Take Home Examen Castells’ visie op de netwerkmaatschappij is te pessimistisch
Docent:
Jelle de Bont
M. Reithler
444049 Postvak 54 Onderwijsgroep 5 24 oktober 2008 Blok BA CW 2A Aantal woorden 1568
Wij leven in een netwerkmaatschappij. Het dagelijks leven van burgers is georganiseerd rond allerlei netwerken. Voorbeelden hiervan zijn vriendennetwerken en studie- of sportverenigingen. Dit zijn sociale netwerken, maar ook op politiek, economisch en cultureel gebied verloopt de organisatie via netwerken. Natuurlijk bestaan er altijd al netwerken, maar Manuel Castells geeft aan waarin de netwerkmaatschappij verschilt van voorgaande samenlevingen. Castells presenteert zijn visie op de netwerkmaatschappij in de trilogie The information age. Economy, society and culture. Volgens hem is de netwerkmaatschappij ontstaan als gevolg van drie onafhankelijke ontwikkelingen die zich vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw onttrokken. Het gaat om de revolutie in informatie- en communicatietechnologie (ICT), de bloei van sociale bewegingen en de economische crisis van de jaren 80. Ook de gevolgen van de ontwikkelingen in de netwerkmaatschappij komen aan bod in zijn werk, zo ziet hij bijvoorbeeld een crisis van de democratie ontstaan. Dit klinkt misschien heel pessimistisch, maar is dat het ook? Of is Castells slecht realistisch en beschrijft hij wat er daadwerkelijk gebeurt in de huidige maatschappij? Ik beantwoord deze vragen met respectievelijk nee en ja. Mijn stelling is dus dat Castells’ visie op de netwerkmaatschappij niet te pessimistisch is. Om dit aan te tonen zal ik de theorie van Castells uiteenzetten en zijn visie vergelijken met ontwikkelingen in de huidige samenleving. Castells benadrukt dat de technologische ontwikkelingen van de laatste decennia (bijvoorbeeld het Internet) het mogelijk maken dat allerlei aspecten van de samenleving als een netwerk kunnen functioneren. Netwerken kunnen sneller en gemakkelijker op wereldwijde schaal uitgebreid worden; netwerken worden steeds globaler. De theorie van Castells is gebaseerd op de tegenstelling tussen ‘the Self’ en ‘the Net’. The Self bestaat uit een eindeloze verscheidenheid aan lokale identiteiten waarin de ‘spaces of places’ (plaatsen met een unieke identiteit) een belangrijke rol spelen. Hiertegenover staan de ‘spaces of flows’, die hun identiteit ontlenen aan het netwerk waar ze deel van uitmaken en niet aan een geografische plek. Een goed voorbeeld van wat spaces of flows inhouden, is te vinden in het Amerikaanse wegennetwerk. Alles in dit netwerk (wegrestaurants, benzinestations, borden langs de weg, motels etc.) is op elkaar afgestemd en gestandaardiseerd. Al deze elementen van het netwerk ontlenen hun identiteit niet meer aan de geografische positie, maar hebben daarentegen een collectieve identiteit opgebouwd, op basis van het netwerk waar ze deel van uitmaken. Het maakt dus niet meer uit in welk deel van de Verenigde Staten je bent, alles wat met het wegennetwerk te maken heeft, is toch altijd herkenbaar. (Peters, 2003, pp. 104-119) Dit is het geval in the Net: slechts de aanwezigheid van informatie is van belang, niet de locatie. Ook de dimensie van tijd verandert. Traditionele tijden zijn niet meer belangrijk, in plaats daarvan hebben we te maken met een ‘timeless time’. (Castells, 2004, pp. 3-45) Macht vloeit hierdoor weg uit de traditionele kaders en wordt steeds meer oncontroleerbaar. Zelfs de natiestaat verliest zijn macht, wat bijvoorbeeld te zien is aan de invloed van de Europese Unie. Bepaalde belangrijke beslissingen kunnen niet meer op landelijk niveau worden gemaakt en worden dus doorgeschoven naar een hoger niveau. Dit zijn bijvoorbeeld beslissingen op het gebied van veiligheid en milieu.
