Februari
JAARGANG 4 NR. 1 / 2009 VERSCHIJNT 4X PER JAAR (FEB/MEI/AUG/NOV) AFGIFTEKANTOOR BRUGGE X P608073
17
2009
Tax Audit & Accountancy
Groene fiscaliteit
B&E
Business & Economics
PUBLISHING GROUP
IBR
IAB
BIBF
Inhoud
Editoriaal
1 Nieuwe uitzonderingen op de tussenkomst van een revisor bij inbreng in natura vanaf 1 januari 2009
2 Fiscale aspecten van aanvullende pensioenen voor zelfstandigen
8 Groene fiscaliteit: veel meer dan een trend
12 Groene fiscaliteit: een gesprek met Michel Daerden
15 (Geconsolideerde) jaarrekeningen in België binnenkort gecontroleerd conform ISA’s?
17 Laatste berichtgeving van de IASB 1 november 2008 – 31 januari 2009
20 Institutioneel nieuws IBR, IAB en BIBF
23
TAX AUDIT & ACCOUNTANCY Tweemaandelijks tijdschrift van het IAB, het IBR en het BIBF Aanbevolen citeerwijze: T.A.A. Afgiftekantoor: Brugge REDACTIECOMITÉ P.P. Berger A. Bert M. Claes D. De Decker M. De Wolf (Hoofdredacteur) C. Fischer S. Mercier C. Van der Elst REDACTIESECRETARIAAT S. Massagé Directeur-Uitgever NV die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge T (050) 47 12 72 F (050) 33 51 54 E
[email protected] VERANTWOORDELIJKE UITGEVERS A. Bert Voorzitter IAB Livornostraat 41 1050 Brussel T (02) 543 74 90 F (02) 543 74 91 P.P. Berger Voorzitter IBR Arenbergstraat 13 1000 Brussel T (02) 512 51 36 F (02) 512 78 86 M. Ploumen Ondervoorzitter BIBF Legrandlaan 45 1050 Brussel T (02) 626 03 80 F (02) 626 03 90
Een initiatief dat als geroepen komt
Editoriaal Zoals u via de berichtgeving van uw respectieve Instituten vernomen heeft, krijgt u sinds begin 2009 toegang tot COMPANYWEB, een databank met dagelijks bijgewerkte informatie over vennootschappen. Alle leden van de drie Instituten en ook stagiairs kunnen, uitsluitend via het Extranet van hun Instituut, deze informatie raadplegen. U heeft dus toegang tot “Companyweb Web Application Basic” en tot “Financiële analyse van de jaarrekeningen”. Companyweb levert alleen maar de gegevens en verleent geen hulp bij problemen met de computer of het gebruik. Om deze applicatie te kunnen gebruiken, moet u beschikken over Windows 2000 of een recentere versie, Internet Explorer, een internetverbinding en Acrobat Reader 5.0 (of hoger). Deze databank mag natuurlijk alleen worden gebruikt voor professionele doeleinden. Zonder de voorafgaande toestemming van Companyweb is het verboden om de gegevens door te verkopen, over te dragen of te verhuren. Wanneer u voor het eerst de verbinding maakt, zult u trouwens worden verzocht de algemene voorwaarden te aanvaarden. Aan de leden worden de volgende functies aangeboden: • Dagelijks bijgewerkte vennootschapsgegevens • Jaarrekeningen – financiële rapporten – ratioanalyse • Beelden van akten van vennootschappen uit de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad sinds 1990 • Dagelijks bijgewerkte faillissementen • Status van de ondernemingen (faling, invereffeningstelling, fusie, opslorping, enz.) • Deelnemingen • Follow-up (tot 50 bedrijven in permanente opvolging plaatsen) • Concurrentievergelijking compare • Geregistreerde aannemers • NACEBEL-codes • Volledige rapporten • RSZ-dagvaardingen • Mandaten: volledig overzicht van de bedrijfsleiding • Warnings: systeem van knipperlichten die een mogelijk risico op faillissement aangeven. Deze applicatie komt als geroepen: vermits de economische crisis binnenkort een weerslag zal hebben op kleine en middelgrote ondernemingen, zullen de economische beroepen op de eerste rij zitten om hun cliënten bij te staan. Met de functie
“follow-up” zullen zij permanent 50 bedrijven kunnen volgen, evenals de RSZ-dagvaardingen en de knipperlichten die een risico op faillissement aangeven. De programmawet van 20 juli 2006 had het accent gelegd op de verstrengde aansprakelijkheid van de bestuurders van rechtspersonen voor de niet-betaling van fiscale en sociale schulden. De economische beroepsbeoefenaar zal duidelijk geholpen worden in zijn opdracht om de ondernemingen te bepalen die deze wet op het oog heeft, en hen te begeleiden bij het herstel of bij de faillietverklaring. Voor de samenstelling van een startersdossier zal hij gebruik kunnen maken van “compare”: met deze tool kan hij, dankzij “compare report”, een vennootschap (BTW-referentie) vergelijken met drie andere vennootschappen naar keuze. U ontvangt een beknopt rapport dat een vergelijking maakt van zowel de balans als de resultatenrekening en de ratio’s van de verschillende vennootschappen voor het boekjaar in kwestie. Dit is bijzonder nuttig voor de opstelling van het financieel plan van een nieuwe entiteit. Voor een uitgebreide financiële analyse is er ten slotte de applicatie op basis van het “Handboek Financiële Analyse van de Onderneming” van Hubert Ooghe en Charles Van Wymeersch. Dit pakket is alvast een mooi nieuwjaarscadeau. Het wordt aangevuld met een nieuwe applicatie van de FOD Financiën, om online een attest van geregistreerde aannemer op te vragen en af te drukken. U hoeft alleen maar te surfen naar My Minfin (http://ccff02.minfin.fgov.be/portal/portal/ MyMinfinPortal/welcome). In het publieke gedeelte vindt u, naast de belastingformulieren die u kunt downloaden, de aanvragen van attesten voor geregistreerde aannemers, onder de titel inhoudingsplicht. Deze applicatie bestond reeds online op de portaalsite van de sociale zekerheid: https://www. socialsecurity.be/site_nl/Applics/30bis/index.htm. Op deze site vindt u ook de link naar de applicatie van de FOD Financiën. Het is goed om te weten dat de RSZ en de FOD Financiën werk maken van een geïntegreerde consultatie van de beslissingen inzake inhoudingen op facturen. In de loop van 2009 zal dit een feit zijn. De drie Instituten wensen u veel succes met het gebruik van Companyweb en zullen u zeker op de hoogte houden van verdere verbeteringen en nieuwigheden op het vlak van e-government.
ANDRÉ BERT
PIERRE P. BERGER
MARIA PLOUMEN
Voorzitter IAB
Voorzitter IBR
Ondervoorzitter BIBF
2-3
> C. BALESTRA
Nieuwe uitzonderingen op de tussenkomst van een bedrijfsrevisor bij inbreng in natura vanaf 1 januari 2009
Senior Manager KPMG-Bedrijfsrevisoren
1. Inleiding en context
Y. S T E M P N I E R W S K Y (Of) Counsel Loyens & Loeff
Eerste kritische opmerkingen bij de wijzigingen ingevoerd door het Koninklijk Besluit van 8 oktober 2008 (B.S. van 30-10-2008) aan de artikelen 444 en 602 van het Wetboek van vennootschappen.
Op 30 oktober 2008 verscheen in het Belgisch Staatsblad het koninklijk besluit van 8 oktober 2008 tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen ingevolge Richtlijn 2006/68/ EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal (beter gekend onder de naam tweede richtlijn). België dat in principe de betreffende vereenvoudigingen tegen 15 april 2008 in zijn wetgeving had moeten invoeren, leverde haastwerk af. Het land lijkt gebruik te hebben gemaakt van de mogelijkheid die de richtlijn de Lidstaten biedt om een uitzonderingsregeling voor de tussenkomst van een deskundige in te voeren (zonder zich over het verplichte of optionele karakter uit te spreken) door een stelsel in te voeren dat de deskundige in bepaalde omstandigheden uitsluit. Artikel 79 van de wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (I) vormt de wettelijke basis van dit koninklijk besluit dat op 1 januari 2009 van kracht wordt en vóór 31 juli 2009 door een wet moet worden bekrachtigd. In dit stadium kunnen we er dus van uitgaan dat de nieuwe bepalingen die zich bij het traditionele stelsel voegen, zelfs bij het uitblijven van een goedkeuringswet tot 31 juli 2009 van kracht zijn. De bepalingen blijven van kracht, wanneer de bekrachtiging uiterlijk op 31/7/2009 plaatsvindt. Wat als de goedkeuringswet op 31/7/2009 (publicatiedatum) niet is gepubliceerd?: Terugkeer naar de situatie van vóór de wijziging aangebracht door het KB van 8/10/2008. Dat is de interpretatie die het IBR in zijn mededeling dienaangaande. De analyse van de nieuwe bepalingen beperkt zich tot de tussenkomst van de bedrijfsrevisor in geval van inbreng in natura in een NV, een Com. VA, een BVBA en een CVBA1. We beperken ons in het kader van deze bijdrage tot het regime van inbreng in natura met betrekking tot de oprichting of een kapitaalsverhoging van een NV, zijnde de artikelen 444 en 602 W.Venn. Dezelfde vast-
stellingen gelden voor de artikelen 219, 220, 313, 395 en 423 voor de andere geviseerde vennootschapsvormen. We gaan niet dieper in op de wijzigingen aangebracht aan het regime van de quasi-inbreng. Het Koninklijk Besluit wijzigt effectief ook de artikelen 396 en 447 die hier niet verder besproken worden maar voor dewelke dezelfde principes mutatis mutandis gelden door in herinnering te brengen dat in geval van quasi-inbreng de bedrijfsrevisor zelf het overgedragen goed moet omschrijven. Er is ook geen uitgifte van nieuwe aandelen, wat de inhoud wijzigt van de verklaring van het bestuursorgaan ingevoegd door de nieuwe bepalingen. Het koninklijk besluit wijzigt het stelsel van de inbreng en quasi-inbreng, zoals het Wetboek van de vennootschappen dat organiseert. Verderop zullen we zien dat er ook in geval van kapitaalverhoging en quasi-inbreng een beschermende maatregel voor minderheidsaandeelhouders werd opgenomen. Het stelsel van inbreng anders dan in geld kan vanouds als volgt kort worden samengevat: (1) waardering door het bestuursorgaan van een in te brengen goed in een bijzonder verslag, (2) controle door een bedrijfsrevisor van de door het bestuursorgaan toegepaste methoden van waardering en (3) verslag van de bedrijfsrevisor. De nieuwe redactie van de artikelen van het Wetboek van de vennootschappen verdringt weinig samenhangend en om duistere gronden de drie hiervoor aangehaalde essentiële kenmerken. De nieuwe bepalingen breiden de huidige artikelen (omgevormd tot § 1 van de nieuwe artikelen) uit met twee paragrafen (2 en 3), een nieuw stelsel van inbreng in natura zonder beroep te doen op een bedrijfsrevisor. De opstelling van de nieuwe bepalingen geeft aanleiding tot verschillende op- en aanmerkingen.
2. Verklaring of verslag De nieuwe §§ 2 en 3, die vanaf 1 januari 2009 van toepassing zijn, voorzien onder bepaalde omstandigheden in de mogelijkheid om bij oprichting of kapitaalverhoging van
FEBRUARI 2009
een vennootschap het verslag van de bedrijfsrevisor (voorzien onder §1) bij inbreng in natura te vervangen door een 6-puntenverklaring (5 punten in het geval van een quasiinbreng) opgesteld door het bestuursorgaan (voorzien onder §3). Deze verklaring moet binnen een termijn van een maand na de effectieve datum van de inbreng worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar maatschappelijke zetel heeft.
Het stelsel van inbreng in natura kan immers heel goed betrekking hebben op gehelen van goederen, algemeenheden, bedrijfstakken. De vennootschappen dreigen hierdoor op de moeilijkheden van een gemengd systeem te stuiten voor zover de tekst de vennootschap enkel van tussenkomst van een deskundige vrijstelt voor afzonderlijk beschouwde “goederen” die met de uitzonderingen overeenstemmen, en voor andere goederen niet. In dat geval komt het hooguit aan op een partiele uitzondering op de tussenkomst.
Er worden dus twee alternatieve stelsels voorzien: de inbreng onderworpen aan de revisorale controle (§1) en de inbreng onderworpen aan het stelsel van “de 6-puntenverklaring” van het bestuursorgaan.
De “vrijgestelde” goederen zijn:
Dit lijkt eenvoudig, maar het is het een of het ander. Bij inbreng in natura naar aanleiding van een kapitaalverhoging zonder beroep te doen op een bedrijfsrevisor – de operatie wordt dan verwezenlijkt onder het stelsel van de verklaring van het bestuursorgaan – bepalen de nieuwe teksten dat een of meer aandeelhouders die op de dag dat het besluit tot kapitaalverhoging wordt genomen gezamenlijk ten minste 5 % van het geplaatste kapitaal in hun bezit hebben, de tussenkomst van een bedrijfsrevisor kunnen vragen. In dit geval zou de operatie in zekere zin “dubbel bekrachtigd” zijn en wel volgens de twee stelsels die als alternatief worden voorgesteld. Bovendien merken we op dat de uitzonderingen de toepassing van §1 (traditioneel stelsel) integraal opheffen door zowel het verslag van de bedrijfsrevisor als het bijzonder verslag van het bestuursorgaan uit te sluiten (zie infra).
3. De nieuwe uitzonderingen op de tussenkomst van de bedrijfsrevisor Met belangstelling merken we op dat de tekst aan duidelijkheid zou winnen door het eerste lid van §2 tot invoering van de nieuwe uitzonderingen als volgt te formuleren: Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer een inbreng in natura exclusief plaatsvindt: ….
