Taalbeleid 3. “Taalontwikkeling voor élke student” Taalbeleid in de Arteveldehogeschool In 2006 richtte de Arteveldehogeschool twee kenniskringen op: Kansrijk Studeren en Open en Afstandsleren. In 2007 organiseerde de Arteveldehogeschool een studiedag rond 'Kansrijk studeren', vanuit de vaststelling dat de diversiteit in de samenleving onvoldoende weerspiegeld wordt in het hoger onderwijs. De hogeschool wou hierop een antwoord bieden door dieper in te gaan op de vraag hoe de diversiteit in de in-, door- en uitstroom van studenten kon worden verhoogd. Zo wilde ze komen tot concrete initiatieven die de kansen op succes en het welbevinden in het hoger onderwijs bevorderen. Het uitstippelen van een inclusief taalbeleid vormde hiervan een onderdeel.
Drie beleidslijnen Om taalzwakke studenten te begeleiden, startte de Arteveldehogeschool in november 2006 met de uitbouw van een instellingsbreed taalbeleid. Er werd een werkgroep samengesteld, bestaande uit een medewerker uit elk van de 15 bacheloropleidingen (de 'taalcoach') en de verantwoordelijke voor taalondersteuning van de dienst studieadvies. Drie pijlers werden vastgelegd: screening, begeleiding en professionalisering. Van bij de aanvang heeft de Arteveldehogeschool gesteld dat het taalbeleid er is voor élke student, en niet enkel voor de allochtone en/of anderstalige student. Elke student moet zijn taal verder kunnen ontwikkelen. De opleidingen gaven aan dat ook ASO-studenten met Nederlands als moedertaal met bepaalde taalproblemen zaten. Verder stelde de Arteveldehogeschool dat screening en sensibilisering noodzakelijk in functie van taalondersteuning. Studenten bleken namelijk hun eigen taalvaardigheid niet altijd goed te kunnen inschatten, wat bleek uit kleine tests en dictees: ze schrokken soms van de slechte resultaten. Een andere beleidslijn was: de drempels voor taalondersteuning moeten zo laag mogelijk zijn. Taalondersteuning is een kans tot ontplooiing, niet om tekorten weg te werken. Daarom werken de taalondersteuners zoveel mogelijk met materiaal en vragen van de student zelf, en zoveel mogelijk in de eigen opleiding. Vijf jaar later blijken deze beleidslijnen nog steeds geldig. Deze inclusieve benadering staat geen doelgroepenbenadering in de weg. De Arteveldehogeschool bakent enkele doelgroepen af voor specifieke taalondersteuning. Zo stelde de hogeschool een NT2-coach aan, specifiek voor anderstalige studenten. Elke student heeft recht op 10 uur gratis begeleiding, in een individuele ontmoeting. Zo kan er gewerkt
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
worden op basis van de vragen van de student zelf. Al blijft het niet evident om deze doelgroep te bereiken. Studenten haken bijvoorbeeld af omwille van de taakspanning (combinatie lessen volgen - taken afmaken - studeren - stages - ...). Aangezien hun aantal toch stijgt, vraagt dit om een duurzame oplossing.
