Te Deum laudamus! De geschiedenis van de religieuze muziek
College I Dia 1 introductie Dia 2 indeling van de cursus herkomst van de christelijke muziek het Gregoriaans liturgie en vroege polyfonie polyfonie in de Middeleeuwen Dia 3 indeling van de cursus de Franco-Vlaamse polyfonie in de Renaissance Reformatie en Contrareformatie de Lutherse traditie: het koraal Barok: cantate en oratorium Dia 4 ♫ Johann Sebastian Bach – ‘Sanctus’ uit de Messe in h-Moll (BWV 232) Dia 5 christendom versus jodendom veel (religieuze) gebruiken / rituelen heeft het christendom overgenomen van het Jodendom - zo ook muzikale activiteiten als onderdeel / aanvulling op de eredienst als extra expressiemiddel ter ere van God o talloze gebeurtenissen in het Joodse leven gingen gepaard met muziek niet alleen tijdens religieuze momenten - veel beschrijvingen en aanwijzingen zijn opgetekend in het Oude Testament geeft echter geen volledig beeld van de praktijk uit die tijd - uit andere bronnen blijkt dat in andere oosterse culturen uit de Oudheid muziek eveneens een rol heeft vervuld binnen de religie o momenten van vreugde, verdriet, devotie etc. o wendden de eenvoudigste en meest directe vorm van musiceren aan
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 1 | 18
o gevolg: deelnemers (vaak vrouwen!) werden één met wat gevierd werd en konden zich hierin geheel verliezen in feite een vorm van primitief / impulsief musiceren - voorbeeld: muziek in de Griekse Oudheid waar muziek en religie onlosmakelijk met elkaar verbonden waren o elke religieuze cultus was gewijd aan een bijzondere god of godin en had zijn eigen muzikale stijl en instrumenten. o snaarinstrumenten als lyra en kithara werden in de eredienst van Apollo gebruikt. Dia 6 christendom versus jodendom voorbeelden van muziek in het Oude Testament (vaak spontaan uitgevoerd door het volk [geen professionals]) konden gepaard gaan met veel volume en uitbundige dans (meestal met instrumentale begeleiding) - Exodus 15:21: Mozes hief samen met de Israëlieten een loflied aan voor God nadat zij veilig door de Rode Zee zijn gegaan o refrein van dit lied (gezongen door Mirjam en alle vrouwen, dansend en begeleid met tamboerijn) “Zing voor de HEER, zijn macht en majesteit zijn groot! Paarden en ruiters wierp hij in de zee.” - Numeri 21:17-18: als eerbetoon aan de bron waar de Heer aan Mozes beloofd had dat er water uit zou komen o Israël zong toen dit lied: “Wel op, bron! Zing voor de bron ontsloten door vorsten, geopend door de hoogsten, met scepter en heersersstaf!” - 1 Samuel 18:7: de vrouwen uit alle steden ontvingen David in reidans en met zang (incl. tamboerijn en rammelaar) in de stad nadat hij de Filistijnen heeft verslagen o “Saul versloeg ze bij duizenden, David bij tienduizenden.” - 2 Samuel 6:5: David en de Israëlieten brachten de Ark des Verbonds naar Jeruzalem en musiceren daarbij o “David en de Israëlieten speelden voor de HEER op allerlei muziekinstrumenten van hout en op lieren en harpen, op tamboerijnen, rinkelbellen en cimbalen [soort bekkens].” - 1 Kronieken 15-16: David zong bij dezelfde gelegenheid een lied (16:8-36) o wederom een beschrijving van muziekinstrumenten: “…gejuich en hoorngeschal… de trompetten en cimbalen klonken en er gespeeld werd op harpen en lieren.” (15:28) - [vergelijkbaar met de dionysische cultuur bij de Grieken orgiastische taferelen: feest, lawaai, dans etc. voor Dionysos (god van wijn en extase) met overeenkomstige instrumenten, zoals een tympanon (soort tamboerijn met dierenhuid overtrokken),een kymbala (metalen bekkens), een sistrum (rammelaar met rinkelende schijfjes van metaal) en een kithara (lier)]
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 2 | 18
Dia 7 christendom versus jodendom voorbeelden van muziek in het Oude Testament (uitgevoerd door professionele musici) grootse en uitbundige rituelen met muzikale omlijsting in de tempel van Salomo (ca. 900 v. Chr. en daarna) uitgevoerd door de Levieten - 2 Kronieken 5:11-13: een gedetailleerde beschrijving van de inwijding van de tempel (incl. de uitgebreide muzikale bezetting) o “…alle Levitische zangers … stonden met hun cimbalen, harpen en lieren aan de oostkant van het altaar klaar….” o “…honderdtwintig priesters met hun trompetten…” o “…moesten de blazers en zangers samen muziek ten gehore brengen ter ere van de HEER.” - [apocrief boek] Jezus Sirach 50:1-21: beschreef in