Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
1
Verslag van het symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ gehouden op donderdag 25 juni 2015 in de raadzaal van het stadhuis te Groningen Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit Dagvoorzitter: Nico Broekema, griffier gemeente Westland Gespreksleider: Nico Broekema Gastorganisatie: gemeente Groningen Inleiders: Jan Lunsing, bestuurskundig onderzoeker voor de stichting StiBABo Herman Bröring: hoogleraar Integrale Rechtsbeoefening aan de Rijks Universiteit Groningen Jacques Wallage, honorair hoogleraar Rijks Universiteit Groningen en voorzitter van de Raad voor Openbaar Bestuur Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
berichtgeving RTV Drenthe en RTV noord Inspreektekst Dorpsbelang raadsvergadering 25 juni 2015 gemeente Aa en Hunze raadsvoorstel gemeente Aa en Hunze 25 juni 2015 windmolens Link raadsvergadering Aa en Hunze 25 juni 2015 PowerPoint presentatie inleider Jan Lunsing PowerPoint presentatie inleider Herman Bröring
41 43 46 53 54 61
De heer BROEKEMA: Van harte welkom! In het bijzonder aan onze inleiders Jan Lunsing en Herman Bröring. Jacques Wallage is wat later en is met zijn inleiding voorzien omstreeks 11.00 uur. Voor die tijd hebben we ook een interessant programma, mede ingegeven door de actuali De heer LUNSING: Dank je wel voor het woord. Ik vond het heel komisch dat er werd gesproken over een spook dat door Nederland waart en het bleek te gaan om mensen die meer democratie willen. Ik zou dat zelf niet directe en spook noemen, maar juist een heel mooie ontwikkeling. Ik ben op 13 mei gepromoveerd op ‘De Kloof’ of eigenlijk ‘Ontmoetingen op de kloof’. Want mijn idee is dat overheid en burger elkaar steeds ontmoeten. Er wordt steeds over gesproken dat er een kloof tussen zit, dus dan moet je elkaar op die kloof ontmoeten. Daar gaat mijn proefschrift over. Zijn er manieren om die kloof kleiner te maken? Eerst is het de vraag wat die kloof precies is en daarover zijn er heel veel gedachten. Die zit vooral in de gedachten van bestuurders die het gevoel hebben dat de burgers steeds verder van ze vandaan staan. Je ziet bijvoorbeeld dat de opkomst bij verkiezingen omlaag gaat en het ledental van politieke partijen daalt. Je ziet meer steun voor partijen die buiten het bestuur zitten, zoals de PVV. Die partij wil eigenlijk geen bestuursverantwoordelijkheid, maar wil gewoon tegen het bestel aan schoppen. Daar kun je blijkbaar heel veel zetels mee winnen. En de drie grote oude volkspartijen zijn steeds minder volkspartij en steeds minder groot. De besturen van die partijen zien dat als een probleem, want zij willen groot blijven om bestuursverantwoordelijkheid te kunnen dragen. Ze zoeken verschillende methoden om dat op te lossen. Achter elke methode zit een al dan niet uitgesproken beleidstheorie. Ik heb drie totaal verschillende beleidstheorieën onderzocht: de vermaatschappelijking van de welstandsprocedure, buurtbudgetten zoals in Emmen en referenda zoals die in Groningen zijn gehouden. Het gaat vooral om welk effect die maatregelen hebben op de perceptie van burgers en hoe zij kijken naar de afstand tot de overheid. Ik heb twee mechanismen gebruikt om na te gaan of de beleidstheorie het effect heeft dat de beleidsmaker wenst. Mijn promotor Bas Denters had een complex verhaal over de methode die ik heb toegepast. Aan het einde heb ik pas begrepen wat hij precies bedoelde en ik heb dat de
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
2
konijnenmethode genoemd. Dan begrijp ik het beter. Je hebt een landschap waarin je een konijn ziet rondhuppelen. Dat zit achter gras en bosjes en een tijdje verder zie je dat konijn weer en weer een tijdje later opnieuw. Bij de konijnenmethode ga je er vanuit dat hetzelfde konijn van de ene plaats naar de andere is gelopen. Je hebt maar drie waarnemingen. Het idee is dat je dan een theorie moet hebben die verklaart waarom dat zo zou kunnen zijn. Dan heb je een theorie met een tijdsverloop dat klopt met de snelheden die je hebt gezien. Dan heb je een redelijk stabiele redenering dat het konijn van links naar rechts is gelopen. Als de tijd niet klopt moeten het meer konijntjes geweest zijn. Zo heb ik het onderzocht. Ik heb drie bestaande onderzoeken opnieuw bekeken en daarbij heb ik niet de vraag kunnen stellen die ik aanvankelijk had toen ik het onderzoek deed. Ik heb wel steeds genoeg gegevens kunnen verzamelen om het hele beeld vol te krijgen met behulp van de theorie. De twee mechanismen die ik voor mijn onderzoek hebt gebruikt zijn de rechtvaardige verdeling en de rechtvaardige procedure. De rechtvaardige verdeling stelt de vraag naar of je in verhouding tot anderen eerlijk bedeeld wordt. Als je denkt een redelijke hoeveelheid te hebben gekregen, dan accepteer je dat en vind je dat een goede verdeling die je prettig vindt. Als je denkt heel erg te worden benadeeld word je boos. De rechtvaardige procedure gaat uit van het effect van de wijze waarop een overheid burgers behandeld. Als je een boete krijgt en je wordt daarbij respectloos behandeld vind je dat veel vervelender dan als je te hard hebt gereden, de betreffende man je respecteert en dat je de boete krijgt die ervoor staat. Dit bespreek ik in mijn boek aan de hand van een formule. De formule gaat over de gepercipieerde uitkomst. Mensen hebben vooraf een verwachting van wat de overheid gaan doen. Ze gaan je goed of slecht behandelen. In een dictatuur heb je heel lage verwachtingen. Als de uitkomst is dat je beter bent behandeld dan verwacht komt daaruit een positief getal. Dan zou dat de kloof verkleinen. Het effect is vooral groot als je het zelf heel belangrijk vindt. Als je het niet zo belangrijk vindt denk je dat het wel beter is dan verwacht, maar dan raakt het je zelf niet zoveel. Vandaar zo’n formule. Ik behandel nu mijn drie deelonderzoeken naar welstandstoezicht, buurtbudgetten en referenda. Om bij de eerste te beginnen. Welstandstoezicht moest volgens Remkes vermaatschappelijkt worden. Er waren drie onderdelen. Er moest een welstands-nota komen. Gemeenteraden hebben nu overal welstandsnota’s vastgesteld. Dat zou dan de voorspelbaarheid van burgers die een bouwvergunning aanvragen vergroten. De toename van de invloed van het college zou het bevorderen. Als Welstand heeft gezegd de kleur van een huis niet goed te vinden kan het college zeggen dat wel goed te vinden. Dan mag je alsnog, tegen het advies in, je bouwwerk plaatsen. En ten slotte zijn de vergaderingen van de Welstandscommissie openbaar. Als jouw zaak behandeld wordt kun je ernaartoe gaan en kun je horen hoe ze het doen. Als je er bent kan de commissie jou ook vragen stellen. Dat is bij mijn onderzoek ook gebeurd. Wat waren de resultaten daarvan? De Welstandsnota bleek eigenlijk geen effect te hebben op de kloof. Mensen die vaak een vergunning aanvragen weten dat die nota er is en kunnen die ook goed gebruiken. Mensen die dat eenmalig doen weten niet dat die er is. Als ze hem er wel bij pakken is dat best een complex document en gaan ze zelden daarmee goed door de procedure. Een krachtiger positie van het college bleek er niet te zijn. Ik heb het bij drie gemeenten onderzocht. Die hadden drie jaar na de wet geen burger meer gezien, dus op een of andere manier leek het college juist minder invloed op het hele proces te hebben. De openbaarheid van de vergadering van de Welstandscommissie, waarbij het gaat om het ontmoeten van de commissieleden, blijkt een positieve invloed te hebben voor mensen die eenmalig een bouwvergunning aanvragen. Voor hen is het vaak ook een heftige gebeurtenis: een levensbesluit. De man die dit zei had grond gekocht, een sloop- en bouwvergunning aangevraagd en had vooraf met de ambtenaar gesproken of dat goed kon. Volgens die ambtenaar kon dat en vervolgens mocht hij zijn huis niet slopen en toen had hij dus al geïnvesteerd. Op dat moment zit iemand emotioneel tot aan het plafond. Als je in een gesprek meer begrijpt waarom dat is kun je er veel positiever mee omgaan dan in de oude situatie waarin je een brief kreeg waarin stond dat het niet mag. Er is door die ontmoetingen veel meer tevredenheid en veel meer begrip voor ook negatieve besluiten van zo’n welstandscommissie. Dat zat hem vooral in
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
3
het procedurele rechtvaardigheidsgevoel, want ik had niet de indruk dat de besluiten nu heel anders werden, ook al kon de commissie nog met de aanvragers praten. De commissieleden zijn allemaal architecten en voor mijn gevoel behoorlijk eigenwijs en overtuigd van hun eigen deskundigheid over wat mooi en niet mooi is. De uitleg van hoe zij tot een idee komen wat zij mooi vinden helpt de aanvrager wel om te accepteren waarom hij zijn ontwerp toch moet aanpassen. Nu het buurtbudgettenarrangement van de gemeente Emmen. Er is in Nederland een zeer grote diversiteit aan buurtbudgetarrangementen, dus moeten we de eigenheid van dit arrangement ook in ogenschouw nemen. Het bijzondere van het buurtbudgettenarrangement van Emmen is dat Emmen zeer innovatief is Een budget is niet voor een bankje of speelvoorziening, maar in Emmen mag de buurtvertegenwoordiging ermee doen wat ze wil binnen zeer ruim omschreven kaders en regels. Het mag niet strijdig zijn met het gemeentelijke, provinciale of rijksbeleid. Het moet ook binnen het budget passen. Er zijn dus heel heldere regels, maar niet dat je bijvoorbeeld geen standbeeld mag neerzetten. Als een dorp zegt een lelijk standbeeld te willen, dan moet dat er gewoon komen. Soms is er wel discussie. Soms wil men een verkeersbord om een situatie verkeersveiliger te maken. De ambtenaar zegt dan dat het niet veiliger wordt doordat er te veel borden staan. Na heel veel discussie waren de burgers niet overtuigd en is het bord wel geplaatst. Na twee jaar waren de burgers eindelijk toch overtuigd dat het bord niet hielp en misschien toch beter weggehaald kon worden. Dus dat geeft wel aan hoe ver Emmen wel meegaat met de burgers. Uiteindelijk zijn zij wel bepalend of er iets wel of niet komt. Verkeersdeskundigen denken dat het jammer van het bord is en financiële deskundigen denken dat het jammer is van het geld. Aan de andere kant is het wel zoals democratie moet werken. Er is ook geen enkele gemeenteraad in Nederland die alleen perfecte besluiten heeft genomen en altijd naar zijn eigen deskundigen luistert. Dus als je iets naar een dorps- en wijkniveau brengt moet je ook accepteren dat de politiek op dat niveau vergissingen maakt. De beleidstheorie in Emmen is dat juist doordat je meer besluiten moet nemen als raad en college je wel in een soort proces komt dat het niveau krijgt wat de gemeente ook moet doen. Dat leidt tot meer begrip voor waarmee de gemeente te maken heeft en dat zou de kloof verkleinen. De effecten daarvan qua distributieve rechtvaardigheid zijn de volgende. De voorwaarde is dat burgers heel veel vrijheid hebben en dan heb je dus een heel positief effect van distributieve rechtvaardigheid. Je krijgt een bepaald budget en gaat ermee aan de slag. Als het om bepaalde redenen niet kan, bijvoorbeeld bij een bankje bij een speelvoorziening, waarvoor ontzettend veel regels zijn en waarbij men denkt dat bij een plaatselijke timmerman te bestellen die nooit kan voldoen aan Europees vastgestelde regels, wordt gevraagd hoe men dat alsnog kan realiseren. Er moest een jeugdhonk gebouwd worden. Los bouwen kon niet en toen is men gaan zoeken of bij het terrein van de ijsbaanvereniging misschien een jeugdhonk te maken is. Zo probeert de gemeente weer mee te denken met het idee van de burgers. Het idee blijft van de burgers en dat is ook ontzettend belangrijk. Dan hebben ze wel het gevoel dat ze ertoe doen en iets kunnen doen voor de wijk en het dorp. En de procedurele rechtvaardigheid heeft ook een positief effect op voorwaarde dat je constante steun van het college hebt. Ik heb gezien dat er ambtenaren waren die bijvoorbeeld een haalbaarheidsonderzoek wilden. Dat kun je als ambtenaar willen, maar eigenlijk hoort de politiek daarover te gaan. Het dorp had extra subsidies aangevraagd en had hele plannen gemaakt voor een verbouwing. De verbouwing moest er in de zomer komen, want dan werd het gebouw weinig gebruikt. Vanwege de andere subsidies, bijvoorbeeld van het Oranjefonds, moest de verbouwing ook in de zomer beginnen, want anders krijg je die subsidie niet meer. Als je dan zo’n haalbaarheidsonderzoek moet doen is ineens een deel van het geld weg en werd de deadline niet meer gehaald. Op dat moment is het dorp naar de wethouder gegaan die heeft gezegd dat het hun bouwwerk en geld is. Als het niet haalbaar is, is het ook hun eigen onzin. Daardoor laat je wel zien wie de baas is over het geld dat een dorp heeft. Dat leidde tot positieve opmerkingen. Een van de mooiste vond ik van een burger die heel lastig bij de gemeente bekend stond. Die liep gewoon binnen wanneer hij zin had en hield een keer een toespraak bij Provinciale Staten. Toen werd gezegd ‘u hebt nog vijf minuten’ en dacht hij dat zij hem toch niet zouden wegslepen, waarna hij nog een half uur heeft doorgepraat. Hij vertelde mij: ‘Ik begrijp wel dat de gemeente niet altijd zo snel is als wij, want wij hebben een project en gemeenteambtenaren
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
4
werken met vijf, zes projecten en hebben niet altijd tijd voor ons.’ Dus dat begrip was duidelijk toegenomen. Als derde heb ik referenda onderzocht,. Die heb ik hier in Groningen onderzocht. De beleidstheorie van de wethouder van D66 is dat burgers dan ineens beslissingsbevoegdheid krijgen en dat verhoogt de betrokkenheid van burgers bij de overheid. En meer betrokkenheid leidt tot een kleinere kloof. Ik hebopnieuw gekeken naar de rechtvaardige verdeling en rechtvaardige procedure. , Ik heb in Groningen twee referenda onderzocht, een over de Noord- en een over Oostzijde. De campagne over de Noordzijde ging vooral over het gat in de Grote Markt. Daar zou een parkeergarage komen. Het referendum over de Oostzijde ging over Het Forum. De eerste is niet doorgegaan en de tweede wordt nu gerealiseerd. Doordat het collegevoorstel het bij het eerste referendum niet haalde, maar het college direct zei dat het niet gaat gebeuren omdat burgers dat vonden leverde dat op dat moment veel goodwill op en dat heeft de kloof verkleind. Tijdens de campagne was er wel polarisatie, waardoor de kloof in die periode groter was. Je zag toen een soort volksbeweging tegen het bestuur opstaan. Straat aan straat hingen er posters met ‘Geen gat in de Grote Markt’. De kloof kun je verkleinen door als overheid naar burgers toe te gaan en het standpunt van burgers over te nemen. Het gemeentebestuur van Groningen had in 2001 ook kunnen zeggen dat de referendumuitslag een advies was en gewoon door kunnen gaan met de uitvoering van de plannen. Dat had waarschijnlijk de kloof vergroot. Ik denk dat hier de kloof vooral verkleind werd, doordat mensen eigenlijk de verwachting hadden dat de overheid toch doet waarin ze zelf zin heeft. Dat deden ze niet. Ze hebben gedaan wat de burgers aangaven. Dat doen ze overigens toch wel, voor zover ik referenda in Nederland heb gezien. Blijkbaar verrast dat burgers toch positief. In 2005 was er het referendum over de Oostzijde. Het referendum van 2005 heeft ook geen waarneembaar effect gehad. Er stemden meer burgers voor dan tegen, maar de opkomst was te laag, zodat er formeel geen uitslag was. We hebben in 2005 ook het Europees referendum gezien. Wat ik sindsdien heb gezien is dat het aantal referenda in Nederland heel erg is afgenomen. Ik denk dat dat te maken heeft met het feit dat veel bestuurders aan het referendum over Europa zagen dat een referendum toch wel link is. Je kunt zo maar een mooi plan hebben dat de mist ingaat. Dat maakte Groningen in 2001 mee. Wat je in 2005 landelijk bij het Europese referendum zag was de onsportieve verliezer. Hier is de afstand tussen de overheid en de burgers groter gemaakt. Je kunt tegen stemmen en een paar jaar later is hetzelfde besluit in gevarieerde vorm toch weer aangenomen. Concluderend kan ik zeggen dat de vermaatschappelijking van de welstandsprocedure vooral dankzij de rechtvaardige procedure heeft gewerkt. Mensen accepteren ook negatieve besluiten beter. Het heeft vooral effect bij mensen die eenmalig een aanvraag doen. Het heeft niet effect bij ontzettend veel mensen, maar het heeft bij die mensen wel een groot en vrij langdurig effect, omdat het een persoonlijk beleefde gebeurtenis is. Bij het buurtbudgettenarrangement Emmen is zowel de rechtvaardige distributie als de rechtvaardige procedure als heel positief ervaren. Ook hier heb je een beperkt aantal mensen dat de directe effecten merkt. Dat zijn vooral de bestuurders van de dorps- en wijkverenigingen. Ik heb wel signalen dat er wel enige doorwerking naar buiten is. Dat mensen iets meer begrip hebben, ook als ze niet in zo’n bestuur zitten. Ze weten dan dat ze naar een dorpsbestuur toe kunnen gaan als ze iets hebben. Je hebt bijvoorbeeld Nieuw Amsterdam gehad. Daar wilden ze een verslavingspost inrichten. Dat was een organisatie die dat buiten de gemeente om deed en het niet aan de gemeente had verteld. De buurt kwam daar wel achter en ging toen naar de dorpsvereniging. Die dorpsvereniging zei niet keihard tegen de gemeente te vechten om het centrum tegen te houden. Die ging met de gemeente uitzoeken om te kijken of dat überhaupt nog tegen te houden was. Dat geeft aan dat zo’n dorpsvereniging al veel meer bestuurlijk denkt dan dat de gemiddelde burger gewend is te doen. Ze hebben wel degelijk heel erg gecontroleerd of de gemeente gelijk had dat zij het niet tegen kon houden. Ze hebben alle documenten doorgeakkerd. Met dat verhaal is de dorpsvereniging naar de buurt gegaan. De buurt was natuurlijk boos en vond dat de dorpsvereniging aan de verkeerde kant stond. Daarna is een oploop georganiseerd met de burgemeester en die werd toen wel geloofd. Als zowel de dorpsvereniging als de burgemeester hetzelfde verhaal hebben, dan zal er wel wat in zitten. Vervolgens is er gaandeweg wel geprobeerd om zoveel mogelijk te kijken of de vergunningen goed op orde zijn. Er is
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
5
wel geprobeerd om die verslavingspost op een acceptabele manier in te passen. Op zo’n manier zie je dat het effect heeft en dat mensen in hun dorp weten dat ze naar een buurtbestuur kunnen gaan dat ze kan helpen of bijstaan. Dat gebeurt soms niet helemaal zoals mensen graag zien, maar die verbetert wel de contacten, ook met de gemeente. Ik heb bijéén referendum gezien dat burgers meer tevreden zijn, vooral dankzij de rechtvaardige distributie. De Noordzijde is niet verbouwd en dat is wat de mensen wilden. En bij het tweede referendum heb ik eigenlijk weinig effect bij de burgers waargenomen. Na 2010 zie je dat er een soort beweging in de stad begint te ontstaan dat die Oostwand eigenlijk niet zo’n goed idee was. Maar ja, het wordt toch gebouwd. Dan de conclusie. Je kunt de kloof verkleinen. Dat is arbeidsintensief. Je moet regelmatig, kleinschalig en structureel contact zoeken met de burgers. Dat gebeurt in Emmen met die buurtbesturen, waar de burgemeester jaarlijks elk van de 35 buurtbesturen langs gaat. Hij is dus 35 avonden per jaar bezig. Een wethouder doet het op een ander moment en is ook 35 avonden per jaar kwijt. Hij gaat ook nog naar een aantal andere overleggen, waardoor hij bij elkaar makkelijk meer dan 40 tot 50 avonden bezig is. Het is dus ontzettend arbeidsintensief voor een bestuur, maar dan helpt het. Bij de Welstandscommissie zag je dat het helpt als het heel erg belangrijk is. Zo’n referendum is toch vrij beperkt. Het enige contact is als je iets aankruist in een kieshokje. Mensen die zelf campagne voeren en meemaken hebben een heel korte afstand. Zij zijn heel betrokken en kunnen vertellen waarom iets wel of niet moet. Voor degenen die daarbuiten staan is het toch een beetje een ver-van-mijn-bedshow. Daarom is het effect daar ook kleiner. Dus dat is de conclusie van mijn verhaal. De heer BROEKEMA: Zijn er vragen? De heer HERWEIJER: Ik hoorde net Jimmy zeggen dat hij als volksvertegenwoordiger drie taken heeft: kaders stellen, controleren en het volk vertegenwoordigen. De laatste taak vindt hij de belangrijkste en daaraan moet hij de meeste tijd besteden. Nou, dan hoor ik de tweede inleider Lunsing zeggen dat als we de kloof willen dichten we regelmatig, kleinschalig en structureel contact moeten hebben met de burger. Dat kost een enorme schep tijd. Zijn jullie het nou eens? De heer LUNSING: Ik denk dat we naar mijn gevoel niet zo ver uit elkaar zitten en we het misschien zelfs helemaal eens zijn. In Emmen zag ik wel dat de raad bij de buurtbudgetten buiten spel komt te staan. Je krijgt een nieuwe volksvertgenwoordigersgroep. Dat zijn de buurtbesturen. Als gemeenteraad moet je dan op een ander niveau je volk vertegenwoordigen, zoals een provincie en het Rijk dat ook moeten doen. Stoeptegels blijft beheer en gemeentelijk niveau, maar waar een fietspaadje komt kan zomaar ineens op buurtniveau worden beslist. Ik vind het zelf heel belangrijk dat volksvertegenwoordigers die rol zoveel mogelijk oppakken. De heer DIJK: In grote lijnen zullen we het wel eens zijn. Budgeten kunnen zoveel mogelijk naar de wijk. Graag en het liefst op zoveel mogelijk plekken als het kan, zowel op het gebied van zorg en welzijn. Als je dat doet moet je wel een fatsoenlijke vertegenwoordiging in buurten en wijken hebben. In de afgelopen dertig jaar hebben huurders minder zeggenschap over corporaties gekregen. Als ik een rondje met buurt- en wijkorganisaties door de stad doe merk ik dat de ene buurt- of wijkorganisatie echt een vertegenwoordiger is van een wijk. Sommigen zeggen dat ze niet echt een vertegenwoordiging van de wijk zijn. Dat komt omdat die buurt- en wijkorganisaties misschien niet altijd evenveel invloed hebben gehad en echte zeggenschap hebben gehad. Mijn vraag aan mijn buurman is hoe ze in Emmen daarmee zijn begonnen. Ik ben me bewust van het feit dat het een lerend effect heeft als je buurten zeggenschap geeft. Dan mogen ze fouten maken. Daar leren ze alleen van. Hoe begin je als een buurt- en wijkorganisatie nog niet compleet op orde is en nog geen volledige vertegenwoordiging van een wijk is? De heer LUNSING: Het was inderdaad een ontzettend lang traject. Het is niet zo dat je zegt dat je het morgen even in de benen zet. In Emmen noemden ze het een buurtburgemeester, mensen die het twintig jaar als vrijwilliger en het ontzettend lang doen. Zelf merken ze soms dat ze
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
6
niet erg contact hebben met de eigen buurt. Dat was in Emmen ook in enkele wijken een probleem. Er zijn twee dorpen waar er verkiezingen zijn. Dus dan heb je dat samen met Provinciale Staten de dorpsraad wordt gekozen. Dat is dus een methode. Je ziet die ook veel actiever bezig zijn met het benaderen van burgers, want ze moeten over vier jaar weer gekozen kunnen worden. Bij andere dorpsverenigingen komt ook de vorm voor van van verenigingen voor verenigingen. De leden van de dorpsvereniging zijn alle andere verenigingen in het dorp. Er ontstaat dus een soort getrapte vertegenwoordiging. Als er een voorstel komt wordt er door de gemeente gevraagd of het is gedragen door het dorp en hoe dat is nagegaan. Bij speelvoorzieningen wordt gevraagd om in de buurt handtekeningen te verzamelen. Mensen wordt gevraagd en gepushed om contact met hun achterban te onderhouden. Alleen in een dorpshuis verzamelen is er daar niet meer bij. De heer WIND: U heeft net een heel positief verhaal gehouden over buurtbestuurders en buurtbudgetten. Hebben burgers zelf altijd wel zin om die bestuurlijke taak op zich op te nemen? Het lijkt me namelijk wel een vrij intensieve taak. De heer LUNSING: Dat verschilt inderdaad. De wijk Parc Sandur kun je haast vergelijken met een Vinex-wijk. Iemand wilde uit het bestuur gaan, maar hij vond het wel belangrijk dat er iemand in bleef, zodat hij er nog steeds in zat. Enerzijds had hij het gevoel dat het iemand moest doen en dat hij het dan maar deed. Het was heel lastig om een vervanger te krijgen. Je hebt ook dorpen waar dat helemaal geen probleem is. Het wisselt sterk. De heer VAN HOUT: Ik heb een vraag over de effecten van een referendum en dat er na 2005 maar weinig referenda meer gehouden worden. Zou het zo kunnen zijn dat het referendum niet zozeer zelf een oorzaak is, maar dat de kloof te groot is om het referendum te laten slagen? Zou het niet net andersom kunnen zijn en dat een referendum alleen maar zin heeft als de kloof al zo klein is dat burgers voldoende geïnformeerd zijn om mee te doen? Is er misschien een politieke reden waarom referenda niet heel populair zijn? Bij het Europees referendum waren er bijvoorbeeld twee partijen die voor de Europese grondwet waren, namelijk D66 en GroenLinks. Toen zij het deksel op hun neus hadden gekregen zou je kunnen zeggen dat die politieke partijen die referenda juist tot hun beleidspakket rekenen weinig animo meer hebben om die toch toe te passen. De heer LUNSING: Ik heb een keer iemand horen zeggen dat de burger bij een referendum goed geïnformeerd moet worden. Mijn ervaring hier in Groningen is dat zodra een referendum start voorstanders het proberen te mooi voor te stellen en tegenstanders vaak één punt hebben waarvan ze zeggen dat daardoor het hele plan niet deugt. Dan gaat iedereen tegen dat ene punt stemmen en daarmee gaat het hele plan ook weg. Dus de campagnes zijn vaak niet plekken waar burgers goed geïnformeerd worden. Daarvoor kun je je afvragen of burgers wel geïnteresseerd zijn in alle onderwerpen te gaan verdiepen waarmee een gemeente te maken heeft. De meeste mensen hebben werk en willen zo nu en dan op vakantie. Zij willen niet hetzelfde werk doen als een gemeenteraad. Dus ik denk eigenlijk dat dat een vrij onoplosbaar probleem is. Als je wilt kun je alle informatie krijgen. Alle stukken van de gemeenteraad zijn openbaar. Heel veel mensen zijn zo verstandig om dat niet allemaal tot zich te nemen. Dan de politieke partijen. Ik weet niet van GroenLinks hoe ze er nu in staan. Ik weet van D66 dat die een referendum wat minder interessant vindt dan in die tijd. De PvdA was bij het Europees referendum ook een van de indieners en binnen deze partij is het altijd al een discussiepunt geweest of het een goed instrument is. Sommigen zijn daarvan heel erg een voorstander en anderen wat minder. teit. We hadden gisteren minister Kamp in het noorden op bezoek. Sietze Bosma en Martin Goud van WindNEE van harte welkom. Er zijn nog meer actievoerders tegen windturbines, die ook op dit symposium zijn afgekomen. Zij hebben overigens in de voorbereiding meegedaan aan een buitengewoon interessante bestuurlijke discussie over hoe het nou zit met het democratisch tekort in het besluitvormingsproces. Dat komt allemaal aan de orde in met name de inleiding van Herman Bröring en Jan Lunsing en in de discussie. Zij zullen er ongetwijfeld nog
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
7
wel gewag van doen. Ik kreeg vannacht nog een mail van Sietske dat minister Kamp eigenlijk weinig had toegezegd, maar dat de actie door het treffen extra is gevoed. Dus dat belooft voor de komende periode heel veel voor onze lokale en provinciale democratie. U bent hier naartoe gekomen als raadsleden, beleidsadviseurs en Statenleden. Ik heb ook een fractievoorzitter uit de Staten van Drenthe gezien. Er zijn veel raadsleden en Statenleden, omdat het thema ons heel erg beweegt. Welkom ook in het bijzonder zij die aan de voorbereiding hebben meegedaan. Welkom in het bijzonder ook aan Luuk Blom van de Benelux, die hier mede op instigatie van de secretarisgeneraal van de Benelux vandaag is om het spoor dat wij elke keer met de Benelux hadden getrokken, een symposium over lokale autonomie en wat kan de Benelux daar nu aan doen, verder te trekken. Dat krijgt een keer een vervolg in Brussel. En dan gaan we raadsleden uit Duitsland, België, Nederland en Luxemburg bijeen halen om het fenomeen van lokale autonomie verder uit te diepen en vooral elkaar te voeden hoe het beter kan. Want de Belgen zeggen dat ze meer lokale autonomie binnen gemeenteraden kunnen uitoefenen dan in Nederland. Dat is een interessant thema waarvoor de Benelux in Brussel een platform wil bieden. Herman gaat daar als hoogleraar ook een rol vervullen en dat is natuurlijk buitengewoon interessant. Dan weet u ook even waarom Luuk Blom hier is. Zijn grootvader zat ooit voor de SDAP in de raad van Groningen en daar speelt ook een beleidsmatig spoor. Een woord van dank is er ook aan de juridische faculteitsvereniging die heeft meegeholpen en ook blijft meehelpen aan het vervolgspoor van dit symposium. Dat geldt ook voor de vereniging Frederik van der Marck, de staats- en bestuursrechtclub op de juridische faculteit van de Rijksuniversiteit, waar ik ook nog zelf dierbare herinneringen had en waarmee ik nog steeds mijn banden voel. In het bijzonder ook een dank aan de medeorganisatoren van deze bijeenkomst, GemeenteOplossingen en ook het Bureau voor Noordelijke Gemeenten, het detacherings- en adviesloket voor gemeenten in de noordelijke en oostelijke provincies. Ik geloof dat ze inmiddels ook in Overijssel zitten. Van harte bedankt dat jullie mee hebben gedaan en willen blijven meedoen, wellicht op de universiteit en wellicht anders. Misschien dat Toon nog eens weer deze raadzaal beschikbaar wil stellen met zijn gemeenteraad. Wij hebben een mogelijk vervolg voor Groningen dat op 6 november is gepland. Dan zou Ton Heerts, de voorzitter van FNV, in een symposium voor ons willen optreden over hoe het op sociaal gebied met de mate van onze democratie is gesteld. Dat is ook een thema waarmee het Bureau voor Noordelijke Gemeenten te maken heeft, omdat dat veel mensen in het sociaal domein detacheert. Dus laten we dat even goed in de week leggen of we dat willen en of we dat hier of elders doen. Toon, hiermee heb ik ook willen zeggen dat het ons bijzonder deugd doet dat we hier in deze nieuwe raadzaal alweer voor de tweede keer een symposium hebben georganiseerd. Eigenlijk is dit het derde symposium in Groningen. Vlak voor jouw aantreden hadden we bij het afscheid van Dick Vrieling de grote Remonstrantse Kerk helemaal vol voor een symposium. Daar wordt af en toe ook nog over nagesproken. Tot zover mijn inleiding en dankwoorden. We hebben gekeken wie namens de lokale politiek iets kan zeggen en de Groninger variant van de raad hier kan inbrengen. We hebben gekeken welke de grootste oppositiepartij in de raad van Groningen is. Dat schijnt de SP te zijn en de fractievoorzitter is bereid een inleiding te houden. Arjan Vliegenthart, directeur van het wetenschappelijk bureau van de SP, was een aantal keren bevlogen en een zeer deskundig inleider op onze symposia. Die is enigszins voor ons weggevallen, omdat hij wethouder in Amsterdam is geworden. Hij heeft voor het houden van inleidingen bij ons heel weinig tijd. We hebben daarom aan Jimmy Dijk gevraagd om die kloof te dichten en de brug te slaan naar het wetenschappelijke socialisme. Hij gaat daarover iets zeggen. Daarna hebben we de inleiding van Jan Lunsing over de kloof tussen de overheid en de burger, waarop hij kort geleden in mei aan de Universiteit van Enschede is gepromoveerd. Zijn proefschrift ligt hier ook en daaraan gaan we nog een gevolg geven in een speciale bijeenkomst. Daarna krijgen we Herman. Ik stel voor dat we na elke inleiding de gelegenheid geven om feitelijke vragen te stellen en de discussie aan het eind doen. We willen Jacques Wallage even goed aan de tand voelen over wat de Raad voor Openbaar Bestuur kan betekenen voor het herstellen van democratische manco’s dan wel het in het krijt treden voor de zeggenschap van de gemeenteraden. Daar maken we ons grote zorgen over en daarvan zien we eigenlijk te weinig. Ongetwijfeld zal Herman daaraan ook nog een aantal vraagstellingen toe te voegen. Tot zover mijn introductie. Ik hoop
