DO
19/11/15
20.15 Inleiding door Frederic Delmotte
21.00 Concert
Blaaskwintet van de Munt Carlos Bruneel, fluit | Luk Nielandt, hobo | Vlad Weverbergh, klarinet | Jean-Noël Melleret, hoorn | Dirk Noyen, fagot
Luciano Berio (1925-2003) Ricorrenze, voor blaaskwintet Sequenza voor fluit Sequenza voor hobo György Ligeti (1923-2006) Zes bagatellen, voor blaaskwintet 1. Allegro con spirito 2. Rubato. Lamentoso 3. Allegro grazioso 4. Presto ruvido 5. Adagio. Mesto (Béla Bartók in memoriam) 6. Molto vivace. Capriccioso Tien stukken, voor blaaskwintet 1. Molto sostenuto e calmo 2. Prestissimo minaccioso e burlesco 3. Lento 4. Prestissimo leggiero e virtuoso 5. Presto staccatissimo e leggiero 6. Presto staccatissimo e leggiero 7. Vivo, energico 8. Allegro con delicatezza 9. Sostenuto, stridente 10. Presto bizarro e rubato, so schnell wie möglich
Terre chaleureuse – muziek van Ligeti en Berio voor blaasinstrumenten Fluit, hobo, klarinet, hoorn en fagot – vijf instrumenten die we telkens weer met prachtige solo’s in het orkestrepertoire mogen horen: de dromerige en slome fluit in Debussy’s Après-midi d’un faune, de gracieuze ingetogenheid waarmee de hobo Brahms’ vioolconcerto opent, het majestatische hoorngeschal dat je meteen naar de Oostenrijkse Alpen transporteert in de Bruckner-symfonieën … De intrinsieke klankkleur was steeds een inspiratiebron voor de componisten die met een specifiek instrument een bepaald karakter in hun werk wilden oproepen. Berlioz’ beschrijving van de instrumenten in zijn Grand traité d’instrumentation et d’orchestration modernes bleek hierbij decennialang een leidraad voor alle componisten na hem. Dat de vijf instrumenten samen ook een kamermuziekensemble kunnen vormen, is minder bekend. Solo- en ensemblemuziek voor blazers bestond reeds in de barok (denk maar aan de fluitsonaten van Hotteterre of Vivaldi’s virtuoze concerti voor hobo of fagot) maar blazersensembles an sich ontstonden aan het eind van de 18de eeuw als kwintet, sextet of oktet. Muziek voor deze groepen werd in die tijd als ‘Harmoniemusik’ gekwalificeerd en kunnen we vaak in een militaire context situeren, zo richtte keizer Jozef II in 1782 in Wenen de ‘Kaiserliche Harmonie’ op. De bezetting kon destijds nog variëren. In plaats van klarinetten – toen nog een relatief nieuw instrument – werden bijvoorbeeld vaak althobo’s gebruikt. De eerste componisten die voor het blaaskwintet schrijven, willen aanvankelijk nog het strijkkwartet imiteren – dat sterk verheerlijkte genre waarvoor Haydn, Mozart en Beethoven vanaf het ontstaan onovertroffen meesterwerken hebben afgeleverd. Terwijl het strijkkwartet een homogene klank bezit, is het blaaskwintet er door de vijf verschillende timbres net de tegenpool van. De componist die bijgevolg klakkeloos de compositieprincipes van het strijkkwartet naar het heterogene blaaskwintet wil overdragen, faalt gegarandeerd. Anton Reicha was de eerste componist die dit had begrepen. In zijn 24 blaaskwintetten, gecomponeerd tussen 1817 en 1820, hield hij rekening met de wezenlijke kenmerken van de instrumenten. Decennialang bleven zijn werken ongeëvenaard. Op enkele uitzonderingen na – illustere onbekenden als Klughardt, Foerster en Taffanel – zijn er weinig romantische componisten die zich aan het genre wagen. Het is pas in de 20ste eeuw dat het blaaskwintet opnieuw wordt opgepikt en dan voornamelijk na de Tweede Wereldoorlog een ware explosie kent. Ongetwijfeld betekent net die rijkdom aan klankkleuren een stimulans voor componisten om het genre te exploreren. György Ligeti heeft twee werken voor blaaskwintet gecomponeerd: de Zes bagatellen (1953) en de Tien
stukken (1968), waarin zijn persoonlijke evolutie als een van de belangrijkste naoorlogse componisten duidelijk te horen is. Ligeti was niet alleen kritisch voor de muziek van het verleden en die van zijn tijdgenoten, hij stelde ook zijn eigen werk en compositorische denken voortdurend in vraag. Voor de studenten aan het conservatorium van Boedapest waren Béla Bartók en Zoltán Kodály net na de oorlog de te volgen voorbeelden. Ligeti absorbeerde hun modernisme (en folklorisme), maar zou ook verder zijn eigen weg zoeken. Omwille van het totalitaire communistische regime moest hij echter oppassen voor censuur en componeerde hij sommige werken enkel ‘voor de lade’. De Zes Bagatellen, die pas in 1969 door het blaaskwintet van het Filharmonisch Orkest van Stockholm werden gecreëerd, zijn herwerkingen van de nummers 3, 5, 7, 8, 9 en 10 van de elfdelige pianocyclus Musica Ricercata (1951-1953). Ze passen volledig in de Bartokiaanse erfenis – de vijfde, meest chromatische bagatel is ook aan de in 1945 in New York overleden componist opgedragen. Er zijn subtiele folkloristische toetsen, ritmische ostinati en opvallende contrasten tussen mineur- en majeurpassages. Twee langzame bewegingen (nummers 2 en 5) worden omkaderd door lichte en briljante bewegingen die voortreffelijk voor het blaasensemble georkestreerd zijn. De Hongaarse opstand in 1956 betekende niet alleen een politieke omwenteling voor het land, maar was ook een