ca. 200 v. Chr. de rituelen in de tempel op de Grote Verzoendag o “…en bliezen op trompetten van gedreven zilver. Ze lieten een machtig geluid horen…” o “En de zangers prezen hem met hun stem, luid klonk hun mooi gezang.” - de Talmoed (één na belangrijkste Joodse boek met commentaren op de Tenach [= Wet, Profeten en Geschriften] beschrijft dit eveneens en geeft daarbij een opsomming van de muzikale bezetting tijdens feestdagen in het algemeen: o koor: 12 mannen + enkele jongens “om er lieflijkheid aan toe te voegen” o groot instrumentarium (wederom vergelijkbaar met instrumenten uit het oude Griekenland): 9 kinnors (soort lier) en kithara’s, 2 tot 12 chalillen (fluitachtig, dubbelriet instrument, vgl. met de aulos van de Grieken) en cimbalen Dia 8 christendom versus jodendom ♫ Georg Friedrich Händel – slot uit Israel in Egypt (HWV 54) - loflied van Mirjam (Exodus 15:20-21) Dia 9 christendom versus jodendom psalmen - psalmos is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord mizmoor letterlijk vertaald spreekgezang met snaarbegeleiding - religieus lied of beurtzang ontstaan in de Joodse traditie o geeft uiting aan tal van uiteenlopende gemoedstoestanden binnen een religieuze context - 150 in totaal en opgenomen in het Oude Testament - (oorspronkelijke) tekstdichters zijn niet met zekerheid vast te stellen o bij een aantal psalmen staat weliswaar de tekstdichter genoemd maar verwijst in feite naar een genre de Thora van Mozes, de Psalmen van David of de Wijsheid van Salomo o bekendste (vermeende) auteurs: David (73), Salomo (2), Mozes (1), Asaf (11) - voor origine geen teksten met eindrijm en consequent ritme (conform de Hebreeuwse poëzie) © F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 3 | 18
o bevat wel zwakke en sterke klemtonen hier was (waarschijnlijk) de melodie op aangepast - worden gekenmerkt door het zogeheten parallelisme o 2 (of meer) zinswendingen naar inhoud of naar vorm min of meer gelijk zijn o doel: om de betreffende zinnen of zinsdelen meer nadruk te geven o [in de loop der tijd zijn vele vertaalde berijmingen in omloop gekomen] - vormden de muzikale kern van de oude Joodse liturgie van tempel en synagoge is later grotendeels overgenomen door het christendom - werden altijd gezongen geen melodieën of notatiesysteem overgeleverd Dia 10 christendom versus jodendom psalmen - wel aanwijzingen overgeleverd t.a.v. de uitvoeringspraktijk (via de Talmoed) o bekend is welke (vaste) psalm op iedere weekdag werd gezongen o opschrift verwijst naar de melodie of de gelegenheid o wanneer een pauze / rust (sela) wordt voorgeschreven: moment van instrumentale muziek o er werd vaak alternerend (vraag en antwoord) gezongen voorzanger zong de hele melodie voor, het koor zong dit na voorzanger en koor om beurten een half couplet voorzanger het couplet, het koor het refrein o tekst werd gezongen eenvoudige zang, opgezegd in een soort verhoogde toon op hele noten maar met lichte melodische veranderingen o meerstemmige zang was niet waarschijnlijk unisono of hoogstens in kwarten en kwinten Dia 11 christendom versus jodendom ♫ Wolfgang Amadeus Mozart – ‘Laudate pueri’ [= psalm 113] uit Vesperae de Dominica (K.321) Dia 12 christendom versus jodendom globale ontwikkeling van de Joodse muziek van David (ca. 1000 v. Chr.) tot aan de vroeg christelijke muziek - van spontaan, extravert, extatisch en uitgevoerd in de open lucht door het volk - naar meer bespiegelend, formeel en symbolisch in een grote gewijde ruimte met veel ceremonieel pracht en praal als uiting / symbool van macht o overweldigend en symboliserend werden uiteindelijk de basiskenmerken die van grote invloed waren op de ontwikkeling van de christelijke muziek
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 4 | 18