1
Doordat de maatschappij zo snel verandert, lijken burgers de controle over hun leven te verliezen. Het netwerk opereert volgens haar eigen logica; mensen, bedrijven of zelfs hele bevolkingsgroepen kunnen worden buitengesloten als ze niet van betekenis zijn voor het netwerk. Omgekeerd kun je ook snel worden opgenomen in een netwerk, als je er wel waardevol voor bent. Dit betekent dat je, als je deel wilt uitmaken van een netwerk, je moet aanpassen aan de ontwikkelingen in de maatschappij. (Castells, 2000, p. 3) Is dit werkelijk het geval? Hebben wij als burgers geen keuze meer? Kunnen we niet anders dan ons overgeven en aanpassen aan de ontwikkelingen in de netwerkmaatschappij? Daar lijkt het inderdaad op. Stel je maar eens voor hoe je sociale leven eruit zou zien als je voor een tijdje afstand neemt van je mobiele telefoon en het Internet. In contact komen met je vriendenkring wordt zo een stuk lastiger en zal bovendien meer tijd in beslag nemen. In een maatschappij waar tijd kostbaar is, is dit niet wenselijk. De ontwikkeling van het Internet en de GSM vereenvoudigen de organisatie van een vriendennetwerk. Probeer ook maar eens een sollicitatie- of aanmeldingsformulier te vinden waar je geen e-mailadres en mobiele telefoonnummer hoeft in te vullen. Dat zal niet gemakkelijk zijn, van iedereen wordt immers verwacht dat hij of zij in het bezit is van een GSM en een e-mailadres. Je telt niet meer mee en wordt buitengesloten van het netwerk als je je niet aanpast aan de ontwikkeling van nieuwe technieken. Volgens Peters en De Wilde (2000) luidt de boodschap van Castells: “We mogen dan meer zeggenschap krijgen over de vormgeving van ons eigen privéleven, de inrichting van de samenleving wordt steeds meer bepaald door anonieme mondiale krachten” (p. 61). Deze visie heeft wel wat raakvlakken met die van de technisch deterministen. Zij beweren dat de techniek zich autonoom ontwikkelt en niet beïnvloed wordt door de samenleving, terwijl de techniek wel maatschappelijke verandering veroorzaakt. (Wyatt, 2008, p. 168) Castells heeft eenzelfde soort gedachtegang met betrekking tot de ontwikkelingen van de informatietechnologie en de netwerkmaatschappij en ook ik ben het met hem eens dat wij, als individuele burgers, deze ontwikkelingen niet kunnen sturen. Wij hebben de netwerksamenleving gecreëerd, maar deze is steeds meer een eigen leven gaan leiden. Ik ben het dus eens met de theorie van Castells over het in- en uitsluiten van mensen in een netwerk. Maar dan rest nog de volgende vraag: Wat zijn volgens Castells de gevolgen van de ontwikkelingen in de netwerkmaatschappij en hoe realistisch is deze visie? Allereerst komt volgens hem de macht van de natiestaat onder druk te staan door de globalisering. Onder andere op economisch gebied verliest de staat haar macht, doordat de staat steeds minder grip heeft op de globaler wordende economie. Bedrijven vestigen zich over de grenzen, omdat bijvoorbeeld arbeid daar goedkoper is. De macht van de staat komt hierdoor onder druk te staan. De grenzen van de natiestaat vervagen onder invloed van de mondialisering, waardoor de definitie van burgerschap ook niet meer duidelijk is. Wat natuurlijk helemaal niet goed is voor een democratie is dat de burger zijn vertrouwen verliest in de staat: “The growing inability of the state to control capital flows and ensure social security diminishes its relevance for the average citizen” (Castells, 1997, p. 309). Doordat de staat steeds meer beslissingen moet overlaten aan hogere niveaus, voelen burgers zich niet meer volledig
2
