VOLTOOID DEELWOORD
Varia werkwoordspelling vlinder
• taak 11
1.1
• taak 12
1.2
VOLTOOID DEELWOORD 1.gehoorzamen 2.toevoegen 3.serveren 4.overgieten 5.kweken 6.verdienen 7.typen 8.schreeuwen 9.toejuichen 10.inzamelen 11.verdoven 12.vrezen 13.betalen 14.verliezen 15.voorbereiden 16.bieden 17.verbazen 18.beleven 19.opschuiven 20.flitsen 21.verhuizen 22.besteden 23.bedreigen 24.houden 25.vertonen 26.sturen 27.begroeten 28.krijgen 29.gebeuren 30.arriveren
1.3
Hij heeft zijn vader niet ..... Deze pagina is voor mij ..... Er werd mij een heerlijk ontbijt ..... Wij hebben het nieuwe gras ......met water. Wat worden er voor kruiden ...... in je tuintje? Ik had aardig wat.......met die klus! De brief was ..... in het jaar 1950. Waarom heb je zo naar mij .....? De koning werd door het volk ..... Ik heb gisteren geld .......voor het reumafonds. De hond werd ..... voor de operatie. Er werd na het ongeluk voor zijn leven ...... De rekening is door mijn ouders ...... Wij hebben de wedstrijd al weer ...... Jullie hebben je examen niet goed .....! Zij hebben duizend euro op het schilderij ...... Ik had me over zijn opmerking ...... In mijn vakantie heb ik niks bijzonders.... Op jou verzoek zijn de afspraken weer ...... De camera heeft de overtreding ...... Twee kinderen uit de klas zijn dit jaar ...... Onze vrije tijd werd dit jaar aan de tuin ...... We zijn ..... door de buren. Zij heeft vroeger in haar tuin eenden ...... De film van het kamp is vorige week op school ...... Ik heb je net al vorig jaar een kaartje ..... We werden ..... door de oma van Jan. Wanneer heb jij voor het laatst bloemen .....? Is er in jouw leven wel eens iets spannend ........? Was het vliegtuig al ...... op Schiphol?
VOLTOOID DEELWOORD 1.opzetten 2.verstoppen 3.botsen
1.4
Ik heb met mijn partner een nieuw bedrijf ....... Waar heb jij je geld .....? Er is op het kruispunt een auto tegen een brommer....... 4.uitnodigen Waarom heb je Francis niet op je bruiloft......? 5.luisteren Je hebt waarschijnlijk niet goed naar de leraar.......! 6.bijten Van angst heeft zij op haar lip ....... 7.vouwen De kleine kleuter heeft een mooi vogeltje ...... 8.bewijzen Hij heeft zijn doorzettingsvermogen ........ 9.herdenken De Tweede Wereldoorlog wordt .......op de Dam. 10.organiseren Mijn oom heeft een congres voor kanker ...... 11.ontbijten Ik heb met mijn vriend in een café ...... 12.verheugen De directeur heeft zich op zijn pensioen...... 13.hoesten De vuilnisman heeft de hele nacht ...... 14.werken Zij heeft heel haar leven in het buitenland ..... 15.landen De helikopter is op de open plek ....... 16.bestemmen Wij hebben deze kamer als badkamer ....... 17.overbrengen Door het lawaai hebben we de boodschap nog niet ........! 18.natellen We hebben het geld op onze bankrekening nog niet .......... 19.erven De kinderen hebben het vermogen van hun oudoom ....... 20.slopen De oude huizen zullen in oktober worden ..... 21.opknappen De gevels van ons huis worden binnenkort ...... 22.zakken Mijn zussen zijn allebei voor hun rijexamen ...... 23.krijgen Van Sinterklaas hebben we veel leuke dingen ..... 24.brabbelen Onze neefjes hebben van vijf tot zes ....... 25.opsnuiven De vieze luchtjes zijn door ons ....... 26.gillen De vrouwen hebben om hulp ......bij de brand. 27.durven Dat we dat bungee jumpen hebben ....... 28.overleven Wij hebben het ernstige ongeluk gelukkig ...... 29.kneden Op het feestje hebben de kinderen het koekjesdeeg ..... 30.vergroten De leukste foto’s van ons uitje zijn ..........
VOLTOOID DEELWOORD 1.tillen 2.vertellen 3.ophoesten 4.surfen 5.vallen 6.spelen 7.slijpen 8.wassen 9.roesten 10.klauteren 11.huppelen 12.tennissen 13.besparen 14.bewonen 15.betalen 16.geeuwen 17.rafelen 18.knielen
1.5
In Zeeland had ik te veel zakken aarde ..... Had ik jou de waarheid maar eerder ........! De hond had zijn eten weer ..... De surfer had op de golven in Miami ...... Het meisje was gisteren in de sneeuw ...... Mijn zoon had in de speeltuin ..... De scharensliep had mijn schaar ....... Zij had haar haar ...... Het ijzer van de kiel van de boot was......... De aap was naar boven in de boom ....... De paashaas had om de bomen heen .... Op Wimbledon had hij voor de beker....... Hij had vier procent op zijn hypotheek ........ Mijn tante had voor drie maanden de woonboot ....... De buurman had zijn energierekening weer niet ...... De kinderen hebben de hele middag in de klas ........ Alle draadjes onder aan de rok waren .......... In de kerk hebben de gelovigen bij het Mariabeeld ........ 19. plakken De kleuters hebben hun knutselwerkje mooi ........ 20.ondertekenen De ouders hebben het adoptiecontract ...... 21.toeteren De twee auto’s hebben een uur lang .......! 22.pruttelen De pannen met soep hebben lang genoeg ...... 23.overnachten In Zwitserland hebben de trekkers in een hooiberg ........ 24.betasten De douanebeambten hebben de toerist ...... 25.fronsen De agenten hebben hun wenkbrauwen bij de arrestatie ....... 26.zouten Op zee hebben de schippers de vis ......... 27.bekeuren De boswachters hadden deze week tien wildplassers ...... 28.baden De jonge eendjes hebben in de vijver ....... 29.vangen Gisteren hebben de vissers drie kilo paling ....... 30.verslinden De krokodillen hebben de toeristen met huid en haar ........
VOLTOOID DEELWOORD 1.sneeuwen 2.beschouwen 3.skeeleren 4.stressen 5.remmen 6.beroven 7.kruiden 8.verven 9.carpoolen 10.regenen 11.vallen 12.verbouwen 13.verbranden 14.signaleren
VOLTOOID DEELWOORD
1.6
Het heeft gisteren ...... Ik heb je altijd als een echte vriend ..... Waarom hebben jullie deze week niet ........? Wat was jij ......bij deze bijeenkomst ! De wielrenners hadden te laat ...... De dief had dezelfde bank weer ...... De slager had de gehaktballen te pittig ..... De stukadoor heeft de deur vervolgens ..... Vorig jaar hebben we het hele jaar samen ...... Het heeft veel .......dit voorjaar! Onze klasgenoot is van de trap ....... De badkamer wordt volgend jaar ....... De secretaresse had de documenten ...... De luizenmoeders hadden bij de achtstegroepers luizen ...... 15.bakken Oma heeft met haar kleinkinderen koekjes ...... 16.rammelen De baby heeft met zijn rammelaar ....... 17.vertrouwen Ik heb mijn rijke oom nooit ...... 18.giechelen Om die grap hebben we lang ...... 19.hagelen Tijdens de wintersport had het veel ........ 20.uitschelden Een groepje punkers hadden de jongen ....... 21.uitglijden Peter was met zijn snowboard ..... 22.fantaseren Waarover heb jij nu weer ......? 23.afzakken Zijn broek was tot over zijn kuiten ....... 24.beschermen De boswachter heeft de herten dit jaar extra ...... 25.werpen Het schaap heeft drie lammetjes ..... 26.verontreinigen De olie van het schip heeft het water behoorlijk ....... 27.leegeten Sophie heeft haar bordje niet ...... 28.verblinden De auto heeft mij ....... met zijn lichten. 29.darten Mijn man heeft dit weekend ...... 30.verorberen De boze wolf heeft de drie biggetjes .....
1.poten 2.werken 3.opzetten 4.schoppen 5.verstoppen 6.stoppen 7.botsen 8.kuchen 9.lukken 10.plukken 11.bemoeien 12.zorgen 13.ophelderen 14.branden 15.versieren 16.zeggen 17.dalen 18.antwoorden 19.uitnodigen 20.luisteren 21.aannemen 22.verlopen 23.omvallen 24.winnen 25.lachen 26.doodbijten 27.prijzen 28.scheppen 29.vouwen 30.heten
1.7
Vader heeft de aardappels ....... Mijn moeder heeft vandaag hard ...... Abdoel had zijn tent ..... Klaas had tegen de mooie vaas ..... De boer heeft de hooivork goed ...... Vader is met roken ...... De auto was tegen de muur ..... Veel mensen hebben de hele morgen ..... Het is me niet ..... De boer heeft deze week de appels ..... Deze jongen heeft zich met deze ruzie niet ...... Tijdens de vakantie hebben de buren voor onze planten ....... De diefstal was vlug ..... Piet heeft zich aan de kachel...... Vader heeft voor m’n verjaardag de kamer ...... Dat heeft moeder nu al zo vaak ..... Het aantal rokers is de laatste tijd sterk ..... Waarom heb jij niet op die vraag .....? Ben jij zondag ook op zijn verjaardag .......? Heb jij wel goed naar die opdracht ......? Moeder heeft het pakje van de postbode ....... Het rijbewijs van mijn broer is ...... Door de storm is die boom...... Hij heeft de eerste prijs ..... Wat hebben we om die clown ...... De hond van de buren heeft bijna alle kippen ....... De leraar heeft voor dit resultaat zijn klas ....... God heeft de wereld ....... Bij origami hebben de kinderen vogels ..... Deze winkel heeft vroeger anders ......
