Talhoffer en oorzaken tot vechten Door Jeffrey Hull Vertaling door Xavier Baecke
Voorwoord Vechtmeester Hans Talhoffer vertelt ons wat de oorzaken (sachen) zijn om iemand uit te dagen tot een juridisch duel in 15e eeuws Duitsland en Oostenrijk. Hij doet dat in zijn kleurrijk geïllustreerde vechtboek uit 1459, waar hij de ridders en soldaten van zijn heer, Herr Leutold von Königsegg, uitlegt waarom en hoe zij dat wettelijk dienen te doen voor een tribunaal en tijdens het daaropvolgend juridisch duel. De ridderlijkheid van wat hij beschrijft mag gerekend worden tot de overblijfselen van hun krijgerethiek. Dat is geen verrassing gezien het feit dat andere Europese vechtmeesters als Hans Liechtenauer, Joachim Meyer, Fillipo Vadi, George Silver en nog vele anderen eveneens krijgerethiek beschreven. Hoewel de moderne mens dergelijke ethiek van weinig waarde beschouwd, was ze toen toereikend om burgerlijke vrede te bewerkstelligen, want zelfs de pragmatische Machiavelli betreurde: “Er zijn zovele mensen die niet zo goed zijn.” Een volledige kopie van het originele vechtboek is bewaard onder de hoede van De Koninklijke Bibliotheek in Kopenhagen, Denemarken, wiens website: http://www.kb.dk/ Hieronder zijn mijn Middel-Hoog-Duitse transcripties en Nieuws-Engelse vertaling van Talhoffers ethische richtlijnen. Daaropvolgend mijn analyse, met als doel het meer begrijpbaar te maken voor eigentijdse lezers en om enkele verschillen tussen vroegere en hedendaagse denkwijzen weer te geven.
Transcriptie en vertaling (8r) hie vint man geschriben von dem kempfen I tem wie daz nu sy daz die decretaleß kempf verbieten So hat doch die gewonhait herbracht von kaisern und künigen fürsten und hern noch gestatten und kempfen laussen und darzu glichen schierm gebent und besunder und umb ettliche sachn und artikeln alß her nach geschriben staut Item zu dem ersten maul daz im nymant gern sin Eer laut abschniden mit wortten ainem der sin genoß ist Er wolte Er hebet mit im kempfen wie wol er doch mit recht wol von Im kem ob er wölte und darumb so ist kämpfen ain muot will Item der sachen und ardickelen sind siben Darumb man noch pfligt zu kempfen Item daz erst ist mortt Daz ander verräterniß Das dritt ketzerÿ Daz vierd wölher an sinem herrn trulos wirt Daz fünfft um sanckniß in striten oder sunßt Daz sechst um val sch Daz sibent da. ainer junckfrowen oder frowen benotzogt Item spricht ain man den andern kempflich an Der sol komen für gericht und sol durch sinen fürsprechen sin sach für legen Darumb er in dem an clagt und sol den man nennen mit dem touff namen und zünamen So ist recht Daz er in für gericht lad und in der stund beclag uff dryen gerichten nach ain ander kumpt er denn nit und uanttwurt sich nach nymant von sinen wegen so mag er sich fürbaß nit mer veranttwurten
Hier vindt men geschreven over het vechten Evenzo wat nu verordend is als verboden voor alle vechters. Zo over tijd, is het de gewoonte geworden van keizers en koningen, prinsen en heren, met wie iemand zich vergelijkt en aan wie iemand zich spiegelt, dat men verplicht is te vechten, vooral met betrekking tot verschillende zaken en artikelen die hierna geschreven staan. Vooreerst dit – Niemand is gelukkig wanneer een van zijn vrienden zijn eer laat afsnijden met luide woorden. Hij die wenst te kampen met zo’n vriend, heeft daar inderdaad het recht toe en mag hem bevechten indien hij wil. Zodus is vechten moedwillig. Nu zijn er zeven van de voorgenoemde redenen en artikelen waarbij men verplicht is te kampen: Zo is de eerste moord De tweede is verraad De derde is ketterij De vierde is wanneer men een verspreider van ontrouw aan iemands heer wordt. De vijfde is verraad in strijd of in andere zaken. De zesde is valsheid De zevende is een jonkvrouw of dame gebruiken. Item. Dat is waarom een man een ander uitdaagt tot duel. Zo iemand zal voor het hof verschijnen en zijn zaak zelf bepleiten. Daarom zal de aanklager de beklaagde bij doopnaam en familienaam noemen. Op het aangeduide uur is het gerechtvaardigd dat hij die voor het tribunaal aanklaagt eveneens pleit voor de drie rechters nadat de beklaagde komt – tenzij geen van beiden komt en voor zichzelf pleit. Toch mag niemand van zijn gevolg voor hem spreken, omdat waarlijk iemand beter pleit voor zichzelf.
