Symfonie
Symfonieorkest van de Munt . Kazushi Ono Takemitsu, Mahler dinsdag 2 oktober 2001
Symfonie - Seizoen 2001-2002
Budapest Festival Orchestra . Collegium Vocale Yvan Fischer Mahler, Wagner, Mendelssohn-Bartholdy donderdag 27 september 2001 Symfonieorkest van de Munt . Kazushi Ono Takemitsu, Mahler dinsdag 2 oktober 2001 Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen Susanna Mälkki Lutoslawski, Szymanowski, Sjostakovitsj woensdag 24 oktober 2001 Rotterdams Philharmonisch Orkest Valery Gergiev Sjostakovitsj zaterdag 27 oktober 2001 London Philharmonic Orchestra . Paavo Berglund Haydn, Sjostakovitsj zaterdag 2 februari 2002 Symfonieorkest van de Munt . Antonio Pappano Ruggles, Gershwin, Ives, Bernstein woensdag 13 februari 2002 Beethoven Academie . Christopher Hogwood Finnissy, Berlioz, Schubert maandag 6 mei 2002
Symfonieorkest van de Munt Kazushi Ono muzikale leiding . Yves Cortvrint altviool
Toru Takemitsu A String around Autumn voor altviool en orkest
17'
pauze Gustav Mahler Symphonie nr 7 in e I II III IV V
begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.20 uur einde omstreeks 22.10 uur inleiding door Yves Knockaert . 19.15 uur . Foyer tekst programmaboekje de Munt coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Tegendruk gelieve uw GSM uit te schakelen!
Langsam (Adagio) - Allegro con fuoco Nachtmusik: Allegro moderato Scherzo: Schattenhaft Nachtmusik: Andante amoroso Rondo-Finale: Allegro
80'
Toru Takemitsu A String around Autumn
Zenmonnik © Manotobu
Het werk van Takemitsu (1930-1996) als componist, leraar en schrijver heeft ongetwijfeld nieuwe banden gesmeed tussen de Oosterse en de Westerse wereld. Toru Takemitsu ontwikkelde zich op compositorisch vlak grotendeels als autodidact. Gedurende WO II groeide zijn fascinatie voor westerse muziek, meer bepaald voor de kleur en de sonoriteit bij Debussy, voor de compacte vorm bij Webern en later ook voor de stijl van Olivier Messiaen; zijn interesse voor de muziek van zijn vaderland Japan ontstond pas later. Hij verwierf internationale vermaardheid toen Igor Stravinsky zijn eerste groot werk, Requiem for String Orchestra (1957), in 1959 als een meesterwerk bestempelde. Vanaf de jaren zeventig werd hij composer in residence aan het California Art Festival, het Colorado Music Festival, het Canberra Spring Festival, het California Institute of Technology, de New Music Concerts in Toronto, de Berliner Festwochen, het Tanglewood Festival, het Banff Centre, het Aldeburgh Festival... Vele van zijn werken werden besteld en gecreëerd door beroemde orkesten als het Boston Symphony Orchestra, het San Francisco Symphony Orchestra, de New York Philharmonic, en door het Festival d'Automne in Parijs. Het feit dat hij op compositorisch vlak grotendeels autodidact was liet hem toe zijn stijl vrij te ontwikkelen tot een persoonlijke en idiomatische taal die elementen uit de traditionele Japanse muziek vermengde met elementen uit de moderne westerse muziek.