VOLTOOID DEELWOORD 1.trappen 2.bewijzen 3.bijleggen 4.oprapen 5.slapen 6.blaffen 7.gebruiken 8.sturen 9.vastbinden 10.noemen 11.verdienen 12.snijden 13.herdenken 14.rennen 15.sparen 16.zwemmen 17.trachten 18.repareren 19.vinden 20.bereiden 21.lopen 22.bemoeien 23.genieten 24.ontvangen 25.verloten 26.landen 27.repeteren 28.verlopen 29.verbreden 30.aanleggen
1.8
De voetballer heeft de bal in het doel ...... Hij heeft ......, dat hij de ruzie heeft ...... Hebben jullie de afgewaaide peren al ...... Ik heb vannacht lekker ...... Deze hond heeft voortdurend ...... Wij hebben gisteren Jans fiets ..... De trainer heeft de speler van het veld ....... De matroos heeft de zeilen goed ..... Zij hebben hem bij de juiste naam ...... Zo’n straf heeft deze jongen niet ...... De kok heeft de groente ..... Op 4 mei hebben velen de oorlog ..... Deze jongens hebben vijf kilometer ...... Veel kinderen hebben postzegels ..... Deze zomer hebben veel mensen in de zee ...... De politie heeft ..... de dader op te sporen. Heb jij je brommer zelf .....? Hassan heeft gisteren een euro ..... Tante Jenny heeft een heerlijke pan soep ..... In de vakantie hebben we veel ....... De juf heeft zich veel met deze jongen ...... Onze ouders hebben van hun vakantie ..... Wij hebben helaas nog geen bericht ...... Onze vereniging heeft de prijzen ..... en de winnaar bekend gemaakt. De parachutisten zijn op de goede plek ...... Het toneelstuk is al zo vaak ......, dat de uitvoering vlekkeloos is ....... De rijksweg werd ..... en op- en afritten werden ..........
VOLTOOID DEELWOORD 1.storten 2.aanrekenen 3.herstellen 4.roepen 5.opendoen 6.beantwoorden 7.besparen 8.stranden 9.schillen 10.vriezen 11.overzwemmen 12.organiseren 13.bewonen 14.betalen 15.vinden 16.beoordelen 17.verblinden 18.uitschelden 19.verbinden 20.benadelen 21.overtreden 22.ondertekenen 23.aanrichten 24.landen 25.zemen 26.schrobben 27.bestrijden 28.slibben 29.behandelen 30.beplanten
1.9
Het vliegtuig is omlaag ..... De fout wordt je niet ....... Dit huis moet nodig ......worden. Ik heb hem al dikwijls ...... Vader heeft de deur........ Hij heeft niet aan de verwachtingen ...... Het advies heeft de koper veel kosten ...... Door de storm is het schip ..... Wie heeft de aardappelen .....? Het heeft ..... dat het kraakte. De zwemmer heeft Het Kanaal ...... De kinderen hebben dit feestje ....... Dit huis is al lang niet ...... Vader heeft de belastingaanslag ...... Wij hebben op de camping een mooi plekje ..... De onderwijzer had de leerling verkeerd ...... De lampen van de tegenligger hebben ons ..... Waarom heeft die jongen zijn vriendje .....? De verpleger heeft de zieke ...... Waarom heb je je vriend .....? De bekeurde man heeft de verkeersregels ...... De directeur heeft de brief ..... Heeft de storm veel schade .......? Het vliegtuig is op tijd ...... Daarna heeft mijn zusje de ramen ....... Mijn broer heeft gisteren de stoep ...... Helaas heeft men het onkruid met gif ..... Deze vaargeul is dicht ...... Heeft men jou erg onheus .....? Men heeft de duinen met helm ........
VOLTOOID DEELWOORD
1.10 VOLTOOID DEELWOORD
1.zonnen 2.verbranden 3.gebeuren 4.vervellen 5.oppassen 6.opzetten 7.bedekken 8.verbazen 9.verrassen 10.opletten
Annemieke heeft in de tuin...... Haar neus is behoorlijk ...... Dat is dit jaar al vaker ..... Toen was haar hele gezicht ..... Vanaf dat moment heeft zij goed ..... Telkens heeft zij haar gele zonnehoed ..... Die heeft keurig haar gezicht ..... Daarom is ze nu zo ....... Hoe kan de zon haar .....hebben? Zou ze dan toch niet goed hebben .....?
11.planten 12.groeien 13.regenen 14.meewerken 15.wieden 16.uitzaaien 17.oogsten 18.plukken 19.koken 20.smullen
In het voorjaar heeft opa boerenkool ..... Die is enorm ..... Vooral doordat het zo heeft ..... De hoge temperatuur heeft goed........ Af en toe heeft opa het onkruid ..... Want dat had zich behoorlijk ..... Sinds kort kan de boerenkool .......worden. Gisteren hebben wij de eerste portie ..... Oma heeft stamppot ......, met worst. Met z’n drietjes hebben we ervan .....
21.stemmen 22.melden 23.voorspellen 24.verwachten 25.mopperen 26.vergissen 27.schatten 28.luisteren 29.uitzetten 30.herhalen
De Nederlanders hebben vandaag ..... Het journaal heeft de uitslag ..... De opiniepeilingen hadden het goed ...... Velen hadden een andere uitslag ..... Want er was de laatste tijd veel ..... Ook hadden de peilingen zich eerder .... Vorige keer hadden ze 5% verkeerd ..... Ik heb naar de commentaren geluisterd. Heel even maar, toen heb ik de tv ...... Alles werd steeds ......:stomvervelend!
1.11
1.uitbloeien 2.uitkomen 3.poten 4.kiezen 5.snijden 6.geven 7.verrassen 8.plukken 9.springen 10.worden
In het park zijn de tulpen al ...... De tulpen in onze tuin zijn net ..... Zijn moeder heeft de bollen ...... Ze heeft een prachtige kleur geel ...... Vanmorgen heb ik een bos ..... Die heb ik aan haar ..... Ze was ontzettend .....; ze straalde! Totdat ik vertelde waar ik ze had ..... Toen zijn de tranen in haar ogen ....... Maar in huis is het wel fleurig ......
11.roken 12.beseffen 13.stoppen 14.betwijfelen 15.dalen 16.verbieden 17.toestaan 18.vinden 19.zeggen 20.bedreigen
Vroeger werd er onbekommerd ..... Vele hebben .....dat roken schadelijk is. Ze zijn .... met deze slechte gewoonte. Toch wordt dit nog door sommigen ...... Maar het aantal rokers is duidelijk ..... In sommige gebouwen is roken ...... Ook in scholen wordt het niet ........ Ik heb roken vroeger lekker ....... Mijn vader had me wel steeds.......: ‘Je gezondheid wordt erdoor ........’
21.houden 22.leggen 23.verstoppen 24.verzamelen 25.breken 26.ontdekken 27.schoppen 28.barsten 29.slachten 30.aflopen
We hebben tot vorig jaar kippen ..... Ze hebben altijd tien eieren per dag ..... Die werden in het hooi ...... Wij hebben die elke avond ...... Soms was er één ........ Ook hebben we er wel in de tuin...... Soms hadden we er al tegen ...... De schaal was dan natuurlijk ..... Nu zijn alle kippen ........ Daarom is het eierenrapen ........
VOLTOOID DEELWOORD 1.zijn 2.horen 3.bezoeken 4.komen 5.vinden 6.overgaan 7.vragen 8.schudden 9.geven 10.zeggen 11.gaan 12.verschijnen 13.glimlachen 14.sporten 15.grommen 16.stellen 17.afvallen 18.antwoorden 19.springen 20.doen 21.afvragen 22.worden 23.kwijtraken 24.houden 25.zijn 26.gebeuren 27.troosten 28.plaatsen 29.zien
1.12
Er zijn in de loop van de jaren al heel wat patiënten bij dokter Wouter ........ De klachten die Wouter heeft ......., gingen van hoofdpijn tot heel erge ziektes. Mevrouw Pannenkoek heeft de dokter al vaak ..... En steeds is ze hij hem .... voor dezelfde klacht. Mevrouw Pannenkoek heeft zichzelf altijd te dik ....., en dat is nooit ..... De laatste keer had ze aan dokter Wouter ..... of hij écht geen middeltje had om dunner te worden. Hij had het hoofd ....., maar had haar wel de tip .....te gaan sporten. ‘Paardrijden of zo’, had hij ...... En dus was mevrouw Pannenkoek twee weken niet naar de dokter ....... Toen ze op een dag weer .....was, had Wouter .....: ‘En? Fijn ....., mevrouw?’ Mevrouw Pannenkoek had iets onduidelijks ......., en Wouter had dan maar dé vraag ........: ‘En ...........?’ ‘Ja’, had mevrouw Pannenkoek ......., ‘van het paard!’ Welke sprinkhaan heeft hoger ....dan de Eiffeltoren? Elke sprinkhaan heeft dat al ...., want de Eiffeltoren springt niet. Heb je je al eens ...... wat het verschil is tussen een koe en een brieven bus? Weet je het niet? Gelukkig ben je (nog?) geen postbode ...... ‘Ik ben mijn hondje .....’,huilt Benny. ‘Ik heb altijd van dat beestje ...., het is altijd mijn beste vriend ....., en nu, een paar dagen geleden is het ......’ Nadat Tilly haar vriendje al een tijdje heeft ...., vraagt ze:’Heb je al een advertentie in de krant .....?’ Benny kijkt Tilly vernietigend aan en zegt:’Nou, dat helpt helemaal niets! Heb jij al eens een hond .....die zo’n advertentie kan lezen?’
