (1961). Die Depolarisation der Kathode in galvanischen Zellen. Lezing gehouden voor GrOndungsversammlung der Fachgruppe Technische Elektrochemie der G DC H, Stuttgart, 25-4-1960. (Referate in Angew. Chemie, Z. Elektrochemie, publiziert: Batteries, 14, pp. 49/50). Unsere heutigen Anschauungen Ober die Depolarisationsvorgange an positlven Elektroden. Braunsteln-Symposium Universitat Gottlngen, 13-4-1961. Drotschmann, C. en Wyatt, R. De titratle van hydrazinesulfaat met permanganaat. Chemisch Weekblad, 56, pp. 265/266 (1960). Drotschmann, C. en Wyatt, R. De invloed van Mno, op de corrosie van zlnk In Leclanche· cellen. Chemisch weekblad 1960, pp. 356/358.
Hoogland, d. G. Nleuwetaken voor de anorganlsche chemie.lntreerede T. H. E., 16-12-1958. Jaarrede ter gelegenheid van de 123e algemene vergaderlng van de Konlnklijke Nederlandse Chemische Vereniging op 22-12-1959. Chemisch Weekblad (1960), pp.110/113. Science fiction van een elektrochemicus. Voordracht gehouden ter gelegenheid van het 11e nationale congres voor elektrowarmte en elektrochemie. Electrotechniek, no. 1, jan. 1980, pp. 45/48. Jaarrede ter gelegenheid van de 125e algemene vergadering van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniglng (verschijnt In Chemlsch Weekblad).
Keulemans, A. I. M. Een hoofdstuk over Gaschromatografie voor de ,Enclclopedia del Petrolio et del Gas Natural!" te Rome. 246
Keulemans, A. I. M. en McNair, H. M. Techniques of Gas Liquid Chromatography. Hoofdstuk voor een boek over Gaschromatografle. (verschijnt volgend jaar). Het moderne analytisch onderzoek In de schelkunde. lntreerede T. H. E., 28-4-1959. Keulemans, A. I. M. en Breederveld, H. Symposium over de toepasslng van physische methodes in de organische chemle. Utrecht, 1960.
Koningsberger, C. Aspecten van het rijk van de koolstof. lntreerede T. H. E., 10..6-1958. Koningsberger, C. en Senden, K. G. van. Hydrolysis of benzylldine aniline in the presence of cetyl trimethyl ammonium bromide. Thetrahedron Letters, 1960, 7. Koningsberger, C. en Bellaart, A. C. The position of the glucose unit in synthesized rhein monoglucoside. Rec. trav. chim. P. B. 79 (1960), 285. Koningsberger, C. en Benaart, A.. C. A synthesis of 1-hydroxy-8-methoxyanthraquinone3-carboxylic acid. Rec. trav. chim. P. B. 79 (1960). Konlngsberger, C. en Bellaart, A. C. Glucosides of 1-hydroxyanthraquinonen 3-carboxyllc acid and 3-hydroxy-1-methylantraquinone. Rec. trav. chim. P. B. (ter perse).
Loon, W. van Onderzoek en Chemische lndustrle. lntreerede T. H. E., 29-10-1957.
McNair, H. M. McNair, H. M. en Keulemans, A. I. M. Techniques of Gas Liquid Chromatography. Hoofdstuk voor een boek over Gaschromatografle. (verschijnt volgend jaar). Perquin, J. N. J. De technologle der koolwaterstoffen. lntreerede T. H. E., 21-10..1958.
Posthumus, K. De schiftende school. Wending, 10, (1956). Overlading, rendement, studieduur. Universiteit en Hogeschool, 5, 338 (1959). Het numerieke rendement van het onderwljs in Nederland. Economisch-Statlsche Berlchten, 27-1-1960. Opleldingen voor doctorale examens aan een technische hogeschool. Universitelt en Hogeschool, 6, 300 (1960). Besplegeling over ,Mislukking en vertraglng van de studie". Unlversltelt en Hogeschool, 6, 378 (1960). Svante Arrhenius, 1859-1927, Nederlandse Chemlsche lndustrle, 15-3-1960. Gemeenschappelijke vraagstukken van middelbaar en hoger onderwijs. Verslag van het dertiende congres van leraren in de wiskunde en de natuurwetenschappen, gehouden te Utrecht op 25-4-1960. Jacht op de Jager. Universitelt en Hogeschool, 7, 5 (1960).