(8v) Er bewyse dann Ehafte nott alß recht sy so sol man in verurtailen alß ser in daz sin bott Und halb landes begriffen haut je dar nach alß die ansprach ist gegangen Darnach sol daz urtail ouch gan Item der da kempflich angesprochen wirt uff den dryen gerichten und er ainost zuo der antwort kumpt und legnet Darum man in an gesprochen hat und sprich er sy des also unschuldig und der sag uff in daz nit war sy und daz wöll er widerumb mit kempfen beherte und uff in daz wysen alß denn recht sy in dem land DarInn eß sy und forttert dar über mit urtail (!) seine lertag. So werdent Im sechß wochen ertailt zu sinem lertag und vier tag von dem gericht werdent Im ouch ertailt Daruff sie kempfen süllent alß in dem land gewonhait und recht ist Item versprechent sich zwen man wilkürlich gen einander ainß kampfig vor gericht den git man auch sechß wochen lertag und sol in frid (!) bannen baiden und wolcher under den den frid brech uber den richter man on den kampf alß recht ist wie ainerdem andern mit recht uß gan mag Item ist daz ain man kempflich angesprochen wiert von aim der nit alß guot ist alß er dem mag er mit recht uß gan ob er wil oder ob ain man echt loß gesagt würde oder worden wer dem mag man ouch des kampfes absin Item spricht aber der edler den mindern an zu kempfen so mag das den minden nit wol absin ~
Dan bewijst de aanklager dat zijn zaak juist en rechtvaardig is. Zo zal de beklaagde, in dezelfde mate als zijn aanklager, begrijpen en evenzo helpt dit het land. Enkel na alle getuigenissen zal het verdikt worden uitgesproken. Dus hij die werd uitgedaagd, hij komt afzonderlijk voor de drie rechters om te antwoorden en te ontkennen. Daarvoor de man die is uitgedaagd, hij pleit aldus zijn schuldeloosheid en herhaalt dat de beschuldigingen niet waar zijn, en daarom zal hij met strijd eren in de wetenschap, zoals gerechtigd voor en verreist in het land waar dit mag zijn, en zo daaropvolgend wordt zijn oefentijd geregeld. Zo verkrijgt hij zes weken en vier dagen oefentijd van het tribunaal. Daarna wordt geregeld dat men zal strijden volgens de gewoonte en het recht in het land. Dus de twee mannen zweren vrijwillig om voor het hof te verschijnen en het gevecht jegens elkaar aan te gaan – elk met zes weken en vier dagen als oefentijd in vrede, gedurende dewelke een of beide worden verbannen indien ze de vrede verbreken – dus niet tot wanneer het is overeengekomen als rechtvaardig door de rechter hoe iemand wettelijk de andere mag te lijf gaan. Aldus is een man uitgedaagd tot gevecht door een andere man. De man waarvan gezegd door de andere dat die niet goed is, – hij mag in zijn recht de andere ontmoeten, indien hij dat wil. Of indien men van een man zegt dat hij lichtvaardig is of indien hij lichtvaardig is geworden, dan mag men het gevecht afwijzen. Evenzo daagt de edele de lafaard inderdaad uit tot een duel – zo kan de lafaard dat niet afwijzen.
