Symposiumvoorstel ORD 2015: Kwaliteit leraren: aantrekken kwaliteit, verhogen kwaliteit, en behouden kwaliteit
Inleiding Dit symposium bestaat uit drie presentaties gevolgd door een bespreking door een referent en een discussie met de zaal. De eerste presentatie gaat over een onderzoek waarin de taal- en rekenvaardigheden van leraren vergeleken worden met die van de rest van de beroepsbevolking. De tweede presentatie betreft een presentatie over onderzoek naar de effecten van de lerarenbeurs op hoger onderwijs deelname en afronding. De derde presentatie gaat over het uittredegedrag van oudere leraren naar ander werk of pensioen. De doelstelling van de sessie om het thema kwaliteit van leraren vanuit drie verschillende invalshoeken te belichten. Het is inmiddels evident uit de literatuur dat de kwaliteit van leraren bepalend is voor de prestaties van leerlingen. De kwaliteit van leraren kan in beginsel worden bevorderd door het aantrekken van leraren uit een zo hoog mogelijk segment van de vaardigheidsverdeling, door op- en bijscholing van bestaande leraren, en door het zo lang mogelijk behouden van goede leraren (en uittrede van minder functionerende leraren). De drie presentaties in dit symposium belichten achtereenvolgens deze drie mogelijke invloedfactoren op de kwaliteit van leraren. Het eerste paper heeft wetenschappelijke betekenis doordat vaardigheden van leraren in relatie tot die van de rest van de beroepsbevolking voor een groot aantal landen in kaart worden gebracht terwijl vrijwel al het eerdere onderzoek zich beperkt tot de situatie binnen 1 land. Daarnaast is vernieuwend dat aandacht wordt besteed aan de verdeling van vaardigheden van leraren, terwijl eerder werk zich vaak op gemiddelden richt. Een recent paper van Hanushek et al. (2014) laat zien dat verschillen in cognitieve vaardigheden van
leraren een belangrijke rol spelen in het verklaren van internationale verschillen in leerprestaties. Het tweede paper draagt bij aan de beperkt beschikbare literatuur over de effecten van publieke scholingsvouchers op scholingsdeelname. Vernieuwend is onder andere dat ook het effect op afronding wordt onderzocht. Belangrijke verschillen met eerdere voucherevaluatiestudies zijn dat de lerarenbeurs een veel groter voucher betreft qua waarde, dat verlofcompensatie aan de werkgevers ook deel uitmaakt van de voucherregeling, en dat het een specifieke hoog opgeleide doelgroep betreft. Het derde paper biedt inzicht in het uittredegedrag van leraren. Dit is met name van belang omdat de werkgevers in het onderwijs niet alleen de beste afgestudeerden willen aantrekken door selectie aan de poort, maar ook de beste oudere werkenden willen behouden om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. Door een betere “selectie uit de poort”, i.e. het beïnvloeden van wie er vertrekken uit het onderwijs, kan de kwaliteit van het lerarenkorps worden beïnvloed.
Bijdrage 1: Wie wordt er leraar?
De kwaliteit van leraren is essentieel voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de samenleving. Hoewel de kwaliteit van docenten lastig te meten is (Hanushek & Rivkin, 2006), blijken vaardigheden van leraren, zoals gemeten op capaciteitstoetsen, gerelateerd aan onderwijsproductiviteit (Metzler and Woessmann, 2012; Eide, Goldhaber and Brewer, 2004). Hanushek, Piopiunik & Wiederhold (2014) laten verder zien dat de cognitieve vaardigheden van leraren een belangrijke rol spelen in het verklaren van internationale verschillen in leerprestaties.