keerpunt in het leven van Ligeti. Hij ontvluchtte Boedapest om zich in Wenen te vestigen. In het WestEuropa kwam hij in contact met avant-gardecomponisten als Stockhausen en Boulez en leerde hij de nieuwe wereld van de elektronische muziek kennen. Zijn muzikale oeuvre is een weerspiegeling van de omwentelingen in de naoorlogse muziek en zet zich tegelijkertijd ook af van tendensen als het serialisme. Hij is op zoek naar nieuwe structuren en klanken, met als resultaat een van de mijlpalen in de westerse muziekgeschiedenis: Atmosphères voor groot symfonisch orkest (1961). Dankzij een uiterst complexe micropolyfonie, een concentratie aan ritmen en tonen, creëert hij stilstaande clusters en klankwolken. Bij latere composities zou hij uit het polyfone weefsel opnieuw melodieën distilleren en werd zijn stijl zelfs melancholischer en, verbazend genoeg, tonaler, zoals in zijn Vioolconcerto (1990). In de Tien Stukken voor blaaskwintet is de overgang naar het melodieuze al te horen. Voor deze tien Weberniaanse miniaturen (het vijfde stuk duurt slechts dertig seconden) breidde Ligeti het instrumentarium uit: zo moet de fluitist ook nog de piccolo en altfluit bespelen, en de hoboïst ook nog de oboe d’amore en de althobo. Bepaalde nummers zijn solistisch gedacht, waardoor enkele stukken als een miniconcerto klinken (bv. nr. 2 voor de klarinet, nr. 4 voor de fluit). De Tien stukken zijn een caleidoscooop van muzikale gebaren en karakters, maar wat ze allemaal gemeen hebben, is het ironische en zelfs sarcastische karakter. Nog meer dan bij Ligeti is virtuositeit bij Luciano Berio een parameter die essentieel is bij het
componeren van zowel vocale als instrumentale muziek. De Italiaanse componist liet zich net als zijn Hongaars-Oostenrijkse collega inspireren door de ontwikkelingen in de elektronische muziek. Als oprichter van de Studio di Fonologia in Milaan (1955) en directeur van het IRCAM in Parijs (1974-1980) kende hij alle nieuwe elektronische snufjes, en dat had ook zijn gevolgen voor de instrumentale muziek die hij componeerde, want ook met de traditionele instrumenten experimenteerde hij. Hij zocht de grenzen van het instrument op (en dat gaat veel verder dan wat in Berlioz’ instrumentatiehandboek beschreven staat) én wat je als componist van je uitvoerder mag vragen. Samen met de beroemdste virtuozen werkt hij zijn ganse carrière lang aan een reeks van Sequenze, van de eerste voor fluit in 1958, tot de veertiende voor cello in 2002. De naam Sequenza volgt uit het compositorische principe waarbij harmonische sequenzen aan de basis liggen van elk solistisch werk. Dit betekent dus een uitdaging voor de componist, aangezien een monodisch instrument moeilijker harmonieën kan spelen dan pakweg een piano. Berio creëerde dus schijnharmonie en schijnpolyfonie, net zoals Bach dat in zijn partita’s voor viool doet. Daarnaast zal Berio ook voor elke Sequenza afzonderlijk rond een bepaald aspect werken. Zo valt de Sequenza I voor fluit, geschreven voor Severino Gazzeloni, op door de flexibele vorm. Bijna elke maat in het werk heeft een eigen metronoomaanduiding, waardoor het ritme van de ene naar de andere maat vloeit. In de Sequenza VII voor hobo (1969), geschreven voor Heinz Holliger, ontwikkelde Berio een polyfonie rondom een pivottoon, de si. De hoboïst zal rondom deze vooraf opgenomen toon, die van het begin tot het einde weerklinkt, nieuw materiaal ontwikkelen. Stelselmatig zal de hoboïst het aantal tonen uitbreiden, tot het chromatische totaal bereikt wordt. Dankzij alternatieve grepen varieert Berio de traditionele herkenbare klankkleur van het instrument. In het kwintet Ricorrenze (1985-87) is opnieuw een centrale toon, deze keer de re, het startpunt voor het verdere verloop van de compositie. Vanuit die re groeien virtuoze lijnen, net zoals takken en bladeren uit een stam groeien. Het kwintet is gebaseerd op de lithografie Terre Chaleureuse van Jean Dubuffet, die een onderdeel vormt van Phénomènes, een reeks van niet minder dan 324 lithografieën, door Dubuffet opgevat als een atlas van texturen van natuurlijke materialen en fenomenen uit de wereld van de geologie en plantenkunde. Net zoals Dubuffet ons een ander perspectief op de wereld biedt, bouwt Berio aan nieuwe muzikale fenomenen en bedenkt en herdenkt hij verrassende klanklandschappen. Frederic Delmotte
Blaaskwintet van de Munt De vijf leden van het kwintet kunnen een vrijwel gelijklopend curriculum voorleggen. Na het behalen van meerdere laureaattitels in internationale wedstrijden zoals Tenuto, het Trompconcours en de wedstrijd van Toulon verwierven zij de gegeerde plaats van lessenaaraanvoerder in het Symfonieorkest van de Munt. Daarnaast bouwden ze ook een sterke reputatie op als solist en zijn ze te horen op verscheidene solo- en kamermuziekopnamen, waaronder een cd met werk van Albert Huybrechts. Tevens zijn ze allen docent aan verschillende conservatoria en aan het Lemmensinstituut te Leuven. Omwille van gezondheidsredenen werd de vaste klarinettist van het kwintet, Ivo Lybeert, voor dit recital vervangen door Vlad Weverbergh.