247
Prins, A. The effect of surface-active substances on a miscibility gap. The miscibility gap in the system water-phenol-cetyltrimethylammonium bromide (CET AB). Rec. trav. chlm. 79, 1811 (1960).
Rieck, G. D. Een halve eeuw structuuronderzoek van de vaste stof. lntreerede T. H. E.,11-8-1960.
Rletema, K. Vergrotingsproblemen in de proceslndustrle. lntreerede T. H. E., 15-1-1960. Schult, G. C. A. Chemle en Katalyse.lntreerede T. H. E., 2-6-1961. Schult, G. C. A. en Wyatt, R. Hydration of tricalcium and dicalcium silicate at room temperature. Proceedings of the fourth international symposium on the chemistry of cement, 1961. (wordt gepubliceerd). Schult, G. C. A. en Wyatt, R. Chemical reactions involving aggregate. Proceedings of the fourth international symposium on the chemistry of cement, 1961. (wordt gepubliceerd).
Schwarz, H. W. De Hydrolyse van benzalanlllne in waterige oplossingen van detergentla. Diss. T. H. E., 20-12-1960.
Senden, K. G. van Sanden, K. G. van en Koningsberger, C. Hydrolysis of benzylidene aniline In the presence of cetyl trimethyl ammonium bromide. Tetrahedron Letters, 1960,1. De invloed van amflflele verbindingen op organisch chemische reactles in waterig milieu. Diss. T. H. E.,11-11-1960. Senden, K. G. van en Jong, J. de. Catalase activity of mouse liver and its relation to the condition ofthe animal. Nature 188 (1960),1116.
Swaay, M. van Trace Analysis with a rotating hanging mercury drop. (verschijnt in Nature).
Wessels, E. C. Ruimtelijke bouw en eigenschappen van enige broomcyclohexaan derivaten. Diss. R. U. Leiden,18-1-1960.
Westerling, K. F. De oorsprong van het woord proteine. Chemlsch Weekblad, 55, no. 11 (1959).
248
Wyatt, R. Wyatt, R., Feis, R., Harmsen, E. J., Labruyere, W. Scheikunde voor H. B.S. en Gymnasium, deel Ill, 1959. Rekenmethode voortitratlekrommen en titratiefouten. ChemischWeekblad, 1958, pp.631/636. Wyatt, R. en Drotschmann, C. De titratle van hydrazinesulfaat met permanganaat. Che-misch Weekblad,1960, pp. 265/266. Wyatt, R. en Drotschmann, C. De invloed van het MnO. op de corrosie van zink in Leclanche-cellen. Chemisch Weekblad, 1960, pp. 356/358. Wyatt, R. en Bosschart, R. A. J. Erhartung und Zersetzungerscheinungen von Beton, Zement, Kalk, Glps.1961. (wordt gepubliceerd). Wyatt, R. en Schult, G. C. A. Hydration of tricalclum and dlcalcium silicate at room temperature. Proceedings of the fourth International symposium on the chemistry of cement, 1961 (wordt gepubllceerd). Wyatt, R. en Schult, G. C. A. Chemical reactions involging aggregate. Proceedings of the fourth international symposium on the chemistry of cement, 1961. (wordt gepubliceerd).
