‘t Grommertje Watersportvereniging Hellevoetsluis
2014 nummer 2
Op reis met de Kulkuri, deel 3 Op het moment dat ik dit stukje schrijf zit ik op het terras van het appartement dat we voor een maand of zeven in Domburg hebben gehuurd en Kulkuri ligt in de Surinamerivier in marina Waterland, zo’n 5 kilometer hier vandaan. Een hele verandering, wonen in een huis dat niet beweegt na drie jaar bootbewoners te zijn geweest. Om hier te komen hebben we er inmiddels zo’n 9500 zeemijlen opzitten. Nu klinkt dat “opzitten” nogal negatief, alsof het een straf is om een reis te maken zoals wij aan het doen zijn, maar dat is niet wat ik bedoel. We vinden zeilen nog steeds een hele aangename manier van reizen, maar in de loop van de jaren zijn steeds meer aankomers geworden dan vertrekkers. Het wordt elke keer moeilijker om afscheid te nemen van dat leuke haventje, die mooie ankerplek, de gezellige uurtjes met de andere zeezigeuners die om ons heen liggen en vooral van de bakker om de hoek, de kok van het plaatselijke restaurant die ons tipt als hij verse vis heeft binnengekregen en al die andere lieve en interessante mensen die we ontmoeten. Vandaar dat we in Suriname wat langer blijven en een huis gehuurd hebben zodat we meer contact kunnen leggen met de lokale bevolking. Daarbij is er nogal wat onderhoud aan het interieur van de boot te doen na er drie jaar op gewoond te hebben. Het zeilen is dus voor ons steeds minder belangrijk en meer een manier van reizen geworden, maar ik schrijf dit stukje voor het verenigingsblad van WVH en niet voor een reisgids, dus wil ik deze keer toch wat meer vertellen over de praktische en technische aspecten van onze reis. Vooral omdat we in februari de Atlantische Oceaan zijn overgestoken en dat is toch een mijlpaal in het leven van een zeezeiler en ook van een boot. In een eerder stukje dat in dit blad is verschenen, heb ik beweerd dat iedereen die beschikt over een beetje fatsoenlijk uitgeruste boot met een set goede zeilen, een betrouwbare motor en voldoende ankergerei, klaar is om te vertrekken. Daar sta ik nog steeds achter. Ervaring doe je gaandeweg op, wat je nog aan uitrusting mist kan je onderweg ook nog kopen en met gezond verstand kom je een heel eind. Tenminste als je niet non-stop naar Antartica gaat of perse Kaap Hoorn wilt ronden en voldoende tijd en geduld heb om je tochtplanning aan te passen aan de omstandigheden. Wij volgen ongeveer de Coconut Milk Route, ook wel ouwe lullen route genoemd, hetgeen betekent dat we vanaf Zuid-Portugal met voornamelijk de wind in de rug en in de rustige delen van het jaar onze weg zoeken. Natuurlijk hebben we ook een paar fikse stormen over ons heen gehad en was het zeilen lang niet altijd een genoegen, maar over het algemeen was het niet zwaarder dan we eerder op de Noordzee of in het Kanaal hebben meegemaakt. Wij varen rond met een modale zeilboot, een Jeanneau SO40 met een diepe kiel, die we ’t Grommertje
19
Mei 2014
gekscherend ons Tupperware-tje noemen. Natuurlijk hebben we er een heleboel aan gedaan om haar beter toe te rusten voor deze reis, maar het is geen typische “vertrekkersboot” zoals een stalen Koopmans langkieler wordt beschouwd. Door de rompvorm, de aangezette kiel en het relatief lage eigen gewicht kan het leven aan boord bij een korte, steile deining erg oncomfortabel worden, maar we voelen ons dan niet onveilig. Het zwaarste wat we tot nu toe hebben meegemaakt was een dikke 10 Bf met golfhoogtes van een meter of 8. Allesbehalve leuk, er kwamen bakken met water over, fatsoenlijk eten koken kan je vergeten, toiletbezoek vereiste