Acta Universitatis Wratislaviensis No 3098 Neerlandica Wratislaviensia XVII Wrocław 2008
Wilken ENGELBRECHT (Olomouc)
Aspectualiteit in het Nederlands als probleem voor Tsjechische studenten1 In memoriam Jan Czochralski
Woord vooraf In grammatica’s Nederlands als vreemde taal of als tweede taal wordt er over het algemeen geen aandacht besteed aan aspectualiteit, evenmin trouwens als in de meeste grammaticale handboeken Nederlands voor moedertaalsprekers. Volgens veel Slavische taalkundigen hebben Germaanse talen zelfs helemaal geen aspectualiteit. Zo zegt bijv. de Tsjechische taalkundige Eduard Beneš in zijn bekende en ettelijke keren herdrukte grammatica Základní mluvnice němčiny2: Het Tsjechische werkwoord drukt lichte nuances uit door middel van het aspect, bijv.: jít – chodit – chodívat – přijít – přicházet. Het Duitse werkwoord bezit geen aspect. Verschillende betekenisnuances die in het Tsjechisch met aspect worden uitgedrukt, worden in het Duits met andere middelen uitgedrukt, bijv. door gebruik van een groter aantal tijden, omschrijvingen, bijwoorden; soms volgen deze nuances uit de context; op andere plaatsen worden ze achterwege gelaten.
Later heeft ook de enkele jaren geleden overleden Poolse neerlandicus en taalkundige Jan Czochralski zich in soortgelijke zin uitgelaten. Ook hij zag het aspect als een verplichte morfologische categorie van het Poolse werkwoord dat een specifiek element van de Poolse taal is.3 In de laatste jaren heeft vooral de Utrechtse taalkundige Henk Verkuyl zich veel met de problematiek rondom het aspect in o.a. het Nederlands bezig gehou1 Met dank aan Kateřina Málková (Gent/Olomouc) en Ton van der Wouden (Leiden) voor hun commentaar op eerdere versies van het artikel en aan Milada Hirschová (Olomouc), Stanisław Prędota (Wrocław) en Ton van der Wouden (Leiden) voor het ter beschikking stellen van een deel van de recentere literatuur. 2 Eduard Beneš e.a.: Základní mluvnice němčiny (Praha: SPN 19625), p. 156 (mijn vertaling). 3 Jan Czochralski: Verbalaspekt und Tempussystem im Deutschen und Polnischen. Eine konfrontative Darstellung (Warszawa: PWN 1975), pp. 13 en 208.
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 185
2008-12-05 09:37:10
186
WILKEN ENGELBRECHT
den.4 Zijn promovenda Anna Młynarczyk heeft in samenwerking met hem onderzoek gedaan naar de situatie in het Nederlands in vergelijking met het Pools. In hun gemeenschappelijke artikel Hoe Germaans is het Pools aspect en hoe Slavisch het Nederlands?5 hebben zij geprobeerd om uitgaande van Verkuyls onderzoekingen aan te tonen dat aspect in beide talen min of meer op dezelfde basis functioneert. Daarbij komen zij tot de conclusie dat een adequate analyse van aspectualiteit voor beide talen alleen in het kader van een compositionele theorie kan gebeuren. Bovendien stellen zij dat in de Slavische talen het onderscheid tussen perfectieve en imperfectieve vormen van één werkwoord feitelijk onjuist is en dat het gaat om betekenisverschil vergelijkbaar met het verschil in het Nederlands tussen bijv. eten en opeten.6 In dit artikel zou ik een algemene inleiding willen geven tot de problematiek voor een vergelijking tussen het Nederlands en het Tsjechisch. Daarbij ga ik uit van ervaringen met mijn eigen studenten bij vertaalcolleges. Dit artikel heeft daarbij nadrukkelijk het karakter van een Forschungsmitteilung die stoelt op een lopend habilitatie-onderzoek naar de problematiek van Nederlandse verleden en voltooide tijden als vertaalprobleem in vergelijking met het Tsjechisch. Tevens is het als discussiestuk bedoeld. Er wordt dus geen pasklare oplossing aangereikt en evenmin heb ik de pretentie uitputtend op de materie in te gaan. Voor opmerkingen en ideeën houd ik me nadrukkelijk aanbevolen.
Inleiding Wie zich in Centraal-Europa als docent taalkunde met het Nederlands bezig houdt, kent de problemen die studenten met een Slavischtalige achtergrond met het door Beneš genoemde “grotere aantal tijden” hebben. Op het eerste gezicht is het tijdsysteem van het Nederlands tamelijk simpel: er is een verleden, een heden en een toekomst en verder kun je alle drie de tijdssituaties nog eens in een voltooide en een onvoltooide variant hebben. Schematisch ziet dat er als volgt uit: verleden o.v.t.
onvoltooid
v.v.t.
heden
toekomst o.v.t.
X v.t.t.
o.v.t.
X
X
v.t.t.t.