Volgende concerten VR 20/11/15 - 21.00 uur
RedHerring baroque ensemble Cecilia’s Music: Entertainment for St. Cecilia’s Day by Händel, Pepusch en Hayes tickets € 24 / € 20 / € 16 / € 5
ZO 22/11/15 - 15.00 uur
Andreas Staier & Tobias Koch Romantisch temperament op twee klavieren: Chopin, Schumann, Mendelssohn, Moscheles tickets € 28 / € 24 / € 20 / € 5 VR 27/11/15 - 21.00 uur
Hana Blažiková, Bruce Dickey & friends Breathtaking - Hoe adembenemend kunnen stem en cornetto zijn? tickets € 24 / € 20 / € 16 / € 5
ZO 29/11/15 - 15.00 uur
Paul Dombrecht & Il Fondamento Oboecondrie met Bach, Fasch en Telemann tickets € 28 / € 24 / € 20 / € 5
ZO 06/12/15 - 15.00 uur
Roel Dieltiens & Piet Kuijken Cellosonaten van Johannes Brahms tickets € 24 / € 20 / € 16 / € 5
Goed om te weten Foyer De foyer van AMUZ is open vanaf een uur voor aanvang van het concert en blijft ook na afloop van het concert nog geruime tijd open. Beeld- en geluidsopnamen Het is absoluut verboden beeld- en geluidsopnamen te maken tijdens de concerten en voorstellingen zonder
Rondleidingen en zaalverhuur Wenst u met een groep een rondleiding in de gebouwen van AMUZ, om zo het fascinerende verhaal te horen van de gerenoveerde kerk en AMUZ als concertgebouw en -organisator, of wenst u meer informatie over de mogelijkheden om de zaal te huren voor concerten, voorstellingen en presentaties? Gelieve dan tijdens de kantooruren contact op te nemen met de administratie
expliciete toelating van de directie van AMUZ.
van AMUZ.
Concertinleidingen, aanvangsuur en duur van de concerten De concerten in AMUZ vangen op zondag steeds aan om 15.00 uur. Op andere dagen starten de concerten om 21.00 uur. Voor de avondconcerten is er steeds een inleiding om 20.15 uur. De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze en duren tussen de 65 en 80 minuten, tenzij anders vermeld.
Medewerkers AMUZ Bart Demuyt, directie & artistieke leiding | Veerle Braem, zakelijke directie | Robin Steins, assistentie programmering & educatie | Frederic Delmotte, assistentie programmering & dramaturgie | Tine Hubrechts, zakelijk medewerker | Klaartje Heiremans, pers & communicatie | Greet Coenegrachts, communicatie | Tine Clevers, eindredactie & ticketing | Mona Heyrman, directieassistentie & productie | Jan Tambuyser, productie & techniek | Evelyne Van Mieghem, productie & zaalhuur | Bart Tambuyser, techniek & gebouwbeheer | Koen Koninkx, foyer & ticketing | Elise Simoens, artistiek adviseur Klavier | Sarah De Rademaeker, medewerker communicatie en onthaal tentoonstelling (tijdelijk) | Katelijne Lindemans, medewerker communicatie en onthaal tentoonstelling (tijdelijk) | Michaela Defever, medewerker productie en onthaal tentoonstelling (tijdelijk)
Programmaboekjes De programmaboekjes bij de concerten van AMUZ zijn downloadbaar van de website www.amuz.be vanaf enkele dagen na het concert. Laatkomers De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze. Laatkomers kunnen dan ook niet meer worden toegelaten in de concertzaal. Op vertoon van hun concertticket kunnen zij het concert volgen op de plasmaschermen in de foyer.
Binnenwerk geprint bij
www.prints-copy.be wettelijk depotnummer: D/2015/0306/114