TA X A U D I T & A C C O U N TA N C Y
M
erken we op dat de uitzonderingen de toepassing van §1 (traditioneel stelsel) integraal opheffen door zowel het verslag van de bedrijfsrevisor als het bijzonder verslag van het bestuursorgaan uit te sluiten.
1. Effecten of geldmarktinstrumenten die worden gewaardeerd tegen de gewogen gemiddelde koers waartegen zij gedurende de drie maanden voorafgaand aan de daadwerkelijke datum van de verwezenlijking van de inbreng in natura op een of meer gereglementeerde markten zijn toegelaten; 2. Andere vermogensbestanddelen dan de effecten en geldmarktinstrumenten die reeds door een bedrijfsrevisor zijn gewaardeerd 2 en wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) de waarde in het economisch verkeer werd bepaald op een datum die niet meer dan zes maanden aan de effectieve datum van inbreng voorafgaat; b) de waardering is uitgevoerd met inachtneming van de algemeen aanvaarde normen en beginselen voor de waardering van de categorie vermogensbestanddelen die de inbreng vormen; 3. Andere vermogensbestanddelen dan de in het 1. bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten, waarbij de waarde in het economisch verkeer van elk vermogensbestanddeel is afgeleid uit de jaarrekeningen van het voorgaande boekjaar, mits de jaarrekeningen door de commissaris of (voor buitenlandse vennootschappen) door de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon werden gecontroleerd en mits het verslag van die persoon een verklaring zonder voorbehoud bevat.
1 Nihil. 2 Zie opmerkingen infra infra..
4-5
H
et ontbreekt de redactie op twee niveaus aan samenhang: hier worden de vermogensaandelen beoogd waarbij de waarde in het economisch verkeer is afgeleid uit de jaarrekeningen die enkel door een commissaris werden gecontroleerd, terwijl het algemene stelsel van inbreng in natura vermeld onder §1 deze beperking niet kent en ook de tussenkomst van een bedrijfsrevisor voorziet. Vervolgens zal deze voorwaarde ten aanzien van de inbreng bij de oprichting nooit worden verwezenlijkt!
De oorsprong van de teksten zou (volgens het verslag aan de Koning voorafgaand aan het K.B.) in de lijn liggen van de artikelen 10bis en 10ter van de tweede richtlijn. Artikel 10bis van de tweede richtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid de inbreng in natura te laten uitvoeren zonder deskundigenverslag zoals voorzien in artikel 10 van de tweede richtlijn, in gevallen waarin er reeds een duidelijk referentiepunt bestaat voor de waardering van een dergelijke inbreng. Die uitzonderingen wekken meerdere aanmerkingen op. De derde categorie vrijgestelde goederen berust op twee cumulatieve voorwaarden: de controle door de commissaris van de jaarrekening en een verklaring zonder voorbehoud. 3.1 Controles door de commissaris Deze derde categorie lijkt te zijn voorbehouden aan vennootschappen die een commissaris aanstelden. Deze beperking lijkt moeilijk te rechtvaardigen te meer daar diezelfde tekst ook voorkomt onder artikel 444, §2 dat vennootschappen in oprichting beoogt die nog geen commissaris hebben aangeduid (wat overigens wordt weergegeven onder §1; het volstaat deze paragraaf te vergelijken met §1 van artikel 602 houdende kapitaalverhogingen). Het ontbreekt de redactie dus op twee niveaus aan samenhang: hier worden de vermogensaandelen beoogd waarbij de waarde in het economisch verkeer is afgeleid uit de jaarrekeningen die enkel door een commissaris werden gecontroleerd, terwijl het algemene stelsel van inbreng in natura vermeld onder §1 deze beperking niet kent en ook de tussenkomst van een bedrijfsrevisor voorziet. Vervolgens zal deze voorwaarde ten aanzien van de inbreng bij de oprichting nooit worden verwezenlijkt! Verder stelt de redactie nog een probleem ten aanzien van de vereiste verklaring zonder voorbehoud.
3 De laatste editie van oktober 2006 kan worden gedownload op volgend adres: http://www.privahttp://www.privateequityvaluation.com/documents/International_ PE_VC_Valuation_Guidelines_Oct_2006.pdf.
Voor we verder gaan met onze analyse, is het nodig om in herinnering te brengen dat de opdracht van de bedrijfsrevisor (zoals ze tot op heden gekend is) er niet in bestaat om de in natura ingebrachte goederen te evalueren in overeenstemming met de bepalingen van § 1, al. 2 van de diverse artikelen van het W.Venn. met betrekking tot de inbreng in natura. Evenwel zullen we zien dat in dit geval de nieuwe ingevoegde paragrafen een groot probleem met zich meebrengen (zie infra).
3.2 De verklaring zonder voorbehoud Met de uitdrukking “persoon belast met de controle van de jaarrekeningen” beoogt de bepaling de tussenkomst van de commissaris of de tussenkomst van een aangeduide buitenlandse professional, waarna de tekst de voorwaarde van een verklaring zonder voorbehoud invoert. Dit zou duidelijk zijn als de formulering andermaal niet zo ongelukkig was. De wet zegt immers “mits het verslag van die persoon een verklaring zonder voorbehoud bevat”. Dit beperkt de vereiste verklaring zonder voorbehoud tot de interventie van een buitenlands auditeur. De commissaris wordt immers niet beoogd! De huidige redactie van de tekst lijkt de voorwaarde van de verklaring zonder voorbehoud te reserveren voor de interventie van de buitenlandse auditeur, waardoor de Belgische commissaris een willekeurige opinie kan formuleren. Deze interpretatie lijkt misschien al te letterlijk. Helaas slaagt het verslag aan de Koning voorafgaand aan het K.B. er volgens ons niet in de ambiguïteit op te heffen daar het enkel stelt dat “de controle waarvan hier sprake, is de wettelijke controle zoals gedefinieerd in richtlijn 2006/43/EG. Voor de Belgische vennootschappen bepaalt artikel 144, eerste lid, 4°, Wetboek vennootschappen de verschillende verklaringen die kunnen worden afgeleverd door de commissaris. Deze uitzondering mag bijgevolg niet gebruikt worden door de vennootschappen die geen commissaris of (voor wat de buitenlandse vennootschappen betreft) met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon hebben benoemd”. 3.3 Betreffende de niet-genoteerde waarden en de waarderingsprincipes en -normen Uit het verslag aan de Koning voorafgaand aan het K.B. blijkt duidelijk dat bijkomende voorwaarden worden gesteld: de waardering moet door een bedrijfsrevisor zijn gebeurd, de waardebepaling mag niet verder dan zes maanden teruggaan en moet zijn gebeurd met inachtneming van de algemeen aanvaarde normen en beginselen voor de waardering van de categorie vermogensbestanddelen die de inbreng vormen, zoals bijvoorbeeld de “international valuation standards” en de “international private equity and venture capital guidelines”. De eerste zijn uitgegeven door het International Valuation Standards Committee (http:// www.ivsc.org/order/index.html). De tweede werden volgens het concept van de waarde in het economisch verkeer en om coherent te zijn met de IFRS en de US GAAP normen voornamelijk uitgegeven door de Association française des Investisseurs en Capital, de British Venture Capital Association en de European Private Equity and Venture Capital Association3.
FEBRUARI 2009
3.4 Over “juste valeur” Het verslag aan de Koning voorafgaand aan het K.B. bevestigt dat: in de Franstalige tekst van het (…) besluit wordt “juste valeur” als dusdanig overgenomen; in de Nederlandstalige tekst echter wordt niet geopteerd voor “billijke waarde” maar voor “waarde in het economisch verkeer”. De Raad van State is van oordeel dat in de Nederlandstalige tekst van het ontwerpbesluit het in richtlijn 2006/68/EG gehanteerde begrip “billijke waarde” zou moeten worden gebruikt. De Regering wijst er evenwel op dat richtlijn 2001/65/EG van 27 september 20014, die tot doel had de boekhoudrichtlijnen zodanig te wijzigen dat bepaalde financiële activa en passiva op basis van de waarde in het economisch verkeer zouden kunnen worden gewaardeerd, in de Nederlandse versie nergens spreekt over “billijke waarde”, maar consequent over “waarde in het economisch verkeer”. De artikelen 1 en 2 van voornoemde richtlijn werden in Belgisch recht omgezet bij koninklijk besluit van 8 maart 2005, dat het begrip “waarde in het economisch verkeer” heeft ingevoerd in het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen (zie o.m. de artikelen 91 en 165). Het lijkt de Regering dan ook aangewezen om bij de invoering van hetzelfde begrip in het Wetboek van vennootschappen zelf dezelfde terminologie te hanteren. Bij koninklijk besluit van 8 maart 2005 tot wijziging van koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen werden de artikelen 91 (inhoud van de bijlage van het volledige schema), 97 (inhoud van bepaalde voor de bijlage vereiste vermeldingen) en 165 (inhoud van de bijlage van de geconsolideerde rekeningen) van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen aangepast zodat “In geval van niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de waarde in het economisch verkeer voor de financiële instrumenten: wordt voor iedere categorie afgeleide financiële instrumenten de waarde in het economisch verkeer van de instrumenten geleverd indien een dergelijke waarde kan worden bepaald middels een van de in artikel 97. C. voorgeschreven methoden en de informatie over de omvang en de aard van de instrumenten.”5. Deze wijzigingen hebben de artikelen 43, paragraaf 1, (14) van de vierde richtlijn en artikel 34, (15) van de zevende richtlijn zoals gewijzigd door de richtlijn “billijke waarde” omgezet. De omzetting van deze bepalingen vertoonde een verplicht karakter. Deze nieuwe bepalingen traden in werking vanaf het boekjaar dat begint op of na 1 januari 2005.
TA X A U D I T & A C C O U N TA N C Y
Met andere woorden moeten sinds het koninklijk besluit van 8 maart 2005 de afgeleide instrumenten die door een vennootschap die haar statutaire en/of geconsolideerde rekeningen overeenkomstig het Belgisch boekhoudrecht opstelt in de toelichting van bedoelde rekeningen tegen de waarde in het economisch verkeer worden vermeld voor zover deze waarde kan worden vastgesteld onder verwijzing naar: • een marktwaarde voor de financiële instrumenten waarvoor een betrouwbare markt gemakkelijk is aan te wijzen. Wanneer een marktwaarde voor een gegeven instrument niet eenvoudig kan worden bepaald, maar dit wel kan voor de samenstellende elementen of voor een gelijkaardig instrument, kan de marktwaarde berekend worden op basis van die van zijn bestanddelen of die van het gelijkaardige instrument, of • een waarde berekend met behulp van modellen en algemeen aanvaarde waarderingstechnieken voor de instrumenten waarvoor een betrouwbare markt niet gemakkelijk aan te wijzen is. Deze waarderingsmodellen en -technieken dienen een redelijke benadering van de marktwaarde op te leveren. Voor het overige wordt de waardering op basis van de waarde in het economisch verkeer voor de overige vermogensbestanddelen door geen enkele wettelijke of reglementaire bepaling voorgeschreven6.
4. Twee “verklaringen” een van de bedrijfsrevisor, de andere van het bestuursorgaan We stipten al aan dat er vandaag voor de inbreng in natura twee mogelijke stelsels bestaan. Enerzijds dat van de verklaring van het bestuursorgaan en anderzijds het stelsel van het verslag van de bedrijfsrevisor. De wet voorziet dat de verklaring van het bestuursorgaan uit 6 punten moet zijn opgebouwd (5 in het geval van de quasi-inbreng)7. Het betreft een document beschreven onder §3 van de nieuwe bepalingen dat de volgende inlichtingen vermeldt: 1. Een beschrijving van de desbetreffende inbreng in natura (de quasi-inbreng); 2. De naam van de inbrenger (van de eigenaar van het goed dat de vennootschap wil verwerven); 3. De waarde van deze inbreng (deze quasi-inbreng), de herkomst van deze waardering, en in voorkomend geval, de waarderingsmethode;
4 Tot wijziging van de richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde venvennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen. 5 Zie in dit verband de mededeling van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen van 25 april 2005. 6 Volledigheidshalve vestigen we de aandacht erop dat de Commissie voor Boekhoudkundige Normen zich in haar beide adviezen (126/17 en 179/1) uituitsprak voor een waardering aan de waarde in het economisch verkeer. 7 We merken terloops op dat de artikelen van het Wetboek plots gewag maken van de term “quasiinbreng”, terwijl die term voorheen uitsluitend in een titel voorkwam.
6-7
O
p technisch wetgevend vlak merken we ook op dat de richtlijn enkel de tussenkomst van de onafhankelijke expert beoogt, aangezien de Europese teksten het bijzonder verslag van de raad van bestuur niet beogen. We kunnen ons dan ook afvragen of de tekst die in het Belgisch Staatsblad verscheen op dat vlak dan wel rechtsgeldig is.
4. De nominale waarde van de aandelen of, bij gebreke van een nominale waarde, het aantal aandelen die tegen elke inbreng in natura zijn uitgegeven (niet van toepassing op de quasi-inbreng); 5. Een attest dat bepaalt of de verkregen waarde ten minste met het aantal en de nominale waarde, of bij gebreke van een nominale waarde, de fractiewaarde en, in voorkomend geval de emissiewaarde van de tegen de inbreng uit te geven aandelen overeenkomt (een verklaring die de daadwerkelijk toegekende vergoeding in ruil voor de verwerving preciseert); 6. Een attest dat er zich geen nieuwe bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan ten opzichte van de oorspronkelijke waardering die deze kunnen beïnvloeden. Ten aanzien van dit document dat uitgaat van het bestuursorgaan, kunnen we twee vragen opwerpen: een op conceptueel niveau en een op het vlak van de terminologie; beide vragen leiden tot bepaalde conclusies. Wat het conceptuele betreft, herinneren we eraan dat deze verklaring van het bestuursorgaan binnen het nieuwe stelsel niet enkel in de plaats treedt van het in het algemene stelsel voorziene verslag van de bedrijfsrevisor maar ook het bijzonder verslag vervangt waarin het bestuursorgaan het belang van de verrichting voor de vennootschap uiteenzet en, in voorkomend geval de redenen waarom dit afwijkt van de conclusies van de bedrijfsrevisor. Deze belangrijke toelichtingen verdwijnen in het nieuwe stelsel dus uit de verklaring van het bestuursorgaan. Op technisch wetgevend vlak merken we ook op dat de richtlijn enkel de tussenkomst van de onafhankelijke expert beoogt, aangezien de Europese teksten het bijzonder verslag van de raad van bestuur niet beogen. We kunnen ons dan ook afvragen of de tekst die in het Belgisch Staatsblad verscheen op dat vlak dan wel rechtsgeldig is. Deze wijziging van het Wetboek werd niet aan een normaal debat in het parlement voorgelegd en overstijgt in ieder geval het mandaat van de Koning dat zich beperkte tot de voorschriften van de richtlijn. Ook op terminologisch vlak heerst er verwarring aangezien de verklaring van het bestuursorgaan twee attesten (zie punten 5. en 6.) vereist. Omdat de tekst niet expliciet is, kunnen we veronderstellen dat ze uitgaan van het bestuursorgaan. Welnu, deze term bleef tot nu voorbehouden aan de opinie die de bedrijfsrevisor in zijn verslag uitte!