4
Het standaardwerk is Henk Verkuyl: A Theory of Aspectuality (Cambridge: CUP 1993). Anna Młynarczyk en Henk Verkuyl: “Hoe Germaans is het Pools aspect en hoe Slavisch het Nederlands?” Neerlandica Wratislaviensia 12 (1999), pp. 135–158, vgl. ook Anna K. Młynarczyk: “Aspectuele overeenkomsten tussen het Pools en het Nederlands”, Nederlandse Taalkunde 6 (2001), pp. 272–289. 6 Młynarczyk en Verkuyl 1999: 148, 150–152. 5
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 186
2008-12-05 09:37:10
ASPECTUALITEIT IN HET NEDERLANDS ALS PROBLEEM VOOR TSJECHISCHE STUDENTEN
187
Voor de meeste taalleerders is het geen probleem om dit schema en de bijbehorende vormen perfect te leren. Iets anders is het echter om een en ander ook toe te passen. Waarom kun je in het Nederlands schijnbaar net zo goed zeggen: Morgen koop ik dat boek. als Morgen zal ik dat boek kopen? En welk verschil is er tussen Ik las een spannend boek, Ik had een spannend boek gelezen en Ik heb een spannend boek gelezen? Vooral het verschil tussen de onvoltooid verleden tijd (imperfectum) en de voltooid tegenwoordige tijd (perfectum) is voor veel tweede taalleerders een volstrekt mysterie. Het probleem is m.i. dat aspectualiteit en temporaliteit hier door elkaar lopen. Dit vormt vooral bij het vertalen vanuit het Tsjechisch in het Nederlands en omgekeerd een veel groter probleem dan meestal wordt toegegeven. Het probleem komt overigens ook voor in veel andere talen. Gymnasiasten zullen zich wellicht de vertaling van de aoristus in vergelijking met het imperfectum en perfectum in het Oud-Grieks herinneren. In de moderne talen kan de Engelse aspectualiteit met vormen als I’ve been trying to work (Ik heb geprobeerd te werken, ik probeerde te werken, ik was bezig te proberen te werken – geen van drieën komt echt precies met de Engelse uitdrukking overeen) de nodige vertaalproblemen opleveren. Hier zal ik me echter beperken tot het Nederlands als WestGermaanse taal en het Tsjechisch als West-Slavische taal, de talen waar mijn eigen studenten mee te maken hebben.
Definitie van aspectualiteit Wat precies aspectualiteit is, is niet eenduidig. In de Slavische talen wordt het aspect traditioneel gezien als een morfologische categorie. De Tsjechische term voor aspect is vid, letterlijk gezichtspunt of zienswijze.7 In de beide academische standaardgrammatica’s van de hier te vergelijken talen – het Nederlands en het Tsjechisch – worden de volgende definities gegeven. De Mluvnice češtiny, de academische Tsjechische spraakkunst, omschrijft het aspect als volgt8: Onder aspect wordt het morfologisch-lexicale niet-geconjugeerde middel van het werkwoord verstaan dat een onderdeel vormt van de reflectieve functie van het werkwoord. Gezien zijn karakter staat het aspect op de grens van grammatica en lexicon en wordt daarom gewoon7
Vid komt van het werkwoord vidět dat zien betekent. Als substantief kan het ook zichtbaar spoor betekenen, zoals bijv. in Po uprchlíku není ani vidu, ani slechu (Er is geen spoor van de vluchteling te bekennen, vb. in Hugo Siebenschein e.a.: Tschechisch-deutsches Wörterbuch II. P–Ž (Praha: SPN 19863), p. 690. Vgl. ook Verkuyl 1993: 268, die vid vertaalt met appearance of view. 8 Jan Petr e.a. (red.): Mluvnice češtiny 2 (Praha: Academia, 1986), p. 179 (mijn vertaling).
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 187
2008-12-05 09:37:10
188
WILKEN ENGELBRECHT
lijk als een lexicaal-grammaticale of grammaticaal-lexicale categorie beschouwd. Het aspect is overigens geen syntactisch middel, maar het syntactische gebruik is ondergeschikt aan zowel zincontext als zinsbouw; het aspect kan bijv. een conditie zijn voor verschillen in tijd, modaliteit, verbaal genus, het als actueel of juist niet-actueel begrijpen van een gebeurtenis.
Als aspectualiteit komt het begrip ook in de Algemene Nederlandse Spraakkunst voor, waar de volgende omschrijving wordt gegeven9: De aspectualiteit van de zin geeft weer hoe we ons de interne temporele structuur van de situatie voorstellen waarop de zin betrekking heeft. Dat wil zeggen: aspectualiteit zegt iets over de manier waarop de situatie in de tijd begrensd is en de manier waarop het verloop, de interne temporele geleding ervan, begrepen moet worden. Deze structurering is niet in de situatie zelf aanwezig, maar wordt er door ons aan toegekend door de keuze van de elementen in de zin die de betreffende situatie weergeeft. De aspectualiteit van de zin geeft dus aan hoe het concept dat wij van een bepaalde situatie hebben, gestructureerd is.
De ANS geeft vervolgens verschillende mogelijke indelingen, waar ik in mijn vergelijking met het Tsjechisch op terug zal komen. Voor het Tsjechische aspect geeft de recentere grammatica Příruční mluvnice češtiny een duidelijkere omschrijving dan de eerder geciteerde academische grammatica10: Onder het werkwoordelijk gezichtspunt (aspect) verstaan wij het feit dat een Tsjechisch werkwoord in twee (tot drie) versies bestaat die dezelfde lexicale betekenis hebben, maar van elkaar verschillen in de relatie tot de bekroning (voltooidheid) van de handeling. Terminatieve (perfectieve) werkwoorden drukken uit dat de gebeurtenis ofwel is beëindigd, ofwel tot een hoogtepunt is gebracht (napsal jsem dopis, napíšu dopis). Duratieve (imperfectieve) werkwoorden drukken zich niet uit over het feit van de afsluiting van de gebeurtenis: psal jsem dopis (het is niet duidelijk, of de brief ook is klaargeschreven); píšu dopis; budu psát dopis. Uit het gezegde vloeit voort dat terminativiteit niet kan worden gecombineerd met tegenwoordigheid. Perfectieve (terminatieve) werkwoorden bestaan daarom alleen in het praeteritum en het futurum.
In de internationale taalkunde trekt het verschijnsel aspectualiteit al langere tijd de aandacht. Zo geeft Bernard Comrie in zijn inleidende monografie Aspect de volgende definitie11: Als algemene definitie van aspect kunnen we de formulering gebruiken dat aspecten verschillende methoden zijn om de interne temporele constituentie van een situatie te bekijken.
