ii/.L---
::~~~:::::
§TAATSCOMM;];SSIEHERgENINGGRONDWET, PLENAIRE COMMISSIE No.:
I
LIL tJ'4t -/ ~ L /
's-Gravenhage, 13 April Plein 1813 No. 4
I
1951. ,
28048.
Namens de Secretaris ,
sie
111 doe ik
voor
U hierbij
twee nieuwe
het
bestaande
een toelichting
toekomen
artikelen,
artikel
van Subcommis-
ter
het
ontwerp
vervanging
4 van de Grondwet,
ván ~et
op deze artikelen. De Adjunct-Secretaresse,
-11
C
I
'UL~ . 1
Aan de Voorzitters de Staatscommissie
en de Leden van Herziening Grondwet.
.B/3 c
I
i
I
.
,
~,..
I
,
("
'I T
. '~:,i'~
"r I. :;.,
.!
STAATSCOl\/IMISSIE
HERZIENING GRONDWET PI.JENAIRE CONIMIS SIE --
- CONCEPT-ARTIKELEN TER VERVANGING VAN ART.4,LID Artikel
4 a
,..-
Toelating '!veigerd
van hen, die De wet regelt
-
tot
en uitzetting
2.
Nederland is
slechts
kan slechts toegestaan
worden ten
niet de Nederlandse nationaliteit de toelating en uitzetting. Artikel
ge-
aanzien
bezitten.
4 b -~--
~
Uitlevering
aan een andere
mogendheid
is
sleèhts
toegestaan ten aanzien van hen, die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten. Bij uitlevering aan een internationale rechterlijke instantie, ingesteld krachtens een vanwege het
king
Koninkrijk
nieto
aanvaarde
De wet regelt
overeenkomst,
de uitlevering
~
voor
"-
. I
:
\
geldt
,
'deze
bepel"'-
het Koninkrijk.
,
\
~
...
-2 ..
TOELICHTING i
aan het tikel 4. derwerpen zetting,
Aan Subcommissie III is plenum te doen betrefÎende
opgedragen een voorstel het tweede lid van ar-
In dit lid worden twee wel te onderschelden onbehandeld! vooreerst de toelichtihg en de uit-in de tweede plaats de uitlevering. !
A. -~-
".e
TOELATING EN UITZETTING
De bepaling nopens toelating en uitzetting als neergelegd in lid 2 van artikel 4 der tegenwoordige Grondwet is op zichzelf niet onbevredigend. De onbevr'e.digende praktijk, die op dit stuk bestaat, is niet aan de Grondwet, doch aan de gebrekkige wettelijke regeling te wi jten. We~erdient het aanbeveling de bepaling te vel~duidelijken. Uit de context mag als bedoeling van deze bepaling aangenomen worden, dat toelating van Nederlanders niet kan worden geweigerd en dat Nederlanders niet kunnen worden uitgezet. De Subcommissie zou willen voo.rstellen, dit met zoveel woorden in het artikel te bepalen. Voorts moet overwogen worden, of redactie wel past bij de tegenwoordige
de thans bestaande Unie-verhouding.
Indien men het woord "vreemdelingen" zou behouden, zouden zij, die Indonesi~rs niet als vreemdelingen willen beschouwen,kunnen betogen, dat uitzetting van Indonesiël~s niet zou zijn toegelaten; aangezien men zodanige uitzetting wèl mogelijk zal willen maken, verdient het over~weging het woord "vreemdelinr:.en'l te vervangen door i/hen, die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten". Hierbij valt te bedenken, dat geacht moet worden te
'" -gebra?l'lt,
de term omvatten
"Nederlandse zowel het
nationaliteit:t Nederlander-
schap als het Nederlands onderdaanschap; bij aanvaarding van de hier voorgestelde redactie zal derhalve uitzetting van Nederlandse onderdanen (Nieuw-Guinea) nietOmOE(;lijk zijn, hetgeen waarschijnlijk overeenkomstig de be..~ doeling is. Intussen ~s de Subcommissie van oordeel, dat tegen behoud van het woord "vreemdelingen't geen bezwaar bestaat, mits in de toelichting tot uitdrukking wordt d~t Ind'?T.lesil:Jrs als vreemdelingen in de zin ° van d1.t art1.kel z1.Jn te beschou\l\fen. Het wil haar voorkomen, dat de commissie van redactie dit punt mede in het licht van andere grondwettelijke bepal:i:ngen nader zal dienen te overwegen.
-B.UITLEVERING Tot dusver is de materie van de uitlevering geregeld in: 1. de Grondwet; 2. de Uitleveringswet; 3. overeenkomsten. Er schijnt geen reden te zijn in dit stelsel verandering te brengen. Het punt, waarmede de Grondwets." commissie zich derhalve moet bezig houden, is niet een volledige regeling van het uitleveringsvraagstuk, doch betreft slechts de vraag, welke beginselen ten aanzien van uitlevering in de Grondwet moeten worden neergeschreven. Indien wetscommissie
zal
te zijner
naar aanlelding wi jziging zou
tijd
aanleiding
van voorstellen worden gebracht
bestaan
van de Grondin artikel ;1r-,
de U;i,tleve;r;i,n~swet
)
,
.. ..Wanneer
-3
-
in de Grondwet wordt bepaald, dat de \l{et de uitlevering regelt, behoeft dit niet noodzakelijk mede te brengen, dat het gehele uitleveringsvraagstuk in é~n enkele wet wordt geregeld, zoals dit thans het geval is4)Integendeel is het denkbaar, dat naast de thanS bestaande Uitleveringswet een afzonderlijke wet tot stand zou komen nopens de uitlevering, hetzij met betrekking, tot bepaalde misdrijven, hetzij voor wat betreft de uitlevering aan een internationale rechterlijke instantie. 1Jilat het eerste punt betreft, valt in het bijzonder te denken aan de mogelijkheid, dat men een afzonderlijke wettelijlre voorziening zou willen treffen met betrekking tot de uitlevering van oorlogsmisdadigers, vvelke wet zich o.a. zou aansluiten aan de Wet Oorlogsstrafrecht. '. In het Grondwetsartikel behoeft ook niet te ',~orden
vastgesteldl
in
hoever
de uitlevering
een min
of
meer facultatief karakter zal dragen. In hoever in bepaalde gevallen de Nederlandse Regering tot uitlevering ",van een bepaalde misdadiger verplicht zal zijn, dan wel een vrije beslissing zal kunnen nemen naar aanleiding van
,
het
..e
, -acht
tot
de 'Nederlandse
Regering
gerichte
verzoek
tot
ui t.~
~vering, zal bepaald kunnen worden in de Uitlaveri~gs'Net en de uitleveringsovereenkomsten. Een aantal punten, die thans geregeld zijn in de Uitleveringswet en in de uitleveringsovereenkomsten, komen niet in aanmerking om opgenomen te worden in het Grondwetsartikel. Als voorbeelden van zodanige punten mogen worden genoemd: de eis, dat het misdrijf buiten het Rijk moet zijn gepleegd (artikel 2), uitlevering wegens poging tot medeplichtigheid (artikel 3), geen uitlevering, indien de vreemdeling reeds hier te lande terecht heeft gestaan (artikel 4), het beginsel, dat alleen mag worden veroordeeld terzake van het feit, waarvoor uitlevering is gevr~agd (artikel 7), wijz~.van aanvrage ~an uitlevering (art1kel8 e.v.), of wel b1Jzondere bepal1ngen voor he-t ~?;eval, dat optet delict, waarvoor uitlevering wordt gevraagd, de doodstraf staat xx). Bij de redactie van het concept-artikel is er van uitgegaan, dat, evenals dit bij de tegenwoordige Grondwet hetalsgeval zowel ter ' berechting voor is,het uitlevemg ondergaan kan van geschieden een reeds eerdel~ opgelégde straf. Ook uitlevering ten doorvoer wordt gete zijn i~~egrepen. .. Er z1Jn dr1e punten, ten aanZ1en wa:3,rvan regellng in de Grondwet overwegin,:s verdient.Dit zijn ten aanzien van de uitlevering aan een andere Mogendheid de volgende punten: 1.