Dia 13 vroeg christelijke tijd (formeel) ontstaan na het jaar 33: na het leven van Christus vanuit Palestina - de eerste christenen zagen het ‘nieuwe geloof’ als een voltooiing van de judaïsme - namen daarom (in eerste instantie) veel bestaande rituelen en tradities over in hun eigen liturgie o Joods nieuwjaar viel samen met de geboorte van Christus o Pesach en Pasen gezamenlijk gevierd o doop ritueel waterbad o liturgie van het Woord schriftlezingen, zingen van psalmen, onderwijs en gebed o periode van vasten o ontwikkeling van een persoonlijk geloofsleven - uiteenlopende muzikale gebruiken o zoals de inzet van voorzangers (cantors) bekeerde Joden die van origine opgeleid waren in de synagoge volgens de Joodse principes - daardoor (relatief) weinig muzikale verwijzingen in het Nieuwe Testament Dia 14 vroeg christelijke tijd bronnen - in de eerste eeuwen geen gedocumenteerde bronnen - er was nog geen notatiesysteem er werd uit het hoofd gezongen - indirect zou er wel wat te reconstrueren kunnen zijn: o vergelijk de oudste christelijke muzikale bronnen met hedendaagse zang van Joodse gemeenschappen die hun tradities eeuwenlang hebben bewaard zoals van de Jemenitische Joden geïsoleerde en orthodoxe gemeenschap Dia 15 vroeg christelijke tijd bronnen - een beperkt aantal tekstfragmenten in het Nieuwe Testament geven een indicatie wat de eerste christenen (mogelijk) gezongen hebben - Efeziërs 5:19: de apostel Paulus (ca. 3-64 of 67 na Chr.) zette de gelovigen aan tot musiceren als onderdeel van een goed en deugdzaam leven o “…en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer…” in de oude vertaling wordt gesproken over geestelijke liederen als tegenhanger van seculiere (wereldlijke) liederen tevens stond de spontaniteit in het musiceren centraal later uitgelegd als het zingen in tongen
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 5 | 18
Dia 16 vroeg christelijke tijd bronnen - de evangelist Lucas beschrijft 3 liederen (lofzangen of cantieken) 1) Maria (1:46-55): “Mijn ziel prijst en looft de Heer…” Magnificat 2) Zacharias (1:68-79): “Geprezen zij de Heer, de God van Israël…” Benedictus 3) Simeon (229-32): “Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan…” Nunc Dimittis - wanneer de Griekse tekst terugvertaald wordt naar het oorspronkelijke Aramees komen ritme en structuur van de Hebreeuwse psalmen terug werden in de 1ste eeuw (mogelijk) op dezelfde wijze gezongen - de cantieken kregen later een belangrijke plek binnen de katholieke liturgie Dia 17 vroeg christelijke tijd ♫ Franz Schubert – Magnificat in C gr.t. (D.486) Dia 18 vroeg christelijke tijd begin van het christendom - christendom was aanvankelijk een ondergrondse sekte voortgekomen uit het Jodendom verspreidde zich vanuit Palestina naar het verdere Middellandse Zeegebied (en later verder) o tot aan ca. 300 talloze vervolgingen, onderdrukking, martelingen en uitmoording door de Romeinse keizers o werden gezien als samenzweerders tegen de Romeinen in navolging van Jezus die wegens verraad ter dood was veroordeeld gruweldaden door keizer Nero (54-68 na Chr.) zijn berucht en nauwkeurig opgetekend door de geschiedschrijver Tacitus (ca. 57-117 na Chr.) o veel regionale verschillen en rituelen geen eenheid van kerk en leer (tot aan 200) - met de eerste christelijke keizer Constantijn (ca. 274-337) werd het christendom gelegaliseerd (Edict van Milaan in 313) - christenen gingen tevens belangrijke posten bekleden in het Rijk o 328: stichting van Constantinopel werd (naast Rome) centrum van macht en van de christelijke cultuur christendom werd staatsgodsdienst [Oost- en West-Romeinse Rijk] - Grieks werd niet meer de exclusieve taal van het christendom werd meer regionaal bepaald o Latijn werd de standaard in het West-Romeinse Rijk Italië, Spanje, Gallië en de Keltische gebieden
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 6 | 18
Dia 19 vroeg christelijke tijd begin van het christendom - ook in de eerste eeuwen is de documentatie over christelijke muziek summier - de vroegchristelijke kerk nam sommige Griekse en Joodse principes over andere werden verworpen - er bestond een afkeer van dansen en instrumentale muziek o klonk bij heidense activiteiten zoals wedstrijden en feesten die als onchristelijk werden gezien o werd sterk geassocieerd met losbandigheid en zedenloosheid o men diende zich hier zeer sterk van te distantiëren ook buiten de officiële eredienst 4e eeuw: in het vroegmiddeleeuwse theologische traktaat Pseudo Basilius werd er (n.a.v. Jesaja 5:11-12) een link legde tussen lierspel en prostitutie: “…je leert een of andere miserabele vrouw, niet om haar handen op een weefgetouw te plaatsen … maar om ze uit te strekken op de lier.” de vroege kerkvader Arnobius (gest. 330) schreef in zijn Adversus Nationes over instrumentale muziek: “…ze begeleiden obscene liederen…onder de invloed daarvan verliest een hele menigte van andere wellustige zielen zichzelf in bizarre bewegingen van het lichaam.” - de Griekse ethosleer werd daarentegen wel