Om de hele situatie nog ingewikkelder te maken, duikt in de germanistiek sinds Karl Brugmannook nog het begrip Aktionsart op dat bij hem “in tegenstel9 Walter Haeseryn e.a. (red.): Algemene Nederlandse Spraakkunst Band 2. (Groningen: Nijhoff/Deurne: Wolters Plantyn, 19972), p. 1662. 10 Petr Karlík e.a.: Příruční mluvnice češtiny (Praha: NLN, 20032), p. 318 (accentuering van Karlík). Een uitvoerige moderne beschrijving van het begrip aspect van de hand van Norbert Nübler bevindt zich in Petr Karlík e.a.: Encyklopedický slovník češtiny (Praha: NLN, 2002), pp. 527–531. 11 Bernard Comrie: Aspect. An Introduction to the Study of Verbal Aspect and Related Problems (Cambridge: CUP 1976), p. 3 (mijn vertaling).
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 188
2008-12-05 09:37:10
ASPECTUALITEIT IN HET NEDERLANDS ALS PROBLEEM VOOR TSJECHISCHE STUDENTEN
189
ling tot de tijdfase de wijze en manier waarop de handeling geschiedt” betekent.12 In de Duden is dit begrip min of meer synoniem met aspectualiteit.13 Ook de Algemene Nederlandse Spraakkunst gebruikt dit begrip, maar verstaat onder Aktionsart een aspect dat voortkomt uit de samenstellende delen van de zin en onafhankelijk is van de aspectualiteit die werkwoordstijden en hulpwerkwoorden aan de zin toevoegen. In de Encyklopedický slovník češtiny ziet Norbert Nübler de Aktionsart als “algemene lexicale karakteristieken in de betekenis van werkwoorden die het mogelijk maken om deze in semantische groepen in te delen.”14 We hebben dus te maken met vier verschillende begrippen die betrekking hebben op de tijd/handelingsfactor van het werkwoord: – de tijdsdomeinen verleden, heden en toekomst die in het Nederlands met lexicale middelen worden uitgedrukt, maar in het Tsjechisch vaak uit het zinsverband moeten blijken15; – de aspectualiteit die betrekking heeft op de manier waarop de spreker naar de handeling kijkt en voornamelijk onderscheidt of de handeling terminatief dan wel duratief is, ofwel of het om een als begrensd voorgestelde handeling (terminatief), dan wel als een handeling zonder inherent eindpunt (duratief) gaat; – de aspectualteit spitst zich ten slotte toe op het aspect zelf (vid) dat in het Tsjechisch met lexicale middelen wordt weergegeven, maar in het Nederlands niet, en op de aktionsart die in beide talen met lexicale middelen kan worden weergegeven en het werkwoord modificeert (vgl. handelen – behandelen, onderhandelen, verhandelen).
Nederlandse tijden Het meest opmerkelijke verschil tussen het West-Slavische Tsjechisch en het WestGermaanse Nederlands is het aantal tijden in het Nederlands en hun ogenschijnlijk keurige gepaardheid. Dat is niet altijd zo geweest. Zeer gegeneraliseerd is de ontwikkeling ongeveer als volgt geweest. In het Oudnederlands, ruwweg de periode voor 1150 na Christus, bestond het werkwoordsysteem uit vier modi, infinitief, indicatief, conjunctief en imperatief, en maar twee tijden: presens en preteritum. Met het presens werd behalve de tegenwoordige tijd ook de toekomst aangegeven, 12
K. Brugmann: Kurze vergleichende Grammatik der indogermanischen Sprachen (Strassburg: K.J. Trübner, 1904), p. 493 (mijn vertaling). 13 Günter Drosdowski e.a.: Duden Grammatik der deutschen Gegenwartssprache (Mannheim etc.: Dudenverlag, 19844), pp. 93–94. 14 Norbert Nübler: “Způsob slovesného děje (aktionsart)”, in: Karlík 2002: 567. 15 Karlík 2003: 315; Petr 1986: 164–166; František Šticha: “Čas slovesný (tempus)”, in: Karlík 2002: 61–62. In Karlík e.a.: Mluvnice češtiny 3 (Praha: Academia, 1987), pp. 382–383, wordt expliciet gezegd dat Tsjechische werkwoorden nooit chronologisch precies definieerbare tijden uitdrukken en dat de exact bedoelde tijd alleen syntactisch uit het zinsverband kan worden afgeleid.
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 189
2008-12-05 09:37:10
190
WILKEN ENGELBRECHT
en het preteritum duidde de situaties in het verleden aan. De mogelijkheid om met een presens een toekomstige gebeurtenis aan te geven, is het Nederlands eigen gebleven, denk maar aan zinnetjes als: Morgen schrijf ik moeder een brief.
Dat lijkt sterk op de situatie die in het Tsjechisch nog steeds bestaat. Hoewel de perifrastische mogelijkheid ook aanwezig is, gebruikt het Tsjechisch in het algemeen een perfectief werkwoord in de presensvorm om een toekomstige gebeurtenis uit te drukken,: Zitra napíšu dopis mamince.