Terwijl zijn eerste composities nog gekenmerkt waren door een expressieve stijl vol dissonanten, verminderde hij in zijn latere werken het klankvolume stelselmatig tot hij bereikte wat nu de specifieke Takemitsu-sound genoemd wordt, namelijk een zachte, gevoelige klank die ten dienste staat van een muziek die de stem nooit verheft en steeds kiest voor de middenpositie tussen de uitersten. Hij componeert om zijn eigen existentie te ontdekken en daardoor tevens zijn relatie te voelen met de medemens. Toru Takemitsu heeft werken geschreven in de meest uiteenlopende genres, gaande van symfonische muziek over koormuziek, kamermuziek en elektronische muziek tot toneel- en filmmuziek. Hij overleed in 1996 vóór de voltooiing van zijn eerste opera. Zonder te behoren tot een bepaalde school, zonder de druk van het westers modernisme heeft hij een onnavolgbare stijl geschapen die hem tot een unieke figuur maakt in de muziekwereld. Toru Takemitsu over zijn muziekesthetica: "Ik geloof in het bestaan van een stroom van klanken. Klanken coëxisteren met ons leven, en dat erkennen we doorgaans niet. Muziek is steeds hier en daar. De taak van een componist bestaat er dus in die klanken op maat te snijden en de vorm te geven van wat wij muziek noemen. Ik gebruik geen tonen om een compositie te maken, ik werk samen met tonen. Mijn muzikale vorm is het directe en natuurlijke resultaat van wat de klanken zelf opleggen, en niets kan op voorhand het vertrekpunt bepalen. Ik probeer op geen enkele wijze mijzelf uit te drukken doorheen deze klanken, maar door met hen om te gaan brengt het werk zichzelf voort. Ik zou mijzelf in twee richtingen tegelijk willen ontwikkelen: als een Japanner met respect voor traditie en als een Westerling met respect voor innovatie. Diep in mijn binnenste zou ik beide muzikale lijnen willen
bewaren, elk in zijn eigen legitieme vorm. Deze fundamenteel onverzoenbare elementen enkel als vertrekpunt voor verschillend compositorisch gebruik nemen, is in mijn ogen niet meer dan een eerste stap. Ik wil de vruchtbare contradicties niet verwijderen, integendeel: ik zou willen dat de twee krachten met elkaar de strijd aanbonden. Op deze wijze kan ik voorkomen geïsoleerd te raken van de traditie en toch een stapje naar de toekomst te doen in elk nieuw werk. Muziek is als een Japanse tuin waarin alles verenigd is als in de natuur, met een vaste grond van zand, de eindeloze stroom van het water, de rotsen waarvan het voorkomen verandert afhankelijk van het perspectief van de toeschouwer, de bomen die het water uit de aarde opzuigen, gras en bloemen die snel groeien... ". A String around Autumn Net zozeer als Takemitsu de belangrijkste richtingen van de Westerse muziek uit zijn tijd, waarin de aleatorische compositietechniek hoogtij vierde, heeft proberen te integreren, net zozeer vertoont zijn evolutie in de jaren zeventig en tachtig een duidelijk raffinement van zijn orkestrale schriftuur. Steeds erg getekend door Debussy, door het gebruik van numerieke cellen die de vormproporties bepalen en door het meer en meer beroep doen op modale wendingen waaruit het geheel van melodische lijnen gepuurd wordt. Deze verschillende karakteristieken, die reeds aanwezig waren in Quatrain en A Flock descends into the Pentagonal Garden (1977), vormen ook de essentie van A String around Autumn voor altviool en orkest (1989), een opdrachtwerk van het Festival d'Automne in Parijs in het kader van de herdenking van tweehonderd jaar Franse Revolutie. Het werk werd gecreëerd op 29 november 1989 en is opgedragen aan het volk van Frankrijk en meer bepaald aan Claude Debussy en Olivier Messiaen. De partituur ontleent haar naam aan
een gedicht van Makotot Ooka: Sink Don't sing Be simply Silent Be simple A string to wind around Autumn
Verzink Zing niet Wees eenvoudig Stil Wees eenvoudig Een draad om te winden rond de herfst.
