Thema: Menskrachtproblematiek in de tandheelkunde
G.M.J.M. van Rossum
Samenvatting Trefwoorden: • Menskrachtproblematiek • Sociale tandheelkunde
Uit de afdeling Onderzoek & Informatievoorziening van de Nederlandse Maatschappij
Tandartsentekort als regionaal probleem Dit artikel gaat over de tandheelkundige menskrachtsituatie in Nederland op decentraal niveau. Op basis van beschikbaar cijfermateriaal van de NMT en het CBS wordt daartoe binnen alle (34) NMTafdelingen eerst het aanbod van tandartsen en vervolgens de potentiële vraag naar tandheelkundige zorg beschreven, waarna ter afronding aanbod en vraag aan elkaar worden gerelateerd. Teneinde meer zicht te krijgen op de verhouding tussen de vraag naar en het aanbod van tandheelkundige zorg zijn voor alle afdelingen enkele tandarts/bevolkingsratio’s berekend, dat wil zeggen verhoudingsgetallen voor het aantal inwoners per werkzame tandarts. Het blijkt dat deze ratio’s per afdeling sterk kunnen verschillen, hetgeen de tandheelkundige menskrachtproblematiek in Nederland, regionaal gezien, nogal divers maakt.
tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) in Nieuwe-
ROSSUM GMJM VAN. Tandartsentekort als regionaal probleem. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 314-318.
gein.
Datum van acceptatie:
Inleiding
1 mei 2001
Adres: Dr. G.M.J.M. van Rossum NMT Postbus 2000 3430 CA Nieuwegein
Steeds vaker wordt gesteld dat de huidige opleidingscapaciteit in de tandheelkunde gezien een toenemende behoefte aan tandheelkundige zorg ontoereikend is, hetgeen zal leiden tot een groeiend tekort aan tandartsen. Op diverse plaatsen in het land, zo melden de media, hebben tandartsen nu al moeite om een opvolger te vinden. Dit kan problematische situaties voor de zorgverlening tot gevolg hebben en de werkdruk in de resterende tandartspraktijken vergroten. Ter illustratie: in een medio 1999 uitgevoerd onderzoek onder 585 tandartsen met een eigen praktijk kwam naar voren dat in dat jaar 30% van de ondervraagden geen nieuwe patiënten meer aannam (Bruers en Van Rossum, 2000). Uit een vergelijkbaar onderzoek, uitgevoerd in 1997 onder 1.184 tandarts-algemeen practici, bleek dat toen (slechts) 19% van de tandartsen hun praktijk voor nieuwe patiënten had gesloten (Bruers en Van Rossum, 1998). Teneinde meer inzicht te krijgen in het tandartsentekort is geprobeerd om de potentiële vraag naar en het aanbod van tandheelkundige zorg zo goed mogelijk in kaart te brengen en vervolgens vraag en aanbod aan elkaar te relateren (Van Dam et al, 2000). Voor de benadering van de omvang van het zorgaanbod is hierbij uitgegaan van het tandartsenbestand van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT), en voor dat van de potentiële zorgvraag is gebruikgemaakt van een bevolkingsbestand van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Materiaal en methode Om een beeld te krijgen van de omvang van het aanbod van werkzame tandartsen, zijn uit het totale NMT-tandartsenbestand van 1 januari 1999 tandartsen geselecteerd die een bekend praktijkadres in Nederland hadden en jonger waren dan 65 jaar (uitgaande van de veronderstelling dat de meeste tandartsen bij het bereiken van die leeftijd stoppen met hun praktijk). 314
Dit betekent dat 2 (kleine) groepen van tandartsen in deze selectie ontbreken: namelijk tandartsen die wel in een eigen praktijk werkzaam zijn, maar van wie het praktijkadres bij de NMT niet bekend is, alsmede tandartsen van 65 jaar en ouder die nog in een eigen praktijk actief zijn. Uit het betreffende NMT-bestand (dat de persoonsgegevens bevat van 10.148 tandartsen en tandarts-specialisten) zijn volgens de genoemde criteria 5.743 tandartsen van 64 jaar of jonger geselecteerd. Deze 5.743 tandartsen zijn vervolgens ingedeeld naar NMTafdeling aan de hand van de viercijferige postcode van hun praktijkadres. Tandartsen met meerdere