2.
Moet in mogelijk
Moet uitlevering
van 3.
het algemeen zijn?
uitlevering
ui -Gslui tend
ook
van
geschieden
Nederlanders
op grond
een overeenkomst?
Moet iets delicten?
worden
bepaald
ten
aanzien -
van
politieke
"-
x)" Uitleveringswet van 6 April 1875? Staatsblad no.66, tot regeling der algemene voorwaarden op welke, ten aanzien V~ln de uitlevering van vreemdelingen, verdragen met vreemde r:Togendheden
bij
kunnen
worden
de wet van 31 Maart
gesloten,
laatsteli
1932 (Staatsblad
jk
no.131).
gewij zi1gd
xx).Zo is in het Verdrag tussen Nederland met Argentinig van 1893 en in dat met Tsjechoslowakije van 1931 de bepaling opgenomen, dat op de uitgeleverde delinquent de doodstraf. l1iet zal mogen worden toegepast, terwijl krachtens artikel 5 van het Verdrag met België' van 1889 (Stbl.no.93) de uit... leverinl!
kR.n wn1"nen i:rewe; i:re"Y'n +Q"Y'~~1l"Q'T~n AAn f'A;+
1~lQ~'Y!("\n
4-'V""
,
8
, .acht ,
J-"V~V~~
~~
t""'~~~
~
01
u
---~"
tot bepaalde misdrijven, hetzij voor wat betreft de uitlevering aan een internationale rechterlijke instantie. \iifat het eerste punt betreÏt, valt in het bijzonder te denken aan de mogelijkheid, dat men een afzonderlijke wettelijl~e voorziening zou willen treffen met betrekking tot de uitlevering van oorlogsmisdadigers, welke wet zich o.a. zou aansluiten aan de Wet Oorlogsstrafrecht. : In het Grondwetsartikel behoeft ook niet te \~orden vastgesteldl in hoever de uitlevering een min of meer facultatief karakter zal dragen. In hoever in bepaaldeeengevallen Nederlandseverplicht Regering zaltotzijn, uitlevering /,van bepaalde de misdadiger dan wel een vrije beslissing zal kunnen nemen naar aanleiding Van het tot de 'Nederlandse Regering gerichte verzoek tot ui t.~ ~vering, zal bepaald kunnen worden in de Uitlaveri~gs~Net en de uitleveringsovereenkomsten./ Een aantal punten, die thans geregeld zijn in de Uitleveringswet en in de uitleveringsovereenkomsten, komen niet in aanmerking om opgenomen te worden in het Grondwetsartikel. Als voorbeelden van zodanige punten mogen worden genoemd: de eis, dat het misdrijf buiten het Rijk moet zijn gepleegd (artikel 2), uitlevering wegens poging tot medeplichtigheid (artikel 3), geen uitlevering, indien de vreemdeling reeds hier te lande terecht heeft gestaan (artikel 4), het beginsel, dat alleen mag worden veroordeeld terzake van het feit, waarvoor uitlevering is gevraagd .(artikel 7), wi jze van aanvrage van ui tlever,ing (artikel 8 e.v.), of wel bijzondere bepalingen voor he-t t~eval, dat op ret delict, waarvoor uitlevering wordt gevraagd,' de doodstraf staat xx). Bij de redactie van het concept-artikel is er van uitgegaan, dat, evenals dit bij de tegenwoordige Grondwet het geval is, uitleverhg kan geschieden zowel te~ berechting als voor het ondergaan van een reeds eerder opgelegde straf. Ook uitlevering ten doorvoer wordt gete zijn inbegrepen. ' Er zijn drie punten, ten aanzien waarvan regeli.ng in de Grondwet overwegi~ verdient.Dit zijn ten aanzien van de uitlevering aan een andere Mogendheid de volgende punten: 1. Moet in mogelijk
het algemeen zijn?
uitlevering
2. Moet uitlevering uitsluitend van een overeenkomst? 3.
Moet iets delicten?
worden
bepaald
ook van
geschieden ten
aanzien -
van
Nederlanders
op grond politieke
x)~ Uitleveringswet van 6 April 1875, Staatsblad no.66, to-tr regeling der algemene voorwaarden op welke, ten aanzien v~n àe uitlevering van vreemdelingen, verdragen met vreemde Mogendheden kunnen worden gesloten, laatstelijk gewijzi,gd bij de wet van 31 Maart 1932 (Staatsblad no.131). xx).Zo is in het Verdrag tussen Nederland met Argentinië van 1893 en in dat met Tsjechoslowakije van 1931 de bepaling opgenomen, dat op de uitgeleverde delinquent de doodstraf. niet zal mogen worden toegepast, terwijl krachtens artikel" 5 van het Verdrag met België' van 1889 (Stbl.no.93) de uit.. levering kan worden geweigerd terzake van een feit, waarop de doodstraf staat.
-4-
\
--
'
-4-
"-
~
Daarna zal, als vierde punt, afzonderlijk besproken worden of met de bljzondere vormen van uitleve. ring, die zich in de laatste tijden hebben voorgedaan, of waarvan in eefi nabije toekomst sprake kan zijn, en waarbij in het bijzonder ook aan uitlevering aan internationale rechterlijke instanties valt te denken, rekening moet worden gehouden. Hierbij worde opgemerkt, dat het tegenwoordige Grondwetsartikel omtrent beide eerstgenoemde punten tot verschillende interpretatie aanleiding h:!eft gegeven, terwijl laatstgenoemde punten in het tegenwoordige artikel niet voorkomen. ~~_h
~ \~
~ ~
Moet ui tleverin~
ook van !:,!eder_!~!!d~!:~!!!2g~!ijkc.~E1
Of de Nederlandse Grondwet uitlevering van eigen onderdanen toelaat, is bestreden. Men heeft een verbod tot zodanige uitlevering willen lezen in artikel 4, lid 2: I'De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen en de algemene voorwaarden, op welke ten aanzien van hunne uitlevering verdragen met vreemde ~Iiogendheden kunnen worden gesloten'!. Aangenomen moet echter worden, dat de Grondwetgever met dit artikel niet een verbod heeft beoogd van uitlevering van eigen onderdanen x). Bij de Grondwetsherziening van 1887 plaatste de Regering, in de Memorie van Antwoord aan de T\~eede Kamer, zich dan ook op het standpunt, dat de Grondwet aan uitlevering van eigen onderdanen niet in de weg staat xx). Bij de Grondwetsherziening in 1887 is een amen-dement-Lohman om door schrapping van het woord tIQ~~~!1 uit de tweede zinsnede van artikel 4, lid 2, uitlevering ook van eigen onderdanen mogelijk te maken, op grond dat het beginsel van niet_uitlevering in strijd zoude zijn met de 1'geleidelijke ontwikkeling van het internationale recht", met grote meerderheid verworpen. Eveneens is echter verworpen een voorstel-Ruys de Beerenbrouck om aan het artikel een nieuwe zinsnede toe te voegen: "Nederlanders kunnen in geen geval worden uitgeleverd;~ zodat de bedoeling van de Grondwetgever niet duidelijk is geworden xxx). De Staatscommissie 1905 stelde weder voor "hunne" te schrappen; in de latere voorstellen van de Commr~e van 1910 ~n in (~e Regerin,~,~ontv.,erpen 1913 keerde d1 t denkbeeld n1et terug, Ook b1J de latere hel~zieningen bleef het artikel ongewi jzigd. Viel is in de Ui tleveringswet en in de verdragen vastgelegd, dat uitlevering van Nederlanders niet geoorloofd is. Het zal gewenst zijn bij de bestaande Grondwetswijziging iedere twijfel op dit punt weg te nemen en duidelijk vast te stellen, of de Grondwet al dan niet uitlevering van Nederlanders zal toelaten. Mogelijk zou zijn, dat de Grondwet zich op dit punt niet zou uitspreken en de beslissing aan de Uitleveringswet zou overlaten. Men zou. zich namelijk kunnen denken, dat men ten aanzien van bepa~lde lé~nden, waarmede Nederland in nauw verband treedt, b.v~Benelux of Westelijke Unie, oftewel bondgenoten in een oorlog, de mogelijkheid van uitlevering van Nederlanders \~el zou willen openlaten, aangezien x)Evonzo:Buys,III,blz.14:hot stilz\7ijgon ccu vcrbodsbepaling worden g&lijkgesteld;
b18.116;
v.Ha.~el 1927,blz.157.