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
8
dat we met elkaar een interessant symposium zullen hebben. We hopen rond 12.30 uur af te sluiten en de raad van de gemeente Groningen en zijn griffie heeft dan gezorgd voor een broodje. Ik geef Jimmy het woord. De heer DIJK: Dank je wel. Voor u staat waarschijnlijk een historisch uniek exemplaar van een SP’er. Niet omdat ikzelf nu zo enorm bijzonder ben, maar omdat er weinig SP-raadsleden zijn die na jaren van collegedeelname ineens voor het eerst van hun leven in de oppositie terecht komen. Daarom vind ik het extra leuk na een verzoek te spreken over dualisering en de kloof tussen de gemeente en haar inwoners. Ik moet u wel waarschuwen, want ten aanzien van het dualisme is de SP de enige partij geweest die hierover nooit enthousiast is geweest. Daarom trap ik af met de volgende stellingname: De dualisering van het lokaal bestuur was een leuk tekentafelplannetje van academisch bestuurlijk vernieuwend Nederland. De dualisering van het lokaal bestuur had namelijk drie doelen: de taken van het college van burgemeester en wethouders moesten duidelijker gescheiden worden, het college moest efficiënter besturen, de raad moest op hoofdlijnen controleren en het lokale bestuur moest vooral transparanter worden en dichter bij de burger komen te staan. Ik ga de drie punten kort langs om te kijken hoe het volgens mij en mijn partij uitwerkt. Ten eerste was het de bedoeling dat wethouders niet langer deel zouden uitmaken van de gemeenteraad en zo verder van hun politieke partij af kwamen te staan. Het was de bedoeling dat op deze manier wethouders kritischer gevolgd zouden worden door gekozen volksvertegenwoordigers en dat het voor burgers meer helder zou zijn wie waar precies voor verantwoordelijk is. Nou zitten hier een heleboel raadsleden en mijn vraag is wie van hen nog nooit contact met zijn of haar eigen wethouder heeft gehad. Mijn partij zelf heeft acht jaar aan het college in deze stad deelgenomen. En wie denkt dat ik toen als fractievoorzitter nooit overleg heb gehad met mijn wethouder? Niemand. Partijen zouden ook wel gek zijn als ze dat niet deden. En ondanks dat wordt er altijd geheimzinnig over gedaan. Er zijn wel degelijk coalitieoverleggen. Sterker nog, ik durf de stelling aan dat als dat te weinig gebeurt er nog meer lokale bestuurders zouden opstappen of weggestuurd zouden worden. En je kunt nou niet zeggen dat dit per definitie meer vertrouwen in de politiek zou wekken. Voor de mensen is de situatie er niet helderder op geworden. Mensen stemmen op politieke partijen en laten zich weinig gelegen liggen aan een scherpere scheiding tussen het college en de raad. Voor hen is het belangrijker om verschillen tussen lokale politici op het netvlies te hebben dan om te weten hoe de verhoudingen formeel precies zijn. Ten tweede moest het college efficiënter besturen en de raad op hoofdlijnen controleren. Een alom gedeelde klacht over het invoeren van het dualisme is dat de vergaderdruk groter is geworden. Ik vertelde net over het aantal coalitieoverleggen dat gevoerd moet worden, maar er is natuurlijk meer. Gemeenteraden zijn veel tijd kwijt met het vergaderen in commissies en het controleren van de wethouder, waardoor er minder tijd overblijft om zelf de problemen in het dorp, de wijk of de stad op de agenda te zetten. De dualisering lijkt in dit opzicht van volksvertegenwoordigers bureaucraten te maken. Met het dualisme wordt er meer vergaderd en minder gereageerd op de wensen en ideeën van bewoners. De klacht dat de vergaderdruk te groot is geworden zou volgens sommigen verholpen kunnen worden door deze volksvertegenwoordiger een hogere vergoeding te geven. Raadslid zijn is een nevenfunctie. Als volksvertegenwoordiger moet je jezelf niet belangrijker gaan vinden dan de mensen over wie je beslissingen neemt. Een raadslid in Groningen krijgt bijvoorbeeld zo’n € 1.200,- netto per maand op zijn rekening. Iets dat ongeveer even veel is als een bijstandsmoeder met een of twee kinderen. Het verhogen van een vergoeding is volgens mij ook niet iets dat vertrouwen in de politiek wekt. Dan het college dat efficiënter en transparanter moet gaan besturen. Sinds de invoering van de dualisering is het niet langer verplicht dat wethouders daadwerkelijk in de plaats wonen waar zij wethouder zijn. Wethouders die niet uit de gemeente zelf komen voelen de lokale situatie vaak slechter aan dan collega’s die geworteld zijn in de stad of het dorp waar ze wethouder zijn. Met de invoering van het dualisme zijn wethouders volgens mij meer verworden tot probleemoplossers of eigenlijk een soort managers. En dit komt niet alleen door de invoering van het dualisme, maar ook zeker en vooral doordat veel politieke beslissingen in de afgelopen dertig jaar een uitvloeisel zijn geweest van de in de politiek algemeen gedeelde neoliberale ideologie. Meer markt, minder overheid, privatisering en liberalisering en onverantwoorde bezuinigingen op de
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
9
verkoop van de publieke sector hebben geleid tot antwoorden van wethouders als ‘daar gaan wij niet meer over’. De afbraak van sociale zekerheid, minder middelen en meer taken op het gebied van zorg, groeiende armoede en het vergroten van inkomens- en vermogensverschillen hebben geleid tot cynisme en reacties daarop als ‘de politiek luistert toch niet en er verandert toch niets. Even kort samengevat. De drie doelen die het dualisme zichzelf had gesteld zijn eigenlijk geen van allen gehaald. De taken van burgemeester en wethouders en de raad zijn niet duidelijker gescheiden. Het bestuur is niet efficiënter geworden en de burger is niet dichter bij de politiek komen te staan. Maar dames en heren, er waart een spook door Nederland. En dat is het spook van de democratisering. Want mensen lijken steeds meer betrokken te worden. Ze willen betrokken zijn en willen meer zeggenschap. We zien huurders die het zat zijn dat corporatiedirecteuren niet vragen wat huurders van hen willen dat er met de penningen gebeurt. Docenten en studenten willen meer zeggenschap over beleid van hun school of universiteit. Zorgmedewerkers laten zich niet langer verantwoorden door hun managers voor iedere tien minuten die ze in hun werk steken. En bewoners nemen zelf initiatief en ontwikkelen hun buurt of wijk, maar lopen hierbij maar al te vaak vast. Wat zij nodig hebben is een overheid die de voorwaarden hiervoor schept en volksvertegenwoordigers die hen opzoeken en hun probleem politiek aankaarten. Dat is iets dat wel vertrouwen in de politiek schept. Tot slot. Het duale systeem betekent dan ook niet dat raadsleden geen echte volksvertegenwoordigers kunnen zijn. Gemeenteraadsleden hebben zelf een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om prioriteiten stellen en het actief verantwoording afleggen voor hun activiteiten als volksvertegenwoordiger. Geen enkele volksvertegenwoordiger is verplicht om klakkeloos de politieke agenda van de gemeente te volgen. Het stellen van eigen prioriteiten en het werk maken van contact met bewoners zijn zaken die iedereen, op welke plek dan ook, zelf kan doen. Door vasthoudendheid op terreinen die er voor bewoners echt toe doen kan ook in het dualistische systeem nog steeds belangrijke successen worden geboekt. Dat vraagt om een eigen agenda en kracht om dwars tegen de huidige gang van zaken in het contact met bewoners centraal te stellen en niet te verworden tot een vergadertijger. In ieder geval voor de SP, een partij die het werken van onderop samen met mensen tot het belangrijkste handwerk rekent, is dat eigenlijk een vanzelfsprekendheid die door het duale systeem niet verder omgegooid kan worden. Ik wil u in elk geval welkom heten in de raadzaal van Groningen en dank u wel. De heer BROEKEMA: Dank je wel voor deze introductie op een thema waarbij we in een ander symposium nog diepgaand stil zullen staan. Ik hoop, Jimmy, dat dan ook de bijdrage van jouw wetenschappelijk bureau weer een rol kan spelen. In elk geval hebben we aanstaande maandag een aftrap in het westen, in de raadzaal van Westland. We hebben op dit moment geen puur duaal bestel. Dat is wel geprobeerd, maar niet gelukt. We hebben nog steeds in principe een monistisch stelsel, waarbij de raad nog steeds aan het hoofd staat. Daarover gaan we het aanstaande maandag hebben met Dick de Cloe en Douwe Jan Elzinga, de twee goeroes die aan de wieg stonden van de huidige Gemeentewet die al die duale trekken kent waar jij net tegen in bent gegaan. Ik wil nu voorstellen om Jan Lunsing het woord te geven. De woorden ‘monisme’ en ‘dualisme’ zullen in zijn betoog niet voorkomen, maar wel de kloof met de burger. En daar had Jimmy het wel over. Welke suggesties en ideeën heb je om die kloof te dichten en of dat kan in het huidige bestel. Ga je gang.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
10
De heer LUNSING: Dank je wel voor het woord. Ik vond het heel komisch dat er werd gesproken over een spook dat door Nederland waart en het bleek te gaan om mensen die meer democratie willen. Ik zou dat zelf niet directe en spook noemen, maar juist een heel mooie ontwikkeling. Ik ben op 13 mei gepromoveerd op ‘De Kloof’ of eigenlijk ‘Ontmoetingen op de kloof’. Want mijn idee is dat overheid en burger elkaar steeds ontmoeten. Er wordt steeds over gesproken dat er een kloof tussen zit, dus dan moet je elkaar op die kloof ontmoeten. Daar gaat mijn proefschrift over. Zijn er manieren om die kloof kleiner te maken? Eerst is het de vraag wat die kloof precies is en daarover zijn er heel veel gedachten. Die zit vooral in de gedachten van bestuurders die het gevoel hebben dat de burgers steeds verder van ze vandaan staan. Je ziet bijvoorbeeld dat de opkomst bij verkiezingen omlaag gaat en het ledental van politieke partijen daalt. Je ziet meer steun voor partijen die buiten het bestuur zitten, zoals de PVV. Die partij wil eigenlijk geen bestuursverantwoordelijkheid, maar wil gewoon tegen het bestel aan schoppen. Daar kun je blijkbaar heel veel zetels mee winnen. En de drie grote oude volkspartijen zijn steeds minder volkspartij en steeds minder groot. De besturen van die partijen zien dat als een probleem, want zij willen groot blijven om bestuursverantwoordelijkheid te kunnen dragen. Ze zoeken verschillende methoden om dat op te lossen. Achter elke methode zit een al dan niet uitgesproken beleidstheorie. Ik heb drie totaal verschillende beleidstheorieën onderzocht: de vermaatschappelijking van de welstandsprocedure, buurtbudgetten zoals in Emmen en referenda zoals die in Groningen zijn gehouden. Het gaat vooral om welk effect die maatregelen hebben op de perceptie van burgers en hoe zij kijken naar de afstand tot de overheid. Ik heb twee mechanismen gebruikt om na te gaan of de beleidstheorie het effect heeft dat de beleidsmaker wenst. Mijn promotor Bas Denters had een complex verhaal over de methode die ik heb toegepast. Aan het einde heb ik pas begrepen wat hij precies bedoelde en ik heb dat de konijnenmethode genoemd. Dan begrijp ik het beter. Je hebt een landschap waarin je een konijn ziet rondhuppelen. Dat zit achter gras en bosjes en een tijdje verder zie je dat konijn weer en weer een tijdje later opnieuw. Bij de konijnenmethode ga je er vanuit dat hetzelfde konijn van de ene plaats naar de andere is gelopen. Je hebt maar drie waarnemingen. Het idee is dat je dan een theorie moet hebben die verklaart waarom dat zo zou kunnen zijn. Dan heb je een theorie met een tijdsverloop dat klopt met de snelheden die je hebt gezien. Dan heb je een redelijk stabiele redenering dat het konijn van links naar rechts is gelopen. Als de tijd niet klopt moeten het meer konijntjes geweest zijn. Zo heb ik het onderzocht. Ik heb drie bestaande onderzoeken opnieuw bekeken en daarbij heb ik niet de vraag kunnen stellen die ik aanvankelijk had toen ik het onderzoek deed. Ik heb wel steeds genoeg gegevens kunnen verzamelen om het hele beeld vol te krijgen met behulp van de theorie. De twee mechanismen die ik voor mijn onderzoek hebt gebruikt zijn de rechtvaardige verdeling en de rechtvaardige procedure. De rechtvaardige verdeling stelt de vraag naar of je in verhouding tot anderen eerlijk bedeeld wordt. Als je denkt een redelijke hoeveelheid te hebben gekregen, dan accepteer je dat en vind je dat een goede verdeling die je prettig vindt. Als je denkt heel erg te worden benadeeld word je boos. De rechtvaardige procedure gaat uit van het effect van de wijze waarop een overheid burgers behandeld. Als je een boete krijgt en je wordt daarbij respectloos behandeld vind je dat veel vervelender dan als je te hard hebt gereden, de betreffende man je respecteert en dat je de boete krijgt die ervoor staat. Dit bespreek ik in mijn boek aan de hand van een formule. De formule gaat over de gepercipieerde uitkomst. Mensen hebben vooraf een verwachting van wat de overheid gaan doen. Ze gaan je goed of slecht behandelen. In een dictatuur heb je heel lage verwachtingen. Als de uitkomst is dat je beter bent behandeld dan verwacht komt daaruit een positief getal. Dan zou dat de kloof verkleinen. Het effect is vooral groot als je het zelf heel belangrijk vindt. Als je het niet zo belangrijk vindt denk je dat het wel beter is dan verwacht, maar dan raakt het je zelf niet zoveel. Vandaar zo’n formule. Ik behandel nu mijn drie deelonderzoeken naar welstandstoezicht, buurtbudgetten en referenda. Om bij de eerste te beginnen. Welstandstoezicht moest volgens Remkes vermaatschappelijkt worden. Er waren drie onderdelen. Er moest een welstands-nota komen. Gemeenteraden hebben nu overal welstandsnota’s vastgesteld. Dat zou dan de voorspelbaarheid van burgers die een bouwvergunning aanvragen
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
11
vergroten. De toename van de invloed van het college zou het bevorderen. Als Welstand heeft gezegd de kleur van een huis niet goed te vinden kan het college zeggen dat wel goed te vinden. Dan mag je alsnog, tegen het advies in, je bouwwerk plaatsen. En ten slotte zijn de vergaderingen van de Welstandscommissie openbaar. Als jouw zaak behandeld wordt kun je ernaartoe gaan en kun je horen hoe ze het doen. Als je er bent kan de commissie jou ook vragen stellen. Dat is bij mijn onderzoek ook gebeurd. Wat waren de resultaten daarvan? De Welstandsnota bleek eigenlijk geen effect te hebben op de kloof. Mensen die vaak een vergunning aanvragen weten dat die nota er is en kunnen die ook goed gebruiken. Mensen die dat eenmalig doen weten niet dat die er is. Als ze hem er wel bij pakken is dat best een complex document en gaan ze zelden daarmee goed door de procedure. Een krachtiger positie van het college bleek er niet te zijn. Ik heb het bij drie gemeenten onderzocht. Die hadden drie jaar na de wet geen burger meer gezien, dus op een of andere manier leek het college juist minder invloed op het hele proces te hebben. De openbaarheid van de vergadering van de Welstandscommissie, waarbij het gaat om het ontmoeten van de commissieleden, blijkt een positieve invloed te hebben voor mensen die eenmalig een bouwvergunning aanvragen. Voor hen is het vaak ook een heftige gebeurtenis: een levensbesluit. De man die dit zei had grond gekocht, een sloop- en bouwvergunning aangevraagd en had vooraf met de ambtenaar gesproken of dat goed kon. Volgens die ambtenaar kon dat en vervolgens mocht hij zijn huis niet slopen en toen had hij dus al geïnvesteerd. Op dat moment zit iemand emotioneel tot aan het plafond. Als je in een gesprek meer begrijpt waarom dat is kun je er veel positiever mee omgaan dan in de oude situatie waarin je een brief kreeg waarin stond dat het niet mag. Er is door die ontmoetingen veel meer tevredenheid en veel meer begrip voor ook negatieve besluiten van zo’n welstandscommissie. Dat zat hem vooral in het procedurele rechtvaardigheidsgevoel, want ik had niet de indruk dat de besluiten nu heel anders werden, ook al kon de commissie nog met de aanvragers praten. De commissieleden zijn allemaal architecten en voor mijn gevoel behoorlijk eigenwijs en overtuigd van hun eigen deskundigheid over wat mooi en niet mooi is. De uitleg van hoe zij tot een idee komen wat zij mooi vinden helpt de aanvrager wel om te accepteren waarom hij zijn ontwerp toch moet aanpassen. Nu het buurtbudgettenarrangement van de gemeente Emmen. Er is in Nederland een zeer grote diversiteit aan buurtbudgetarrangementen, dus moeten we de eigenheid van dit arrangement ook in ogenschouw nemen. Het bijzondere van het buurtbudgettenarrangement van Emmen is dat Emmen zeer innovatief is Een budget is niet voor een bankje of speelvoorziening, maar in Emmen mag de buurtvertegenwoordiging ermee doen wat ze wil binnen zeer ruim omschreven kaders en regels. Het mag niet strijdig zijn met het gemeentelijke, provinciale of rijksbeleid. Het moet ook binnen het budget passen. Er zijn dus heel heldere regels, maar niet dat je bijvoorbeeld geen standbeeld mag neerzetten. Als een dorp zegt een lelijk standbeeld te willen, dan moet dat er gewoon komen. Soms is er wel discussie. Soms wil men een verkeersbord om een situatie verkeersveiliger te maken. De ambtenaar zegt dan dat het niet veiliger wordt doordat er te veel borden staan. Na heel veel discussie waren de burgers niet overtuigd en is het bord wel geplaatst. Na twee jaar waren de burgers eindelijk toch overtuigd dat het bord niet hielp en misschien toch beter weggehaald kon worden. Dus dat geeft wel aan hoe ver Emmen wel meegaat met de burgers. Uiteindelijk zijn zij wel bepalend of er iets wel of niet komt. Verkeersdeskundigen denken dat het jammer van het bord is en financiële deskundigen denken dat het jammer is van het geld. Aan de andere kant is het wel zoals democratie moet werken. Er is ook geen enkele gemeenteraad in Nederland die alleen perfecte besluiten heeft genomen en altijd naar zijn eigen deskundigen luistert. Dus als je iets naar een dorps- en wijkniveau brengt moet je ook accepteren dat de politiek op dat niveau vergissingen maakt. De beleidstheorie in Emmen is dat juist doordat je meer besluiten moet nemen als raad en college je wel in een soort proces komt dat het niveau krijgt wat de gemeente ook moet doen. Dat leidt tot meer begrip voor waarmee de gemeente te maken heeft en dat zou de kloof verkleinen. De effecten daarvan qua distributieve rechtvaardigheid zijn de volgende. De voorwaarde is dat burgers heel veel vrijheid hebben en dan heb je dus een heel positief effect van distributieve rechtvaardigheid. Je krijgt een bepaald budget en gaat ermee aan de slag. Als het om bepaalde redenen niet kan, bijvoorbeeld bij een bankje bij een speelvoorziening, waarvoor ontzettend
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
12
veel regels zijn en waarbij men denkt dat bij een plaatselijke timmerman te bestellen die nooit kan voldoen aan Europees vastgestelde regels, wordt gevraagd hoe men dat alsnog kan realiseren. Er moest een jeugdhonk gebouwd worden. Los bouwen kon niet en toen is men gaan zoeken of bij het terrein van de ijsbaanvereniging misschien een jeugdhonk te maken is. Zo probeert de gemeente weer mee te denken met het idee van de burgers. Het idee blijft van de burgers en dat is ook ontzettend belangrijk. Dan hebben ze wel het gevoel dat ze ertoe doen en iets kunnen doen voor de wijk en het dorp. En de procedurele rechtvaardigheid heeft ook een positief effect op voorwaarde dat je constante steun van het college hebt. Ik heb gezien dat er ambtenaren waren die bijvoorbeeld een haalbaarheidsonderzoek wilden. Dat kun je als ambtenaar willen, maar eigenlijk hoort de politiek daarover te gaan. Het dorp had extra subsidies aangevraagd en had hele plannen gemaakt voor een verbouwing. De verbouwing moest er in de zomer komen, want dan werd het gebouw weinig gebruikt. Vanwege de andere subsidies, bijvoorbeeld van het Oranjefonds, moest de verbouwing ook in de zomer beginnen, want anders krijg je die subsidie niet meer. Als je dan zo’n haalbaarheidsonderzoek moet doen is ineens een deel van het geld weg en werd de deadline niet meer gehaald. Op dat moment is het dorp naar de wethouder gegaan die heeft gezegd dat het hun bouwwerk en geld is. Als het niet haalbaar is, is het ook hun eigen onzin. Daardoor laat je wel zien wie de baas is over het geld dat een dorp heeft. Dat leidde tot positieve opmerkingen. Een van de mooiste vond ik van een burger die heel lastig bij de gemeente bekend stond. Die liep gewoon binnen wanneer hij zin had en hield een keer een toespraak bij Provinciale Staten. Toen werd gezegd ‘u hebt nog vijf minuten’ en dacht hij dat zij hem toch niet zouden wegslepen, waarna hij nog een half uur heeft doorgepraat. Hij vertelde mij: ‘Ik begrijp wel dat de gemeente niet altijd zo snel is als wij, want wij hebben een project en gemeenteambtenaren werken met vijf, zes projecten en hebben niet altijd tijd voor ons.’ Dus dat begrip was duidelijk toegenomen. Als derde heb ik referenda onderzocht,. Die heb ik hier in Groningen onderzocht. De beleidstheorie van de wethouder van D66 is dat burgers dan ineens beslissingsbevoegdheid krijgen en dat verhoogt de betrokkenheid van burgers bij de overheid. En meer betrokkenheid leidt tot een kleinere kloof. Ik hebopnieuw gekeken naar de rechtvaardige verdeling en rechtvaardige procedure. , Ik heb in Groningen twee referenda onderzocht, een over de Noord- en een over Oostzijde. De campagne over de Noordzijde ging vooral over het gat in de Grote Markt. Daar zou een parkeergarage komen. Het referendum over de Oostzijde ging over Het Forum. De eerste is niet doorgegaan en de tweede wordt nu gerealiseerd. Doordat het collegevoorstel het bij het eerste referendum niet haalde, maar het college direct zei dat het niet gaat gebeuren omdat burgers dat vonden leverde dat op dat moment veel goodwill op en dat heeft de kloof verkleind. Tijdens de campagne was er wel polarisatie, waardoor de kloof in die periode groter was. Je zag toen een soort volksbeweging tegen het bestuur opstaan. Straat aan straat hingen er posters met ‘Geen gat in de Grote Markt’. De kloof kun je verkleinen door als overheid naar burgers toe te gaan en het standpunt van burgers over te nemen. Het gemeentebestuur van Groningen had in 2001 ook kunnen zeggen dat de referendumuitslag een advies was en gewoon door kunnen gaan met de uitvoering van de plannen. Dat had waarschijnlijk de kloof vergroot. Ik denk dat hier de kloof vooral verkleind werd, doordat mensen eigenlijk de verwachting hadden dat de overheid toch doet waarin ze zelf zin heeft. Dat deden ze niet. Ze hebben gedaan wat de burgers aangaven. Dat doen ze overigens toch wel, voor zover ik referenda in Nederland heb gezien. Blijkbaar verrast dat burgers toch positief. In 2005 was er het referendum over de Oostzijde. Het referendum van 2005 heeft ook geen waarneembaar effect gehad. Er stemden meer burgers voor dan tegen, maar de opkomst was te laag, zodat er formeel geen uitslag was. We hebben in 2005 ook het Europees referendum gezien. Wat ik sindsdien heb gezien is dat het aantal referenda in Nederland heel erg is afgenomen. Ik denk dat dat te maken heeft met het feit dat veel bestuurders aan het referendum over Europa zagen dat een referendum toch wel link is. Je kunt zo maar een mooi plan hebben dat de mist ingaat. Dat maakte Groningen in 2001 mee. Wat je in 2005 landelijk bij het Europese referendum zag was de onsportieve verliezer. Hier is de afstand tussen de overheid en de burgers groter gemaakt. Je kunt tegen stemmen en een paar jaar later is hetzelfde besluit in gevarieerde vorm toch weer aangenomen.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
13
Concluderend kan ik zeggen dat de vermaatschappelijking van de welstandsprocedure vooral dankzij de rechtvaardige procedure heeft gewerkt. Mensen accepteren ook negatieve besluiten beter. Het heeft vooral effect bij mensen die eenmalig een aanvraag doen. Het heeft niet effect bij ontzettend veel mensen, maar het heeft bij die mensen wel een groot en vrij langdurig effect, omdat het een persoonlijk beleefde gebeurtenis is. Bij het buurtbudgettenarrangement Emmen is zowel de rechtvaardige distributie als de rechtvaardige procedure als heel positief ervaren. Ook hier heb je een beperkt aantal mensen dat de directe effecten merkt. Dat zijn vooral de bestuurders van de dorps- en wijkverenigingen. Ik heb wel signalen dat er wel enige doorwerking naar buiten is. Dat mensen iets meer begrip hebben, ook als ze niet in zo’n bestuur zitten. Ze weten dan dat ze naar een dorpsbestuur toe kunnen gaan als ze iets hebben. Je hebt bijvoorbeeld Nieuw Amsterdam gehad. Daar wilden ze een verslavingspost inrichten. Dat was een organisatie die dat buiten de gemeente om deed en het niet aan de gemeente had verteld. De buurt kwam daar wel achter en ging toen naar de dorpsvereniging. Die dorpsvereniging zei niet keihard tegen de gemeente te vechten om het centrum tegen te houden. Die ging met de gemeente uitzoeken om te kijken of dat überhaupt nog tegen te houden was. Dat geeft aan dat zo’n dorpsvereniging al veel meer bestuurlijk denkt dan dat de gemiddelde burger gewend is te doen. Ze hebben wel degelijk heel erg gecontroleerd of de gemeente gelijk had dat zij het niet tegen kon houden. Ze hebben alle documenten doorgeakkerd. Met dat verhaal is de dorpsvereniging naar de buurt gegaan. De buurt was natuurlijk boos en vond dat de dorpsvereniging aan de verkeerde kant stond. Daarna is een oploop georganiseerd met de burgemeester en die werd toen wel geloofd. Als zowel de dorpsvereniging als de burgemeester hetzelfde verhaal hebben, dan zal er wel wat in zitten. Vervolgens is er gaandeweg wel geprobeerd om zoveel mogelijk te kijken of de vergunningen goed op orde zijn. Er is wel geprobeerd om die verslavingspost op een acceptabele manier in te passen. Op zo’n manier zie je dat het effect heeft en dat mensen in hun dorp weten dat ze naar een buurtbestuur kunnen gaan dat ze kan helpen of bijstaan. Dat gebeurt soms niet helemaal zoals mensen graag zien, maar die verbetert wel de contacten, ook met de gemeente. Ik heb bijéén referendum gezien dat burgers meer tevreden zijn, vooral dankzij de rechtvaardige distributie. De Noordzijde is niet verbouwd en dat is wat de mensen wilden. En bij het tweede referendum heb ik eigenlijk weinig effect bij de burgers waargenomen. Na 2010 zie je dat er een soort beweging in de stad begint te ontstaan dat die Oostwand eigenlijk niet zo’n goed idee was. Maar ja, het wordt toch gebouwd. Dan de conclusie. Je kunt de kloof verkleinen. Dat is arbeidsintensief. Je moet regelmatig, kleinschalig en structureel contact zoeken met de burgers. Dat gebeurt in Emmen met die buurtbesturen, waar de burgemeester jaarlijks elk van de 35 buurtbesturen langs gaat. Hij is dus 35 avonden per jaar bezig. Een wethouder doet het op een ander moment en is ook 35 avonden per jaar kwijt. Hij gaat ook nog naar een aantal andere overleggen, waardoor hij bij elkaar makkelijk meer dan 40 tot 50 avonden bezig is. Het is dus ontzettend arbeidsintensief voor een bestuur, maar dan helpt het. Bij de Welstandscommissie zag je dat het helpt als het heel erg belangrijk is. Zo’n referendum is toch vrij beperkt. Het enige contact is als je iets aankruist in een kieshokje. Mensen die zelf campagne voeren en meemaken hebben een heel korte afstand. Zij zijn heel betrokken en kunnen vertellen waarom iets wel of niet moet. Voor degenen die daarbuiten staan is het toch een beetje een ver-van-mijn-bedshow. Daarom is het effect daar ook kleiner. Dus dat is de conclusie van mijn verhaal. De heer BROEKEMA: Zijn er vragen? De heer HERWEIJER: Ik hoorde net Jimmy zeggen dat hij als volksvertegenwoordiger drie taken heeft: kaders stellen, controleren en het volk vertegenwoordigen. De laatste taak vindt hij de belangrijkste en daaraan moet hij de meeste tijd besteden. Nou, dan hoor ik de tweede inleider Lunsing zeggen dat als we de kloof willen dichten we regelmatig, kleinschalig en structureel contact moeten hebben met de burger. Dat kost een enorme schep tijd. Zijn jullie het nou eens?