De notie voltooidheid werd in het Oud-Nederlands met het voorvoegsel giuitgedrukt. Gesag kon dus ik heb gezien betekenen. Perifrastische, omschrijvende werkwoordspatronen van het type hebben of zijn met een participium praeteritum, komen in het Nederlands voor het perfectum en het plusquamperfectum al in de Oudnederlandse periode op, in de loop van de negende eeuw.16 Tezelfdertijd komt ook het verschil in de vorming van voltooide tijden tussen transitieve en intransitieve werkwoorden op, ook al een verschijnsel dat in West-Slavische talen niet bestaat. De standaarduitleg is dat het zinnetje ik heb het huis gekocht oorspronkelijk ik bezit het huis in gekochte staat betekende, en dat het subject ik pas later werd verbonden met de participiumvorm gekocht.17 Ook de vorming van een toekomende tijd met sullen dateert al uit het Oud-Nederlands, zij het pas tegen het eind van die periode, de elfde eeuw. Met de vorming van de perifrastische toekomende tijd in de loop van de dertiende eeuw en de uitkristallisering van de passiefvormen tussen de dertiende en de zestiende eeuw is het Nederlandse tijdsysteem voltooid. Dit systeem is strikt gemodelleerd naar het voorbeeld van het klassieke Latijn met zijn duidelijke indeling in drie onvoltooide tijden – praesens, imperfectum en futurum – en drie voltooide tijden – perfectum, plusquamperfectum en futurum exactum. Op het eerste gezicht gaat het om een systeem, waarin het tijdsverloop van belang is en de aspectuele notie ondergeschikt is. Ik kom hier nog op terug.
Tsjechische tijdopvatting Zoals gezegd werkt het Tsjechisch met een ander systeem. Het belangrijkste verbale verschil is een aspectueel verschil van terminativiteit (dokonavost) en durativiteit (nedokonavost). Onder terminativiteit wordt een begrensde situatie verstaan, 16
De classicus Hermann Fränkel dateert in zijn Grammatik und Sprachwandel (München: Beck, 1974), pp. 169–172, het opkomen van de perifrastische tijden in de periode van de volksverhuizing, d.w.z. in de vijfde tot de achtste eeuw na Christus. 17 M. van der Wal en C. van Bree, Geschiedenis van het Nederlands (Utrecht: Het Spectrum, 2 1994 ), pp. 152–153.
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 190
2008-12-05 09:37:10
ASPECTUALITEIT IN HET NEDERLANDS ALS PROBLEEM VOOR TSJECHISCHE STUDENTEN
191
d.w.z. de situatie is voorgesteld als iets wat af is of af zal zijn, vóórdat de semantische inhoud wordt geëffectueerd. Het begrip durativiteit geeft een situatie zonder inherent eindpunt weer. De situatie kan dus nog voortduren of de spreker kan de notie “beëindigd” of “niet-beëindigd” doodleuk buiten beschouwing laten. Vergelijk: Terminatief Vertaling
Verklaring
dal jsem mu korunu
ik gaf hem een kroon ik heb hem een kroon gegeven
Hij heeft de munt
dám mu korunu
ik zal hem een kroon geven (straks) geef ik hem een kroon
Hij zal een kroon hebben
Duratief
Vertaling
Verklaring
dával jsem mu korunu
(toen) gaf ik hem een kroon We weten niet of hij die kroon nog heeft (toen) ik hem een kroon had gegeven, ...
dávám mu korunu
ik geef hem (nu/dadelijk) een kroon ik ben hem een kroon aan het geven
Hij krijgt een kroon (maar ik weet niet wat hij ermee gaat doen, of hij hem aanneemt)
budu mu dát korunu
ik zal hem een kroon geven
De handeling wordt naar de toekomst verplaatst
Net zoals in het voorbeeld komen de meeste werkwoorden in twee parallelle vormen voor die allemaal dezelfde semantische betekenis hebben, maar verschillende aspecten uitdrukken. De aspecten zijn daarbij terminatief × duratief. Soms bestaat er ook een derde vorm van het werkwoord met dezelfde semantische lading. Deze vorm drukt dan binnen de durativiteit weer iterativiteit (een zich regelmatig herhalende maar niet-actuele handeling) uit versus (zuiver) duratief (de handeling sec wordt vermeld, zonder te vermelden of die “af” is)18: werkwoord
+ terminatief (dát)
– terminatief
+ iteratief + niet-actueel (dávávat)
+ iteratief (dávat)
Iterativiteit wordt meestal als een vorm van Aktionsart beschouwd.19 Naast werkwoorden in twee of drie vormen, waarbij de terminatieve en/of de duratieve 18
Schema uit Petr 1986: 180. Vgl. Norbert Nübler: “Iterativnost (frekventativnost, násobenost, opakovanost)”, in: Karlík 2002: 188–189. 19
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 191
2008-12-05 09:37:11
192
WILKEN ENGELBRECHT
versie gevormd wordt met een extra prefix of suffix, kent het Tsjechisch twee soorten werkwoorden die maar één aspectuele vorm kennen. Dat zijn de modale werkwoorden, waarbij meestal alleen een duratieve vorm bestaat en de terminatieve vorm via een ander werkwoord moet worden gemaakt, en leenwerkwoorden uit talen zonder Slavisch aspectsysteem, zoals het Latijn, bijv. organizovat, studovat. Daarbij is de groep van leenwoorden vanuit aspectueel oogpunt interessant. Dit soort werkwoorden zijn namelijk formeel dubbelaspectueel, waarbij sommige auteurs stellen dat werkwoorden die zijn overgenomen uit vreemde talen een onduidelijke aspectualiteit hebben. In het Tsjechisch komen dit soort werkwoorden meestal in de zesde werkwoordsklasse terecht, waarin ook van Tsjechische substantiva gevormde zgn. “desubstantieve afleidingen” (Tsj.: desubstantivní odvozeniny) thuishoren. De van Tsjechische substantiva in deze groep gevormde werkwoorden zijn in principe duratief¸ tenzij er een prefix is gebruikt. Door middel van prefigering kan namelijk van dit soort werkwoorden wel een specifiek terminatieve vorm worden gemaakt. Bijvoorbeeld: – Duits: Organisation, organisieren > Tsjechisch: organizace, organizovat (duratief werkwoord) > zorganizovat (terminatief), – Latijn: studium, studere > Tsjechisch: studium, studovat (duratief) > dostudovat (terminatief).20 Het aspect is dus onafhankelijk van de tijdsvorm en met het werkwoord zelf verbonden.21 Als we naar de manier van het uitdrukken van tijd kijken, kent het Tsjechisch formeel dezelfde tijdsdomeinen als het Nederlands, dus verleden, heden en toekomst: verleden
heden
toekomst
čas přítomný
čas minulý X
čas budoucí X
X
Daarbij kunnen verleden en heden qua vorm van alle typen werkwoorden worden gevormd, onafhankelijk van hun aspect en wel als préteritum en prézens. In een duidelijke context mag daarbij, op voorwaarde van gebruik van een tijdsbepaling, het presens worden gebruikt om een toekomstige gebeurtenis uit te drukken: Za týden jsou Vánoce – Over een week is het Kerstmis.