~g n1\3t met SiJD.ons,1937,I,
..
'"
x~) Arntzenius,Handelingen over wet 1887, III,blz.13;V,blz.308,313.
de herziening
der
Grond-
"
lJ-ronawelJSarlJ1KeJ. omlJren"t" oelae eers"t"genoemaepun"t"en tot verschillende interpretatie aanleiding beeft gegeven 7 terwijl laatstgenoemde punten in het tegenwoordige artikel niet voorkomen. ~-h
Moet ui tleverin~
ook van ~eder~1~_nders m2~elij!
.gj~
Of de Nederlandse Grondwet uitlevering van eigen onderdanen toelaat 7 is bestreden. Men heeft een verbod tot zodanige uitlevering willen lezen in artikel 4, lid 2: I'De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen en de algemene voorwaarden, op vvelke ten aanzien ],!!:ogendheden
echter A. ..onderdanen
6\ ~
niet
van hunne uitlevering verdragen met kunnen-:--worden gesloten'!. Aangenomen
worden, een verbod x)~
dat
de Grondwetgever
met dit
heeft beoogd van uitlevering Bij de Grondwetsherziening
vreemde moet
artikel van eigen van 1887
plaatste de Regering, in de Memorie van Antwoord aan de T\~eede Kamer, zich dan ook op het standpunt, dat de Grondwet aan uitlevering van eigen onderdanen niet in de weg staat xx). Bij de Grondwetsherziening in 1887 is een amen-dement-Lohman om door schrapping van het woord "h~!'!~" uit de tweede zinsnede van artikel 4, lid 2, uitlevering ook van eigen onderdanen mogelijk te maken, op grond dat het beginsel van niet_uitlevering in strijd zoude zijn met de l'geleidelijke ontwikkeling van het internationale recht!', met grote meerderheid verworpen. Eveneens is echter verworpen een voorstel-Ruys de Beerenbrouck om aan het artikel een nieuwe zinsnede toe te voegen: "Nederlanders kunnen in geen geval worden ui tgeleverd;~ zodat de bedoeling van de Grondwetgever niet duidelijk is geworden xxx). De Staatscommissie 1905 stelde weder voor "hunne" te schrappen; in de latere voorstellen van de Commmr~e van 1910 ~n in (~e Regerin,;.~ontv.,erpen 1913 keerde d1 t denkbeeld n1et terug, Ook b1J de latere hel~zieningen bleef het artikel ongewijzigd. Viel is in de Uitleveringswet en in de verdragen vastgelegd, dat uitlevering van Nederlanders niet geoorloofd is. Het zal gewenst zijn bij de bestaande Grondwetswijziging iedere twijfel op dit punt weg te nemen en duidelijk vast te stellen, of de Grondwet al dan niet uitlevering van Nederlanders zal toelaten. Mogelijk zou zijn, dat de Grondwet zich op dit punt niet zou uitspreken en de beslissing aan de Uitleveringswet zou overlaten. Men zou. zich namelijk kunnen denken, dat men ten aanzien van bepaalde li~nden, waarmede Nederland in nauw verband treedt, b.v~Benelux of Westelijke Unie~ oftewel bondgenoten in een oorlog, de mogelijkheid van uitlevering van Nederlanders wel zou willen openlaten~ aangezien x)Evonzo:Buys,III,blz.14:hot stilz\7ijgon con vcrbodsbepaling warden gelijkgesteld; b18.116; '-
v.Ha.eel
1927,blz.157.
~g ni~t met 3ieons,1937,I, ~,;
..
x~) A:ton.tzenius,Handeling.en over wet 1887, III,blz.13;V,blz.308,313. xxx)Vgl.Kranenburg
II~blz.494
de herziening
der
Grond-5-
..
.-5
de algemene rechtspleging wellicht er mede gediend zou z~~ indien in bep~alde gevallen een Nederlander, die b.v. in dienst van een'geallieerde.troepenmacht zijn misdrijf zou hebben begaan wel aan een bondgenoot zou kunnen wor*den uitgeleverd x~oOok ware mogelijk, mn de Grondwet het Britse systeem van de z.g. "permissive treaties", waarbij uitlevering van eigen onderdanen, in tegenstelling tot die van vreemdelingen niet verplicht, maar slechts facultatief gesteld is, op te nemen. Er zijn intussen zwaar wegende argumenten voor het standpunt, dat reeds het Grondwetsartikel alle ui tlevering van Nederlanders aan een ander Staatsgezag ,moet uit-:sluiten.