De onnauwkeurigheid van de tekst schept ook ruimte voor een geheel andere interpretatie (althans voor punt 5.) waar een verklaring van een bedrijfsrevisor zou kunnen worden bedoeld. Dit maakt het stelsel van het attest volledig zinloos aangezien de interventie van de bedrijfsrevisor niet wordt opgeheven. Hoe betrouwbaar is overigens een attest dat enkel gevolg geeft aan zichzelf? Worden hier onafhankelijke bestuurders bedoeld? Kunnen we hierin een bepaling ontwaren die enkel aanvaardbaar is voor vennootschappen die over een auditcomité beschikken in de zin van de achtste richtlijn? De eindcontrole ligt hoe dan ook bij de algemene vergadering.
5. Belangrijke redactiemoeilijkheid 5.1 Herwaardering §2 lid 2 bepaalt: “Paragraaf 1 is evenwel van toepassing op de herwaardering waartoe wordt overgegaan op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de oprichters/het bestuursorgaan”. Wat is de precieze betekenis van “herwaardering”… een herwaardering naar onder of enkel naar boven?… Heeft men het hier standaard over herwaardering in het beperkte kader van de niet-liquide markt of over uitzonderlijke omstandigheden die de waarde van de activa aanzienlijk kunnen beïnvloeden? Hier dient ook opgemerkt dat uitsluitend activa worden beoogd, zodat afgeleide financiële instrumenten die tegenwoordig binnen het Belgisch boekhoudrecht als enige op hun waarde in het economisch verkeer moeten worden gewaardeerd lijken te worden uitgesloten. Moet deze herwaarderingsverrichting door het bestuursorgaan worden ingeperkt ten aanzien van een eerdere door dit orgaan uitgevoerde waardering? Dit zou weinig zin hebben, aangezien het precies dat is wat de tekst lijkt te willen zeggen door te stellen “paragraaf 1 is evenwel van toepassing” wat veronderstelt dat deze paragraaf eerder niet van toepassing was. De actuele tekst suggereert dat als het bestuursorgaan de goederen, ingebracht onder het stelsel van het attest (zonder verslag van de bedrijfsrevisor), “herwaardeert” en deze goederen (1) effecten of geldmarktinstrumenten zijn waarvan de prijs meer bepaald door een niet-liquide markt wijzigde of (2) andere vermogensbestanddelen zijn die reeds
FEBRUARI 2009
door een bedrijfsrevisor werden geëvalueerd als nieuwe omstandigheden de waarde in het economische verkeer aanzienlijk wijzigen de interventie van de bedrijfsrevisor is vereist. De actuele tekst bepaalt overigens dat er een alternatief bestaat als het orgaan niet tot een herwaardering is overgegaan: • in geval van een kapitaalverhoging uitsluitend door inbreng in natura, • in de beperkte gevallen waarbij tot een herwaardering moet worden overgegaan voor andere vermogensbestanddelen dan de effecten en geldmarktinstrumenten, • waarvan de waarde in het economisch verkeer al door een bedrijfsrevisor werd gewaardeerd of waarvan de waarde in het economische verkeer voorvloeit uit de jaarrekeningen gecontroleerd door de commissaris (zie supra),
TA X A U D I T & A C C O U N TA N C Y
• een nieuwe missie van de bedrijfsrevisor9 die de inbreng in de plaats van het bestuursorgaan moet waarderen. We vragen ons af hoe hij zich conform paragraaf 1 kan richten naar zijn eigen waardering en zich toch houden aan de beroepsnormen waaraan hij onderworpen is; • of op een ongelukkige tekst die verkeerdelijk verwijst naar het normale stelsel.
Besluit Deze tekst die het midden houdt tussen interpretatieproblemen en illegaliteit illustreert heel goed hoe moeilijk het is om wetten te maken, vooral dan voor een bijzonder sterk gereglementeerd beroep.
• waarvan de waarde in het economisch verkeer door nieuwe omstandigheden aanzienlijk wijzigde, • op verzoek van een of meer aandeelhouders die 5 % van het geplaatst kapitaal vertegenwoordigen. De tussenkomst van een bedrijfsrevisor8 kan worden gevraagd voor een “waardering volgens §1”. De tekst omschrijft vervolgens de herwaarderingsverrichting wat er duidelijk op wijst dat de bedrijfsrevisor bij tekortkoming van het bestuursorgaan moet worden vervangen! De tekst lijkt ons in meerdere opzichten in ieder geval ambigu. In de eerste plaats wordt een bedrijfsrevisor verzocht datgene wat hij zelf al heeft gewaardeerd (zie §2, lid 1, 2°) te waarderen, tenzij hier een “andere bedrijfsrevisor” wordt bedoeld, wat dan ook had moeten worden toegelicht. De redactie getuigt van absoluut surrealisme wanneer wordt gezinspeeld op de waardering door de bedrijfsrevisor conform §1 die geen enkele waardering door de bedrijfsrevisor voorziet. Toch moet worden vastgesteld dat de nieuwe tekst van §2 in fine een grote moeilijkheid vormt (wat overigens in het verslag aan de Koning voorafgaand aan het K.B. wordt bevestigd). Er is immers sprake van een “waardering door een bedrijfsrevisor conform paragraaf 1”. Aangezien §1 het normale stelsel van inbreng in natura bij kapitaalverhoging betreft, stuiten we op:
8 We vragen ons bovendien af of hier de hoedanighoedanigheid dan wel de functie wordt aangeduid die de commissaris zou uitsluiten, wat logisch lijkt aanaangezien men in ieder geval “de bedrijfsrevisor die de vennootschap controleert” zou moeten uitsluiten of althans de bedrijfsrevisor die opdrachten heeft uitgevoerd die zijn onafhankelijkheid krachtens de artikelen 133 en 134 van het Wetboek van vennootvennootschappen in het gedrang kunnen brengen. 9 Met uitsluiting ongetwijfeld van de commissaris die zijn onafhankelijkheid in het gedrang ziet komen behoudens bijzondere vrijwarende maatregelen, conform de norm van het IBR van 30/08/2007.
8-9
>
Fiscale aspecten van aanvullende pensioenen voor zelfstandigen
D. DE DECKER Baker Tilly Belgium Tax Partner
Het doel dat men had vooropgesteld bij de invoering van de pensioenregeling voor zelfstandigen eind de jaren zestig1 was wellicht erg nobel. Vandaag, minder dan een halve eeuw later, merken we dat dit “zelfstandigenpensioen” op zich niet volstaat om na de actieve loopbaan een volwaardige levensstandaard aan te houden. Bovendien hebben de onheilspellende berichten omtrent de toekomstige vergrijzing zowel de zelfstandige als de overheid wakker geschud2. Het opzet van deze bijdrage strekt er toe om de fiscale aspecten van de verschillende alternatieven waarover de zelfstandige bedrijfsleider heden ten dage beschikt om in een bijkomend pensioen te voorzien wat nader toe te lichten.
Gelet op het feit dat de zelfstandige bedrijfsleider zijn bijkomende pensioenopbouw voornamelijk of uitsluitend zal structureren via de tweede pensioenpijler en slechts in bijkomende orde gebruik zal maken van de derde pensioenpijler (pensioensparen, individuele levensverzekering) zullen wij ons, bij de bespreking van de fiscale aspecten, beperken tot de tweede pensioenpijler3. In hoofde van zelfstandigen (niet bedrijfsleiders) beperkt deze peiler zich tot de zogenaamde beroepsgebonden aanvullende sociale zekerheidsbijdragen voor zelfstandigen, beter gekend als het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen, kortweg VAPZ genoemd4. Door het feit dat de zelfstandige bedrijfsleider hetzij privé hetzij via zijn vennootschap een bijkomend pensioen kan opbouwen, heeft hij daarnaast toegang tot: • De interne individuele pensioentoezegging; • De externe individuele pensioentoezegging; • De externe collectieve pensioentoezegging. De fiscale behandeling van voorschotten, een specifieke kredietvorm die erin bestaat dat de verzekeraar een gedeelte van de latere verzekeringsprestaties voorschiet, valt buiten het bestek van deze uiteenzetting5.
Het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen Het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen werd begin jaren 80 in het leven geroepen en had tot doel om aan de zelfstandige de mogelijkheid te bieden om op vrijwillige basis in een aanvullend pensioen te voorzien middels het storten van persoonlijke bijdragen, hetzij aan het sociaal verzekeringsfonds, hetzij aan een erkende pensioeninstelling (inclusief verzekeraars).
Fiscaal regime van de betaalde premies De maximale bijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van het geherwaardeerde beroepsinkomen zoals dit gedefinieerd wordt voor de vaststelling van de bijdragen die verschuldigd zijn in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen. Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt naargelang het een “gewoon” of een “sociaal” VAPZ betreft. Dit laatste houdt in dat minstens 10 % van de VAPZ pensioenpremie besteed wordt aan de financiering van solidariteitsprestaties. Aftrekbaar % Gewoon VAPZ Sociaal VAPZ
8,17 % 9,40 %
Maximaal Aftrekbare premie € 2.686,05 € 3.090,44
Bovenstaande premies zijn in hoofde van de zelfstandige (bedrijfsleider) aftrekbaar aan het marginale tarief in de personenbelasting. Vermits deze bijdragen als beroepskosten kunnen worden afgetrokken verminderen zij tevens de belastbare basis waarop de sociale bijdragen worden berekend. Naast het feit dat de premie VAPZ uiterlijk betaald dient te zijn op 31 december van het lopende jaar is, inzake fiscale aftrekbaarheid van de premie, eveneens vereist dat de zelfstandige tijdens het betreffende jaar zijn volledige bijdrage heeft betaald die hij verschuldigd is overeenkomstig het sociaal statuut der zelfstandigen. Een belangrijk onderscheid met de groepsverzekering en de individuele pensioentoezegging is het feit dat de premies die betaald worden in het kader van een VAPZ overeenkomst niet onderhevig zijn aan een premietaks van 4,4 %. Fiscaal regime tijdens de opbouw Overeenkomstig artikel 183bis W. Taksen is op de winstdeling die in principe jaarlijks door de verzekeraar wordt toegekend een taks verschuldigd van 9,25 %. In de praktijk wordt deze taks door de verzekeraar ingehouden en in mindering gebracht van de winstdeling die jaarlijks aan het contract wordt toegevoegd.
FEBRUARI 2009
Fiscaal regime bij de uitkering
Riziv- en solidariteitsbijdrage Er bestaat onduidelijkheid omtrent het feit of het bedrag (premies + winstdeling) al dan niet onderworpen is aan de Riziv-bijdrage van 3,55 %. Deze onduidelijkheid blijkt voort te vloeien uit het feit dat het RIZIV en de pensioeninstellingen hieromtrent een andere mening zijn toegedaan6.
Belastbaarheid in de personenbelasting De belasting van de uitkering wordt berekend aan de hand van een fictieve rente die jaarlijks in de aangifte van de personenbelasting moet worden opgenomen7. Dit houdt in dat het kapitaal of de afkoopwaarde niet onmiddellijk voor zijn totaalbedrag wordt belast maar, gedurende 10 of 13 jaar (afhankelijk van de leeftijd van de begunstigde op datum van uitkering) belastbaar is tot beloop van een bepaald percentage. Met ingang van 1 januari 20068 werd bovendien een onderscheid gemaakt naar gelang de uitkering al dan niet plaatsvindt ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en het feit of men al dan niet tot die leeftijd effectief actief is gebleven. In deze laatste hypothese wordt slechts 80 % van het pensioenkapitaal omgezet in een fictieve rente.
De externe pensioentoezegging In tegenstelling tot de VAPZ waar de zelfstandige bedrijfsleider uitsluitend persoonlijk bijdragen zal storten worden de bijdragen in het kader van een externe pensioentoezegging in principe betaald door de vennootschap. De bijdragen die de zelfstandige bedrijfsleider persoonlijk stort zijn, in tegenstelling tot de VAPZ bijdragen, niet als beroepskost aftrekbaar in de personenbelasting maar komen enkel in aanmerking voor de belastingvermindering in het kader van het lange termijnsparen9.
