Techniek TBA-Richtlijn 1.11
Brandstroken Buitengevelisolatie
|
TBA-Richtlijn 1.11
|
1 Inleiding
3
2 Indeling van gepleisterde gevelisolatie op grond van brandveiligheidskenmerken 3 2.1 Bouwrechtelijke uitgangspunten 3 2.2 Goedgekeurde brandveiligheidsprocedures en - classificatie 3 3 Brandstroken 3.1 Doorlopende brandstroken 3.2 Verspringende brandstroken 3.3 Brandstrook boven gevelopeningen
3 3 4
4
Het overlagen van de gepleisterde gevelisolatie
5
5
Dilatatievoegen in gepleisterde gevelisolatie
6
6 Bronvermelding
TBA-Richtlijn 1.11
Brandstroken bij buitengevelisolatie
1 Inleiding In deze brochure vindt u belangrijke informatie over het aanbrengen van buitengevelisolatiesystemen met EPS platen vanaf 100 mm dikte. De maatregelen gelden voor gebouwen vanaf vier verdiepingen. Europese richtlijn De dikte van de EPS platen was in het verleden meestal rond de 40 en 50 mm. Door de steeds strengere isolatie-eisen worden tegenwoordig echter veel dikkere platen toegepast. Plaatdiktes van 100 mm en meer zijn eerder regel dan uitzondering. Vooruitlopend op Europese regelgeving heeft het Duitse “Fachverband Wärmedämm-Verbundsysteme” verwerkingsrichtlijnen opgesteld die de bijdrage van deze dikkere buitengevelisolatiesystemen aan brandoverslag uitsluit. De richtlijnen zijn ingebracht bij de European Association for External Thermal Insulation Composite Systems (EAE). Deze Europese branchevereniging voor fabrikanten van thermische buitengevelisolatie is akkoord gegaan met de richtlijn zodat die Europees geharmoniseerd gaat worden. Ook Nederland krijgt te maken met deze nieuwe regels. Het kan nog even duren voor de officiële regelgeving er is. Tot die tijd wordt de EAE-richtlijn voor beperking van brandoverslag overgenomen. Het doel daarvan is tweeledig; 1. vermijden van bijdrage aan brandvoortplanting door buitengevelisolatiesystemen, 2. verhogen van veiligheid bij gevelopeningen bij toenemende isolatiedikte van de systemen.
|
Brandstroken bij buitengevelisolatie
|
Omdat het bouwbesluit onderscheidt maakt in nieuwbouw en bestaande bouw zijn er meerdere Artikelen relevant voor gevelisolatiesystemen, deze zijn: § 2.9.1. Nieuwbouw: Artikel 2.66. Aansturingsartikel met aansturingstabel Artikel 2.68. Buitenoppervlak § 2.9.2. Bestaande bouw: Artikel 2.75. Aansturingstabel met aansturingstabel Artikel 2.77. Buitenoppervlak Artikel 2.80. Toepassing Euroklassen
§ 2.9.1. Nieuwbouw
1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat brand en rook zich niet snel kunnen ontwikkelen.
2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.66 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften.
Artikel 2.66. Aansturingsartikel
Zie aansturingstabel op volgende pagina
Bij gecertificeerde systemen levert de buitengevelisolatie geen bijdrage aan brandvoortplanting. Gebruikt u een buitengevelisolatiesysteem met EPS platen met een dikte vanaf 100mm, dan moet dat bij gebouwen vanaf 4 verdiepingen met brandstroken worden uitgevoerd. In deze brochure vindt u nadere uitleg over deze brandstroken voor de Nederlandse praktijksituatie.
2 Indeling van gepleisterde gevelisolatie op grond van brandveiligheidskenmerken 2.1 Bouwrechtelijke uitgangspunten Voor de regelgeving over brandveiligheid van bouwmaterialen en toe te passen gevelsystemen verwijzen we naar de regels in het Bouwbesluit. In hoofstuk 2 “Technische bouwvoorschriften uit oogpunt van veiligheid” staan alle artikelen omtrent veiligheid. Eén van de belangrijkste aspecten betreffende de brandveiligheid bij gevelisolatiesystemen is opgenomen in Afdeling 2.9. “Beperking van het ontwikkelen van brand en rook” relevant. “
2
3
TBA-Richtlijn 1.11
Aansturingstabel 2.66
1. E en zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht voldoet aan de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 2. Het deel van een zijde van een constructieonderdeel dat grenst aan de buitenlucht en hoger ligt dan 13 m, voldoet aan brandklasse B, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 3. Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht, van een bouwwerk waarvan een voor personen bestemde vloer ten minste 5 m boven het meetniveau ligt, voldoet vanaf het aansluitende terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m aan brandklasse B, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.