overgenomen o het geloof dat muziek morele kwaliteiten bezit en het menselijk karakter en gedrag kan beïnvloeden Aristoteles (384-322 v. Chr.): muziek imiteert de gemoedstoestanden (passies, hartstochten) en luisteren naar verkeerde muziek beïnvloedt negatief het karakter van een persoon (theorie van imitatie) Plato (ca. 427-347 v. Chr.) en Aristoteles: in het onderwijs diende er een evenwichtige verhouding te zijn tussen lichamelijke oefening en muziek (pas dan kon er een gezonde persoonlijkheid worden ontwikkeld) - men geloofde ook dat muziek dienstbaar zou moeten zijn aan religie o maar ook daar kon volgens kerkvader Augustinus (354-430) gevaar in schuilen: “…zingen goed te keuren, opdat door het strelen der oren de te zwakke ziel tot innige godsvrucht zich verheft. Wanneer mij echter overkomt dat de zang meer indruk maakt dan de gezongen tekst, beken ik dat ik strafbaar zondig ben en dan zou ik liever niet horen zingen.” Dia 20 vroeg christelijke tijd begin van het christendom - belangrijk document is het verslag van dat de Gallische pelgrim Egeria (2e helft 4e eeuw, ook wel Aetheria of Sylvia geheten) maakte van haar pelgrimstocht naar het Heilige Land (381-384) o teruggevonden in een kloosterbibliotheek in Arezzo (1884)
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 7 | 18
-
in haar gedetailleerde verslag van een eredienst in Jeruzalem beschrijft zij ook uitgebreid de rol van muziek binnen de liturgie a) psalmen belangrijkste muziek tijdens alle type diensten (zowel gezongen als gesproken) b) hymnes bepaald soort gezangen, anders dan de psalmen c) beurtzang (antifonen) ‘vraag en antwoord’ door voorzanger en gemeente (oude Joodse traditie) - opmerkelijk: actieve deelname door de gemeente aan de muzikale activiteiten en de gelijke rechten van mannen en vrouwen in de gemeente (is later teruggedraaid) Dia 21 vroeg christelijke tijd ♫ Gregoriaanse hymne Laudate Deum Dia 22 vroege Middeleeuwen begin van de Middeleeuwen - ca. 500-1500: overgangsperiode van de oude naar de nieuwe Klassieke Tijd (= de Renaissance) o na de 15e eeuw aangeduid als de zogeheten medium aevum (lett. tusseneeuw) o is alleen van toepassing op West-Europa 1453: val het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk is een belangrijk moment voor Oost-Europa wordt daar niet beschouwd als het einde van de Middeleeuwen - sterke uitbreiding van leer en gezag van de kerk daarmee ook toename van de kerkmuziek o gefundeerd op: 1) Grieks-Romeinse beschaving 2) het (opkomend) christelijk geloof 3) Germaanse tradities meegebracht door binnenvallende volkeren Dia 23 vroege Middeleeuwen begin van de Middeleeuwen - 4 september 476: val van het West-Romeinse Rijk o onttroning (op zeer jonge leeftijd) van keizer Romulus Augustus (ca. 465na 507) o door de barbaarse koning Odoaker (435-493) o contacten met het Byzantijnse Rijk bleven bestaan - viel min of meer gelijk met de periode van paus Leo I (400-461) pontificaat van 440-461 o onderhandelde over de aftocht van de Hunnenkoning Atilla (?-453) in 452 o wist te verhinderen dat de Oostgoten Rome plunderden - hierdoor kreeg de kerk (en de paus) veel wereldlijke macht en kon de hiërarchie aanzienlijk uitbreiden
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 8 | 18
Dia 24 vroege Middeleeuwen muziek van de sferen - wereldbeeld en filosofie van de (Middeleeuwse) kerkmuziek o het verlangen om in en achter alle dingen God te zien o God en bovennatuurlijke machten zouden de hele wereld beïnvloeden alles zou een boodschap van God bevatten o men deed in alle (morele / ethische / maatschappelijke) kwesties een beroep op de Bijbel was de hoogst geschreven autoriteit o getallenleer men hechtte zeer veel waarde aan getallen en verhoudingen men wilde hierin overal de weerspiegeling van de goddelijke almacht zien was in feite belangrijker dan de eigenlijke Bijbelse boodschap achter ieder getal werd een diepere betekenis gezocht geloof in een kosmos die tot in detail bepaald wordt door onderlinge verhoudingen en getallen theorie uit de Griekse Oudheid hierover door Pythagoras (572-500 v. Chr.) en Plato (ca. 427-374 v. Chr.) werd geheel geaccepteerd men had een beeld van een kosmos door God geschapen en onderhouden de planeten brachten een kosmische muziek voort door hun harmonische bewegingen muziek en astronomie waren zo onlosmakelijk met elkaar verbonden door hun gemeenschappelijke basis in de