VOLTOOID DEELWOORD 1.vermoorden 2.veroordelen 3.plaatsnemen 4.vragen 5.antwoorden 6.vasthouden 7.organiseren 8.beweren 9.zien 10.worden 11.schijnen 12.lokken 13.uitdraaien 14.winnen 15.betwisten 16.hebben 17.brengen 18.rijden 19.horen 20.zeggen 21.halen 22.hebben 23.vinden 24.verstoppen 25.vernemen 26.horen 27.vallen 28.dromen 29.doen
1.13
Een man heeft zijn buurman ...... en is ..... Voordat hij op de elektrische stoel had ......, had de gevangenisdirecteur hem naar zijn laatste wens ..... ‘Ja, meneer de directeur’, had de boef ..... ‘Toen ik vroeger zenuwachtig was, heeft mijn moeder altijd mijn handje .....Wilt u dat zo dadelijk ook doen?’ Een speld en een naald hadden een wedstrijdje ......want allebei hadden ze .....het hardst te kunnen zwemmen. De dag van de wedstrijd had het er lang bewolkt uit ....., maar uiteindelijk was het mooi weer ..... De zon heeft .... en de wedstrijd heeft veel publiek ...... Jammer genoeg is het op een ruzie ..... De speld had ..... maar de naald had de uitslag ..... ‘Voor jou was het niet moeilijk om te winnen, want ik heb water in mijn oog .....!’ Guido heeft zijn auto naar de garage ..... ‘Als ik nog maar vijf meter heb ....., heb ik het al.....’, heeft hij tegen de garagehouder ...... ‘Die vervelende tik is om gek van te worden!’ Wanneer hij zijn wagen wil ophalen, heeft de garagehouder de hele wagen compleet uit elkaar ..... ‘Sorry’, zegt de man met een knalrood hoofd. ‘We hebben een beetje pech ...... We hebben wel de oorzaak .....! ‘Ja’, zegt de garagehouder, uw zoontje heeft een knikker in de asbak.....!’ Je hebt vast al eens ..... wat het toppunt van luiheid is. Maar misschien heb je deze nog niet ..... Het toppunt van luiheid is tijdens je werk in slaap ...zijn en ....hebben dat je niet hebt .....
VOLTOOID DEELWOORD 1.melden 2.begroeten 3.overhandigen 4.zeggen 5.verwachten 6.schoonvegen 7.afstuderen 8.zeggen
9.rijden 10.inhalen 11.verbeelden 12.worden 13.parkeren 14.houden 15.stappen 16.stoppen 17.trakteren 18.stoppen 19.smakken 20.roepen 21.lusten 22.schudden 23.melden 24.geven 25.uitspugen 26.overvallen 27.verlopen 28.plannen 29.zeggen 30.verzoeken
1.14
Gert, een vriendelijke jongeman, heeft zich voor zijn eerste werkdag bij de supermarkt ..... Algauw heeft de manager hem vriendelijk ..... en hem een bezem ..... Gert, die nog niets heeft ....., krijgt te horen dat van hem .....wordt dat hij voor tien uur het hele gebouw heeft ..... Gert kijkt de manager verbaasd aan en stamelt: ‘Meneer ik ben ......als advocaat!’ ‘Oei, excuseer me, dat heeft niemand me .....’, lacht de manager. ‘Geef mij die bezem maar...dan doe ik het even voor!’ Een motorrijder heeft al een hele tijd bijzonder hard over de snelweg ..... Op een bepaald moment wordt hij ..... door een oude man op een fiets. Dat is onmogelijk, denkt de motorrijder. Ik heb me al veel ..... maar dit.. Hij geeft nog wat extra gas. Even later rijdt de oude man hem weer voorbij. Ik ben gek ....., denkt de motorrijder. Wanneer hij even later zijn motor op een parkeerplaats heeft ......, heeft de oude man op de fiets eveneens halt ..... De grijsaard, die van zijn fiets ...is, zegt:‘Fijn dat u ..... bent. Mijn bretels zitten namelijk aan uw motor vast!’ Helga heeft vanmiddag haar broertje op een bonbon ..... Het broertje had hem meteen in zijn mond ..., Hij had overvloedig .....en tenslotte ........: ‘Hmm, zusje! Dat is nog eens een heerlijke bonbon! Daar had ik er wel meer van ......!’ Helga had het hoofd .... en ....:’Daar snap ik echt niets van, broertje, want toen ik hem vanmiddag aan de hond heb ......, heeft die hem meteen weer ......’ In de stad werd de CashBank ..... Daarbij is voor de bandieten een en ander toch anders .....dan ze .....hadden Zo had de bankbediende tegen een van de overvallers .....: ‘De directie heeft me ......u te vragen te glimlachen, want u wordt gefilmd!’
VOLTOOID DEELWOORD
2.1
VOLTOOID DEELWOORD
2.2
VOLTOOID DEELWOORD
2.3
1.vieren 2.zijn 3.kopen 4.drinken 5.maken 6.doen 7.regenen 8.opzetten 9.worden 10.onweren
Vorige week heb ik m’n verjaardag ..... Het is een leuk feest ..... M’n moeder had allerlei lekkernijen ..... We hebben veel cola ..... Ik had zelf hapjes ..... In de tuin hebben we spelletjes ..... Helaas heeft het wel ...... Met z’n allen hebben we de tent ..... Toen is het pas echt gezellig ..... Vooral omdat het ook nog ging .....
11.vertellen
18.luisteren 19.lopen 20.vergeten
Heb ik de mop van ’t oude vrouwtje .....? Of heb je hem niet ...........? Ik had hem van Rob ..... Die heeft hem aan Hermien ....... Ik had de mop maar half ..... Daarom had ik er eerst niks van ....... Later heb ik hem nog eens aan Rob ...... Heb je goed .........? Het oude vrouwtje is naar buiten ...... Nou ben ik het begin weer ......
21.leggen 22.wegtrekken 23.ophalen 24.brengen 25.plaatsen 26.worden 27.stofzuigen 28.knoeien 29.opdweilen 30.breken
Bij ons zijn plavuizen in de kamer ..... De vloerbedekking hebben we ....... Die is door de vuilnisauto ....... Een vrachtauto heeft de tegels ..... Twee mannen hebben de plavuizen ..... Het is prachtig ..... Nu wordt er niet zo veel meer ........... En er wordt ook niet meer ...... Een plas melk heb je zo ..... Alleen: als er iets valt, is het gauw .....
12.onthouden 13.horen 14.vertellen 15.opvangen 16.snappen 17.vragen
VOLTOOID DEELWOORD
2.4
VOLTOOID DEELWOORD
2.5
VOLTOOID DEELWOORD 1.groeten 2.lusten 3.schudden 4.baden 5.kleden 6.beantwoorden 7.verbieden 8.vermenigvuldigen 9.landen 10.wachten 11.poetsen 12.dansen 13.pochen 14.leven 15.afbranden 16.omspitten 17.muilbanden 18.witten 19.kneden 20.verspreiden 21.vermoeden 22.kruiden 23.verblijden 24.morsen 25.zeven 26.zakken 27.breien 28.uitrusten 29.haten 30.stranden
2.6
Waarom heb je ons gisteren niet .....? Barend heeft nooit zure haring ..... Heb je het drankje goed .....? In de vakantie hebben we elke dag ..... De inboorlingen waren eigenaardig ...... Waarom heb je onze brief niet .....? Vader heeft ons het roken ..... Heb je alle getallen.....? Is het vliegtuig uit Londen al .....? Jarenlang heeft de moeder op haar zoon ..... Jongen, wat heb je je schoenen netjes ..... Petertje heeft van blijdschap ...... Die opschepper had zijn hele leven al ....... Wanneer heeft Ramses II ......? De schuur is tot de grond toe ...... Heb jij je tuin al .....? De kwaadaardige hond is ..... `de schilder heeft de kelder al ...... Eerst wordt het deeg ..... Wie heeft die kranten hier .....? Dat had ik echt niet ...... Wat heeft de slager de rollade lekker ........ Wij hebben ons over zijn terugkeer ..... Meisje wat heb je weer met je pap ..... Moeder heeft de groente voor het kleine zusje ...... Edward is door het ijs ...... Heeft Marjolein dat vest zelf ....? Ben je nu al wat .....? Kain heeft zijn broer ..... De Lutine is bij Egmond .....