Het futurum kan op twee manieren worden uitgedrukt: in een eenvoudige vorm en in een perifrastische vorm. De eenvoudige vorm kan – behoudens de aangegeven mogelijkheid van prézens + bepaling van tijd – alleen worden ge20 21
Karlík 2003: 196–197. Karlík 2003: 319–320; Karlík 2002: 529.
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 192
2008-12-05 09:37:11
ASPECTUALITEIT IN HET NEDERLANDS ALS PROBLEEM VOOR TSJECHISCHE STUDENTEN
193
vormd van terminatieve werkwoorden.22 Daarnaast bestaat er een perifrastische vorm die wordt gevormd uit de toekomende tijd van být (zijn) met de infinitief van het hoofdwerkwoord. Daarbij moet het hoofdwerkwoord een duratief werkwoord zijn. De drie tijdsdomeinen kunnen dus in het Tsjechisch zonder probleem worden uitgedrukt. Het verschil met het Nederlands ligt erin dat de noties van de consecutio temporum, dat wil zeggen iets is gebeurd of moet gebeurd zijn, voordat iets anders kan gebeuren, die in het Nederlands bestaat, in het Tsjechisch niet rechtstreeks via het werkwoord kan worden uitgedrukt. M.a.w. er bestaan geen morfologische vormen voor het uitdrukken van relatief tijdsverschil. Dat zorgt ook voor problemen bij het begrijpen van verschillen tussen verschillende vormen van verleden tijd in het Nederlands.
Consecutio temporum Theoretisch gezien is het Nederlandse verschil tussen de voltooide en de onvoltooide tijden er een die met de zgn. consecutio temporum te maken heeft. Dit begrip, letterlijk de volgorde van de tijden stamt uit de Latijnse grammatica. In het Latijn zijn er in de indicatief voor alle zes de tijden die ook in het Nederlands bestaan aparte vormen. Elk werkwoord heeft in beginsel een zgn. praesensstam en een zgn. perfectumstam. Van de praesensstam zijn de onvoltooide tijden gevormd – bijv. laudo – laudabam – laudabo (ik prijs, ik prees, ik zal prijzen) – en van de perfectumstam de voltooide tijden – bijv. laudavi – laudaveram – laudavero (ik heb geprezen, ik had geprezen, ik zal hebben geprezen). In het Latijn is in niet-iteratieve indicatieve zinnen de zgn. consecutio temporum als volgt, indien de bijzin voortijdigheid uitdrukt23: zinsdeel
verleden
heden
hoofdzin
imperfectum (of perfectum)
praesens
futurum
bijzin
plusquamperfectum
perfectum
futurum exactum
toekomst
Bij voorbeeld24: Verleden: Caesar Helvetios oppida vicosque, quos incenderant, restituere iussit (Caesar, De bello Gallico 1.28,3) – Caesar heeft aan de Helvetiërs be22
Een specifieke groep wordt gevormd door de werkwoorden van beweging, vgl. Karlík 2003: 317. 23 Vgl. Thorsten Burkard en Markus Schauer (eds.): Hermann Menge. Lehrbuch der lateinischen Syntax und Semantik (Darmstadt: WBG 2000), pp. 631–635 (schema op p. 633). 24 De voorbeelden komen eveneens uit Burkard en Schauer 2000: 633. Ze zijn letterlijk vertaald om de methodiek van het Latijn zichtbaar te maken.