vertegenwoordigt door de overheid van hun land. De natiestaat verliest haar status als verzorgingsstaat. Dit heeft als gevolg dat de democratie van zo’n land in gevaar komt, aangezien de democratie berust op een onderling vertrouwen tussen het volk en de overheid. Samen met het feit dat de media steeds meer invloed genieten, leidt dit tot een crisis van de democratie. Het woord crisis geeft al aan dat deze kijk op de ontwikkelingen in de netwerkmaatschappij beslist niet positief kan worden opgevat, maar Castells heeft wel gelijk. De media, en dan vooral de televisie en het Internet, spelen een grote rol in de politiek: “Media informeren burgers over het beleid (informatiefunctie). Media informeren politici en bestuurders over wat er leeft onder de bevolking (expressiefunctie). En media leveren kritiek op het beleid (kritiekfunctie). De media vervullen dus een sleutelrol in een democratische samenleving” (De Goede, 1999, p. 14). De toenemende invloed van de media laat echter ook een andere trend zien in de samenleving. De media hebben de kracht gemeenschappen te creëren of te versterken, maar tegelijkertijd worden daardoor ook mensen buitengesloten van zulke gemeenschappen. Deze trend hangt in Nederland samen met de ontzuiling; in plaats van levenslang tot een bepaalde sociale groep te behoren, maken mensen tegenwoordig deel uit van verschillende groepen en bouwen zo een eigen identiteit op. Toch bestaat nog steeds de behoefte aan gemeenschap onder de bevolking en de media kunnen het creëren van zulke gemeenschappen sterk bevorderen. (Van Zoonen, 1999, p. 1-4) Zo ontstaat er, om weer terug te keren naar Castells, een samenleving die uiteenvalt in individuen en gemeenschappen. Dit is uiteraard niet bevorderlijk voor de democratie, omdat bepaalde burgers zich minder vertegenwoordigt voelen dan anderen. Vooral de ontwikkeling van het Internet drukt zijn stempel op de maatschappij en heeft veel invloed op de mondialisering van netwerken, en draagt daarmee dus bij aan het machtsverlies van de natiestaat. Veelal wordt gedacht dat het Internet tot in hoge mate oncontroleerbaar is, al denken Jack Goldsmith en Tim Wu daar anders over. Zij betogen in hoofdstuk vijf en zes van hun boek Who Controls the Internet? Illusions of a Borderless World dat het Internet weldegelijk te controleren is door een nationale overheid. Het beste voorbeeld hiervan is China, daar wordt het Internet streng gecontroleerd en gecensureerd. De Chinese overheid slaagt daar goed in, dus waarom zouden andere (westerse) overheden dit niet kunnen toepassen om zo hun machtspositie te versterken? Als dit zou werken zou de macht van de staat misschien weer verstevigd kunnen worden, maar dit zou zeker niet ten goede komen aan de democratie. De vrijheid van meningsuiting, één van de belangrijkste principes van een democratie, komt namelijk onder druk te staan. Voor een democratische samenleving is dit dus geen optie en kan de staat niet anders dan toegeven aan de nieuwe ontwikkelingen in de netwerkmaatschappij, ook al leidt dit tot een crisis van de democratie.
3
Literatuur
Castells, M. (2000). The Information Age: Economy, Society and Culture. Volume I: The Rise of the Network Society. (2nd ed.). Oxford: Blackwell Publishers.
Castells, M. (1997). The Information Age: Economy, Society and Culture. Volume II: The Power of Identity. Oxford: Blackwell Publishers, Inc.
Castells, M. (ed.). (2004). The Network Society. A Cross-cultural Perspective. Cheltenham: Edward Elgar.
Goede, P. de (1999). Omroepbeleid met en tegen de tijd. Interacties en instituties in het Nederlandse omroepbestel. Amsterdam: Otto Cramwinckel.
Goldsmith, J., & Wu, T. (2006). Who Controls the Internet? Illusions of a Borderless World. Oxford: Oxford University Press.
Peters, P.F. (2003). De haast van Albertine. Reizen in de technologische cultuur:naar een theorie van passages. Amsterdam: Uitgeverij de Balie.
Peters, P., & Wilde, R. de (2000). Technologische dialectiek. Een review van Manuel Castells' The Information Age. Krisis, 3, 57-68.
Wyatt, S. (2008). Technological Determinism is Dead; Long Live Technological Determinism. In E.J. Hackett., O. Amsterdamska, M. Lynch, & J. Wajcman (Eds). The Handbook of Science and Technology Studies (3rd ed.). (pp. 166-180). Cambridge, MA: The MIT Press.
Zoonen, L. van (1999). Media, Cultuur en Burgerschap. Amsterdam: Het Spinhuis.
4