Inleiding Tom Vander Beken1 Eric Broekaert2 Kurt Audenaert3 Freya Vander Laenen4 Stijn Vandevelde5 Wouter Vanderplasschen6
Mensen met een psychiatrische problematiek die strafbare feiten hebben gepleegd kunnen op twee manieren benaderd worden. Eén benadering bestaat erin deze mensen niet te bestraffen omdat ze psychisch ziek zijn en dus niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor hun daden. De meeste strafrechtssystemen kiezen echter voor een benadering waarin deze mensen vooral als gevaarlijke personen worden gezien waartegen de samenleving zich – in vele gevallen door opsluiting van de betrokkenen - poogt te beschermen. De gevaarlijkheid wordt dan gebruikt als rechtvaardiging voor een interventie door de strafrechtsbedeling. Het gevolg van deze benadering is dat deze mensen vaak in gevangenissen of in sterk beveiligde settings terechtkomen waar de kwaliteit van de zorg te wensen overlaat. Deze situatie heeft ook juridisch verstrekkende gevolgen nu het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dergelijke situaties steeds vaker veroordeelt. Wij hebben van de Universiteit Gent de mogelijkheid gekregen om gedurende vijf jaar (2014-2019) in drie faculteiten van de Universiteit Gent (rechtsgeleerdheid, geneeskunde en gezondheidswetenschappen, en psychologie en pedagogische wetenschappen) samen onderzoek te doen om op T. Vander Beken is hoogleraar aan de Vakgroep Criminologie, Strafrecht en Sociaal Recht (IRCP), Faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent. 2 E. Broekaert is gewoon hoogleraar aan de Vakgroep Orthopedagogiek, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Universiteit Gent. 3 K. Audenaert is buitengewoon hoogleraar aan de Vakgroep Psychiatrie en Medische Psychologie, Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Gent, en is kliniekhoofd volwassenenpsychiatrie aan het Universitair Ziekenhuis Gent. 4 F. Vander Laenen is hoofddocent aan de Vakgroep Criminologie, Strafrecht en Sociaal Recht (IRCP), Faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent. 5 S. Vandevelde is docent tenure track aan de Vakgroep Orthopedagogiek, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Universiteit Gent. 6 W. Vanderplasschen is hoofddocent aan de Vakgroep Orthopedagogiek, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Universiteit Gent. 1
9
zoek te gaan naar alternatieven voor doorgedreven risicogerichte aanpak van mensen met een psychiatrische problematiek die strafbare feiten hebben gepleegd. Wij hebben voor dit project resoluut gekozen voor een sterktegerichte benadering die gericht is op de capaciteiten en mogelijkheden van de persoon in plaats van op zijn of haar tekortkomingen. Recente internationale ontwikkelingen op het gebied van de forensische geestelijke gezondheidszorg wijzen op de potentie van een dergelijke benadering voor de ondersteuning van personen met een psychiatrische problematiek. Vijf onderzoekslijnen zijn opgezet om het project vorm te geven met als uiteindelijk doel sterktegerichte, multidisciplinaire richtlijnen, aanbevelingen en bruikbare strategieën uit te werken voor het omgaan met mensen met een psychiatrische stoornis die strafbare feiten hebben gepleegd. Deze geïntegreerde strategieën worden ontwikkeld samen met sleutelfiguren uit de justitiële en zorgsector, met beleidsmakers en samen met de doelgroep. Dit boek doet verslag van de eerste ontwikkelingen en resultaten van dit multidisciplinair project en geeft plaats aan twee buitenlandse collega’s die in grote mate de wetenschappelijke fundamenten van sterktegericht werken hebben uitgebouwd. In de eerste twee hoofdstukken zijn naar het Nederlands vertaalde referentieartikelen opgenomen van Fergus McNeil (University of Glasgow) en Tony Ward (Victoria University of Wellington) waarin een aantal grondslagen en discussies rond sterktegericht werken worden toegelicht. Fergus McNeill schreef het artikel “Four forms of ‘offender’ rehabilitation: Towards an interdisciplinary