praktijkadressen werden ingedeeld bij de afdeling waarin zij hun hoofdpraktijk hebben. Op deze wijze is per afdeling het aantal werkzame tandartsen verkregen. Deze aantallen zijn vervolgens gespecificeerd naar ‘geslacht’ en ‘leeftijd’, vanuit de veronderstelling dat deze gegevens mede van invloed zijn op het feitelijke zorgaanbod. Het (meest recente) CBS-bestand ‘Kerncijfers viercijferige postcodegebieden 1997’ bevat voor elk van de 3.946 postcodegebieden in Nederland een aantal demografische gegevens. Met dit CBS-bestand van 1 januari 1997 is een afdelingsbestand gemaakt, dat wil zeggen dat voor elke NMT-afdeling uit het CBS-bestand gegevens werden gegenereerd van alle postcodegebieden waaruit de betreffende NMT-afdeling is opgebouwd. Hiermee is per afdeling informatie verkregen over de omvang en de samenstelling van de bevolking, die weer indicatief is voor de potentiële vraag naar tandheelkundige zorg. De bevolking is in kaart gebracht aan de hand van de achtergrondgegevens ‘geslacht’, ‘leeftijd’ en ‘allochtone afkomst’. Hierbij zijn personen als allochtoon geteld die zélf in Marokko, Turkije, Suriname of op de Nederlandse Antillen en Aruba zijn geboren én die ten minste één ouder hebben die in een der genoemde landen is geboren, of personen waarvan beide ouders in één van deze landen zijn geboren. Ten slotte zijn per afdeling tandarts/bevolkingsraNed Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) augustus
Thema: Menskrachtproblematiek in de tandheelkunde
Tabel 1. Enkele tandartsgegevens naar NMT-afdeling per 1 januari 1999. Absoluut tandartsen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Limburg-Zuid Limburg-Noord Eindhoven e.o. Midden-Brabant Breda e.o. West-Brabant ‘s-Hertogenbosch e.o. Zeeland Zuid-Hollandse Eilanden Rotterdam e.o. Rivierenland Neder-Veluwe Nijmegen e.o. Oost-Gelderland Randmeren Oost-Veluwe Amersfoort e.o. Utrechtse Heuvelrug Utrecht Stad Polderland Gouda e.o. Delft e.o. ‘s-Gravenhage e.o. Rijnland ‘t Gooi e.o. Amsterdam e.o. Haarlem e.o. Noord-Holland Noord Twente IJsselland Drenthe Groningen Friesland Zaanstreek-Waterland
Gemiddelde Standaarddeviatie
Percentueel vrouw
35-49 jr
50-64 jr
211 136 257 113 111 84 196 101 118 273 172 230 177 125 82 79 114 100 122 137 68 77 292 214 196 498 211 239 192 178 142 203 186 109
14,7 14,0 17,5 9,7 14,4 13,1 13,8 12,9 16,9 16,8 16,3 10,9 20,9 + 10,4 12,2 13,9 14,0 21,0 + 17,2 21,2 + 20,6 + 14,3 20,5 + 21,0 + 20,4 + 23,7 + 17,5 12,6 12,0 8,4 10,6 12,8 9,1 13,8
9,5 10,3 10,5 14,2 + 10,8 15,5 + 13,8 + 5,9 11,0 7,3 10,5 8,7 15,3 + 10,4 8,5 10,1 11,4 12,0 9,0 9,5 11,8 10,4 6,8 11,7 12,8 10,8 8,0 10,9 11,4 9,6 9,9 4,4 10,8 14,7 +
69,2 65,4 65,4 56,6 59,5 65,5 55,6 63,4 71,2 + 66,3 62,2 57,0 52,5 64,8 64,7 54,4 56,1 42,0 50,0 57,6 70,6 + 71,4 + 65,5 58,9 56,6 57,3 51,7 56,0 60,4 62,3 50,0 66,0 59,7 61,6
21,3 24,3 24,1 29,2 29,7 19,0 30,6 30,7 17,8 26,4 27,3 34,3 32,2 24,8 26,8 35,5 32,5 46,0 + 41,0 + 32,9 17,6 18,2 27,7 29,4 30,6 31,9 40,3 + 33,1 28,2 28,1 40,1 + 29,6 29,5 23,7
169
15,3 4,1
10,5 2,5
60,2 6,7
29,3 6,7
tio’s bepaald, dat wil zeggen verhoudingsgetallen voor het aantal inwoners per werkzame tandarts. Weergegeven worden de ratio’s voor 3 leeftijdsgroepen in de bevolking, voor de groep allochtonen en voor de totale bevolking in de betreffende afdelingen. Hierbij gaat het dus om gegevens van de binnen een afdeling werkzame tandartsen (per 1 januari 1999) en om gegevens van de binnen een afdeling woonachtige bevolking (per 1 januari 1997). Omdat de aantallen inwoners per postcode in het CBS-bestand op tientallen zijn afgerond, is ook het totale aantal inwoners per afdeling steeds op deze wijze afgerond. Aan de hand van de procentuele verdelingen, zoals verstrekt door het CBS, zijn op basis van het totale aantal inwoners de aantallen inwoners uitgerekend binnen de onderscheiden bevolkingscategorieën.