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
14
De heer LUNSING: Ik denk dat we naar mijn gevoel niet zo ver uit elkaar zitten en we het misschien zelfs helemaal eens zijn. In Emmen zag ik wel dat de raad bij de buurtbudgetten buiten spel komt te staan. Je krijgt een nieuwe volksvertgenwoordigersgroep. Dat zijn de buurtbesturen. Als gemeenteraad moet je dan op een ander niveau je volk vertegenwoordigen, zoals een provincie en het Rijk dat ook moeten doen. Stoeptegels blijft beheer en gemeentelijk niveau, maar waar een fietspaadje komt kan zomaar ineens op buurtniveau worden beslist. Ik vind het zelf heel belangrijk dat volksvertegenwoordigers die rol zoveel mogelijk oppakken. De heer DIJK: In grote lijnen zullen we het wel eens zijn. Budgeten kunnen zoveel mogelijk naar de wijk. Graag en het liefst op zoveel mogelijk plekken als het kan, zowel op het gebied van zorg en welzijn. Als je dat doet moet je wel een fatsoenlijke vertegenwoordiging in buurten en wijken hebben. In de afgelopen dertig jaar hebben huurders minder zeggenschap over corporaties gekregen. Als ik een rondje met buurt- en wijkorganisaties door de stad doe merk ik dat de ene buurt- of wijkorganisatie echt een vertegenwoordiger is van een wijk. Sommigen zeggen dat ze niet echt een vertegenwoordiging van de wijk zijn. Dat komt omdat die buurt- en wijkorganisaties misschien niet altijd evenveel invloed hebben gehad en echte zeggenschap hebben gehad. Mijn vraag aan mijn buurman is hoe ze in Emmen daarmee zijn begonnen. Ik ben me bewust van het feit dat het een lerend effect heeft als je buurten zeggenschap geeft. Dan mogen ze fouten maken. Daar leren ze alleen van. Hoe begin je als een buurt- en wijkorganisatie nog niet compleet op orde is en nog geen volledige vertegenwoordiging van een wijk is? De heer LUNSING: Het was inderdaad een ontzettend lang traject. Het is niet zo dat je zegt dat je het morgen even in de benen zet. In Emmen noemden ze het een buurtburgemeester, mensen die het twintig jaar als vrijwilliger en het ontzettend lang doen. Zelf merken ze soms dat ze niet erg contact hebben met de eigen buurt. Dat was in Emmen ook in enkele wijken een probleem. Er zijn twee dorpen waar er verkiezingen zijn. Dus dan heb je dat samen met Provinciale Staten de dorpsraad wordt gekozen. Dat is dus een methode. Je ziet die ook veel actiever bezig zijn met het benaderen van burgers, want ze moeten over vier jaar weer gekozen kunnen worden. Bij andere dorpsverenigingen komt ook de vorm voor van van verenigingen voor verenigingen. De leden van de dorpsvereniging zijn alle andere verenigingen in het dorp. Er ontstaat dus een soort getrapte vertegenwoordiging. Als er een voorstel komt wordt er door de gemeente gevraagd of het is gedragen door het dorp en hoe dat is nagegaan. Bij speelvoorzieningen wordt gevraagd om in de buurt handtekeningen te verzamelen. Mensen wordt gevraagd en gepushed om contact met hun achterban te onderhouden. Alleen in een dorpshuis verzamelen is er daar niet meer bij. De heer WIND: U heeft net een heel positief verhaal gehouden over buurtbestuurders en buurtbudgetten. Hebben burgers zelf altijd wel zin om die bestuurlijke taak op zich op te nemen? Het lijkt me namelijk wel een vrij intensieve taak. De heer LUNSING: Dat verschilt inderdaad. De wijk Parc Sandur kun je haast vergelijken met een Vinex-wijk. Iemand wilde uit het bestuur gaan, maar hij vond het wel belangrijk dat er iemand in bleef, zodat hij er nog steeds in zat. Enerzijds had hij het gevoel dat het iemand moest doen en dat hij het dan maar deed. Het was heel lastig om een vervanger te krijgen. Je hebt ook dorpen waar dat helemaal geen probleem is. Het wisselt sterk. De heer VAN HOUT: Ik heb een vraag over de effecten van een referendum en dat er na 2005 maar weinig referenda meer gehouden worden. Zou het zo kunnen zijn dat het referendum niet zozeer zelf een oorzaak is, maar dat de kloof te groot is om het referendum te laten slagen? Zou het niet net andersom kunnen zijn en dat een referendum alleen maar zin heeft als de kloof al zo klein is dat burgers voldoende geïnformeerd zijn om mee te doen? Is er misschien een politieke reden waarom referenda niet heel populair zijn? Bij het Europees referendum waren er bijvoorbeeld twee partijen die voor de Europese grondwet waren, namelijk D66 en GroenLinks. Toen zij het deksel op hun neus hadden gekregen zou je kunnen zeggen
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
15
dat die politieke partijen die referenda juist tot hun beleidspakket rekenen weinig animo meer hebben om die toch toe te passen. De heer LUNSING: Ik heb een keer iemand horen zeggen dat de burger bij een referendum goed geïnformeerd moet worden. Mijn ervaring hier in Groningen is dat zodra een referendum start voorstanders het proberen te mooi voor te stellen en tegenstanders vaak één punt hebben waarvan ze zeggen dat daardoor het hele plan niet deugt. Dan gaat iedereen tegen dat ene punt stemmen en daarmee gaat het hele plan ook weg. Dus de campagnes zijn vaak niet plekken waar burgers goed geïnformeerd worden. Daarvoor kun je je afvragen of burgers wel geïnteresseerd zijn in alle onderwerpen te gaan verdiepen waarmee een gemeente te maken heeft. De meeste mensen hebben werk en willen zo nu en dan op vakantie. Zij willen niet hetzelfde werk doen als een gemeenteraad. Dus ik denk eigenlijk dat dat een vrij onoplosbaar probleem is. Als je wilt kun je alle informatie krijgen. Alle stukken van de gemeenteraad zijn openbaar. Heel veel mensen zijn zo verstandig om dat niet allemaal tot zich te nemen. Dan de politieke partijen. Ik weet niet van GroenLinks hoe ze er nu in staan. Ik weet van D66 dat die een referendum wat minder interessant vindt dan in die tijd. De PvdA was bij het Europees referendum ook een van de indieners en binnen deze partij is het altijd al een discussiepunt geweest of het een goed instrument is. Sommigen zijn daarvan heel erg een voorstander en anderen wat minder.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
16
De heer BROEKEMA: We kunnen inmiddels Jacques Wallage verwelkomen. Mag ik nu Herman Bröring het woord geven? Introductie De heer BRÖRING: Ik wil me hier eerst kort introduceren. Dat ik hier zit, is te danken of te wijten aan Nico. Ik ben jurist en zelfs een juridisch peuteraar. Ik houd me veel met procesrecht, bestuurlijke boetes en andere juridisch-technische dingen bezig. Dat is eigenlijk mijn vak. En toch zit ik hier om iets te vertellen in verband met de lokale democratie. Hoe komt dat? Frederik van der Marck, een studentenvereniging, heeft een krantje. Ik werd in het studiejaar 2011-2012 gevraagd daarin iets te schrijven. Toen was er net allereerste berichtgeving over de vestiging van windparken in de Drentse Veenkoloniën. Ik dacht dat dat best een aardig onderwerp was voor een stukje in de Marckkrant. Toen heb ik geschreven dat die windmolens er wel zullen komen. Want als het in Den Haag is besloten en vanuit Brussel moet, komen ze er. Het is alleen de vraag hoeveel en hoe hoog precies, enz. En ook hoe het qua distributieve rechtvaardigheid geregeld gaat worden. Daarover was toen nog niet zoveel bekend. Dat was tot dan het verhaal. [Zie Herman Bröring, ‘De Windkoloniën’, MarcKrant 2011/2012, afl. 3, p. 9-14.] Van belang is verder dat ik werk bij de vakgroep Staatsrecht, Bestuursrecht en Bestuurskunde en dat wij daar een nieuw onderzoekprogramma hadden ontworpen: Public Trust and Public Law. Dus ik moest toen iets doen met ‘vertrouwen’. Als jurist houd je je altijd bezig met vertrouwen en de daarmee verbonden sociale cohesie. Sterker nog, dat is juist de hele bestaansgrond van het recht: het borgen van vertrouwen en sociale cohesie. Vervolgens ben ik mij gaan verdiepen in wat theorieën. Niet teveel, want ik ben geen bestuurskundige. Omdat ik naast mijn juridisch gepeuter serieus aan het onderzoekprogramma wilde meedoen, heb ik twee casus genomen die ik ben gaan volgen. De ene casus is de aardbevingenproblematiek en de andere is de vestiging van windparken. Belangrijk is duidelijkheid over hoe ik zelf in de energietransitie sta. Mijn eigen opvatting is dat windenergie in ieder geval de komende periode een nuttige bijdrage kan leveren aan de zo noodzakelijke energietransitie. De besluitvorming moet wel transparant zijn, en ook eerlijk delen staat bij mij hoog in het vaandel. Ik ben heel blij dat hier ook studenten zitten. Mijn vak bestuursrecht gaat veel over procedures. Wat ik mijn studenten probeer uit te leggen, is waarom er procedures zijn. Kern is, zie Niklas Luhmann, dat waarheid en rechtvaardigheid omstreden zijn, maar dat mensen het wel eens kunnen worden over een aantal besluitvormingspremissen, zoals dat belanghebbenden gehoord en beslissingen gemotiveerd moeten worden. Hiermee is rechtstreeks het onderwerp vertrouwen in de overheid aan de orde. Wat heb ik met het oog op dat onderwerp gedaan? Ik ben media op het onderwerp windparken gaan volgen en heb een aantal wetenschappelijke artikelen gelezen (literatuurstudie). Voorts heb ik door de overheid georganiseerde bijeenkomsten over windparken bijgewoond (observatie). Vervolgens heb ik een stuk geschreven in een lustrumbundel voor het project Prettig contact met de overheid, van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, dat tevens een afscheidsbundel was voor de Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer. [Herman Bröring, ‘Complexe besluitvorming en legitimiteit. Een verhaal over de vestiging van windparken in de Drentse Veenkoloniën.’ In: Bert Marseille, Lynn van der Velden (red.), Vertrouwen verdient. Verdiend vertrouwen. Visies op geschilbeslechting door de overheid. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2014.] De heer BROEKEMA: Dat stuk staat ook op onze site. De heer BRÖRING: Dat stuk is de neerslag van mijn bevindingen tot medio 2013. Het is een somber verhaal, waarvan ik ben geschrokken. En dat mag wat zeggen, want ik ben helemaal geen somber mens. Opzet Wat ga ik behandelen? Ik wil kort stilstaan bij het begrip vertrouwen. Daarover heb ik iets gelezen wat ik zelf verhelderend vond en wat dat misschien ook voor u is. Vervolgens zeg ik iets over de functies van inspraak en over de windparkcasus Oost Drenthe: hoe ging dat nou en wat betekent dat voor de vraag in hoeverre inspraak haar functies vervult?
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
17
Vertrouwen Eerst dus iets over dat begrip vertrouwen. Het verschil tussen mij en mijn katten is dat ik bepaalde dingen wil begrijpen. Dat willen begrijpen is een heel wezenlijke behoefte van mensen, zo leert ons de psychologie (de mens als sense-maker). Er zijn twee soorten vertrouwen: trust en confidence. Trust betreft intermenselijke relaties. U kunt dan denken aan een huwelijk, een verhouding met een collega of een verhouding met een garagehouder. Zulke relaties zijn te overzien. Je maakt daarin ook eigen keuzes. Je gaat naar die garagehouder en dan kan er wat fout gaan. Iemand kan je een rotauto hebben verkocht. Dan heb je spijt. Dat ligt ook een beetje aan jezelf, want je hebt er zelf een keuze in gemaakt. Daar is mee om te gaan. Je kunt je wel voor de kop slaan. Maar daarna ga je naar een andere garage. We kennen ook vertrouwen in de zin van confidence. Dat is veel ingewikkelder en betreft onder andere de verhoudingen tussen individuen en de overheid. Als je mensen vraagt wat de overheid is, vinden ze die overheid buitengewoon ingewikkeld. Complicerend is dat je afhankelijk bent van de overheid en tot haar in een verticale relatie staat. Als er in een dergelijke relatie met bijvoorbeeld een gemeente dingen misgaan, zul je niet zeggen dat je je wel voor de kop kunt slaan omdat je in die gemeente bent gaan wonen. Dat kun je wel zeggen, maar het is niet erg reëel. De overheid is abstract, je hebt er geen greep op, je bent er afhankelijk van. En dat leidt als er iets misgaat tot een ander type emotie dan spijt, namelijk tot vervreemding.
Inspraak en haar functies Dan een paar opmerkingen over inspraak en de functies van inspraak. [Nader hierover in een publicatie van Albertjan Tollenaar en mij dat eind deze zomer verschijnt. ] Inspraak is in de jaren zestig en zeventig opgekomen, ten tijde van de modernisering van de democratie. Er werd anders over partijen gedacht en over de positie van burgers. Mensen moesten anders bij besluitvorming betrokken worden. Burgerparticipatie is gewenst, werd ook toen gezegd. De gedachte was dat inspraak een alternatief voor of aanvulling op de representatieve democratie zou zijn. Dat is een soort ideologische achtergrond van inspraak. Wat men toen ook dacht, is dat als mensen samen om tafel gaan zitten zij allen een nuttige inbreng in de besluitvorming kunnen hebben. Inspraak leidt tot beleidsverrijking, zo heet dat dan prachtig. Je krijgt alle argumenten op tafel, en kun je betere afwegingen maken en tot betere besluiten komen. Ik woon Gieten, maar ik kijk ook met veel plezier naar de zender van de stad Groningen: OogTV. Onlangs was daar een reportage over ondertunneling van de Paterswoldseweg in verband met extra treinen van en naar Leeuwarden. Wat ik mij daar aansprak, is dat mensen werd voorgehouden dat die tunnel er gewoon komt, maar dat ze konden meedenken over een handige manier van aansluiten van hun woonwijk op de Paterswoldseweg. Dan blijkt er toch een voor de omwonenden aanvaardbaar alternatief naar voren te komen. En weet men een betere oplossing met meer draagvlak te bereiken dan eerder was voorgeschoteld. Het gaat bij inspraak dus ook en vooral om beleidsverrijking, betere argumentenwisseling, betere afweging, enz., en in het verlengde daarvan om meer draagvlak. Betere besluiten worden natuurlijk meer geaccepteerd. Maar bovendien is er betrokkenheid. Je hebt je zegje kunnen doen en bent serieus genomen. Ook dat leidt tot het vergroten van draagvlak. Een laatste, samenhangende functie van inspraak is het voorkomen en het oplossen van conflicten. Public mediation is hier de prachtige term. Tegenwoordig hebben we in het sociale en het ruimtelijke domein, en ook elders, te maken met de terugtredende overheid. In het sociale domein is dat evident, maar het speelt ook op het gebied van het omgevingsrecht. Als de overheid terugtreedt, wil men door intermediaire figuren als een buurtvereniging of andere instrumenten en voorzieningen toch die burger er weer bij pakken. In zijn lezing sprak Jan Lunsing daar al over. Het is een soort metaontwikkeling in onze samenleving, waarbij elementen van inspraak eveneens van betekenis zijn.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
18
De casus: regelgeving Tot zover de theorie en dan nu de casus zelf: de besluitvorming over de windparken in OostDrenthe. Ik begin bij de juridische kant ervan. Wat bij die windparken opvalt is dat je allerlei besluiten nodig hebt, maar het belangrijkste is toch wel de besluitvorming op het gebied van milieurecht en ruimtelijkeordeningsrecht. Gaat het om het milieurecht, dan is alles vrijwel dichtgeregeld. Allerlei normen waaraan turbines moeten voldoen, liggen op wetgevingsniveau vast. Daaraan kun je buitengewoon weinig doen. De locatiekeuze, plaatsing en opstelling betreft ruimtelijke ordening en hier is de normstelling juist heel open. Beide maken het voor een juridische procedure ongelooflijk lastig. Want is alles dichtgeregeld in een wettelijke regeling, dan kun je procederen tot je een ons weegt, maar wordt het niks omdat ook de rechter aan de wettelijke regeling gebonden is. Als daarentegen alles heel open is, is alles aan de politiek. En dan is het discretionair en weer zo weinig juridisch, dat je er in een rechterlijke procedure om redenen van de trias politica ook niets mee kunt. Daar komt bij dat de Rijkscoördinatieregeling (RCR) van toepassing kan zijn. Bij 100 megawatt of meer beslist Den Haag. Hoe zit het op dit punt in onze Drentse casus? Er zijn eigenlijk meerdere plannen: Drentse Monden (Borger-Odoorn) en Oostermoer (Aa en Hunze), met verschillende aanvragers in verschillende gemeenten. Men heeft die verschillende plannen met elkaar verbonden, waardoor je boven de 100 megawatt uitkomt en dan is Den Haag bevoegd. Juridisch is dat bepaald heikel. Er valt als het gaat om besluiten over de vestiging van windparken bij de Raad van State in het algemeen niet veel te halen, maar hier ligt een interessant punt. Want kun je van meerdere aanvragen één aanvraag maken om zo willens en wetens de provincie en gemeentebesturen buitenspel te zetten? De strategie van de projectontwikkelaars is helder, maar mag het op die manier? Dat is een buitengewoon interessante juridische vraag en het ligt voor de hand om die bij de Raad van State in te brengen. Dat de initiatiefnemers hebben opgeschaald, is logisch, want Den Haag wil die windparken. Dat heeft minister Kamp gisteren, bij zijn bezoek aan 2e Exloërmond, ook aangegeven. Die windparken komen er gewoon. Dat staat vast. Maar kun je dat op deze manier doen en zo de decentrale overheden buitenspel zetten? Wat mij irriteert, is dat het willens en wetens buitenspel zetten van de lokale en provinciale democratie is gebeurd met de argumentatie dat door samenvoeging van de plannen tot een betere landschappelijke inpassing is te komen. Zou de provincie dan niet tot een goede inpassing kunnen komen? Wat een diskwalificatie! Het gaat er natuurlijk om dat de initiatiefnemers in Den Haag de meeste steun krijgen.
De casus: inspraak Er zijn allerlei formele inspraakmomenten: bij de omgevingsvisie, het MER, de gebiedsvisie en de structuurvisie. De volgorde hier is trouwens wat merkwaardig geweest. Je zou verwachten dat er eerst een nationale structuurvisie windenergie op land is en dat deze vervolgens provinciaal en lokaal wordt ingevuld. Maar het liep allemaal een beetje door elkaar, omdat het snel moest. Wat zijn die formele procedures? Het gaat vooral om de zienswijzeprocedure van de Algemene wet bestuursrecht. Dan is er een ontwerp, waarop mensen zienswijzen kunnen inbrengen. Er zijn ook elders formele procedures over windparken gevolgd, bijvoorbeeld in Urk. Daar en elders zie je in de inspraakdocumenten drie kolommen, die meerdere bladzijden beslaan. In de linker kolom staan de ingebrachte zienswijzen. Vrijwel alleen standaard bezwaren: slagschaduw, geluid, vogels die uit de lucht worden geklapt. Copy paste standaard. In de middelste kolom staan de bestuurlijke reacties op de zienswijzen. Ook copy paste standaard worden deze zienswijzen weggeschreven. Vaak komt dat hierop neer: u komt met argument X, maar dit argument hoort niet in deze procedure thuis, maar in een eerdere (of juist latere) procedure. Dat gebeurt inderdaad massaal. En dan is er de derde kolom: die van de doorwerking van zienswijzen in het besluit waar het om gaat. En die kolom is verbluffend vaak leeg. Er zijn heel veel standaard zienswijzen en reacties. Maar per saldo gebeurt er vrijwel niets mee. En dat grotendeels op juridische gronden. Veel van wat mensen dwars zit, zoals het niet goed geïnformeerd zijn over bijvoorbeeld de verdeling van de lusten en lasten, blijkt nergens in de procedure een rol te spelen. Dat klopt wel in het licht van wat juristen het specialiteitsbeginsel noemen, maar
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
19
zo kunnen mensen hun verhaal niet goed kwijt. Het is jammer dat dit door de formele besluitvormers niet ronduit wordt erkend. Ook waren er informele inspraakprocedures. Daar ben ik heen geweest en ik heb me geweldig vermaakt. De eerste bijeenkomst vond plaats in de buurt van Assen, achter Rolde. Ik weet niet of u de regio goed kent. De Veenkoloniën, de Drentse Monden, worden door de bewoners ervaren als een andere streek dan het Drentse zand. Voor Den Haag is het natuurlijk een pot nat. Ik sprak op een symposium op 14 februari 2013 te Groningen, over Public Trust and Public Law, met twee medewerkers van het ministerie van Economische Zaken. Als antwoord op mijn vraag waarom die eerste inspraakbijeenkomst in de buurt van Rolde werd gehouden, kreeg ik als antwoord dat men geen geschikte zalen in het veengebied kon vinden. En tegen een bijeenkomst in Stadskanaal waren bepaalde bezwaren. Je vraagt je af wat die bezwaren inhouden. Omdat het gaat om een buurgemeente in een andere provincie? Kennelijk ligt hier een gevoelig punt. De gemeente Stadskanaal reageert de laatste tijd verontwaardigd. Nu alles in kannen en kruiken is. Men had natuurlijk al jaren eerder in het geweer moeten komen. Hoe kan dat, raadsleden? Heeft u zitten slapen? Misschien ligt het aan een gebrek aan kennis. Projectontwikkelaars zijn gepokt en gemazeld. Gemeenten moesten nog ervaring opbouwen. Latere bijeenkomsten vonden plaatst in Annen, Gasselternijveen, Bareveld en 2e Exloërmond. Hoe zagen die bijeenkomsten eruit? U kent dat wel. Het gezelschap dat in deze Groningse raadzaal zit is gemiddeld een stuk jonger dan wat daar zit. Het zijn vooral grijze mannen, zoals ik en ouder. Een bepaald type burger. Veel mensen kennen elkaar ook. Het viel mij voorts op dat mensen niet precies snappen wat de functie van zo’n bijeenkomst is. Mensen hebben het idee daar hun verhaal te mogen doen. Maar is het nou een inspraakbijeenkomst of gaat het slechts om voorlichting? Dat is tevoren niet duidelijk. En op de bijeenkomsten lijkt het door elkaar te lopen. Uiteraard kunnen op die bijeenkomsten maar een paar mensen het woord voeren. In Annen kregen mensen die niet aan het woord konden komen de gelegenheid hun opmerkingen op een briefje te schrijven en deze in een ton te deponeren. Ik zag mensen aarzelen. Wat zou er met die ton-zienswijzen gebeuren? Verder kreeg ik de indruk dat veel mensen met meer vragen naar huis gingen dan waarmee ze van huis waren vertrokken. Het bevoegd gezag was nooit aanwezig. Niemand van het departement, laat staan de minister zelf. Er stonden een gedeputeerde en wethouder. Dat zijn beste mensen, maar zij hebben formeel niets in de melk te brokkelen. Mensen zeiden in de pauze bij een kopje koffie: ‘Wat doet die man hier, hij gaat er toch niet over? Hij laat zich voor het karretje spannen!’ Er was rolonduidelijkheid. Dit aspect is nog steeds relevant. Vanavond moet de raad van de gemeente Aa en Hunze beslissen over het verlenen van medewerking aan vergunningverlening, het opstrijken van de leges en deelname aan een op te richten Omgevingsraad. Maar heeft de gemeente nog wat in te brengen? Mevrouw VAN CORBACH: Ik ben griffier van Aa en Hunze. Vanavond staat het punt op de agenda. Wat zou u er nu van vinden? De heer BRÖRING: Als u vindt dat het goed is dat je erbij bent, omdat je speelruimte hebt, dan moet je tevoren goed benoemen wat je speelruimte is. Dat moet je ook kenbaar maken. En je moet zeggen wat je afweging is. ‘We zijn zo ver, dat die turbines er komen. Echter, er kan er qua aantal misschien een paar af. Of qua plaatsing kunnen we zus of zo nog invloed hebben.’ Dat zou je zo precies mogelijk moeten expliciteren. Nu Den Haag beslist, heeft de gemeente echter nauwelijks speelruimte. Je zou vervolgens kunnen zeggen: ‘Dan gaan we voor de leges, en die spenderen aan de betrokken bewoners.’ Het moet zo concreet mogelijk worden gemaakt. Nu staan in het Dagblad van het Noorden woorden als “bloedgeld” en “storm op komst in de raad van Aa en Hunze”. Maar je moet zo nauwgezet als mogelijk aangeven weten wat je speelruimte is. Ik vind dat ook Economische Zaken daarover helder moet zijn. Als het in de relatie met Economische Zaken vaag blijft, neem je een beslissing op grond van onvoldoende informatie. Dan moet je dát maar tegen de bevolking zeggen. Dat je het gewoon niet zo precies weet. Dat is tenminste eerlijk.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
20
Mevrouw VAN CORBACH: Er ligt natuurlijk een raadsvoorstel. Dat heeft u neem ik aan gelezen. Is het naar uw mening in het raadsvoorstel voldoende duidelijk wat de speelruimte is, want dat is de informatie die de raadsleden hebben? De heer BRÖRING: Ik ken het stuk niet precies, maar mijn eerste indruk is dat het raadsvoorstel niet zo duidelijk is. Het kan zijn dat ik er vanavond heen ga. Misschien kunnen we er straks even verder op ingaan. De heer BROEKEMA: Je hebt dat raadsvoorstel waarschijnlijk wel bij je. We kunnen er in de pauze nog even over van gedachten wisselen. Het lijkt me een interessante kwestie om ook met de voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur even te wisselen hoe het nou met het democratische gehalte van dit soort processen zit. Dus ik stel me voor dat we aan het slot van dit symposium hier sowieso nog op terugkomen. De heer BRÖRING: Het gaat om die speelruimte en ook om duidelijkheid daarover. Er is een dilemma en er is voor beide posities wat te zeggen. We komen er inderdaad op terug, maar ik ga nu door met mijn betoog. Op die bijeenkomsten waren de initiatiefnemers nooit aanwezig; behalve misschien anoniem. Dat is een bewuste keuze. De afwezigheid van de projectontwikkelaars en grondeigenaren vonden mensen merkwaardig. Je krijgt zo natuurlijk helemaal geen dialoog tussen partijen. Later is overigens bij de lokale omroep van Stadskanaal geprobeerd een dialoog te houden. Intussen weten veel mensen nog steeds niet wie de aanvragers zijn. Welke projectontwikkelaars zijn het? Welke energiebedrijven zitten erachter? Je kunt wel een beetje achterhalen welke boeren als grondeigenaar meedoen. Die boeren zaten en zitten trouwens ook in een lastige positie, maar dat is een ander verhaal. Als het over transparantie gaat en je weet niet eens wie je tegenspeler is, is dat uit een oogpunt van vertrouwen bijzonder problematisch (denk aan de mens als sense-maker). Pas onlangs kwam minister Kamp langs en daarvoor al een keer een ambtenaar van Economische Zaken. Ik heb die ambtenaar nog op mijn netvlies. Het was een wat oudere man. Er werd hem in Bareveld door RTV Drenthe een microfoon onder de neus geduwd en het enige wat hij wist te verkondigen was dat hij een doelstelling te realiseren had. Minister Kamp kwam gisteren vertellen dat alles rond is. En dat is dan de betrokkenheid van het bevoegd gezag. Je kunt concluderen dat het Haagse desinteresse is. Die windparkenparken moeten er immers gewoon komen. Enkele tienduizenden kiezers maakt ook niet uit. U weet dat vorig jaar een draagvlakonderzoek is verricht. Ik heb met collega Albertjan Tollenaar een artikel geschreven, dat nog moet verschijnen, en daar staat in verband met dat onderzoek een heel mooie zin in: “Er zijn geen aanwijzingen dat zonder inspraak het draagvlak nog kleiner zou zijn.” Want, dat zou kunnen, hè. Dat aanvankelijk 99% van de benaderde huishoudens tegen was en dat je na inspraak op de in het onderzoek gemeten 77.2% aan tegenstanders uitkomt.