perspective” om een meer interdisciplinair inzicht in de rehabilitatie van daders te bevorderen, en hierdoor onder meer de huidige ‘paradigma-conflicten’ te duiden en te overstijgen. Het artikel vangt aan met een bespreking van de vereisten waaraan een geloofwaardige theorie over de rehabilitatie van ‘daders’ moet voldoen en met het verkennen van enkele aspecten uit de huidige discussies over verschillende theorieën. Deze specifieke hedendaagse manier van theorieontwikkeling wordt verder in de tekst gesitueerd binnen een context van de historische rechtvaardiging van en kritiek op rehabilitatie als concept en rehabilitatie in de praktijk. In het derde deel van het artikel wordt de verhouding tussen theorieën over desistance en over rehabilitatie bekeken, om hieruit een besluitend argument te ontwikkelen, met 10
name dat de theorievorming over psychologische rehabilitatie belemmerd werd door een gebrek aan aandacht voor ten minste drie andere vormen van rehabilitatie, namelijk juridische, morele en sociale rehabilitatie, terwijl deze vormen van rehabilitatie minstens even belangrijk blijken te zijn in desistanceprocessen van criminaliteit. Tony Ward beschrijft in het artikel “The rehabilitation of offenders: Risk management and seeking good lives” hoe het Good Lives Model of Offender Rehabilitation (GLM) de sterke punten van risicogerichte benaderingen omvat en tegelijkertijd aanvult op punten die in meer risicogerichte visies op herstel ontbreken of – in elk geval toch – (dreigen) onderbelicht (te) worden. Vanuit een analyse van sterke punten en problemen gelinkt aan een te sterk risicogerichte benadering van wetsovertreders, bespreekt Tony Ward drie belangrijke elementen van rehabilitatiemodellen, met name (1) algemene uitgangspunten die te maken met hebben met de doestellingen van behandeling/rehabilitatie; (2) aspecten met betrekking tot de etiologie van delictgedrag; en (3) de praktische toepassing van het GLM. Op basis van deze drie elementen beargumenteert Ward in het hoofdstuk de waarde van het GLM als sterktegericht rehabilitatiemodel, evenwel met aandacht en respect voor het belang en de bruikbaarheid van risicogerichte benaderingen en meer specifiek de Risk Need Responsivity (RNR)-principes. Deze integratieve visie sluit goed aan bij de dubbele bedoeling van de behandeling van wetsovertreders met psychische stoornissen, met name bescherming van de samenleving en behandeling van een “zieke” persoon of zoals Ward het omschrijft: ‘aandacht voor zowel het beperken van risico’s als voor het bevorderen en ondersteunen van een goed leven’ en dit met aandacht voor het individu, zijn omgeving en de wisselwerking hiertussen. In de volgende vijf hoofdstukken worden de eerste resultaten en inzichten uit de verschillende onderzoekslijnen van ons multidisciplinair onderzoek toegelicht. Hoofdstuk drie handelt over de juridische aspecten van de rechtspositie van wetsovertreders met een psychische stoornis op internationaal niveau. Omdat het om “zieke” wetsovertreders gaat, zijn zowel aspecten van gezondheidsrecht als strafrecht met de normering van hun juridische positie gemoeid. In de huidige juridische bejegening van de groep domineert echter het risico-gerichte en strafrechtelijke dermate dat nagenoeg enkel die aspecten op de voorgrond komen. In dit hoofdstuk worden de pijnpunten van dit onevenwicht blootgelegd en wordt er aangetoond hoe een juridisch kader waarin strafrechtelijke en
11