getallen Dia 25 vroege Middeleeuwen muziek van de sferen - Anicius Manlius Torquatus Severinus Boëthius (ca. 480-524) o vroegmiddeleeuwse christelijk filosoof die talrijke traktaten schreef ter verklaring van de Griekse filosofie en ideeënwereld was zeer invloedrijk gedurende de hele Middeleeuwen o algemeen beschouwd als een belangrijke schakel tussen de antieke heidense filosofie en de christelijke Middeleeuwen veel teksten uit het oude Griekenland vertaald en samengevat o schreef ook een beroemd muziektheoretisch boek: De Institutione Musica werd eeuwenlang (tot in de 16e eeuw) een standaardwerk 14911492 gedrukt in Venetië was van grote invloed op de beleving en waardering van de (kerk)muziek
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 9 | 18
Dia 26 vroege Middeleeuwen muziek van de sferen - Boëthius onderscheidde hierin 3 typen muziek 1) musica mundana o kosmische muziek (muziek der sferen of musica universalis) als reflectie van harmonie in de macrokosmos de onhoorbare muziek van de kosmische trillingen die sterren en planeten als het ware zoemend met elkaar in evenwicht houdt deze ‘muziek van het heelal’ noemt men ook wel de harmonie der sferen in die dingen die aan de hemel worden waargenomen de planeten, maar ook de wisseling der seizoenen of de structuur van de elementen o Boëthius geeft hierin de visie van Pythagoras door dat de ordening van de wereld gebaseerd is op de getallenleer sinds Pythagoras en Plato werd aangenomen dat de hele schepping onderworpen was aan dezelfde wiskundige harmonie (harmonia = wereldorde) de verhoudingen van de bewegingen van hemellichamen werd beschouwd als een vorm van musica deze ‘muziek’ is niet letterlijk hoorbaar, maar is een eenvoudig harmonisch en mathematisch concept volgens deze theorie corresponderen de beweging van de sterren met de muzikale harmonie en de harmonie van de menselijke geest [men dacht dat de zon, de maan en de planeten zich rond de aarde bewogen in hun eigen sferen] 2) musica humana o de menselijke muziek die de microkosmos bepaalt de eenheid tussen lichaam en geest ofwel de interne muziek van het menselijke lichaam o alleen de heilige (vocale) muziek die de mens met zijn stem maakt kan voor deze harmonie tussen lichaam en geest zorgen o gezongen eenstemmige muziek (zonder begeleiding) is de muziek van de kerk o is in de eerste plaats van belang voor de geloofsbeleving zelf en daarmee samenhangend de verheerlijking van Gods Woord in de heilige schrift 3) musica instrumentalis o hoorbare muziek, voortgebracht door de menselijke stem in combinatie met instrumenten de instrumentale muziek o vormde het symbool van de duivel (het kwaad) daarom vrij lang verboden in de kerk (behalve het orgel)
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 10 | 18
Dia 27 vroege Middeleeuwen muziek van de sferen - waren alle 3 een deel van hetzelfde door God gestuurde systeem - daardoor waren ze verbonden met de muziek van de sferen - de mens diende (in de muziek) te streven naar synchronisatie met deze harmonische kosmos - dit zou een volwaardig onderdeel vormen van Gods creatie van getal en verhouding - om dit te bereiken werd de muziek alsmaar complexer en uitgebreider Dia 28 vroege Middeleeuwen paus Gregorius I de Grote (ca. 540-604) - 64e paus: pontificaat van 590-604 - was 1 van de belangrijkste kerkvaders o zeer machtig kerkvorst op bestuurlijk en religieus gebied - actief in lokale en internationale politiek o voerde talloze sociale, financiële en juridische hervormingen door o schreef veel van zijn ideeën op - tevens zeer actief in de kerstening van grote delen in Europa o zendelingen moesten overtuigend het evangelie uitdragen en tevens goede bestuurders zijn - streefde gelijkheid na t.a.v. de eredienst (liturgie) o (wrs.) hierbinnen ook van grote invloed geweest op het gebied van de kerkmuziek had grote invloed op het verzamelen en ordenen van de toen reeds eeuwenoude bestaande muziek in de kerkelijke liturgie voerde voor de rooms-katholieke liturgie een hervorming door en legde de richtlijnen vast dat hij zelf ook muziek zou hebben gecomponeerd is achterhaald gaat terug op een legende uit de 8e eeuw vertelt dat paus Gregorius de Grote de schepper van het hele Gregoriaanse repertoire was een duif zou Gregorius de gezangen in het oor gefluisterd hebben waarna hij ze zingend dicteerde aan een achter een scherm gezeten schrijver nieuwsgierig geworden door de vele onderbrekingen in de voordracht besloot de schrijver een kijkje achter het scherm te nemen daar zag hij op de schouder van Gregorius de duif zitten (= symbool van de Heilige Geest). o in ieder geval is de oudst overgeleverde kerkmuziek naar hem vernoemd: het Gregoriaans