De casus: het succes van inspraak… Hoe succesvol zijn die procedures en bijeenkomsten geweest? Eerst iets over waar het uiteindelijk om draait: de windturbines zelf. Op de eerste bijeenkomsten werden plaatjes van drie mogelijke opstellingen getoond. De eerste mogelijkheid was een enorme boog langs Lofar, dwars door de Veenkoloniën. Dat is origineel. Maar de mogelijkheid viel meteen af als té origineel. De tweede opstelling liep strak langs de Semslinie. Stadskanaal bestaat 250 jaar, de Semslinie 400 jaar: het onderhavige alternatief als monument! Maar vlak langs de provinciale grens een of twee rijen turbines lijkt nergens naar, want het is alsof de rij of rijen omvallen, zo werd meteen gezegd. Bovendien zit je met rare onderbrekingen vanwege die monden. Dus ook de tweede mogelijkheid viel op voorhand af. Toen bleef het derde alternatief over: een paar blokopstellingen. Daar gingen de discussies verder over. Over die blokopstellingen is inderdaad lang gesproken. Maar het plaatje dat er nu ligt, ziet er heel anders uit. Er is gekozen voor lijnopstellingen. Als Veenkoloniaal kun je op zichzelf nog wel van die mooie rechte lijnen houden. Maar het huidige plaatje ziet er heel anders uit dan waarover op al die bijeenkomsten is gespro-
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
21
ken: er komen veel meer turbines en lijnen dan wat de mensen is voorgehouden. Natuurlijk, vergeleken met hun aanvragen, waarbij overal windturbines waren ingetekend waar ze ook maar enigszins mogelijk waren, hebben de initiatiefnemer ingeleverd. Maar de bewoners worden nu geconfronteerd met een resultaat dat slechter is dan het slechtste scenario dat hen op de bijeenkomsten is voorgehouden; dat geldt in het bijzonder voor Drouwenermond. Bovendien wordt nu gedacht aan turbines met extra hoge masten en extra lange wieken (omdat er minder wind is aan de Oostkant van het Drents plateau? zo ja, waarom dan daarover gezwegen?). Ook die verslechteringen in uitkomst (meer en grotere turbines) zijn in termen van vertrouwen een zwak element in het communicatieproces. Waarom daarover gezwegen? Nu ga ik terug naar het begin van de besluitvorming. Dan moet ook de Drentse Natuur- en Milieufederatie worden genoemd. Zij heeft de suggestie gedaan dat de windparken in de Veenkoloniën kunnen komen. Vervolgens was er een onderzoekje in samenwerking met het Dagblad van het Noorden. Toen zeiden respondenten dat windparken prima zijn en de Veenkoloniën geschikt zouden kunnen zijn. Maar een grote meerderheid was tegen de vestiging van alle windparken in de Veenkoloniën, ook als dat zou betekenen dat windparken deels elders in de provincie zouden moeten komen. Toen vaststond dat er windparken moesten komen, gingen de gedeputeerde en provinciale ambtenaren ergens op de hei zitten; ergens in de buurt van Westerbork, naar ik meen. Er is toen een soort principebeslissing gekomen. Ik weet niet wie er precies bij waren, maar omstreden is in hoeverre de betrokken gemeenten adequaat zijn geïnformeerd. In elk geval zijn vervolgens de Veenkoloniën formeel als zoekgebied aangewezen. Als zoekgebied? Eigenlijk zijn de Veenkoloniën toen gewoon als vestigingsgebied aangewezen, als je het eindresultaat ziet: het was gezien de schaal van de parken en turbines de aanwijzingsbeslissing! En na die aanwijzing kwamen al die prachtige formele en informele inspraakprocedures. Op de bijeenkomsten met de bewoners werd, in een soort besluitvormingsfuik, gezegd dat de windparken er komen. ´Daar zijn we duidelijk in´, werd dan uit hoofde van transparantie gezegd. ‘Het is al besloten, en nu heeft u inspraak over de locatie en opstelling. Of er werd gezegd: ‘Goed punt, maar dat komt nog’, bijvoorbeeld bij de bouwvergunning. Of dat je straks nog een m.e.r.procedure hebt over die opstelling. Wat mensen ook hoog zat en zit is de verdeling van het geld. Antwoord: ‘Ja, ook een goed punt, maar dat is überhaupt niet aan de orde in dit traject, want dat is een heel andere discussie.’ Je wordt terug-, vooruit- en opzij verwezen en dat is dan de inspraak. Mensen zitten in een besluitvormingsfuik.
Overige opmerkingen Over rolonduidelijkheid hebben we het gehad. Mensen snappen niet wie erbij betrokken zijn en wie echt bevoegd en aansprakelijk is: accountability en dat soort dingen. De minister is bevoegd, maar wil een tevoren bepaald eindresultaat en schuift voor het overige af naar de provincie en gemeenten. En de initiatiefnemers zeggen dat ze het beste voor hebben. Maar samen met de minister zijn zij totaal onzichtbaar. Dat is niet transparant en uit een oogpunt van psychologie en confidence ronduit slecht. Het leidt tot vervreemding. En gaat inspraak zo conflicten voorkomen? Nee, natuurlijk niet. Op deze manier werkt ze conflicten juist in de hand. Mensen hebben ruzie met hun buren. Kinderen bedreigen elkaar op het speelplein. En dit is welbeschouwd allemaal gearrangeerd door de centrale overheid. Ik vind dat die overheid het echt heel slecht heeft gedaan. Natuurlijk komt er een procedure bij de Raad van State. Die is ook door de minister al lang ingepland. Er zijn als gezegd meerdere procedures met elkaar verbonden en het kan zijn dat de koppeling van verschillende plannen zodanig ‘getruct’ is dat de Raad van State tot het oordeel komt dat de RCC toch niet van toepassing is. Maar anders worden de turbines gewoon in 2018 geplaatst. Dat er conflicten in dorpen zijn ontstaan en de sociale cohesie is ondermijnd en dat het vertrouwen in de overheid tot het nulpunt is gedaald, doet er juridisch niet toe. Voor de rechter speelt dit dan ook geen rol. In zoverre heb ik ook niet zoveel met dit onderwerp van die windparken. Wat moet ik er als jurist mee? En toch houdt het mij bezig. Vanwege het onderzoeksprogramma in het kader waarvan ik werkzaam ben, als burger en omdat ik meen dat het beter kan. Ook ben ik door de besluitvorming over windparken geboeid in verband met een meer algemene tendens van afschuiven door de centrale naar de decentrale overheid. Denk
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
22
ook aan het sociale domein. Je gaat flink bezuinigen. Dan leg je iets bij gemeenten neer. Die moeten het met veel minder geld doen en moeten het maar oplossen. Ik neem aan dat ook de heer Wallage nog iets zal zeggen over de verhoudingen tussen verticale en horizontale betrekkingen, die je ook in het sociale domein en de nieuwe Omgevingswet ziet, waarover de Kamer eergisteren best enthousiast was. In de memorie van toelichting bij de Omgevingswet wordt veel vertrouwen uitgesproken in de initiatiefnemers. Zij moeten intermediair tussen overheid en derde-belanghebbenden worden en draagvlak organiseren. We hebben een prachtige casus bij de hand over hoe dat dan gaat… Er wordt veel vertrouwen bij de initiatiefnemers neergelegd… Wat een naïef optimisme waar eigen belangen van initiatiefnemers zo sterk spelen…
Mijn politieke verhaal Voor verduurzaming zijn we allemaal. Als je zoals ik vind dat windparken daaraan een bijdrage kunnen leveren, gaat het er vervolgens om hoe dat te organiseren en hoe de lusten en lasten te verdelen. Want het gaat ook en vooral om distributieve rechtvaardigheid. Ik heb me afgevraagd hoe je daar vanuit de Drentse Veenkoloniën tegenaan kunt kijken. De Drentse Veenkoloniën vormen een relatief arme streek, met veel eigenwoningbezitters, zzp’ers en uitkeringsgerechtigden. De sterftecijfers zijn aanzienlijk ongunstiger dan het landelijk gemiddelde. Het gebied is een relatief arme krimpregio. Het gaat maar om ongeveer 10.000 stemmen, dus waar zou je je in Den Haag druk om maken? Maar politici hadden ten minste een positief vertoog kunnen af steken: ‘Enerzijds is het gebied een krimpregio. Anderzijds moeten we verduurzamen en zijn windparken nodig. Waarom niet het een met het ander verbinden? Er komen windparken in de Drentse Veenkoloniën, maar we zetten ze zo op dat ze uw parken zijn en dat de revenuen voor u zijn: uw eigen streek profiteert ervan, zodat de nadelen van de krimp kunnen worden opgevangen. Uiteraard plaatsen we de turbines voldoende ver van de woningen. We gaan dus niet uit van zoveel mogelijk megawatt, maar van wat gelet op hinder voor u aanvaardbaar is.’ Met zo’n verhaal kunnen er best windturbines in de Veenkoloniën komen. Maar minder dan nu door de overheid wordt gewild, en op basis van een heel ander financieel verdeelmodel. Kortom, niet meer verduurzamen op basis van wat velen als een graaicultuur ervaren, maar op basis van gemeenschappelijkheid. Geen enkele politieke partij heeft een dergelijk verhaal gehouden. GroenLinks is wel groen, maar in de verste verte niet links. De PvdA en eerlijk delen? Schei uit; niet voor niets heeft zij bij de laatste Statenverkiezingen haar meerderheid verloren. En de VVD ontpopt zich als een partij van subsidies voor een klein clubje van grondeigenaren. Et cetera. Eindresultaat is dat veel bewoners de afgelopen Statenverkiezingen geen politiek onderdak hebben kunnen vinden. De politieke partijen roepen om het hardst dat de lusten en lasten eerlijk moeten worden verdeeld. Maar ze maken het nergens concreet. Wat voor lobby steekt daar achter? Waarom geen duidelijkheid gegeven over verdienmodellen? Mensen willen daar inzicht in! Ik begrijp dat er concurrentie- en bedrijfsbelangen kunnen spelen. Maar leg dat dan uit. Het algeheel stilzwijgen doet alleen maar kwaad. Begin met het financiële verhaal: wie krijgt wat en wat zijn de risico’s van de grondeigenaren? Een antwoord kan aan begrip bijdragen. De mens als sense-maker! Er was en is bij de bewoners veel wantrouwen richting de overheid en initiatiefnemers. Economische Zaken is in termen van vertrouwen, draagvlak en sociale cohesie ronduit een zwak departement. Dat komt door onverschilligheid. De agenda van Brussel moet worden gerealiseerd. Burgers krijgen geen voice. ‘Het gaat over u, zonder u.’ Dit is volgens mij heel schadelijk voor de volgens mij onvermijdelijke energietransitie. Het signaal wordt gegeven dat die transitie buiten de burgers om en over hen heen gebeurt. Dat is de boodschap en de ervaring van de mensen. Kan het beter? De Omgevingswet kenmerkt zich als gezegd door veel vertrouwen in de initiatiefnemers. Die zullen wel voor vertrouwen en draagvlak zorgen. Maar wees eerlijk. Het gaat om geld. Spreek dat dat gewoon uit en wees aldus transparant in de belangentegenstelling. We zitten in een samenleving van polderen en belangentegenstellingen wegmasseren, maar polarisatie zou veel kunnen verhelderen. Je kunt immers best respecteren dat iemand andere belangen heeft. We zijn volwassen en we weten dat het leven van belangentegenstellingen aan elkaar hangt. Er komt een Omgevingsraad. De oplossing van schaamgroen lukt met 180
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
23
meter piekhoogte niet, dus dan maar een schaamdraagvlakinstantie. In een Omgevingsraad heb je na zo’n voorgeschiedenis natuurlijk geen vertrouwen meer. Dan moet er echt heel veel gedaan worden. Ik ben bestuursjurist en weet dat iedereen bevoegdheidsrecht en procedures saai vindt. Kamp zei gisteren dat de procedure zorgvuldig is gegaan. Dat zou alleen een heel simpel legistisch jurist zeggen: iemand die niet, anders dan Niklas Luhmann zo fraai uit de doeken heeft gedaan, in de gaten heeft waar procedures toe dienen, namelijk de waarheid op tafel leggen, het open uitwisselen van argumenten en transparant zijn in je motiveringen. Daar zijn procedures voor en niet om je achter te verschuilen. Minister Kamp is een heel slecht jurist. Maar goed, hij is ook geen jurist. Hij is een technocraat. Dan de democratie. Er zijn Statenleden die na de laatste verkiezingen vertrokken zijn en die achteraf zeggen dat in het windparkendossier verkeerde keuzes zijn gemaakt. ‘Bevoegdheid’ wil zeggen dat iemand verantwoordelijk is, er voor staat, zelf uitlegt, zelf keuzes maakt en daarop aanspreekbaar is. En niet als minister Kamp als alles rond is even in 2e Eloërmond langs komt rijden, de auto met draaiende motor laat staan, en vervolgens alle gerezen problemen door een Omgevingsraad laat oplossen. De hogere overheid schuift problemen door naar lagere overheden en straks ook naar de initiatiefnemers. Ik zou zeggen: overheid, voer gewoon regie; kom tevoren met een financiële regeling en leg het helder uit, duik niet weg en schuif niet af. Ook kan het helpen dat je tevoren een draaiboek hebt voor zo’n windpark. Zodat mensen precies weten wat de juridische procedures zijn en waar ze wat in welk stadium kunnen inbrengen. Er is uiteraard ook plaats voor informele bijeenkomsten, maar leg uit waartoe ze dienen. Al met al resteert een heel somber verhaal, maar ook een heel menselijk verhaal. Op die avonden zie je allemaal aardige mensen. Als je met hen individueel praat, zitten ze er geweldig mee in hun maag. Het vreet aan mensen. Ze slapen slecht van ruzie met hun buren die boeren zijn en aan windenergie willen verdienen. Hoe is het zover gekomen? Het is een menselijk verhaal van menselijke tekortkomingen, van aanklunzen en van tevoren niet goed nadenken. En wat betreft de overheid en de initiatiefnemers vooral niet doen wat je zo hard roept: transparant zijn, enz. Maar goed, ik zeg volstrekt niets nieuws, want mijn verhaal is gewoon uit de kranten bekend. We weten het allemaal al. Dus eigenlijk had ik niets hoeven zeggen.
Vragen De heer BROEKEMA: Maar je hebt heel veel gezegd en dat roept ongetwijfeld vragen op. De heer PARKER BRADY: Ik ben Hugo Parker Brady van de Statengriffie in Drenthe. Mijn vraag gaat over de distributieve rechtvaardigheid. U heeft iets gezegd hoe het beter had gekund en hoe de regio economisch gezien had kunnen delen in het project. Was het ook een idee geweest als omwonenden financieel gezien in de diverse windmolenparken hadden geparticipeerd? Was dat een middel geweest om ook die kloof te verkleinen? De heer BRÖRING: Ik denk wel dat de mogelijkheid van participatie helpt om de kloof te verkleinen. Of je die kloof helemaal dicht, weet ik niet. Er zullen altijd mensen helemaal tegen zijn. Of mensen geloven überhaupt niet in windmolens; die denken dat het een achterhaalde techniek is. Dat is een andere discussie en die moet je vooral in technische termen voeren. Als je het vergelijkt met bodemschatten, dan vallen die schatten daar toe aan de staat. Windenergie zit in de lucht en de turbines ziet iedereen. Ze zijn zo groot, dat ze een grote invloed hebben op de leefomgeving van de omwonenden; ze gaan daarom de hele regio aan, en niet alleen de grondeigenaren. Het had voor de hand gelegen tevoren na te denken en wetgeving te maken over de verdeling van het geld. En niet zoals nu met subsidieregelingen voor projectontwikkelaars en anonieme aanvragers, en pas achteraf proberen mensen met aandelen in te palmen. Zoiets moet je tevoren regelen, lijkt mij. Nogmaals, je krijgt niet iedereen binnenboord, maar participatie is wat kan helpen. Ik vind dat je het maximale moet doen. Dat is evident niet gebeurd. Men is aan de verkeerde kant begonnen. Men gaat niet uit van de gemeenschap maar van een beperkt aantal grondeigenaren. En bovendien niet van vooraf, maar van achteraf draagvlak zoeken. Een dubbele fout, derhalve.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
24
De heer HERWEIJER: Ik ben Michiel Herweijer van de Radboud Universiteit. Ik heb precies dezelfde vragen als de voorgaande spreker. Twintig jaar geleden is er in het dorpje Reduzum ten zuiden van Leeuwarden een windturbine gekomen. Die is in eigendom van de dorpsvereniging. Er wordt dan een buurtbusje van gereden en een voetbalclub van onderhouden. In Reduzum willen ze er nog wel een bij, maar dat mag niet, want het is een solitaire windturbine. Wat ik opvallend vind aan dit verhaal is dat die SDE-regeling ten goede aan eigenaren komt. Je hoeft maar wat de googelen naar energietransities en ik zie allemaal coöperaties van burgers die initiatieven nemen. Hoe kun je nu juridisch gezien organiseren dat groepen burgers hier toch instappen en redelijkheid een kans geven? De heer BRÖRING: Het is heel belangrijk hoe je begint. In de Drentse casus is het begonnen met een geheim clubje van projectontwikkelaars en grondeigenaren. Als je het vanuit een dorpsgemeenschap zou opzetten, is het heel anders. Van daaruit kom je bij grondeigenaren, die vanzelfsprekend ook recht hebben op een bepaalde vergoeding. Ik denk dat je zo moet beginnen, in de gemeenschap zelf. En niet anoniem uit louter eigen belang een plan lanceren en een bondje maken met Den Haag. De heer HERWEIJER: Denk je dat een buurtclub in Emmen bijvoorbeeld een initiatief kan nemen voor een paar turbines ten gunste van de eigen gemeenschap? De heer BRÖRING: Je zou het zo moeten kunnen regelen dat dat goed kan. Ik weet niet hoe de grote energiebedrijven hierin opereren, en evenmin waarom projectontwikkelaars alleen op grondeigenaren mikken en aldus voor een proces van uitsluiting kiezen. De gang van zaken deed me een beetje denken aan wat we met de varkensstallen hebben gezien. Indertijd waren de streek- en bestemmingsplannen niet op orde. Toen gingen boeren erdoorheen vlooien en zagen waar ze nog een aanvraag konden indienen. Dat is een beetje heimelijk zo gegaan. Maar ik denk dat je transparant vanuit de gemeenschap moet beginnen. En dan is het nog moeilijk zat, maar dan heb je in elk geval een beter verhaal. De heer KASTERMANS: Ik ben Hans Kastermans en raadsgriffier in de gemeenten Grootegast en Vlagtwedde. Ik ben benieuwd naar een vergelijking met vergelijkbare processen aan de andere kant van de grens. Ik ben zelf nauw betrokken geweest bij het proces rondom het proces van ondergrondse gasopslag in Langeloo. Daar is een aantal zaken wel goed neergezet in de zin van rolduidelijkheid en duidelijkheid over procedures en met name de procedure van compensatie voor de omgeving. Hebt u ook gekeken hoe dergelijke processen in Duitsland zijn verlopen? De heer BRÖRING: Langeloo is een heel positief voorbeeld. Er waren hier en daar wat strubbelingen, maar het is echt heel goed gegaan. In Duitsland, maar ook Denemarken, ging het net de heer Herweijer aangaf meer vanuit de gemeenschap. Daar betekent gemeenschapszin wat anders dan bij ons. Ik weet niet hoe dat precies zit, of mensen daar dat ook anders beleven. Het is daar inderdaad opgezet met meer de voordelen voor de gemeenschap zelf. Dus dat bevestigt in welke richting je het zou moeten zoeken. De heer OOSTERVEEN: Ik ben Douwe Oosterveen, raadslid in de gemeente De Wolden. Die is niet betrokken bij gasopslag, windmolens of noem maar op. Dus misschien ben ik wat objectief. U zei op een gegeven moment dat raden door gebrek aan kennis dit dossier eigenlijk te laat hebben opgepakt. Ik vind dat je als overheden altijd een zorgplicht hebt, bijvoorbeeld als raad ten opzichte van je inwoners. Is er hier bijvoorbeeld bij de zorgplicht van het Rijk ten opzichte van lagere overheden iets niet goed gegaan? Kan het ook bij de besluitvorming van de Raad van State een overweging zijn om te zeggen dat lagere overheden niet op tijd in stelling zijn gebracht en eigenlijk tijd en gelegenheid moeten hebben om hun besluitvorming nog eens over te doen? De heer BRÖRING: Het antwoord op de laatste vraag is zonder meer: neen. Juridisch speelt dat geen enkele rol. Het is gewoon een gegeven dat pas als je het geleerd hebt je achteraf weet
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
25
dat het allemaal anders had gemoeten. Dan is het te laat. Dat kun je het Rijk verwijten. Ik ben niet zo kwaaddenkend dat ik vermoed dat er een strategie achter zit of zo. De besluitvorming moest snel. Er is een transitieagenda en die is voor minister Kamp het belangrijkst. Daarvoor kun je begrip hebben, want die agenda is ook een realiteit. Vervolgens loop je als raad en trouwens ook als Provinciale Staten in Drenthe steeds achter de feiten aan. Dat is hier gebeurd. Zo gaat het nu eenmaal. De heer BROEKEMA: Zijn jullie allemaal aangeslagen door de aanslag op de democratie? Mevrouw VAN CORBACH: Wij wisten het helaas al. De heer BROEKEMA: Griffiers spelen hierin kennelijk maar een marginale rol. Het is echt een politiek proces, toch? Kunnen we dat als griffiers eigenlijk zo zeggen, dat eigenlijk machteloos staat? Mevrouw VAN CORBACH: Ja, dat gevoel leeft denk ik heel breed. Dat je machteloos bent. Ze zeggen dat er draagvlak moet zijn. Dat is een voorwaarde. Dan laat je een draagvlakonderzoek uitvoeren. Er blijkt dat er helemaal geen draagvlak is. Het gaat gewoon door. De heer VAN DEN HOUT: Ik vraag me af of we sinds dertig jaar geleden al dit soort ervaringen hadden bij brede maatschappelijke discussies en ruimtelijke ordeningsnota’s. Is de wetenschap al verder is gekomen met hoe je met dit soort zaken moet omgaan? De heer BRÖRING: Dat is een heel interessante vraag. Ik ben jurist. Ik vraag me wel eens af of er vooruitgang is in het recht. Er worden zelden innovaties in het recht gedaan. Er zijn wel wat dingetjes, maar het recht volgt heel sterk ontwikkelingen in de samenleving en probeert zaken die in de praktijk worden bedacht in het systeem een goede plek te geven. Wat betreft de bestuurskunde is over het begrip vertrouwen al ongelooflijk veel bekend. Bekend is hoe je met mensen moet omgaan. Iedereen weet hoe het moet – transparant zijn en iedereen informeren – en dat is wetenschappelijk goed onderbouwd. Ook het onderzoek van Jan Lunsing geeft weer aan hoe dingen in dit opzicht werken. Dus we weten het wel. Wat mij verbaast is waarom de overheid dan niet leert. Ik snap dat er belangen en agenda’s zijn. We weten hoe het in de theorie moet, maar het spel wordt anders gespeeld. Wat ik vertel is allemaal niets nieuws. Echt niet. Mevrouw FLOOR: Mijn naam is Tinka Floor, kandidaat-secretaris van studievereniging Frederik van der Marck. Wat bedoelde u precies met dat het specialiteitsbeginsel geen rol speelt? De heer BRÖRING: Bij een bijvoorbeeld bouwvergunning kunnen allerlei dingen een rol spelen. Maar wat daar geen rol kan spelen, is dat je zegt dat het geld oneerlijk verdeeld wordt. Het verhaal van de lusten en lasten kwam keer op keer terug. Maar het heeft bij geen enkele voor een windpark benodigde vergunning een plaats. Mevrouw FLOOR: Waarom eigenlijk niet? De heer BRÖRING: Omdat men dat in Den Haag wettelijk niet goed heeft geregeld, onder meer niet bij de SDE+regeling. Zoiets moet je tevoren regelen. Als je dat om wat voor reden dan ook niet wilt, krijgt het geen plaats. Dan vinden mensen het gewoon oneerlijk en blijft het daarin steken. Dat is ervaren distributieve onrechtvaardigheid waarover je het kennelijk in geen enkele procedure kunt hebben, want dan zegt de overheid, weliswaar juridisch terecht, dat het niet aan de orde is en zij er niets mee kan. Juridisch heeft het gewoon geen plek. Mevrouw FLOOR: Maar wat heeft dat nou precies te maken met het specialiteitsbeginsel? De heer BRÖRING: Omdat dat beginsel zegt welke belangen wel en geen rol mogen spelen als je een besluit neemt. Mensen hebben bepaalde belangen of ideeën daarbij. Die hebben niet allemaal een plek in het hele juridische traject. Politiek is dat natuurlijk anders. Maar als gezegd,
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
26
is de discussie daar niet goed gevoerd. Den Haag zegt alleen dat het zorgvuldig is gedaan. Zeker. Maar dat betekent wel dat sommige discussies, over wat mensen belangrijk vinden, niet worden gevoerd. En we weten in de wetenschap al heel lang dat dat niet goed is. De heer BROEKEMA: We pauzeren even vijf minuten. Pauze.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
27
De heer BROEKEMA: Ik geef graag het woord aan Jacques Wallage. Hij is voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur. Dat is vooral de functie waarop hij is gevraagd vandaag aanwezig te zijn. Hij is ook voorzitter van de Dialoogtafel, oud-burgemeester van Groningen, fractievoorzitter van de PvdA-Kamerfractie en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit. Ik geef hem graag het woord om in te gaan op de prangende kwesties in onze democratie. De heer WALLAGE: Ik moet een kleine correctie aanbrengen in de leerstoel die jullie mij hebben toebedeeld. Dat was zo. Dat heb ik vijf jaar gedaan, maar inmiddels heb ik honorair hoogleraar. Dat betekent dat je dus geen dienstverband meer hebt aan de universiteit, maar wel een leerstoel. En die heet ‘Transities in het openbaar bestuur’. Dat past natuurlijk ook aanzienlijk beter bij vandaag. Eigenlijk gaat het om een heel overzichtelijk onderwerp en dat is de verhouding tussen binnen en buiten. Want als je raadslid bent en in een gemeenteraad en fractie functioneert – de meesten ook wel in een partij; 40% van de mensen in gemeenteraden hebben niet echt een partijorganisatie achter zich staan - dan gaat het dus om die verhouding tussen binnen en buiten. Het gaat dan om de verhouding tussen de systeemwereld en de leefwereld. Ik begin vandaag om ietsje reliëf daarin aan te brengen, omdat ik de woorden systeem- en leefwereld een beetje containerbegrippen vind. Het gaat eigenlijk om enorme cultuurverschillen. In die verticale wereld van organisaties, waar budget en regels gelden, gelden er ook een aantal informele spelregels waaraan je je moet houden als je binnenkomt. Als je ambtenaar in een organisatie wordt moet je een paar dingen beslist doen en een paar dingen beslist niet. En iedereen weet dat razendsnel. Dat komt omdat die verticale systeemwereld is geordend naar deskundigheid en verantwoordelijkheid. Dus die systeemwereld zit eigenlijk al heel lang op dezelfde manier in elkaar. In de zeventiger jaren was ik in deze stad wethouder. Daarna ging ik de landelijke politiek in, ik kwam in 1998 hier als burgemeester terug. Het viel me zo op dat het pak papier van de collegevergadering echt wel heel erg leek op het pak papier van de laatste collegevergadering. Dat was dan toch wel een kleine achttien jaar ervoor. In de wereld was van alles gebeurd, maar in het systeem van nota’s en besluiten was er eigenlijk niet zoveel veranderd. En dat moet je enorm aan het denken zetten, want in de horizontale leefwereld waren er wel enorme veranderingen. Nou is dat niet zo moeilijk te begrijpen, want ieder van jullie zit ook in die horizontale wereld. Maar over het verschil tussen die twee werelden moet je wel even nadenken. In een raadsvergadering en bij een voorstel van het college val je heel snel op formele dingen terug, op hoe het juridisch zit en wat er over is besloten. Als de buurman bij jou thuis zijn auto op jouw oprit zet zeg je ‘Buurman, dat gaat niet goed, daarover moeten we het even hebben.’ Je zegt niet ‘Buurman, ik heb eens gekeken bij het kadaster, het ziet er eigenlijk zo uit.’ No way. Dat is thuis sowieso zo. Als je terug moet vallen op formele dingen ben je een eind van huis. Als je kind wil stappen en je krijgt een debat over wanneer ze thuis moet zijn zeg je op de vraag ‘Waarom dan?’ ‘Omdat ik je vader ben.’ Dan ben je al verloren, toch? We vinden het heel normaal dat als een burger vraag waarom iets moet we zeggen dat het in het collegeprogramma staat. Die burger heeft daar echter helemaal niets te schaften. De formele lijn van redeneren van verkiezingen, onderhandelingen, een programma, uitvoeren en een mandaat is een wereld en een cultuur die echt op kilometers afstand van het echte leven staat. Die moet er wel zijn, maar je kunt je niet meer permitteren om alleen maar op zijn eigen merites en spelregels te beoordelen. Eigenlijk gaat het bij al die onderwerpen die jullie met elkaar bespreken steeds over de vraag hoe binnen zich tot buiten beschouwt. Er is al heel veel gewonnen als je die invalshoek permanent in je hoofd hebt. Dat betekent dus dat allerlei dingen die je in die formele gang der dingen helemaal niet normaal zijn. Zodra je zelf in die situatie verkeert merk je dat. Ik ben bijna elf jaar burgemeester van deze stad geweest. Een paar jaar geleden moest er bij ons een boom worden gekapt. Dan bel je dus en kijkt op internet bij de gemeente Groningen hoe dat moet en wat voor regels er gelden. Ik weet eerlijk gezegd niet wat voor soort boom het is. Als die mensen die een vergunning moeten afgeven in de buurt zijn, laat ze dan kijken wat voor boom dit is. Dat was een interessant telefoongesprek. Die man zei dat ik eerst het formulier moest invullen. Ik vroeg toen waarom en wilde graag weten wat ik moest invullen. Zij konden alleen komen als het formulier in het systeem zit. Dat is heel normaal als je in zo’n organisatie onder instructie staat, maar het is behoorlijk krankzinnig als je dat als burger hoort. Mijn eerste punt is dus je ervan bewust te zijn dat die vertegenwoordigende democratie, zoals we die hier