Analyse Talhoffer vertelt ons over het vechten – wat in deze context een juridisch duel betekent – en wat werd verboden voor alle vechters, en daardoor ook de oorzaak was voor het vechten. Hij zegt dat een proces door gevecht in zijn tijd een gewoonte was geworden voor het koningschap en de adel in het Europa van de Middeleeuwen en de Renaissance (MRE), ten minste wellicht tussen de leiders die hoog werden aangeschreven bij hun volgelingen; en dat de strijder – zijnde een krijger, ridder, soldaat of schermer – verplicht is om deel te nemen aan dergelijke inspanningen, vooral vanwege verschillende aanleidingen of artikelen van aanzienlijk belang. Dat was aanvaardbaar in Talhoffers Zwaben en elders in MRE; aangezien de diverse culturen op vele manieren een autonoom bestuur hadden naar moderne standaarden.
Vooreerst leidt Talhoffer in door het evidente te stellen – namelijk dat niemand blij is laster tegen zijn eer te verduren van een vriend, en als dusdanig heeft men het recht met zo’n vriend te vechten voor deze schande, als hij het wil. Als een van de meest eerlijke terloops gemaakte opmerkingen in de gehele krijgskundige literatuur, zegt Talhoffer daarop rechtuit dat dit duelleren moedwillig is. Talhoffer noemt vervolgens de aanleidingen of artikelen op, welke zeven criminele daden of misdaden waren, waarvan geweten en gecodeerd, dat zij oorzaken waren tot vechten: Moord – Dat was wellicht nauwer gedefinieerd in MRE dan vandaag, betreffende dat iemand meer gerechtigd was te doden in sommige gevallen dan vandaag. Het volstaat aan te nemen dat wat we vandaag beschouwen als “moord in de eerste graad” gelijk stond aan “moord” toen – het geplande, opzettelijk en met kwaad opzet doden van een ander mens zonder aanleiding. (Hoog)Verraad – Wellicht in het geheim een nationale leider pogen te verstoten, zijnde een hertog, prins, koning of keizer. Of het tegenwerken van het gemene goed van het thuisland. Ketterij – Dit was wellicht breder gedefinieerd tijdens MRE dan vandaag. Het zou gaan over het afvallig zijn, tegenwerken of negeren van de doctrines van de Katholieke Kerk, evenals enige vorm van openlijke laster ten opzichte van God, de heiligen of Maria. Het aansporen van ontrouw ten opzichte van iemands heer – Weinig verschillend van (hoog)verraad, uitgezonderd dat het wijst op openlijk tot rebellie aanzetten en het kan slaan op iemands persoonlijke heer. Verraad in conflict of op een andere manier – Opnieuw, gelijkaardig aan (hoog)verraad, maar het wijst op elke openbaring van kennis of het onthullen van geheimen, zowel bewust als onbewust, actief of passief, zakelijk of van krijgskundige aard. Nogmaals, noch in oorlogstijd, noch in vrede werd dit getolereerd. Valsheid – Liegen, bedriegen, eedbreuk, fraude – algemeen elke vorm van oneerlijkheid. Het gebruiken van ofwel een jonkvrouw of een dame – Zeker enige vorm van aanranding zoals verkrachting, en misschien niet gelegitimeerde intieme relaties, of zelfs het ongewenst breken van een huwelijk. Dergelijke misbruiken werden in MRE niet enkel als immoreel maar praktisch onverstandig beschouwd, omdat een dergelijke schande een snelle en wraakvolle vergelding zou verzekeren door de familie van de geschandaliseerde vrouw. Idealiter zou dit artikel moeten gelden voor alle vrouwen, zowel hoog- als laaggeplaatste. Het is interessant om Talhoffers zeven vechtredenen te vergelijken met de “Oorzaken voor training met vleselijke en spirituele wapens” (sachin der übunge vleischiter und geistlicher wäpene) van de Teutoonse Orde. Nicolaus von Jeroschin vertelt ons volgende zes aanleidingen voor training in de Krönike von Prüzinlant van 1326-1340 N.Chr.: behoud tijdens het oefenen met wapens; bereidheid voor vijandelijk verraad; defensieve oorlog; behoud van vrede en bescherming van eigendom, herwinnen van verloren land en toebehoren, en afschrikking van tegenstanders. De vergelijking die Talhoffer en von Jeroschin elk stellen kan ons helpen om een beeld te vormen van de gedachtegang aangaande zowel civiele als nationale casus belli in Europa gedurende de Late Middeleeuwen en de Vroege Renaissance.