249
Promoties
Datum
Naam en tltel van het proefschrlft
Promotor
15-12-1959
ir. M. T. Vlaardingerbroek Small signal performance and noise properties of microwave triodes
dr. K. S. Knol
19- 1-1960
lr. L. Ongklehong The Hydrogen Flame Ionization Detector
dr. ir. A. I. M. Keulemans
17- 5-1960
ir. K. Relnsma Dosismeters voor het bepalen van Integrate doses in de medische rontgendlagnostiek
dr. H. B. Dorgelo
27- 9-1960
ir. H. M. L. Dleteren Onderzoek over de structuur van enige aminoblfenylen
dr. C. Koningsberger
11-11-1960
drs. K. G. van Senden De invloed van amflflele verblndlngen op organisch-chemlsche reacties in waterig milieu
dr. C. Koningsberger
20-12-1960
ir. H. W. Schwan De hydrolyse van benzalaniline in waterlge oplosslngen van detergentia
dr. C. Konlngsberger
25- 4-1961
lr. Tan Tiong Oen Contribution to the synthesis of stabilizing transformers and RC circuits In electric machinery arrangements
dr. ir. d. G. Nlesten
253
Studentenstatistiek
Studenteninschrijvingen in de achtereenvolgende jaren
Jaar
Eerste jaars
Tweede jaars
Derde jaars
Vlerde jaars
Totaal
246
1957-1958
246
1958·1959
311
212
1959-1960
305
265
190
1960-1961
367
258
231
523 760 177
1033*
* per 25-5-'61 257
Eerste inschrljvlngen
Cursus Afdeling/Onderafdeling
1957-1958
1958-1959
1959-1960
1960-1961
46
Technische natuurkunde Werktuigbouwkunde
80
107
115
106
Elektrotechnlek
88
99
101
117
Schelkundige techno! ogle
75
100
85
91
3
5
4
7
246
311
385
367
Enkele lessen
Total en
* per 25-5-'61.
*
Geslaagden propaedeutische examens
Afdeling/Onderafdeling
juli 1958
jan. 1959
juli 1959
jan. 1960
juli 1960
Technische natuurkunde
jan. 1961
2
Werktuigbouwkunde
24
10
41
20
54
14
Elektrotechniek
37
13
40
19
48
22
Scheikundige technologie
39
6
44
29
36
17
100
29
125
68
138
55
Total en
N.B. In de kolommen zijn tevens zij vermeld die na een nader onderzoek geslaagd zijn. Het aantal geslaagden van de examenperiode januari 1961 is bijgewerkt tot en met 25 mei 1961. 259
Geslaagden kandidaatsexamens
jan. 1960
Afdeling/Onderafdellng
febr. 1960juli 1960
Technlsche natuurkunde
sept. 1960jan. 1961
febr. 1961juli 1961
4
2
Werktulgbouwkunde
7
13
11
Elektrotechnlek
6
17
21
Scheikundlge technologie
4
14
19
12
17
44
55
15
Total en
N.B. In de kolommen zijn tevens zij vermeld die na een nader onderzoek geslaagd zijn. Het aantal geslaagden is bljgewerkt tot en met 25 mel1961.
Lijst van geslaagden voor het kandidaatsexamen
Naam
Voornamen
Kuijpers
13. 2. 1935 Borkel 29. 6. 1939 Jacob Marla van Amsterdam 24. 8-1936 Johannes Egidlus Vught Johannes Antonius Anna van der 25 - 8- 1934 Breda Roelof Maarten 15- 2-1939 Breda Marinus Antonius 17- 2- 1937 Helmond Wilhelmus Henricus 7- 6- 1939 Maria van den Nuenen Thomas Gerardus 3- 7 -1935 Bergeljk Johannes Hermanus 1 - 12 -1933 Haaksbergen 3- 2- 1934 Benedictus Hubertus van de Apeldoorn 13- 4 -1936 Robert Simon Breda Charles Josephus Stephanus 7- 4-1940 Djakarta (Ind.) Jozef Maria Antonius 3- 5- 1939 Eindhoven Plater 24- 7 -1939 Raamsdonkveer Hendrlk Louis Mathilde van 23- 8-1934 St. Gilles (b) Johannes Henricus Reinier 23- 4 -1940 Marie Maasniel Dirk 31 - 3- 1933 Vlissingen Hubertus Michael Joseph 19 - 3 - 1939 Blitterswijk Karel Joseph 20- 2 -1935 Leeuwarden
Nieuwland Rooijackers Wulp Erenstein Engels Heuvel Gljsbers leemreis Wijngaert Deelder Hamilton Jansen Ros Duijse Elst Grootjans Reijnen Brinkmann
*met lof
Wilhelm us
Geb. datum en plaats
Afdellng c.q. onderafd.