De Individuele Pensioen Toezegging (kortweg IPT) en de Collectieve Pensioen Toezegging (groepsverzekering) bieden dezelfde bescherming aan de bedrijfsleider en worden fiscaal op dezelfde wijze behandeld. De IPT verzekering biedt echter het bijkomende voordeel dat men voor elke bedrijfsleider afzonderlijk een toezegging op maat kan uitwerken. Een groepsverzekering daarentegen wordt door de vennootschap afgesloten voor alle bestuurders/zaakvoerders10. Fiscaal regime van de betaalde premies door de vennootschap De bijdragen tot vorming van aanvullende pensioenen zijn in hoofde van de onderneming, onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen, aftrekbaar als beroepskost. Deze voorwaarden houden ondermeer in dat deze premies definitief worden gestort aan een in een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming, voorzorginstelling of instelling voor bedrijfspensioenvoorzieningen11 en de onderneming tevens tijdig de nodige bewijsstukken voorlegt. Bovendien dienen de bijdragen en premies betaald te worden ter uitvoering van een reglement of contract. Naast deze voorwaarden inzake aftrekbaarheid is bovendien het bedrag zelf dat als beroepskost door de vennootschap in mindering van haar resultaat kan worden gebracht beperkt. De betaalde bijdragen vormen in hoofde van de vennootschap immers slechts een aftrekbare beroepskost op voorwaarde dat de wettelijke en extrawettelijke toekenning naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging en worden berekend naar de normale duur van de beroepswerkzaamheid12.
TA X A U D I T & A C C O U N TA N C Y
2 Uit een pensioenenquête in alle nationale kranten van 25 februari 2005 blijkt dat 9 op de 10 Belgen overtuigd zijn van het feit dat men er belang bij heeft zijn pensioen zelf voor te bereiden omwille van het feit dat het wettelijk pensioen niet zal volstaan. 3 Inzake successierechten volstaat het te melden dat de uitkering bij overlijden aan successierechten is onderworpen. 4 We maken hierbij abstractie van de Riziv-contracRiziv-contracten voor de medische vrije beroepen waarvan de bijdragen elk jaar bij koninklijk besluit worden vastgelegd. Het betreft met name de geneesheren, tandartsen en apothekers. 5 Juridisch gezien betreft het geen lening maar een sui generis-figuur generis-figuur met een specifiek juridisch kader in de context van een levensverzekering. J. ERNAULT, Droit de l’assurance-vie, Brussel, Bruylant, 1987, 226. 6 Volgens het standpunt dat het RIZIV hanteert zou enkel een uitkering bij overlijden die daarenboven aan een andere persoon dan de overlevende echtechtgenoot wordt uitgekeerd niet onderworpen zijn aan de Riziv-bijdrage. 7 Art. 169, §1WIB 1992. 8 Wet van 23 december 2005 betreffende het generageneratiepact, B.S. 30 december 2005. 9 Deze belastingvermindering ligt begrepen tussen de 30 en de 40 %. Het storten van persoonlijke premies is vanuit fiscaal oogpunt dan ook minder interessant dan de premies die door de vennootvennootschap worden gestort en wordt in de praktijk dan ook nauwelijks toegepast. 10 Bij het oprichten van een BVBA dient men hiermee rekening te houden bij het opmaken van de stastatuten. Indien de statuten zouden voorzien dat de vennootschap bestuurd wordt door één zaakvoerzaakvoerder is er o.i. geen sprake van een open individuele levensverzekering. 11 Art. 59, §1,1° WIB 1992.
1 K.B. nr. 72 van 10 november 1967 (Pensioenwet Zelfstandigen).
12 Art.59, §1,2° WIB 1992.
10-11
Uitgedrukt in een formule geeft dit: EWP < ((80 % x B) – WP) x N/L Waarbij: EWP = extrawettelijk pensioen op jaarbasis B = laatste normale brutojaarbezoldiging WP = wettelijk pensioen op jaarbasis N = totaal gepresteerde en nog te presteren jaren L = normale duur van de loopbaan In de hypothese dat een regelmatige bezoldiging aan de bedrijfsleider wordt toegekend, wordt de betaalde premie, ten belope van het bedrag dat de 80 % overschrijdt, beschouwd worden als een verworpen uitgave. In de situatie waarbij aan de bedrijfsleider geen regelmatige bezoldiging wordt toegekend, wordt de premie in hoofde van de bedrijfsleider beschouwd als een voordeel van alle aard en belast in de personenbelasting. Deze maximale extra-legale pensioentoekenning uitgedrukt in een maximale jaarlijkse lijfrente kan, via bepaalde omzettingscoëfficiënten13, worden omgezet naar een maximaal pensioenkapitaal. Dit kapitaal moet worden verminderd met de verwachte winstdeelname die forfaitair geraamd wordt op 20 % van het kapitaal14. Fiscaal regime tijdens de opbouw Zowel de vennootschapspremies als de persoonlijke premies zijn onderworpen aan een premietaks van 4,4 %15 16.
13 De hoogte van de coëfficiënten variëren afhankeafhankelijk van de leeftijd bij aanvang van de rente en het gekozen type. 14 Indien de werkelijke winstdeelname gekend is mag men evenwel met deze werkelijke winstdeelname rekening houden. 15 Art. 175, §1,5° W.Taksen. 16 Deze premie kan in uitzonderlijke situaties oplopen tot 9,25 % indien een aantal voorwaarden (bv. voorvoorwaarde inzake het gedifferentieerd beheer) niet is voldaan. 17 Geen inhouding is verschuldigd in de hypothese dat het voordeel ingevolge het overlijden van de bedrijfsleider zou worden toegekend aan een ander persoon dan de overlevende echtgenoot. 18 We merken op dat deze winstdeling reeds tijdens de opbouwfase aan een inhouding werd onderworonderworpen van 9,25 %.
Overeenkomstig artikel 183bis W. Taksen is op de winstdeling die in principe jaarlijks door de verzekeraar wordt toegekend een taks verschuldigd van 9,25 %. In de praktijk wordt deze taks door de verzekeraar ingehouden en in mindering gebracht van de winstdeling die jaarlijks aan het contract wordt toegevoegd. Fiscaal regime bij de uitkering
Riziv- en solidariteitsbijdrage Op de uitkering met inbegrip van een eventuele winstdeling wordt door de verzekeraar een Riziv-bijdrage ingehouden van 3,55 %17. Daarnaast is de verzekeraar gehouden tot inhouding van een solidariteitsbijdrage die kan variëren van 0 tot 2 % afhankelijk van de hoogte van het pensioenkapitaal of de afkoopwaarde en van het feit of het gaat om een pensioenkapitaal, afkoopwaarde of overlijdenskapitaal.
Belastbaarheid in de personenbelasting Het gedeelte van de pensioenuitkering dat bestaat uit de winstdeling is vrijgesteld van personenbelasting18. Het kapitaal is in hoofde van de bedrijfsleider, bij uitkering op het normale tijdstip, belastbaar aan het afzonderlijke tarief van: • 10 % voor het kapitaal gevormd door persoonlijke bijdragen na 1 januari 1993; • 16,5 % voor het kapitaal gevormd door werknemersbijdragen gestort voor 1 januari 1993 of door premies gestort door de vennootschap. De Wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact heeft het percentage van 16,5 % verlaagd tot 10 % voor aanvullende pensioenkapitalen die worden uitbetaald na 1 januari 2006, ongeacht of de pensioenbijdragen voor of na 1 januari 2006 werden betaald. Voorwaarde voor het verlaagde tarief is dat het kapitaal dat via vennootschapsbijdragen werd opgebouwd ten vroegste wordt uitbetaald op de wettelijke pensioenleeftijd van de begunstigde die ten minste tot op die leeftijd effectief actief moet zijn gebleven. Wat de belasting op de aanvullende kapitalen op basis van persoonlijke bijdragen die werden betaald voor 1 januari 1993 (16,5 %) of na die datum (10 %) betreft, verandert er echter niets. Er bestaat tevens een mogelijkheid tot omzetting van het kapitaal in een rente. Van deze mogelijkheid wordt tot vandaag nagenoeg geen gebruik gemaakt.
De interne individuele pensioentoezegging De vennootschap die opteert voor deze vorm van pensioentoezegging heeft hierbij twee mogelijkheden: • de klassieke bedrijfsleidersverzekering; • de interne pensioentoezegging met boekhoudkundige pensioenreservering. A) Klassieke bedrijfsleidersverzekering In deze hypothese sluit de vennootschap een levensverzekeringscontract af op het hoofd van de bedrijfsleider waarbij de vennootschap als verzekeringnemer en als begunstigde optreedt. Daarnaast wordt een onderhandse overeenkomst met de bedrijfsleider afgesloten, waarin wordt bedongen dat de bedrijfsleider bij pensionering of bij zijn overlijden een extralegaal pensioen zal worden uitgekeerd.
FEBRUARI 2009
In hoofde van de vennootschap vormen de premies een aftrekbare beroepskost op voorwaarde dat zij voldoen aan de 80 %-regel. Sinds de invoering van de WAP19 die in werking is getreden op 1 januari 2004 heeft de bedrijfsleidersverzekering sterk aan belang ingeboet in die zin dat velen de mening zijn toegedaan dat zij zelfs een stille dood zal sterven. De extern gefinancierde individuele pensioentoezegging combineert immers de individualiseringsmogelijkheid van de bedrijfsleidersverzekering met de rechtsbescherming van de groepsverzekering. B) De interne pensioenbelofte Zonder al te veel verzekeringstechnisch te willen zijn, meende de minister voorheen dat, conform de Wet van 19 juli 1991 tot wijziging van de Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, het aanleggen van pensioenvoorzieningen op de balans van de onderneming en de betaling van een pensioen via de algemene kosten verboden was. Bij een niet-systematisch georganiseerd pensioenstelsel wordt een aanvullend pensioen occasioneel toegekend aan een welbepaalde persoon om persoonsgebonden redenen, en niet aan de personeelscategorie waartoe deze persoon behoort. Volgens de minister is de wetgeving betreffende de verzekeringen niet van toepassing op dergelijke pensioenbeloften en mag het voordeel gefinancierd worden door een interne voorziening. De voormelde 80 %-regel is hier evenwel ook van toepassing20. Belangrijk is het feit dat het bedrag van de totale provisie elk jaar opnieuw dient te worden getoetst aan de 80 %-regel. De techniek van het aanleggen van een interne pensioenvoorziening biedt aan ondernemingen de mogelijkheid om aan pensioenvorming te doen zonder dat de broodnodige middelen onmiddellijk cashmatig aan de onderneming moeten worden onttrokken of zelfs beschikbaar dienen te zijn. Het bedrag dat als voorziening kan worden aangelegd is de actuele waarde van de loopbaanevenredige rechten. Fiscaal regime tijdens de opbouw Vermits de opbouw louter geschiedt op basis van een boekhoudkundige pensioenreservering in de vennootschap en bijgevolg geen premies worden betaald of sprake is van winstdeling die jaarlijks kan wordt toegekend is noch de premietaks van 4,4 %, noch de taks op de winstdeling van 9,25 % verschuldigd.
TA X A U D I T & A C C O U N TA N C Y
Fiscaal regime bij de uitkering Het bedrag dat in het kader van een individuele pensioentoezegging aan de bedrijfsleider wordt uitgekeerd is onderworpen aan een Riziv-bijdrage van 3,55%21. De vennootschap dient deze bijdrage in te houden en door te storten. Daarnaast is de vennootschap gehouden tot inhouding van een solidariteitsbijdrage die kan variëren van 0 tot 2 % afhankelijk van de hoogte van het pensioenkapitaal of de afkoopwaarde en van het feit of het gaat om een pensioenkapitaal, afkoopwaarde of overlijdenskapitaal22. Belastbaarheid in de personenbelasting Nadeel van de interne pensioenbelofte is dat de verlaging van het tarief van 16,5 % naar 10 % op voorwaarde dat het kapitaal ten vroegste wordt uitbetaald op de wettelijke pensioenleeftijd van de begunstigde die ten minste tot op die leeftijd actief is gebleven23 alleen geldt voor pensioenkapitalen die op externe wijze werden gefinancierd. Een ander aandachtspunt betreft het zogenaamde attractiebeginsel. Dit houdt in dat, indien de uitkering zou plaatsvinden op het ogenblik dat de bedrijfsleider zijn mandaat van zaakvoerder of bestuurder nog uitoefent er discussie zou kunnen ontstaan omtrent de kwalificatie van het bedrag dat wordt uitgekeerd.
Conclusie De zelfstandige bedrijfsleider beschikt op vandaag over meerdere alternatieven om zijn schamele pensioen, dat hij in de toekomst nog hoopt te mogen ontvangen, aan te vullen met een extraatje. Alhoewel men dit wellicht niet kan veralgemenen mag men ervan uitgaan dat men vanuit fiscaal oogpunt eerst best de mogelijkheden van het VAPZ benut en pas in tweede instantie aan bijkomende pensioenopbouw doet binnen de vennootschap. Naast de groepsverzekering waar de vennootschap premies betaalt aan de verzekeringsmaatschappij en de bedrijfsleider een rechtstreekse vordering op deze laatste heeft kan de vennootschap afzien van dit systeem en beslissen om gebruik te maken van de pensioenbelofte met boekhoudkundige pensioenreservering. Eén van de nadelen die hieraan zijn verbonden is het gegeven dat de taxatie aan 10 % in hoofde van de bedrijfsleider is uitgesloten. Pas nadat de mogelijkheden van de tweede pensioenpijler zijn uitgeput heeft de bedrijfsleider er, vanuit fiscaal oogpunt, baat bij om een bijkomend kapitaal op te bouwen middels de derde pensioenpijler (pensioensparen/levensverzekering).
19 Wet Aanvullende Pensioenen van 28 april 2003, B.S. 15 mei 2003, err. B.S. 26 mei 2003. 20 Omwille van het feit dat geen sprake is van een winstdeling dient er bij de berekening van de 80 % regel ons inziens geen correctie te geschieden. Dit houdt in dat de maximale toekenning en bijgevolg de voorziening die kan worden aangelegd hoger zal zijn dan de premie die jaarlijks in kost kan worden genomen via de externe financiering. 21 Bij overlijden is deze bijdrage volgens het RIZIV enkel verschuldigd indien het voordeel werd toegetoegekend aan de overlevende echtgenoot. 22 Deze solidariteitsbijdrage is eveneens slechts verschuldigd indien het voordeel werd toegekend aan de overlevende echtgenoot. 23 Wet van 23 december 2005 betreffende het genegeneratiepact.