VOLTOOID DEELWOORD 1.vermelden 2.verkleden 3.gaan 4. wieden 5.fietsen 6.vergoeden 7.klutsen 8.lessen 9.uitbreiden 10.oppoken 11.aanharken 12.aanbranden 13.vissen 14.zoeken 15.ronddolen 16.uitjouwen 17.vriezen 18.omhakken 19.verbreden 20.merken 21.roken 22.verprutsen 23.draven 24.vergissen 25.redden 26.kaatsen 27.wandelen 28.kegelen 29.verzanden 30.doen
2.7
Heeft de krant niet .... wie de dader was? Heb jij je al ..... voor het feest? Hoe laat zijn jullie naar huis .....? Wie heeft jullie tuin .....? Wij hebben in één dag honderd kilometer ..... Heeft die jongen de aangerichte schade ......? Moeder heeft een ei ..... voor de zieke. Bij de bron hebben wij onze dorst ..... Wat hebben die steden zich toch .....! Heb je de kachel al .....? Jan heeft de tuin netjes ..... Is het eten nu al weer .....? Wij hebben op baars ..... Hoe lang hebben jullie naar ons broertje .....? Urenlang heeft de vreemdeling in de stad ..... Hebben jullie die ongelukkige man .....? Het heeft vannacht tien graden ..... Hebben jullie die dikke boom .....? De verkeersweg werd aanzienlijk ..... Heb je daar dan helemaal niets van ......? In Urk wordt veel paling ..... Wat heeft die jongen zijn tijd weer...... Het paard heeft aan één stuk door ..... Jan heeft zich geen één keer ..... De mijnwerkers werden door de reddingsploeg ..... In Brabant wordt nog veel ..... Wij hebben wel twee uur in de bossen ..... Heb jij wel eens .....? Is de haven nu al weer .....? Wie heeft dat nu weer .....?
VOLTOOID DEELWOORD 1.werken 2.vastspelden 3.leegeten 4.branden 5.vasthouden
VOLTOOID DEELWOORD
2.8
Hebben jullie de hele morgen .....? De kleermaker heeft de jas ..... Het paard heeft de ruif al ..... Ik heb me lelijk ...... aan de kachel. Nol heeft zich aan de manen van het paard ..... 6.klikken Dat ventje heeft al zo vaak ...... 7.prijzen Mijn vader heeft Teun ..... om zijn dapperheid. 8.uitbroeden Het meesje heeft twaalf eitjes ..... 9.lusten Een gebakje heb ik nooit ..... 10.uithouden Hoe heb je het daar zo lang .....? 11.ploegen Heeft Jansen zijn land al ......? 12.kaften Heb jij je boeken al .....? 13.rijden Oom Daan heeft wel eens op een kameel ...... 14.betalen Heb jij je schuld nog niet .......? 15.eten Wat hebben we weer lekker ...... 16.oppoetsen Wat heb jij je fiets weer netjes ..... 17.achtervolgen De jagers hebben het hert ...... 18.merken Wij hebben nooit ..... dat hij niet eerlijk was. 19.uitschelden Waarom heb je mijnheer Jansen ......? 20.versturen Heb je de brief voor tante Klaartje al ......? 21.hinniken Het paard heeft de hele weg ...... 22.uitvinden Jij hebt het buskruit ook niet ...... 23.prikken Een wesp heeft mijn broer in zijn vinger ...... 24.wandelen Opa heeft met zijn kleinzoontje ...... 25.onthouden Heb je dat niet ......? 26.aankleden In een wip hadden wij ons ...... 27.schreeuwen Tom heeft ..... als een mager varken. 28.praten Heb je nu nog niet genoeg ......? 29.opbinden We hebben de zonnebloemen al ...... 30.wennen Zij is nog niet erg ..... in haar nieuwe woonplaats.
1.toesturen 2.spelen 3.degraderen 4.amuseren 5.gaan 6.openen 7.feliciteren 8.eisen 9.vragen 10.schokken 11.horen 12.stranden 13.breken 14.snoeien 15.planten 16.reserveren 17.zeilen 18.merken 19.slapen 20.slippen 21.botsen 22.plunderen 23.bijten 24.zaaien 25.egaliseren 26.waarschuwen 27.kaften 28.veilen 29.transporteren 30.krijgen
2.9
Dit werd mij per brief ..... Ondanks het feit dat iedereen goed heeft ......, is onze club toch ...... De komiek heeft het gezelschap ontzettend .....; iedereen is met een voldaan gevoel naar huis ...... De winkelier had een nieuwe zaak ..... in een ander deel van de stad. We hebben de jubilaris ..... met zijn jubileum. Wordt dit van jou ..... of wordt dit van jou .....? Men was ..... toen men dit had ..... Het schip was op de kust ..... en door de zware golven doormidden ..... De tuinman heeft de rozen ...... en heeft daarna nieuwe planten ..... Voor de eregasten was een plaats ..... naast de gastheer. We hebben eerst heerlijk ..... Ik heb niets ......omdat ik heb ..... Door de gladheid is de auto ..... en tegen een lantaarnpaal ...... De vos had het kippenhok ..... en bijna alle kippen dood ....... Voordat in de tuin werd ....., is de grond eerst ............ Ik had hem nog zo ..... dit niet te doen. Hij heeft zijn nieuwe woordenboek direct ....... De antieke kast werd ..... en daarna ...... naar de nieuwe eigenaar. Alle kinderen hebben een klein presentje ......
VOLTOOID DEELWOORD 1.rijden 2.passeren
2.10
Drie mensen zitten in een auto; ze zijn net over een brug ..... Vlak nadat ze die brug .....zijn, komt de politie achter hen aan. 3.tegenhouden Even later hebben de agenten hen ..... 4.rijden ‘Gefeliciteerd, jullie zijn de duizendste auto die over deze 5.winnen brug is ......, jullie hebben tienduizend euro .....! 6.vinden ‘Iets winnen heb ik altijd leuk ....’,zegt de chauffeur, ‘maar dit is echt heel mooi. 7.behalen Nu zal het niet lang meer duren voor ik mijn rijbewijs heb ......’ De agenten kijken de man verschrikt aan. 8.drinken Dan zegt de man naast de chauffeur tegen de agent:’Let maar niet op hem, meneer de agent. Hij heeft .......’ 9.worden De agent is nu erg boos ..... en roept: ‘Uitstappen, nu!’ 10.voorspellen Daarop zegt de man achterin: ‘Ik heb problemen .... toen we deze auto stalen!’ 11.lopen Een moeder heeft de hele dag met haar dochtertje in de dierentuin ...... 12.zien Ze hebben de vissen al .....en ze hebben ook de giraffen al 13.bewonderen ..... 14.aanbelanden Nu zijn ze bij de apen .....’Hé, roept het dochtertje, ‘die aap lijkt op oom Guido!’ 15.merken Moeder, die ziet dat een aantal bezoekers dit heeft ....., roept: ‘Dat mag je niet zeggen!’ 16.horen Het dochtertje kijkt haar moeder glimlachend aan en zegt: ‘Nou die aap heeft het vast niet .....!’ 17.zijn Frauke is gisteren weer bij haar opa op visite ...... 18.doen Ze heeft dat al zo vaak ..... 19.slagen En elke keer is ze er in ...... om opa een vraag te stellen 20.nadenken waarover hij ernstig heeft ....... 21.vragen Gisteren heeft ze hem ..... of hij ooit een droom heeft ....die 22.hebben werkelijkheid is ...... 23.worden 24.zuchten Haar opa had diep ...... en ....... 25.peizen 26.verschijnen Er waren allemaal rimpels in zijn voorhoofd..... 27.zeggen En toen had hij ......: 28.uitkomen ‘Een droom die .........is..Ja, toen de meester me ooit aan 29.trekken mijn haren heeft ......, heb ik .......dat ik kaal was...’ 30.wensen
VOLTOOID DEELWOORD 1.winkelen 2.zijn 3.nemen 4.rijden 5.bezoeken 6.zien 7.amuseren 8.zijn 9.afrekenen 10.pakken 11.vragen 12.graaien
13.nemen
14.bezoeken 15.wandelen 16.bewonderen 17.opmerken 18.zien 19.zijn 20.bekijken 21.opzetten 22. horen 23.afvragen 24.zien 25.rennen 26.roepen 27.horen 28.omdraaien 29.zeggen 30.komen
2.11
Steffie heeft met haar moeder lekker ..... De hele ochtend zijn ze druk in de weer ..... Ze hebben de trein .....tot aan de rand van de stad en zijn vandaar met de tram verder ...... Ze hebben heel wat winkels .... Steffie denkt: ik heb nog nooit zoveel winkels samen .... Wat heb ik me al .....! De laatste winkel waar ze naar binnen gaan is de groentewinkel. Ik ben hier nog nooit binnen ......, denkt Steffie. Als Steffies moeder heeft ....., zegt de groenteman: ‘Heb je al een handje nootjes ......., meisje?’ Steffie kijkt naar de nootjes maar doet niets. De groenteman blijft vriendelijk en vraagt: ‘Ik heb je net .....of je wat uit de bak hebt ......’ Steffie doet nog steeds niets. De groenteboer loopt naar de kist, grabbelt een handvol nootjes en geeft ze aan Steffie. Wanneer ze weer op straat staan, vraagt haar moeder: ‘Steffie waarom heb je die nootjes niet zelf ......?’ Steffie glimlacht en antwoord: ‘Omdat die groenteboer veel grotere handen heeft dan ik!’ Annelies en Bo hebben samen een museum ..... Ze hebben er de hele dag ..... en de schilderijen en beeldhouwwerken ..... ‘Dit had ik niet eerder .....!’, roept Annelies eensklaps. Wat heb je ....., schat?’, vraagt Bo benieuwd. ‘Dit schilderij hier. Ik ben hier al vaker ......, maar dit.. Dit is echt het lelijkste schilderij dat ik ooit heb ......!’ Bo kijkt even rond en fluistert dan: ‘Annelies, had je nu maar je bril ...... Kom ga snel voor die spiegel weg!’ Een man heeft een waarschuwing voor een spookrijder ..... Tjonge, denkt de man, ik heb me al vaak .......waarom men zoveel drukte maakt over één enkele spookrijder... Ik heb er alleen het laatste kwartier al honderden .......! Arianne is haar huis uit ...... Ze heeft al enkele malen naar de vuilnisman ......: ‘Wacht, ik ben te laat voor het vuilnis!’ Na een tijdje heeft de vuilnisman haar ..... en heeft hij zich ...... en tegen Arianne .....: ‘Bent u te laat voor het vuilnis......., mevrouw? Geen probleem hoor, het kan nog net. Spring er gerust bij.’
