Dingen hebben geen vaste kern, geen svabhava. Alles is te reduceren tot kleinere deeltjes, dharmas, die in verschillende combinaties tot elkaar in relatie staan. Dit geldt voor dingen, die we in de wereld als dingen kunnen waarnemen (objecten) als ook voor onze eigen bewustzijnstoestanden (geestestoestanden, gemoedstoestanden) (subjecten). Het hele bestaan is één groot proces, of bestaat uit allerlei met elkaar verbonden processen. PRATITYA SAMUTPADA: Als dit is, wordt dat, Uit het ontstaan van dit, ontstaat dat; Wordt dit niet, dan wordt dat niet, Doordat dit ophoudt, houdt dat op.
De YOGACHARA, een school binnen het Mahayana Boeddhisme, heeft ditzelfde begrip weer op een andere – voor hun specifieke – manier weergegeven. Ik wilde iets over hun Leer zeggen om de elf positieve geestestoestanden, of gemoedstoestanden, in een kader te zetten. Eerst wat geschiedenis: wat is de YOGACHARA? In het Mahayana Boeddhisme heb je twee grote stromingen: de MADHYAMIKA en de YOGACHARA. De Madhyamika-leer is bij ons bekend van o.a. de Volmaakte Wijsheid Soetras – in 100.000 regels (of shlokas/verzen), in 25.000, 10.000, 8.000 regels; de Diamant Soetra, de Hart Soetra, enz. De madhyamika houdt zich vooral bezig met de Leer van Shoenyata: alle dharmas zijn shoenyata. Er is niets, waar we ons aan vast kunnen houden. Alles is weer onder te verdelen, is onderhevig aan invloeden van binnenuit of buitenaf, die ook geen vaste kern hebben. Deze leer ontwikkelde zich tot een erg theoretische leer. Er werd veel gebruik gemaakt van paradox om de bedoeling van die leer duidelijk te maken. Dit is heel goed te zien in de Diamant Soetra bijvoorbeeld: “Iemand, die zich op het bodhisattva-pad begeven heeft, moet aldus een gedachte produceren: hoeveel wezens er ook zijn in het bereik der wezens ...: zij allen moeten door mij tot Nirvana gebracht worden ...Maar ook al zouden ontelbare wezens zo to Nirvana gebracht worden, er is geen enkel wezen tot Nirvana gebracht.” Of: “ ... Zeker niet ... kan een Tathagata herkend worden aan de volkomenheid van zijn kenmerken. En waarom? De volkomenheid van kenmerken, die ... door de Tathagata is geleerd – dat is de volkomenheid van kenmerkloosheid."
1
De yogachara ontstond, zoals gewoonlijk in de historische ontwikkeling van het boeddhisme, als een reactie hier op. Het werd te theoretisch. Men kon op een gegevem moment door de bomen het bos niet meer zien. Men kon niet meer zien hoe men de leer, die gepresenteerd werd, in het dagelijkse leven kon beoefenen; het dagelijkse leven, in dit geval, van mediterende monniken. Want de yogachara is vooral een meditatie-traditie. Het houdt zich bezig met de ervaring in meditatie, met de psychologie, zou je kunnen zeggen, van mediterenden. De yogachara ging een stap verder dan de madhyamika en zei: dhammas zijn niet alleen maar shoenyata, maar zijn CITTA (geest, hart, bewustzijn). Ze vonden dat er een gevaar lag in de madhyamika leer ofwel van nihilisme (dhammas bestaan niet echt), ofwel van eternalisme (dhammas komen en gaan in de eeuwigheid). Want zelfs een proces kan gezien worden als een subtiel iets. Dan zie je het toch weer als een soort ding, al is het in beweging. De yogachara zegt: er is een proces, maar dit proces is niet anders dan CITTA. (Dat kon natuurlijk ook weer als een ‘ding’gezien gaan worden. In de latere yogachara wordt er dan ook allerlei hersengymnastiek gedaan om dat weer uit te leggen – hier uit ontstaat bijvoorbeeld de leer van de Tathagatagarbha (Boeddha-kern) en Ch’an boeddhisme. Maar over die yogachara