5. I n afwijking van het eerste tot en met derde lid voldoet een deur, een raam, een kozijn en een daaraan gelijk te stellen constructieonderdeel aan brandklasse D, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.
§ 2.9.2. Bestaande bouw
4
4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op de bovenzijde van een dak.
|
1. Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht heeft een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de in tabel 2.75 aangegeven brandklasse. 2. I n afwijking van het eerste lid hebben een deur, een raam, een kozijn of een daaraan gelijk te stellen constructieonderdeel een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting die voldoet aan klasse 4. 3. H et eerste lid geldt niet voor de bovenzijde van een dak.
c. brandklasse 3 bepaald volgens NEN 6065 worden uitgegaan van brandklasse C bepaald volgens NEN-EN 135011;
d. brandklasse 4 bepaald volgens NEN 6065 worden uitgegaan van brandklasse D bepaald volgens NEN-EN 13501-1;
e. brandklasse T1 bepaald volgens NEN 1775 worden uitgegaan van brandklasse Cfl, bepaald volgens NEN-EN 13501-1;
f. brandklasse T3 bepaald volgens NEN 1775 worden uitgegaan van brandklasse Dfl, bepaald volgens NEN-EN 13501-1, en
g. een rookproductie met een rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1 of 5,4-1 bepaald volgens NEN 6066 worden uitgegaan van rookklasse s2 bepaald volgens NEN-EN 13501-1.
Artikel 2.75. Aansturingsartikel
1. E en bestaand bouwwerk is zodanig dat brand en rook zich niet snel kunnen ontwikkelen.
2. V oor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.75 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Artikel 2.80. Toepassing Euroklassen Bij toepassing van de artikelen 2.76 tot en met 2.78 kan in plaats van:
Brandstroken bij buitengevelisolatie
Aansturingstabel 2.75
Artikel 2.77. Buitenoppervlak
Artikel 2.68. Buitenoppervlak
|
a. brandklasse 1 bepaald volgens NEN 6065 worden uitgegaan van brandklasse B bepaald volgens NEN-EN 135011;
Bovenstaande is een beknopte weergave van het thema brand zoals in het Bouwbesluit is opgenomen. Per project is het noodb. brandklasse 2 bepaald volgens NEN 6065 in een besloten zakelijk om ter zake kundige de materiaalkeuze per gebouwonruimte worden uitgegaan van brandklasse B en in een niet derdeel te laten toetsen aan het op dat moment van kracht zijnde besloten ruimte van brandklasse C beide bepaald volgens bouwbesluit. NEN-EN 13501-1; 5
|
TBA-Richtlijn 1.11
|
Brandstroken bij buitengevelisolatie
2.2 Goedgekeurde brandveiligheidsprocedures en -classificatie De ETAG 004 omschrijft beproevingen die nodig zijn om gevelisolatiesystemen te classificeren. De ETAG 004 is de richtlijn voor een Europees Technische goedkeuring op gevelisolatiesystemen. Betreffende brandveiligheid is dit de Europese norm NEN-EN 13501-1.
• NEN-EN 13501-1:2007+A1:2009 en Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen • Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag
Voor de bestaande bouw worden nog Nederlandse normen genoemd.
• NEN 6065:1991 nl(bestaande bouw) • Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van bouwmateriaal (combinaties)
• NEN 6066:1991 nl (bestaande bouw) • Bepaling van de rookproduktie bij brand van bouwmateriaal(combinaties)
TBA-Richtlijn 1.11
Brandende druppels of deeltjes zijn een direct gevaar voor personen (bijvoorbeeld reddingswerkers) en voor het ontstaan van nieuwe brandhaarden op andere plaatsen. De klassen hiervoor zijn: • d0: Geen productie van brandende delen • d1: Delen branden korter dan 10 seconden • d2: Delen branden langer dan 10 seconden
3 Brandstroken 3.1 Doorlopende brandstroken De brandstrook in een buitengevelisolatiesysteem moet verhinderen dat een brand zich voortplant via de gevel. Brandstroken zijn verplicht bij gebouwen van 4 bovengrondse bouwlagen en meer. De brandstrook brengt men aan op het vloerniveau van de 3e bouwlaag en op elke 2e bouwlaag daarboven (figuur 1). De brandstrook moet bestaan uit een niet-brandbaar isolatiemateriaal (Euroklasse A1, volgens de NEN-EN 13501), van minimaal 200 mm hoog en in dezelfde dikte als het isolatiemateriaal van het buitengevelisolatiesysteem. De brandstrook moet over het volledige oppervlak verlijmd worden met een onbrandbare hechtmortel.
In het KOMO-attest, de ETA en het bijbehorende NL- aansluitdocument, staan relevante prestaties met betrekking tot bruikbaarheid en de duurzaamheid van gepleisterde gevelisolatiesystemen beschreven en gedefinieerd en zo ook de classificatie qua brandveiligheid.