VOLTOOID DEELWOORD 1.thuiskomen 2.zeggen 3.proberen 4.doen 5.antwoorden 6.knijpen 7.zeggen 8.nadenken 9.glimlachen 10.opperen 11.leren 12.lopen 13.volhouden 14.voorstellen 15.grommen 16.vragen 17.krabbelen 18.twijfelen 19.zeggen 20.roepen 21.raken
22.thuiskomen 23.stellen 24.nadenken 25.antwoorden 26.zuchten 27.antwoorden 28.hebben
2.12
José was op een middag ......en had tegen haar man .....: ‘Schat, de auto start niet meer. Ik heb het echt ....., ik heb mijn best ...., maar gelukkig weet ik nu wat het probleem is.’ ‘O’, had haar man ....., ‘en wat is er aan de hand?’ José had haar ogen tot spleetjes .... en ....:‘Erik, er zit water in de carburateur.’ De man had even ....., ..... en ..... dat hij haar niet wilde beledigen. ‘Lieveling, waar zou jij .... hebben wat het verschil tussen een carburateur en een startmotor is?’ ‘Schat, er is echt water in de carburateur ....’, had de vrouw ...... ‘Nou goed’, had de man ....., ‘dan, ik ga weleens kijken. waar staat de auto?’ Toen had José .....: ‘Ín de vijver!’ Bert had aan zijn vriend André .....: ‘Weet jij hoeveel koekjes je kunt eten op een lege maag?’ André had dadelijk op zijn hoofd ....., .....en uiteindelijk.....: ‘Eh...tien??’ ‘Fout!’, had Fred ....... ‘Je kan er maar één eten, daarna is je maag niet leeg meer!’ André was onder de indruk van deze grap ..... Toen hij was ....., had hij zijn vrouw dezelfde vraag .....: ‘Hé, lieveling, hoeveel koekjes kun je eten op een lege maag?’ Andrés vrouw had een paar minuten .... en uiteindelijk .....: ‘Ik denk drie.’ Teleurgesteld had André .....: ‘Jammer hoor, als je tien had ......, had ik een hele goeie mop voor je .....!’
VOLTOOID DEELWOORD 1.verloten 2.bekendmaken 3.ontwrichten 4.omvallen 5.herstellen 6.aanwenden 7.ontdekken 8.toepassen 9.aankondigen 10.vaststellen 11.repeteren 12.verlopen 13.verharden 14.verlossen 15.vergulden 16.bevestigen 17.verwoesten 18.herbouwen 19.ontvreemden 20.beschrijven 21.verbreden 22.verlichten 23.bepalen 24.innen 25.verbazen 26.gebeuren 27.beloven 28.inleveren 29.verheugen 30.slagen
3.1
De prijzen zijn ..... en de winnaars ......... Het hekwerk dat ..... en ..... was, werd weer ...... De arts heeft een nieuwe geneeswijze .....die nog maar pas is ........ en die nog niet veel wordt ....... De directie heeft ..... dat de datum van de opening van het nieuwe gebouw is ..... Dat stuk is al zo vaak ......dat de uitvoering feilloos is ........ De weg is ...... zodat de boeren uit hun isolement zijn ..... De armband is opnieuw ..... en de sluiting is nu goed ..... De monumentale boerderij die door de brand was ....., is weer in de oude staat ...... De sieraden die waren ..... , werden in verschillende kranten ...... De nieuwe rijksweg werd al spoedig ...... , de op- en afritten werden beter ..... Er was van te voren ..... dat dit bedrag zou worden ..... Het heeft mij niet ..... dat dit is ..... Hij heeft mij ..... dat het werk spoedig zou worden ........ De leerlingen waren ..... toen ze waren ........
VOLTOOID DEELWOORD 1.winnen 2.worden 3.lachen 4.tuimelen 5. waaien 6. plakken 7.binden
VOLTOOID DEELWOORD
3.2
Onze club heeft de finale ..... en is daardoor kampioen ..... De jongens hadden vreselijk ..... toen hun vriend in de sloot was ..... Het heeft ontzettend ..... vannacht. Eerst werden de hoofdstukken van het boek ..... en daarna werd het geheel tot een boek ..... 8.heersen Er heeft een grote onrust in het bedrijf 9.dreigen ......omdat er met massaontslag werd ....... 10.zeggen Hij heeft eerlijk ...... dat hij de ruzie 11.sussen heeft ........ 12.vergen De reparatie van de auto heeft meer 13.denken tijd ..... dan ik had ...... 14.wenden Het schip heeft de steven ..... en is 15.koersen naar het zuiden ...... 16. zien Ik heb ..... dat een konijntje van de 17.peuzelen slaplanten heeft ........ 18.luisteren We hebben heel gezellig wat cd’s 19.dansen ......en ....... 20.negeren De chauffeur heeft het verkeerslicht 21.straffen ..... en is daarvoor ....... 22.ontkennen Hij heeft steeds ..... dat hij de dader 23.herkennen heeft ...... 24.begraven De beide partijen hebben de strijdbijl 25.verenigen ..... en hebben zich ...... 26.verwennen Het huilerige kind was door haar ouders verschrikkelijk ..... 27.herinneren Ik heb hem eraan ..... dat hij het goed 28.verpesten .....heeft. 29.ontmoedigen De oude man was erg ..... toen hij de 30.ontvangen trieste boodschap had .....
1.zijn 2.razen 3.waaien 4.gebeuren 5.rondrijden 6.rijden 7.aangeven 8.opmerken 9.inzetten 10.klemrijden 11.racen 12.gaan
13.instoppen 14.klagen 15.zeuren 16.slagen 17.bereiken
3.3
Op de snelweg is het al de hele dag druk ..... Heel wat vrachtwagens hebben met hoge snelheid over het asfalt ....... Een aantal kleine autootjes is daardoor bijna van de weg ....., maar gelukkig zijn er geen ongelukken ....... Harry heeft er al heel wat kilometers opzitten. Hij heeft de hele dag ...... Heel snel is hij naar de kust ..... Zijn kilometerteller heeft al een tijdje 150 ......... Op een gegeven moment wordt hij ..... door de politie die met een snelle auto de achtervolging heeft ...... Harry gaat steeds sneller rijden: 180. 190, maar de politie blijft hem achtervolgen. Uiteindelijk wordt Harry ..... ‘Waarom hebt u zo..zo ........?’,vraagt een van de agenten. ‘Hm’, gromt Harry, ‘vorige week is mijn vrouw er vandoor ...... met een politieagent. En nu was ik bang dat jullie haar kwamen terugbrengen...’ Nadat Marco’s vader hem heeft ....., heeft Marco eerst nog wat .....over dorst, daarna heeft hij .....over honger.
Uiteindelijk is zijn vader erin ..... hem het bed in te krijgen. Wanneer zijn vader net de laatste treden van de trap ...... heeft, zeurt Marco alweer: ‘Papa mag ik een glas water?’ 18.hebben Zijn vader, die een zware dag heeft ......, roept: Nee’, 19.drinken Marco, nu niet meer, je hebt al een heel glas water ........’ Even later gilt Marco weer dat hij dorst heeft. Papa is 20.worden inmiddels al flink boos ......... en roept: ‘Jongen straks krijg je straf!’ Marco antwoordt: “Papa, als u me straf komt geven, brengt u dan ook een glaasje water mee?’ 21.kukelen Een man is in een sloot ...... 22.proberen Eerst heeft hij ...... uit het water te kruipen, maar dat ik 23.lukken hem niet ..... 24.schreeuwen Daarna heeft hij luidkeels ....., maar de eerste 25.helpen voorbijganger heeft hem niet ....... 26.gillen Met zijn laatste krachten heeft de man opnieuw ......:’Help! Help! Ik kan niet zwemmen!’ 27.stoppen De tweede voorbijganger is wel ......, heeft zich ....en zegt: 28.vooroverbuigen ‘Rustig meneer! Ik kan ook niet zwemmen, maar ik maak tenminste niet zo’n kabaal!’