Drie actiedomeinen 1. Screening Sinds 2007-08 leggen alle instromende studenten van de Arteveldehogeschool de taalscreening af. Omdat er nog geen testinstrumenten op de markt waren om de academische taalbeheersing van studenten na te gaan, werd het digitale screeningsinstrument 'Test je taal' ontwikkeld. Dit instrument is gebaseerd op de eindtermen van het secundair onderwijs en het profiel 'taalvaardigheid in het hoger onderwijs'. Het telt 5 onderdelen:academische woordenschat, niet-opleidingsspecfiek / spelling / grammatica / lees vaardigheid / zakelijk schrijven. Het screeningsinstrument dient 2 doelen. Enerzijds moet het studenten zicht geven op hun beheersing van het academisch Nederlands. Anderzijds zorgt een vroege screening ervoor dat taalzwakke studenten zo vroeg mogelijk in hun leertraject begeleid kunnen worden. De vragen in Test je taal zijn opgesteld vanuit een functioneel perspectief, d.w.z. dat de vragen zoveel mogelijk uit relevante contexten uit het hoger onderwijs komen, zoals stageverslagen, hoorcolleges en wetenschappelijke artikels. Na de screening kan de student online per onderdeel de feedback bekijken. Hij krijgt ook een rapport met per onderdeel een code tot welke groep hij behoort, van A tot D (hoge tot lage score). Elke opleiding gaat daarmee aan de slag. Sommige opleidingen nemen de screening af tijdens de introductiedagen, andere prikken een moment later in het academiejaar. De taalcoach geeft toelichting waarom de begeleiding gebeurt. De bespreking vindt individueel of collectief plaats. De ene opleiding geeft alle studenten feedback, de andere nodigt de studenten met een score D uit. Het is de bedoeling dat de student het rapport met een lesgever of een taal-, leer- of trajectcoach bespreekt. Op basis van de resultaten stippelt de student, in dialoog met de begeleider, zijn taaltraject uit. De taaltest is ook gevalideerd: de resultaten werden gelegd naast de teksten die de studenten effectief schreven, en die lagen significant in dezelfde lijn. De opleidingen waren en zijn vrij om die screeningen te gebruiken. Eerst waren er drie à 4 opleidingen, nu maken ze er allemaal gebruik van. Dit komt onder meer door de
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
bekendmaking van de resultaten en de opvolging ervan via de forumwerking. Nu leggen meer dan 4.000 studenten deze screening af. Daardoor zijn er ook veel gegevens beschikbaar die relevant kunnen zijn voor de opleiding, bijvoorbeeld de link tussen resultaten en de vooropleiding (ASO, TSO, ...). In gesprekken met opleidingsdirecteurs kunnen deze linken helpen om het taalbeleid binnen de opleiding verder uit te bouwen. De resultaten van de screening werden in het academiejaar 2010-11 ook gelegd naast het studiesucces. De stelling 'Hoe taalvaardiger, hoe groter het studiesucces' kon nu met cijfers bevestigd worden, en dit geldt voor elke opleiding. In verschillende onderzoeken is de validiteit en de betrouwbaarheid van 'Test je taal' als screeningsinstrument aangetoond. Taal is dus wel degelijk een belangrijke hefboom om studiesucces te bevorderen en doorstroom te verhogen. De voorspellende waarde naar studiesucces geldt bovendien ook in niet-talige opleidingen. 2. Begeleiding Het aanbod taalondersteuning van de Arteveldehogeschool bestaat uit 3 luiken: ‘hogeschoolbrede taalworkshops’, ‘taalcoaching voor anderstalige studenten’ en ‘opleidingsspecifieke initiatieven’. De Arteveldehogeschool begon met het aanbieden van workshops, hogeschoolbreed, eenmaal per semester: spelling, samenvatten, zakelijk schrijven, uitspraak en articulatie. Dit vond aanvankelijk 's avonds plaats op één van de campussen. Een 180-tal studenten volgden die eerste workshops, uit verschillende opleidingen samen. De hogeschool schakelt hiervoor stagiairs van zowel de eigen lerarenopleiding als van de universiteit in. Bij een evaluatie bleek dat die tutoring erg gewaardeerd wordt door de workshop-deelnemers: “ik durfde vragen stellen”, “ik durfde fouten maken”, ... Dat de stagiairs bijna leeftijdsgenoten zijn, zorgt blijkbaar voor een veiliger leerklimaat. De tutoring krijgt tot op vandaag nog de hoogste waardering. De stagiairs gaan ook aan de slag met de teksten en de vragen die studenten zelf indienen, zij geven geen 'les' of lezen niet voor uit een syllabus. Vaak staan 2 stagiairs samen voor een groep ('team-teaching'). Zo leren ze ook veel van elkaar. Een intakegesprek vóór hun opdracht peilt naar wat ze graag zouden willen doen, waar ze goed in zijn (talentgericht). Uit die evaluaties kwamen ook enkele moeilijkheden: de vertegenwoordiging van de opleidingen en de aanwezigheden tijdens de sessies. Dat laatste had soms te maken met het extra-curriculaire karakter van de workshops, met stageperiodes elders in Vlaanderen, de verplaatsing, ... Daarom is de hogeschool overgestapt naar het organiseren ervan in de opleiding zelf, gestart bij de opleiding Logopedie. Derdejaarsstudenten van deze opleiding