2
Het doel van dit onderzoek is om de vaardigheden van leraren in kaart te brengen. Ons artikel vergelijkt de verdeling van taal- en rekenvaardigheid van leraren in het primaire en secundaire onderwijs met die van de rest van de beroepsbevolking in 18 verschillende landen. Hiervoor maken we gebruik van data van het Programme for the International Assessment of Adult Competencies (PIAAC) en Adult Literacy and Lifeskills Survey (ALL), uitgevoerd door de OECD. Beide datasets bevatten representatieve steekproeven van de beroepsbevolking voor verschillende landen. De empirische strategie is tweeledig: (1) we vergelijken gemiddelde scores op de toetsen tussen leraren en niet-leraren voor verschillende landen; (2) we analyseren de verschillen in verdelingen van de scores tussen deze groepen. Hiertoe bepalen we het verschil in de percentielscores van leraren en die van de overige bevolking op de toetsen. Daarnaast controleren we in onze analyses voor verschillende variabelen die onze resultaten kunnen vertekenen of verklaren.
Onze resultaten laten zien dat in bijna alle landen leraren bovengemiddeld scoren op taal- en rekenvaardigheid. Daarnaast laten onze analyses van de verschillen in de vaardigheidsdistributies zien dat leraren voornamelijk in de lagere percentielen hoger scoren dan de rest van de bevolking: de slechtst scorende leraren doen het veel beter dan de slechtst scorende andere respondenten. Aan het hoge uiteinde van de verdeling zien we dat de beste leraren in het voortgezet onderwijs niet minder goed scoren dan de beste andere respondenten, terwijl de beste leraren in het basisonderwijs ongeveer 0.1 standaarddeviatie lager scoren dan de beste andere respondenten. Deze resultaten hebben verschillende beleidsimplicaties. De hoge scores van de minst scorende leraren laten zien dat hogere toelatingseisen wellicht geen efficiënte manier is om de kwaliteit van het lerarenkorps te verbeteren. Aangezien het aanbod van leraren eindig is en
3
de laagst scorende leraren al veel hoger scoren dan het laagst scorende deel van de rest van de bevolking zorgt een verhoging van de toelatingseisen wellicht slechts voor marginale opbrengsten ten koste van een potentieel lerarentekort. De bevinding dat de hoogst scorende leraren nauwelijks lager scoren dan het hoogst scorende deel van de rest van de bevolking laat zien dat sommige mensen met hoge vaardigheden zich aangetrokken voelen tot het lerarenberoep terwijl ze op basis van hun vaardigheden in andere beroepen meer zouden kunnen verdienen. Voor beleidsmakers is het relevant te onderzoeken welke niet-monetaire aspecten van het lerarenberoep deze mensen waarderen. Als deze geïdentificeerd kunnen worden, zouden interventies om het beroep aantrekkelijker te maken voor mensen met hoge vaardigheden zich toe kunnen spitsen op deze factoren in plaats van meer traditionele instrumenten als salarisverhoging.
Referenties Eide, E., Goldhaber, D., & Brewer, D. (2004). The teacher labour market and teacher quality. Oxford Review of Economic Policy, 20(2), 230-244. Hanushek, E. A., Piopiunik, M., & Wiederhold, S. (2014). The value of smarter teachers: international evidence on teacher cognitive skills and student performance. NBER Working Paper No. 20727. Hanushek, E. A., & Rivkin, S. G. (2006). Teacher quality. Handbook of the Economics of Education, 2, 1051-1078. Metzler, J., & Woessmann, L. (2012). The impact of teacher subject knowledge on student achievement: evidence from within-teacher within-student variation. Journal of Development Economics, 99(2), 486-496.
4
Bijdrage 2: Het effect van de lerarenbeurs op hoger onderwijs deelname en afronding
Dit paper betreft een onderzoek naar de effecten van de lerarenbeurs op hoger onderwijs deelname en afronding en op de kans om in het onderwijs te blijven werken. De lerarenbeurs is in 2008 opgezet om professionele ontwikkeling van leraren te stimuleren. De lerarenbeurs is gericht op leraren van basisonderwijs tot hoger onderwijs. De lerarenbeurs betreft zowel een subsidie voor leraren voor de inschrijvingskosten, kosten van studiemateriaal en reiskosten, als een subsidie voor scholen om vervanging te bekostigen tijdens het studieverlof van de leraren met een beurs. Er is bijna 400 miljoen euro toegewezen aan 40 duizend leraren tussen 2008 en 2013.