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
28
hebben vormgegeven, echt een onderdeel is van de verticale wereld. Een tegenwerping is natuurlijk dat je volksvertegenwoordiger bent en mensen vertegenwoordigt, dus je daar niet bij hoort. Dat is een heel pijnlijk punt en daarnaar is veel onderzoek gedaan. Voor de burger horen politici bij ‘hullie’ en niet bij ons. Dat is heel vervelend, want je bent volksvertegenwoordiger en spant je enorm in om het allemaal goed te doen. Als je het dan even fatsoenlijk uitzoekt horen politieke partijen en politici bij die overheid. Het is een soort balkon van die verticale zuil. En daar staan jullie allemaal dingetjes op te doen. Zo ervaart men dat. Dat komt ook op een andere manier pijnlijk tot uitdrukking en daarom is die verhouding tussen binnen en buiten zo tricky. Als je aan burgers vraagt of ze in een democratie leven zegt meer dan 80% van de Nederlandse bevolking vol overtuigd ja. Wij horen tot wat in de literatuur heet de high trust countries. In de wereld zijn er maar weinig landen waar het vertrouwen in het systeem zo groot is. Maar als je een laagje dieper gaat en tegen de burgers zegt dat ze door politici en politieke partijen worden vertegenwoordigd en vraagt of ze daarin vertrouwen hebben, dan zakt dat percentage onder de 50. Er is dus een heel interessante kloof tussen het overall vertrouwen in het systeem en een behoorlijk wantrouwen jegens alles en iedereen die met die verticale overheid te maken heeft. Dus de verbinding tussen de netwerksamenleving en die verticale samenleving is een cruciaal onderwerp. Er speelt nog iets anders doorheen. De verticale wereld – niet alleen bij de overheid, maar overall, is op basis van deskundigheid georganiseerd. Dus hoe gespecialiseerder de organisaties zijn, hoe harder de eisen zijn om heel specifieke deskundigheid. Gemiddeld gesproken zijn die mensen dus allemaal heel goed. Het vervelende is dat er in inmiddels in een goed opgeleide samenleving, met een iPad en internet, ook een anders soort deskundigheid is gegroeid. Mijn huisarts vertelt me dat altijd. Dan komen er mensen bij hem die zeggen ‘Dokter, u zei de vorige keer dat ik dat had, maar ik heb eens gegoogled, maar dat heb ik helemaal niet.’ Er zijn eigenlijk twee soorten artsen. De een zegt ‘wie heeft er nou tien jaar gestudeerd?’ en de ander zegt ‘Goh, dat is interessant, laat me dat eens lezen.’ De dokter die reageert vanuit zijn tienjarige studie is een beetje een ambtenaar of wethouder die zegt dat er goed is nagedacht en iets een heel goed plan is. Die ervaringsdeskundige op alle terreinen kijkt voordat ie naar een camping gaat wat de score daarvan is en bij het huren van een hotelkamer en het aanschaffen van een apparaat idem. Je bent een handelende partij dankzij internet. Als het om de overheid gaat zeggen wij dat het in het collegeprogramma staat, we er bovendien goed over hebben nagedacht en het democratisch is besloten. Die twee werelden van officiële deskundigheid en de ervaringsdeskundigheid lopen natuurlijk parallel aan de systeemwereld en de leefwereld. Bedenk goed dat als je je beroept op een mandaat en een formele situatie – want ik ben raadslid; burgemeester en wethouders doen dat nog veel sterker, zeggen dat er wel besloten moet worden en nu een knoop doorgehakt moet worden – het allemaal spelregels zijn in een wereld waarnaast een andere wereld is ontstaan. Betekent dat dan dat die verticale wereld eigenlijk maar een beperkte betekenis heeft? Om de donder niet, want die representatieve democratie vervult in onze democratie een cruciale functie. Die moet de rechtsstaat beschermen en belangen afwegen. Die moet een aantal dingen doen die niemand anders kan. Dit is dus geen pleidooi om de betekenis van de representatieve democratie maar een beetje tussen haakjes te zetten. Nee, dit is een pleidooi om rekening te houden met het feit dat het daarbuiten wel echt iets anders is geworden. En dat je daar je werkwijzen op moet aanpassen. Dat is een tweede reden waarom je je wel zorgen moet maken om de representatieve democratie als je het daarmee serieus meent. Eigenlijk vertegenwoordig je een volk dat zichzelf wil vertegenwoordigen. Daar komt het eigenlijk op neer. Iedereen zegt ‘Ja hallo zeg, ik ben er ook nog en heb een opvatting. U wilde toen we gingen stemmen toch iets van me weten. Nou dan.’ Er is nog een meer fundamentele reden waarom je veranderingen in de omgeving heel serieus moet nemen als je die taak serieus neemt. De eerste reden is natuurlijk Europa. Geleidelijk aan is een deel van de beslissingen van de Nederlandse politiek gemeenschappelijk in Europa geworden. We hebben vergeleken met dertig, veertig jaar geleden een veel meer autonome markt en marktpartijen. Investeerders en mensen die beslissingen nemen in particuliere bedrijven hebben een relatief grotere invloed op wat de democratie wel en niet doet dan in een samenleving die heel erg door de overheid wordt beheerst. Die burger waarover ik het net had heeft natuurlijk wel beslisruimte naar zich toe getrokken. Je kunt wel roepen dat je mandaat en bevoegdheid hebt, maar daarmee is de beslisruimte er lang niet altijd.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
29
En dat merk je met name bij die grote projecten. Als je zoals in deze stad op een serieuze manier probeert om in de eerste fase van zo’n groot project overleg te voeren met iedereen, zoals bij de Zuidelijke Ringweg, dan nog ben je vijf of tien jaar verder. Dan nog steken mensen hun vinger op die in het eerste proces helemaal geen rol hebben gespeeld. Dat geldt eigenlijk bij al die grote projecten. Dus die autonome burger eist ook beslisruimte op terwijl jij dacht dat die aan jou was gedelegeerd. Tot slot is er een factor die vergeleken met dertig, veertig jaar geleden toch anders van karakter. Ik noem dat de publieke ruimte. Dat is niet alleen de media, niet alleen de krant, de radio en televisie. Dat zijn ook de sociale media. Vroeger las je in de krant wat er in de politiek gebeurde. Nu is wat in de krant staat de politiek geworden. Regeren is dan reageren. Let maar eens op: heel veel zogenaamde besluitvorming in de politiek is een reflectie van wat er in de publieke ruimte gebeurt. Jongens en meisjes schrijven bij een regeerakkoord op dat er een inkomensafhankelijke zorgpremie is. Dat kun je goed opschrijven en dan heb je ook nog een theoretisch meerderheid in de Kamer. Maar als die chocoladeletters de volgende week in De Telegraaf komen, dan komt er een halve opstand. Dan kun je wel roepen het te hebben afgesproken, maar iedereen begrijpt dat je met die publieke ruimte wel iets moet. Die invloed en dominantie van de publieke ruimte is ook een realiteit buiten waar je niet omheen komt. Dus al met al staan die formele spelregels wel onder druk. Laat ik het maar voorzichtig zeggen. Nu hebben we bij de Raad voor het Openbaar Bestuur de afgelopen jaren een groot aantal rapporten uitgebracht, te beginnen met ‘Vertrouwen op democratie’ inmiddels alweer vijf jaar geleden. En vrij onlangs ‘Loslaten in vertrouwen’. En al die rapporten proberen die externe dynamiek te vertalen naar wat dat betekent voor het openbaar bestuur. Toevallig hadden we gisteren een werksessie met een aantal collega’s in de raad. Daar ontstond de volgende gedachte die ik jullie wil voorleggen. Dit zijn macro-overwegingen. Als je nou eens aan de andere kant zou beginnen en zou zeggen dat een raadslid gemiddeld 16 uur werkt. Dat is heel veel voor een vrijetijdsjob. Dan heb je vervolgens meteen een debat dat het veel meer moet zijn dan 16 uur. We gaan voorlopig eens even principieel uit van het feit dat je dat niet moet willen. Dat de doorprofessionalisering van de volksvertegenwoordiging in tijd en geld niet helpt voor het overbruggen van de spanning waarover we het hier hebben. Het beste bewijs is in Den Haag waar je fulltime politici hebt en waar die spanning zich precies zo voor doet. Want ministers willen gewoon binnen die verticale kolom hun besluiten nemen. We hebben Henk Kamp aan de Dialoogtafel gezegd voorzichtig te zijn en eerst het onderzoek naar de veiligheid openbaar te maken en met ons over dat onderzoek te gaan praten. Luister naar wat er aan reacties uit de samenleving komt. En ga dan je besluit nemen. Dan belooft hij dat wel, maar op het moment dat het besluit moet worden genomen, neemt hij op vrijdagavond een besluit in de ministerraad, komt hij op maandagavond naar Groningen en weet hij dat hij het besluit de volgende dag gaat publiceren. Hij heeft dan nog het lef om in het gesprek met de Dialoogtafel te zeggen: ‘Voordat ik mijn collega’s in Den Haag een voorstel doe wil ik eerst met u spreken.’ De burgers zijn echt niet gek hoor. Ze hebben ook wel allemaal een beetje doorgeleerd en kunnen ook redeneren. Zij weten dus dat de enige functie van deze bijeenkomst is dat de minister de pers te woord staat. Hij zegt: ‘Ik heb overleg gevoerd met de Dialoogtafel.’ Ik mocht niet liegen van mijn moeder. In die spanning moet je dus niet zeggen dat de oplossing is van jullie allemaal beroepspolitici te maken. Maar je moet binnen die 16 uur discussiëren. Wat moet je wel en niet doen om deze kloof te overbruggen? Anders geformuleerd: met de beschikbare energie rekening houden met het feit dat die verschillende kloven er zijn met een wereld van deskundigen, formele regels en afspraken. Dat is een wereld waar je zelf ook in verkeert. Maar als je iemand een appje stuurt wil je graag meteen antwoord. En als je dat niet krijgt denk je dat er iets is met degene die je appt. Maar de overheid vindt het normaal om mails te krijgen, die te printen en die in te boeken als brief, want anders kan er geen paraaf op. Die wereld is al lang uitgestorven in de echte wereld. Maar wij houden met elkaar die spelregel van verticaliteit in stand, want anders weten we niet zo goed hoe we het wel moeten doen. Dus wat moet je nu met de beschikbare doen om die kloof te overbruggen? In de eerste plaats moet je als raad voor jezelf vaststellen dat niet elk probleem dezelfde aanpak nodig heeft. Er moet een nota komen, een besluit van burgemeester en wethouders en een voorstel naar de raad. Dat hoeft niet bij elk voorstel. Ik was een paar weken burgemeester en de raadscommissie vroeg om drie nota’s over veiligheid. Bij de derde vraag zei ik dat er één ambtenaar op het stadhuis is die die nota’s kan schrijven en zij al vol is
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
30
met de dingen die u hebt gevraagd. Ik vroeg wat de commissieleden eigenlijk wilden en zij antwoordden dat ik het probleem zou moeten oplossen. Als u dan eens formuleert wat het probleem is, dan beloof ik u een brief met een oplossing te sturen, zodat we het daarover kon hebben. O ja, dat kon natuurlijk ook. Met andere woorden: de reflex van een raad die zegt maar een voorstel te doen is soms nodig en zinvol. Maar in een heleboel gevallen is het helemaal niet zinvol en paper pushing. Dat neemt binnen die zestien uur tijd in beslag. En die tijd is kostbaar. Dus niet ieder probleem heeft dezelfde aanpak nodig. Dan is er een groot verschil tussen een ringwegensysteeem en iets wat in een buurt speelt. In een buurt wonen gewoon levende mensen. Het gaat over hun buurt. Mag dat dan ook qua aanpak nog een beetje verschil maken? Of gaan we daarover ook een ambtenaar vragen een nota te maken, die in het college te bespreken, dan komt er een voorstel, dan mogen de mensen er iets van vinden en dan nemen wij een besluit. Dat is niet zo logisch, want het gaat om die plek waar die mensen wonen. Dus kan dat ook op zijn kop. Namelijk: wij hebben gehoord dat er bij u een probleem is. laten we nou eens een fatsoenlijk proces organiseren dat we met elkaar dat probleem oplossen. Met andere woorden: voor de raad is het zo langzamerhand net zo belangrijk welk middel wordt ingezet om tot een fatsoenlijk besluit te komen. Eigenlijk is de belangrijkste functie van de raad al lang niet meer om besluiten te nemen of toezicht te houden op burgemeester en wethouders. Dat moet ook gebeuren, maar de belangrijkste taak is het werk van de gemeente zo te organiseren dat de democratie er voller van wordt. En dat betekent dus dat de betrokkenheid van burgers niet een soort hulpmiddel is om jouw plannetje te laten landen. Ik ken geen verdrietiger bijeenkomsten dan inspraak op bestemmingsplannen. Meestal ook nog in die zaaltjes waar die slingers van de 25-jarige bruiloft hangen. Dan zitten daar die twintig brave burgers die dat enorme pakket hebben doorgeworsteld en van alles vinden. Dan zitten er een wethouder en een jurist die opschrijft dat dit geen wijzigingen op het plan ten gevolge hoeft te hebben. En dan kunnen we verder. Dan komt er een bijlage bij de raadsstukken. In een enkel geval, als mensen heel boos zijn geworden, moeten jullie nog dat ene punt behandelen en dan hebben we dat bestemmingsplan. Ja, dat kan best in een samenleving waarin die burger, ook als hij naar een camping gaat nergens naar kijkt en erheen rijdt en ontdekt dat de wc’s lek zijn. Maar die wereld bestaat niet meer, want we hebben namelijk gegoogled hoe het op die camping is, zodat daar niemand naartoe gaat. Die autonome burgers worden wel bij de overheid behandeld alsof ze een soort toeschouwer zijn tussen twee verkiezingen door. En natuurlijk horen daarbij een referendum en directe democratie, maar ook niet over elk onderwerp. Dus de kern van het raadswerk is in mijn ogen dat je proceseigenaar wordt. Dat de vraag hoe wij dit vraagstuk aanpakken een afzonderlijk gesprek is. College, voordat u ons een nota stuurt, gaan we als raad eerst eens even met de buurt praten. We wijzen iemand als rapporteur aan en u hoort wel van ons wat we daar tegenkomen. En dan gaan we met u even praten over hoe we verder gaan. Of: dit is zo ingewikkeld, voordat u dat hele pakket bij ons neerdondert gaan we eerst echte deskundigen vragen om ons een beetje voor te lichten. Niet alleen de ambtenaren van de gemeente, maar in zo´n gemeente wonen ook allemaal mensen die er wel voor hebben doorgeleerd. Dus per hoofdstroom, prioriteit en onderwerp nadenken over de vraag wat dit betekent voor mijn energie in die 16 uur en wat ik hier nou zit te doen. En in vredesnaam, wees eerlijk over die 16 uur. Want je hebt een fractiebijeenkomst, een raadscommissie, partijdingetjes en raadsvergaderingen. Dan is van die 16 uur al een boel uren op. Dan is het dus de vraag of je binnen dat geheel ook wat simpeler kunt werken. Want hoe vaak hebben we in dit soort zalen theaterstukjes? Hoe vaak weten we precies wat er gebeurt en hoe het afloopt? Ja, als je zeeën van tijd hebt, ga je gang, maar als je 16 uur hebt. Ik geloof dat het kiezen van een vorm die de democratie helpt cruciaal is. Als ik met mijn korpschef Bernard Welten een ernstig conflict had en hij dacht dat hij erover ging en ik als burgemeester dacht dat ik erover ging, dan vroeg ik hem wat er in artikel 2 van de Politiewet staat. Dan zei hij: ‘De Politie oefent zijn taak uit in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag.’ En ik was het bevoegd gezag. Dat geldt hier ook. De raad dient de democratie, maar de democratie is niet het tellen van de neuzen in de raad. Dat is een echt misverstand. Dat is een hulpmiddel om tot besluiten te komen. Democratie is dat mensen zoveel mogelijk zelf afwegingen maken. Althans in dat proces serieus betrokken zijn. En vergis je niet, dat is geen hobby of iets extra’s. Dat gaat over de essentie. En geloof het maar niet van mij, maar van de feiten: teruglopende ledenaantallen van politieke partijen en een krankzinnig verloop binnen gemeenteraden. Toen
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
31
ik hier een maand geleden was bij de gemeenteraad van Groningen zag ik nog drie mensen die lid van de raad waren toen ik zes jaar stopte als burgemeester. Als oude mensen geheugenverlies hebben vinden we dat een ziekte. Dit systeem heeft geheugenverlies. En daarmee kun je de ambtenaren en politieke bestuurders in een voorrangspositie zetten. En dus moet je je 16 uur zo gaan inzetten dat je een deel van dat geheugenverlies corrigeert. Want elk raadslid dat zich twee jaar inwerkt geeft twee jaar ruimte aan bureaucratie en twee jaar ruimte aan wethouders die hun poot op een onderwerp kunnen zetten. En bedenk bij dat in handen nemen van de energie dat er voor sommige dingen gloeiende haast nodig is. En sommige dingen zijn gediend met slow politics en even nadenken. ‘Kom op zeg, waarom moet dat volgende week. Want we willen nog met die en die spreken. En voordat we dit doen gaan we serieus die buurt in. En voordat we dat doen willen we eerst een paar mensen horen die er echt verstand van hebben.’ Nou, dan wordt het veertien dagen later. Nou, big deal! Dus ga ervan uit dat de regie voeren over het proces ook betekent zelf als raad vaststellen waarom iets haast heeft. En reken maar dat een college altijd zal zeggen dat het snel moet. En u bent niet de democratie, maar wel de hoeder van de democratie. De heer WENT: Mijn naam is Niels Went. Ik ben student in deze stad. U kijkt bij uw inleiding over de verbetering van de democratie vooral naar de overheid. Die indruk kreeg ik in elk geval van uw verhaal. Moeten we ook niet wat meer naar de burger kijken? Moet die misschien niet wat actiever worden? Ik hoor wel eens verhalen over het wat teruglopen van burgerparticipatie. Is dat misschien naast de schuld van de overheid ook niet de schuld van de burger? De heer WALLAGE: Het is een serieus punt. Het is een wisselwerking. De burger is gewend om bij heel veel dingen te zeggen dat de gemeente dat maar moet doen. Dat vinden we een doodnormale reflex. De gemeente heeft lang niets teruggezegd. De Raad voor het Openbaar Bestuur heeft in ‘Loslaten in vertrouwen’ een participatietrap voor de overheid getekend. Die overheid moet beginnen met de vraag te stellen of zij überhaupt wat moet doen. Is dat aan ons? In een aantal gevallen moet zij zeggen dat zij het wil oplossen. Het onderzoek laat zien dat er heel veel vormen van burgerbetrokkenheid zijn. Ik vat dat meestal samen door te zeggen dat de burger emancipeert en nu dat nog met de overheid moet gebeuren. Ik was een tijd geleden in Amsterdam in een grote zaal met burgerinitiatieven. Daar vroeg iemand wat nou uw grootste probleem is. Er stond een mevrouw op die zei: elke keer aan die ambtenaar uitleggen waarover het gaat. Dat betekent dus dat mensen bezig zijn. Ze hadden een leegstaand schoolgebouw gevuld met allerlei initiatieven van werklozen die daar dus bedrijfjes begonnen. De gemeente had gezegd: ‘O, leegstaand gebouw, dat is de nota Verhuur leegstaande gebouwen. Dat moet marktconform.‘ Ja, dat is nou precies wat hier niet kon, omdat die mensen net met hun bedrijfje waren begonnen, dus die hadden helemaal niets aan huur hadden te betalen. Ja, dat was een lastig probleem. Daarin was wel voorzien. Er moest een subsidie komen. Dat klopt ook hoor. Als je dat boekhoudkundig netjes in die verticale wereld wil doen, moet je daaraan een subsidie koppelen. Je hebt gelijk dit ging over gemeenteraden. Daar was ik ook voor gevraagd. Maar als je me vraagt om de balans op te maken wie het meeste achterloopt, dan geloof ik dat de overheid meer moeite heeft om een hele reeks van burgerinitiatieven en burgeractiviteiten goed te honoreren, dan dat die burger niet in de benen komt. We hadden hier een horecabeleid in de binnenstad, waarbij eigenlijk de horecamensen niet meer over hun eigen terrassen gingen. Dat hadden wij namelijk zo naar de gemeente toe getrokken en zo dichtgeregeld dat je als horecabaas gewoon achterover kon leunen. Toen we dat omdraaiden was het eerste wat gemeenteambtenaren zeiden dat het een rotzooi zou worden en dat echt niet zou kunnen. En sommige van die horecamensen zeiden dat de gemeente het maar moest regelen, omdat het veel gelazer gaf op de vergadering van de horecabazen in Groningen als ze het zelf moesten doen. Dan moet je vragen wie er nou eigenlijk verantwoordelijk is. De kern van mijn betoog is dat geen van beiden zich kan permitteren om achterover te leunen. Mevrouw ZWIER: Ik ben Lydia Zwier en lid van de Rekenkamercommissie. In de praktijk ben ik ook ondersteuner van raadsleden in mijn eigen woonomgeving. Ik hoor heel veel mensen vertellen over de overheid die meer ruimte aan de burgers moet geven en de burger meer verant-
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
32
woordelijkheid en meer ruimte moet pakken. In de praktijk zie ik nog een andere stroom, ben ik benieuwd hoe anderen daar tegenaan kijken en hoe we dat samen wel kunnen doen; de middenmoot, de middenlaag, het maatschappelijk middenveld. Zoals Jan in zijn boek ook heeft kunnen aanstippen en waarmee hij bezig is geweest is dorpsraden, voetbalverenigingen en welzijnsorganisaties. Ik zie gemeenten heel hard werken om het wel te doen. Ik zie inwoners die klaar staan om heel veel te willen doen, maar zich buitenspel gezet voelen. Ik zie op dat niveau een leemlaag ontstaan waar eigenlijk de verticale wereld heerst en waar we de ethische afwegingen missen. De heer WALLAGE: Dat is een heel serieus punt. Toevallig hebben we een paar weken terug in de Raad voor het Openbaar Bestuur gezegd dat we niet wegkomen bij de woningcorporatie, het ziekenhuis, verenigingen enz. Het punt wat voor de vraag over binnen en buiten relevant is dat gemeenten in het algemeen een goed overlegnetwerk hebben met de verticale wereld van bestuurders. Zij weten de weg prima te vinden en andersom ook. Als ik zeg dat de raad de baas over het proces moet zijn zou als het om sport gaat daarbij kunnen horen dat we niet alleen met de besturen van sportorganisaties willen praten, maar iedereen een kans geven iets te vinden die met sport bezig is. Dan bots je vaak op die verenigingen die zeggen dat zij dat wel doen. Bij het opzetten van de Dialoogtafel in Groningen was dat een van de problemen. Dus de rechtstreekse communicatie organiseren vraagt dat je de invloed en mogelijkheden van die namaakburgemeester en wethoudertjes op al die plekken wel in je beschouwing betrekt. Absoluut. De heer VREE: Mijn naam is Hans Vree. Ik ben fractieondersteuner in de gemeenteraad in Leeuwarden. Wat me opvalt is dat het bedrijf van de gemeente almaar groter en gecompliceerder wordt. Als zich iets voordoet heeft de gemeente specialisten ingehuurd die fantastische nota’s schrijven. En digitalisering brengt met zich mee dat er ook voor de burgers eigenlijk niets onbekend blijft. Mijn vraag is wat u eigenlijk van die digitalisering vindt. Als je de pagina’s telt die je voor een raadsvergadering moet lezen, dan kom ik soms op 1.200 tot 1.500 pagina’s uit. Dat is een lastig te verteren ding, ook voor de relatie met burgers. De heer WALLAGE: Dat is een heel aardig punt. Ik ben voor de werknemers commissaris bij Post.NL, de grootste particuliere werkgever van Nederland. In de raad van commissarissen van Post.NL is de strategie voor de komende jaren besproken. Toen werden we via ons iPadje verwend met 170 pagina’s tekst met prachtige grafieken. Ik had een heel drukke week, maar ik heb geprobeerd zoveel mogelijk te lezen. Uiteindelijk zei ik tegen de baas van Post.NL, Henna Verhagen. ‘Henna, ik heb wel de behoefte dat je er even dwars doorheen kijkt en mij vertelt wat jij nu het belangrijkste vindt.’ ‘O’, zei Henna, ‘dat heb ik gedaan hoor, dat is die oplegnotitie van drie bladzijden.’ En toen heb ik later eens gekeken en ze had gelijk. In die drie bladzijden stond gewoon de essentie. Als de raad het beheer voert over het proces kun je ook tegen een college zeggen: ‘Sorry hoor, maar dit soort stukken behandelen wij hier niet.’ Sterker nog, u kunt zeggen: ‘U mag dit best sturen, maar u moet in ieder geval een samenvatting van twee bladzijden sturen waar we een debat over kunnen voeren.’ Ik heb de wethouders in deze stad wel eens een beetje verlegen gemaakt door zo’n stuk van 80 of 110 bladzijden in één keer in een prullenbak in de hoek te gooien. Dan hoorden ze een enorme dreun en keken mijn collega’s naar me en vroegen ze wat ik aan het doen was. Ik zei toen ‘Jij gaat me nu vertellen wat de stad mist.’ Wat is nu zo belangrijk dat wij daaraan onze kostbare collegetijd aan moeten besteden? Dan zeiden ze ‘Nou ja, het gaat eigenlijk hierom.’ ‘Waarom staat dat dat dan niet gewoon in een stuk waarover we op hoofdlijnen kunnen spreken met onderliggende informatie als je nog meer wil?’ Dus dit is echt regie. Het hoeft niet. Het is een cultuur. En natuurlijk moet er basisinformatie zijn en als je vragen hebt moeten ze netjes beantwoord worden. Deze organisaties leven van dat papier. Ambtenaren denken dat ze een goede ambtenaar zijn als ze een stuk schrijven. Maar ambtenaren zijn goed als ze tegen een wethouder zeggen dat ze over een probleem hebben nagedacht, maar eerst eens met bepaalde personen gesproken moet worden. Dan is het verstandig om eerst met de raad over uitgangspunten te praten. Zij moeten ook het proces helpen vormgeven. Als mensen zeggen dat ze volksvertegenwoordiger zijn moeten ze tegen het college erbij zeggen dat ze 16 uur hebben en hun tijd goed willen besteden. En dat is een gevecht, want het college komt vervolgens voor het moeilijke probleem te staan dat ze die ambte-
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
33
lijke organisatie anders moet aansturen. En dat moet echt, want die verbinding tussen binnen en buiten draait niet op 170 pagina’s tekst. Dat is niet te doen en dat weet iedereen ook. Maar breek daar doorheen. Gebruik een deeltje van je tijd om een keer serieus te praten over hoe wij bediend willen worden. De heer OOSTERVEEN: Ik ben Douwe Oosterveen, negen jaar raadslid in De Wolden. Dus onderdeel van het collectieve geheugen. Mijn vrouw werkt bij Post.NL, maar dat terzijde. Ook hoor uw pleidooi en onderschrijf dat helemaal. We moeten anders gaan besturen. Voor zover ik vandaag heb meegekeken en geluisterd heb ik wel een omschrijving van het probleem gehoord, maar bij mij blijft het gevoel waar de oplossing blijft. De oplossing zit denk ik in loslaten, maar dan krijg je al heel gauw dat je geen grip meer hebt. Dat is veelgehoord bij bestuurders en hoe lossen we dat op? Het ging net over digitalisering. We hebben tegenwoordig camera’s in de zaal en via internet kan iedereen thuis vergaderingen volgen. Zorgt dat voor een grotere kloof tussen het bestuur en de burgerij doordat men niet meer naar de raadzaal komt? De heer WALLAGE: Tegen dat laatste heb ik me nooit verzet, maar ik heb altijd uitgelegd dat het soms beter is als kiezers hun volksvertegenwoordigers niet bezig zien. Maar dat is een flauwe opmerking. Ik heb het dan over de Kamer hoor en niet over de gemeenteraad. Het eerste punt heb ik geprobeerd open te breken. Als je het vergelijkt met thuis zie je dat je kinderen opgroeien. Je vindt daar wat van en wil daar wat mee. Er zijn dan duizend dingetjes die je kunt doen. Je kunt heel ernstig praten, je kunt een besluit nemen, je kunt iets leuks gaan doen en een tik uitdelen. Je zou van alles kunnen doen. Als je die afstand tussen binnen en buiten serieus wilt overbruggen, ga er dan van uit dat je heel verschillende dingen kunt doen en dat een heel ingewikkeld proces over een grote weg een andere omgang van de raad en het college vraagt dan bijvoorbeeld iets dat in de buurt speelt en die differentiatie helpt. Het zou al enorm helpen als jezelf en je fractie bij elk onderwerp de vragen stelt wat je ermee moet, wat je eigenlijk toevoegt en wat de toegevoegde waarde van bijeenkomsten is. Ik pleit ervoor om van de vraag hoe je het dan moet doen een agendapunt te maken. Je kunt als collega-raadsleden even prima praten over dat het college een sportnota wil maken en wat dat voor de raad betekent. Ik weet nog wel dat toen we hier een sportnota maakten ik toevallig in dezelfde week bij een paar sportverenigingen was. Ik schrok me toen rot over de afstand tussen het stuk en wat er in die sportverenigingen echt speelden. Zij waren boos op de gemeente en vonden het beleid van de gemeente slecht. Dat vertelde ik aan het presidium. Toen heb ik erbij gezegd dat als ik raadslid zou zijn ik tegen de burgemeester zou zeggen een hoorzitting te organiseren. Toen herhaalde een raadslid dat. Toen hebben we in deze zaal een hoorzitting van drie uur gehouden met de sportwethouder op de tribune. De burgemeester zat die hoorzitting voor en hoorde een litanie van klachten. En de directeur Sportzaken moest toen in het college komen om te vertellen waarom wij op die klachten helemaal geen antwoord gaven. Dus de vraag wat de rol van de raad is, is hier essentieel. Als de raad zegt ‘Ho stop, voordat u met 70 pagina’s komt willen we eerst de knelpunten horen en daarover gaan we praten met de mensen die het betreft en dan gaan we verder’, bent u de baas over het proces. Ik denk dus dat er niet één oplossing is, maar dat er een heel arsenaal van mogelijkheden is. Alleen moet je beslissen wat je doet, net als bij de kinderen. Je kunt wel meteen een tik geven, maar dat zou ik niet doen. De heer DIJK: Ik heb ook een korte vraag. U heeft het steeds erover dat de raad eigenaar van het proces moet zijn. In de gemeenteraad van Groningen discussiëren we al twee jaar over een nieuwe werkwijze van de raad. Ik heb net ook verteld dat ik niet namens de raad spreek. Die bestaat namelijk niet. Dat zijn tien partijen/fracties en om daar één geheel uit te krijgen is zelden te doen. U zegt dat de raad als geheel het proces gaat bepalen. Maar is het niet je rol als volksvertegenwoordiger om informatie op te halen en dat iedere partij dat op zijn eigen manier doet? Ligt daar niet de verantwoordelijkheid in plaats van dat je het in de raad gaat hebben over idealen, maar over de vorm en de manier waarop je gaat werken? De heer WALLAGE: De toegevoegde waarde van de raad is in de allereerste plaats dat je een opvatting hebt. Absoluut. Als je het spel zo speelt en die gang van zaken accepteert zoals die