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 193
2008-12-05 09:37:11
194
WILKEN ENGELBRECHT
volen [iussit – perf.] om de steden en dorpen die zij in brand gestoken hadden [incenderant – plusquamperf.], weer te herstellen. Heden: Qui sensum verae gloriae cepit, nihil cum hac gloria comparandum putat (Cicero, Philippicae 5,49) – Wie een idee van de ware roem heeft gekregen [cepit – perf.], beschouwt [putat – praes.] niets met deze roem vergelijkbaar. Toekomst: Si te rogavero aliquid, non respondebis? (Cicero, Tusculanae 1,17) – Als ik je iets zal hebben gevraagd [rogavero – fut. ex.], zul je dan niet antwoorden? [respondebis – fut.] Wat hierbij interessant is, is de mogelijkheid om het perfectum zowel een connotatie in het verleden (met een voorafgaande, afgesloten handeling in het daarvoor liggende verleden), als ook in het heden (als afgesloten presens) te geven. Dit hangt samen met wat in de Algemene Nederlandse Spraakkunst als Aktionsart wordt omschreven en in dit artikel als aspect is aangeduid. Op basis van recent onderzoek kan worden gesteld dat het Latijn eveneens aspect kent en wel een duratief en een terminatief aspect.25 Deze aspecten kunnen gedeeltelijk aan de tijden worden toegekend, waarbij de verdeling als volgt is: tijdsdomein aspect duratief
verleden
toekomst
imperfectum
duratief en terminatief terminatief
heden
plusquamperfectum
praesens
futurum
perfectum
futurum exactum
Twee tijden, praesens en futurum, zijn dus vanuit een Latijns standpunt bekeken dubbelaspectueel. Of deze tijden duratief dan wel terminatief moeten worden geïnterpreteerd is dus afhankelijk van de zinscontext. De overige tijden zijn vrij strikt aspectueel gescheiden. Naar mijn idee is de situatie in het Latijn tamelijk precies vergelijkbaar met die in het Nederlands, wat niet zo vreemd is, omdat het Nederlands in zijn huidige vorm min of meer een schepping is van humanisten uit de 16e eeuw die de matrix van het “volmaakte” Latijn over de Nederlandse moedertaal hebben gelegd. Omdat de zestiende-eeuwse grammatica’s vrijwel niets zeggen over de syntaxis, kan hierover helaas geen eensluidende uitspraak worden gedaan, maar het zou me niet verbazen, als ook de Nederlandse consecutio temporum deels een overblijfsel is van humanistische taalnormering. Het is interessant om dit systeem te vergelijken met het Tsjechische aspectsysteem26:
25 Burkard en Schauer 2000: 176–178 spreken van duratief en punctueel dan wel momentaan. Ter wille van de duidelijkheid is hier de terminologie van de ANS gehandhaafd. 26 Op basis van het schema in Karlík 2003: 318.
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 194
2008-12-05 09:37:11
ASPECTUALITEIT IN HET NEDERLANDS ALS PROBLEEM VOOR TSJECHISCHE STUDENTEN
tijdsdomein aspect
verleden (préteritum)
Duratief
psal jsem
Terminatief
napsal jsem
heden (prézens) píšu
195
toekomst (futurum) budu psát napíšu
Volgens deze schema’s zou er dus een aspectuele overeenkomst moeten zijn tussen duratieve verleden tijd in het Tsjechisch en de onvoltooid verleden tijd in het Nederlands, tussen de Tsjechische terminatieve verleden tijd en de Nederlandse voltooid verleden tijd, de Nederlandse voltooid tegenwoordig toekomende tijd en de terminatieve toekomende tijd in het Tsjechisch. Problemen geven het duratieve Tsjechische presens en het duratieve Tsjechische futurum in vergelijking met enerzijds onvoltooid en voltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd in het Nederlands. Het is dus geen toeval dat de belangrijkste “dubbelaspectuele” werkwoorden juist oorspronkelijk uit het Latijn afkomstig zijn, waarbij de terminatieve vorm met prefixatie wordt gevormd, bijv. organizovat – zorganizovat, dezinfikovat – vydezinfikovat.27 Dat betekent dat de overgenomen woorden primair als duratief zijn opgevat. Het is evenmin een toeval dat verreweg het grootste probleem voor studenten met een Slavische moedertaal is gelegen in het onderscheid tussen de voltooid tegenwoordige tijd (perfectum) en de onvoltooid verleden tijd (imperfectum). Het perfectum is immers een tijd die voor Slavischtaligen onlogisch is – een terminatieve tegenwoordige tijd.28 Het is ook de tijd die officieel in het Tsjechisch niet bestaat, terwijl er wel een – zij het archaïsch – plusquamperfectum bestaat29: Stalo se, jak byl král přikázal – Het gebeurde, zoals de koning bevolen had. Tento zlý skutek jste byli učinili dobrovolně – Deze misdaad hadden jullie vrijwillig bedreven.
Temporaliteit moet in het Tsjechisch in de meeste gevallen uit de context worden afgeleid. Zo betekenen de zinnetjes30: Petr psal článek a pil / vypil pívo en Petr napsal článek a pil / vypil pívo beide: Petr schreef een artikel en dronk zijn bier op.
En Čekali jsme na ulici, kan afhankelijk van de context betekenen: Wij hadden op straat gewacht; wij hebben op straat gewacht of wij wachtten op straat. De context maakt in de praktijk duidelijk, met welke variant we te doen hebben. 27
Petr 1986: 184. Ik vermoed dat het feitelijk verdwijnen van imperfectum en plusquamperfectum in de Hoogduitse dialecten te maken kan hebben met Slavisch substraat. De perfectumvorm haben/sein + Partizip ligt het dichtste bij de standaardwijze van het uitdrukken van een verleden tijd in de Slavische talen. Vgl. Drosdowski 1984: 151 met opm. 1. De Duden geeft niet aan of er dan een neiging bestaat tot aspectualisatie, al doet de vermelding van de combinatie Ich war beim Bäcker gewesen naast Ich bin beim Bäcker gewesen vermoeden dat een dergelijke neiging bestaat. 29 Karlík 2003: 317 (incl. voorbeelden). 30 Voorbeelden bij Norbert Nübler: “Vid”, in: Karlík 2002: 528. 28