De effecten van de lerarenbeurs worden onderzocht met behulp van een zogenoemde (fuzzy) regressie discontinuïteit. Deze discontinuïteit in de kans om een beurs te krijgen is ontstaan door een maximum subsidiebudget in de eerste aanvraagronde in combinatie met een groter aantal aanvragen. Dat leidde ertoe dat circa een derde van de aanvragen niet kon worden gehonoreerd. De beurzen zijn vervolgens toegekend op basis van volgorde van binnenkomst. Na een bepaalde datum maakten aanvragers geen aanspraak meer op een lerarenbeurs in de betreffende aanvraagronde.
De belangrijkste bevinding van het paper is dat er sprake is van een behoorlijke deadweight loss. Dat wil zeggen dat een belangrijk deel van de met lerarenbeurs gefinancierde opleidingen ook zouden zijn gedaan zonder de lerarenbeurs. De lerarenbeurs verdringt zowel reguliere scholingsbudgetten van scholen als eigen bijdragen van docenten. De geschatte deadweight loss bij de aanvragen in de eerste ronde ligt in de orde van 80-90 procent. De deadweight loss ligt lager bij aanvragen voor opleidingen die nog niet gestart zijn en bij
5
langere opleidingen. Het afschaffen van de mogelijkheid om een beurs aan te vragen voor een opleiding die nog niet gestart is heeft de additionele scholingsdeelname van de lerarenbeurs met circa 5 procentpunt verhoogd.
Dit paper voegt kennis toe aan de schaarse literatuur over de effecten van scholingsvouchers op scholingsdeelname. Twee eerdere studies over scholingsvouchers vinden een deadweight loss van 30 procent (Schwerdt et al., 2012) en van 60 procent (Hidalgo et al., 2015). In beide gevallen ging het om gerandomiseerde experimenten waarbij scholingsvouchers at random werden uitgedeeld. De doelgroepen waren gemiddeld lager opgeleid dan bij de lerarenbeurs en het betrof (veel) kleinere voucherbedragen.
Referenties Angrist, J., and V. Lavy, 2001, Does Teacher Training Affect Pupil Learning? Evidence from Matched Comparisons in Jerusalem Public Schools, Journal of Labor Economics, vol. 19, no. 2, pp. 343-369. Chetty, R., J. Friedman & and J. Rockoff, 2014, Measuring the Impacts of Teachers II: Teacher Value-Added and Student Outcomes in Adulthood, American Economic Review, vol. 104, no. 9, pp 2633-79. Hanushek, E., and S. Rivkin, 2010, Using Value-Added Measures of Teacher Quality, American Economic Review, vol. 100, no. 2, pp. 267–71. Harris, D. and T. Sass, 2011, Teacher training, teacher quality and student achievement, Journal of Public Economics, vol. 95, no. 7, pp. 798-812. Hidalgo, D., H. Oosterbeek, and D. Webbink, 2015, The impact of training vouchers on lowskilled workers, Labour Economics, forthcoming. Jacob, B., and L. Lefgren, 2004, The Impact of Teacher Training on Student Achievement Quasi-Experimental Evidence from School Reform Efforts in Chicago, Journal of Human Resources, vol. 39, no. 1, pp. 50-79. Kane, T., and D. Staiger. 2008, Estimating Teacher Impacts on Student Achievement: An Experimental Evaluation, National Bureau of Economic Research Working Paper, no. 14607. Rivkin, S., E. Hanushek, and J. Kain. 2005, Teachers, Schools and Academic Achievement, Econometrica, vol. 73, no. 2, pp. 417–58. 6
Schwerdt, G., D. Messer, L. Woessmann, and S. Wolter, 2012, The impact of an adult education voucher program: evidence from a randomized field experiment, Journal of Public Economics, vol. 96, pp. 569-583.