VOLTOOID DEELWOORD 1.aankomen 2.tanken 3.zakken 4.zeggen 5.merken 6.plaatsnemen 7.zien 8.bedenken
9. stoppen 10.komen 11.zien 12.blijken 13.zijn 14.rijden 15.dragen 16.houden 17.worden 18.redden 19.lachen 20.aankloppen 21.herkennen 22.roepen 23.denken 24.vertellen 25.zijn 26.thuiskomen 27.doen 28.gillen 29.bijten
3.4
Geert is net bij een benzinestation ....... Het is al een tijdje geleden dat hij benzine heeft ......en de meter is intussen tot het rood ....... De pompbediende heeft vriendelijk gedag..... en heeft toen, tot zijn stomme verbazing, ..... dat er twee pinguïns achterin de auto hebben ....... ‘Sorry hoor’, zegt de man, ‘maar heb je al ....dat er twee pinguïns in je wagen zitten?’ Geert kijkt en schrikt. ‘Wat moet ik met twee pinguïns?’, roept hij. De man heeft al snel een oplossing ....... Weet je wat? Neem ze mee naar de dierentuin!’ Een week later is Geert weer bij hetzelfde benzinestation..... Diezelfde bediende is naar buiten ..... en heeft als snel .....dat de pinguïns weer op de achterbank zitten. ‘Alles in orde?’, vraagt de man. ‘Ja, hoor’, lacht Geert, ‘de dierentuin is een prima idee .... Vandaag ga ik met ze naar het strand!’ De buurman van Sally is altijd al een vreemde snuiter ..... Hij heeft steeds in paarse auto’s ..... Hij heeft altijd rode schoenen ..... Hij heeft ook altijd struisvogels als huisdieren ...... Sally’s buurman is echter tijdens zijn kindertijd blind..... Zomaar, ineens. Hij heeft zich altijd ..... met humor en hij heeft ook altijd ..... om zijn eigen gebrek. Op een dag, toen Sally douchte, werd er ...... ‘Hallo, Sally, mag ik binnenkomen?’ Meteen had Sally de stem van haar buurman .... en had ze ...........: ‘Kom maar binnen, buurman!’ Het kan toch geen kwaad, had ze ....., hij kan me toch niet zien. De buurman had haar evenwel enthousiast ......: ‘Hey Sally, ik kan weer zien!’ Sara is naar de tandarts ..... Wanneer ze weer ......is, vraagt haar moeder: ‘En, Sara, heeft het pijn ....?’ Sara zucht:’Ik denk het wel, want de tandarts heeft hard .....toen ik hem in zijn vinger heb .....
VOLTOOID DEELWOORD 1.verspreiden 2.wieden 3.uitbreiden 4.aanbranden 5.mazen 6.verplichten 7.verrassen
3.5
Onze kachel heeft altijd veel warmte ...... Hebben jullie je tuintje al .......? Wat heeft jullie dorp zich de laatste jaren ...... Is het eten nu al weer ......? De meisjes hebben de kousen netjes ...... Wij hebben u immers tot niets ..... Clara heeft moeder ..... met een mooi boeket bloemen. 8.ronddolen De ridder heeft door veel landen ....... 9.vergissen Ik heb me wel ..... in die jongen. 10.vellen De houthakker heeft de zware eik ...... 11.morsen Wat heeft jan weer met zijn melk ...... 12.wandelen Urenlang hebben we in de bossen ..... 13.afrandselen De voerman heeft het paard ...... 14.bekeuren De agent heeft de man ..... 15.werken Heb je wel hard genoeg .......? 16.vermoeden Ik had nooit ..... dat je zo ver weg woonde. 17.bekladden Hebben jullie de schutting zo .....? 18.verprutsen Natuurlijk heeft hij zijn tijd weer ..... 19.opwinden Grootvader heeft de klok ...... 20.verwelken Door de aanhoudende droogte zijn de bloemen ..... 21.bevrijden Na een uur werden de jongens uit hun benarde positie ...... 22.missen Heb je nu al weer de bus ......? 23.schaatsen Wij hebben deze winter niet veel ..... 24.stukgooien Theo, heb je die ruit .....? 25.plukken Waarom hebben jullie die mooie bloemen .....? 26.knikkeren De jongens hadden de hele middag ..... 27.verwaarlozen Daardoor hadden ze hun huiswerk ....... 28.vergroten De fotograaf heeft de foto’s ........ 29.betalen Heb je die rekening al .....? 30.gisten Is het deeg nu nog niet .....?
VOLTOOID DEELWOORD 1.uitdossen 2.kweken 3.uitroeien 4.ploegen 5.eggen 6.uitsloven 7.verspreiden 8.abonneren 9.bewonderen 10.beleven 11.meemaken 12.bekladden 13.maken 14.plegen 15.opbellen 16.struikelen 17.bezeren 18.breien 19.toewensen 20.rekenen 21.falen 22.bouwen 23.heien 24.vorderen 25.gebeuren 26.fantaseren 27.verversen 28.durven 29.gelukken 30.vestigen
3.6
De kinderen hadden zich fraai...... Heb je die planten zelf ......? Deze indianenstam werd bijna helemaal ..... De boer heeft ...... en ..... Zij heeft zich voor haar kinderen ....... De papieren lagen overal over de grond ..... Ik heb mij op de nieuwe geïllustreerde weekblad ......... Wij hebben Betty om haar moed ....... In de vakantie heb ik vreemde avonturen ...... Zoiets heb ik nog nooit ....... De jongens hadden de muur ....... Deze keer heb je het te bont ...... Onmiddellijk nadat de overval was ....., heeft de bankdirecteur de politie ....... Ik ben over een wortel ...... en heb mijn voet erg ..... Heb je die wollen trui zelf .....? Al zijn vrienden hebben hem een goede reis ...... Wij hadden erop ..... dat onze spelers zouden winnen, maar zij hebben lelijk ...... Voor er in de polder kan worden ......, moet er eerst worden ....... Hoe ver is men nu ......met de restauratie van de kathedraal? Zou alles werkelijk zo ...... zijn, of heeft hij alles .........? De olie moet worden ...... Als je maar had ...., zou het ......zijn. In Rijnmond zijn de laatste jaren enkele belangrijke nieuwe industrieën .......
VOLTOOID DEELWOORD 1.feliciteren 2.beantwoorden 3.zwoegen 4.beëdigen 5.taxeren 6.ontruimen 7.scheuren 8.raadplegen 9.gooien 10.handelen 11.leggen 12.vertrouwen 13.verwonderen 14.verplaatsen 15.beslissen 16.voorstellen 17.trainen 18.regenen 19.beloven 20.uitscheiden 21.ontmoedigen 22.overbevolken 23.verrassen 24.bewaren 25.bezuinigen 26.beperken 27.publiceren 28.eisen 29.wijzigen 30.terugbetalen
3.7
De jarige monteur werd door zijn collega’s....... Is de brief nog niet .....? Ik heb de hele dag ..... Het huis is door een .... makelaar ......... De huizen moesten worden ....... De muren bleken ...... te zijn. Waarom hebt u geen deskundige .....? Ik heb de envelop in de prullenmand ...... U heeft lichtvaardig ...... Waar heb je het woordenboek .....? Ik heb Ariadne nooit ...... Wij waren hoogst ..... over zijn vraag. Ik heb mijn bureau ....... De vergadering heeft anders ....... dan door het bestuur was ...... De bokser heeft maandenlang ....... Het heeft de gehele dag ...... Hij heeft al zo veel ....... Waarom ben je eigenlijk met dat werk ......? Door deze teleurstelling werd ik niet ...... Is Nederland .....? Dit succes heeft ons allen ..... Je hebt de rekening toch wel .....? Er moet drastisch worden ........ De uitgaven moeten worden ..... De commissie heeft het rapport over de Nederlandse industrie ........ Er worden grote offers van de bevolking .... De plannen zijn ..... Bij de spaarbank is dit jaar een groot bedrag ........
VOLTOOID DEELWOORD 1.dreigen 2.inwilligen 3.interviewen 4.besteden 5.zeilen 6.rukken 7.ontwortelen 8.meesleuren 9.instellen 10.uitreiken 11.schikken 12.organiseren 13.oplossen 14.verwezenlijken 15.verklaren 16.meeslepen 17.beslissen 18.financieren 19.aanknopen 20.vergen 21.missen 22.belonen 23.examineren 24.illustreren 25.plegen 26.overtreffen 27.erven 28.sturen 29.verbazen 30.zakken
3.8
De vakbonden hebben met stakingen ....., als hun eisen niet worden ........ Onmiddellijk na zijn aankomst op Schiphol werd de minister ........ Mijn vrije dag heb ik fijn ...... We hebben de hele dag ..... De hevige storm heeft daken van de huizen ....., bomen ..... en auto’s ....... De politie heeft een nader onderzoek ..... Aan alle leerlingen werd een brochure ...... De zaak is in der minne ...... De festiviteiten waren slecht ..... Alle moeilijkheden zijn ...... Deze plannen kunnen niet worden ...... De jongen heeft ..... , dat hij door vrienden was ..... Er is nog niet ...... hoe de bouw van het hotel zal worden ....... Ik heb een gesprek met hem ..... Het surfen had te veel van zijn krachten ..... Ik heb de trein ..... De pianist werd met een hartelijk applaus ........ De kandidaten worden in acht vakken ....... Het boek is prachtig ...... De verdachte had verschillende inbraken ..... De fruitoogst heeft die van het vorige jaar ..... De baron heeft het landgoed van zijn vader ..... De commissie heeft een uitvoerig advies aan de minister ..... Het heeft mij niet ..... dat Ans is ......