In dè eerste plaats stellen de meeste Staten ztch op het standpunt, dat zij eigen onderdanen niet uitleveren. De Verenigde Staten van Amerika en Groot-Britannië nemen een ander standpunt in en er is een zekere neiging om uit-levering van eigen onderdanen, onder het s'ysteem van 'Ipermissive treaties", mogelijk te maken. Men kan echter niet zeggen, dat de ontwiklceling van het Volkenrecht reeds tot uitlevering van eigen onderdanen noopt. In een periode, waarin de rechtssystemen der verschillende landen grotere overeenkomst vertoonden dan tegenwoordig het geval is, mcge een neiging hebben bestaan uitlevering van eigen onderdanen wel toe te laten; in de tegenwoordige ~ijd, waarin allerlei tegenstellingen zoveel scherper zijn geworden, bestaat daarvoor niet voldoende aanleiding. lIet is niet nodig nadru1,~kelijk te spreken van gebrel( aan vertrouwen in de rechter van andere landen, doch het ligt in de lijn van het Nederlandse staatsrecht, dat in het algemeen de Nedel"lander niet voor een rechter van een andere Moger,dhoid zal terecht staan. Dit mag beschouwd worden als te zijn een algemene strekking van ~ns staatsr~cht, zonder d3.t men met Buys xx) zover gaat om te verklaren, dat de tegenwoordige artikelen 162 en 163 van de Grondwet zich tegen uitlevering van Nederlanders zo'Uden verzetten. Een grondwettelijk verbod sluit bovendien ellce pressie tot uitlevering van Nederlandersuit,.wat van belang is, indien men in het algemeen uitlevering buiten overeenkomst zou aanvaardeno Uitlevering van Nederlanders is trouwens uit een oogpunt van berechting niet noodzakelijk, aangezien immers een Nederlan~er, die een misdrijf heeft begaan, krachtens artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht in den regel wel voor de Nederlandse rechter zal kunnen terechtstaan. Indien men het standpunt aanvaardt van niet uitleveren van Nederlanders, moet overwogen worden, of in het Grond','letsartikel gesproken zal worden van I'vreemdelingen" dan 11'/el van "niet-NederJ,anders". Een bi j zonder punt, dat hierbij overwogen moet worden, is de vraag van uitlevering van Indone$iërs. Inde eerste plaats zal principieel moeten wordéh beslist, of men in de Grond'Net de mogelijkheid voor die uitleveri.ng wil openlaten dan wel deze reeds dadelijk wil uitsluiteno Aanvankelijk schijnt voor het 1:1atste standp'lmt geen aanleiding te bestaan, zodat gezócht moet worden naar een terminologie, die uitlevering van Indonesiërs zal toelaten. Xft)Te bedenken valt, dat,indien besloten zou worden uitlevering van Nederlanders wèl toe te laten, artikel 8 ~
van.~.et.Wetboek
van
golJ.Jk J.eder ander, boden") nader onder ,
---
S~rafre?ht
("M~t
de.r-:rederland~r
lid
staat
wlens uJ.tleverlng bJ.J de 11'{etJ.S verogen zou moeten worden gezien.
2
;"' ~
u~u~ever~ng
van elgen
onaeraanen,
van vreemdelingen niet verplicht, gesteld is, op te nemen.
het
ln
~egens~el~ing
maar
slechts
to~
die
facultatief
Er zijn intussen zwaar wegende argumenten voor standpunt, dat re~ds het Grondwetsartikel alle uitle-
vering sluiten.
van
Nederlanders
aan
een
ander
Staatsgezag
.moet
uit-
In dè e~rste plaats stellen de meeste Staten ztch op het standpunt, dat zij eigen onderdanen niet uitleveren. De Verenigde Staten van Amerika en Groot-Britannië nemen een ander standpWlt levering van eigen missive treaties",
in en er is een zekere neiging om uit"," onderdanen, onder het s'ysteem van lIpermogelijk te maken. Men kan echter niet
zeggen, dat de ontwikkeling van het Volkenrecht reeds tot u~tlevering van eigen onderdanen noopt. In een periode, waarin de rechtssystemen der ..verschille~delanden gr?tere overeenko~s~ vertoonden dan, ..tegenwoordlg het geval 1S, moge een ne1g1ng hebben bestaan uitlevering van eigen onderdanen wel toe te laten; in de tegenwoordige tijd, waarin allerlei tegenstellingen zoveel scherper zijn geworden, bestaat daarvoor niet voldoende aanleiding~ Het is niet nodig nadruJ,~kelijk te spreken van gebrelc aan vertrouwen in de rechter van andere landen" doch het ligt in de lijn van het Nederlandse staatsrechtt dat in het algemeen de Nedel"'lander niet voor een rechter van een andere Moger.dhcid zal terecht staan. Dit mag beschouwd worden als te zijn een algemene strekking van ~ns staatsr~cht, zonder dat men met Buys xx) zover gaat om ,te verklaren, dat de tegenwoordige artikelen 162 en 163 van de Grondwet verzetten.
,6\. ".,
zich
tegen
uitlevering
van
Nederlanders
'"
zo-uden
Een grondwettelijk verbod sluit bovendien ell(e pressie tot uitlevering van Nederlandersui.t"wat van belang îs, indien men in het algemeen uitlevering buiten over... eenkomst zou aanvaardeno Ui tlevering van Nederlanders is .trouwens uit een oogpunt van berechting niet noodzakelijk, aangezien. immers een Nederlanlj,er, die een misdrijf heeft begaan, krachtens artikel 5 van het vVetboek van Strafrecht in den regel wel voor de Nederlandse rechter zal kunnen terechtstaan. Indien men het standpunt aanvaardt van niet uitleveren van Nederlanders, moet overwogen worden, of in het Grond\vetsartikel gesproken zal worden van I'vreemdelingen" dan wel van "niet-Neder],anders ". Een bi j zonder punt, dat hierbij overwogen moet worden, is de vraag van uitlevering Van Indone$q:ërs. Inde eerste plaats zal principieel " moeten worden beslist, of men in de Grondwet de mogelijlrheid voor die uitlev~ering \vil openlaten dan wel deze reeds dadelijk Wil uitsluiten. Aanvankelijk schijnt voor het .l-:tatste standplmt geen aanleiding te bestaan, zodat gezócht moet worden Indonesiërs
naar een terminologie, zal toelaten.
~,,)Te bedenken valt, dat,indien vering van Nederlanders wèl toe
die
besloten te laten,
uitlevering
zou worden uitleartikel 83,lid
van het Wetboek van gelijk ieder ander,
Strafrecht ("Met wiens uitlevering
boden")
ogen zou moeten worden gezien.
xx)
111,
nader blz.15
onder
en, 16
van
de Nederlander bij de 1rvet is
staat ver-
-6-
2
"-
~
-6 ~-?-.