Resultaten Tandartsgegevens Tabel 1 geeft voor alle NMT-afdelingen afzonderlijk een algemeen overzicht van achtereenvolgens het aantal tandartsen met een eigen praktijk, het percentage vrouwelijke tandartsen en het percentage tandartsen in 3 leeftijdscategorieën (t/m 34 jaar, 35 t/m 49 jaar en Ned Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) augustus
T/m 34 jr
50 t/m 64 jaar). In de onderste rij van de tabel staan de gemiddelden vermeld, waarbij alle afdelingen ongeacht hun grootte even zwaar meetellen. Deze gemiddelden zijn bedoeld als referentiepunten, waarmee kan worden nagegaan, of een afdeling daarvan relevant afwijkt. Als relevant afwijkend zijn aangemerkt alle scores die één standaarddeviatie of meer boven of beneden het gemiddelde liggen. Deze scores zijn in de tabel vetgedrukt, waarbij met een plus of min is aangegeven of een score naar boven dan wel naar beneden afwijkt. Zo valt af te lezen dat de omvang van de groep vrouwelijke tandartsen gemiddeld per afdeling 15,3% bedraagt. De afdelingen IJsselland (8,4%), Friesland (9,1%), Midden-Brabant (9,7%), Oost-Gelderland (10,4%) en Drenthe (10,6%) zitten beneden dat gemiddelde. Daarentegen zijn vrouwelijke tandartsen juist sterker dan gemiddeld vertegenwoordigd in de afdelingen Amsterdam e.o. (23,7%), Polderland (21,2%), Rijnland (21,0%), Utrechtse Heuvelrug (21,0%), Nijmegen e.o. (20,9%), Gouda e.o. (20,6%), ’s-Gravenhage e.o. (20,5%) en ’t Gooi e.o. (20,4%). Verder is te zien dat gemiddeld per afdeling 29,3% van de tandartsen tot de leeftijdsgroep van 50 t/m 64 jaar behoort. In de afdelingen Gouda e.o. (17,6%), ZuidHollandse Eilanden (17,8%), Delft e.o. (18,2%), WestBrabant (19,0%) en Limburg-Zuid (21,3%) is deze leef315
Van Rossum: Tandartsentekort als regionaal probleem