VOLTOOID DEELWOORD 1.inspannen 2.repareren 3.toejuichen 4.poetsen 5.verklappen 6.optreden 7.importeren 8.bonzen 9.pensioneren 10.onteigenen
3.9
Zij heeft zich nooit ...... De elektricien heeft de elektrische leiding ..... De zangeres werd langdurig ..... Heb je je schoenen wel .....? Ze heeft het geheim niet ..... Na de pauze heeft de beroemde goochelaar ...... Koffie wordt vooral uit Brazilië ..... Er werd op de deur ..... De inspecteur wordt binnenkort ....... De gemeente heeft de grond voor de woningbouw ..... 11.veranderen De verkeersregels zijn ingrijpend ..... 12.aanzeggen Aan veertig werknemers van de fabriek is ontslag ..... 13.verscherpen Tijdens de reis van de president werden de veiligheidsmaatregelen ...... 14.uitstellen Wegens ziekte van de jubilaris werd de receptie ..... 15.stoven De firmant heeft ons een lelijke kool ..... 16.beloven Hij had ons ......, dat de goederen diezelfde dag 17.bezorgen zouden worden ......., maar na een week waren ze 18.afleveren nog niet ..... 19.reinigen Jaarlijks wordt het riool goed ..... 20.vervaardigen In Venetië werd voor het eerst kristal ..... 21.exposeren Op de najaarstentoonstelling in Parijs worden de nieuwe auto’s ...... 22.waarschuwen Carla was vaak genoeg ..... 23.beklagen Ik heb jaar altijd ..... 24.vieren We hebben uitbundig feest ..... 25.straffen Overtreding van de verkeersvoorschriften wordt met een geldboete ..... 26.verloven Mijn zuster heeft zich ..... 27.zorgen Anna heeft voor de koffie ..... 28.wennen Je kunt er wel aan .....raken. 29.invullen Het formulier moet volledig worden ..... 30.stellen Alles is in het werk ..... om dat doel te bereiken.
VOLTOOID DEELWOORD 1.opsporen 2.verklaren 3.verbeteren 4.interesseren 5.forceren 6.uitnodigen 7.splitsen 8.omhakken 9.vergissen 10.benijden 11.versieren 12.parkeren 13.duren 14.verven 15.schilderen 16.werken 17.benoemen 18.overhandigen 19.verzoenen 20.importeren 21.vertrappen 22.trakteren 23.eindigen 24.ontsteken 25.controleren 26.verrichten 27.ontsporen 28.vernielen 29.bereiden 30.ontkurken
3.10
De recherche heeft de daders ..... De dokter heeft ..... dat de toestand van de patiënt is ..... Mijn zus heeft zich altijd voor sterrenkunde ...... De inbrekers hebben de brandkast ..... Ben jij niet voor het feestje .....? Onze klas wordt in tweeën ...... Alle bomen in onze laan zijn ....... Ik heb mij in Esther ..... Hij wordt door iedereen ...... De tafels in het restaurant waren met herfstbloemen ...... Waar heb je de auto ......? Het heeft lang ..... De houten schutting is groen ...... Ik zag hem liever bruin ...... De ingenieur heeft jarenlang in Irak ...... Onlangs is hij tot directeur van de fabriek ...... Het geschenk werd de jubilaris door de chef ...... Na een jarenlange strijd hebben de partijen zich ...... Deze apparaten worden uit Engeland ...... De kleuters hebben de krokussen ....... Tante heeft ons op ijs ..... De wedstrijd is met een nederlaag voor onze club ....... ‘s Avonds werden de kaarsen ...... Ik heb .......of het werk is ....... Bij Woerden is een trein ...... De auto is totaal ..... Het eten was smakelijk ..... Frits heeft de wijnfles ......
VOLTOOID DEELWOORD 1.bedelven 2.bouwen 3.beëindigen 4.ondertekenen 5.overwinnen 6.tilen 7.ronddragen 8.uitsluiten 9.verraden 10.toekennen
3.11
Het dorp was onder het puin ...... Deze flats zijn zeer solide ...... De oorlog met Spanje werd in 1648 ..... Je hebt de brief niet ..... Alle moeilijkheden zijn ..... De winnaar van de wedstrijd werd hoog op de schouders ......en het veld ...... Het is ..... dat Jan ons heeft ......
De prijs voor het beste opstel werd aan mijn zusje ..... 11.uitreiken De burgemeester heeft de prijzen ...... 12.sneeuwen Het heeft flink ...... 13.sleeën Wij hebben urenlang ..... 14.vermoeien We waren erg ..... 15.overladen Het programma was ...... 16.smaken Het heeft mij heerlijk ...... 17.waarderen De ambtenaar wordt door zijn collega’s zeer ....... 18.informeren Waarom heeft u niet eerst naar haar .....? 19.pakken Ik heb mijn koffer nog niet ...... 20.exporteren Een groot deel van onze zuivelproducten worden ...... 21.profiteren Ik heb van die gelegenheid ...... 22.afkeuren De commissie heeft het ontwerp voor het nieuwe theater ...... 23.gebruiken Er worden te veel medicijnen ..... 24.eisen Het slachtoffer heeft natuurlijk schadevergoeding ..... 25.invallen Toen de avond was ......, werden overal de 26.ontsteken lichten ..... 27.verontwaardigen Ik was ..... over zijn houding. 28.veilen De hele inventaris van het kasteel wordt ..... 29.haten Ik heb deze sommen altijd ..... 30.adresseren De brief is verkeerd .......
VOLTOOID DEELWOORD 1.ramen 2.verwelken 3.verbeteren 4.stellen 5.versieren 6.interesseren 7.vouwen 8.ontmoedigen 9.verpakken 10.tekenen 11.etsen 12.bewaren 13.kwetsen 14.tekenen 15.verven 16.boetseren 17.besturen 18.halen 19.opstijgen 20.knakken 21.uitpersen 22.amuseren 23.struikelen 24.verstuiken 25.blussen 26.verwaarlozen 27.beuken 28.overhandigen 29.informeren 30.plegen
3.12
De totale schade wordt op twee miljoen ....... De bloemen waren na twee dagen ..... Onze zwemkampioene heeft het wereldrecord vrije slag ...... Er weden hoge eisen aan de zwemsters ...... De kamer was met bloemen ..... Ik heb me nooit voor tekenen ..... Je hebt het tafellaken verkeerd ...... Door al die tegenslagen word ik ...... Veel artikelen worden luchtdicht in plastic ...... Deze prent is niet ......., maar ....... De bijouterieën worden in een kistje ..... U heeft mij met die woorden ..... Een uur lang hebben we ......., .....en ........
De auto werd ..... door een vlotte actrice, die haar rijbewijs nog maal net had ...... Ondanks de mist is het vliegtuig toch ..... Door de wind zijn veel bloemen ..... Moeder heeft een sinaasappel voor mij ...... Wij hebben ons uitstekend ....... Ik ben over een steen .....en heb mijn voet ..... De brandweer heeft de brand ..... Het huis was geheel ..... De poort van de burcht werd met stormrammen ....... Ik heb haar het boek ...... Ik heb naar de juiste toedracht van de zaak ..... Er is vannacht bij de buren een inbraak .....
VOLTOOID DEELWOORD 1.verhogen 2.maaien 3.stemmen 4.vloeien 5.lijden 6.fietsen 7.durven 8.sturen 9.aftreden 10.inschakelen 11.feliciteren 12.vragen 13. verspreiden 14.benoemen 15.ruïneren 16.eisen 17.interesseren 18.binnenloodsen 19.oplossen 20.verijdelen 21.heffen 22.afschepen 23.besteden 24.plaatsen 25.opleggen 26.behandelen 27.verdienen 28.prijzen 29.uitstallen 30.herkennen
3.13
De prijzen zijn aanzienlijk ...... Het gazon was glad ..... Veel ontevredenen hebben bij de verkiezingen op de kleine partijen ..... Er is veel bloed ..... en veel leed ...... Toen zijn we maar naar huis ..... Zou jij dat hebben .....? Ze hebben me met een kluitje in het riet ..... Het kabinet is ...... Ook scholieren werden bij de collecte ..... Ik heb mijn vriend onmiddellijk ...... Hoe groot is het bedrag dat .....is? Het signalement van de moordenaar werd door de televisie ..... De jongste sollicitant is ..... Door de brand is de boer volkomen ..... Natuurlijk heb ik schadevergoeding ..... Ik heb mij nooit voor aardrijkskunde ..... Het schip werd veilig de haven ..... Alle moeilijkheden werden ..... De gemene plannen van de vijand werden..... In Europa wordt op sommige wegen tol ..... De eerlijke vinder werd met een euro ..... Er worden grote bedragen aan reclame ..... De open haard wordt morgen ........ De rechtbank heeft de overvallers zware straffen ..... Je bent slecht ....... Je had beter ..... De marktkoopman had zijn waren duidelijk ..... en overzichtelijk ..... Ik had je bijna niet ......