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
gaven workshops in andere opleidingen, soms in het uurrooster zelf, met een verhoogde aanwezigheid tot gevolg. Dat spoor werd dan verder bewandeld. Een voorbeeld uit een niet-talige opleiding: in de opleiding Vroedkunde zaten veel studenten in de knoei met de bachelorproef, ze konden moeilijk de essentie uit de tekst halen, hun gedachten ordenen en een samenhangend en wetenschappelijk betoog houden. In Vroedkunde is geen taaldocent en de studenten vonden hun weg niet naar de workshops (o.m. door het probleem van stages). Dan is een concept op maat van de opleiding uitgewerkt, met twee onderdelen. -
-
In het 2de jaar Vroedkunde maken de studenten een voorbereidende taak voor hun bachelorproef. Er werd een bestaand hoorcollege vrijgemaakt voor taalondersteuning. Tijdens dit hoorcollege krijgen de studenten een bundel met fragmenten uit taken van de vorige jaren. De bundel bevat zowel goede als slechte voorbeelden. Een ervaren taallesgever leert studenten werken met een checklist voor zakelijke teksten. Ze krijgen websites en bronnen aangeboden voor extra taaladvies. In het derde jaar is er het aanbod van 2 sessies op het moment dat ze hun proef aan het schrijven zijn, doorgaans in de maand mei: 'ingrijpen tijdens het schrijfproces'. De stagiair-lesgevers krijgen delen uit de eerste teksten van de student waarop die tijdens de sessies persoonlijke feedback krijgt. Er wordt dan ook tijd genomen om die stukken te herschrijven. Deze workshops zitten in het lessenrooster en scoren ook hoog inzake waardering.
Succesfactoren zijn het werken met eigen schrijfproducten, het authentieke materiaal en de begeleiding tijdens het schrijfproces. Door de sessies voor alle studenten te organiseren, is taalondersteuning meteen verankerd in de opleiding. Deze inbedding in het curriculum wordt als een zeer efficiënte en duurzame vorm van taalbeleid beschouwd. De verantwoordelijke taalbeleid formuleerde ook enkele aanbevelingen op basis van de ervaringen en evaluaties. Eén daarvan betreft het introduceren van een taalleerlijn. Zo kan de checklist zakelijk schrijven al in het eerste jaar gebruikt worden. “In het ideale scenario wordt er in de drie bachelorjaren opgebouwd naar 'taalzelfstandigheid', d.w.z. sterke sturing in het begin die daarna afgebouwd wordt.” Een andere aanbeveling betreft het expliciteren van de talige verwachtingen bij schrijfopdrachten, om zo de instructie volledig en helder te krijgen. En verder geven de studenten in evaluaties aan dat ze ook nood hebben aan individuele taalfeedback.
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
3. Professionalisering van de lesgevers Niet-taallesgevers kunnen een vorming volgen over taalfeedback bij schrijftaken voor studenten. Ze krijgen ook tips over hoe ze – zonder de norm te verlagen – studenten kunnen stimuleren om de professionele taalvaardigheden te verwerven die cruciaal zijn voor een vlot parcours naar een diploma. Dit is een delicate oefening, want er is een spanningsveld tussen kwaliteitsnormen behouden vs. toegankelijkheid verhogen. De docenten krijgen een “leidraad toegankelijk studiemateriaal” aangeboden. Sommige opleidingen screenen met dit instrument de eigen syllabi. Hoe verspreidt men dit thema onder de docenten? Er zijn vormingen, het thema komt aan bod op de onderwijsdag, tijdens opleidingsvergaderingen, maakt onderdeel uit van de vormingsweek voor nieuwe docenten. De studiedienst kan als centrale dienst impulsen geven, maar een effectief beleid blijkt vaak afhankelijk van opleidingsdirecteur. Een voorbeeld: een docent in de opleiding Ergotherapie vroeg naar ondersteuning om op een kwalitatiever en verfijnder manier feedback op teksten van studenten te kunnen geven. Als antwoord hierop is de “checklist