gezondheidsrechtelijke aspecten worden gecombineerd, er zou kunnen uitzien. Met dit gebalanceerd kader wil de auteur de juridische sterktes van de wetsovertreders met een psychische stoornis voor het voetlicht brengen door aan te tonen welke rechten zij hebben en hoe zij die kunnen uitoefenen. Tegelijk kan het kader als toetsingsinstrument dienen voor evaluatie van de regels op nationaal niveau van de staten. Hoofdstuk vier geeft het belang aan van het ervaren van procedurele rechtvaardigheid door personen met een psychiatrische problematiek die in contact komen met politionele en/of justitiële autoriteiten en zo onderworpen worden aan een behandeling onder drang of dwang. Procedurele rechtvaardigheid wijst op het belang dat mensen hechten aan interpersoonlijke aspecten tijdens een sociale interactie. Het (al dan niet) ervaren van procedurele rechtvaardigheid tijdens een sociale interactie beïnvloedt de reactie van mensen op deze interacties. Wegens de gunstige invloed van procedurele rechtvaardigheid op veranderingsprocessen, zoals recovery en desistance, kan het beschouwd worden als een middel om het doel van therapeutische jurisprudentie te bereiken. Na een korte toelichting over de term procedurele rechtvaardigheid, worden internationale onderzoeksbevindingen beschreven omtrent procedurele rechtvaardigheid bij gedwongen opgenomen patiënten en bij verdachten en daders met een psychiatrische problematiek. Daarna worden kort twee onderliggende psychologische verklaringsmechanismen, namelijk sociale identiteit en legitimiteit, voor de gunstige invloed van procedurele rechtvaardigheid besproken en worden praktijkaanbevelingen voor elke echelon van de strafrechtsbedeling geformuleerd. Het hoofdstuk besluit met een gebalde conclusie. Hoofdstuk vijf levert een bijdrage over desistance bij wetsovertreders met een psychiatrische problematiek. Desistance betreft het veranderingsproces van stoppen met plegen van criminaliteit. Er bestaat reeds een traditie in desistance onderzoek, maar bestaande studies focussen voornamelijk op desistance in de algemene daderpopulatie. Om inzicht te krijgen in het stopproces van de specifieke groep 'wetsovertreders met een psychiatrische problematiek', wordt in hoofdstuk vijf gerapporteerd over de bevindingen van de eerste empirische fase van voorliggend onderzoek, waar focusgroepen georganiseerd werden met wetsovertreders met een psychiatrische problematiek. Het onderzoek betreft een belevingsonderzoek dat focust op sterktes en positieve ervaringen van de respondenten die helpend zijn om te veranderen.
12
Hoofdstuk zes schetst wat werken aan persoonlijk herstel in een forensische context kan impliceren. Om een totaalbeeld te krijgen van deze specifieke vorm van herstel, wordt eerst stilgestaan bij het begrip ‘herstel’ en het herstelproces, zoals deze worden gedefinieerd binnen de huidige geestelijke gezondheidszorg. Vervolgens schetsen we de particulariteit van herstel binnen een juridisch/gedwongen kader, dit aan de hand van internationaal onderzoek. Deze onderzoeken geven eerder de verschillen weer met betrekking tot persoonlijk herstel in een forensische context, dan de mogelijke overeenkomsten of werkbare elementen. Onder de noemer ‘forensisch herstel’ karakteriseren we deze specifieke vorm van herstel van personen die een strafbaar feit hebben gepleegd. We sluiten af met een beschouwing op de ondersteuning van forensisch en persoonlijk herstel. Op deze manier trachten we een aanzet te geven die de onverenigbaarheid van persoonlijk herstel en dwang weerlegt. In hoofdstuk zeven wordt er ingegaan op de ervaringen van familieleden van delictplegers met een psychiatrische problematiek. In wetenschappelijke literatuur is er reeds veel geschreven over het perspectief van familieleden van personen met een psychiatrische problematiek, waarbij er tot nu toe eerder gekeken wordt vanuit een probleemgerichte visie, dan wel vanuit een sterktegericht denken. Het is opmerkelijk dat literatuur over familieleden van delictplegers met een psychiatrische problematiek (erg) beperkt is. Daarom wordt er in hoofdstuk zeven aandacht besteed aan de perspectieven van deze familieleden door hun ervaringen, noden en behoeften en hoop voor de toekomst weer te geven en door in te gaan op een aantal mogelijke interventies die hen kunnen ondersteunen. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ook aandacht besteed aan hoe een sterktegericht perspectief de eerder genoemde probleemgeoriënteerde kijk in de literatuur kan aanvullen.
13