Dat verschilt sterk met de reden tot duel getypeerd door een restauratiedief en pooier als Donald McBane, een ratio zo verafschuwd door notabelen als de Elizabethaanse meester Sir George Silver. Aldus, door de ‘overtredingen’ die Talhoffer beschouwde als vechtredenen te herschikken, verkrijgen we een cursieve code van ridderlijkheid opgebouwd uit zeven artikelen: beschermen van menselijk leven; het steunen van koning en land; geloof en vroomheid; betrouwbaarheid; eerlijkheid; en respect voor de bescherming van vrouwen. Toen, net zoals nu, kan een dergelijke gedragscode diens volgers voor een dilemma plaatsen. Er kunnen omstandigheden ontstaan waarbij de artikelen met elkaar in tegenspraak komen. Wat indien iemands heer een moordenaar, leugenaar of ontaarde wordt – is het dan verkeerd om ontrouw tegen hem aan sporen? Beschouw enkele opvallend moeilijke situaties van MRE: Wat met de ridders die Becket vermoord hebben? We kunnen stellen dat zij een letterlijke trouw jegens hun heer vertoonden – toch heeft Hendrik II later een lichamelijke boete gedaan wat impliceert dat hij zijn ridders’ misdaad van moord als erger beschouwde dan het hoogverraad van de bisschop. En wat met Luther? Hij was duidelijk ontrouw tegenover zijn heer – anderzijds was Leo X zonder twijfel in gebrek van geloof en vroomheid in tegenstelling tot de monnik. Er is zeker een relevantie voor moderne tijden – men dient enkel te kijken naar het voorbeeld van de Stauffenbergs crisis en de activiteiten tijdens het Derde Rijk. Het is het eeuwige conflict van moraliteit – zelfs wanneer de zaken mooi zijn neergeschreven, kunnen ze nog steeds aanleiding geven tot persoonlijke waardeoordelen. Het lijkt aannemelijk dat de strijder uit Talhoffers tijd een hiërarchie van de zeven artikelen zou improviseren wanneer hij omging met een moeilijk ethisch raadsel. Talhoffer verklaart aldus dat dergelijke misdaden de reden waren waarom men iemand uitdaagt tot een duel. Een waardige meester zou nooit getolereerd hebben dat zijn studenten deze dingen ooit deden. Talhoffer adviseert dat de uitdager voor het hof zal komen, waarschijnlijk voorgezeten door een rechter, eerder dan in een vuil salon of kazerne, of in een taverne of op de straat, en verzocht zijn zaak te bepleiten met eigen voorspraak, publiek zijn twist kenbaar makend, waarvoor een tribunaal kan plaatshebben. Als dusdanig dient hijzelf de zaak en aanteigeningen jegens de beklaagde aan te brengen, welke verschilt van vandaag waar het spreken voor publiek wordt genegeerd of verafschuwd, en waar men wordt aangemoedigd of gemandateerd niet zelf te pleiten. Talhoffer verklaart empathisch dat de aanklager de beklaagde zal benoemen met diens voornaam en achternaam, zodat men zeker is dat de juiste persoon betrokken is. Indien de rechter met een verder tribunaal instemt, dan zal op het door het hof vastgestelde uur, de aanklager die naar het tribunaal had gevraagd zijn klacht ook voorleggen aan de drie tribunen, maar eerlijkheidshalve enkel in het bijzijn van de beklaagde. Indien een van hen of beide niet opdagen, dan mag niemand anders, vriend noch familie, de aanklachten maken of beantwoorden in hun plaats, want Talhoffer en wellicht zijn cultuur hield dat iemand beter kan spreken voor zichzelf. Talhoffer verklaart dat de aanklager dan probeert zijn nood naar recht en rechtvaardigheid te bewijzen, door aan het tribunaal voor te leggen wat hij weet zodat de beklaagde en het ganse land het weten. Enkel nadat alle getuigenissen zijn afgerond zal een verdict worden uitgesproken, dat betekent uiteraard dat de uitgedaagde de beschuldigingen afwijst en weerlegt voor het tribunaal.