Tabel 2. Enkele bevolkingsgegevens (in percentages) naar NMT-afdeling per 1 januari 1997.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Limburg-Zuid Limburg-Noord Eindhoven e.o. Midden-Brabant Breda e.o. West-Brabant ‘s-Hertogenbosch e.o. Zeeland Zuid-Hollandse Eilanden Rotterdam e.o. Rivierenland Neder-Veluwe Nijmegen e.o. Oost-Gelderland Randmeren Oost-Veluwe Amersfoort e.o. Utrechtse Heuvelrug Utrecht Stad Polderland Gouda e.o. Delft e.o. ‘s-Gravenhage e.o. Rijnland ‘t Gooi e.o. Amsterdam e.o. Haarlem e.o. Noord-Holland Noord Twente IJsselland Drenthe Groningen Friesland Zaanstreek-Waterland
Gemiddelde Standaarddeviatie
Vrouw
0-24 jr
25-64 jr
65+ jr
50,7 49,8 49,7 50,2 50,6 50,1 50,1 50,5 50,3 51,1 50,5 51,0 50,6 50,2 50,1 50,9 50,9 52,1 + 52,3 + 50,3 50,4 48,9 51,6 + 50,7 51,5 + 51,1 51,3 + 50,1 49,9 50,4 50,3 50,5 50,2 50,4
27,6 30,0 30,7 31,3 30,0 29,9 31,8 30,3 31,2 30,0 32,6 31,7 30,6 30,0 35,2 + 30,4 33,5 + 29,9 30,3 32,9 + 33,3 + 32,9 + 29,0 32,2 30,7 27,6 28,6 32,3 32,2 34,5 + 30,0 31,1 32,3 30,5
57,5 + 57,5 + 57,3 + 56,7 56,8 56,8 56,6 53,5 56,7 54,7 54,6 54,8 57,4 + 55,7 53,5 54,8 54,5 53,7 57,0 57,0 54,9 55,5 54,9 55,8 54,4 58,9 + 56,2 55,9 54,3 52,5 55,2 54,5 53,5 57,2 +
14,9 + 12,5 12,0 12,0 13,2 13,3 11,6 16,2 + 12,1 15,3 + 12,8 13,5 12,0 14,3 11,3 14,8 12,0 16,4 + 12,7 10,1 11,8 11,6 16,1 + 12,0 13,9 13,5 15,2 + 11,8 13,5 13,0 14,8 14,4 14,2 12,3
50,6 0,7
31,1 1,8
55,6 1,5
13,3 1,6
Allochtoon 1,5 3,1 3,1 4,5 + 3,7 4,2 3,4 1,8 2,1 15,6 + 4,6 + 3,8 2,9 1,9 3,9 3,0 4,3 3,2 15,0 + 3,0 4,3 3,0 14,2 + 2,9 4,9 + 18,5 + 3,9 2,4 4,1 2,2 0,7 2,0 0,9 5,3 + 3,2* 1,2
* Het gemiddelde percentage allochtonen per afdeling wordt scheef getrokken door de hoge scores van de afdelingen van de vier grote steden (Rotterdam e.o., Utrecht Stad, ’s-Gravenhage e.o. en Amsterdam e.o.). Daarom zijn hier het gemiddelde en de bijbehorende standaarddeviatie weergegeven zonder deze vier afdelingen.
tijdsgroep kleiner dan gemiddeld. In de afdelingen Utrechtse Heuvelrug (46,0%), Utrecht Stad (41,0%), Haarlem e.o. (40,3%) en Drenthe (40,1%) is de groep 50plussers onder de werkzame tandartsen echter juist groter dan gemiddeld. Deze verschillen in leeftijdsopbouw werken natuurlijk door in het aantal tandartsen dat in de komende jaren de praktijk gaat beëindigen, en derhalve in de behoefte aan (jonge) tandartsen die hen willen opvolgen.