De getallen vier en zes liggen aan de basis van de voornaamste intervallen (drie reine kwarten, dakpansgewijs over elkaar geplaatst, en twee kleine sexten), afgeleid uit een toonladder van acht klanken die de draad vormt die het geheel van melodische lijnen in dit droomlandschap doet ontstaan. Takemitsu heeft zelf de rol van de altviool omschreven als "een menselijk wezen dat de natuur observeert in dit herfsttafereel", waarbij het idee van de natuur in imaginaire zin moet opgevat worden, in de soms conflictueuze toenadering die de componist probeert tot stand te brengen tussen de westerse en de oosterse muziek. Door soms de ene en dan weer de andere op te roepen, kan de lange solistische lijn, waarrond de melodische fragmenten van de blazers wentelen, zijn kronkelweg voortzetten. Meer nog dan in November Steps schept de innerlijk verscheurde muzikale tijd een contemplatief effect, het resultaat van een onophoudelijk melodisch vlechtwerk dat zich zal mengen in de cadens van de solist, en dat leidt tot de naklank van het muzikale in de finale stilte: in deze permanente oppositie die alle grote werken van Takemitsu kenmerkt, gaat het om het enige convergentiepunt tussen twee uitersten, namelijk de plaats waar klank en stilte gelijkwaardig zijn. Alain Poirier
Gustav Mahler Symfonie nr 7 in e (1904-1905)
Gustav Mahler
I II III IV V
Langsam (Adagio) - Allegro con fuoco Nachtmusik: Allegro moderato Scherzo: Schattenhaft Nachtmusik: Andante amoroso Rondo-Finale: Allegro
Mahlers Zevende Symfonie, begonnen in de zomer van 1904 en voltooid op 15 augustus 1905, werd op 19 september 1908 onder leiding van de componist gecreëerd in Praag. Deze Zevende, die lange tijd de minst gespeelde was van Mahlers symfonieën, heeft doorheen haar vijf bewegingen - net als de Vijfde Symfonie - een concentrische structuur: twee grote allegro's (het ene somber en veranderlijk, het andere stralend) omlijsten een geheel dat bestaat uit twee moderato-bewegingen die elk de titel Nachtmusik (nachtmuziek) meekregen, en die op hun beurt een centraal scherzo omkaderen dat als Schattenhaft (schaduwrijk) gekarakteriseerd wordt. Net als in de Vijfde Symfonie, speelt de evolutieve tonaliteit (een werkwijze die erin bestaat, omwille van structurele en psychologische redenen, een symfonie te laten eindigen in een andere tonaliteit dan de begintonaliteit) een belangrijke rol. Meer dan welke andere symfonie van Mahler komt deze Zevende ons over als een werk dat erg verscheurd is tussen romantiek en modernisme: juist dit is het wat ze zo fascinerend maakt, maar juist dit ook maakte haar - tot een zeer recent verleden - zo moeilijk. Op harmonisch vlak is dit werk waarschijnlijk het verst doorgedrevene van Mahler: dissonanten en abrupte modulaties komen er overvloedig in voor - wat voor de tonaliteit een vervagend, uithollend effect heeft. Nog
een ander element uit Mahlers vocabularium ondermijnt in deze Zevende Symfonie het tonale discours, namelijk het kwartinterval dat op melodisch zowel als harmonisch vlak een eersteplansrol speelt. Juist de kwart zou Schönberg amper een jaar na de voltooiing van deze Zevende Symfonie gebruiken als basismaterie in zijn Kammersymphonie opus 9 (1906). Over al deze modernismen heen staat de Zevende Symfonie echter in eerste instantie in het teken van de nacht - een romantisch thema bij uitstek; om deze reden kreeg de symfonie trouwens de (niet authentieke) karakterisering van Lied van de Nacht. De weg naar het licht verloopt hier niet op continue wijze, zoals in de Vijfde Symfonie, maar via opeenvolgende correcties, door constante veranderingen in belichting, vooral in de eerste drie delen. Deze fundamentele onstabiliteit is het meest karakteristieke element van dit werk. In de enorme eerste beweging wisselen trage en snelle episodes elkaar af, hoewel de trage overheersen. Vanaf de eerste maten (in si klein) van de Adagio-inleiding onderstreept de heel speciale klank van de tenorhoorn het belang dat de klankkleur hier krijgt: een onregelmatige melodie, een soort recitatief, wordt geplaatst boven het ritme van een treurmars. De inleiding mondt uit in een Allegro dat andermaal gedomineerd wordt door de treurmars, en waarin het interval van de kwart zich onmiddellijk opdringt. De centrale doorwerking wordt opgesplitst in twee delen: het ene, een soort variant op de expositie, zet de bewogen atmosfeer voort; het ander, in totaal contrast hiermee, vormt binnen het geheel van de beweging een unieke zone van onbeweeglijkheid en van droom (trompetten en koebellen). Deze idylle, dit natuurvisioen bloedt echter vanzelf leeg en dooft uit. Vanuit de diepte keert het recitatief van de tenorhoorn weer evenals het ritme van de spookachtige treurmars van het begin. De snelle episode (Allegro) keert ook terug en bereikt na hevige strijd tenslotte de tonaliteit van mi groot. Voor de eerste Nachtmusik (Allegro moderato in do groot) putte Mahler zijn inspiratie - als men zijn vriend de dirigent