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
34
gemiddeld is, dan helpt jou die opvatting niks. Want je krijgt op dat proces namelijk geen greep. En het pijnlijke is dat alleen maar going concern – ieder zijn eigen opvatting – niet leidt tot een effectief optreden van de gemeenteraad. Dat was vroeger niet zo erg, maar in de door mij beschreven spanning wordt het steeds erger. De relevantie van wat hier gebeurt voor burgers loopt dus terug. En je hoeft dat debat over hoe we het aanpakken niet bij elk onderwerp te voeren. En je hoeft daar niet de hele gemeenteraad bijeen te roepen, je kunt het ook gewoon aan de orde stellen. Door het simpele feit dat je in een commissievergadering zegt even de tijd te nemen om de vraag te stellen hoe we dit aanpakken zul je zien dat je er consensus over kunt krijgen. Die andere raadsleden zitten namelijk met hetzelfde probleem. Je kunt ook doen wat ik af en toe in het college deed. Dan was er tussen wethouders een enorm debat over een tekst. En dan vroeg ik hoe het ondertussen met de gemeenteraad ging. Die wethouders keken dan op en vroegen wat ik bedoelde. Ik zei toen dat het een interessant debat was, maar dat het niet in de raad was. Zij reageerden toen dat ze het stuk te zijner tijd wel toe te sturen. Ik zei toen dat het nuttig zou zijn om het besprokene ook met de raad te bespreken. Dan is er dus eentje die op dat moment even het proces aan de orde stelt. Als je dat vaker doet wennen mensen er ook aan dat het proces moet deugen. En dat geldt met name voor de verbinding naar buiten. De heer KOEMAN: Ik ben Tjeerd Koeman van het Bureau voor Noordelijke gemeenten. U gaf net aan dat de burger emancipeert, nu de overheid nog. Ik moet ook even denken aan het begrip ‘lerende overheid’. Mijn ervaring is dat ik de afgelopen twintig jaar niet echt een verschil tussen die leefwerelden heb gezien. Waarom zijn we zo slecht in leren? Zijn we slecht in terugkijken en open staan voor leereffecten? De heer WALLAGE: Ja. dat is overigens niet alleen bij de overheid zo. Ik heb Post.NL genoemd. Drie jaar geleden hebben we dat bedrijf opgekocht en hadden we een aantal ideeën waarom we dat zouden moeten doen. Nu is de werkelijkheid heel anders. Hoe komt dat? Dat vinden ze vervelend. Ook een raad van bestuur vindt dat vervelend. Dus het begint ermee dat we allemaal niet zo makkelijk omkijken. Dat omkijken is lastig. Nieuw beleid is veel makkelijker. Maar omkijken betekent ook tegen elkaar zeggen om de tijd te beoordelen hoe we iets hebben gedaan. Zijn we tevreden? Vind je dat het goed liep. In werksituaties zijn dat normale dingen. Het is moeilijk, omdat de raad heel vaak denkt dat ze publiek afgerekend wordt op zelfkritiek of wat dan ook. En dat valt dan weer reuze mee, want die publieke ruimte is soms ook weer heel nuchter. Dus het komt er vooral op neer dat je in je eigen werkwijze er een gewoonte van maakt om bij belangrijke dingen te zeggen ‘Vier jaar geleden zaten we hier ook mee. Wat hebben we toen besloten, wat is ervan terechtgekomen en wat leren we ervan.’ En dat laatste helpt. Wij zijn in een cultuur terechtgekomen van ‘Barbertje moet hangen’ en niet wat we hier kunnen leren. Het helpt als de raad zegt dat er dikke fouten zijn gemaakt, maar nu geïnteresseerd te zijn in het voorkomen van die fouten in de toekomst. Het gaat niet over schuld en boete, maar over verantwoordelijkheid. En dat betekent kritische vragen beantwoorden. Dat is ook cultuur en die laat zich veranderen. Je moet er wel voor durven kiezen. En er is er altijd eentje die Barbertje wil laten hangen, dus die vindt dat niet leuk. Maar je moet het wel doen, want het blijft raar dat de burger ziet dat we fouten maken en dat alleen maar de conclusie is dat iemand een misdaad heeft begaan en die moet nu zitten en brommen. Dat is strafrecht, maar staatsrecht is verantwoording afleggen, vragen beantwoorden en ook leren. Zorgen dat je verder komt. Ik moet nu weg. De heer BROEKEMA: Ik dank jou heel erg als voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur. Wanneer komt dat rapport over democratische legitimiteit uit? De heer WALLAGE: Een deel daarover zal zitten in het rapport over de toekomst van het lokaal bestuur. We hopen dat rapport in het begin van het najaar uit te brengen. Er komt een heel interessant rapport over hoe Den Haag er zou uitzien als we dat opnieuw zouden mogen uitvinden. Dat gaat ook over ministeriële verantwoordelijkheid en of we daarvan een struikelblok hebben gemaakt van gezamenlijke verantwoordelijkheid. En er komt voor raadsleden een aparte studie over aan welke eisen je moet voldoen om in de politiek nog een beetje in het leven te blijven om een goed raadslid te zijn.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
35
De heer BROEKEMA: Dank nogmaals en een goede reis naar Amersfoort. Luuk Blom, het aanbod om in het Benelux-huis in Brussel een bijeenkomst te doen met raadsleden over dit soort kwesties blijft staan hè? De heer BLOM: Ik heb mijn aanbod gedaan en ik houd me altijd aan mijn afspraken. Dat deed ik trouwens ook toen ik in de politiek zat. De heer BROEKEMA: Oké. Wanneer was jij Kamerlid voor de PvdA? De heer BLOME: In 2003 en 2010. Onder andere de periode dat de discussie speelde over het al dan niet organiseren van een tweede referendum over het Verdrag van Lissabon. En daarover mocht ik ook het woord voeren, dus ik vond het verhaal wel interessant. De heer UPPELSCHOTEN: Ik ben Statenlid in Drenthe. Wat mij in de discussie over windmolens opvalt is het gebruik van het woord draagvlak. Het lijkt soms of politici zo overtuigd zijn van hun eigen gelijk. Er moet alleen maar meer informatie gegeven worden, dan wordt er gezegd dat het draagvlak wel groter wordt. Als je dan vervolgens vraagt wat dat betekent als het draagvlak vergroot gaat worden? Als het dan niet groot is, heeft dat dan ook consequenties? Die vraag wordt altijd vermeden. Maar draagvlak vergroten is niet vragen wat mensen willen, maar we moeten beter uitleggen wat we doen. Dan wordt het draagvlak vanzelf groter. Echt een draagvlak serieus nemen en niet alleen het willen vergroten, maar ook zeggen het niet te doen als het er niet of te weinig is hoor je in de discussie helemaal niet. En hoe komt dat? De heer BRÖRING: Er is heel veel over draagvlak gezegd. Draagvlak is belangrijk. Dat men daar niets mee doet heeft te maken met de minister op dit departement. Hij wil gewoon koste wat kost zijn transitieagenda halen. Daar is vanuit de Kamer veel druk op, maar ook vanuit Brussel. Departementen in Den Haag zijn wat dat betreft heel verschillend bezig. Het ministerie van BZK investeert geweldig veel in draagvlak, vertrouwen en dat soort dingen. Je hebt er aparte onderzoekprogramma’s en prachtige publicaties over. Dat lijkt wel een soort interne discussie te zijn. Want andere departementen hebben een heel andere benadering. Dus in Den Haag heb je werelden van verschil op dit vlak. Uiteraard wordt draagvlak belangrijk gevonden. En dus zeg je dat ook. Maar dat je er vervolgens niks mee doet, is aan de politiek en is een belangenafweging. Zo eenvoudig is het. Steeds is gezegd dat draagvlak belangrijk is. Als je naar de rechter gaat met een draagvlakonderzoek met bedroevende scores, gaat het project vanwege die uitkomsten alleen niet door wanneer het een keiharde beleidsuitspraak is, het liefst ook in wetgeving vastgelegd, dat gebrek aan draagvlak een weigeringsgrond is. Zo zal het nu niet opgeschreven zijn. Het is gewoon politiek. Dus die rechter kan er ook niet veel mee. Het is wel zo dat als je iets roept, maar je er niet aan houdt, dat het vertrouwen aantast. Dat is dan wat er gebeurt: aantasting van het vertrouwen in politiek en bestuur. Dat wordt dan willens en wetens op de koop toe genomen. En veel meer valt er niet over te zeggen. De heer UPPELSCHOTEN: Het hoort bij het jargon dat je het woord in de mond neemt. Maar consequenties daarvan nemen hoort dan niet. Sterker nog, ik merk dan dat men zegt dat een heleboel dingen weleens niet kunnen doorgaan als we daaraan beginnen. En dat kunnen we toch niet weggeven? Dus je moet wel over draagvlak praten, maar het echt serieus nemen, dat het consequenties krijgt en je uitlegt aan de mensen waarom je draagvlak eventueel niet serieus neemt, gebeurt dan niet. De heer LUNSING: Als je het over vertrouwen hebt is denk ik het foutste wat je kunt doen is zeggen draagvlakmetingen te doen en te willen weten of er draagvlak is. En er vervolgens niets mee doen. Wat je dan nog beter kan doen is zeggen dat je draagvlak niet in het hele proces kunt meenemen. Dan weet iedereen tevoren wat er aan de hand is. En dan beschadig je ook geen vertrouwen. Nu is er eigenlijk een middel om het vertrouwen te beschadigen. Ik denk niet dat je dat zou moeten willen.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
36
De heer BROEKEMA: Sietske, hoe kijk je aan tegen die positie van die gemeenteraden? Herman Bröring heeft een betoog gehouden waarin hij de democratische manco’s feilloos bloot legde. Jacques sprak over de regierol van de raad. Is die eigenlijk zichtbaar in het hele proces van de windturbines? SIETSKE: Dat vind ik wel een moeilijk vraag. De gemeente Aa en Hunze had op zeker moment inspraak in een provinciestuk. Toen zij haar input had geleverd werd ineens het verhaal van de windmolens aan het stuk toegevoegd waarover ze had mogen oordelen. De gemeente voelt zich daar al in gepiepeld. Zo heb ik het begrepen. Ik denk dat de gemeenteraad misschien al wel wist dat de vraag speelde. En zij heeft daarop dan niet geanticipeerd door te zeggen daarover een standpunt in te nemen. Was dat stuk een omgevingsvisie? Mevrouw VAN CORBACH: Ja, volgens mij wel. Raad en college waren geheel verrast dat daarin Aa en Hunze, Veenkoloniën, zoekgebied stond vermeld. Wat de professor ook al zei, het was niet eens zoekgebied, toen was je het in feite al. Dat is eigenlijk gebeurd zonder dat de gemeente daar iets van wist. SIETSKE: Dus in hoeverre kunnen gemeenteraadsleden iets verzinnen wat eraan zit te komen? In hoeverre hebben zij een kristallen bol om dat dan te kunnen inschatten? Dat vind ik een lastige vraag. De heer BROEKEMA: Herman, heb je daarover nog een advies? De heer BRÖRING: Nou ja. Wat je van deze casus leert is dat bij een heel klein berichtje in kranten over een bijeenkomst en het aanwijzen als zoekgebied alle alarmbellen moeten afgaan. Je moet er ook rekening mee houden dat het spel vanuit Den Haag keihard wordt gespeeld. Ik hoorde Jacques Wallage nog zeggen dat je van ministeriële verantwoordelijkheid meer naar gedeelde verantwoordelijkheden zou moeten. Zo is dit ook geframed. De ervaringen zijn dat het heel centraal is doorgezet, en dat van gedeelde verantwoordelijkheden geen sprake is. Ik kan me voorstellen dat je je als betrokken raadslid daarbij heel naar voelt, omdat je, zoals ik zei, achter de feiten aanloopt. SIETSKE: Dat is ook wat ik wel begrijp. Maar het is natuurlijk wel frustrerend voor de burger. Zo zit ik hier ook in het proces. Dan herken ik zeker woorden als vervreemding. De gemeente zegt er niet over te gaan, omdat zij is gepasseerd. Dan misschien de provincie. Die zegt dat er een Rijkscoördinatieregeling is vanwege meer dan 100 megawatt en allerlei andere argumenten. Dan zit je met de rijksoverheid in discussie die zegt dat de provincie het gebied heeft aangewezen. Dus als burger kun je er helemaal geen kant meer mee op. Het zijn anonieme initiatiefnemers en er is ook rolonduidelijkheid. Ik begrijp intussen van Herman Bröring dat we er ook juridisch en civelrechtelijk niets mee kunnen. Het zal wel doorgaan, maar als ik namens mezelf praat heb ik geen vertrouwen in een overheid of welk ander orgaan dan ook. De manier waarop dit windpark er doorheen gejast wordt is onbeschrijflijk. De heer PETERS: Ik ben Floris Peters en ben hier namens de juridische faculteitsvereniging. Ik hoor u zeggen het vertrouwen in de overheid te verliezen horende het verhaal over de windmolens. Ik vraag me af wat de heer Bröring denkt dat de Raad van State uiteindelijk gaat oordelen over de windmolens die over de 100 megawatt heengaat. Heeft u een vermoeden? De heer BRÖRING: Ik heb een vermoeden. Een belangrijke vraag is of het wel een 100 megawatt-project is, gezien de koppeling van verschillende projecten en de verschillende aanvragers en gemeenten. Dat is natuurlijk ‘getruct’. Als je dit beredeneert als plan als geheel, zij het achteraf maar wel met het oog op de inpassing in het landschap, zou het er bij de Raad van State misschien mee door kunnen. Maar anders ligt hier wel een groot knelpunt, namelijk een bevoegdheidsprobleem. Dan zou het nog kunnen zijn dat het terug moet naar de provincie. Dat gaat dan allemaal veel langer duren. Er zijn nog aanpassingen mogelijk, bijvoorbeeld door de verschillende aanvragen tot één aanvraag om te vormen, zo dan al niet is gebeurd, waardoor
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
37
Den Haag uiteindelijk weer wel beslist. Het zou misschien wel zo moeten zijn dat juridisch meer gelet moet worden op draagvlak, maar dan moet je dat ook een juridische plek geven. En volgens mij is dat nog niet het geval. En Lofar, een radiotelescoop van mondiale betekenis dat door windturbines verstoord gaat worden, zit in de weg. Lofar is fysiek echt een belemmering, maar een financieel verhaal van uitkopen en verplaatsen of van technische oplossingen kan ertoe leiden dat Lofar geen juridische belemmering meer vormt. En overigens zijn er wellicht formele of procedurele fouten gemaakt, maar die laten zich vaak gemakkelijk repareren.Per saldo kan de Raad van State niet zo veel. Want uiteindelijk is het politiek. We hebben wel giste1 ren de uitspraak gezien in de Urgenda-zaak, Daar heeft de civiele rechter de overheid opgedragen de CO2-problematiek aan te pakken Een heel gewaagde uitspraak.. Immers, ook daar is het vooral een politieke kwestie, dus ik vraag me af of de civiele rechter niet is doorgeschoten en of zijn vonnis in hoger beroep stand houdt. In dit opzicht moeten we ook de juridische mogelijkheden voor beleidsbepaling niet overschatten. Uiteindelijk is het vooral politiek en een spel tussen Den Haag en de regio. Juridisch kan uiteindelijk heel veel. De heer BROEKEMA: Maar politiek ook, is jouw boodschap. En eigenlijk moet de politiek prevaleren. De heer BRÖRING: Nou ja, hier moet je democratische beslissingen hebben. Maar dan wel echt democratisch. Je kunt je ook afvragen wat de rol van het parlement is geweest. Die heeft dit ook laten gebeuren, zoals ze ook in Groningen met gaswinning dingen hebben later gebeuren. Maar ja, ook daar is men niet proactief, om eens een ander modern woord te gebruiken. De heer BROEKEMA: Durf jij de vraag op te werpen dat de politieke democratie op dit dossier misschien wel heeft gefaald? De heer BRÖRING: Nou, ik denk dat dit echt een schoolvoorbeeld is van hoe het niet moet. Dat raakt natuurlijk rechtstreeks aan de politiek en de politieke democratie. Dat is gewoon zo. De heer UPPELSCHOTEN: De argumenten die je noemt zijn vooral argumenten in verticale kolommen. Om te kijken of je daar nog iets kunt herstellen. Die verticale kolom is wel zo goed georganiseerd dat dat waarschijnlijk niet meer gebeurt. Dus ik denk dat je in die horizontale kolom dan dingen moet doen. Het draagvlakonderzoek wordt denk ik niet gedaan om juridische argumenten te hebben, maar om juist de politiek duidelijk te maken dat er geen draagvlak is. en dat zou het argument moeten zijn. En niet denk ik een juridisch argument. En verder rinkelen alarmbellen niet als het een groot project is, maar als je heel gedreven politici hebt die per se iets willen. Nou, dan moeten ook de alarmbellen gaan rinkelen. Want die zijn tot alles in staat om dat dan ook voor elkaar te brengen. En dat hebben wij nu gemerkt. De heer BRÖRING: Het is inderdaad het verticale verhaal. Maar gezien de rol van de initiatiefnemers ook een horizontaal verhaal. Er is een enorm wantrouwen richting de overheid gegroeid, maar zeker ook richting projectontwikkelaar en initiatiefnemers/boeren. Dat vind ik eigenlijk nog veel erger. Je moet de politiek altijd wantrouwen, dat is gewoon gezond. Ik vind het veel erger als je je buren moet wantrouwen. We moeten wel beseffen dat het politieke systeem ook in dit opzicht heeft gefaald. Juridisch gezien kun je toch niet zo heel veel. En dan resteren er sociale oplossingen, zoals uitsluiting wat we nu zien. En dat is ongelooflijk jammer. Maar dat heeft wel de politiek laten gebeuren. En met name Den Haag. Want nogmaals, de minister is bevoegd. Afschuiven richting de provincie en gemeenten maakt dat niet anders. Zij verandert dus evenmin de verantwoordelijkheid van de Kamer. Als je kijkt naar de politieke partijen viel het op dat lokaal iedereen tegen is. Op provinciaal niveau was er wat aarzeling. Ik heb het dan ook over de provincie Groningen. En landelijk waren ze allemaal voor. Dus er is vooral een tegenstelling tussen Den Haag en de regio. Dat maakt het voor mensen heel lastig om politiek onderdak te vinden. Geen wonder dat mensen hun lidmaatschap opzeggen. Wat is nou je partij? 1
Rechtbank Den Haag 24 juni 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:7145.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
38
Mevrouw VAN CORBACH: We hebben het nu gehad over het windpark in de Drentse Monden. Er komt ook een windpark bij Meeden. Als ik daarover de krantenberichten lees gaat het daar nog veel harder mis. Niet alleen speelt in Groningen de windmolendiscussie, maar ook de aardbevingdiscussie. Wat moet er wel niet aan de hand zijn met het vertrouwen van de burgers in Groningen? Daar blijft helemaal niets van over. De heer BROEKEMA: Hierop mogen alle inleiders reageren. De heer DIJK: Aardbevingen kun je bijna vergelijken met windmolens. Als je heel eerlijk bent, dan heeft de provincie ook bijna niets te zeggen over het aantal kuub gas dat er uit de grond wordt gehaald. Nu ga ik misschien heel erg activistisch klinken en vinden mensen dat raar. Ik ben misschien ook een beetje een rare volksvertegenwoordiger die met een stel vreemde mensen staat de protesteren. De afgelopen verkiezingen is de SP de grootste geworden in de provincie. Zorg ervoor dat je niet met Haagse partijen in een coalitie zit, zodat je je daartegen flink kunt verzetten. Het enige dat wij nu kunnen doen is ervoor zorgen dat je al die mensen in Groningen achter je krijgt, zodat ze zien dat je je met die mensen in plaats van voor die mensen tot het uiterste inspant om in ieder geval dat signaal richting Den Haag te krijgen. Ik kan er ook heel eerlijk over zijn. Als ons dat niet lukt falen wij en zijn wij de volgende verkiezingen waarschijnlijk de kleinste partij geworden. Het enige dat je kunt doen is mensen erbij betrekken. Dat zouden andere partijen ook moeten doen. Je kunt in de gemeenteraad of de Staten gaan zitten en heel erg je best doen om moties in te dienen of uitspraken te doen. Op dit punt is het gewoon een politieke machtsstrijd. Je moet met zoveel mogelijk mensen een machtsblok vormen en een strijd om ideeën voeren. Je moet bijna ophouden met het parlementarisme, ervoor zorgen dat je mensen achter je krijgt en op die manier politiek proberen te bedrijven. Dat is de enige manier om bij dit soort vreemde vormen van beslissingen nemen over de eigen woon-, leef- en werkomgeving van mensen iets voor elkaar te krijgen. De heer LUNSING: Ik kan hieraan bijna niets toevoegen. Provinciaal is er ook veel verzet geweest van bestuurspartijen die nu in de oppositie zitten. Die hebben het ook nauwelijks bereikt. Langzamerhand begint het verzet duidelijk te worden en begint men in Den Haag te denken dat we iets moeten doen met fatsoenlijk met burgers omgaan, ook met gebieden buiten het westen. Dat is een heel lang proces en ik sluit me aan bij Jimmy. De heer BROEKEMA: Misschien is het betoog van Jimmy Dijk wel een signaal van de nieuwe politiek. Hij spreekt de angst uit dat hij vervalt naar de oude politiek als hij faalt. Herman heeft altijd gezegd dat er flink reuring en maatschappelijke actie moet komen. De heer BRÖRING: Nou ja, kijk, het hangt van de politiek af. Dit is een Haags onderwerp. De energietransitie is een nationaal en internationaal onderwerp, maar zoals dit wordt doorgedrukt moet je het toch primair in Den Haag zoeken. Dat geldt trouwens ook voor het gaswinningdossier. Dus je moet politiek druk geven, ook vanuit de regio. Dat is wat betreft het aardbevingendossier in Groningen door de commissaris van de Koning en anderen denk ik goed opgepakt. Dat is ongelooflijk belangrijk, want juridisch kun je niet veel. Als het gaat om de procedure bij de Raad van State over windparken viel het mij op dat maar heel weinig mensen zich aanmelden om te gaan procederen. Omdat ze daarin geen vertrouwen hebben. Uit juridisch oogpunt is dat denk ik ook terecht. Je moet het altijd proberen, want er zitten ook zwakke punten in dat Haagse dossier. Dus je moet het zeker doen, maar je moet vooral lawaai maken. Ik ben helemaal geen activist en demonstreerde voor het laatst lang geleden toen ik nog een heel grote bos haar had. Je moet echter ook tegenwoordig je laten horen en zeggen dat je het zo niet wil, want anders wordt er over je heen gelopen. Ik denk ook dat er een enorme kloof is tussen de regio en Den Haag. Dat is hier een deel van de problematiek. Je moet ook daarom lawaai maken. De heer BROEKEMA: Dus misschien helpt het wel als de raad van Aa en Hunze vanavond zegt het niet te doen.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
39
Mevrouw ZWIER: Als ik jou hoor snap ik het helemaal. Dus je laten horen etc. Laten wij ons dan niet vervallen tot een manier van werken die we wel kennen, maar die we eigenlijk niet willen? Ik heb het idee dat we als een puber op een punt staan dat we onze democratie proberen door te ontwikkelen. Maar omdat we nog niet weten hoe we dat kunnen doen en de nieuwe manieren van werken nog niet kennen vallen we terug op datgene wat we wel kennen en dat we dreigen terug te vallen naar de macht- en krachtmaatschappij die we juist met onze juridische en politieke procedures probeerden te voorkomen. Als we gaan vechten en geluid maken, laten we ons juist dan niet verleiden tot datgene wat we niet willen? De heer BROEKEMA: Douwe kan zijn vraag daaraan toevoegen. De heer OOSTERVEEN: Mijn vraag sluit aan bij wat net is gezegd en met name het woord ‘puber’ triggerde mij. Als ik kijk naar het pleidooi van Jan Lunsing over het dichten van de kloof en het kantelen van het bestuur, waarbij een kleinschaligheid hoort, dan bekruipt mij het gevoel dat we op lokaal niveau heel erg met de kanteling bezig zijn en in een pubertijd verkeren. De rijksoverheid is nog steeds de ouderwetse ouder die nog op de ouderwetse manier bestuurt en af en toe een corrigerende tik uitdeelt. Klopt dat beeld en hoe kunnen we onze ouders gaan opvoeden? De heer BROEKEMA: Dat is interessant. Hoewel we Jacques uitgedaagd hebben om op het verhaal van Herman te reageren heeft hij dat niet gedaan. Is dat niet veelzeggend? Ik zou als griffier die een raad op democratieprocessen moet adviseren heel graag zien als de Raad voor het Openbaar Bestuur in zijn komende adviezen iets schrijft waaraan je richting gemeenteraad wat hebt. Hoe kijk jij daar nou tegenaan? Hebben we aan dat soort instituties nog wat of moeten we het helemaal zelf uitzoeken? De heer BRÖRING: Ik denk dat er van de Raad voor het Openbaar Bestuur prachtige rapporten komen. Wat u zei is al een deel van het antwoord. Er is hier en daar een andere bestuursstijl nodig. Dat geldt niet voor alle ministers en alle departementen, maar wel waar te technocratisch wordt opgetreden. Ik vond het ook interessant om te vernemen dat er bij de Dialoogtafel bepaalde ervaringen zijn. Die Dialoogtafel is een poging om tot een andere aanpak te komen. Je kunt nog twijfelen of de Dialoogtafel op dit punt een goed voorbeeld is. Zoals ook een Omgevingsraad niet zonder meer een goed voorbeeld is van hoe het moet. Maar ik ben niet zo somber, want soms moet je gewoon even de straat op als er grenzen worden overschreden. Zoals bij de windparken. In het algemeen ben ik wel heel positief over Kamerleden, raadsleden en mensen in de Staten. In het algemeen zijn het aardige en geïnteresseerde mensen. Zijhebben het druk en zijn dag en nacht bezig. Maar sommige problemen dringen gewoon niet zo snel door. Je zou denken dat men het in Den Haag oppakt als er hier wat is, met al die moderne communicatietechnieken. Maar er is iets van een stolp,en we hebben te maken metmensen die ook hun beperkingen en tekortkomingen hebben. Soms moet je lawaai maken, maar meestal niet; vaak zijn er goede contacten en word je wel serieus genomen. Dus in die zin ben ik niet zo somber. Maar er zijn bestuurdersmet een stijl die niet meer van deze tijd is. Dat werd net al aangegeven en daarbij sluit ik me aan. De heer BROEKEMA: Ik denk dat we kunnen concluderen dat deze bijeenkomst op dit onderwerp zich voor een vervolg leent. Hoe dit proces zich vervolgens voltrekt, daarover zijn nu nog geen volledige analyses te maken, maar over een paar maanden dit thema weer bij de kop pakken lijkt me wel heel erg nuttig. We hebben ook afgesproken om dat nog een keer te doen. En daaraan wil de juridische faculteitsvereniging ook meehelpen, heb ik begrepen. Dat gaan we dan ook wat mij betreft bij voorkeur in Groningen doen, in deze raadzaal of op een andere locatie. Wij moeten vertrouwen houden in onze eigen kracht, dus ook in ons eigen democratisch rechtsgevoel. En daarvoor optreden en de omstandigheden zoals ze daarmee in overeenstemming behoren te zijn en ons niet laten afbrengen van het democratische doel dat ons hier heeft
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
40
samengebracht. Dus dat vertrouwen moeten we in onszelf en in onze maatschappij hebben, maar daarvoor moeten we wel optreden. Dus daarom ook een vervolg. De medeorganisatoren, GemeenteOplossingen en Bureau voor Noordelijke Gemeenten, hebben wat informatie in een map gestopt. Er ligt ook een boek om mee te nemen ‘Het geheim van de overheidswebsite.’ Als alle informatie digitaal goed beschikbaar was geweest hadden we ons ook eerder tegen deze plannen kunnen beraden. Dus dat is heel belangrijk, ook voor griffies en zo. We hebben er zelfs een project over. Er zit in de map het een en ander over. Jan Lunsing biedt een aantal geïnteresseerden aan om zijn proefschrift mee te nemen. Ik dank jullie voor jullie aanwezigheid, deelname en discussie. Ik wens de actievoerders, burgercomités en de betrokken gemeenteraden veel sterkte en vooral de griffier van Aa en Hunze in de raad. Misschien mogen wij in gezamenlijkheid onze groet overbrengen en die een wijs besluit toewensen. Ik wens jullie een smakelijke lunch (12.57 uur).