Bijdrage 3 Uitstroom van leraren uit het onderwijs: “selectie uit de poort”
De arbeidsmarkt voor leraren is van oudsher vrij gesloten. Uit een overzicht van het ROA (2013, tabel 2.5) blijkt dat de sector onderwijs van alle sectoren van de Nederlandse arbeidsmarkt de laagste uitstroom naar andere sectoren kent, namelijk 2,8% per jaar. Uit andere gegevens van het ROA (2013a) en het CAOP (2014) blijkt ongeveer driekwart van de leraren na hun afstuderen in het onderwijs te werken. Gemiddeld over de loopbaan blijft dat driekwart voor de leraren van de PABO, en ongeveer de helft voor de leraren met een tweedegraadsopleiding, afhankelijk van het vak waarin wordt lesgegeven.
Enerzijds kan worden verwacht dat leraren die goed functioneren niet snel vertrekken naar een baan buiten het onderwijs en er graag lang willen blijven werken, daarbij gefaciliteerd door hun werkgever. Anderzijds kunnen er omstandigheden zijn die hen ertoe aanzetten om eerder uit te stromen. Deze omstandigheden kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld ontevredenheid over de uitdaging en de arbeidsomstandigheden, en de wellicht grotere mogelijkheden voor hen om in een baan buiten het onderwijs of als zelfstandige aan de slag te gaan. De uitstroom van deze groep kan ten koste gaan van de kwaliteit van het onderwijs. Maar ook leraren die minder goed functioneren of oudere leraren die hun kennis en vaardigheden onvoldoende op peil hebben gehouden, kunnen eerder op zoek gaan naar een baan buiten het onderwijs dan wel eerder met pensioen gaan.
7
Uit het onderzoek van Fouarge et al. (2013) wordt duidelijk dat werkgevers die het belangrijk vinden dat hun werknemers langer doorwerken, in hun personeelsbeleid meer aandacht besteden aan de inzetbaarheid van oudere werknemers. Montizaan et al. (2010) vinden dat alleen grote organisaties in de publieke sector, waaronder scholen, proberen in te spelen op een hogere pensioenleeftijd van hun werknemers door middel van het aanbieden van scholing. Kleine (school)organisaties hebben wellicht onvoldoende mogelijkheden om te investeren in de scholing van hun werknemers.
In het hier voorgestelde onderzoek wordt nagegaan welke de kenmerken zijn van de (oudere) leraren zijn die uitstromen naar ander werk of met pensioen gaan, ten opzichte van degenen die blijven. De kenmerken hebben betrekking op onder meer hun kennis en vaardigheden, het functioneren in termen van bijvoorbeeld motivatie en leergierigheid, en de kwaliteit van de taken die leraren uitvoeren. De kenmerken van beide groepen kunnen verschillen door zowel zelfselectie van leraren als (impliciete) selectie door scholen ten gevolge van het gevoerde personeelsbeleid. Door een betere selectie uit de poort, i.e. het beïnvloeden van wie er vertrekken, kunnen scholen de kwaliteit van het lerarenkorps beïnvloeden.
Er wordt zoveel mogelijk gedifferentieerd tussen de verschillende onderwijssectoren. Deze worden tevens vergeleken met andere sectoren binnen de publieke sector. Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek wordt gekeken naar waar de aanknopingspunten voor het professionaliseringsbeleid en het HRM-beleid van werkgevers in het onderwijs. De publicaties en databronnen die gebruikt worden zijn naast de (inter)nationale literatuur de ABP-enquête van het ROA (zie bijv. Fouarge et al., 2013) en het Personeels- en mobiliteitsonderzoek van het Ministerie van BZK (POMO, zie bijv. Stamet, 2013).
8
Referenties
CAOP (2014), www.stamos.nl Fouarge, D., A. de Grip, R. Montizaan (2013), Duurzame inzetbaarheid en pensionering in de overheid en het onderwijs, ROA-R-2013/10, Maastricht. Montizaan, R., F. Cörvers, A. de Grip (2010), The effects of pension rights and retirement age on training participation: Evidence from a natural experiment, Labour Economics, Vol. 17, pp. 240-247. ROA (2013), De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018, ROA-R-2013/10, Maastricht. ROA (2013a), Arbeidsmarktinformatiesysteem, www.roa-maastricht.nl. Stamet, Y. (2013), Duurzaam inzetbaar en mobiel, Secundaire analyse POMO 2012 voor het primair onderwijs, CAOP Research & Europa, maart, Den Haag.
9