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 195
2008-12-05 09:37:11
196
WILKEN ENGELBRECHT
Enkele voorbeelden in literaire vertalingen in het Tsjechisch Dit verschil van gezichtspunt geeft uiteraard vooral bij literaire vertalingen interpretatieproblemen. Ik geef nu drie voorbeelden, waarin ik de Nederlandse tekst met de vertaling in het Tsjechisch confronteer. De eerste tekst komt uit Magriet de Moors Eerst grijs dan wit dan blauw. Het is het ogenblik dat Robert Noort terugdenkt aan de verdwijning van zijn Tsjechische vrouw Magda. Het is een levendige vertelling met afwisseling van verhalend presens, perfectum en imperfectum (De Moor 1994: 63): Ineens betrekt zijn gezicht. Zijn borstspieren verkrampen. Op volle sterkte heeft de informatie van zijn geheugen hem getroffen: toen hij gisteren tegen tienen thuiskwam, moest hij teruglopen over het tuinpad en de voordeur met zijn sleutel openen; hij stapte op kranten en post; (…)
Dit wordt in de vertaling van Magda de Bruin (Moorová 2003: 55): Náhle se zakaboní. Prsní svaly se stáhnou. Informace pamětí ho zasáhla plnou sílou: když včera kolem desáté přišel domů, musel se vrátit po zahradní pěšince a otevřít klíčem přední vchod; šlápnul na noviny a poštu; (…)
De Bruin gebruikt voor het verhalende presens – betrekt, verkrampen – terminatieve vormen. In het Tsjechisch is het resultaat belangrijk. In het Nederlands gaat het echter naar mijn mening om de actie zelf, dus eerder een niet-tijdsbegrensde situatie die logischerwijs met duratieve werkwoorden zou moeten worden weergegeven. Die bestaan in het Tsjechisch niet voor betrekken in deze betekenis, maar wel voor verkrampen – křecovitě se svírat, wat echter een minder poëtische vertaling oplevert. Een soortgelijk probleem geldt voor de volgende zin. In het Nederlands is er sprake van een herinnering die hem, voorafgaand aan de zonet beschreven onwillekeurige lichamelijke reacties, heeft getroffen. Vervolgens beschrijft een levendig verhalend imperfectum de inhoud van die herinnering, waarin de hele situatie hem weer voor ogen komt. Dat de herinnering hem voorafgaand aan de fysieke reacties trof, zullen de meeste Tsjechische lezers wel begrijpen. Maar morfologisch staat de informatie op gelijke lijn met de verleden tijden die de inhoud van de herinnering beschrijven. De levendigheid en ogenblikkelijkheid van het Nederlandse origineel gaan in de vertaling verloren. De tweede tekst komt uit De Aanslag van Harry Mulisch. Tijdens de scène in de eerste episode, voorafgaand aan de aanslag, mijmert de jongen Anton over een capsule die in Amerika in 1938 wordt bewaard voor 5000 jaar: Alle belangrijke bibliotheken en musea in de wereld hadden een oorkonde gekregen, waarop de plek van de met beton dichtgestorte ‘eeuwige schacht’ was aangegeven, opdat zij te vinden zou zijn in de zeventigste eeuw. Maar waarom, vroeg Anton zich af, moest er juist tot het jaar 6938 worden gewacht? Kon het niet al eerder interessant zijn?
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 196
2008-12-05 09:37:11
ASPECTUALITEIT IN HET NEDERLANDS ALS PROBLEEM VOOR TSJECHISCHE STUDENTEN
197
Zoals wel vaker in zijn werk, speelt Mulisch hier met conditionele tijden en worden verleden en toekomst met elkaar verbonden. In de vertaling van Olga Krijtová is er uit de passage dit geworden (Mulisch/Krijtová 1986: 15): Všechny důležité knihovny a muzea na světě dostaly listiny s udáním místa, kde byla zalita betonem “věčná štola”, aby se podle toho dala najít v sedmdesátém století. Anton by byl rád věděl, proč se musí čekat zrovna až do roku 6938. Jako by to někoho nemohlo zajímat dřív!
De plusquamperfecta verdwijnen in de Tsjechische vertaling. De eerste is vervangen door een terminatief preteritum, terwijl de tweede is gewijzigd in een bijvoeglijke bepaling – letterlijk: Alle belangrijke bibliotheken en musea in de wereld hadden oorkonden gekregen met de aanduiding van de plaats, waarop de in beton gegoten “eeuwige schacht” was.
Het vervolgstuk opdat… komt in het Tsjechisch precies overeen. De laatste twee zinnen zouden bij letterlijke vertaling in het Tsjechisch erg vreemd klinken, omdat voor een Tsjechische lezer niet duidelijk zou zijn, waar alle conditionalissen op slaan. Krijtová heeft er dit van gemaakt: Anton had graag willen weten, waarom er uitgerekend moet worden gewacht tot het jaar 6938. Alsof het niemand eerder zou kunnen interesseren!
Om iets van het mijmerende van de jongen vast te houden, grijpt Krijtová naar de verouderde vorm by byl věděl die althans iets van het duratieve aspect van het moment vat. Het laatste voorbeeld komt uit Jan Wolkers’ Alle verhalen. In De dominee met de strooien hoed zien we de ik-figuur met zijn familie op het strand. Moeder deelt broodjes uit, maar de ik heeft geen zin (Wolkers 1981: 105): Ik had geen zin om te eten. Ik trok stukken van het broodje en wierp die, als vader niet keek, naar een hond met een dikke kop en korte kromme poten, die op een afstand hongerig naar ons stond te kijken. Ik gooide ze iedere keer iets verder van hem af, zodat hij steeds dichterbij kwam om het brood op te eten. De slijmerige kwabben aan zijn onderkaak kwamen vol zand te zitten.
Het gaat om een stuk tekst dat in het Nederlands een sterk duratief karakter heeft. In de Tsjechische vertaling is het dit geworden: Neměl jsem chuť k jídlu. Ulamoval jsem kousky housky a házel je, když otec nedíval, psovi s velkou hlavou a malýma křivýma nohama, který nás zpovzdálí hladově pozoroval. Hodil jsem je vždycky kousek dál, takže musel jít pořád blíž, aby mohl housku sníst. Hlenité laloky na spodní čelisti se mu obalily pískem.