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
41
Bijlage 1: Berichtgeving RTV Drenthe en RTV Noord Geluidsfragment 1: WOORDVOERDER ACTIECOMITÉ: Wij hebben minister Kamp geconfronteerd met een aantal uitspraken die zijn hoge ambtenaar Martin Buijs heeft gedaan in het bijzijn van Tegenwind en Storm Meeder. Die uitspraken hebben ons geschokt. INTERVIEWER: U heeft een opname van dat gesprek. Kunt u dat laten horen? WOORDVOERDER ACTIECOMITÉ: Jazeker. Ik kan u een daar een deeltje van laten horen. BANDOPNAME: Nou ga ik iets heel bots zeggen, wat jullie niet willen horen, maar wat wel de achterliggende gedachte is. Die Rijkscoördinatieregeling, waar ik projectleider van ben en waar het Rijk de baas van is, is er gekomen om dingen tegen de zin van mensen door te drukken. Het feit dat er geen draagvlak is, is eigenlijk het bewijs dat die Rijkscoördinatieregeling nodig is. INTEVIEWER: Wat vindt u van zo’n uitspraak? WOORDVOERDER ACTIECOMITÉ: Schokkend, schokkend. Wij hebben altijd te horen gekregen dat er draagvlak moest zijn voor die plannen. Die voorwaarde is destijds al door minister Verhagen gesteld. En de minister schuift het gewoon opzij als een klein onderdeel in het proces. INTEVIEWER: Wat vindt u van de manier waarop dit nou zo gesteld wordt? WOORDVOERDER ACTIECOMITÉ: U bedoelt wat meneer Buijs zegt? Nou, dat zeg ik, ik vind het schokkend. Ik vind dat dit niet kan in een democratie. Geluidsfragment uitzending 2: De heer BRÖRING: Je kunt het hebben over de kleur van de verf en de kleur van de molens. Maar verder zijn er amper keuzemogelijkheden, ook wat betreft geluidsnormen. Heel veel ligt wettelijk landelijk vast. Over de ruimtelijke ordening gaat de minister, dus je hebt gewoon helemaal geen inbreng. En ja, waarom zou je dan die vergunning verlenen? Dan geef je ook een verkeerd signaal af richting bevolking. Je doet het voorkomen alsof je inbrengt hebt, maar die heb je feitelijk gewoon niet. INTERVIEWER: Dus niet doen? De heer BRÖRING: Gewoon niet doen. INTERVIEWER: En dan is er ook nog zoiets als die Omgevingsraad, om daarin te gaan zitten. is dat nog wat? De heer BRÖRING: Dat zou ik ook niet doen, want dat is een initiatief ook van de minister en de initiatiefnemers. En die hebben tot dusverre geen enkele aandacht gehad voor draagvlak, vertrouwen en dat soort dingen. Integendeel. Ze hebben er een gruwelijke zaak van gemaakt. Om nou deze mensen te vertrouwen en samen te denken problemen te kunnen oplossen. Ook daarmee geven ze een verkeerd signaal af. Laten ze hun eigen rommel opruimen. Je kunt het beste het vanaf de zijlijn heel kritisch volgen en zo kenbaar maken en invloed houden. Dus laten ze het zelf maar opruimen. INTERVIEWER: Rikus Harms, Combinatie Gemeentebelangen. De heer HARMS: Ik heb duidelijk aangegeven dat wij daarin niet mee moeten gaan, omdat wij vinden dat dit dossier eigenlijk bij één partij – in dit geval twee partijen – EZ en de initiatiefnemers, moet blijven. Wij zijn er bang voor dat wij als gemeente daarbij aanschuiven, dat de zaak
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
42
over de schutting wordt gegooid, omdat we toch in de omgeving wonen en werken en dat we zeg maar het puin mogen ruimen wat anderen hebben veroorzaakt. Dat is de achterliggende gedachte. Maar ons college werkt hier niet aan mee. INTERVIEWER: Heeft het eigenlijk wel zin, deze discussie die hier gevoerd wordt, want het gaat toch door. De heer BRÖRING: Het gaat natuurlijk door, maar het is nog wel de vraag wat er bijvoorbeeld met de opbrengsten gaat gebeuren. Of dat nog eerlijk wordt verdeeld. Maar het is heel raar dat je met dat soort belangrijke vragen aan het eind een discussie gaat voeren in zo’n – wat ik hier ook heb genoemd – een soort schaaminstantie om alle problemen zo’n beetje weg te camoufleren. Dat had je natuurlijk allemaal tevoren moeten bedenken. En niet achteraf nog proberen ook die financiële kant te regelen. Want de bevolking staat nu ook vet op achterstand.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
43
Bijlage 2: Inspreektekst Dorpsbelang raadsvergadering 25 juni 2015 gemeente Aa en Hunze INSPREKEN TIJDENS DE RAADSVERGADERING VAN 25 JUNI OVER HET ONDERWERP WINDMOLENS Geacht college, leden van de raad dames en heren, Na het gesprek met onze minister Kamp gisteravond bij SPA in 2e Exloërmond heb ik de behoefte om ook hier het woord te vragen. Het was vier uur vanmorgen toen ik wakker werd en dacht , ik moet mijn ei kwijt. Ik zit met een knoert van een ei die ik kwijt moet anders wordt ik nog ziek. Ik was volgens mij al een beetje ziek geworden van het dossier windparken maar heb heel sterk het gevoel dat ik nog zieker zou worden. Ik moet dus mijn ei kwijt vandaar mijn verzoek om te mogen inspreken. Voorzitter na deze korte intro moet ik u eerst vragen of u er bezwaar tegen heeft dat ik in mijn betoog de volgende woorden gebruik: gelul, gezeik, verneukt en labbekak. Gezien het feit dat elke Nederlandse schrijver (ster) deze woorden bijna op elke bladzijde van zijn of haar boek schrijft lijkt mij dat geen bezwaar. Maar u mag het zeggen. Op voorhand zeg ik dat ik niet zal vloeken of schelden. Mocht u bezwaar hebben dan gebruik ik de woorden dom gezwets, gezeur, bedonderd en sullig. Mijn verhaal heeft 3 hoofdstukken namelijk: De constatering dat: schizofrenie een ernstige ziekte is De stelling dat: geld het virus is van onze maatschappij Het gezegde dat luidt: Het zwaard van Damocles hangt ons boven het hoofd Schizofrenie is een ernstige ziekte. In mijn verhaal wil ik de ziekte niet op de hak nemen. Het is een heel erge ziekte die ik niemand toewens. Op voorhand mijn excuses dat ik dit woord gebruik als ik hiermee iemand pijn doe. Schizofrenie is volgens het woordenboek “gespletenheid van de persoonlijkheid en gespletenheid van het innerlijk (emotie, liefde, agressie, apathie) . Ik constateer dat ik daar een beetje aan lijd. De laatste 2 jaren als het over de windparken gaat heb ik er last van gekregen. Normaal wil je graag sterk zijn en met beide benen stevig op de grond staan. Maar heel langzaamaan sta ik afwisselend op mijn rechterbeen dan weer op mijn linker been en dan weer op beide benen. Heel vermoeiend, als ik denk niet lullen maar poetsen gewoon je eigen gang gaan en je van niemand iets aantrekken, sta ik te balanceren op mijn rechterbeen. Als ik informatie krijg waar ik geen kant mee op kan en ik denk even afwachten, kijken wat hier achter weg komt, niet in een beerput stappen, sta ik op mijn linker been. En ik sta op beide benen als ik als voorzitter krachtdadig een besluit neem en aangeef zo gaan we het doen. Een beetje een schizofreen gedrag vindt u ook niet? Beste mensen. Wat is er slap geluld door de betrokken partijen over het onderwerp windmolens. Wat zijn er veel leugens verteld. Hoe gemeen is de bevolking gemangeld. Hoeveel ruzie is er gemaakt. Hoe is er over en weer gescholden en gevloekt. Hoe slecht heeft de politiek zich geprofileerd als het gaat om communicatie? Wat moet je wel en wat moet je niet geloven? Hoe gemeen heeft de provincie onze mooie veenkoloniale landschap verkwanseld aan een windmolenproject waarvoor een ander project veel beter en met een groter draagvlak voorhanden is, namelijk een zonnepark. Jawel, een zonnepark. Had u niet gedacht he! Weet u het nog of lijden we ook al een beetje aan Alzheimer, ook zo’n erge ziekte. De toenmalige gedeputeerde Anneke Haarsma heeft op het allerlaatste moment dat zij nog in functie was ( voorjaar 2011) de Veenkoloniën en Z.O. Drenthe als zoekgebied aangewezen. De betreffende gemeentebesturen zijn destijds met dit besluit overdonderd. Veel was er niet tegen in te brengen. Het was een voldongen feit. En wat de gevolgen hiervan zouden kunnen zijn werd destijds niet overzien. Vervolgens heeft een aantal boeren zich verenigd en hebben een plan laten maken voor een mega-windmolenpark. Gezien de omvang van dit park beslist de Rijksoverheid via de Rijkscoördinatieregeling over dit plan. Daarnaast heeft de provincie Drenthe zich vastgelegd over het aantal op te wekken megawatts. Het is de provincie Drenthe zelf geweest die de ruimte heeft geboden. Ik vind dat de provincie Drenthe en dan met name provinciale staten een zeer kwalijke rol hebben gespeeld in dit dossier.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
44
De provincie heeft de gemeenten Borger-Odoorn en Aa en Hunze opgezadeld met de sociaal maatschappelijke problemen, die hieruit voortgekomen zijn. Door al deze zichzelf tegensprekende ware en onware verhalen heb ik last gekregen van schizofreen gedrag. En ik niet alleen hoor! Ook het gemeentebestuur, de initiatief nemers en niet te vergeten onze bewoners. Die laatste groep heeft echter langzaamaan wel een duidelijk standpunt ontwikkeld en staat stevig op beide benen. De bewoners zeggen alles wat ons wordt voorgespiegeld is gelul allemaal gelul. We worden verneukt waar we bij staan. Democratische besluitvorming, hoezo! Het wordt ons door de strot geduwd. Enz. enz. Ik moet u zeggen als voorzitter van dorpsbelangen heb ik niet de leukste tijd van mijn leven. Dat klinkt dramatisch, maar dat is echt zo. Dit gedoe met de windmolenparken ligt als een molensteen om mijn nek. Ik ben denk ik zo’n 15 jaar voorzitter van dorsbelangen. In die 15 jaar heb ik tot tevredenheid van de dorpsbewoners mijn taak naar behoren vervuld, want ze hebben mij tot heden nog niet weggestuurd, en ik heb er eigenlijk nooit moeite mee gehad om het werk te doen. Maar ik heb mij nog nooit zo ongelukkig gevoeld als nu. Ons Dorpsbelangen bestuur heeft er alles aan gedaan om een neutrale positie in te nemen. We hebben aangeboden te faciliteren tijdens het proces. We hebben info avonden georganiseerd, het aangedurfd om voor- tegen en neutrale dorpelingen in gesprek te krijgen. We hebben brieven geschreven (tussen twee haakjes de redactie van ons eigen bokkeblaadje de Schakel was te labbekakkerig om onze brief te plaatsen) We hebben info avonden georganiseerd. Noem maar op. We hebben een dorps energieteam opgericht om het belang van energie besparing en vermindering van CO2 emissie onder de aandacht van de mensen te brengen. We hebben gewerkt met groepen studenten uit Groningen. Leeuwarden en Wageningen. We hebben brochures gemaakt en energiebespaarboekje geschreven. En in het jaar van de duurzaamheid werd er zelfs een energiebureau ingericht in dit huis. En we zijn nog bezig. Hoe positief wil je het hebben. En toch sta ik meer op één been dan op beide benen! Want beste mensen: -ik krijg vragen die ik niet kan beantwoorden omdat ik slecht geïnformeerd ben -de initiatief nemers doen alsof ze de bevolking voldoende hebben geïnformeerd, maar niet heus -bewoners maken onderling ruzie en lopen kwaad uit de verjaardagsfeestjes -er is een jong stel dat uit elkaar gaat als de molens er komen -bewoners gaan op straat niet meer opzij voor grote landbouwmachines -bewoners vinden dat ik onvrede moet maken met mijn buurman die initiatiefnemer is -bewoners vinden dat de omgeving wordt verziekt -bewoners vinden dat het gebied een industrieterrein wordt -bewoners vinden de grote molens angstaanjagend, veiligheid staat niet voorop -bewoners hebben gelezen dat wieken die op een hoogte van 200 meter afbreken een km ver weg kunnen zwiepen met alle gevolgen van dien -bewoners vinden 400 mtr erg dicht bij en voelen zich ingesloten in -Onderzoeksbureau Nieuwenhuizen en Köhl (publicatie International Euro Noise Conferentie Maastricht 31mei/3juni j.l.) constateert dat Nederland de soepelste geluidsnorm van Europa heeft België is dit 800 mtr in Duitsland 900 mtr en in Denemarken zelfs 1050 mtr -verenigingen lopen leeg, -woningen zijn onverkoopbaar -initiatiefnemers geven aan te gaan verhuizen als het project gerealiseerd is -enz. enz. Kunt u zich voorstellen dat ik misselijk wordt van het heen en weer wippen van het ene op het andere been? Wij, inwoners van Gasselternijveenschemond voelen ons gepiepeld, afgeserveerd, vernederd. Inmiddels heeft het bestuur van Dorpsbelangen Gasselternijveenschemond haar neutraliteit
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
45
losgelaten. We zijn tegen de plaatsing van de molens in ons gebeid en pleiten voor een haalbaar alternatief namelijk, zonneparken. Mijn stelling luidt “Geld is het virus van de maatschappij” Er was nog niet zo lang geleden een initiatiefnemer die tegen mij zei dat hij de indruk had dat de bevolking jaloers zou zijn omdat de initiatiefnemers een aardig centje konden verdienen aan de molens. Toen zei ik “Vind je dat gek die molens komen er over onze ruggen heen” Net als vroeger met de veenboeren. Toen werd over de ruggen van onze voorouders kapitalen verdiend aan de turf en werden arbeiders afgescheept met een fooi om meters hoge veen gebieden (4 tot 8 mtr.) met het schopje af te graven. Nu wordt de bewoners voorgehouden te mogen deelnemen door aandelen te kopen en wordt aangeboden een soort spaarpotje te maken waaruit de schilder kan worden betaald voor het dorpshuis. Terwijl het geluid en het licht van de wieken s’nachts dwars door je huis gieren. Spiegeltjes en kraaltjes worden ons voorgehouden en zelfs ons gemeentebestuur trapt in die val door te denken dat zij een volwaardige gesprekspartner is door aan tafel te gaan zitten met EZ en de initiatief nemers. Leges te incasseren om leuke dingen te doen voor onze gemeente en een hoop WOZ geld te incasseren. Maar wat gaat u doen met € 800.000 euro leges in Gasselternijveenschemond als er straks geen doorsnee bevolking meer woont omdat jonge gezinnen er niet gaan wonen, de school wordt gesloten, voorzieningen verdwijnen en de wieken van de molens tot in je slaapkamer hoorbaar en zichtbaar zullen zijn. Of gaat de poet naar onze zogenaamde kerndorpen? Daar zijn we mooi mee. Wij in het veenkoloniale gebied de lasten en de rest van de gemeente de lusten. En dan nog maar niet te spreken over laag ferquente geluidsgolven. Nee, beste mensen ik ben ervan overtuigd, geld is het virus van onze maatschappij. Oké iedereen wil wel over wat extra geld beschikken, natuurlijk, maar de narigheid die een ander je aandoet accepteren omdat hij daar lak aan heeft als hij er maar beter wordt, is voor ons bestuur en zoals de enquête ons laat zien voor 80% van onze bevolking,een brug te ver. Leden van de Raad hou je rug recht. HET ZWAARD VAN DAMOCLES Beste mensen, geacht college en leden van de Raad, JAAA MET DE PLAATSING VAN DIT MOLENPARK OP EEN ZO GERINGE GRONDOPPERVLAKTE VOOR EN ACHTER ONZE HUIZEN HANGT ELKE MOLEN ONS ALS EEN ZWAARD VAN DAMOCLES BOVEN HET HOOFD. En weet u van de dikke van Dalen daarvan zegt? De Dikke van Dalen zegt dat wij DAN moeten leren leven met een voortdurend dreigend gevaar. Ik weet niet wat u ervan vindt maar ik zou eieren voor mijn geld kiezen en zwaar gaan lobbyen bij EZ en de provincie. Ik lever mijn ei uit het begin van mijn verhaal er graag voor in. Maar wat doet U leden van de Raad. Wilt u blijven balanceren op het slappe koord van helemaal uitontwikkelde windmolens die als de subsidies op zijn toch weer worden afgebroken. Omdat op dat moment de molens weer opbrengen in de oud ijzer BAK. Ik weet wel wat ik zou doen. Mag ik u een advies geven? Ik zou kiezen voor de bewoners en plaats van het geld. Ik zou kiezen voor sociale en maatschappelijke cohesie onder de bevolking in plaats van teloorgang, armoede en verloedering. Ik zou kiezen voor een prachtige leefomgeving in plaats van nog een industrie terrein erbij. Ik zou kiezen voor Drenthe vakantie land in plaats van Drenthe energy valley. Ik wens u in elk geval veel sterkte en wijsheid toe. Dank U wel.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
46
Bijlage 3: raadsvoorstel gemeente Aa en Hunze 25 juni 2015 windmolens Raadsvergadering d.d.
:
25 juni 2015
Agendapunt
:
14
Onderwerp
:
Portefeuillehouder
:
Procedurele medewerking aan het vergunningentraject en deelname aan de omgevingsraad voor de realisatie van het Windpark Oostermoer wethouder N.J.P. Lambert
Datum
:
9 juni 2015
Onderwerp Procedurele medewerking aan het vergunningentraject en deelname aan de omgevingsraad voor de realisatie van het Windpark Oostermoer Voorgesteld besluit 1. Slechts procedureel medewerking te verlenen aan het verzoek van het ministerie van Economische Zaken tot verlening van de benodigde omgevingsvergunning voor het geplande windpark De Drentse Monden en Oostermoer. 2. In te stemmen met deelname van de gemeente aan een nog in te stellen omgevingsraad als middel om invulling te geven aan een proces voor communicatie, participatie en compensatie voor de realisatie van het geplande windpark, onder de voorwaarde dat er voldoende beslisruimte wordt geboden aan de omwonenden. 3. ennis te nemen van de bijgevoegde rapporten van Debets BV en Royal HaskoningDHV en op basis daarvan vast te stellen dat de verkenning naar de mogelijkheden voor vervanging van windenergie door zonne-energie op dit moment geen reëel perspectief biedt tenzij de Tweede Kamer bereid is om af te wijken van het Energieakkoord en dit bij de Minister afdwingt. Inleiding Begin februari heeft minister Kamp een besluit genomen over het voorkeursalternatief (VKA) voor de milieueffectrapportage waarmee hij de ruimtelijke procedure wil vervolgen voor de realisatie van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer. Met de bekendmaking van de keuze voor het VKA kan de ruimtelijke procedure voor het rijksinpassingsplan (RIP) formeel worden gestart. Op grond van het gekozen VKA wordt door het ministerie van Economische Zaken (EZ) nu verder gewerkt aan het opstellen van het RIP waarmee in Aa en Hunze 16 windturbines kunnen worden gerealiseerd. Het ministerie van EZ heeft ons laten weten hoe zij de verdere procedure voor het inpassingplan ten uitvoering wil brengen. Daarbij is ook aangeven welke inzet daarvoor van de gemeente Aa en Hunze en Borger-Odoorn wordt verwacht als het gaat om de vergunningverlening als bevoegd gezag en de medewerking aan een proces voor financiële participatie en compensatie voor onze inwoners. Concreet gaat het om de vraag of de gemeente wel of geen medewerking wil verlenen aan de vergunningverlening en of de gemeente onderdeel wil zijn van een te vormen omgevingsraad. Deze vraag houdt direct verband met een door uw raad aangenomen motie waarin ons college is opgedragen om de mogelijkheden voor de toepassing van zonneenergie als alternatief voor het geplande windpark te verkennen. Beoogd effect
K
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
47
Procedurele medewerking te verlenen aan de benodigde omgevingsvergunning en een gezamenlijk ingestelde omgevingsraad in het verdere proces voor de realisatie van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer. Argumenten m.b.t. medewerking vergunningverlening 1. Met het oog op het vervolg van de ruimtelijke procedure heeft het ministerie van EZ ons gevraagd om op zeer korte termijn aan te geven of de gemeente als bevoegd gezag de omgevingsvergunning wil verlenen voor de bouw van het windpark. De minister van EZ besluit over het ruimtelijk inpassingsplan en de milieueffectrapportage. Voor de benodigde omgevingsvergunning blijft de gemeente het bevoegd gezag en dus inhoudelijk verantwoordelijk voor de besluitvorming. De initiatiefnemers zijn verantwoordelijk voor het opstellen van de vergunningaanvragen. In verband hiermee heeft het ministerie van EZ aan de gemeente Aa en Hunze en Borger-Odoorn gevraagd om op zeer korte termijn aan te geven of zij wel of niet voornemens zijn om de omgevingsvergunning ter verlenen. Procedure: De Minister heeft het Bureau Energieprojecten (BEP) aangesteld om de bestuurlijke besluiten voor projecten die vallen onder de rijkscoördinatieregeling (RCR) te coördineren. Het BEP is onderdeel van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland, een uitvoeringsagentschap van het ministerie van EZ. Het BEP heeft ons op ambtelijk niveau een toelichting gegeven op de vervolgstappen voor de ruimtelijk procedure en de planning daarvan. Voor de geplande vervolgstappen verwijzen wij gemakshalve naar het hier bijgevoegde spoorboekje van het BEP. Hierin treft u een schematisch overzicht aan van de procedure en een meer gedetailleerde uitwerking van de activiteiten voor de uitvoeringsmodule in volgorde van tijd. Daar waar het gaat om de verlening van de benodigde omgevingsvergunning is het college van Burgemeester en Wethouders, ook onder de RCR, bevoegd gezag en verantwoordelijk voor de inhoud van het besluit. De minister zal eerst nog bepalen welke verzameling van besluiten door de RCR gecoordineerd moet worden. Het besluit op de aanvraag voor een omgevingsvergunning zal daar zeker deel vanuit maken. Voor de omgevingsvergunning zullen wij als gemeente rekening moeten houden met alle werken of werkzaamheden die verband houden met:
Bouwen van de turbines; Aanleg van onderhoudswegen; Opstelplaatsen tijdelijke bouwwerken; Aanleggen van kabels; Bouwen van een inkoopstation (fysieke behuizing voor aansluiting op net); Kappen van bomen.
Daarnaast kan de APV nog een rol spelen voor de vergunning van uitritten naar de openbare weg en de Wegenverkeerswet voor een ontheffing voor groot transport. In de formele procedure onder de RCR is de vergunningverlening de enige rol die nog voor de gemeenten is weggelegd en langs welke weg ook nog in zekere mate invloed kan worden uitgeoefend. Op grond van de Crisis- en herstelwet (Chw.) kunnen gemeenten bovendien geen beroep aantekenen tegen de gecoördineerde besluiten van het Rijk voor het RIP. Planning: Hoewel de planning door het ministerie van EZ nog niet geheel is uitgewerkt zijn de activiteiten met betrekking tot de benodigde uitvoeringsbesluiten en de formeel planologische procedure al wel door het BEP op tijd gezet. De opgestelde planning is erg ambitieus en gaat ervan uit dat de concept vergunningaanvragen nu al bij de gemeente zijn ingediend en dat wij daar half augustus al een concept ontwerp vergunningenbesluit klaar voor hebben. Met het oog op deze planning dringen het Ministerie van EZ en de initiatiefnemers er bij de gemeenten sterk op aan
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
48
om op zeer korte termijn duidelijkheid te geven over het al of niet willen verlenen van de vergunningen. Wij hebben het ministerie van EZ en de initiatiefnemers er al op gewezen dat deze planning voor de gemeente Aa en Hunze niet haalbaar is aangezien het college tijd nodig heeft om de raad in een zorgvuldig politiek proces te betrekken bij de afweging hieromtrent.