Bevolkingsgegevens In tabel 2 wordt voor alle NMT-afdelingen een overzicht gepresenteerd van enkele bevolkingsgegevens. In de kolommen staan achtereenvolgens het percentage vrouwelijke inwoners, het percentage inwoners in 3 leeftijdsgroepen (0 t/m 24 jaar, 25 t/m 64 jaar en respectievelijk 65 jaar en ouder) en het percentage allochtone inwoners. In de onderste rij van de tabel staan wederom de gemiddelden van de afdelingen vermeld met de bijbehorende standaarddeviaties, terwijl aanzienlijke afwijkingen van het gemiddelde ook hier vet zijn gedrukt en zijn voorzien van een plus of min. Het blijkt dat de afdelingen ’s Gravenhage e.o. (met 316
16,1% en 29,0%), Haarlem e.o. (met 15,2% en 28,6%) en Limburg-Zuid (met 14,9% en 27,6%) naar verhouding meer oudere en minder jongere inwoners tellen. Het omgekeerde is echter het geval bij de afdelingen Polderland (met 10,1% en 32,9%), Randmeren (met 11,3% en 35,2%) en Delft e.o. (met 11,6% en 32,9%). Verder valt uit tabel 2 op te maken (de afdelingen van de 4 grote steden buiten beschouwing gelaten) dat gemiddeld per afdeling 3,2% van de bevolking allochtoon is. Enkele afdelingen wijken hiervan af. De afdelingen Amsterdam e.o., Rotterdam e.o., Utrecht Stad en ’s-Gravenhage e.o. springen in het oog met scores boven de 14%. Maar ook in de afdelingen Zaanstreek-Waterland (5,3%) ’t Gooi e.o. (4,9%), Rivierenland (4,6%) en Midden-Brabant (4,5%) bevinden zich meer allochtonen dan gemiddeld. Het percentage allochtonen in de afdelingen Drenthe (0,7%), Friesland (0,9%), Limburg-Zuid (1,5%), Zeeland (1,8%), Oost-Gelderland (1,9%) en Groningen (2,0%) ligt daarentegen juist lager dan gemiddeld.
Tandarts/bevolkingsratio’s Tabel 3 bevat voor alle NMT-afdelingen enkele tandarts/bevolkingsratio’s. Hierbij gaat het achtereenvolNed Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) augustus
Thema: Menskrachtproblematiek in de tandheelkunde
Tabel 3. Enkele tandarts/bevolkingsratio’s naar NMT-afdeling. Voor 0-14 jr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Limburg-Zuid Limburg-Noord Eindhoven e.o. Midden-Brabant Breda e.o. West-Brabant ‘s-Hertogenbosch e.o. Zeeland Zuid-Hollandse Eilanden Rotterdam e.o. Rivierenland Neder-Veluwe Nijmegen e.o. Oost-Gelderland Randmeren Oost-Veluwe Amersfoort e.o. Utrechtse Heuvelrug Utrecht Stad Polderland Gouda e.o. Delft e.o. ‘s-Gravenhage e.o. Rijnland ‘t Gooi e.o. Amsterdam e.o. Haarlem e.o. Noord-Holland Noord Twente IJsselland Drenthe Groningen Friesland Zaanstreek-Waterland
Gemiddelde Standaarddeviatie
Voor 15-64 jr
Voor 65+ jr
500 628 504 556 556 570 566 630 615 570 633 470 415 574 722 + 506 525 303 286 554 617 651 + 395 488 395 270 385 490 586 661 + 597 461 628 507
2.111 2.359 + 1.932 2.132 2.157 2.145 2.052 2.254 + 2.216 2.189 2.141 1.717 1.636 2.128 2.285 + 1.875 1.696 1.119 1.388 1.853 2.062 2.347 + 1.542 1.761 1.333 1.206 1.469 1.751 2.109 2.116 2.166 1.904 2.194 1.895
457 + 427 332 367 413 417 344 558 + 390 498 + 407 341 280 451 + 383 414 303 279 243 271 358 393 372 307 279 230 332 300 420 415 480 + 398 467 + 337
524 110
1.919 333
372 77
Voor allochtonen
Voor totale bevolking
46 106 86 137 + 116 132 + 101 62 68 508 + 146 + 96 68 60 132 + 84 109 54 288 + 80 131 + 102 328 + 74 98 316 + 85 61 128 + 70 23 55 30 145 +
3.068 3.414 + 2.768 3.055 3.126 3.132 2.962 3.442 + 3.221 3.257 3.182 2.529 2.330 3.152 3.391 + 2.795 2.524 1.701 1.917 2.678 3.037 3.392 + 2.309 2.556 2.007 1.706 2.187 2.541 3.115 3.192 3.243 2.763 3.289 2.738
89* 34*
2.815 499
* Zie voetnoot bij tabel 2