-
~;~Q~~11~~~~!~~1~it\3nd
ges~2en
op g!ond
van eon overeenkomst? ~~~._~-'.~ Zal uitlevering alleen krachtens overeenkomst kunnen geschieden? De tegenwoordige Grondwet eist naar veler opvatting voor de uitlevering steeds het bestaan
van een overeenkomst; een bepaling in de Uitlev.erings'Net op zichzelf zou -aldus Buys x) -niet voldoende zijn. Immers de wet regelt de voorwaarden, op welke ten aanzien van uitlevering verdragen met vreemde Mogendhaden kunnen worden gesloten. In het algemeen is het ~lsel,
dat slechts
uitgeleverd
wordt krachtens
overeenkomst,
in overeenstemming met de praktijk, die in verschillende landen ten aanzien van uitlevering bestaat. Als argument hiervoor mag niet worden aangevoerd de stelling, dat eGn overeenkomst noodzakelijk is in het belang van de rechtszekerheid der burgers, aangezien iemand, die een misdrijf begaat, recht zou hebben van te voren te weten, of hij al dan niet gevaar loopt uitgelevard te worden xx). Een asylrecht in die zin wordt volkenrechtelijk niet aanvaard~ Het stelsel van uitlevering alleen krachtens overeenkomsten is echter nuttig met het. oog op de gewenste reciprociteit, aangezien men dan zekerheid heeft, dat indien Nederland zijn medewerking verleent voor de berechting in een ander land, dit land ook zal medewerken aan de berechting hier te lande, indien Nederland een beroep op
dit
land
doet Intussen
is in
de praktijk
wel gebleken,
dat
de strenge eis van uitsluitend uitlevering krachtens overeenkomsten ongewenste belemmeringen kan medebrengen. Speciaal in tijd van oorlog en ten aanzien van berech~
ting
door de bezettende
zich
dit'
Mogendheden in Duitsland
heeft
bezwaar doen gevoelen. Het zou dan ook de voorkeur verdienen voor de ' toekomst de eis van het bestaan van een overeenkomst niGt uitdrukkelijk in de Grondwet vast te leggen, doch het
geven van voorschriften ter zake aan de wetgever over te laten. In de Uitleveringswet zal ook het verband moeten worden vastgelegd tussen de wet en de overeenkomsten en kan desgewenst het tegenwoordige systeem vvorden overgenomen, dat geen overeenkomsten mogen worden gosloten, die afwijken van de algemene voorschriften in
de Uitleveringswet. Bij het opstellen van de Uitleveringswet zal men kunnen laten uitkomen, dat zodanige overeenkomsten
niet uitsluitend zijn bilaterale overeenkomsten, zoals aanvankelijk steeds het geval was, doch dat het bij het toenemend verlangen naar onderlinge intern~tionale rechtshulp ook zal kunnen voorkomen, dat in collectieve overeenkomsten een verplichting tot uitlevering wordt aanvaard.Men behoeft daarbij niet te denken aan een collec-cieve overeenkomst, die zich.uitsluitend met uitlevering bezig houdt, doch veeleer aan een, collectieve overeenkomst, die een anderG materie behandelt en waarin terloops een bepaling omtrent uitlevering voorkomt, zoals dit o.a. het geval was in het Opiumverdrag van 1936. . x)Buys,I blz.23;anders v.Hamel,blz.156, waarbij de Bijzondere Raad van Cassatie op 27 Juni 1949 in de zaak Fle sche zich aansluit (N.J.1949,no.548). "'"'"
Zal uitlevering alleen krachtens overeenkomst kunnen geschieden? De tegenwoordige Grondwet eist naar veler opvatting voor de uitlevering steeds het bestaan van een overeenkomst; een bepaling in de Uitleverings'Net op zichzelf
zou
-aldus
Buy.s x)
-niet
voldoende
1
zijn. Immers de wet regelt de voorwaarden, op welke ten! aanzien van uitlevering verdragen met vreemde Mogendheden kunnen worden gesloten. In het algemeen is het stelsel, dat slechts uitgeleverd wordt krachtens overeenkomst, in overeenstemming met de praktijk, die in verschillende landen ten aanzien van uitlevering bestaat. Als argument hiervoor ma.g niet worden aangevoerd de stelling, dat eGn. overeenkomst noodzakelijk is in het belang van de rechtszekerheid der burgers, aangezien iemand, die een misdrijf begaat, recht zou hebben van te voren te weten, of hij al dan niet gevaar loopt uitgelevord te worden xx). Een asylrecht in die ~in wor~t volkenrechtelijk niet aanvaard~ Het stelsel van u1tlever1ng alleen krachtens overeenkomsten is echter nuttig met het. oog op de gewenste reciprociteit, aangezien men dan zekerheid heeft, dat indien Nederland zijn medewerking verleent voor de berechting in een ander land, dit land ook zal medewerken aan de berechting hier te lande, indien Nederland een beroep op dit land doet Intussen is in de praktijk wel gebleken, dat de strenge eis van uitsluitend uitlevering krachtens overeenkomten ongewenste belemmeringen kan medebrengen. Speciaal in tijd van oorlog en ten aanzien van berech~ ting door de bezettende Mogendheden in Duitsland heeft zich dit bezwaar doen gevoelen. Het zou dan ook de voorkeur verdienen voor de ' toekomst de eis van het 'bestaan van een overeenkomst niGt uitdrukkelijk in de Grondwet vast te leggen, doch het geven van voorschriften ter zake aan de wetgever over te laten. In de Uitleveringswet zal ook het verband
;fî
moeten worden
8
'-. ~
1I
I
komsten
en kan
vastgelegd
d.esgewenst
tussen het
de wet
en de overeen-
tegenwoordige
systeem
v'/or-
\
den overgenomen, dat geen overeenkomsten mogen worden gesloten, die afwijken van de algemene voorschriften in de Uitleveringswet. Bij het opstellen van de Uitleveringswet zal men kunnen laten uitkomen, dat zodanige overeenkomsten niet uitsluitend zijn bilaterale overeenkomsten, zoals aanvankelijk steeds het geval was, doch dat het bij het toenemend verlangen naar onderlinge intern:'3.tionale rechtshulp ook zal kunnen voorkomen, dat in collectieve overeenkomsten een verplichting tot uitlevering wordt aanvaard.Men behoeft daarbij niet te denken aan. een collec-bieve overeenkomst, die zich.uitsluitend met uitlevering bezig houdt, doch veeleer aan een,collectieve overeenkomst, die een andere materie behandelt en waarin terloops een bepaling omtrent uitlevering voorkomt,zoals dit o.a. het geval '~s in het Opiumverdrag van 19360 . x)Buys,I zondere sche zich
blz.23;anders Raad van Cassatiev.Hamel,blz.156, op 27 Juni aansluit
waarbij de Bij-Fle.~ 1949 in de zaak
(N.J.1949,noa548).
xx)Vgl.de BijzondeTe Raad van Cassatie in de zaak Flesche, Jaarboek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 1949/ 1950, blz~104,no.3 -7".
..
.
,
~
-7
-
Algemeen wordt de opvatting aanvaard, dat de Uitleveringswet in verband met artikel 4 van de Grondwet inhoudt een machtiging aan de Koning om uitleveringsovereenkomsten, die blijven "binnen de perken der bij de organieke wet aan Hem gestelde grenzen'! x) te bekracl'l-
tigen, zonder dat deze ter goedkeuring aan de StatenGeneraal zijn voorgelegd. Het zal nuttig zijn, in een nieuwe Uitleveringswet een duidelijker machtiging aan de Koning op te nemen dan thans het geval is xx). Hier~ toe bestaat te meer aanleiding, nu in het nieuwe oomept -overeenkomstig hetgeen hierboven werd aangegeven -in
/het geheel geen melding zal worden gemaakt van "verdragen met vreemde Mogendheden,'! zoals dit in de tegenwoordige Grondwet het geval is. ad 3.
.worden
be aald
ten aanzien van"
olitiek~
,-~
-~
De vraag, of in het Grondwetsartikel iets moet worden bepaald omtrent de misdrijven, waarvoor uitleve-ring kan plaatshebben, moet ontkennend worden beantwoord. In de loop der geschiedenis is wel gebleken, hoe wisselend de opvattingen op dit punt zijn. Oorspronkelijk waren juist de politieke delicten de enige misdrijven, waarvoor uitlevering werd toegestaan. In de 1ge eeuw kwam hierin verandering, en het den.kbeeld, dat voor politieke delicten uitlevering niet moest worden- toegestaan, won voortdurend veld. De vraag van de délits connexes, het probleem van de attentaatsclausule, de wens tot bestrijding van politiek terrorisme, het na de tweede Wereldoorlog aanvaarde beginsel van bestraffing van oorlogsmisdadigers, alle deze punten hebben op dit gebied zoveel twijfel doen rijzen, dat het zeker geen aànbeveling zal verdienen in de Grondwet een omschrijving
-zal 4J~en,
op te nemen van delicten, waarvoor wèl of niet uitlevering L.al plaatshebben. Hiertoe bestaat te meer reden, nu het standpunt, dat de Nederlandse Regering in deze willen innemen, wellicht zal varie-ren naar de lantege~over ~elke verplichtingen worden aanvaard; het 1.S allermJ.nst u1.tgesloten, dat Nederland tegenover een land, waarmee het nauw politiek contact heeft, tot r~eer uitlevering bereid zal zijn dan tegenover andere landen.