zakelijke teksten” voor niet-taaldocenten gegroeid, een lijst met 5 onderdelen (lay-out, inhoud, structuur, formulering, spelling, grammatica, ...) opgesplitst in meerdere aan te vinken aandachtspunten. Tegelijk krijgen deze docenten vorming en begeleiding om dit toe te passen, op basis van bestaande teksten van studenten. Op die manier krijgen de docenten het gevoel dat ze toch zinnige uitspraken over taalvaardigheid kunnen doen. Ze worden geen taaldocenten, wel taalbewuste docenten. De vorming is vraaggestuurd: “Hoe verbeter ik de teksten?”, “Wat zijn mogelijke doorverwijzingen voor de studenten?”, “Hoe brengen we e-mail-etiquette bij?”, “Hoe kunnen we met alle docenten samen onze aanpak stroomlijnen?”, ... In sommige opleidingen wordt ook al geëxperimenteerd met checklists om de eigen syllabus te screenen op structuur, leesbaarheid, ... Beginnende docenten krijgen hier ook vorming rond. Diverse kanalen worden ingezet om het draagvlak hierrond te verbreden. Het Forum is één kanaal om een draagvlak te creëren. Een ander is de 'Artevelderaad' waar alle opleidingsdirecteurs en de algemene directie samenkomen. En in elke opleiding is er de taalcoach die binnen de opleiding de impulsen geeft. Een taalcoach is een docent die voor een bepaald percentage hiervoor vrijgesteld is. Belangrijk is om de opleiding de vrijheid te geven om hierin te groeien, om eigen accenten te leggen en aanpak uit te werken. De Arteveldehogeschool heeft positieve ervaringen met deze aanpak. Studenten ervaren de begeleiding niet als bepamperend, maar zijn blij dat ze niet aan hun lot worden overgelaten. De werkgroep volgt daarom ook een tweesporenbeleid, waarbij zowel activiteiten ontwikkeld worden voor specifieke kansengroepen als initiatieven die bijdragen tot het realiseren van een inclusieve hogeschool.
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
De hogeschool heeft ervoor gekozen om zoveel mogelijk studenten in te schakelen om taalzwakke studenten te begeleiden. Die keuze voor tutoring is niet vanzelfsprekend maar werpt wel vruchten af.
“Dat is waar we met ons taalbeleid naar toe willen: we werken niet alleen voor de zogenaamde taalzwakke studenten, de groep die doorgaans doorgestuurd wordt. We geven feedback aan àlle studenten en de ondersteuning is onderdeel van het curriculum. In de toekomst zou ik dan ook graag die hogeschoolbrede workshops afschaffen en taalondersteuning integreren in elke opleiding apart.” (Joke Vrijders)
“De rol van taal en taalvaardigheid tijdens de opleiding van studenten mag niet onderschat worden. (...) Een voorbeeld. Leren reflecteren is een competentie die steeds meer deel uitmaakt van het pakket van competenties dat studenten in het hoger onderwijs verwerven. Vaak moeten studenten hun reflecties neerschrijven in een verslag. Maar ze worden niet enkel beoordeeld op de inhoud van het verslag en de kwaliteit van de reflectie. Een goed reflectieverslag impliceert een logische opbouw, een duidelijke structuur, een gepaste formulering en een verzorgd taalgebruik. Samenvattend, studenten moeten voor een groot deel hun competenties bewijzen via taal.” (uit “Taalondersteuning. Kenniskring kansrijk studeren”, Arteveldehogeschool, Joke Vrijders, Dienst Studieadvies, januari 2007, p. 2 en 3)
Deze tekst is gebaseerd op informatie van de Arteveldehogeschool en op basis van gesprekken gevoerd met Joke Vrijders, verantwoordelijke taalbeleid.
Info en literatuur Joke Vrijders, verantwoordelijke
[email protected]
diversiteit
en
gelijke
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
kansen,
09/234.72.77,
Meer info over taalondersteuning in de Arteveldehogeschool: http://www.arteveldehs.be/emc.asp?pageId=5991 Vrijders, J. (2011) "Taalbeleid werkt maar niet vanzelf." In: Van Hoyweghen, D. (red.) Naar taalkrachtige lerarenopleidingen. Bouwstenen voor taalbeleid. Mechelen: Plantyn, p. 101114. Vrijders, J. (2009). "Screening, remediëring, professionalisering. Een blik op het taalbeleid van de Arteveldehogeschool gent." In: Programmaboek HSN 23. Gent: Academia Press. Vrijders, J. (2009)? Taal is cruciaal. In: Arteveldemagazine (jun.), p. 4-5. Rond de brede visie inzake taal heeft de Arteveldehogeschool vijf filmpjes uitgewerkt die voorbeelden van 'taalontwikkelend lesgeven' weergeven. http://www.arteveldehs.be/emc.asp?pageId=9006
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012