Willem Mengelberg mag geloven - uit het beroemde schilderij De Nachtwacht van Rembrandt. Dit deel, een soort trage mars met militair en bovenwerkelijk karakter, waarin men vanaf het begin het motto van de Zesde Symfonie vindt, is een echt Wunderhorn-Lied zonder woorden. Men denkt aan Revelge, ondanks de afwezigheid van de realistische aspecten van dit Lied. Het Scherzo (Schattenhaft in re klein) is een wals met een wiegend en soms grotesk karakter, die in zekere zin reeds La Valse van Ravel aankondigt, en waarvan op sommige momenten nog slechts het ritmische skelet overeind blijft. Centraal staat hier een indringende volksmelodie in re groot, ingezet door drie hobo's, als een soort imaginair citaat van Mahler zelf. Dit visioen van onschuld wordt echter snel weggeveegd door de terugkeer van de wals. Later keert deze volksmelodie wel nog vervormd terug. In de tweede Nachtmusik (Andante amoroso in fa klein) roept het gebruik van een gitaar en een mandoline de sonoriteit van een Webern op - specifiek die van zijn Orchesterstücke opus10 (1913). Over deze beweging sprak Mengelberg van een "verliefde die onder het raam van zijn geliefde zingt", en Alma Mahler sprak van "Eichendorffvisioenen", waarmee ze heel duidelijk verwees naar een van de grootste Duitse romantische dichters. De Finale (Rondo in do groot) blijft ook vandaag nog de meest omstreden pagina uit gans Mahlers oeuvre, diegene die de meest tegenstrijdige waardeoordelen oproept. Het was ongetwijfeld moeilijk om in het Weense milieu van 1905 een dergelijke symfonie te besluiten met een triomfalistische beweging in do groot. Maar de hedendaagse Spaanse componist Luis de Pablo ziet terecht in deze beweging een mengeling zoals zo vaak bij Mahler - van het sublieme en het triviale, een "ondenkbare gedurfdheid in de indeling van de muzikale tijd", een "verborgen orde achter de zichtbare chaos". Marc Vignal
Kazushi Ono © Jochen Klenk
Kazushi Ono Kazushi Ono volgt Antonio Pappano op als muzikaal directeur van de Munt vanaf augustus 2002. Hij maakte zijn debuut in de Munt in maart 2001 als dirigent van de kameropera Luci mie traditrici van Sciarrino. De productie werd door de critici goed onthaald en kende een succesvolle tournee naar het Lincoln Center in New York. Momenteel is Kazushi Ono muziekdirecteur van de Badische Staatsopera in Karlsruhe, wat volgde na zijn aanstelling als hoofddirigent van het Tokyo Philharmonic Orchestra van 1992 tot 2001. In maart 1999 debuteerde hij met groot succes met het Boston Symphony Orchestra met werk van Bartók en Prokofiev. Als gastdirigent concerteerde hij ook met de Komische Oper Berlin, Frankfurt RSO, Scottish Chamber Orchestra, Orchestre Nationale de Lyon, Orchestre Nationale de Bordeaux en Seattle Symphony Orchestra. Dit seizoen zal hij het openingsconcert van het seizoen van het Gothenburg Symphony Orchestra dirigeren in hun gerenoveerde zaal en daar terugkeren voor een ander programma in maart. Daarnaast maakt hij zijn debuut met het Finse Radio Symfonisch Orkest, Stockholm Philharmonic Orchestra, Deens Nationaal Radio Symfonisich Orkest en Orchestre National du Capitole de Toulouse. Het BBC Symphony Orchestra nodigde hem voor de volgende twee seizoenen opnieuw uit voor concerten in het Barbican. Kazushi Ono debuteerde in 1994 in Karlsruhe met uitvoeringen van La Traviata en La Bohème. Recenter dirigeerde hij de Ring-cyclus in dit theater met zijn grote traditie in Wagner-uitvoeringen. Verder ook Der Junge Lord van Henze, Norma van Bellini, The Flying Dutchman van Wagner, Tristan und Isolde, Die Meistersinger en Lohengrin, Die Schatzgräber van Schreker, Attila van Verdi en Tosca van Puccini. Kazushi Ono werd geboren in Tokio waar hij studeerde aan de Nationale Universiteit voor Schone Kunsten en Muziek. Nadat hij onder leiding van Leonard Bernstein deelnam aan de editie 1983 van het Tanglewood Festival, studeerde Ono bij Wolfgang Sawallisch en Guiseppe Patane aan de Staatopera Bayern als beursstudent van het culturele ministerie van Japan. In 1987 won hij de Eerste Prijs van de derde Toscanini Internationale Dirigenten Wedstrijd.