Dit houdt mede verband met de onlangs door uw raad aangenomen motie om de mogelijkheden te verkennen van zonnepanelen als alternatief voor windturbines. Het ministerie van EZ heeft daarvoor enig begrip getoond en gaat er nu vanuit dat de gemeente op zijn laatst in juni duidelijkheid geeft over de medewerking aan de vergunningverlening.
1.1. Alleen door procedureel medewerking te verlenen aan de vergunningverlening is het mogelijk om leges te innen en veel belangrijker; om voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning in het belang van de omwonenden van het windpark. Met de RCR worden de verschillende besluiten die voor de realisatie van het windpark noodzakelijk zijn in één procedure voorbereid en gelijktijdig genomen. Voor het windpark gaat het dan hoofdzakelijk om het inpassingplan, de milieueffectrapportage en de benodigde omgevingsvergunningen. Het Rijk besluit zelf over het inpassingsplan en de milieueffectrapportage. Het college van Burgemeester en Wethouders is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de uitvoeringsbesluiten. De minister van EZ heeft bij de coördinatie van de vergunningen op grond van de Chw. ook doorzettingsmacht om de belangen van het Rijk veilig te stellen. Dit betekent dat de Minister het besluit naar zich toe kan trekken als de gemeente weigert om voldoende mee te werken aan een omgevingsvergunning of als de gemeente een besluit neemt in strijd met het rijksbelang. De gemeente kan bij principiële bezwaren ook zelf afzien van de bevoegdheid om een omgevingsvergunning af te geven. In beide gevallen heeft dit als consequentie dat dan geen bouwleges meer geheven kunnen worden. Maar belangrijker is dat wij dan ook geen (nadere) voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning in het belang van de omwonenden. Vergunningverlening: Als de gemeente de benodigde omgevingsvergunning verleent dan heeft zij ook de bevoegdheid om (nadere) voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning. De bevoegdheid om voorschriften te verbinden aan een omgevingsvergunning is vastgelegd in artikel 2.22, lid 2 van de WABO en die bevoegdheid heeft betrekking op alle belangen die aan de orde zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning. Welke belangen dat zijn, staat in de artikelen 2.10 tot 2.20 en dan gaat het om zaken als: voldoen aan de bouwvoorschriften (landelijk en gemeentelijk), voldoen aan het bestemmingsplan (in dit geval rijksinpassingsplan), voldoen aan redelijke eisen van welstand, voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en voldoen aan de eisen van milieubeleid en milieuregelgeving. Het staat er allemaal veel preciezer en met tal van onderlinge verwijzingen, maar de hoofdlijn is: als een voorschrift past binnen één van genoemde categorieën van artikel 2.10 tot 2.20 dan is de gemeente bevoegd om dat voorschrift te verbinden aan een omgevingsvergunning. Er zijn echter ook beperkingen gesteld aan de te stellen voorschriften. De belangrijkste beperkingen zijn:
Een voorschrift mag niet zover gaan dat het in feite neerkomt op een weigering. In het jargon: “de grondslag van de aanvraag mag niet wegvallen”. Geen voorschriften mogen gesteld worden met betrekking tot zaken waarvoor algemeen verbindende voorschriften van kracht zijn. Onder die categorie vallen niet alleen wetten, maar ook AMvB’s. Zoals het Activiteitenbesluit. Als daarin een bepaalde eis wordt gesteld dan mag de gemeente daarvan niet bij voorschrift afwijken tenzij het Activiteitenbesluit dat expliciet toelaat. Als er meerdere voorschriften worden gesteld, moeten die wel onderling zijn afgestemd. Het ene voorschrift mag het andere niet belemmeren.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
49
Binnen het hiervoor geschetste juridische kader hebben wij als college dus nog ruimte om voorschriften te stellen aan de omgevingsvergunning voor een windpark. Belangrijk is dan dat goed gemotiveerd wordt waarom een bepaald voorschrift wordt gesteld en dat die motivering aansluit bij één van de categorieën van de artikelen 2.10 tot 2.20. En – natuurlijk – dat een voorschrift niet in strijd is met één van de beperkingen die hiervoor zijn genoemd.
De motivatie voor het stellen van voorschriften is in onze opvatting vooral gelegen in de bescherming van de omgeving tegen geluidhinder en om daarbij voldoende handhavend op te kunnen treden. Dit is in Aa en Hunze zeker van belang aangezien de lijnopstelling bij Nieuwediep op de grens van de geluidsnorm is gesitueerd, de turbines daar dichter op elkaar staan (kans op geluidscumulatie) en het aanwezige achtergrondgeluid in het gebied relatief laag is (andere geluidsbronnen zoals windturbines zijn dan eerder hoorbaar). Leges: De hoogte van de leges is gekoppeld aan de bouwsom van het bouwwerk. Aangezien wij nog niet weten welk type windturbine de initiatiefnemers willen bouwen en wat de kosten daarvoor zijn, kan nog niet exact worden berekend om hoeveel leges het gaat. Een indicatie op basis van kengetallen kan wel worden gegeven. Gemiddeld zijn de bouwkosten voor een windturbine ruim 1,4 miljoen € per MW vermogen. De kosten verschillen per locatie. Bijvoorbeeld door de afstand tot de netaansluiting en de toegankelijkheid van het terrein. De initiatiefnemers zullen waarschijnlijk kiezen voor een 3 MW turbine omdat turbines met een groter vermogen in de Veenkolonien minder rendabel zijn (verhouding investeringskosten / productie kWh bij een matig windregime). Wel is ons bekend dat de initiatiefnemers zich oriënteren op een turbine met een grotere ashoogte en grotere rotorbladen dan gemiddeld. Dit zal kostenverhogend werken maar levert ook een beter optimum aan geproduceerde kWh. De kosten voor een 3 MW turbine kunnen globaal worden geraamd op 4,2 tot 5 miljoen €. Op basis daarvan kan per turbine een bedrag van ca. 70.000 tot 80.000 aan leges worden berekend. Uitgaande van 16 windmolens voor het Windpark Oostermoer levert dat incidenteel 1,12 mln. - 1,28 mln. aan leges op (zeer indicatief berekend). Hoewel leges primair zijn bedoeld voor de bekostiging van de eigen bedrijfsvoering kan te zijner tijd de afweging worden gemaakt om daarop een verlies te nemen en een deel van deze baten te benutten voor de voeding van een parkfonds waarmee compenserende maatregelen voor omwonenden gefinancierd kunnen worden. Een andere of aanvullende mogelijkheid daarvoor is de inzet van structurele baten uit de OZB. Gelet op het vorenstaande verzoeken wij uw raad om in het belang van de omwonenden van het windpark in te stemmen met onze procedurele medewerking aan de vergunningverlening. Deze instemming is gewenst omdat het hier gaat om de indirecte medewerking aan de realisatie van een windpark dat groter is dan waarvoor de raad zicht kaderstellend heeft uitgesproken in zijn vergadering van 16 december jl. (max. 30 MW in Aa en Hunze). Dit voorstel is mede gebaseerd op de brief die minister Kamp op 3 april jl. aan de Kamer heeft gestuurd met betrekking tot de voortgang van windenergie op land. Daarin geeft de Minister nogmaals aan dat hij vasthoudt aan zijn besluit om het windpark op basis van de gekozen voorkeursvariant te realiseren. De plv. Directeur Generaal van EZ heeft in het bestuurlijk overleg van 13 april jl. nog eens aangegeven dat dit met of zonder medewerking van de gemeenten zal gebeuren.
Argumenten m.b.t. deelname aan omgevingsraad 2. Deelname van de gemeente aan de nog in te stellen omgevingsraad is wenselijk om bij te kunnen dragen aan maatregelen die de acceptatie van het windpark groter maken. Voor de communicatie en verbetering van het draagvlak c.q. acceptatie, wordt door het ministerie van EZ en de initiatiefnemers nagedacht over de wijze waarop dat het beste vorm kan krij-
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
50
gen. Het gaat dan om het instellen van een omgevingsraad met een onafhankelijk voorzitter, het voeren van ronde tafelgesprekken, de organisatie van het parkfonds en de besteding daarvan, een omwonenden vergoeding, flankerende investeringen en het concretiseren van de positieve spin-off. Voorstellen hieromtrent moeten nog worden uitgewerkt door de initiatiefnemers en het ministerie van EZ. Het instellen van een omgevingsraad onder leiding van een onafhankelijk voorzitter kan een middel zijn om te zorgen dat de omwonenden gedurende het gehele proces voor de uitvoering op een goede manier worden betrokken bij de wijze waarop invulling wordt gegeven aan communicatie, participatie en compensatie. Onze voorwaarde is dan wel dat de omwonenden voldoende positie en ruimte krijgen om daadwerkelijk invloed uit te oefenen. In verband met de organisatie van een mogelijk parkfonds in combinatie met gebiedsontwikkeling wordt hierbij door EZ en de initiatiefnemers ook de betrokkenheid van de gemeenten gevraagd. Voor alle deelnemers aan de omgevingsraad is het volgens EZ en de initiatiefnemers wel een vereiste dat vanuit hetzelfde uitgangspunt wordt gecommuniceerd over het windpark. Het gezamenlijke uitgangspunt zou moeten liggen in de acceptatie van het besluit van minister Kamp om een windpark van 150 MW te realiseren. Door deelname aan de omgevingsraad kan de gemeente langs die weg mede vorm geven aan afspraken over de realisatie van het windpark met betrekking tot communicatie, participatie en compensatie voor omwonenden. Gelet hierop verzoeken wij uw raad in te stemmen met gemeentelijke deelname aan de omgevingsraad onder de voorwaarde dat daarmee voldoende beslisruimte wordt geboden voor omwonenden. Ook hier is uw instemming gewenst omdat daarmee, net als bij de vergunningverlening, indirect medewerking wordt verleend aan de realisatie van een windpark dat groter is dan waarvoor de raad zich eerder kaderstellend heeft uitgesproken.
Argumenten n.a.v. uitvoering motie verkenning alternatief zonne-energie 3. Uit de verkenning naar de mogelijkheden voor vervanging van 150 MW windenergie door zonne-energie blijkt dat dit geen reëel alternatief is. De door uw raad aangenomen motie van 19 februari jl., ter verkenning van de mogelijkheden om de geplande 150 MW windturbines te vervangen door zonnepanelen, hebben wij inmiddels uitgevoerd. Als eerste stap hebben wij overlegd met de initiatiefnemers en met het ministerie van EZ. Zowel de initiatiefnemers als het ministerie van EZ laten desgevraagd weten dat zij niet bereid zijn om windturbines te vervangen door zonnepanelen en dat de procedure voor het windpark De Drentse Monden en Oostermoer ongewijzigd zal worden voortgezet. Er is wel bereidheid om te praten over de toepassing van zonnepanelen, maar dan alleen ter aanvulling op het windpark (en/en). Daarmee was in een vroeg stadium eigenlijk al duidelijk dat het initiatief voor een grootschalig zonnepark weinig kans van slagen heeft. Evenwel hebben wij samen met de colleges van de gemeenten Borger-Odoorn en Stadskanaal de haalbaarheid van een alternatief plan met zonne-energie gezamenlijk verder onderzocht met het oog op een lobby bij Tweede Kamerleden. Daarvoor is een vergelijkende analyse gemaakt door het adviesbureau Debets BV. Deze analyse is gemaakt op basis van vermogen, energieopbrengst, investeringskosten en ruimtebeslag. De resultaten daarvan zijn vervolgens meegenomen in een maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA) die is opgesteld door het adviesbureau Royal HaskoningDHV. Rapport Debets BV. Uit het hier bijgevoegde eindrapport van Debets BV blijkt dat de energieopbrengst van windturbines bij een zelfde vermogen (in dit geval 150 MW) ca. 2,5 keer hoger is dan van zonnepanelen. Om een vergelijkbare hoeveelheid kWh te produceren moet het zonnepark 380 netto ha.
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
51
groot worden. Afhankelijk van het type zonnepaneel en opstelling daarvan bedraagt het bruto ruimtebeslag dan 500 ha. of meer. De veel lagere energieopbrengst bij hetzelfde vermogen en het grote ruimtebeslag maken de productiekosten voor een kWh zonne-energie relatief hoog. Ook al zou er medewerking zijn van het ministerie van EZ en de initiatiefnemers, dan is het nog maar zeer de vraag of voor een zonnepark van deze omvang op dit moment een economisch haalbare business case gemaakt kan worden. Daarvoor zou in ieder geval twee keer zoveel SDE-subsidie nodig zijn als voor een windpark. Ook moet de ruimtelijke impact van een zo omvangrijk zonnepark niet onderschat worden. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat het technisch goed mogelijk is om met een zonnepark dezelfde energieopbrengst te generen als met een windpark van 150 MW maar dat dit uit ruimtelijk en financieel oogpunt geen reëel alternatief is tenzij een meerderheid in de Tweede Kamer dit bij de Minister afdwingt. Rapport Royal HaskoningDHV In het hier bijgevoegde eindrapport MKBA van Royal HaskoningDHV zijn twee alternatieven voor zonne-energie afgezet tegen de kosten en baten van het geplande windpark.
Het windpark is voor dit onderzoek dus gebruikt als een zogenaamd nulalternatief. Het eerste alternatief betreft een 100% vervanging van windenergie door zonne-energie. Het tweede alternatief betreft een 30% vervanging van windenergie door zonne-energie. Daarbij is verder nog een onderscheid gemaakt tussen een regionale en een nationale scope. Het verschil tussen beide is dat voor de nationale scope de SDE-subsidie op windenergie en zonne-energie niet mag worden meegenomen als batig saldo en voor de regionale scope wel (er komt dan namelijk nationaal geld naar de regio). Het MKBA laat bij een regionale scope een positief saldo zien van 25,5 miljoen € (100% vervanging) en een positief saldo van 10,5 miljoen € (30% vervanging). Het batig saldo wordt hoofzakelijk veroorzaakt doordat de extra benodigde SDE-subsidie (=verschil tussen kostprijs en productieprijs voor zon) ook tot de baten gerekend mag worden. Daarnaast wordt het verschil bepaald doordat zonne-energie minder economisch verlies geeft als gevolg van de verwachte waardedaling van woningen en het ook een iets gunstiger effect heeft op de werkgelegenheid. Vanuit de nationale scope mag de extra SDE-subsidie niet worden meegerekend en dan is het saldo voor zonne-energie in de MKBA sterk negatief: -130,5 miljoen € (100% vervanging) en -40,7 miljoen € (30% vervanging). Financiën Door medewerking te verlenen aan de verlening van de benodigde omgevingsvergunning kan de gemeente als bevoegd gezag een aanzienlijk bedrag aan leges innen. Communicatie Op 13 mei jl. heeft het ministerie van EZ met een publicatie in het Dagblad van het Noorden en in de huis-aan-huisbladen publiekelijk kennis gegeven van het voornemen om een windpark van 150 MW te realiseren op de aangegeven voorkeurslocaties. Daarbij is heel summier aangegeven hoe de ruimtelijk procedure er uit zal zien en op welke wijze het overleg met de omgeving vorm moet krijgen. Gelijktijdig heeft EZ in een afzonderlijke publicatie kennis gegeven van een zogenaamd voorbereidingsbesluit. Met het voorbereidingsbesluit worden nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het beoogde plangebied alleen onder voorbehoud mogelijk om daarmee te voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de aanleg van het windpark. Ten aanzien van de communicatie over de formele ruimtelijke procedure hebben wij bij EZ steeds nadrukkelijk aangegeven dat de gemeente geen (mede)afzender wil zijn van de informatie over het plan. Burgerparticipatie De in dit voorstel genoemde omgevingsraad en ronde tafelgesprekken kunnen worden gezien als een middel van het ministerie van EZ en de initiatiefnemers om invulling te geven aan burgerparticipatie. Inzet college voor de herziening van het plan
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
52
Het is inmiddels wel duidelijk dat het ministerie van EZ de planologische procedure voor het windpark zal doorzetten met of zonder de medewerking van gemeenten. In juridische zin is het RIP echter niet eerder definitief dan na vaststelling door de Minister en een uitspraak van de Raad van State na een ingesteld beroep. Procedurele medewerking aan de vergunningverlening voor dit plan laat onverlet dat wij ons tussentijds zullen blijven inzetten voor minder windturbines met het doel om te voorkomen dat het landschap en het woon- en leefklimaat onevenredig zwaar wordt aangetast. Leidend daarbij is het door uw raad aangegeven kader van de Gebiedsvisie met een maximum van 30 MW (ca. 10 turbines) in Aa en Hunze. Om te bereiken dat de plannen voor het windpark worden herzien richten wij ons nu hoofdzakelijk tot de leden van de Tweede Kamer. Het is namelijk de Tweede Kamer die het Energieakkoord heeft vastgesteld waarin de doelstelling van 6000 MW op land ligt besloten. Zolang de Tweede Kamer bij meerderheid niet wil tornen aan de afspraken in het Energieakkoord zal minister Kamp de uitvoering daarvan onverbiddelijk doorzetten. Zo hebben wij de afgelopen maanden getracht om Kamerleden naar het gebied te halen voor een werkbezoek. Dit zal waarschijnlijk plaatsvinden na de zomer omdat dan gerekend kan worden op een goede representatie van alle Kamerfracties. Ook hebben wij onlangs in Den Haag het Algemeen Overleg Energie van de Tweede Kamer bijgewoond om de stemming in de Kamer van dichtbij te kunnen proeven en in het verlengde daarvan Kamerleden te kunnen spreken. Verder hebben wij samen met de gemeenten Borger-Odoorn en Stadskanaal een professioneel lobbyist ingehuurd om onze belangen op dit dossier meer permanent te behartigen bij de Tweede Kamer. Ten slotte hebben wij samen met de gemeenten Borger-Odoorn en Stadskanaal nu een periodiek overleg met de Commissaris van de Koning dhr. Tichelaar, waarin wordt bezien hoe de gemeenten en de provincie samen politieke invloed kunnen uitoefenen op de Kamerleden. De Commissaris zet zich nu in om de fractievoorzitters van de landelijke coalitiepartijen dhr. H. Zijlstra (VVD) en dhr. D. Samsom (PvdA) nog in juni naar ons gebied te krijgen voor een werkbezoek. Samenvatting voor publicatie Schakel (max. 5 regels) Begin februari heeft minister Kamp een besluit genomen over het voorkeursalternatief voor de milieueffectrapportage waarmee duidelijk is geworden op welke locaties de windturbines worden gepland voor de realisatie van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer. Op grond van het gekozen voorkeursalternatief wordt door het ministerie van Economische Zaken nu verder gewerkt aan het opstellen van het rijksinpassingsplan waarmee in Aa en Hunze 16 windturbines kunnen worden gerealiseerd. Het ministerie van Economische Zaken en de initiatiefnemers vragen nu of de gemeente medewerking wil verlenen aan de vergunningverlening en of de gemeente onderdeel wil zijn van een te vormen omgevingsraad. Bijlagen – meegezonden - Concept raadsbesluit - Eindrapport Debets BV (windmolenpark versus zonne-energie) - Eindrapport Royal HaskoningDHV (MKBA) - Globale berekening bouwleges - Spoorboekje EZ windpark DDMO - Brief minister Kamp aan de Tweede Kamer d.d. 3 april jl.
Het college van de gemeente Aa en Hunze,
de heer mr. F. Snoep secretaris
de heer drs. H.F. van Oosterhout burgemeester
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
53
Bijlage 4: Link raadsvergadering Aa en Hunze 25 juni 2015 http://www.aaenhunze.nl/bis/Gemeenteraad/Raadsvergaderingen/Raadsvergaderingen_2015/R aadsvergadering_25_juni_2015
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Bijlage 5: PowerPoint presentatie inleider Jan Lunsing Dia 1
Effecten van transparant welstandstoezicht, buurtbudgetten en referenda op de door burgers waargenomen afstand tot het bestuur
Dia 2
Wat is de kloof • Een idee in de hoofden van bestuurders gestoeld op – Lage opkomst bij verkiezingen – Daling steun voor grote volkspartijen • Bij verkiezingen • Bij leden
Dia 3
Wat is de vraag • Kloppen de beleidstheorieën? • Hoe hebben – de vermaatschappelijking welstandsprocedure – buurtbudgetten – referenda
• effect op – de perceptie van burgers – van de afstand tot de overheid?
Pagina
54
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Dia 4
Methode • Methode – De konijnmethode: mechanisme leidt tot resultaat
• Mechanisme – Rechtvaardige verdeling: distributieve rechtvaardigheid – Rechtvaardige procedure
• Effectformule – (Gepercipieerde uitkomst - Verwachting) * Gevoelsbeleving
Dia 5
Mechanismen • Distributieve rechtvaardigheid – Rechtvaardige verdeling: distributieve rechtvaardigheid: krijgt een ander hetzelfde?
• Procedurele rechtvaardigheid – Rechtvaardige procedure: Tyler. Bij straffen is bejegening van groot belang bij het accepteren van de straf. Mensen accepteren een streng doch rechtvaardige straf.
Dia 6
Beleidstheorie welstandstoezicht • Welstandsnota verbetert voorspelbaarheid • Voorspelbaarheid kleinere kloof
• Toename invloed college leidt tot bijstelling op maatschappelijke gronden • Bredere afweging kleinere kloof
• Bezoek vergadering welstandscommissie bevordert inzicht totstandkoming welstandsadvies • Face to face contact kleinere kloof
Pagina
55
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Dia 7
Welstand • Welstandsnota – Geen effect gevonden
• Krachtiger positie college – Geen effect gevonden: eerder het tegendeel
• Openbaarheid welstandscommissievergadering – Procedurele rechtvaardigheidsgevoel neemt toe bij one-shotters – Distributieve rechtvaardigheid ongewijzigd: de uitkomst werd niet anders, kennis is bij one-shotters te laag voor effect
Dia 8
Beleidstheorie buurtbudget • Emmen – Beter begrip voor de problemen waar de lokale overheid mee kampt – Begrip kleinere kloof
Dia 9
Buurtbudget • Effect bij buurtvertegenwoordigers – Distributieve rechtvaardigheid heeft positief effect • Voorwaarden dat vertegenwoordigers doorslaggevend zijn bij het nemen van besluiten • Uitleg als iets niet kan
– Procedurele rechtvaardigheid heeft positief effect • Voorwaarde: steun van het college, heldere regels.
Pagina
56
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Dia 10
Beleidstheorie Referenda • Referenda – Beslissingsbevoegdheid verhoogt betrokkenheid – Betrokkenheid kleinere kloof
Dia 11
Referenda • Effect alleen gevonden bij – Distributieve rechtvaardigheid • Alleen als collegevoorstel sneuvelt & • College neemt uitslag direct & onverkort over • DE SPORTIEVE VERLIEZER
• Na 2005 het aantal referenda dramatisch afgenomen… • De onsportieve verliezer
Dia 12
Conclusie Rechtvaardige distributie
Rechtvaardige procedure
Overall effect Aanvrager
Vermaatschappelijking welstansdprocedure
0
++
Buurtbudgetten Arrangement Emmen
++
++
One shotter: bij weinig mensen veel effect Buurtbestuur Bij beperkt aantal mensen effect
Electoraat Referenda
++ / 0
-/0
Bij veel mensen weinig effect
Pagina
57
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
Dia 13
Finale • Kloof verkleinen kan door – Regelmatig – Kleinschalig – Structureel
• Contact • Tussen overheidsdienaren & burgers • Bij onderwerpen die burgers raken
Dia 14
Democratische vermoeidheid 100,0
90,0
Nederland (3) UK (2) Italië(3*)
80,0
Zweden (3) Zwitserland (3)
Duitsland (2) België (4)
70,0
Lineair (Nederland (3)) Lineair (UK (2)) Lineair (Italië(3*))
60,0
Lineair (Zweden (3)) Lineair (Zwitserland (3)) Lineair (Duitsland (2))
50,0
Lineair (België (4))
40,0 1940
1950
1960
1970
1980
1990
2000
2010
2020
14
Dia 15
Kiezersontrouw 100
80
60
40
PvdA 20
CDA VVD
Allen 0
-20
-40
-60
15
58
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Pagina
Dia 16
Aantal inwoners per gemeente 40.000 35.000 30.000
Inwoners
25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 -
1815 1849 1899 1947 2009 Gemeenten 1.914 2.528 4.553 9.474 37.601 EOP 3.176 16
Dia 17
Inwonersklassen per gemeente 100% 90% 80% 70% 60%
100000 of meer van 50000 tot 100000
50%
van 20000 tot 50000
Van 5000 tot 20000
40%
Minder dan 5000
30% 20% 10% 0% 1900
1910
1920
1930
1940
1950
1960
1970
1980
1990
2000
2010
2014
Dia 18
Lokale bestuurders per inwoner 120
100
80 Burgemeesters per 1.000 inwoners Raadsleden per 1.000 inwoners
60
Aantal raadsleden
Aantal burgemeesters 40
20
0 1900
1910
1920
1930
1940
1950
1960
1970
1980
1990
2000
2010
18
59
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Dia 19
Beoordeling procedure 7,0
6,5
6,0
5,5
5,0
4,5
4,0
niet
enigszins
wel
Werd er naar u geluisterd
4,5
5,6
6,6
Was de mondelinge uitleg duidelijk
5,1
5,7
6,1
Verwachting
6,7
6,7
6,7
19
Dia 20
Verandering in vertrouwen GRoningen 10 9 8
7 6 5
Denters (2000)
4
Pauly (2011)
3 2 1 0 Do you trust your local governement? 20
Pagina
60
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Bijlage 6: PowerPoint Presentatie Herman Bröring Dia 1
faculteit rechtsgeleerdheid
staatsrecht bestuursrecht bestuurskunde Datum 25-06-2015 | 1
Vertrouwen verdient Verdiend vertrouwen Complexe Besluitvorming en Democratische Legitimiteit Symposium Kennisnetwerk Lokaal 13 25 juni 2015, Groningen prof. dr. Herman Bröring
[email protected]
Dia 2
Opzet • Vertrouwen • Functies van inspraak • Functioneren van inspraak – Casus windparken
• Kan t beter?
2
Dia 3
Vertrouwen • Mens als sense-maker • Trust – Intermenselijke verhouding – Eigen keus – Spijt
• Confidence – Institutioneel kader – Afhankelijkheid – Vervreemding 3
Pagina
61
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Dia 4
Functies van inspraak • Participatie, als alternatief voor representatieve democratie • Verrijking besluitvorming • Vergroting draagvlak • Public mediation: voorkomen en oplossen van conflicten
• Achtergrond – Terugtredende overheid 4
Dia 5
Functioneren van inspraak Casus windparken Oost-Drenthe • Juridische besluitvorming – Milieu: algemene regels (Barim en Rarim) – Ruimtelijke ordening: open normering – Rijkscoördinatieregeling (RCR)
• Formele inspraakprocedures (uov) – – – –
Provinciale omgevingsvisie M.e.r. Gebiedsvisie provincie Structuurvisie Windenergie op land 5
Dia 6
Casus • Formele inspraakprocedures – Standaard zienswijzen – Standaard reacties – Derde kolom, “Doorwerking”, vrijwel geheel leeg
• Opschaling door initiatiefnemers, RCR van toepassing en decentrale overheden buiten spel 6
Pagina
62
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Dia 7
Casus • Informele inspraakprocedures – Inloop- of informatieavonden – Bevoegd gezag afwezig – (anonieme) initiatiefnemers afwezig – Pas toen alles bijna (rijksinpassingsplan volgt nog) in kannen en kruiken was (poging tot) acte de présence EZ en initiatiefnemers – Geen aanwijzingen dat zonder inspraak draagvlak nog kleiner zou zijn geweest 7
Dia 8
Casus • Na inspraak draagvlakonderzoek – 77.2% tegen – 11,2% neutraal – 10.3% voor – 1.4% geen mening
8
Dia 9
Functies vervuld? • Beleidsverrijking: nee – Terug, vooruit en opzij wijzen – Besluitvormingsfuik
• Draagvlakvergroting: nee – Geen transparantie • Rolonduidelijkheid overheidsactoren • Anonimiteit en afwezigheid initiatiefnemers
– Geen bespreking distributieve rechtvaardigheid (lusten en lasten)
• Public mediation: nee – Juist conflictopwekkend 9
Pagina
63
Symposium ‘Complexe besluitvorming en democratische legitimiteit’ Lokaal 13 donderdag 25 juni 2015
Dia 10
Functies vervuld? • Afschuiven van bevoegd gezag (EZ) naar decentrale overheden • Afschuiven van verticaal (publiek) naar horizontaal (privaat) • Geen transparantie – Noch procedureel – Noch distributief
• Sterk wantrouwen – Jegens de overheid – Jegens de initiatiefnemers 10
Dia 11
Functies vervuld? • EZ zwak departement als t gaat om zorg voor draagvlak, vertrouwen en sociale cohesie • Burgers geen voice • “Over u, zonder u” • Keuze voor energietransitie buiten de burger om
11
Dia 12
Kan t beter? • Omgevingswet vertrouwen in initiatiefnemers… • Omgevingsraad: schaaminstantie… • Ratio bestuursbevoegdheid – Transparantie (vertrouwen) – Democratie – Accountability
• Instanties als Omgevingsraad – Geen representatie (elite) – Inperking speelruimte gemeenteraad (of de Staten)
• Overheid (bevoegd gezag): – Neem je verantwoordelijkheid! – Voer regie! – Overall voorlichting procedures, met mogelijkheden en beperkingen
• Decentrale overheid: wees niet zo naïef
12
Pagina
64