Het verdient derhalve aanbeveling het gehele probleem van de omschrijving der delicten aan wet en overeenkomsten over te laten. De huidige Uitleveringswet sluit uitlevering voor politieke delicten niet uit, doch het is regel, dat dit in de verdragen geschiedt. ~
Mo_e_t_iets wo~den bepaald
In de laatste jaren nieuwe vormen van uitlevering van het klassiek~ type overeenkomst verplichte
ter berechting tieke delicten.
over bijzondere hebben zich voorgedaan,
of bestraffing,
meestal
Jaarboek,blz.120,no.32.
vv\
"h1.,.
('1",1 TTT
'1'7~
in de praktijJr die afwijken
van uitlevering, de krachtens uitlevering aan een andere Staat
x)Zaak Flesche,' v,.",
nieuwe
'" ""
voor niet
poli-
inhoucit-ë~n machtiging aan de Koning om uitleveringsovereenkomsten, die blijven "binnen de perken der bij de organieke wet aan Hem gestelde grenzen" x) te bekrachtigen, zonder dat deze ter goedkeuring aan de StatenGeneraal zijn voorgelegd. Het zal nuttig zijn, in een nieuwe Uitleveringswet een duidelijker machtiging aan de Koning op te ~emen dan thans het geval is xx). Hier~ toe bestaat te meer aanleiding, nu in het nieuwe rowept -overeenkomstig hetgeen hierboven werd aangegeven -in ,het geheel geen melding zal worden gemaakt van "verdragen met vreemde Mogendheden,!' Grondwet het geval is.
zoals
dit
~.'
aald
ten
in
de tegenwoordige
aanzien
van -oli
tie~~~
~8
De vraag, of in het Grondwetsartikel iets moet worden bepaald omtrent de misdrijven, waarvoor uitleve-ring kan plaatshebben, moet ontkennend worden beantwoord. In de loop der geschiedenis is wel gebleken, hoe wisselend de opvattingen op dit punt zijn. Oorspronkelijk waren juist de politieke delicten de enige misdrijven, waarvoor uitlevering werd toegestaan. In de 1ge eeuw kwam hierin verandering, en het den.!~~beeld, dat voor politieke delicten uitlevering niet moest worden toegestaan, won voortdurend veld. De vraag van de d~lits connexes, het probleem van de attentaatsclausule, de wens tot bestrijding van politiek terrorisme, het na de tweede Wereldoorlog aanvaarde beginsel van bestraffing van oorlogsmisdadigers, alle deze punten hebben op dit gebied zoveel twijfel doen rijzen, dat het zeker geen aànbeveling zal verdienen in de Grondwet een omschrijving op te nemen van delicten, waarvoor wèl of niet uitlevering L.al plaatshebben. Hiertoe bestaat te meer reden, nu het standpunt, dat de Nederlandse Regering in deze zal
~~en,
willen innemen, tege~over ~elke
'~ellicht zal'vari~ren verplichtingen worden
naar de aanvaard;
lanhet
J.S allermJ.nst uJ.tgesloten, dat Nederland tegenover een land, waarmee het nauw politiek contact heeft, tot r~eer uitlevering bereid zal zijn dan tegenover andere landen. Het verdient derhalve aanbeveling het gehele probleem van de omschrijving der delicten aan wet en overeenkomsten over te laten. De huidige Uitleveringswet sluit uitlevering voor politieke delicten niet uit, doch het is regel, dat dit in de verdragen geschiedt.
~
~oetiets f6fueri~§::-g:~~~n~ wo~den bepaald over bijzondere
nieuwe ~~ -
In de laatste jaren hebben zich in de praktijJr nieuwe vormen van uitlevering voorgedaan, die afwijken van het klassiek~ type van uitlevering, de krachtens overeenkomst verplichte uitlevering aan een andere Staat ter berechting of bestraffing, meestal voor niet politieke delicten. x)Zaak Flesche,' Jaarboek,blz.120,no.32. xx) Vgl.Oud 111 blz.275 e.v.
-8-
..
--
.. .-8
Er bestaat een tendens, juist voor zekere politieke, delicten (terrorisme, genocide) bij collectieve overeenkomst uitlevering voor te schrijven. Zo bepaalt artikel VII van het door de Algemene Vergadering der Vel~o-
enigde Naties in 1948 aangenomen Verdrag inzake de voor.~ koming en de bestraffing van genocide: "Met betrekking tot uitlever.ng worden genocide en de andere in artikel III genoemde feiten niet beschouwd als politieke misdrij.te .van
ven", waarop dan volgt: "De Verdragsluitende Partijen verbinden zich in die gevallen verzoeken om uitlevering in willigen overeenkomstig haar wetten en de voor haar kracht zijnde verdragen." Ook in de vier Rode Kruisverdragen van Genève van 12 Augustus 1949 (b.v. het eerste verdrag, artikel 49) kent men de uitlevering voor bepaalde politieke misdrijven, waarbij -in afwijking van de gewone uitlevering -ook zeli's uitlevering mogelijk vvordt gesteld
voor misdrijven gepleegd binnen het gebied van de aangezochte Staat,Ook is een novum, dat tegenwoordig uitleve-
.a. ..in
ring soms minder het karakter draagt van een stellige verplichting dan dit tot dusver het geval was krachtens de bilater~le uitleveringsovereenkomsten; veelal is dan sprake van een keuze voor de betrokken Staat tussen berechting het eigen land en uitlevering. In zodanige gevallen vermijdt men vaak de term "uitlevering" (extradition), doch gebruikt hiervoor de term lIto hand over'! en I'remettre", in het Nederlands
wel vertaald door "overleveren". Een eerste voorbeeld hiervan was het verzoek van de Geallieerden aan Nederland na de eerste Wereldoorlog om de Duitse Keizer over te leveren. Overwogen zou kunnen worden om in de Nederlandse "ivetgeving
het
begrip
"overlevering"
afgescheiden
te
houdenv~n de "uitlevering". De Bijzondere Raad van Cassatie in de zaak Flesche ging in die riQhting door te verklaren "dat bovendien de gehele materie der intergeallieerde uitlevering van nationale en internationale "oorlogsmisdadigers
I' bui ten
het
terrein
der Ui tleverings-.
wet ligt, çmdat het hier juist typisch politieke misdrijven geldt". x) Motief hiervoor zou voornamelijk zijn,
~ .,
dat de Grondwettelijke en wettelijke bepalingen omtrent uitlevering niet zonder meer voor deze "overlevering"
ltunnen gelden. Nu intussen bij de aanstaande Grondwetswijziging de gelegenheid bestaat met dit dubbele aspect van de uitlevering rekening te houden, schijnt het naast elkaar
stellen
van deze twee
ving niet wenselijk vat onder de enkele /ding
echter
in
is
denkbeeld
bij
doch aan een internationale als
nale organisatie het Volkenrecht gekomen.
Grondwet
en '~etge-
/
het
algemeen
geen aanlei-
in de Grondwet de ;'1ierboven besproken
nieuwe varianten-op-nët~gëbled lijk te noemen. ~~el echter aspect, namelijk uitlevering is
in
en kunnen beide vormen worden samengeterm "uitlevering",
Er schijn..t
te bestaan
termen
van ui tlevaring nadrukkedit het geval met één bepaald, niet aan een andere Staat,
rechterlijke
b,ehorende
het
streven
instantie.