Yves Cortvrint Yves Cortvrint werd in 1961 in Brussel geboren. In 1977 won hij de Eerste Prijs op de Nationale Wedstrijd van het Gemeentekrediet. Hij was leerling van Edith Volckaert en behaalde een Eerste Prijs viool en het hoger diploma voor altviool (met grootste onderscheiding) aan de Conservatoria van Brussel en Luik. Vervolgens werd Yves Cortvrint altvioolsolo bij het Orchestre de Chambre de Wallonie en vervolmaakte hij zich bij Jean-Pierre Wallez, internationaal solist en docent in Genève. Ook de hedendaagse muziek gaat hem ter harte en hij wordt lid van het Ensemble Musique Nouvelle. Met dit ensemble doorloopt hij een breed repertoire van hedendaagse muziek. Als altvioolsolo verleent hij regelmatig zijn medewerking aan producties van de Opéra de Lyon onder leiding van Kent Nagano. Hij was ook altvioolsolo voor het Orchestre Philharmonique de Liège, het Orchestre de Chambre de Wallonie, het Orchestre National de Belgique en werkte met dirigenten als Pierre Bartholomée, Jean-Pierre Wallez en Mendi Rodan. Hij soleerde met het Symfonieorkest van de Munt onder leiding van Sylvain Cambreling in de Prologue van Gérard Grisey en creëerde voor het Festival Ars Musica Georges Benjamins Viola-viola. Momenteel is Yves Cortvrint altvioolsolo en aanvoerder van de altviolen bij het Symfonieorkest van de Munt en doceert hij altviool aan het Conservatorium van Bergen. Hij blijft zeer betrokken bij kamermuziek en is altviolist van het Brussels String Quartet. Met dit ensemble verzorgde hij diverse concerten zowel in België, in Europa als in Japan. Hij is ook lid van het Ensemble Piacevole waarvan de laatste cd onlangs bekroond werd door het tijdschrift Grammaphon.
Het Symfonieorkest Van De Munt Naast zijn activiteiten als operaorkest van de Koninklijke Muntschouwburg, brengt het Symfonieorkest van de Munt elk seizoen een symfonische cyclus in het Paleis voor Schone Kunsten (Brussel) en in deSingel (Antwerpen). Toen Gérard Mortier in 1981 directeur van de Munt werd, werd het orkest grondig gereorganiseerd en uitgebreid tot zesennegentig musici. Sindsdien heeft het orkest de kans gehad zijn polyvalentie te bewijzen, zowel op het podium als in de orkestbak. Onder de leiding van Sir John Pritchard en later van Sylvain Cambreling heeft het orkest zich gespecialiseerd in een repertoire dat voor de grote uitstraling van de Munt gezorgd heeft: werken van Mozart, Verdi, Janácek, Wagner en van componisten als Hans Zender of Philippe Boesmans. Op symfonisch vlak hebben vooral de muziek van Mozart, Haydn, Bruckner, Mahler, Bartók, Debussy en Stravinsky zich in een bijzondere belangstelling kunnen verheugen, alsook de hedendaagse muziek. Talrijke vermaarde gastdirigenten hebben het Symfonieorkest van de Munt gedirigeerd, waaronder Christoph von Dohnanyi, Charles Dutoit, Paul Daniel, Peter Eötvös, Marcello Viotti, Gianluigi Gelmetti, Michael Gielen, Ivan Fischer, Philippe Herreweghe, Gunther Herbig, Eiji Oué, Rudolf Barshai, Libor Pesek, Dietfried Bernet, Mark Stringer, Lionel Friend, Lothar Zagrosek, Marek Janowski, Vladimir Jurowski, Olaf Henzold, Kwamé Ryan, Bertrand de Billy, Claus Peter Flor, Vladimir Jurowski, Shao-Chia Lü, Philippe Jordan, Markus Stenz, Kazushi Ono, Ivor Bolton... Het Symfonieorkest van de Munt gaat regelmatig op