acrobatiek en slapen lukte alleen een beetje in de stabiele zijligging, maar de boot kon het goed aan en een storm duurt over het algemeen nooit langer dan 2 of 3 dagen. Na een dagje rust is dan alles weer vergeten. Ook na drie jaar zijn we nog steeds tevreden over de bootkeuze die we gemaakt hebben. Ze is geen snelheidsmonster, maar met daggemiddelden van 120 tot 140 mijl schiet het toch aardig op en wat voor ons belangrijker is dan snelheid, is dat we ons er veilig op voelen en er goed op kunnen leven. Gemiddeld hebben we in de afgelopen drie jaar ongeveer 40 dagen per jaar op zee doorgebracht en de rest van de tijd geankerd of in havens gelegen. Je kan je dan afvragen wat belangrijker is: een perfecte zeiler of een comfortabele boot om op te wonen. De waarheid ligt natuurlijk ergens daar tussen, maar wij hebben de schaal wat mee naar comfort laten overhellen. Wat een zeilboot aangenaam maakt om langdurig op te wonen is natuurlijk erg persoonlijk. Voor ons gold dat we een ruime kuip wilden waar we met een man of 6 ruim konden zitten, een achterinstap en met een fatsoenlijke tafel, gerieflijke kussens en een grote bimini er overheen omdat we zoveel mogelijk buiten wilden leven. Verder een groot kombuis (we zijn lekkerbekken), een natte cel waar je normaal in kan douchen, een ruime slaaphut met goede matrassen en door de hele boot heen zoveel mogelijk bergruimte. Vandaar dat we binnen ons budget destijds gekozen hebben voor de eigenaarversie van de SO40. Die heeft buiten een ruime slaaphut voorin, maar één achterhut en één toiletruimte in tegenstelling tot de charterversie, maar daarvoor in de plaats een heleboel kastjes en andere bergruimte. Onze keus voor een 40 voeter had er mee te maken dat ik er ook solo onder alle omstandigheden goed mee wil kunnen zeilen zonder afhankelijk te zijn van elektriciteit of hydrauliek, er meer dan voldoende leefruimte voor 2 personen op is en er ook met 2 gasten aan boord nog goed op te leven valt. Als we er nu weer voor stonden zouden we waarschijnlijk toch voor een 42 of 44 voeter kiezen. Niet voor de leefruimte en toen we vertrokken hadden we nog bergruimte over, maar inmiddels hebben we er onderweg zoveel spulletjes erbij gekocht dat elk ’t Grommertje
20
Mei 2014
hoekje en gaatje bezet is. Maar ja, zo blijft er altijd wel wat te wensen over en we gaan ons bootje er echt niet voor inruilen. In de technische uitrusting is niet erg veel veranderd of toegevoegd. We varen nog steeds rond met dezelfde set zeilen als waar we mee zijn vertrokken: rolgrootzeil + reserve, genua 1 en 2, stormfok op het kotterstag en een genaker op een boegspriet. De stormfok hebben we nog nooit gebruikt en in de toekomst willen we de genaker op een rol zetten, want als ik solo zeil is het met een slurf toch een heel gedoe om hem te gebruiken. Aan ankergerei hebben we er onderweg een anker bijgekocht en hebben nu e als hoofdanker een Rocna 25 kg met 75 meter ketting, als 2 anker een 20 kg Bruce met 25 meter ketting en 35 meter lijn en als hekanker een Fortress met 5 meter ketting en 30 meter loodverzwaarde lijn. Na een crash van de boordcomputer moesten we een nieuwe kopen, maar die werkte onder Windows 7 en daar draaide helaas onze versie van MaxSea niet op. Als navigatieprogramma gebruiken we nu OpenCPN met C-Map kaarten en alhoewel het beeld er wat minder “gelikt” uitziet dan bij MaxSea, bevalt het ons verder goed. Dan hebben we in Las Palmas ook nog een watermaker geïnstalleerd, maar dat is luxe. We zijn nog steeds erg blij met onze beslissing om destijds een SSB zender/ontvanger te installeren. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad om alles goed te laten werken zonder dat de radio spontaan aan ging of de stuurautomaat op hol sloeg, maar het is heel erg prettig om waar we ook zijn te kunnen beschikken over actuele weerberichten, gribfiles en weerkaarten en bij oversteken het thuisfront op de hoogte te kunnen houden van onze positie en te kunnen e-mailen. Als zendamateur zijn er verbindingsmogelijk-heden met tientallen stations en zijn er praktisch geen beperkingen in de tijdsduur of aantal bytes. Tot Kaapverdië hadden we meestal goed contact met Zwitserse stations en tegenwoordig met een zendamateur in Sint Eustatius. Als back-up hebben we een Iridium satelliettelefoon, maar die gebruiken we eigenlijk niet erg vaak, alhoewel de gesprekskosten wel meevallen met ca. €1,55 p/min. Buiten de EU is dat zelfs veel goedkoper dan bellen met een Nederlands mobieltje. Onze boot is een energievreter met als grootverbruikers 2 koelkasten, een elektrisch toilet en een grote monitor voor de boordcomputer. In theorie zouden we met 2 ’t Grommertje
21
Mei 2014
zonnepanelen en de windgenerator voldoende stroom moeten kunnen opwekken, maar dan zou elke dag de zon volop moeten schijnen bij een knoop of 20 wind en dat gaat maar zelden samen. We hebben er daarom een tijdje geleden nog 2 wegklapbare zonnepanelen van elk 90W bijgeplaatst en nu is verbruik en opbrengst meestal in balans. Behalve als de watermaker aan staat, want die alleen gebruikt al bijna 9 Ah. Dan moet dus of de motor aan, of het aggregaatje dat we als back-up hebben. Maar ja, alles is wat ons betreft beter dan tientallen liters mineraalwater aan boord sjouwen of onbetrouwbaar water uit de kraan drinken. Dan nog iets over de twee grote oversteken die we het laatste jaar gemaakt hebben en de plaatsen die we hebben bezocht. Na een jaar bij de Canarische eilanden rondgevaren te hebben, was het vorig jaar november tijd om weer eens andere gebieden op te zoeken. Oorspronkelijk hadden we bedacht om eerst naar Dakar in Senegal te gaan en daarna naar Gambia, maar omdat de veiligheidssituatie in Dakar op dat moment nogal onduidelijk was, zijn we vanaf Tenerife rechtstreeks naar Banjul in de monding van de Gambiarivier gevaren. Het was een oversteek van 900 mijl, dus de langste tot dan toe en de eerste waarbij we echt onder invloed van de passaatwind zeilden. We hadden bijna constant een bakstagwind van een knoop of 15 en met de halfwinder op en daarbij in de rug 1,5 kn van de Canarische stroom, liep het als een trein. De swell uit het NW bleef met een meter of 2 ook binnen de perken, op één dag na die met golfhoogtes van 4 tot 5 meter wat minder aangenaam was. Al met al was het een mooie tocht en kwamen we uitgerust en vrolijk in Banjul aan. Van het inklaren in Gambia werden we wel weer een beetje chagrijnig. De corruptie is er alom en het kostte ons ruim € 80,om Immigration, Customs en Port Authority in actie te laten komen om de hele paperassenwinkel af te handelen. Na twee jaar nauwelijks rekening te hebben moeten houden met getijden, stroom en dieptes, was het bij het opvaren van de rivier weer even wennen. Het getijdenverschil in de monding is ruim 2,5 meter, er loopt in het volle tij 3 tot 4 kn stroom op de rivier en 100 mijl stroomopwaarts is het verschil in het tijdstip van eb en vloed ruim 10 uur vergeleken met Banjul. Het was dus een heel gereken om zoveel mogelijk stroom mee te hebben en tegen de vloed ondieptes te passeren. In de monding zijn een paar boeien gelegd, maar die liggen er meer voor de sier en op de rivier is helemaal geen beboeiing, ondanks dat er vele tientallen wrakken en ondieptes liggen. De British Admiralty kaart die we gebruikten was uit 1826 en was in 1941 voor het laatst gedeeltelijk bijgewerkt en van C-Map klopte natuurlijk ook niet veel. Vooral als we de bolons (kreken) ingingen die tussen de mangroves door tientallen mijlen het binnenland inlopen, leek het erg veel op rondscharrelen op de Waddenzee zonder kaart. Als we maar 3 of 4 keer op een dag vast ’t Grommertje