Dit
van internatio-.
van berechtin~; van over~redingen van in de laatste jaren meer en meer naar voren
Vveliswaar
is
in
de prakti
jk -behalve
l'let Neuren.-
bergse tribunaal -nog geen internationaal strafgerecht shof tot stand gekomen,doch gegeven de verschillende denkbeelden ,die te dien aanzien zijn geopperd (laatstelijk het besluit van de Algemene Vergadering der V.N.van 1950, : dat een comité een ontwerp zal opstellen voor een statuut van een internationaal strafgerechtshof) maken het wenselijk, dat: de Grondwet met deze mogelijkheid rekening zal b ó, ,d ".-
..
"""i!enigde
Naties
in
1948.aangenomen
V?rdrag-inzake-de
~oor'-
koming en de bestraffJ.ng van genocJ.de: "Met betrekkJ.ng tot uitlever.ng worden genocide en de andere in artikel 111 genoemde feiten niet beschouwd als politieke misdrijven",
:
waarop
binden zich te willigen
dan volgt:
"De Verdragsluitende
Parti
jen
ver-
in die gevallen verzoeken om uitlevering in overee~komstig haar wetten en de voor haar
van kracht zijnde verdragen." Ook in de vier Rode Kruisverdragen van Genève van 12 Augustus 1949 (b.v. het eerste verdrag, artikel 49) kent men de uitlevering voor bepaalde politieke misdrijven, waarbij -in afwijking van de gewone uitlevering -ook zeli's uitlevering mogelijk wordt ge;steld voor misdrijven gepleegd binnen het gebied van de aangezochte Staat.Ook is een novum, dat tegenwoordig uitlevering soms minder het karakter draagt van een stellige plichting dan dit tot dusver het geval was krachtens bilater~le uitleveringsovereenkomsten; veelal is dan
verde spra-
ke van een keuze voor de betrokken Staat tussen berechting in het eigen land en uitlevering. In zodanige gevallen vermijdt men vaak de term "uitlevering" (extradition), doch gebruikt hiervoor de term
lito
hand over"
en "remettre",
in
het
Nederlands
wel vertaald door "overleveren". Een eerste voorbeeld hiervan was het verzoek van de Geallieerden aan Nederland na de eerste Wereldoorlog om de Duitse Keizer over te leveren. Overwogen zou kunnen worden om in de Nederlandse 'lretgeving het begrip "overlevering" afgescheiden te houden v~n de "uitlevering". De Bi j zondere Raad van Cas-
satie
inde
verklaren
zaak Flesche "dat
bovendien
allieerde uitlevering "oorlogsmisdadigers
ging in die r~Qhting de gehele
materie
door te
der interge-
van nationale en internationale I! buiten het terrein der Uitleverings-
wet ligt, omdat het hier juist typisch politieke misdrijven geldt". x) Motief hiervoor zou voornamelijk zijn, dat de Grondwettelijke en wettelijke bepalingen omtrent uitlevering niet zonder meer voor deze "overlevering" l~nen gelden. Nu intussen bij de aanstaande Grondwetswijziging de gelegenheid bestaat met dit dubbele aspect
van de uitlevering rekening te houden, elkaar stellen van deze twee termen in
ving niet wenselijk vat onder de enkele
Er schijn..t
/ding
te bestaan
schijnt het naast Grondwet en wetge-.
en kunnen beide vormen worden samengeterm "uitlevering". echter
in
het
algemeen
geen aanlei-
in de Grondwet de ~lierbQven besproken
nieuwe varianten-op-net--geDIëd van ui tlevoring nadrukkelijk te noemen. '..iIfel echter is dit het geval met één bepaald aspect, namelijk uitlevering niet aan een andere Staat, doch aan een internationale rechterlijke instantie. Dit denkbeeld is als behorende bij het streven van internationale organisatie van berechtin[; van over;y;redingen van. het Volkenrecht in de laatste jaren meer en meer naar vorGn" gekomen. Vveliswaar is in de prakti jk -behalve l'let Neuren.~
bergse tribunaal
hof tot beelden
-nog
geen internationaal
strafgerecht
stand gekomen,doch gegeven de verschillende ,die te dien aanzien zijn geopperd (laatstelijk
het besluit van de Algemene Vergadering dat een comité een ontwerp zal opstellen
van een internationaal lijk, da~ de Grondwet houden. .
x) Jaarboek,blz.120,
s-
denk-
der V.N.van 1950, : voor een statuut
strafgerechtshof) maken het wensemet deze mogelijkheid rekening zal
no.32.
-9-
~
.I
. .-9
Indien dit zal gèschieden, zullen met betrekking tot deze nieu'~e vorm van uitlevering de verschillende punten, die hierboven zijn besproken, ten aanzien van de ouderwetse bilaterale uitlevering moeten worden nagegaan. Wat betreft de vraag van het uitleveren van Nederlanders kan men hier tot een andere conclusie komen dan bij de uitlevering aan staten~ Aangezien hier wordt uitgeleverd uitsluitend ter wille van de internationale rechtsbede:il.ing en het gevolg van de uitlevering niet zal
zijn berechting door een andere nationale l"echter, maar door een onpartijdige internationale instantie, bestaat ""
e
hier geen aanleiding, in de Grondwet vast te leggen, dat uitlevering van Nederlanders uitgesloten zal zijn. ',7el zal moeten vaststaan, dat van zodanige uitlevering van Nederlanders alleen sprake zal kunnen zijn, indien de internationale rechterlijke instantie, waardoor een Nederlander zal worden berecht, zal zijn ingesteld krach-
tens een overeenkomst, waarbij Nederland partij is, zij het dan ook, dat dit indirect het geval kan zijn, doordat zodanige instantie zal zijn ingesteld door een orgaan, in het leven geroepen door een door Nederland aanvaarde' overeenkomst, zoals b.v. de Algemene Vergadering der V.N. '. Indien ten aanzien van de gewone uitlevering
wordt vastgesteld, dat de eis van een overeenkomst hiervoor niet in de Grondwet moet worden vastgelegdtzal hetzelfde kunnen gelden ten aanzien van de uitlevering ten behoeve van een internationale instantie. Juist voor deze categorie van uitleveringen heeft de eis van een formele overeenkomst nog minder zin. De ervaring in en na de
tweede Wereldoorlog opgedaan is niet te strenge eisen te stellen.
een aanwijzing om in deze Gelijk de Bijzondere
Raad van Cassatie in de zaak Flesche x) naar voren gebracht, heeft toentertijd herhaaldelijk uitlevering
heeft
plaats gehad op grond van verklaringen en afspraken, die indien men het streng neemt, niet als overeenkomsten kunnen worden beschouwd. Op dit gebied zal men ruimte
moeten laten regelingen,
0;. 8'
voor allerlei ook zonder dat
vormen van volkenrechtelijke een beroep zal behoeven te
worden gedaan op staatsnoodrecht xx). Evenals met betrekking tot de gewone uitlevering zal men ook hier in de Grondwet geen regelen moeten opnemen met betrekking tot l~et karakter van de misdrijven, waarvoor de hier bedoelde uitlevering zal kunnen plaatshebben. Zou men wèl enige bepaling ter zake willen opnemen, dan zou voor deze nieuwe-vorm van uitleveren
gesteld moeten worden, dat deze in het bijzonder betrek.= king zal hebben op politieke delicten. Te zijner tijd zal bij het ontwerpen van een nieuwe Uitleveringswet overwogen moeten worden, in hoever de uitlevering ten behoeve van een internationale instantie aan andere regelen zal moeten worden gebonden dan de gewone bilaterale uitlevering. Reeds de Bijzondere Raad van Cassatie sprak zich in de zaak Flesche, naar
aanleiding van bet speciaJ_iteitsbeginsel, dat bèrechting slechts mag geschieden voor het misdrijf, waarvoor uitlevering is gevraagd, enigszins in deze zin uit. xxx)
x) Jaarboek blz,119,
no.30
xx) Vgl.Ook de Bijzondere Raad van Cassatie Flesche, Jaarboek, blz.121, no.33 xxx)
Jaa~boekt bl~.119,
llQ.31
in de zaa1{
.