Datum exam en
22. 1 • 1960
E
22. 1 • 1960
E
22- 1 • 1960
E
22- 1 -1960
E
23. 1 - 1960
w
23- 1 -1960
w
23- 1 -1960
w
23- 1 - 1960
w
23- 1 - 1960 *
w
23- 1 - 1960
w
24- 2-1960
*
T
24- 2-1960
T
24- 2- 1960
T
24- 2- 1960 *
T
29- 2-1960
w
29. 2-1960
w
29- 2-1960
w
29- 2- 1960
w
16- 3- 1960
w 263
Naam
Voornamen
Geb. datum en plaats
Datum exam en
Haan
Jan Willem de
16- 3-1960
T
Leljendeckers
Petrus Henricus Hubertus
17- 3-1960
w
Klpperman
Antoon Herman Maria
4- 4-1960
E
Haanen
Theodorus Wilhelmus Maria
13- 4 -1960
T
Gall
Adelbert Antoon Maria
2- 5- 1960
E
Polak
Magiel Mathijs
2- 5- 1960
E
Barwegen
Johannes Hubertus Maria
10- 5- 1960
w
Baggen
Johannes Gerardus
16- 5-1960
w
Bouwhuis
Gerrlt Jan
Berg
Wlllem Bonno van den
4- 6-1960 3- 2- 1961 8- 6- 1960
E N T
Dljkstra
Johannes Henricus Wilhelmus
8- 6 -1960
T
Bont
Gerardus Christlanus de
7- 7- 1960
T
Broekhuijsen
Robert Marius
7- 7-1960
T
Dljk
7- 7-1960
T
7- 7-1960
T
Kirchner
Hendricus Josephus Antonius van Adrianus Albertus Wllhelmus Andreas Will em
7- 7-1960
T
Kruip
Paul Joseph Nlcolaas
7- 7-1960
T
Vermeulen
Geert Jan
7- 7- 1960
T
Vucht
Gerardus Lambertus van
12- 10- 1939 Heerlen 21 - 11 - 1936 Weert 2- 5-1939 Nijmegen 12- 2 -1939 Eindhoven 1 - 7 -1939 Eindhoven 18- 1 - 1940 Lage Zwaluwe 21 - 8- 1939 Heerlen 24- 11 - 1926 Schlnveld 23- 4-1933 Zwolle 4- 9-1935 Enschede 4- 5 -1936 Hilversum 3- 9- 1940 Valkenswaard 11 - 6- 1928 Breda 18-11-1933 Helmond 22- 1 -1939 Til burg 3- 4-1934 Olsterwljk 10- 3-1937 Eindhoven 6- 7 -1934 Utrecht 14- 9- 1935 Tllburg
7- 7- 1960
T
Eulen
264
Afdeling c.q. onderafd.
Naam
Voornamen
Weijzen
724- 5- 1939 Kerkrade 79- 1 - 1939 Donald Robert Eindhoven 8Petrus Johannes Maria 23- 5- 1933 Almelo 811 - 12- 1936 Johannes Jacobus Maria Dong en Frans 14- 8- 1939 8Eindhoven lwan Anton Zdravko Slavko 822- 5- 1930 Zagreb (Yougoslav.) 5- 2- 1932 8Antonius Franciscus van den Someren 823- 12- 1923 Johan Hendrik Nieuwer Amster Jakob 2- 3- 1935 8Groningen 2 -10- 1938 8Johan Willem Wormerveer 8Gerrit Cornelis Nicolaas 2- 6- 1936 Alkmaar Alfons Gerard Maria 18- 5-1939 8Heerlen 24- 3- 1936 8Cornelis Joannes Gerardus Josephus van Til burg 8Hubert Willebrord van 20- 8- 1939 Hengelo (0) Willem Jacob Marinus de 827- 6 -1940 Leeuwarderadeel Andries Joannes Martin us van de 21 - 8- 1939 8Til burg 8Franciscus Josephus 11 - 1 - 1931 Maastricht 8Johannes Hubertus Maria 15- 8- 1940 Aalst 24-12-1939 8Marcel Henri Joseph Maastricht
Wolters Knook Oerlemans Roos Pesch I Bogaart Brunink Dijk Ero Frankenmolen Geurts Ham Heeke Jonge Pas Steenbrink Strijbos Timmers
*met Iof
Johannes Hubertus Maria
Geb. datum en plaats
Datum exam en
Afdeling c.q. onderafd.