Figuur 3
Figuur 6
3.2 Verspringende brandstroken Als er ter hoogte van de brandstrook ramen zitten die een afwijkende hoogte hebben (door de brandstrook steken), dan moet de brandstrook om het kozijn worden aangebracht (Figuur 7).
Figuur 1
Er zijn 7 nieuwe Euro-Brandklassen conform NEN-EN 13501-1: De brandstrook moet zo worden aangebracht dat de onderzijde A1, A2, B, C, D, E en F. De A1 klasse is de hoogste en daarmee van de strook minimaal 150 mm en ten hoogste 300 mm boven veiligste klasse. Als basis voor het nieuwe brandklassensysteem de bovenkant van de constructievloer zit (figuur 2). geldt dat het beste product geen enkele bijdrage mag leveren aan een brand. Een onbrandbaar product hoort dus thuis in de hoogste klasse. Producten met een zeer geringe brandbare component vallen in klasse A2 enzovoort. Een product dat zeer snel vlam vat en snel verbrandt met veel hitte-ontwikkeling, dus het meest brandbare product, komt in de laagste klasse (F). Ook een product waarvan geen gegevens bekend zijn, komt in die laagste klasse terecht. Naast de bijdrage aan brandvoortplanting (brandklassen A1t/m F) kent het systeem een klasse aanduiding voor de rookproductie (s1 t/m s3) en voor vrijkomende brandende druppels of deeltjes (d0 t/m d2)
Figuur 4
I n sommige gevallen zitten er uitkragende ramen in de buitenmuur of zijn er voor openingen in de buitenmuur schaduw biedende voorzieningen aangebracht zoals rolluiken en jaloezieën. In dat geval dienen nog steeds brandstroken te worden toegepast (Figuur 5 en 6).
6
Figuur 5
De klassen voor rookproductie zijn: • s1: Geringe rookproductie • s2: Gemiddelde rookproductie • s3: Grote rookproductie.
|
In buitengevelisolatiesystemen die ook met pluggen worden vastgezet of op een profiel worden bevestigd, geldt voor de brandstrook dezelfde bevestigingsmethode (Plaats de plug in het midden van de brandstrook, h.o.h. 600mm). (figuur 3) Soms wordt de buitengevelisolatie bouwkundig onderbroken met niet-brandbare, voldoende vormstabiele constructies of materialen; zoals kroonlijsten, uitkragingen van balkons, doorlopende raampartijen of terugspringende delen zoals bij terrasvormige gebouwen. Deze kunnen dan in de brandstrook worden opgenomen of geheel of gedeeltelijk voor een brandstrook in de plaats komen. (figuur 4)
Euro-klassen:
Brandstroken bij buitengevelisolatie
Alle onderdelen van een gevelisolatiesysteem zijn systeemspecifiek getest en op elkaar afgestemd mede om de brandveiligheid van het systeem te kunnen waarborgen.
|
Figuur 7
Figuur 2
7
|
TBA-Richtlijn 1.11
|
Brandstroken bij buitengevelisolatie
3.3 Brandstrook boven gevelopeningen In bijzondere omstandigheden kan een brandstrook boven elke gevelopening een alternatief zijn (figuur 8) Neem voor bijzondere toepassingen van deze uitvoering brandstroken contact op met de leverancier van het gekozen systeem.
TBA-Richtlijn 1.11
|
Brandstroken bij buitengevelisolatie
|
5 Dilataties in een buitengevel isolatiesysteem
ls er bouwkundige dilataties in de ondergrond zitten, moeten deze ook in het systeem worden doorgeA voerd. Dat kan met U-vormige dilatatieprofielen. De dilatatie moet tot op de steenachtige ondergrond worden gevuld met een niet-brandbaar isolatiemateriaal (figuur 10) Als er sprake van een spouw tussen woningscheidende wanden is, dan moet het niet-brandbare isolatiemateriaal tot in de spouw en over de volledige hoogte van de dilatatie worden aangebracht.
Figuur 8
4 Het overlagen van de gepleisterde buitengevelisolatiesystemen Bij een renovatie of het extra isoleren van een bestaand gebouw kan worden gekozen voor het overlagen (opdikken) van een bestaand gevelisolatiesysteem. Wordt de totale isolatiedikte dan 100 mm of meer, dan moeten de brandstroken worden doorgezet tot op de oorspronkelijke steenachtige ondergrond (figuur 9)
Figuur 10
Aantekeningen
8
Figuur 9
9
Technisch Bureau Afbouw Mauritskade 27 2514 HD Den Haag T 070 33 66 500 F 070 33 66 533 E
[email protected] W www.tbafbouw.nl
september 2014