12-13
>
Groene fiscaliteit: veel meer dan een trend
ROGER LASSAUX Belastingconsulent, directieadviseur IAB
Alom aanwezig ...
Als langs alle kanten rode noodlichten gaan branden, verdient onze hoop meer dan ooit die andere, geliefkoosde kleur: groen. Het groene gedachtegoed is dan ook niet weg te branden uit de actualiteit ...
Er wordt vaak gewezen op de fouten en gebreken van onze fiscaliteit, maar het systeem heeft ook heel wat positieve aspecten. Een belangrijk voorbeeld daarvan zijn de belastingvoordelen voor besparende maatregelen! Ons belastingwezen wordt vandaag gebruikt als instrument binnen het milieubeleid: besparingen op het vlak van productie (energiebesparing) en consumptie (recyclage) dragen bij tot minder energieverspilling (rationeler gebruik van grondstoffen) en minder vervuiling; rationelere consumptie en productie verhogen tegelijk de reële kwaliteit van het leven. Investeren in duurzame ontwikkeling is voor elk van ons niet langer iets abstracts, niet langer een ecologisch dada: er zijn ook daadwerkelijk economische en maatschappelijke belangen mee gemoeid. Die redenering hebben de federale, regionale en plaatselijke overheden geïntegreerd in een aantal belangrijke principes. Op basis daarvan hebben zij de jongste jaren verschillende instrumenten ontwikkeld. Deze logica staat centraal in de relanceplannen. De groene fiscaliteit slaat en zalft, maakt gebruik van zowel aansporende als ontradende maatregelen, combineert heffingen, belastingen en andere vormen van retributie, en heeft op die manier al een aanzienlijke impact gehad op burgers en bedrijven. Enkele voorbeelden? • Voor particulieren: de aankoop van een milieuvriendelijke auto, carpoolen, autodelen, het isoleren van de woning, het vervangen van de verwarmingsketel, het installeren van zonnepanelen, opwekken van geothermische energie, dubbele beglazing, thermostatische kranen, een energieaudit van de woning, het bouwen van een passiefhuis, woon-werkverkeer per fiets, ... het zijn allemaal “kosten” die vandaag de dag draaglijker worden dankzij een fiscaal duwtje in de rug, al dan niet in combinatie met een premie. Zulke aanmoedigingen kunnen ons er bijvoorbeeld toe aanzetten – terwijl het verkeer op onze wegen almaar drukker wordt – andere manieren om ons te verplaatsen in overweging te nemen en aangepaste alternatieven uit te proberen ...
Wist u trouwens dat u door uw rijstijl aan te passen aan uw auto en aan de weg, tot 20 % brandstof kunt uitsparen? Dat betekent al snel 150 euro per 10.000 km! Ook op het vlak van CO2-uitstoot betekent dit een duidelijke winst: een besparing van 1 liter diesel komt neer op 2,64 kg CO2 minder in de atmosfeer (en 2,39 kg CO2 minder voor elke uitgespaarde liter benzine). Onze huizen isoleren is geen overbodige luxe, zoals mag blijken uit volgende cijfers: 13 %, 20 % en 30 % van de warmte van een gebouw ontsnappen respectievelijk langs de vensters, de buitenmuren en het dak, terwijl de helft van de Belgische huizen geen dakisolatie heeft en slechts 20 % van de woningen voorzien zijn van dubbele beglazing. Er bestaan vandaag heel wat toestellen en installaties die ons de kans bieden om minder energie te verbruiken of hernieuwbare energiebronnen in te zetten (isolatie, plaatsen van hoogwaardige beglazing, betere luchtdichtheid, plaatsen van hoogrendementsverwarming). Bovendien biedt de overheid heel wat premies aan om energiebesparende investeringen te stimuleren. Deze dubbele vaststelling wordt des te belangrijker als u weet dat door de invoering van de Europese richtlijn 2002/91/EG betreffende de energieprestatie van gebouwen, nieuwe gebouwen (eengezinswoningen, groepswoningen, appartementsgebouwen, ...) zullen moeten voldoen aan welbepaalde criteria met betrekking tot globale energie-efficiëntie. En dat vanaf 2009 alle nieuwe gebouwen en alle bestaande gebouwen die verhuurd of verkocht worden, over een energiecertificaat moeten beschikken, dat door de eigenaar aan de potentiële huurder of koper moet worden voorgelegd. En dan hebben we het nog niet over de zelfstandigen en beoefenaars van vrije beroepen, voor wie logischerwijs de belastingvoordelen voor energiebesparende maatregelen meespelen in hun keuze van investeringen ... • Lonen de maatregelen voor burgers, zowel particulieren als zelfstandigen, dan geldt dit nog meer voor bedrijven: dat hun mogelijkheden voor fiscale aftrek gelinkt zijn aan de hoeveelheid CO2 die ze uitstoten, beïnvloedt hun beleid omtrent bedrijfs-
FEBRUARI 2009
auto’s. Door herbelegging in milieuvriendelijke voertuigen kan vrijstelling van de meerwaarden op bedrijfsauto’s worden verkregen, en milieuvriendelijke investeringen leiden tot reactivering van investeringsaftrek. De prijs van vastgoed, de benzineprijzen, de files, alles zorgt ervoor dat ondernemingen vandaag rationeler omgaan met de verplaatsingen van hun werknemers en de kosten hiervoor trachten te beperken: door zich te vestigen op plaatsen die makkelijk bereikbaar zijn met het openbaar vervoer, door zoveel mogelijk over te stappen op telewerk, door het organiseren van gemeenschappelijk vervoer voor het personeel. Onbemande, maar verwarmde en verlichte kantoorgebouwen zijn nauwelijks nog aanvaardbaar. Niet dat bedrijven louter uit menslievendheid de groene kaart trekken. De fiscaliteit, in de zin van taksen en andere milieumaatregelen, is ook een rol gaan spelen in het productieproces. Groen produceren betekent dat de onderneming alle mogelijke factoren combineert om de vervuiling tijdens de hele levenscyclus van de producten (ontwerp, productie, distributie, gebruik, recyclage, ...) zo miniem mogelijk te houden. Federale heffingen op verpakkingen en afval, regionale taksen op bodemvervuiling, niet meer in gebruik zijnde sites, ... stemmen noodzakelijkerwijs tot nadenken. Het valt ook moeilijk te ontkennen, bijvoorbeeld in de bouwsector, dat de antwoorden op de klimaatcrisis ook antwoorden zijn op de economische crisis in termen van activiteit en tewerkstelling, in dit geval aangemoedigd door fiscale stimuli en premies. Ook al is men geneigd te theoretiseren, te relativeren en ziet men in de huidige financiële en economische crisis een kans om de voorvechters van de ecologische aanpak een koude douche te geven, ook al focust men wegens de beperkte budgetten liever op de korte tot heel korte termijn, in plaats van op een duurzame toekomst op de lange termijn, dan nog geldt eigenlijk het omgekeerde: dit is een bijkomende reden om een ambitieus beleid op te zetten met betrekking tot energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare energie. Beter consumeren, beter produceren is niet alleen een kwestie van geld. Het is ook een gelegenheid om twee vliegen in
één klap te slaan: de economische machine smeren en zo veel mogelijk nieuwe communicatie- en informatietechnologieën integreren in de werking van onze bedrijven.
Vele facetten ... Zoals we net gezien hebben aan de hand van enkele voorbeelden uit het dagelijkse leven van mensen en bedrijven, zet de groene fiscaliteit aan tot een bepaald soort gedrag, door premies aan te bieden en/of fiscale aftrek mogelijk te maken. Tegelijk wil ze komaf maken met een ander, met name milieubelastend soort gedrag door het financieel te belasten, door de extra kosten terug te verdienen in de vorm van heffingen. Om over alles goed geïnformeerd te zijn, moet men echter een haast kafkaiaans kluwen zien te ontwarren. Zoals hierboven in grote lijnen werd geschetst, wordt de groene fiscaliteit geregeld door een veelheid aan voorschriften en bepalingen: • van diverse oorsprong: Europa (art. 2, 3.1, 6 en 175 EHV), de federale staat, de Gewesten (art. 170, §2, C°), de gemeenten, de provincies, (art. 170, §§ 3 en 4, C°), zelfs al komt dit volgens de verdeling van de institutionele bevoegdheden in België de Gewesten toe (art. 3 t.e.m. 5 W. spec. financiering); • die een combinatie vormen van aanmoedigende en repressieve maatregelen, met diverse invloeden: prijzen en hoeveelheden; • voor verschillende doelgroepen (particulieren, zelfstandigen, bedrijven); • die gebruik maken van een uitgebreide terminologie: heffingen, vrijstellingen, subsidies, toelagen, premies, belastingverminderingen, verlaagde onroerende voorheffing, bijdragen, (verhoogde) belastingaftrek, directe belastingen, BTW, accijnzen en registratierechten; • die gebaseerd zijn op jaarlijks geïndexeerde bedragen; • die nieuwe, soms “esoterische” concepten met zich meebrengen: ecobonus, ecomalus, ecoscore, propere voertuigen, CO2-quota, biomassa, groencertificaten, verhandelbare emissierechten, EST, negatief extern effect, responsabiliserende heffingen, ...;
TA X A U D I T & A C C O U N TA N C Y
• die het voorwerp vormen van een uitvoerige rechtspraak en heel wat leerstellige overpeinzingen; • die aanleiding geven tot bijkomende, onderling verband houdende vraagstukken (CO2-quota, stocks in de recyclagecentra, omgang met subsidies, premies, evaluatie, ...); • die een globale analyse vereisen: als bijvoorbeeld het vervangen van een grondstof ons in staat stelt minder niet-hernieuwbare stoffen te gebruiken bij de productie, maar meer watervervuiling meebrengt bij het recycleren of storten, kan dit aanleiding geven tot een nieuwe milieubelasting; • die een optimaliseringsstrategie rechtvaardigen: bepaalde fiscale voordelen zijn cumuleerbaar. Het feit dat de investering met regionale premies wordt gefinancierd, heeft geen invloed op het bedrag van de federale korting/belastingaftrek ...
Van woorden naar daden ... De bedenkingen die we hier hebben neergeschreven, zijn vooral ingegeven door de wil om te sensibiliseren voor de nieuwe uitdagingen en het spoedeisende karakter van de situatie. Wij willen informeren over de groene fiscaliteit en aanzetten tot nadenken over haar ondersteunende rol als een van de instrumenten in het milieubeleid. Het vertrekpunt daarbij is onze mogelijkheid om te handelen, hetzij als particulier hetzij als economische speler. Wij zijn ons bewust van de belangrijke rol die wij daarin kunnen spelen als raadgever van ondernemingen op weg naar duurzame ontwikkeling, zowel op het vlak van financiele steun en fiscale voordelen als wat de analyse van hun return on investment betreft. Wij beleven vandaag de overgang naar een nieuw tijdperk, met alle veranderingen en kansen van dien. Of men nu wil anticiperen op de gevolgen van de klimaatverandering voor de eigen activiteiten, zijn eigen energiebalans wil verbeteren of gewoon rationeler wil omspringen met zijn budget, de milieuvraag vormt een essentieel onderdeel van de zakelijke strategie. Het is die nieuwe context die ons ertoe aanzet iets te doen, te informeren, na te denken over de nieuwe verwachtingen van onze klanten en een nieuwe dynamiek op gang te brengen, om die nieuwe kansen te grijpen.