tournee: in het Concertgebouw (Amsterdam), in Frankfurt (Jahrhunderthalle), Parijs, Wenen, Madrid (Teatro Real) en op de grote Europese Festivals (Wiener Festwochen, Festival van Edinburgh, het Festival Estival de Paris,...). In 1992 vertrouwde de nieuwe Muntdirecteur Bernard Foccroulle de muzikale leiding van het Symfonieorkest van de Munt toe aan de jonge Amerikaan Antonio Pappano, die meteen ook tot muziekdirecteur werd benoemd. Sindsdien dirigeerde Antonio Pappano het Symfonieorkest van de Munt in Salome, Un Ballo in Maschera, Carmen, Die Meistersinger von Nürnberg, Peter Grimes, La Traviata, Tristan und Isolde, Il Trittico, Erwartung/Verklärte Nacht, Pelléas et Mélisande, Don Carlos, Ariadne auf Naxos, Otello, Parsifal, Turn of the Screw, Le Nozze di Figaro, Lady Macbeth van Mtsensk, de wereldcreatie van Wintermärchen en Macbeth. Naast het operarepertoire dirigeert Antonio Pappano ook oratoria (Verdi's Requiem, Elias,...) en het symfonische repertoire. Het Muntorkest heeft onder de leiding van Sylvain Cambreling verschillende opnamen gemaakt, waaronder Lucio Silla en La Finta Gardiniera van Mozart, Les Contes d'Hoffmann van Offenbach, Simon Boccanegra van Verdi en Reigen van Boesmans. Recent werd het oratorium Elias (Mendelssohn), Turn of the Screw (Britten), Wintermärchen en Manon (Massenet) opgenomen onder de leiding van Antonio Pappano. In augustus 2002 zal Kazushi Ono Antonio Pappano opvolgen als muzikaal directeur van de Munt. Hij maakte reeds zijn debuut in de Munt in maart 2001 als dirigent van de kameropera Luci mie traditrici van Sciarrino.
Symfonieorkest van de Munt Viool I Thanos Adamopoulos Eric Robberecht Katchatour Almazian Yolanda Beato Robert Yeo Daniel Nazarian Edwige Arcan Pierre Bonesire Aram Gevorkian Emil Tassev Patrick Merry Frédéric Preusser Marina Zelter Nathalie Neirinckx Annelise Mangola Luis Quezada Viool II Michel Poskin Jean-Marc Chérelle Mishiko Hashimoto Steinar Fjösne Martine Sanglier Mirella Anca Rieko Kasamatsu Lubka Lingorska Haluko Tanabe Pascale Ramanantsitohaina Murielle Buis Roman Kowalko Elina Pak Maartje Van Eggelen Altviool Giovanni Pasini Jean Schlesser Jeanine Lantremange Léon Naczyk Geneviève Boulet Robert Gravy Irmgard Lange Alan Woo Dominique Lardin Marc Van Craesbeeck Iris Roggeman Florence Degossely
Cello Edmond Carlier Corinna Lardin Assen Antonov Koen Lievens Thomas Kanter André Gryson Philippe Lamury Janik Martens Christine Seegers Mario Villuendas Contrabas Robby Hellijn Hugo Van Mol Dirk van Gorp Janos Csikos Patrick De Neef Marc Tempels Eva Janssens Tom Fiorini Fluit Carlos Bruneel Eric Van Boterdael Bart Cromheeke Marc Schouppe Yves Segers Hobo Luc Nielandt Dirk Boiy Ivan Dudal Jan Van den Broek Klarinet Raymond Dils Jan Van den Ecker Lydia Rossignol Nele Delafonteyne Erwin Soons Fagot Cian O'Mahony Alain Cremers Gilles Cabodi Karen Gevorkian
Hoorn Jean-Noël Melleret Luk Jacobs Jean-Marie Carrette Mario Maes Trompet Manu Mellaerts Alex Baudart Rosario Macaluso Trombone Jan Smets Koen Severens Geert De Vos Tuba Stephan Vanaenrode Nik Ost Slagwerk Daniel Delmotte Marcel Vander Borght René Goffard Jurgen Van Assche Gabriel Laufer Filip de Jaeger Harp Chantal Grégoire Annemie Neuhard Piano & Celesta Naomi Tsukamoto Gitaar Myriam Bogaerts Mandoline Gerda Abts