~
.;!C;\'I,,_.
I
..-10-
DE OVERZEESERIJKSDELEN Het bestaande, artikel 4 geldt uitsluitend voor Nederland. Deze beperking van de werkingssfeer ware te behouden voor de toelating en de uitzetting. Voor de overzeese rijksdelen geldt voor deze onderwerpen een bijzondere regeling. Anders dan in Nederland is voor deze rijksdelen met zoveel woorden in de wet vastgelegd, dat toe~ lating ook Nederlanders
~ ..neemt,
Nederlanders kunnen wo~den
kan worden uitgezet.
geweigerd
en
dat
De uitlevering is een onderwerp, dat uit zijn aard als een rijksaangelegenheid moet worden aangemerkt. Het betreft immers het internationale verkeer, waarin i11 het algemeen het Koninkrijk en niet de afzonderlijke rijksdelen optreden. Volgens het geldende recht wordt de uitlevering uit Suriname en de Nederlandse Antillen geregeld bij algemene maatregel van bestuur, voor welke het beginsel van concordantie met de voor Nederland verbindende wetten geldt. In de zich ontwikkelende nieu\qe verhoudingen, in welke de Kroon niet langer zijn bijzondere pos~~ie ten aanzien van de overzeeserijk~delen inl1Jkt er geen reden te bestaan de rege11ng voor Suriname en de Antillen buiten de wetgever om tot stand te brengen. Verder lijkt het aangewezen omtrent het onderwerp der uitlevering bij en voor het gehele Koninkrijk verbindende wettelijke regelingen voorzieningen te treffen, waarbij uiteraard voor bepaalde onderdelen onderscheiden kan worden naar gelang van het gebiedsdeel. In het grondwetsartikel ware intussen hieromtrent geen bindende regeling op te nemen. Volstaan kan worden met de bepaling, dat de wet de uitlevering regelt. Aan de 'Netgever kan worden overgelaten, of hijdit bij een of meer wettelijke regelingen wenst te doen. Artikel
;...In
van
4 a
Het verdient aanbeveling de uitlevering in een afzonderlijk artikel te behandelen, reden waarom dit artikel uitsluitend aan toelating en uitzetting is gevviJjd. de eerste zin wordt de \veigering van de toelati~g en de uitlevering uitgesloten voor Nederlanders. De regeling van het onderwerp wordt vervolgens in de tweede zin in overeenstemming met de geldende tekst aan de wet opdragen.
Artike14b Evenals in artikel 4 a wordt aangevangen met de bepaling, dat Nederlanders niet uitgeleverd kunnen word~n, behalve aan een internationale rechterlijke in~tan~ t1e. Vervolgens. wordt bepaald, dat de wet het 0 nderw.erp regelt. Niet langer is voQrgeschreven, dat de wet de yoor~arden, ~p welke verdragen kunnen worden gesloten, regelt. Hiermede 1S ten aanzien van de uitlevering bij verdrag geen materiële afwijking bedoeld.Immers aangenomen mag worden, levering
dat bij
de wet, verdrag
w~lke dit artikel eist, voor wel degelijk de voorwaarden
de uitvoor
deze verdragen zal inhouden~ De wet moet echter meer kunnen inhouden,- omdat zoals in het algemene deel der toelichting werd opgemerkt, uitlevering anders dan krachtens verdrg.g grondwettelijk moge~ijk moet zi.ip~
Het bestaande,
artikel
4 geldt
uitsluitend
voor
Nederland. Deze beperking van de werkingssfeer ware te behouden voor de toelating en de uitzetting. Voor de overzeese rijksdelen geldt voor deze onderwerpen een bijzondere regeling. Anders dan in Nederland is voor deze rijksdelen met zoveel. woorden in de wet vastgelegd, dat toelating ook van Nederlanders kan worden geweigerd en dat Nederlanders kunnen worden uitgezet.
De uitlevering is een onderwerp, dat uit zijn aard als een rijksaangelegenheid moet worden aangemerkt. l~et betreft immers het internationale verkeer, waarin in
het algemeen het Koninkrijk en niet de afzonderlijke delen optreden. Volgens het geldende recht wordt levering uit Suriname en de Nederlandse Antillen
rijksde uitgere-
geld bij algemene maatregel van bestuur, voor welke het beginsel van concordantie met de voor Nederland verbin~ dende wetten geldt. In de zich ontwikkelende nieu\~e verhoudingen, in welke de Kroon niet langer zijn bijzon-
~
dere
~
neemt, lijkt er geen reden te bestaan de regeling voor Suriname en de Antillen buiten de wetgever om tot stand te brengen. Verder lijkt het aangewezen omtrent het onderwerp der uitlevering bij en voor het gehele Konink-
positie
ten
aanzien
van de overzeese
rijksdelen
in-
rijk verbindende wettelijke regelingen voorzieningen te treffen, waarbij uiteraard voor bepaalde onderdelen onderscheiden kan worden naar gelang van het gebiedsdeel. In het grondwetsartikel ware intussen hieromtrent geen bindende regeling op te nemen. Volstaan kan worden met de bepaling, dat de wet de uitlevering regelt. Aan de 'Netgever kan worden overgelaten, of hi~it bij een of
meer wettelijke Artikel
~ ..In
regelingen
wenst
te
doen.
4 a
Het verdient aanbeveling de uitlevering ip een afzonderlijk artikel te behandelen, reden waarom dit artikel uitsluitend aan toelating en uitzetting is gewi~à... de eerste zin wordt de ,.veigering van de toelati~g en de uitlevering geling van het
uitgesloten voor Nederlanders. De reonderwerp wordt vervolgens in de tweede
zin in overeenstemming opdragen. Artikel
tekst
aan de wet
4 b
bepaling,
den, tie.
met de geldende
Evenals in artikel dat Nederlanders
4 a wordt aangevangen niet uitgeleverd kunnen
behalve aan een internationale rechterlijke Vervolgens wordt bepaald, dat de wet het
met de wor-
in..'3tan~ onderW.erp
regelt. Niet langer is voQrgeschreven, dat de wet de voor~arden, op welke verdragen kunnen worden gesloten, regelt. Hiermede is ten aanzien van de uitlevering bij verdrag geen materiële afwijking bedoeld.Immers aangenomen mag worden, dat de wet, w~lke dit artikel eist, voor de uitlevering bij verdrag wel degelijk de voorwaarden voor deze verdragen zal inhouden. De wet moet echter meer ~lnnen inhouden, omdat zoals in het algemene deel der toelichting werd opgemerkt, uitlevering anders dan krachtens verdrag grondwettelijk mogelijk moet zijn.
12 April
--.
1951.