14-15
Schatkist ... In die optiek hebben wij bewust gekozen voor een praktische aanpak: onze “schatkist” bevat een uitgebreid overzicht van thematische en specifieke, federale en regionale websites, waar u heel wat details en praktische informatie vindt, doelgericht en regelmatig geüpdatet .... Naar believen te gebruiken! Europa – internationaal • Europees Milieu Agentschap: http:// www.eea.europa.eu/fr • Energie- en milieurapport 2008: http:// reports.eea.europa.eu/eea_report_2008_6/ en/ • Europees Programma inzake Klimaatverandering: http://ec.europa.eu/environment/climat/eccp.htm • Portaalsite milieu: http://europa.eu/pol/ env/index_fr.htm • Portaalsite fiscaliteit: http://europa.eu/ pol/tax/index_fr.htm • Directoraat-Generaal Belastingen en Douane-unie: www.europa.eu.int/comm/ taxation_customs/index_fr.htm • Informatiebureau van het Europees Parlement in Brussel: http://www.europarl. be/ • Green facts: http://www.greenfacts.org/en/ index.htm • Verdrag van Kyoto: http://ec.europa.eu/ environment/climat/kyoto.htm • OESO-portaalsite over het klimaat: http://www.oecd.org/topic/0,2686,en_ 2649_34361_1_1_1_1_37465,00.html • Directoraat-Generaal “Informatiemaatschappij”: europa.eu.int/pol/infso/index_ fr.htm • Persdienst van de Commissie: http://europa.eu/press_room/index_fr.htm Federale Staat/België • Federale Overheidsdienst Financiën: www.minfin.fgov.be • Staatssecretariaat verbonden aan de Federale Overheidsdienst Financiën: http:// www.clerfayt.info/ • Project REACH: http://economie.fgov. be/reach.htm • Nationaal register voor broeikasgassen: http://www.climateregistry.be/fr/index_ fr.htm • CO2-uitstootkredieten: www.iewonline. be/co2 • Minister van klimaat en energie: http:// www.magnette.fgov.be/ • Algemene site over het klimaat: http:// www.climat.be/climat_klimaat/index.html • Portaalsite leefmilieu NIS: http://statbel. fgov.be/port/env_fr.asp
• Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling: www.cfdd.be • Ecolabel: http://www.ecolabel.be/fr/index. html • PROPERE voertuigen: fiscale gids voor de auto - http://koba.minfin.fgov.be/commande/pdf/Broch_GuideFiscalVoiture_ 2008.pdf - Echo kortingen bij aankoop van propere voertuigen: http://koba.minfin.fgov.be/commande/pdf/Folder_EcoVoitures_2008.pdf • Passiefhuis: http://www.lamaisonpassive. be/; Brochure: http://koba.minfin.fgov. be/commande/pdf/fold_MaisonsPassives_2008.pdf • Autokosten; Co2-cijfers http://portal. health.fgov.be • Fiscale gids voor de auto: http://koba. minfin.fgov.be/commande/pdf/Broch_ GuideFiscalVoiture_2008.pdf • Duurzame ontwikkeling en auto’s: www. cvo-belgium.be • Energiebesparende investeringen: http:// mineco.fgov.be/energy/rational_energy_ use/tax_reductions/tax_reductions_2008_ nl_001.htm; brochure: http://koba.minfin. fgov.be/commande/pdf/Broch_ReductImpotEnergie2008.pdf; lijst met FAQ: http:// www.minfin.fgov.be • Verhoogde, unieke, gespreide investeringsaftrek: http://koba.minfin.fgov.be/ commande/pdf/Broch_DeducInvest_2008. pdf • Verlaagd BTW-tarief van 6 % voor de vastgoedsector: http://fiscus.fgov.be/interfaoiffr/Vragen/tva/log1.htm • Eco-conseil: www.eco-conseil.be • Milieu link: http://www.milieulink.be/ • Enviro desk: http://www.envirodesk.com/ • Business & Society Belgium: www.businessandsociety.be • Valipac: www.valipac.be • Fost plus: www.fostplus.be/ • Prevent pack: www.preventpack.be/ Vlaams Gewest • Ecologiesteun: http://www.socialeeconomie.be/default.aspx?ref=ACAFAL&lang= NL • Departement Leefmilieu, Natuur en Energie: http://www.lne.be/ • Milieuinfo: http://www.milieuinfo.be/ • Premies Energiesparen: http://www.energiesparen.be/ • Afval en bodem: http://www.ovam.be/ • Premies en Subsidies voor Milieu en Energie: Waals Gewest • Energieloket: http://www.guider.be/article/les_guichets_de_l_energie_de_la_region_wallonne.html
• Gids voor hernieuwbare energie in Wallonië en Brussel: http://www.guider. be/article/guider_l_edition_2008_du_guide_des_energies_renouvelables_en_wallonie_et_bruxelles.html • Leefmilieu Wallonië: http://environnement.wallonie.be/ • Portaalsite energie: http://energie.wallonie.be/fr/index.html?IDC=6018 • Portaalsite mobiliteit: http://mobilite. wallonie.be/opencms/opencms/fr/ • Energie-audit: www.energie.wallonie.be • Toelagen en premies: http://energie. wallonie.be/fr/aides-primes-energie-regionwallonne.html?IDC=6358 • Indicatoren voor duurzame ontwikkeling: http://www.indicateursdd.be/ • Portaalsite milieu van de UWE (Waalse Unie van Ondernemingen): www.environnement-entreprise.be Brussels Gewest • Leefmilieu Brussel: http://www.ibgebim. be/ • Actuele stedenbouwkundige en milieuwetgeving: www.brucodex.be • Energie-audit: www.curbain.be • Formulieren, actualiteit, afvalplan: http://www.bruxellesenvironnement.be/ • Premies, subsidies en fiscaliteit: http:// www.bruxellesenvironnement.be/Templates/Professionnels/niveau2.aspx?id=228 8&langtype=2060 • Brussels Agentschap voor de Onderneming: http://www.abe-bao.be/content/ categories/categorycontent.aspx?Catego ryGUID=087a82f9-1310-4376-953ccf5d10354eb1
FEBRUARI 2009
TA X A U D I T & A C C O U N TA N C Y
Groene fiscaliteit: een gesprek met Michel Daerden,
bevoegd minister voor Financiën en Begroting in de regering van het Waalse Gewest Om het groeiende belang aan te tonen van de groene fiscaliteit voor de burgers, de bedrijven en de cijferberoepen, spraken André Bert, Micheline Claes en Eric Steghers met minister Michel Daerden. “Groene” fiscaliteit is vandaag de dag een populair gespreksonderwerp: maar welke mogelijkheden heeft u in dat verband op het regionale vlak? En hoe ziet u de toekomst van die groene fiscaliteit? Ik denk dat we de basis moeten leggen voor een sociale ecologie. De bedoeling is vervuilend gedrag te ontmoedigen, eventueel via een gedifferentieerde fiscaliteit, die echter niet te allen prijze bestraffend mag zijn. We moeten vermijden dat minderbedeelden benadeeld of zelfs beboet worden. Daarom proberen we te werken met een systeem van premies en aanmoedigingen. Het Waalse Gewest kent bijvoorbeeld het systeem van de ecobonus/malus voor voertuigen van particulieren. Dat combineert
Micheline Claes, Michel Daerden en André Bert
op een intelligente manier het aansporende aspect en het ontradende, door enerzijds in een premie tot 1.000 euro te voorzien voor wagens met een lage CO2-uitstoot en anderzijds een bijkomende belasting op te leggen voor de inverkeerstelling van zwaar vervuilende voertuigen. Dit idee wordt op regionaal vlak ook doorgetrokken bij het bepalen van nieuwe criteria voor het berekenen van de motorrijtuigenbelasting (en de belasting op de inverkeerstelling), criteria die de Europese normen zouden kunnen zijn, en de CO2belasting. Wat de toekomst van de groene fiscaliteit betreft, denk ik dat ze maar kan slagen als men ze voor zo veel mogelijk mensen kan organiseren en coördineren, ook al blijft er natuurlijk ruimte om rekening te houden met specifieke kenmerken van bepaalde landen, sectoren of regio’s. Het Europese niveau is waarschijnlijk het meest geschikt om die “groene” fiscaliteit degelijk te organiseren en te bestendigen, al blijft er in fiscale materie altijd het struikelblok van de unanimiteit.
Toch mag dat in eigen land niet tot onverschilligheid leiden. Er zullen dus initiatieven moeten worden genomen op nationaal vlak. Kan men de groene fiscaliteit uitbouwen zonder de algemene belastingdruk te verhogen, zoals her en der wordt beweerd? Men moet het er eerst over eens zijn wat men verstaat onder “algemene belastingdruk”. Als het gaat om inkomsten die verband houden met het BBP, zult u beamen dat een goed georganiseerde strijd tegen de fiscale fraude voor meer inkomsten zorgt, en dus de algemene belastingdruk verhoogt, zonder dat er voor de meerderheid van de gewone burgers “nieuwe belastingen” zijn. In die context zou ik zeggen dat de efficiëntie van de groene fiscaliteit elders moet worden gezocht dan in haar relatie met de algemene belastingdruk. Door haar adequate karakter en haar vermogen om de goedkeuring van de meerderheid te krijgen, kan de groene fiscaliteit het gedrag van de mensen
16-17
veranderen en dus de druk op ons leefmilieu verkleinen. De groene fiscaliteit moet het doelpubliek altijd een keuze laten, vind ik. Mensen moeten door een gedragsverandering de kans krijgen om aan de “groene” taks te ontkomen. Ik denk dus dat een groene fiscaliteit niet noodzakelijk een hogere algemene belastingdruk betekent. De Waalse Unie van Ondernemingen (UWE) heeft een “coteringssysteem” in het leven geroepen dat de vergelijking maakt met een ideale economische, maatschappelijke en milieusituatie. Denkt u dat boekhouders, boekhoudexperts, bedrijfsrevisoren… in het gebruik van dat instrument een rol moeten spelen? Sta me toe te zeggen dat ik verheugd ben over dit mooie initiatief van de UWE, dat aantoont dat het groene gedachtegoed niemand onberoerd laat en tevens een maatstaf kan zijn voor de prestaties van een bedrijf. Het lijkt me evident dat de cijferberoepen meer en meer de steeds belangrijker wordende rol van ecologisch adviseur op zich zullen nemen. Het zal er op aankomen de bedrijven correcte informatie te verstrekken, zoals dat vandaag het geval is met fiscale en boekhoudkundige materie, zowel in de verschillende processen die verband houden met het eigenlijke beheer van een bedrijf als in de dagelijkse werking. Een geoptimaliseerde
groene fiscaliteit kan voor een bedrijf een echt uithangbord worden en op die manier een aanzienlijke meerwaarde betekenen. Een voorbeeld hiervan zijn de transportbedrijven, autoverhuur- en leasingbedrijven en de keuzes die zij maken bij het samenstellen van hun wagenpark. De digitalisering van de relaties tussen enerzijds burgers en bedrijven, en anderzijds het Waalse Gewest, past eveneens in het kader van de energiebesparing. Is een structuur voor dialoog met de Waalse administratie mogelijk, zoals dat op het federale niveau het geval is geweest met minister Jamar? Op dit moment worden de meeste regionale taksen en heffingen beheerd door het federale niveau. Tegelijk wordt er gewerkt aan een echte Waalse belastingadministratie, die luistert naar de burgers, de ondernemingen en de specialisten. Zoals ik al vaker heb gezegd, sta ik open voor elke vorm van dialoog. In dat verband zouden we inderdaad kunnen werken aan meer geformaliseerde relaties tussen de accountants, belastingconsulenten, … en de regionale belastingadministratie. Hoe zit het met de fiscale maatregelen die op regionaal niveau genomen worden: zijn die voldoende gekend en zijn ze doeltreffend? Kunnen de cijferberoepen u helpen om bepaalde boodschappen te doen overkomen bij de bedrijven?
Op het vlak van informatieverstrekking kunnen we natuurlijk altijd meer doen, maar belangrijk is dat we béter doen. Wij beschikken over een aantal instrumenten, zoals de portaalsite fiscaliteit van het Waalse Gewest, waar de burger informatie kan vinden over regionale belastingen, maar ook over de grote fiscale thema’s die de regering behandelt. Voor elke grote hervorming op fiscaal vlak voeren wij specifieke campagnes, zowel gericht naar particulieren als naar professionelen. De fiscale cel van het Waalse Gewest speelt op dat vlak een belangrijke rol als “tussenpersoon”. Haar deskundigheid wordt erkend door al onze gespreks- en onderhandelingspartners, zowel openbare als private. Binnenkort starten wij met een nieuwe informatiecampagne over de ecobonus. Wij zijn voorstanders van elke vorm van samenwerking die de inhoud van en de toegang tot de verstrekte informatie kan verbeteren. Wat de groene fiscaliteit betreft, ben ik persoonlijk wel te vinden voor het creëren van een algemene Belgische portaalsite, die een duidelijk overzicht biedt van alles wat in ons land met die materie te maken heeft. U begrijpt dus dat het aanbod van de cijferberoepen mij allerminst koud laat en dat ik mij al bij voorbaat verheug op een vruchtbare samenwerking. Het lijkt mij een goed idee om die samenwerking te formaliseren middels een protocol met de Waalse fiscale administratie, die eerstdaags het licht moet zien.
>
(Geconsolideerde) jaarrekeningen in België binnenkort gecontroleerd conform ISA’s?
D. KROES Bedrijfsrevisor verbonden aan Deloitte en voorzitter van de Commissie Normen voor de beroepsuitoefening van het IBR
De Europese richtlijn 2006/43 bevat het beginselbesluit om de 800.000 wettelijke controles te laten uitvoeren van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, zoals verplicht door de vierde en zevende richtlijn van het vennootschapsrecht, conform de “internationale controlestandaarden”. Vandaag is dat beginselbesluit nog niet uitgevoerd door de Europese Commissie, maar de ondernemingen, hun externe raadgevers en de auditkantoren moeten er voortaan op voorbereid zijn. TAA vroeg een stand van zaken aan Daniel Kroes.
Wat houden die “internationale controlestandaarden” waar de richtlijn naar verwijst, precies in?
tijd geïnspireerd door de ISA’s. Voorbeelden van zulke aanbevelingen zijn:
De internationale controlestandaarden (International Standards on Auditing, ISA’s) zijn de internationaal toe te passen standaarden voor alle controles van financiële staten. De ISA’s worden vastgelegd door de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB).
• de aanbeveling over het controlerisico
De IAASB heeft een taak van algemeen belang die men als volgt kan samenvatten: • kwalitatieve controlestandaarden vastleggen;
• de aanbeveling over fraude en onwettige handelingen. Dit betekent concreet dat een volledige toepassing van de Belgische normen en aanbevelingen vrijwel overeenstemt met een audit volgens de ISA’s. De belangrijkste bijkomende taken om van de Belgische controlenormen en aanbevelingen over te stappen naar de ISA’s zijn: • toepassing van het “audit risk model”,
• werken aan de convergentie van de nationale en internationale controlestandaarden. De doelstelling van die opdracht bestaat erin de kwaliteit van de controle te verbeteren en het algemene vertrouwen in ons beroep te versterken. We moeten ook vermelden dat de IAASB momenteel de laatste hand legt aan het project “Clarity”. In december 2008 heeft de IAASB de herziening van de ISA’s en van de ISQC1 (International Standards on Quality Control) afgerond, een project met als doel een beter begrip en een meer uniforme toepassing van de controlestandaarden.
Wat zullen de belangrijkste veranderingen zijn als gevolg van de ISA’s, vergeleken met de manier waarop audits in België vandaag worden uitgevoerd (toepassing van de normen en aanbevelingen van het IBR)? Vandaag moeten de controles uitgevoerd worden volgens de algemene controlenormen en de aanbevelingen verstrekt door de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. De aanbevelingen hebben betrekking op de manier waarop we onze opdracht vervullen, de controlemethodologie, de technische aspecten en de specifieke aspecten van de controle. Die aanbevelingen worden al geruime
• analyse en/of systematische verificatie van de interne controle, • aanvullende verificatie op het vlak van de diverse verrichtingen, • systematischer toepassen van en documenteren over bepaalde aanvullende procedures met betrekking tot het vaststellen van fraude, • grotere documentatie van de werkzaamheden, bijvoorbeeld door het gebruik van auditsoftware en programma’s voor geautomatiseerde controle.