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 11 | 18
Dia 29 vroege Middeleeuwen ♫ Pater Noster het ‘Onze Vader’(= het zogeheten ‘Gebed des Heren’ uit Matteüs 6:9-13) als Gregoriaans voorbeeld Dia 30 vroege Middeleeuwen Gregoriaans - [in totaal circa 3.000 Gregoriaanse melodieën overgeleverd door anonieme componisten] - (waarschijnlijk) de vroegste vorm van kerkmuziek echter al ontstaan vóór Gregorius I (is niet zeker vanwege het ontbreken van schriftelijke notatie) - repertoire dat grotendeels gangbaar bleef tot in de 12e eeuw o liep ten einde met de invoering van de eerste meerstemmigheid in de 13e eeuw o behield echter zijn invloed gedurende de gehele kerkgeschiedenis - verspreiding daarvan geschiedde in meerdere vormen over de kerken van Italië (uiteraard inclusief uiteraard Rome), Zuid-Frankrijk, Noord-Afrika en Spanje - toch is het Gregoriaans geen naadloze voortzetting van de tempelmuziek uit Jeruzalem en/of de zang uit de Joodse synagoge o een al te specifieke relatie tussen het zingen van de psalmen in de Tempel en de dagelijkse Joodse offercultus werd door de christenen afgewezen o de synagoge was in Nieuwtestamentische tijden eerder een seculiere dan een religieuze ontmoetingsplaats Dia 31 vroege Middeleeuwen Gregoriaans - eigenlijke ontwikkeling van de Gregoriaanse muziek dateert uit de 8e eeuw, tijdens de zogeheten Karolingische periode of Karolingische renaissance (8e-10e eeuw) o een periode van vernieuwing van cultuur, wetenschap en onderwijs die zich in de 8e en 9e eeuw in het West-Europa van de Karolingische keizers manifesteerde belangrijke rol aan de hoven was weggelegd voor de clerus een geestelijke die de bevoegdheid heeft gekregen om godsdienstonderricht te geven en/of bepaalde gewijde handelingen te verrichten en/of religieuze bestuursfuncties uit te oefenen o tevens was er sprake van een toenemende belangstelling voor de klassieke cultuur o grote politieke, religieuze en culturele invloed door keizer Karel de Grote en zijn opvolgers - ontstond wellicht door een vermenging van het Oud-Romeinse repertoire en de Gallicaanse zang of cantus Gallicanus toen de Romeinse zang en liturgie in het Frankische rijk werd ingevoerd ten koste van de Gallicaanse liturgie © F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 12 | 18
o Chrodegang (712-766, bisschop van Metz en stichter van de Abdij van Gorze) speelde een rol in de totstandkoming van deze synthese 754: Pepijn de Korte (714-768, Karolingische koning der Franken) droeg hem op om de liturgie en de begeleidende zang te hervormen resultaat was een versmelting van Frankische gebruiken met Romeinse tradities zowel voor de liturgie als voor de zang de ontstane zang werd genoemd werd chant messin (messin dat wil zeggen van Metz) [Lat. cantilena metensis] een eeuw later zal men deze zangstijl Gregoriaans gaan noemen zo groeide van de 8e tot de 12e eeuw Metz uit tot 1 van de belangrijkste muzikale scholen van Europa samen met Sankt Gallen (Zwitserland), Reims en Chartres Dia 32 vroege Middeleeuwen Gregoriaans - uniformering door Karel de Grote (747/748-814) in het gehele rijk o om de eenheid in zijn rijk te bevorderen was hij een groot voorstander om allerlei zaken zowel op wereldlijk als op geestelijk terrein succesvol te standaardiseren o streefde een uniforme misliturgie na in zijn hele rijk waarin het Gregoriaans als de officiële zang werd gebruikt o tevens ontstonden overal kloosterabdijen en kloosterorden van waaruit het Gregoriaans zich verder verbreidde o uniformering van verschillende andere zangwijzen in West-Europa Dia 33 vroege Middeleeuwen Gregoriaans - naast de al genoemde Gallicaanse zang (Frankrijk) en het Oud-Romeins waren daar ook: 1) Ambrosiaanse gezangen (Noord-Italië) o voor het eerst geïntroduceerd in de Westerse Kerk door de bisschop Ambrosius van Milaan (339-397) duiden op een wijze om hymnen te zingen o deze zangwijze kenmerkt de Milanese of Ambrosiaanse liturgie sinds het jaar 386 o is de oudste vorm van kerkelijke liturgische zangkunst o verschillen met het Gregoriaans: gevarieerd in lengte, ambitus (= omvang van hoog naar laag) en structuur o tevens zitten er Oosterse invloeden in verweven o [door het ontbreken van een notatiesysteem is er thans geen zekerheid hoe dit in de eerste eeuwen werd gezongen] o wordt tegenwoordig in deze streek nog steeds gezongen o ♫ Kyrie eleison voorbeeld in de Ambrosiaanse stijl (responsoriaal gezongen) eenvoudige, vroege vorm van het Gregoriaans © F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 13 | 18