Vervolgens stelt Talhoffer dat de beklaagde zijn onschuld verklaart en de aanklachten ontkent, en daarom wil strijden tegen de aanklager. Dan geven de drie tribunen het vermelde verdict, zij manen de tegenstanders aan al of niet te duelleren. Indien ze gaan strijden, dan gebeurt dat op een manier waarop het gepast is in het soevereine land - vervolgens krijgt de beklaagde zijn noodzakelijke tijd om te trainen. De tijd die hem toebedeeld werd was zesenveertig dagen welke, in vergelijking met andere Germaanse duelwetgeving, een gemiddelde tijdsduur was. Uiteraard trainde de aanklager ook gedurende deze periode. Talhoffer vertelt dan dat de mannen werd opgelegd te duelleren op de manier zoals gepast in het land. Welnu, de soorten tweekampen die plaatshadden in Duitsland of Oostenrijk in die periode, of in de rest van MRE, waren veelvuldig en hingen af van de traditie van het soevereine land, de klasse van elk van de strijders en/of hun geslacht. Talhoffer geeft voorbeelden van de variatie in duelpermutaties in zijn vechtboeken van 1459 & 1467 n.Chr. Twee nobele ridders of heren kunnen zichzelf volledig bepantserd tooien en te voet tegen elkaar strijden met langzwaarden en speren, of stalen knotsen en dolken. Twee soldaten of stedelingen daarentegen kunnen onbepantserd met langzwaarden vechten. Maar elk van hen kan kiezen of bevolen worden te vechten met gepiekte schilden als wapen, of schilden samen met ofwel zwaarden (in Zwaben) of knotsen (Frankisch). Dat alles terwijl ze gekleed gingen in harlekijnkostuums of wapenklederen. Mannen tegen vrouwen daarentegen kunnen geplaatst worden op ongelijke hoogtes en ongelijke wapens toebedeeld krijgen. Talhoffer geeft ook visueel en woordelijk weer dat de juridische duels een christelijk ritueel impliceerde, aangezien de kledij van de vechters of hun aanstaande kisten getooid konden zijn met kruisen en verschillende onderdelen beginnen met de uitspraak God help ons! Talhoffer gaat verder, als twee mannen vrijwillig zweren om voor het hof te verschijnen en te strijden tegen elkaar, dan krijgen ze elk een even grote trainingstijd van ongeveer zes weken. Gedurende die periode moeten ze de vrede bewaren tussen elkaar, anders riskeren ze verbanning als die wordt gebroken. Aldus mogen ze niet vechten tot de aangeduide tijd en mogen ze de wijzen bepaald door de hoofdtribuun of rechter, die wellicht het hof zal voorzetten tijdens de dodelijke strijd, niet te buiten gaan. Natuurlijk is het hij die het duel wint die de rechtszaak wint. De logica van MRE hield in dat God degene die gelijk had bevoordeelde en hem de overwinning zou toebedelen. Zij die rechtspraken konden niet helpen maar kwamen overeen en vaardigden bijgevolg een oordeel uit dat inherent van Goddelijke makelij was. We mogen aannemen dat over het algemeen de mannen die betrokken waren reeds sterk getraind waren in het vechten – waarom dan de noodzaak voor een door het hof bepaalde trainingstijd? Welnu, het lijkt erop dat hier drie eenvoudige redenen zijn. De eerste is om te verzekeren dat indien de beklaagde niet even bekwaam is als zijn aanklager, het hof tenminste de indruk geeft dat hij een kans heeft wat bedrevenheid in wapens te verkrijgen. De tweede reden is de gespecialiseerde om niet te zeggen bizarre natuur van sommige voorvermelde gevechten welke de rechter en traditie kan voorschrijven. Zij waren de minst typerende vorm van de toenmalige krijgskundige beproeving. Ten derde gaf het hen tijd om zaken op orde te stellen terwijl men lichaam en geest voorbereidde op wat de laatste strijd van hun leven kon zijn.