Vergt dit alles een bepaalde voorbereiding van de gecontroleerde ondernemingen en instellingen zelf? Normaal gezien betekent de toepassing van de ISA’s geen bijkomend werk voor de onderneming die gecontroleerd wordt. In de praktijk blijkt echter dat die toepassing soms tot gevolg heeft dat men extra aandacht moet besteden aan het documenteren van de interne controle, dat men zich moet bezinnen over eventuele fraude, of dat men de controle van de diverse verrichtingen moet versterken. De toepassing van de ISA’s betekent dus een bepaalde vooruitgang en een zichtbare toegevoegde waarde. Er dient ook op gewezen dat de toepassing van de ISA’s rekening houdt met de omvang en de complexiteit van de entiteit.
18-19
D
e toepassing van de ISA’s betekent dus een bepaalde vooruitgang en een zichtbare toegevoegde waarde. Er dient ook op gewezen dat de toepassing van de ISA’s rekening houdt met de omvang en de complexiteit van de onderneming of instelling.
Valt er voor de ondernemingen ook niet een bijkomende kost te verwachten, enerzijds om zich voor te bereiden op aanvullende controles van hun commissaris, anderzijds om diens gestegen honorarium te betalen? Wat de verhoging van de honoraria betreft, zullen we nooit een “standaard-” percentage kunnen bepalen. Momenteel wordt hierover een Europees onderzoek gevoerd (zie verder). Een aantal van de kantoren die in België actief zijn, passen de ISA’s al enkele jaren toe. In sommige filialen van Amerikaanse en Franse groepen viel de invoering van de ISA’s samen met het proces van analyse van de interne controle in het kader van de wet “Sarbanes-Oxley” of de wet op de financiële zekerheid. Er is dus in zekere mate een synergetisch effect geweest. In andere gevallen zijn de honoraria gestegen of stabiel gebleven (met als tegengewicht een efficiënter afsluiten van de rekeningen en een betere controle).
Hoever staat men op Europees niveau met de uitvoering van het beginselbesluit van richtlijn 2006/43? Op dit ogenblik is het beginselbesluit om de ISA’s verplicht te maken in Europa nog niet officieel bekrachtigd. De Europese Commissie heeft een studie over de ISA’s gelanceerd. Die studie bestaat uit twee delen. Het eerste luik, toegewezen aan de Universiteit van Duisburg-Essen, heeft als doelstelling de rechtstreekse en onrechtstreekse marginale kosten te bepalen die voortvloeien uit de eventuele overname van de ISA’s door de Europese Commissie, alsook de te verwachten opbrengsten. De resultaten worden verwacht in het eerste kwartaal van 2009. Het tweede luik van de studie werd toegewezen aan de Universiteit van Maastricht en heeft als belangrijkste doel de verschillen te onderzoeken tussen de internationale controlestandaarden (de ISA’s) en de auditnormen voorgeschreven door de Public Company Accounting Oversight Board van de Verenigde Staten van Amerika. Ook hiervan worden de resultaten verwacht in het eerste kwartaal van 2009. Pas wanneer de conclusies van deze onderzoeken bekend zijn, zal de Europese Commissie een beslissing nemen.
1 Hoe kunnen we dit hard maken terwijl we de duiduidelijkste voorbeelden van fraude terugvinden in de VS, uitgerekend het land dat op dat vlak zo vele en dwingende normen kent?
Ons beroep wordt beïnvloed door de Europese beslissingen, door het overhevelen van de Europese richtlijnen naar de context van de Belgische wetgeving. Maar zelfs al beslist de Europese Commissie om de ISA’s niet verplicht te maken, dan nog blijven de internationale normen actueel. Ze worden al toegepast op het niveau van internationale groepen en zijn in een aantal landen verplicht. Laten we bovendien niet vergeten dat het ook nodig is de Belgische controlenormen te moderniseren.
En hoe denkt men momenteel bij het Belgische IBR over de ISA’s? Overweegt men eventueel om die normen slechts op een deel van de in ons land uit te voeren controles toe te passen? Op 31 augustus 2007 nam de Raad van het IBR het principebesluit om de toepassing van de ISA’s in België voor te stellen aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen (HREB) en aan de minister bevoegd voor economie. De Raad van het IBR heeft op 16 juli 2008 een werkprogramma voorgelegd aan de HREB. Daarin stelt het IBR aan de HREB het volgende voor: • de toepassing van de herziene ISA’s, met voorbehoud van de afronding van het herzieningsproces door de IAASB, voorzien voor eind december 2008. • het van kracht worden van het geheel van de herziene ISA’s in twee fasen: • in een eerste fase, voor de controle van de financiële staten van instellingen van openbaar belang (beursgenoteerde bedrijven, banken, verzekeringsinstellingen) voor boekjaren die starten op 15 december 2009 of op een latere datum; • in een tweede fase, voor de controle van de financiële staten van alle ondernemingen voor boekjaren die starten op 15 december 2010 of op een latere datum, op voorwaarde dat de Raad van het IBR minstens een jaar voor de datum van het van kracht worden de ISA’s in de twee talen heeft goedgekeurd alsook de nodige aanpassingen en verduidelijkingen binnen een Belgische context, met het doel deze, na openbare raadpleging, voor te leggen aan de HREB en aan de minister bevoegd voor economie.
Zou België zich op die manier niet afzonderen van de omringende landen, door veeleisender te zijn? In een aantal landen zijn de ISA’s al verplicht (Nederland, Luxemburg, Engeland, en Frankrijk in zekere mate). België zal dus niet geïsoleerd geraken. Bovendien is de Raad van het IBR van het principe “An audit is an audit”, wat pleit in het voordeel van een uniek normatief kader voor alle controles van financiële staten in België. De recente studie over de toegevoegde waarde van de audit, uitgevoerd door professor Marleen Willekens, wijst op het belang van de controle voor onze economische en maatschappelijke omgeving. Als we de huidige controles niet sterker willen maken, zou dit kunnen leiden tot meer risico’s op fraude in de jaarrekeningen1. Zoals eerder gezegd, komen de huidige Belgische
FEBRUARI 2009
normen en aanbevelingen al heel dicht in de buurt van de ISA’s en is de overstap naar de ISA’s dus een relatief kleine stap.
Denkt u dat u alle bedrijfsrevisoren, ondernemingen en verenigingen van de deugdelijkheid van uw plan zal kunnen overtuigen? Moet men niet in een aantal begeleidende maatregelen voorzien, bijvoorbeeld op het vlak van opleiding en instrumenten voor de bedrijfsrevisoren? Het IBR organiseert al verschillende jaren opleidingen omtrent de ISA’s. Die opleidingen, die door bedrijfsrevisoren worden gegeven, waren aanvankelijk vooral gericht op de theorie maar evolueren nu steeds meer in de richting van seminaries waarin ook praktijkgevallen en/of controleprogramma’s geïntegreerd worden. Wat de instrumenten betreft, heeft het IBR een lijst opgesteld van een aantal informaticapakketten die voldoen aan de auditmethodologie volgens de ISA’s en die alle nodige vragenlijsten en standaarddocumenten bevatten. De gegevens over die software zijn verkrijgbaar bij het IBR.
U gelooft dus de meerwaarde te kunnen aantonen, niet alleen van een audit, maar in het bijzonder van een audit conform de ISA’s? Dat zal nooit cijfermatig aan te tonen zijn. Het is belangrijk dat België, als land met een open en internationale economie, mee in die logica van vooruitgang en harmonisering stapt. De ISA’s beogen een betere kwaliteit van de controle en beter gedocumenteerde dossiers. Voor de toekomst van ons beroep in België is het belangrijk dat onze confraters de wil hebben om te blijven groeien wat de kwaliteit van de controle betreft, en de wil om de internationale ontwikkelingen te volgen. De toepassing van de ISA’s is een noodzakelijke evolutie. De bedrijfsrevisor die de momenteel geldende normen en aanbevelingen beheerst, moet zich vlot kunnen aanpassen aan de ISA’s, door middel van een methodologisch programma. We vermelden ook graag dat de Raad van het IBR zich bewust is van de ongerustheid bij bepaalde leden van het beroep, ondernemingen of verenigingen, en steeds bereid is te luisteren naar de confraters en naar de economische en maatschappelijke wereld. Men kan met alle vragen en opmerkingen over de ISA’s terecht bij het IBR.
TA X A U D I T & A C C O U N TA N C Y
D
e Raad van het IBR is zich bewust van de ongerustheid bij bepaalde leden van het beroep, ondernemingen of verenigingen, en is steeds bereid te luisteren naar de confraters en naar de economische en maatschappelijke wereld.
20-21
>
Laatste berichtgeving van de IASB 1 november 2008 – 31 januari 20091
VERONIQUE WEETS & THOMAS CARLIER
IASB 01/11/2008: IASB publiceert richtlijn met betrekking tot reële waarde Director Zaakvoerder Cethys IFRS Training & Consulting IFRS Advice & Assurance Docent aan de VUB en de Deloitte Bedrijfsrevisoren Universiteit Antwerpen
De nieuwe bepalingen van het voorbije trimester hebben nog steeds betrekking op de huidige financiële en economische crisis. Zo heeft de IASB een richtlijn gepubliceerd dat de toepassing van de reële waarde in de huidige situatie behandelt, alsook drie voorstellen van standaard, waarvan twee meer details geven over de recente aanpassingen aangebracht met betrekking tot de herclassificatie van financiële activa en één meer toelichtingen vereist over investeringen in schuldinstrumenten. Verder was er de verwachte publicatie van het voorstel van standaard (ED 10) met betrekking tot de consolidatie dat de definitie van zeggenschap wijzigt, de bepalingen van SIC 12 over SPE’s integreert en nieuwe toelichtingen ontwikkelt. Tenslotte heeft het IFRIC een nieuwe interpretatie (IFRIC 17) gepubliceerd dat de verwerking van dividenden in natura behandelt. Deze interpretatie verduidelijkt dat het verschil tussen de reële waarde van het gegeven goed als afwikkeling van het dividend en de boekwaarde ervan in resultaat moet worden opgenomen op het moment van de afwikkeling.
1 Voor meer informatie kunt u ook terecht op TaxToday van Kluwer: www.taxtoday.be.
De IASB publiceerde een educatieve leidraad voor de waardering tegen reële waarde bij inactieve markten. Het document bestaat uit een samenvattend document opgesteld door de medewerkers van het IASB en een finaal rapport van een expertengroep die voor dit onderwerp werd samengesteld: 1. Het samenvattend document omschrijft de context van het expertenrapport en benadrukt de uitdagingen bij het waarderen van financiële instrumenten wanneer de markten niet actief zijn. Het document houdt rekening met en is consistent met recente documenten gepubliceerd door US FASB en US SEC. 2. Het expertenrapport beschrijft de huidige praktijk inzake waardering van financiële instrumenten tegen reële waarde bij inactieve markten en inzake informatieverschaffing over reële waarden in dergelijke omstandigheden. Het rapport bevat nuttige informatie en educatieve richtlijnen over de gebruikte processen en de gemaakte beoordelingen. 27/11/2008: Herziening van de aanpassing van IAS 39 met betrekking tot herclassificatie van financiële activa Een aangepaste versie van de recent gepubliceerde aanpassing van IAS 39 en IFRS 7 in verband met herclassificatie van financiële activa werd op 27 november 2008 uitgebracht om de ingangsdatum van de aanpassing als volgt te verduidelijken: Elke herclassificatie op of na 1 november 2008 zal ingaan vanaf 1 juli 2008 of later. Retrospectieve toepassing vóór 1 juli 2008 is niet toegelaten.
11/12/2008: IASB publiceert een nieuw voorstel van standaard met betrekking tot verbonden partijen Onder de titel relaties met de overheid (“relationships with the state”) werd op 11 december 2008 een nieuw voorstel om IAS 24 – Informatieverschaffing over verbonden partijen aan te passen, gepubliceerd. De aanpassing zou de informatieverplichtingen moeten vereenvoudigen van entiteiten waarover de overheid zeggenschap heeft. Voor de herziening van IAS 24 in 2003 was de standaard niet van toepassing op dergelijke entiteiten. In overeenstemming met de huidige versie moeten de entiteiten onder zeggenschap van de overheid transacties met andere entiteiten onder zeggenschap van de overheid vermelden. In landen, zoals China, waar dergelijke entiteiten een aanzienlijk deel van de economie uitmaakt worden de informatieverplichtingen van de huidige IAS 24 aanzien als te zwaar en onhandelbaar, waardoor de begrijpelijkheid en de relevantie van de jaarrekeningen afneemt. In februari 2007 werd een eerste voorstel van standaard gepubliceerd waarin een aantal uitzonderingen werden gemaakt voor specifieke transacties. De commentaren gaven aan dat de voorgestelde uitzonderingen niet ver genoeg gingen en dat de herziene standaard nog steeds te complex was. Het nieuwe voorstel van aanpassingen aan IAS 24 vraagt niet langer een inschatting van de mate waarin de entiteiten onder zeggenschap van een overheid worden beïnvloed door deze overheid. Dergelijke entiteiten moeten niet langer alle details geven over de transacties met andere entiteiten onder zeggenschap van de overheid en met de overheid. In tegenstelling tot het vorige voorstel van standaard wordt enkel algemene informatie gevraagd over de aard en de omvang van significante transacties. Aangezien de commentaren op de eerder voorgestelde wijziging van de definitie van een verbonden partij in het algemeen positief waren, vraagt het nieuwe voorstel van standaard enkel nog een reactie voor de kleine wijziging aan de eerder voorgestelde definitie van een verbonden partij. Opmerkingen werden verwacht tegen 13 maart 2009.