2) Beneventaanse gezangen (Zuid-Italië) 3) Aquitaanse gezangen (Zuid-Frankrijk) 4) Mozarabische gezangen (Spanje en Noord-Afrika) Dia 34 vroege Middeleeuwen kenmerken van het Gregoriaans - [formele benaming van deze muziek vanaf het begin van de 9e eeuw is carmen gregorium] - 1-stemmige, recitativische Latijnse zang in de christelijke kerk - geen genoteerde maat - geen genoteerd ritme in de moderne kwadraatnotatie - zwevende melodische lijn - beperkte tessitura of ambitus (omvang in toonhoogte) - kleine intervallen veel secunden en tertsen zonder dynamiek (crescendo en decrescendo) - louter vocale muziek zonder begeleiding o de soms toegepaste orgelbegeleiding is niet oorspronkelijk o Gregoriaans werd al vanaf het begin zowel door mannen- (monniken) als vrouwenkoren (nonnen) gezongen o in monnikenkoren waren dikwijls jonge jongens aanwezig (pueri oblati – waren toekomstige monniken) zodat al vroeg de pure eenstemmigheid werd doorbroken zien door het zingen in octaven - is zodanig gecomponeerd dat de zeggingskracht van het woord wordt versterkt Dia 35 vroege Middeleeuwen kenmerken van het Gregoriaans 1) syllabische stijl - 1 toon per lettergreep - reciteer stijl: eenvoudigste vorm waarbij de tekst voornamelijk op 1 toon wordt gezongen 2) neumatische of oligotonische stijl - 1 notengroep van enkele noten per lettergreep, waarbij de noten verbonden genoteerd zijn (= ligatuur) - heeft groepen van 2 tot 4 noten per lettergreep van de tekst - dit is de meest gebruikelijke stijl 3) melismatische stijl - vele noten op 1 lettergreep - 10 of meer noten zijn per lettergreep van de tekst - hier vallen in het bijzonder de ‘Alleluias’ onder met de 'jubilus’ het melisme dat gezongen wordt op de laatste vocaal van het Alleluia, en dat grote lente kan hebben, zelfs met een eigen muzikale vorm (a a b; a a b b cc; etc.)
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 14 | 18
Dia 36 vroege Middeleeuwen ♫ Gloria in excelsis Deo voorbeeld van de syllabisch / neumatische stijl Dia 37 vroege Middeleeuwen ♫ Kyrie eleison voorbeeld van de melismatische stijl Dia 38 vroege Middeleeuwen kenmerken van het Gregoriaans - uitbreiding / extra versieringen van de melodieën in de melismatische stijl speciale muzikale lofprijzingen en om de persoonlijke vroomheid te vergroten - maakte de muziek complexer en moeilijker om te onthouden - hieruit groeide de zogeheten troop of trope o het toevoegen van tekst en/of melodie aan een bestaande compositie als hulpmiddel om de melodie beter te onthouden o er waren 2 type tropen: 1) de tekstuele trope bestaat uit een gezang waar noot voor noot een nieuwe tekst werd opgezet vaak om de melismatische tekstzegging (in bijvoorbeeld het Kyrie) te vervangen door een gemakkelijkere syllabische tekstzegging 2) bij de tekstueel-muzikale trope wordt het oorspronkelijke gezang uitgebreid met nieuwe muziekfragmenten en een nieuwe tekst zo werden de Introïtusgezangen vaak uitgebreid tot een soort liturgisch drama - sequens of sequentia o [lett. ‘vervolg’ of ‘de dingen die volgen’] o ontstaan als een spontane uiting later geformaliseerd o is feitelijk een trope als toevoeging aan het ‘Alleluja’ (van de 9e t/m 16e eeuw) op een strofische tekst het aantal noten komt overeen met het aantal lettergrepen per woord. o de slot-a van het ‘Alleluja’ was een groot melisme dat van een aparte tekst werd voorzien daaruit ontwikkelde zich dus de sequens herkenbaar aan de vorm aa/bb/cc… o meest gebruikte sequensen werden: 1) Pasen: Victimae paschali laudes (Laten de christenen aan het Paaslam huldezangen wijden) volgt voor de 8 versregels het schema A-B-B-C-D-C-D-E 2) Pinksteren: Veni Sancte Spiritus (Kom, Heilige Geest) volgen de 10 coupletten volgen het schema A-A-B-B-C-C-D-D-E-E 3) Sacramentsdag (Hoogfeest van het heilig lichaam en bloed van Christus): Lauda Sion (Loof Sion) geeft een beschrijving en verheerlijking van het sacrament van het altaar 4) Requiemmis: Dies irae (Dag der toorn) © F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 15 | 18