7- 1960
T
7- 1960
T
7- 1960
w
7- 1960
w
7- 1960
w
7- 1960
w
7- 1960
E
7- 1960
E
7- 1960
E
7- 1960
E
7- 1960
E
7 -1960
E
7-1960*
E
7- 1960
E
7- 1960
E
7- 1960
E
7- 1960
E
7- 1960
E
7 -1960
E
265
~
Naam
Voornamen
Vos
Pierre Franc;;ois Marie
Smits Janssen Leermakers Smits Schuller Over Fontijn Wijffels Doorn Evers Grubben Renaud Honig Dalen Heide Papenhuijzen Janssen Beerendonk
266
Geb. datum en plaats
30- 6- 1939 Heerlen Gerardus Wilhelmus Maria 4- 9 - 1934 Eindhoven Martinus Maria Petrus 15- 4- 1940 Heerlen Paulus Christiaan Joseph 27- 3- 1938 Boxtel Johannes Willem 12- 5- 1939 Watampone Gerrit Pieter 15- 3- 1939 Beek Joost Abram 11 - 9- 1940 Amersfoort Wilhelmus Johannes 16- 3- 1934 Eindhoven Joannes Baptista 21 - 1 - 1939 Nijmegen Petrus Joannus Josephus van 29- 12 -1939 Waalre Victor Hubertus Jacobus 12-11-1940 Aalst Antoon Gerard Joseph 29- 3- 1934 Heiden On no 25- 4- 1940 A ken Jan Jacob 10- 4- 1940 Eindhoven Pieter Adriaan van 12 - 3 - 1942 Sprang-Capelle Johannes Auke van der 12- 5- 1936 O.L. Vrouw. par. Johannes Mario Pieter 3- 5- 1940 Amsterdam Joannes Dominicus 31 - 9 -1940 Spaubeek Franciscus Antonius Petrus van 15- 2- 1937 Heerlen
Datum examen
Afdeling c.q. onderafd.
8- 7- 1960
E
9- 7- 1960
w
28- 9- 1960 *
T
28- 9- 1960
T
28- 9- 1960
T
10- 10- 1960
E
24- 10- 1960
w
26- 10- 1960
T
26- 10- 1960
T
23- 11 - 1960
T
23- 11 - 1960
T
23- 11 - 1960
T
23- 11 - 1960
T
21 - 12- 1960
T
3- 2- 1961
N
3- 2- 1961
N
3- 2- 1961 *
N
6- 2 - 1961 *
w
6- 2- 1961
w
*met lof
Voornamen
Evers
6Dirk Johannes Wllhelmus Maria 16- 6- 1935 Nljmegen 614- 5- 1936 Jan Andries leeuwarden 627- 3-1935 Carolus Petrus Brunssum 6Wim 11 - 9- 1938 Hengelo (0) 68- 1 - 1934 Johannes Josefus Terborg 64- 2- 1935 Johannes Henricus Maria Bergeljk 62 -12 -1933 Johannes Adam Zaandam 616- 3-1932 Gerard Christiaan Johannes Bussum 10Waldo van den 25- 9- 1939 Ginneken en Bavel 1029- 4- 1940 Nicolaas Jacobus Eindhoven 1020- 8- 1924 Klaas Bangll (Ind.) 1026 -12 -1932 Jan Paul van Batavia (Ind.) 106- 6-1940 Fokke Hendrik •s-Hertogenbosch 105·12-1935 Henricus Wijnandus Gerardus Maasbree 10Hubertus Josephus Maria 2- 7-1938 Eindhoven 107- 3- 1939 Jacob Abraham de Cadzand 10Wilhelm Gerardus Joseph 3- 5 -1940 Noorbeek 103- 2-1934 Johannes Deurne 1024 -10- 1934 Dick Arthur Eindhoven
Hanzens Hendrikx Korenromp Laarhoven Muselaers Ouwejan Romijn Berg Bos Breukers Geuns Groen Haenen Hoek Keuninck Kreuwels Kuunders Rabbinowltsch
Geb. datum en plaats
Datum exam en
Naam
Afdeling c.q. onderafd.