22
Mei 2014
kwamen te zitten hadden we een goede dag, maar gelukkig was de bodem van zachte modder en konden we er altijd weer uitkomen, al duurde dat soms wel eens een kwartiertje. De schitterende natuur en de ontzettend vriendelijke mensen uit de dorpjes waar we bij ankerden, maakten echter alles goed. Uiteindelijk zijn we tot in het Gambia National Park gevaren, zo’n 170 mijl stroomopwaarts. We hebben naast duizenden prachtige vogels ook apen, krokodillen en een aantal nijlpaarden gezien, waarbij er één tot 20 meter bij de boot kwam. Gelukkig had hij of zij een goede bui, want wat is zo’n dier groot van dichtbij en ze kunnen ook heel agressief zijn hoorden we van een ranger van het park.
Na weer terug in Banjul Kerst en Nieuwjaar gevierd te hebben, zijn we begin januari naar Palmeira op het eiland Sal van Kaapverdië overgestoken. Het was met een halve wind van een knoop of 20 best een aardige tocht, ware het niet dat Liesbeth voor het eerst in haar leven een dag zeeziek was en van lichtmatroos voornamelijk ligmatroos werd. Daarbij kruisten we de eerste nacht het favoriete visgebied van Senegalese en Gambiaanse vissers die daar in pirogues (lange, houten scheepjes met een buitenboordmotor) aan het werk waren en nog nooit van navigatieverlichting of radarreflectoren hadden gehoord. Als ze dan op 10 meter afstand van ons ineens een zaklantaren aandeden, schrokken we ons natuurlijk rot. De tweede tussenstop in Kaapverdië was Mindelo op het eiland Sao Vincente. Daar zijn zover mogelijk de voorraden aangevuld, want afgezien van vis en wat groenten en fruit, wordt er bijna niets op de eilanden zelf geproduceerd en moet alles van overzee komen. Het was ’t Grommertje
23
Mei 2014
trouwens verrassend hoe goed de baaien en havens beboeid waren, ongetwijfeld heeft dat te maken met de steun die Europese donorlanden geven. Liesbeth was inmiddels naar Nederland gevlogen, voor haar zijn wekenlange oversteken teveel van het goede. Eind eerste week februari waren zeilvriend Jan en ik klaar met de voorbereidingen voor de grote oversteek en kon het Atlantische avontuur beginnen. De keus om in februari vanuit Kaapverdië over te steken was vooraf gepland, omdat in die periode van het jaar en op die breedtegraad altijd gerekend kan worden op een passaatwind van een knoop of 20 en de kans op depressies heel erg klein is. De wind waaide inderdaad al wekenlang met een constante kracht uit NO tot ONO en we hoefden dan nergens op te wachten en zijn zaterdag 8 februari vertrokken. Onze belevenissen onderweg kan je lezen in het reisverslag februari 2014 op onze website www.kulkuri.nl in de vorm van een dagboek met ups en downs. Samengevat was het een relatief probleemloze oversteek waarbij we vóór de wind tot een bakstag wind van tegen de 20 kn, gemiddeld zo’n 120 mijl per dag op de grootcirkelroute aflegden en na 16 dagen afmeerden aan de steiger van marina Waterland in de Surinamerivier. Zoals gezegd blijven we een tijdje in Suriname en de volgende bestemmingen zijn in november Tobego en in februari 2015 Trinidad voor het beroemde carnaval. Hans & Liesbeth www.kulkuri.nl
’t Grommertje
24
Mei 2014