VOLTOOID DEELWOORD 1.reizen 2.doorkruizen 3.verbrijzelen 4.betegelen 5.bevestigen 6.afvoeren 7.dalen 8.examineren 9.falen 10.doorlopen 11.openen 12.plegen 13.vergruizen 14.verschansen 15.verwerpen 16.beschouwen 17.behandelen 18.verhuizen 19.verdelen 20.kloven 21.nawuiven 22.toevertrouwen 23.uitreiken 24.erven 25.slepen 26.repareren 27.bevestigen 28.veranderen 29.ondermijnen 30.verzamelen
3.14
De man heeft zijn hele leven ..... Heel Europa heeft hij ...... Door de hevige schok werd de voorruit van de auto ..... Het verzakte trottoir werd opnieuw ..... Ik heb een trekhaak aan mijn auto ..... Verbrandingsgassen worden door de schoorsteen ...... Door het grote aanbod van appels is de prijs sterk ..... Vandaag zijn er tien kandidaten ...... Alle pogingen om de drenkeling te redden hadden ..... Mijn zus heeft het gymnasium ..... Het nieuwe bedrijf is door de wethouder ...... Toen bekend werd dat hij verraad had....., werd hij door al zijn vrienden ...... De vijand had zich in de stad ...... Het wetsvoorstel werd met grote meerderheid ........ Op de keper ..... heeft de directeur je niet slecht ...... Mijn vriendin is naar Arnhem ..... De taart werd in vijftien porties ...... Een zware eik werd door de bliksem in tweeën ...... De passagiers werden door hun familie ....... De opvoeding van de jonge prins werd aan de meest ervaren docenten ..... Onmiddellijk na het examen werden de diploma’s ... De student had het hele vermogen van zijn tante .... De auto’s werden naar een garage ...... en onmiddellijk ..... Aan de gouden armband was een veiligheidsslot .... Die heide is jammer genoeg in bouwland ...... De zware arbeid heeft zijn gezondheid ..... ‘s Morgens hadden honderden kinderen zich op de markt .......
VOLTOOID DEELWOORD 1.behuizen 2.schillen 3.schrappen 4.verven 5.dwalen 6.twijfelen 7.vereisen 8.versnoepen 9.toejuichen 10.arresteren 11.vonnissen 12.bonzen 13.dimmen 14.oprichten
3.15
Mijn getrouwde zuster is erg klein ..... Annie heeft de aardappels ..... en de worteltjes ..... Ons huis wordt de volgende week ..... We hebben de hele middag door het bos ...... Aan zijn ijver wordt niet ......, maar voor de leiding van zo’n groot bedrijf wordt meer ..... Cora keek of zij haar laatste oortje had ..... De astronauten werden door duizenden ..... De kapers werden ..... en onmiddellijk .....
Waarom wordt er zo hard op de deur .....? De automobilist had niet ..... Op de plaats van de ramp is later een monument ..... 15.verzekeren Met alle medewerking is succes ..... 16.complimenteren De pianist werd in de pauze door de voorzitter van het comité ...... 17.verdedigen De minister-president heeft het standpunt van de regering ..... 18.overbruggen Een groot probleem is, hoe de periode tot 1 januari moet worden ..... 19.niezen Ik heb de hele dag ..... en ...... 20.kuchen 21.kneuzen Ik heb mijn vinger ..... 22.importeren De wasmachines worden uit Duitsland ..... 23.plakken Ik heb mijn band ..... en goed ..... 24.oppompen 25.instellen Er werd onmiddellijk een onderzoek ..... 26.inspecteren De troepen werden door de generaal ..... 27.teisteren Enkele Noord-Hollandse polders werden door de 28.evacueren watersnood .....en honderden boeren werden ..... 29.eisen De directrice heeft ..... dat de nota onmiddellijk 30.betalen wordt .....
VOLTOOID DEELWOORD 1.inburgeren 2.beschouwen 3.schaven 4.schrikken 5.opschrikken 6.reinigen 7.luchten 8.enten 9.weerleggen 10.verbeteren 11.toevoegen 12.signaleren 13.fotograferen 14.toebrengen 15.herstellen 16.executeren 17.verwijderen 18.poetsen 19.opklaren 20.hervatten 21.ontwikkelen 22.metselen 23.stellen 24.exploiteren 25.mislukken 26.staken 27.kunnen 28.botsen 29.beschadigen 30.wegslepen
3.16
Deze woorden zijn volkomen ..... en worden dus niet meer als vreemde woorden ...... Alle planken waren ..... Wat ben ik .....! We werden ..... door een daverende slag. De oven moet na het gebruik goed ......en ..... worden Als met vruchtbomen wil veredelen, moeten ze worden ..... De wethouder heeft alle beschuldigingen ..... In de tweede druk van het boek zijn de zetfouten ..... en is een groot aantal nieuwe foto’s ..... Meermalen werden buitenlandse duikboten in de Zweedse wateren ..... en ...... De schade die de storm aan de dijk had ......, werd binnen twee maanden ...... De landverrader werd ..... Wegens wangedrag werd de leerling van de school ...... De dieven hebben plotseling de plaat ...... Nadat de lucht was ....., werd de tocht ....... De aannemer heeft eens systeem ....., waardoor stenen driemaal zo snel kunnen worden ..... Het is met de economie van dit land slecht ..... In Italië worden oude Romeinse goudmijnen opnieuw ...... Toen talloze pogingen waren ....., werd het reddingswerk ..... Dit had .....! De twee auto’s zijn tegen elkaar ..... en zwaar ..... werden de wagens .....
VOLTOOID DEELWOORD 1.terugbetalen 2.inleggen 3.uithongeren 4.aantreffen 5.beweren 6.stichten 7.verwerven 8.constateren 9.veroorzaken 10.naderen 11.plaatsen 12.blootleggen 13.aanleggen 14.openstellen 15.enteren 16.berispen 17.plagen 18.uitschelden 19.versuffen 20.inwilligen 21.verbreden 22.asfalteren 23.leggen 24.voetballen 25.uitvoeren 26.vragen 27.bevorderen 28.uitrekenen 29.stremmen 30.ergeren
3.17
Bij de spaarbanken is dit jaar een groter bedrag ..... dan er werd ..... Totaal ..... heeft men de stam ...... Er wordt .....dat de fabrikant de brand zelf heeft ..... Door hard werken heeft hij zich een goede positie ..... Geleerden hebben ....., dat longkanker door het roken van sigaretten wordt ..... Een depressie is onze kust ..... Bij het kruispunt zijn waarschuwingsborden ..... De fundamenten van een achttiende-eeuwse kerk zijn ..... De gemeente heeft een park ....., dat binnenkort voor het publiek wordt ..... Het Engelse oorlogsschip werd door de Hollanders ..... De jongen werd door zijn vader ....., omdat hij een oude man had .....en ..... Ik was geheel ......door de val. Mijn verzoek werd niet ..... De Stationsstraat wordt ..... en ...... Ik heb het boek op de kast ..... We hebben een partijtje ..... De typiste heeft de opdracht ...... Heb je je vader om permissie .....? De eerste luitenant werd tot kapitein ..... Wie heeft alles zo nauwkeurig .....? Het verkeer was vanmiddag ruim een uur ..... Ik heb me aan zijn woorden .....
VOLTOOID DEELWOORD 1.parkeren 2.ophelderen 3.plunderen 4. slippen 5.botsen 6.voorspellen 7.uithalen 8.verdienen 9.behartigen 10.beminnen 11.verven 12.verleren 13.lessen 14.verknoeien 15.presteren 16.overtreffen 17.veroorzaken 18.plakken 19.verwennen 20.smaken 21.trakteren 22.voelen 23.aanschaffen 24.stellen 25.meedelen 26.torpederen 27.huldigen 28.verdelen 29.ingooien 30.amuseren
3.18
Voor het theater stonden honderden auto’s ..... De politie heft de diefstal nog niet ..... Een bunzing had ‘s nachts het kippenhok ..... Op de hoek van de Stationsstraat is een auto ..... en tegen een telefoonpaal ..... De Bilt heeft regen ..... Wat heb je nu weer .....? Onze zeeslepers hebben hun sporen ..... De belangen van de firma werden door de vertegenwoordiger in Duitsland uitstekend ....... De arts was algemeen ...... Waarom heb je de deur blauw ..... Ik ben het schaatsen nog niet ..... Na de tocht hebben we onze dorst ......in een klein cafeetje. Met luieren heeft hij de beste jaren van zijn leven ..... Wat zij heeft ....., heeft onze stoutste verwachtingen ..... De honden hebben ons veel last ....... Zijn haar lag onberispelijk op zijn schedel ..... Zijn moeder heeft hem te veel ..... De pannenkoeken hebben mij heerlijk ..... Mijn oom heeft ons royaal ...... Ik heb me bij die mensen nooit thuis ..... Ik heb een nieuw woordenboek ..... De aanvallers werden buitengevecht ..... Ans heeft ons de uitslag van het examen niet ..... In de oorlog zijn honderden schepen ..... De kampioen werd geestdriftig ..... De buit werd eerlijk ..... Heb jij die ruit .....? Wij hebben ons kostelijk .....