2- 1961
w
2 -1961
w
2-1961
w
2 - 1961
w
2 -1961
w
2- 1961
w
2- 1961
w
2- 1961
w
2- 1961
E
2- 1961
E
2- 1961
E
2- 1961
E
2 -1961
E
2- 1961
E
2 -1961
E
2 -1961
E
2- 1961
E
2- 1961
E
2- 1961
E
267
Naam
Voornamen
Smlt
Cornells
Stiphout Verhofstadt Acker Campen Drinkenburg Durville Lammers Perduljn Ravenstein Straatman Goemans German Sluljs
rI
Stoetzer Verbeeten Engel Heins Bonsai
268
Geb. datum en plaats
Datum examen
22- 12- 1931 10Amsterdam Theodorus Adrlanus van 25- 5-1940 10St. Oedenrode 2-12-1936 10Petrus Wllhelmus Johannes Heijen Petrus Joseph Maria van den 12- 2 -1938 15Gernert Jan Peter 1519- 1 - 1941 Soerabaya (Ind.) 15Adelbert Antonius Henricus 4- 1 - 1940 Eindhoven Henrlcus Bernardus Jozef 14- 9 -1931 15Groningen 15Josephus Norbertus Johannes 20- 1 - 1939 Jacobus 's-Hertogenbosch David Jacob 159- 1 - 1932 Strijen Petrus Theodorus Gerardus van 9- 5 -1939 15Eindhoven Frans Alfons Lucien 25-10-1938 15Linne Paulus Adrianus Ferdinand 148- 4-1939 Glnneken Anton Leendert 151 - 2 -1939 Alphen a/d Rijn Willem Ludovicus 159- 8 -1935 's-Hertogenbosch Marinus Chrlstianus 1530- 8-1939 Groningen Gerard Wilhelm 1518- 2- 1931 Til burg 10- 1 -1935 16Frederik Louis Amsterdam Wlllem Wouter 721 - 5-1939 Diepenveen Maximiliaan Henricus Wilhelmus 11 - 5-1942 7Maria Venlo
Afdellng c.q. onderaf.
2- 1961
E
2 -1961
E
2-1961
E
2 -1961
T
2 -1961
T
2- 1961
T
2- 1961
T
2- 1961
T
2 -1961
T
2-1961
T
2-1961
T
3 -1961
E
3 -1961 *
T
3- 1961
T
3 - 1961
T
3- 1961
T
3- 1961
E
4 -1961
E
4-1961
E
*met lof
Naam
Voornamen
Blom
20- 7-1939 Boxtel Peter Johannes Mlchlel 21 - 12 -1935 Venray Gerardus 8- 1 -1940 Maastricht Theodorus Petrus Maria 12- 1 - 1941 Weert 14- 12-1940 Jochum van der Geleen Johannes Gerardus Maria de 13- 3- 1941 Eindhoven 22- 3- 1939 Matthias Johannes Jozef Herten 5- 3- 1937 Arnoldus Theodorus van Geertruidenberg Leo Henri Marie 1 - 5- 1940 Maasnlel Karel Elbert 16-11 -1940 Deventer 3- 12. 1936 Andreas Jozef Hubert Heerlen Joseph Theodore Valentin Marie 27- 9- 1940 Maastricht Fredericus Johannes Petrus 23- 2- 1936 Heerlen Bob 23 -10 -1939 's-Hertogenbosch Marinus Johannes Adrianus 3- 2- 1940 Marla Vught Antonius Lambertus Petrus 6- 2-1938 Marla van Oss
Janssen Verkroost Bee len Honing Lau Theunlssen Weezel Knops Kuijk Laurs Geusgens Mientjes Nieuweboer Otter Zon
*met lof
Franciscus Antonius Petrus
Geb. datum en plaats
Datum examen
Afdeling c.q. onderafd.