5) [later kwam hier ook het Stabat Mater bij] o bekend en productief componist van sequenties en tropen was Notker Balbulus (ca. 840–912, de Stotteraar) uit Sankt Gallen Dia 39 vroege Middeleeuwen ♫ sequens Victimae paschali laudes Dia 40 vroege Middeleeuwen neumen - [Grieks = ‘ademhaling’] - vroegste muzieknotatie systeem van de Westerse muziek - ontstaan vanaf de 9e eeuw in het Oost-Romeinse rijk - een neum is een teken ter aanduiding van de melodiegang bij een gezongen lettergreep o met kleine tekens boven de tekst werd aangegeven of een melodie stijgt of daalt o een neum is een noot of een groep van noten die bij 1 lettergreep horen dat kan dus één enkele noot zijn, maar net zo goed een melisme van tien of twintig noten o kenmerkend is dat ze geen exacte aanduiding van intervallen of toonhoogte weergeven o tekens die contouren aangaven maar geen exacte noten of een exact ritme van datgene wat gezongen moest worden - na hun ontstaan ontwikkelden zich per land of streek aparte notaties met onderling min of meer grote verschillen in de vorm van de tekens (zoals in Metz of Sankt Gallen) wat de huidige interpretatie bemoeilijkt Dia 41 vroege Middeleeuwen neumen - bedoeld als geheugensteun voor de koorleider bij het instuderen en dirigeren van de Gregoriaanse gezangen - was tevens een poging om eenheid in liturgie en gezangen in het Frankische rijk te genereren - andere hypotheses over het doel van de neumen: o imitaties van de handbewegingen van de cantor / dirigent de zgn. chironomie o accenttekens acutus, gravis, circumflexis o tekens voor de punctuatie in teksten onder meer comma en colon o ter aanduiding van de intonatie van liturgische teksten
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 16 | 18
Dia 42 vroege Middeleeuwen neumen - aanvankelijk genoteerd zonder notenbalk o dat heet in campo aperto [lett. ‘in het open veld’] o daarom dus geen absolute aanduiding van toonhoogte of interval o dit is een zogeheten adiastematische notatie - wel (globale) aanwijzingen over het omhoog of omlaag gaan van de melodie - sommigen geven ook informatie over de lengte van de individuele noten binnen een neum o soms werden aanvullende symbolen naast neumen geschreven om veranderingen in articulatie, duur of tempo aan te duiden - vóór aan de uitvinding van de notenbalk o ontwikkeling van neumen waarvan de ‘onderdelen’ in een dusdanige afstand tot de zangtekst geschreven werden dat de toonhoogte duidelijk was aangegeven o dit zijn diastematische neumen Dia 43 vroege Middeleeuwen neumen - na het ontstaan van de notenbalk ontwikkelde de neumnotatie zich in twee richtingen: 1) kwadraatnotatie o notatie met vierkante tekens o werd het eerst gangbaar in Frankrijk en Italië en werd vervolgens in heel Europa ingevoerd behalve in de Duitse landen o Gregoriaans wordt nog steeds in kwadraatnotatie, vierkante noten op een notenbalk van vier lijnen, geschreven en gelezen o wordt daarom ook wel Gregoriaans muziekschrift genoemd 2) hoefnagelschrift o notatie van neumen op een enkele notenbalk wordt hoefnagelnotatie genoemd o vanwege de vorm van het neumenteken dat een gelijkenis vertoont met een hoefnagel o vooral gangbaar in het Duitstalig gebied - neumen werden later in de Middeleeuwen gebruikt om bepaalde ritmepatronen te markeren (ritmische modi) evolueerde uiteindelijk tot de moderne muzieknotatie Dia 44 vroege Middeleeuwen Guido d’Arezzo (991-1033) - Italiaanse monnik die thans wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne muzieknotatie - ontwierp zijn eigen notenbalk het mogelijk maakte Gregoriaanse gezangen veel sneller te leren eerst 1 lijn, later meerdere (4)
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 17 | 18
-
hierdoor werden de specifieke intervallen en de toonhoogte concreter vastgelegd o [bedacht tevens een methode om gemakkelijk goed te kunnen intoneren bij het zangonderricht met behulp van de destijds bekende hymne Ut queant laxis en om zangers direct van het blad te leren zingen zonder voorstudie van het materiaal de zogeheten Guidonische of solmisatielettergepen] - 1026: Micrologus o zijn bekendste geschrift die zijn lesmethode en aantekeningen over muzieknotatie bevat o door de heldere overzichtelijkheid dit het meest uitgedragen muziekleerboek van de Middeleeuwen
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 18 | 18