Talhoffer stelt dat degene die aangeklaagd is het recht heeft de aanklager te ontmoeten – bijgevolg zal men geen aanklachten onachtzaam maken, wetende dat men niets kan doen of laten zonder een gevecht tot gevolg, want de andere mag aandringen op een dodelijk gevecht. Evenzo riskeert de beklaagde de vernietiging van zijn reputatie indien hij een wettelijke wedstrijd tot de dood afwijst. Een dergelijke afwijzing getuigt van minachting voor de edelste wijzen van zijn gemeenschap en zoals Talhoffer ontegensprekelijk stelt: de lafaard kan niet zomaar de uitdaging van de edele naast zich neer leggen. Aldus verhaalt Talhoffer ons waarom een man een andere man kan uitdagen om te vechten. ***** Primaire bronnen: Meister Hans Thalhofer:Alte Armatur und Ringkunst ; Hans Talhoffer (auth) ; Thott 290 2º; Bayern; 1459 ; colour; Det Kongelige Bibliotek; Copenhagen; 2003 ; <www.kb.dk/kb/dept/nbo/ha/index-en.htm> Secundaire bronnen: Das Deutsches Wörterbuch ; Jacob Grimm (auth) & Wilhelm Grimm (auth) ; Universität Trier; 2003 ; <www.dwb.uni-trier.de/index.html> Di Himels Rote: the Idea of Christian Chivalry in the Chronicles of the Teutonic Order ; Mary Fischer (auth); Kummerle Verlag; Göppingen; 1991 From Alfred to Henry III, 871-1272 ; Christopher Brooke (auth); WW Norton; New York ; 1969 (3 rd edit) Kolbenrecht ; Justus Georg Schottel (auth) ; De singularibus quibusdam & antiquis in Germania Juribus & Observatis oder Kurtzer Tractat Von Vnterschiedlichen Rechten in Teutschland ; Vorlageform des Erscheinungsvermerks: Wolffenbüttel in Verlegung Conradi Bunonis; Gedruckt zu Braunschweig; Johan Heinrich Duncker; 1671 Krônike von Prûzinlant ; Nicolaus von Jeroschin (auth); E Strehlke (edit); Leipzig ; 1861 (from 1326-1340) Medieval Combat ; Mark Rector (transl & interp) ; Hans Talhoffer (auth); Bayern; 1467; Greenhill Books; London; 2000 Meister Johannes Liechtenauers Kunst des Fechtens ; Didier de Grenier (auth); Arts d’Armes web-site; 2003; <www.ardamhe.free.fr> The Northern Crusades ; Eric Christiansen (auth); Penguin; London ; 1997 (2 nd edit) Paradoxes of Defense & Brief Instructions ; George Silver (auth); Steve Hick (transcr); Sloan MS #376; London; 1598; ARMA web-site; 2000; <www.thearma.org/Manuals/GSilver.htm> Parzival ; Wolfram von Eschenbach (auth) ; AT Hatto (transl); Penguin Books; London; 1980 (from 1210) The Prince ; Niccolo Machiavelli (auth); Daniel Donno (translat); Bantam Books; New York; 1981 (from 1513) Ritterlich Kunst ; Sigmund Ringeck (auth) ; Johannes Liechtenauer (auth) ; Stefan Dieke (transcr) ; Mscr. Drsd. C 487; Bayern; 1389 & 1440 ; Sächsische Landesbibliothek-Dresden ; Freifechter web-site; 2001 ; <www.freifechter.org>
*****
Dit is een Nederlandse vertaling van de Engelse essay Talhoffer and Causes for Fighting zoals het origineel was geschreven, copyright 2005 door Jeffrey Hull. Copyright 2009 voor de vertaling door Xavier Baecke. Een andere Engelse versie verschijnt nu als deel van het nieuwe boek: Knightly Dueling – the Fighting of German Chivalry door Jeffrey Hull, met Monika Maziarz en Grzegorz Zabinski Paladin Press; Boulder; 2008 http://www.paladin-press.com/product/1017/47 Over de auteur: Jeffrey Hull haalde zijn Bachelor in Humane Wetenschappen aan de Kansas State University. Hij traint momenteel Ridderlijke Europese krijgskunsten. Eerder trainde hij Bushikan Jujitsu, kung fu, arnis, karate, running, gewichtheffen en boogschieten. Hij heeft ervaring in de jacht, smeden en Western paardrijden. Hij studeert Teutoonse en Keltische filologie en mythologie, onderzoek middeleeuwse geschiedenis en kunst, en geniet van muziek. Hij houdt van trekking, schilderen, zwemmen en versificeren.