gens om het aantal 0- t/m 14-jarigen, 15- t/m 64-jarigen, 65-jarigen en ouder, het aantal allochtonen en het totale aantal inwoners per tandarts. Ook wat deze tandarts/bevolkingsratio’s betreft springen er tussen de diverse afdelingen duidelijke verschillen in het oog (net als hiervoor zijn de relevante afwijkingen van het gemiddelde van de afdelingen vetgedrukt en voorzien van een plus- of minteken). Gemiddeld per afdeling is er voor de totale bevolking 1 werkzame tandarts op 2.815 inwoners. In de afdelingen Utrechtse Heuvelrug (1.701), Amsterdam e.o. (1.706), Utrecht stad (1.917), ‘t Gooi e.o. (2.007), Haarlem e.o. (2.187) en ’s-Gravenhage e.o. (2.309) ligt het aantal inwoners per tandarts lager dan gemiddeld. Voor de 4 eerstgenoemde afdelingen geldt dit bovendien voor elk van de naar leeftijd onderscheiden subpopulaties. De afdelingen Zeeland (3.442), Limburg-Noord (3.414), Randmeren (3.391) en Delft e.o. (3.329) tellen daarentegen juist een groter aantal inwoners per tandarts, vooral in de leeftijdscategorie ‘15- t/m 64 jaar’. De verschillen tussen de afdelingen voor het gemiddelde aantal potentiële patiënten van allochtone afkomst per werkzame tandarts lopen voor een groot deel parallel met de eerder gesignaleerde relevante afwijkingen van het percentage allochtone inwoners binnen de totale bevolking van de NMT-afdelingen. Ned Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) augustus
Discussie Het geschetste beeld van de regionale menskrachtsituatie binnen de tandheelkundige zorgverlening in Nederland geeft nader inzicht in de regionale menskrachtsituatie binnen de tandheelkunde, maar heeft ook zijn beperkingen. Zo is wat de aanbodzijde betreft op afdelingsniveau bijvoorbeeld onbekend hoeveel (stoel)uren er door tandartsen per week wordt gewerkt en dus wat de beschikbare menskracht is in fulltimeequivalenten. Op landelijk niveau waren tandartsen in 1999 wekelijks gemiddeld 32,2 uur actief aan de stoel en besteedden zij gemiddeld 9,3 uur aan administratie en overleg, bij- en nascholing enzovoorts (Bruers en Van Rossum, 2000). Dat er echter ook in dit opzicht regionale verschillen bestaan, kan worden geïllustreerd aan de hand van tabel 4. Deze tabel, ontleend aan gegevens uit genoemd onderzoek, bevat voor 6 clusters van NMTafdelingen gegevens van daar praktiserende tandartsen. Het blijkt dat tandartsen in de regio WestNoord gemiddeld genomen wekelijks minder uren aan de behandelstoel staan dan elders (29,3 uur versus 32,2 uur gemiddeld). Ook geven tandartsen in deze regio, evenals trouwens in de regio Zuid-Oost, minder vaak aan dat er in hun regio een tekort aan tandartsen 317
Van Rossum: Tandartsentekort als regionaal probleem
niveau liggen. Desalniettemin lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat op basis van het thans aanAantal Tekort Tekort Tekort gedragen cijfermateriaal stoeluren tandartsen assistenten mondper week hygiënisten gerichter kan worden gezocht naar de voor een Zuid-Oost (afd. 1, 2, 3, 7, 13) 33,4 53% 57% 68% adequate menskrachtZuid-West (afd. 4, 5, 6, 8, 9, 11) 33,8 69% 51% 68% West-Midden (afd. 10, 21, 22, 23, 24) 32,9 71% 63% 78% planning op NMT-afdeMidden (afd. 12, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 25) 31,3 68% 54% 66% lingsniveau noodzakelijWest-Noord (afd. 26, 27, 28, 34) 29,3 53% 58% 53% ke additionele informaNoord-Oost (afd. 14, 29, 30, 31, 32, 33) 32,9 75% 35% 58% tie. Vermeldenswaard is Totaal 32,2 65% 52% 64% in dit verband het initiatief dat het NMT-hoofdp ,000 ,001 ,000 ,007 bestuur eind vorig jaar heeft genomen tot instelling van de Projectgroep Menskrachttekort. Deze probestaat (53% versus 65% gemiddeld). Voor de aanbodzijjectgroep moet zich nader gaan buigen over de behoefde is verder weliswaar bekend dat er in Nederland als ten aan tandartsen, mondhygiënisten, tandartsassisgeheel zo’n 1.600 mondhygiënisten (grotendeels parttenten en overige tandheelkundige zorgverleners op time) werken, maar is niet bekend hoeveel van deze regionaal niveau. Dat de balans tussen het aantal tandzorgverleners er in de diverse