17. 4- 1961
N
17- 4 -1961
N
18. 4 -1961
E
19. 4 -1961
T
19- 4. 1961
T
19. 4 -1961*
T
19- 4- 1961
T
21. 4- 1961
w
22. 4 -1961
E
22- 4 -1961
E
22- 4-1961
E
17. 5- 1961
T
17- 5 - 1961
T
17- 5- 1961
T
17- 5 -1961
T
17- 5 -1961
T
269
lnhoud
pagina 5 7 11 17 17 23 29 33 39 47 71 99 125 125 131 137 143 149 155 161 167 175 175 191 191 201 201 217 217 233 251 255 261
Gedenkdata Voorwoord In memorium prof. dr. H. B. Dorgelo Opening van de Technische Hogeschool: 19 september 1957 Toespraak president-curator Toespraak minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Toespraak van Hare Majesteit Koningln Juliana Toespraak rector magniflcus Technlsche Hogeschool te Delft Toespraak rector magniflcus Technische Hogeschool te Eindhoven Rectorale rede, ultgesproken op 19 september 1958 Rectorale rede, uitgesproken op 21 september 1959 Rectorale rede, uitgesproken op 19 september 1960 Dies natalls, 23 juni 1957 Toespraak voorzitter Eindhovens Hogeschoolfonds Toespraak rector magniflcus Toespraak wnd. voorzltter van de afdellng der werktuigbouwkunde Toespraak voorzitter van de afdeling der elektrotechnlek Toespraak voorzitter van de afdeling scheikundige technologie Toespraak voorzitter van de afdeling der algemene wetenschappen Toespraak voorzitter van de commissie voor de geesteswetenschappen Toespraak coordinerend hoogleraar voor bouwzaken Dies natalis, 23 juni 1958 Rede secretaris van de senaat Dies natalis, 23 juni 1959 Rede wnd. rector magnificus Dies natalis, 28 april 1960 Rede wnd. rector magnificus Dies natalis, 28 april 1961 Rede wnd. rector magnificus Publikaties van hoogleraren en wetenschappelijke medewerkers Promotles Studentenstatistlek Geslaagden voor het kandidaatsexamen 271
Publicaties van hoouleraren en wetenschappelijke medewerkers, verschenen in het tijdvak 1956-1961
Afdeling der Elektrotechniek (aanvulling) Bremmer, H. Methodes matMmatiques appliquees dans Ia theorie de Ia propagation des microondes. Conferenze del Seminario di Matematica dell 'Universittl di Bari, 45-46,1959,23 pag's. The surface-wave concept in connection with propagation trajectories associated with the Sommerfeld problem. I.R.E. Transactions on Antennas and Propagation. AP-7, 175-182, 1959. In Memoriam Prof. dr. Balth. van der Pol. Tijdschrift Nederlands Radiogenootschap, 24, 232-234, 1959. In Memoriam Prof. dr. Balth. van der Pol. Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde, 25, 333-335, 1959. The propagation over an inhomogeneous earth considered as a two-dimensional scattering problem. Electromagnetic wave propagation (international conference Brussels 1958), 253-260,1960. On the theory of wave propagation through a concentrically stratified troposphere with a smooth profile. I. Journal of Research of the National Bureau of Standards, 64 D, 467-482, 1960. Het wetenschappelijke werk van Balth. van der Pol. Philips Technisch Tljdschrift, 22, 44-60, 1960. Radiogolven verkennen onze atmosfeer. Philips Technisch Tljdschrlft, 22, 69-79, 1960. Jonker, J. L. H. Jonker, J. L. H. and Z. v. Gelder. The internal resistance of a radio-frequency pentode. Philips Research Reports, 12,141-175,1957. On the theory of secondary emission of metals. Philips Research Reports, 12,249-258,1957. Enkele gegevens betreffende de studie aan de T.H. te Eindhoven. Tijdschrift Nederlands Radlogenootschap, 22,269-271,1957. De Xlle Bijeenkomst van de Union Radlo-Scientiflque internationale, Commissie VII. Radio-Eiektronica; Tijdschrift Nederlands Radiogenootschap, 22, 98-102,1958.
Knol, K. S. Knol, K. S., M.T. Vlaardingerbroek, and P. A. H. Hart. Measurements on noisy fourpoles at microwave frequencies. Philips Research Reports, 12,324-332, 1957. Ruis. Philips Technisch Tijdschrift, 20,29-38,1958. Mulders, C. E. 40 jaar Nederlands Radiogenootschap. Tijdschrift Nederlands Radiogenootschap, 25, 177-181,1960.
Niesten, J. G. Het laboratorium voor elektromechanische componenten van de T.H. te Eindhoven. Electro-Techniek, 38,291-302, 1960. Weijers, Th. J. Filters built from coaxial conductors. Philips Telecommunication Review, 18, nr. 4,186-206, 1957,19,nr.1,23-54,1958.