FEBRUARI 2009
19/12/2008: ED 10 over de geconsolideerde jaarrekening De IASB heeft ED 10 – Geconsolideerde jaarrekeningen gepubliceerd om IAS 27 – De geconsolideerde en de enkelvoudige jaarrekening en SIC 12 – Voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten te vervangen. Door deze vervanging zouden de richtlijnen voor het identificeren van zeggenschap, en dus het bepalen van de consolidatiekring, verbeteren en versterken. In het voorstel van standaard staat een nieuwe, op principes gebaseerde definitie van zeggenschap over een andere entiteit. Deze definitie zou van toepassing zijn op een brede waaier van situaties en zo de ontwijking via speciale structuren moeilijker maken. Er wordt ook gevraagd om informatie te verschaffen die een investeerder zou moeten toelaten in te schatten of een entiteit gebruik maakte van speciale structuren alsook de risico’s die daarmee gepaard gaan. De voorgestelde definitie luidt: Een verslaggevende entiteit heeft zeggenschap over een andere entiteit als de verslaggevende entiteit de macht heeft om de activiteiten van die andere entiteit te sturen teneinde voordelen te verkrijgen voor de verslaggevende entiteit. In IAS 27 wordt zeggenschap momenteel gedefinieerd als macht om het financiële en operationele beleid van een entiteit te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit haar activiteiten. De “macht om activiteiten te sturen” is breder dan de “macht om het financiële en het operationele beleid te sturen” en zou dus moeten leiden tot een grotere consolidatiekring. Het voorstel van standaard verduidelijkt ook dat een verslaggevende entiteit zeggenschap kan hebben indien ze jaar stemrechten of opties om stemrechten te verkrijgen niet gebruikt, of indien ze niet actief is in het sturen van de activiteiten van de andere entiteit. Het voorstel van standaard geeft richtlijnen om zeggenschap en voordelen in te schatten indien: • de entiteit minder dan de meerderheid van de stemrechten heeft;
• het gaat over een gestructureerde entiteit (Voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten genoemd in SIC 12) De voorgestelde ingangsdatum is 1 juli 2009, opmerkingen worden verwacht tegen 20 maart 2009. 24/12/2008: Voorstel van standaard over in contracten besloten derivaten Dit voorstel van standaard heeft tot doel de verduidelijking van de verwerking van in contracten besloten derivaten (“embedded derivatives”) na de aanpassingen aan IAS 39 van oktober 2008 met betrekking tot de mogelijkheid om bepaalde financiële activa te herclassificeren. Alle in contracten besloten derivaten moeten geanalyseerd en eventueel apart verwerkt worden, ook deze in geherclassificeerde instrumenten. 24/12/2008: IASB stelt nieuwe informatieverplichting m.b.t. investeringen in schuldinstrumenten voor Dit voorstel van standaard gaat over bijkomende informatieverschaffing over investeringen in schuldinstrumenten die niet worden geclassificeerd als “financieel actief tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening” (“at fair value through profit or loss”). Door deze aanpassing aan IFRS 7 – Financiële instrumenten: Informatieverschaffing zou een tabel moeten opgesteld en gepresenteerd worden met daarin de reële waarde, de geamortiseerde kostprijs en de boekwaarde. De informatieverschaffing zou ook het effect op de winst- en verliesrekening moeten geven indien alle schuldinstrumenten tegen reële waarde of tegen geamortiseerde kostprijs zouden gewaardeerd zijn. Hierdoor zou de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen en het vertrouwen van de investeerders in de financiële markten moeten toenemen.
TA X A U D I T & A C C O U N TA N C Y
IFRIC 27/11/2008: Interpretatie over uitkering van nietgeldelijke activa aan eigenaars In november 2008 heeft de IASB, IFRIC 17 – Uitkering van niet geldelijke activa aan eigenaars (“Distributions of non-cash assets to owners”) gepubliceerd. De interpretatie verduidelijkt dat: • Het te betalen dividend wordt opgenomen op het moment dat het door het bevoegde orgaan werd goedgekeurd, en de entiteit niet meer op haar beslissing kan terugkomen; • Het te betalen dividend moet gewaardeerd worden tegen de reële waarde van de netto activa die worden uitgekeerd; • Bij de afwikkeling van de verplichting wordt het verschil tussen de boekwaarde van de uitgekeerde activa en de boekwaarde van de verplichting opgenomen in de winst- en verliesrekening; • De entiteit moet bijkomende toelichtingen geven indien de netto activa die worden aangehouden voor uitkering aan eigenaars voldoen aan de definitie van een stopgezette activiteit; • De interpretatie is ook van toepassing indien de aandeelhouders de keuze hebben tussen een geldelijke en een niet-geldelijke uitkering, maar niet op uitkering van dividenden aan ondernemingen die onder gezamenlijke zeggenschap vallen. De interpretatie is prospectief van toepassing op jaarperiodes die beginnen op of na 1 juli 2009. Eerdere toepassing is toegelaten.
22-23
Europa Publicaties die werden goedgekeurd • Aanpassing van IAS 39 – Herclassificatie van financiële activa • IAS 1 – Presentatie van de jaarrekening (herziene versie van 2007) • IAS 23 – Financieringskosten (herziene versie van 2007) • Aanpassing van IFRS 2 – “Non-vesting conditions” • Aanpassing van IFRS 1 en IAS 27 – Kost van een investering in een dochteronderneming, een joint venture of een geassocieerde deelneming (gepubliceerd op 22 mei 2008) • Aanpassing van IAS 32 en IAS 1 – Financiële instrumenten met verkoopoptie en verplichtingen die optreden bij liquidatie (gepubliceerd op 14 februari 2008)
• Verbeteringen aan IFRS 2007 (gepubliceerd op 22 mei 2008)
16/12/2008: Europese Commissie stelt aantal nationale verslaggevingsnormen gelijkwaardig aan IFRS
• IFRIC 13 – Loyaliteitsprogramma’s
De Europese Commissie heeft maatregelen genomen om de verslaggevingsstandaarden van de Verenigde Staten, Japan, China, Canada, Zuid-Korea en India aan te duiden als gelijkwaardig aan IFRS zoals goedgekeurd door de Europese Unie. Vermits de beslissing inzake equivalentie een aantal stappen verondersteld die nog niet voltooid zijn in bepaalde van deze landen, zal de Commissie de situatie in China, Canada, Zuid-Korea en India herzien tegen ten laatste 2011. De Commissie zal bovendien regelmatig de status van equivalentie beoordelen en verslag uitbrengen aan de Lidstaten en het Parlement indien nodig. Door deze status van equivalentie moeten niet-Europese entiteiten die genoteerd zijn op een Europese markt verder gebruik kunnen maken van hun nationale verslaggevingsstandaarden.
• IFRIC 14 – IAS 19: De limiet voor een actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling, minimaal vereiste dekkingsgraden en de wisselwerking hiertussen 4/12/2008: Geconsolideerde tekst van IFRS is beschikbaar De Europese Commissie heeft een geconsolideerde tekst uitgebracht waarin alle IFRSs die zijn goedgekeurd van 29 september 2003 en 16 oktober 2008 worden samengebracht. Deze tekst is beschikbaar op de EC webpagina in alle officiële Europese talen. Deze tekst omvat geen toepassingsrichtlijnen (“implementation guidance”) en geen basissen voor conclusies.
IASB-PUBLICATIES DIE OP 31 JANUARI 2009 NOG NIET ZIJN GOEDGEKEURD DOOR DE EU Positief advies van EFRAG?
Stemming van ARC?
Finale goedkeuring?
✔
✔
Verwacht in Q2 2009
Verwacht in maart 2009
Nog niet beslist
Nog niet beslist
✔
✔
Verwacht in Q1 2009
✔
Verwacht in maart 2009
Verwacht in Q2 2009
✔
✔
Verwacht in Q2 2009
Verwacht in maart 2009
Nog niet beslist
Nog niet beslist
Aanpassing van IAS 27 – De geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening (gepubliceerd op 10 januari 2008)
✔
✔
Verwacht in Q2 2009
Aanpassing IAS 39 – Instrumenten die in aanmerking komen voor afdekking
✔
✔
Verwacht in Q2 2009
Aanpassing IAS 39 – Herclassificatie van financiële activa: ingangsdatum en overgangsmaatregelen
✔
Verwacht in maart 2009
Nog niet bepaald
STANDAARDEN Herziene IFRS 3 – Bedrijfscombinaties (gepubliceerd op 10 januari 2008) Herziene IFRS 1 – Eerste toepassing van IFRS (gepubliceerde op 27 november 2008) INTERPRETATIES IFRIC 12 – Dienstverlening uit hoofde van concessie-overeenkomsten (gepubliceerd op 30 november 2006) IFRIC 15 – Overeenkomsten voor de constructie van vastgoed IFRIC 16 – Afdekking van investeringen in buitenlandse activiteiten IFRIC 17 – Uitkering van niet geldelijke activa aan eigenaars AANPASSINGEN
Voor de meest recente versie zie: http://www.efrag.org/content/default.asp?id=4090
>
Institutioneel nieuws IBR, IAB en BIBF
Studiedag IBR - deugdelijk bestuur - 17 oktober 2008
Een studiedag gewijd aan de “Publieke en non-profitsector, interne controle en deugdelijk bestuur: een efficiënter bestuur en meer betrouwbare financiële stromen” werd door het IBR op 17 oktober 2008 in het Crowne Plaza Hotel van Diegem georganiseerd. Deze studiedag, onder het voorzitterschap van de heer Michel DE WOLF, Ondervoorzitter van het Instituut, heeft concrete middelen voor het toepassen van de principes van deugdelijk bestuur en interne controle
in de non-profitsector voorgesteld, meer bepaald in NGO’s, de gezondheidszorg, de sociale sector, het onderwijs en de overheidsdiensten. Deze gebeurtenis heeft 210 vertegenwoordigers van de non-profitsector en het bedrijfsrevisoraat bijeengebracht. Meer dan twintig sprekers (de meesten staan hier op de foto) werden uitgenodigd om hun ervaring voor te stellen op het vlak van deugdelijk bestuur en interne controle.
Studiedag IBR - bevestigingsbrief - 24 november 2008
Op 24 november 2008 heeft het IBR in het Auditorium van de Nationale Bank van België (Brussel) een studienamiddag georganiseerd met als thema de bevestigingsbrief. Deze studienamiddag, georganiseerd in samenspraak met de vertegenwoordigers van economische en sociale kringen, en onder het voorzitterschap van de heer Henri OLIVIER, Secretaris-generaal van de FEE, heeft
«
IBR »
bedrijfsrevisoren, de non-profitsector en de handelssector verenigd rond de problematiek van de bevestigingsbrief. Het colloquium heeft 170 bedrijfsrevisoren en bedrijfsleiders uit het bedrijfsleven, de publieke sector en het verenigingsleven samengebracht.
24
>
Institutioneel nieuws IBR, IAB en BIBF
Gratis toegang tot Companyweb Sinds 1 januari 2009 hebben de leden van het BIBF, het IAB en het IBR gratis toegang tot de financiële databank “Companyweb”, via het extranet van hun respectieve websites. Deze tool vervangt vanaf 1 januari 2009 de bestaande applicaties van de drie Instituten om de jaarrekeningen te consulteren. Hieronder vindt U een volledige lijst met de aangeboden functionaliteiten: • dagelijks bijgewerkte vennootschapsgegevens; • jaarrekeningen – financiële rapporten – ratio-analyse; • beelden van akten van vennootschappen uit de Bijlage bij het Belgisch Staatsblad sinds 1990; • dagelijks bijgewerkte faillissementen; • status van de ondernemingen (faling, in vereffeningstelling, fusie, opslorping, enz.); • deelnemingen; • follow-up (tot 50 bedrijven in permanente opvolging plaatsen); • concurrentievergelijking; • geregistreerde aannemers; • NACEBEL-codes; • volledige rapporten; • RSZ-dagvaardingen; • mandaten: volledig overzicht van de bedrijfsleiding; • warnings: systeem van knipperlichten die een mogelijk risico op faillissement aangeven. U kan deze tool gebruiken om uw klanten nog beter op te volgen en te begeleiden in hun strategische en financiële beslissingen.
«
IBR »
«
IAB »
«
Binnenkort
BIBF »
Op 1 en 2 april 2009 nemen de drie Instituten deel aan het Salon Ondernemen Het Salon Ondernemen gaat door op 1 en 2 april 2009 in Turn & Taxis te Brussel. BIBF, IAB en IBR hebben elk een stand op het salon en houden tijdens de beurs consultaties om te antwoorden op specifieke vragen van de bezoekers. Speciaal voor de leden stellen de drie Instituten, tijdens de eerste beursdag, een volledig conferentie- en seminarieprogramma voor, zoals dit reeds in 2008 het geval was. Deze activiteiten komen in aanmerking voor permanente vorming. Gelet op het succes van vorig jaar hebben de Instituten voor hun conferenties in 2009 grotere en meer comfortabele zalen gereserveerd. De conferenties, die in het Nederlands en het Frans worden gehouden, gaan meestal op hetzelfde tijdstip door. Op de middag van de eerste beursdag, 1 april 2009, bieden de beursorganisatoren aan de leden van de Instituten een gratis lunch aan. De toegang tot de beurs is gratis indien men zich vooraf inschrijft via www. entreprendreondernemen.be Meer info: • www.entreprendreondernemen.be • www.bibf.be • www.iec-iab.be • www.ibr-ire.be
IBR »
«
«
«
IAB »
IBR »
Studiedag over controle van NGO’s – 4 maart 2009 In het Auditorium van de Nationale Bank van België vond een studiedag plaats gewijd aan de wijzigingen inzake de Belgische en Europese wetgevingen voor NGO’s en hun gevolgen op de revisorale controle. Dit colloquium interesseerde in het bijzonder de bedrijfsrevisoren welke actief zijn in deze sector maar ook de bedrijfrevisoren die andere auditcertificeringen voor de Europese Unie uitbrengen. Het colloquium, onder voorzitterschap van Pierre P. BERGER, werd geleid door bedrijfsrevisoren en Belgische en Europese vertegenwoordigers inzake ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp. De heer Charles MICHEL, Minister van Ontwikkelingssamenwerking, verzorgde het slotwoord van de namiddag.
«
BIBF »
IBR
Instituut van de Bedrijfsrevisoren Koninklijk Instituut
B&E
IAB
Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten
Business & Economics
BIBF
Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
PUBLISHING GROUP