afdelingen actief zijn. artsen en het aantal inwoners in elke regio in NederVolgens tabel 4 geven tandartsen in de regio Westland per definitie hetzelfde zou moeten zijn, kan echNoord echter minder vaak dan bijvoorbeeld tandartsen ter op grond van het bovenstaande worden betwijfeld. in de regio West-Midden aan dat er in hun regio een tekort bestaat aan mondhygiënisten (53% versus 78%). Over de vraagzijde ontbreken gegevens op afdelingsniveau met betrekking tot de verhouding tussen Literatuurlijst dentaten en edentaten binnen de bevolking en tussen • BRUERS JJM, ROSSUM GMJM VAN. Praktijksituatie en werkdruk van mensen die de tandarts regelmatig, onregelmatig of in tandartsen in 1999. Onderzoek Tandheelkundige Praktijkvoering het geheel niet (meer) bezoeken. Volgens gegevens van voorjaar 1999. Nieuwegein: NMT Onderzoek & Informatievoorziehet CBS was in 1997 18% van de totale Nederlandse ning, 2000. bevolking edentaat en bezocht in 1997/1998 78% van • BRUERS JJM, ROSSUM GMJM VAN. Werkdruk van tandartsen. Omnibus-enquête 1997/Onderzoek Tandheelkundige Praktijkvoering de bevolking ten minste éénmaal per jaar de tandarts, 1997. Nieuwegein: NMT Onderzoek & Informatievoorziening, 1998. waarbij het gemiddelde aantal contacten per jaar (per • CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK. Vademecum gezondheidsstapersoon met contact) 3,0 bedroeg (CBS, 1999). Van de tistiek 1999. Voorburg/Heerlen: CBS, 1999. 82% dentate Nederlanders bezocht in 1997/1998 88% • DAM BAFM VAN, BRUERS JJM, ROSSUM GMJM VAN. Tandartsen- en bevolkingskarakteristieken per NMT-afdeling. Overzichten van de tandarts ten minste éénmaal per jaar. Het gemiddelhet aantal tandartsen en het aantal inwoners als indicatoren van de aantal contacten bedroeg in deze groep 2,8 (per peraanbod van en vraag naar tandheelkundige zorgverlening in soon met contact). Er zijn evenwel (nog) geen cijfers Nederland. Nieuwegein: NMT Onderzoek & Informatievoorziening, 2000. beschikbaar over hoe dit soort zaken op regionaal Tabel 4. Aantal stoeluren van tandartsen en hun mening over het tekort in de eigen regio aan tandartsen, tandartsassistenten en mondhygiënisten, naar enige clusters van NMT-afdelingen (aantal tandartsen = 569 - 573).
Summary Keywords: • Public health dentistry • Health manpower
Shortage of dentists as a regional problem This article is about the dental human resource situation at a regional level in the Netherlands. Based on data made available by the Dutch Dental Association (NMT) and the Central Bureau for Statistics (CBS), the supply of dentists and the potential demand for dental health care within 34 NMT-regions is described. Supply and demand are related to each other. In order to gain more insight into the relationship between the supply of and the demand for dental care some dentist/population ratios have been calculated for each region and for various segments of the population separately. It appears that these ratios per region vary considerably, which makes the dental human resource issue in the Netherlands, from a regional point of view, rather diverse. De auteur van dit artikel, dr. G.M.J.M. van Rossum, is op 14 mei 2001 plotseling overleden. Hij was opgeleid als socioloog en werkzaam bij de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde als onderzoekscoördinator en later als hoofd Onderzoek & Informatievoorziening. In deze hoedanigheid heeft hij voor het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde vele goed onderbouwde en leesbare artikelen geschreven over al die aspecten van de tandheelkunde die voor het beleid op het gebied van de tandheelkunde in Nederland van belang zijn. Het Tijdschrift heeft een goed auteur verloren. Moge hij rusten in vrede.
318
Ned Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) augustus