Door een hele serie duratieve werkwoorden te gebruiken – ulamovat, házet, dívat se – weet de vertaalster de sfeer van het Nederlandse origineel goed aan te geven. Interessant is de vertaling Hodil jsem je …voor het Nederlandse Ik gooide ze …, waarbij de vertaalster een terminatief werkwoord gebruikt, met andere woorden ze stelt de situatie voor als een serie op elkaar volgende afgesloten gebeurtenissen. Daarmee geeft zij het eindpuntgebeuren van de herhaalde actie gooien weer.
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 197
2008-12-05 09:37:11
198
WILKEN ENGELBRECHT
Conclusie Het Nederlands is voor Slavischtaligen niet altijd rechtstreeks weer te geven, omdat er twee systemen naast en door elkaar worden gebruikt. Enerzijds is er een vrij strak tijdsysteem met zes tijden, waarbij de notie onvoltooid min of meer overeenkomt met het duratieve aspect, en de notie voltooid met het terminatieve aspect. Anderzijds is er sprake van aspectualiteit die uit de context moet worden opgemaakt. Omgekeerd is voor de Slavische taal het aspect primair: is iets terminatief of niet-terminatief. Daarnaast spelen de tijden uitsluitend op het niveau heden/ verleden met daarnaast een zekere notie van toekomst een rol. Bij vaststelling van het aspectuele aspect van de Nederlandse tijden blijkt dat presens en futurum dubbelaspectueel zijn (duratief en terminatief), terwijl er voor het Nederlandse perfectum geen echt Slavisch equivalent is. Juist de afwisseling van voltooide en onvoltooide tijden die voor een Nederlandstalige duidelijk aangeeft wat er bedoeld wordt, is in een Slavische taal moeilijk vertaalbaar en als het ware te direct. Omgekeerd komt op ons een Slavische tekst in Nederlandse vertaling soms onbedoeld bloemrijker over dan die in werkelijkheid is, omdat de Nederlandstalige de neiging heeft om alle by …-vormen uitsluitend conditioneel op te vatten. Aan het eind van deze bijdrage wil ik nog eens terugkomen op wat ik in het “woord vooraf” heb gesteld: dit is een vorm van Forschungsmitteilung en zeker geen definitief standpunt. Het ligt in mijn bedoeling om recente Tsjechische vertalingen van Nederlandstalige literaire teksten en omgekeerd Nederlandse vertalingen van Tsjechische literaire teksten te confronteren en te kijken, hoe verleden tijden respectievelijk aspectualiteit worden weergegeven. Daarbij zullen ook de theorieën van Reichenbach31 en zijn navolgers worden getoetst. Ik hoop hier in toekomstige bijdragen op terug te komen. Voor suggesties en commentaar ben ik steeds dankbaar.
Gebruikte vakliteratuur Burkard, Thorsten en Schauer, Markus: Hermann Menge. Lehrbuch der lateinischen Syntax und Semantik. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft 2000. Comrie, Bernard: Aspect. An Introduction to the Study of Verbal Aspect and Related Problems. Cambridge etc.: Cambridge University Press 1976. Czochralski, Jan: Verbalaspekt und Tempussystem im Deutschen und Polnischen. Eine konfrontative Darstellung. Warszawa: Państwowe Wydawnictwo Naukowe 1975. Haeseryn, Walter, e.a. (red.): Algemene Nederlandse Spraakkunst Band 2. Groningen: Martinus Nijhoff / Deurne: Wolters Plantyn 19972, hfdst. 30 “Aspectualiteit” (pp. 1661–1677). 31
Hans Reichenbach: Elements of Symbolic Logic (London: MacMillan 1947).
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 198
2008-12-05 09:37:11
ASPECTUALITEIT IN HET NEDERLANDS ALS PROBLEEM VOOR TSJECHISCHE STUDENTEN
199
Karlík, Petr, Nekula, Marek en Pleskalová, Jana (red.): Encyklopedický slovník češtiny. Praha: Nakladatelství Lidové noviny 2002. Karlík, Petr, e.a. (red.): Příruční mluvnice češtiny. Praha: Nakladatelství Lidové noviny 20033. Młynarczyk, Anna K.: “Aspectuele overeenkomsten tussen het Pools en het Nederlands”, Nederlandse Taalkunde 6 (2001), pp. 272–289. Młynarczyk, Anna en Verkuyl, Henk: “Hoe Germaans is het Pools aspect en hoe Slavisch het Nederlands?” Neerlandica Wratislaviensia 12 (1999), pp. 135–158. Petr, Jan, e.a. (red.): Mluvnice češtiny. Praha: Academia 1986–1987, 3 dln. Toorn, M.C. van den, e.a. (red.): Geschiedenis van de Nederlandse taal. Amsterdam, AUP 1997. Verkuyl, Henk: A Theory of Aspectuality. Cambridge: Cambridge University Press 1993. Wal, Marijke van der, en Bree, Cor van: Geschiedenis van het Nederlands. Utrecht, Het Spectrum 19942.
Tekstvoorbeelden Moor, Margriet de: Eerst grijs dan wit dan blauw. Roman. Amsterdam: Contact 199421 (1e druk 1991). Moorová, Margriet de: Šedá, bílá, modrá. (Vertaling: Magda de Bruin-Hüblová). Praha: Mladá fronta 2000. Mulisch, Harry: De aanslag. Roman. Amsterdam: De Bezige Bij 198311 (1e druk 1982) Mulisch, Harry: Atentát. (Vertaling: Olga Krijtová). Praha: Svoboda 1986. Wolkers, Jan: Alle verhalen van Jan Wolkers. Amsterdam: Meulenhoff 1981. Wolkers, Jan: Model. (Vertaling: Veronika Havlíková). Praha: Aurora 1997.
Neerlandica Wratislaviensia 17, 2008 © for this edition by CNS
Neerlandica XVII.indd 199
2008-12-05 09:37:11