heb ik het nu niet. Ik heb het over de vroege yogachara van de 2e en 3e eeuw. Dus vroeg boeddhisme.) (In het boeddhisme is het belangrijk om begrippen niet te letterlijk te nemen. We moeten de bril van een dichter of van een schilder opzetten. Dingen meer vanuit onze verbeelding gaan bekijken. Alle woorden, dus ook citta, zijn niet meer dan een metafoor, die wijzen naar een ervaring die niet in woorden te vatten is – dit is heel belangrijk om te onthouden. Maar voorlopig praat ik nog even door, in woorden ...) In de yogachara is citta, geest, bewustzijn – niet in de zin van zelfbewustzijn, maar hier een veel ruimer begrip: veel groter dan alleen ons individueel bewustzijn, veel groter zelfs dan alleen ons eigen individueel onderbewustzijn – het ‘materiaal’ a.h.w. waaruit alles voortkomt. Er is niet een splitsing tussen geest en lichaam. Niet een waarnemer en wat waargenomen wordt (dingen om ons heen), maar één waarneming, alleen maar waarneming, alleen maar bewustzijn. Alles wat we ervaren, fysiek, mentaal, wordt in de yogachara gezien als transformaties van eenzelfde ‘substantie’, van citta. In meditatie wordt deze citta (of dus shoenyata) gevisualiseerd als een blauwe lucht: het potentieel waaruit alle manifestaties ontspringen, waaruit alles, dat we ervaren en zien, ontstaat, zich transformeert, zich manifesteert. Eigenlijk is dit precies dezelfde boodschap die we al van de Dhammapada kennen: “Alle verschijningsvormen van het bestaande hebben het denken (citta) als voorloper, citta als opperste leider, en uit citta zijn zij gevormd. Lijden volgt hem die met onreine gedachten (cetasika;caitta) spreekt of handelt, zoals het wiel de voet volgt van degeen die (de wagen) trekt. “Alle verschijningsvormen van het bestaande hebben het denken (citta) als voorloper, citta als opperste leider, en uit citta zijn zij gevormd. Geluk volgt hem die met zuivere gedachten (cetasika;caitta) spreekt of handelt, zoals zijn schaduw die hem nooit verlaat.” 2
Denken hier, als vertaling voor citta is geen goede vertaling. Citta is veel meer dan denken. Dus, alles wat we ervaren – fysiek zowel als mentaal – zijn transformaties van eenzelfde ‘substantie’, n.l. citta. De caitta (bewustzijns-/ geestestoestanden) zijn transformaties, manifestaties, afdrukken, zou je kunnen zeggen, van citta, van één citta. Wij, echter, verdelen dingen in onze ervaringswereld in tweeën: - onze ervaring, onze subjectieve beleving van iets (prettig, niet prettig, gelukkig, niet gelukkig, etc.) ATMAN – een zelf - wat we ervaren; het object in de buitenwereld (een tafel, stoel, ons eigen lichaam, een andere persoon, etc.) DHARMA – een ander; het andere De yogachara zegt hier over: dit is niet hoe de dingen werkelijk zijn. Atman/dharma zijn concepten. En wij maken de fout, dat we die concepten (labels, naamkaartjes/metaforen) voor werkelijk aanzien. Maar ze duiden op iets, dat niet werkelijk bestaat. Er is geen subject of object. Er is geen ding dat staat achter de werkelijkheid. Wat er wel is, is iemand die grijpt: GRAHAKA (dit wordt het subject) en iets dat gegrepen wordt: GRAHYA (dit wordt het object). Een tweevoudig “grijpen”. Dit kennen we van het Levenswiel: uit contact ontstaat verlangen en daar uit ontstaat grijpen/hechten. Waarneming (subjectief) en wat waargenomen wordt (objectief) zijn beide aspecten van citta volgens de yogachara. In het Sanskriet zijn er verschillende woorden, die verschillende aspecten van citta (bewustzijn) goed aanduiden: -
CITTA: het aspect van bewustzijn, gewaarzijn, dat blijft. Ookal verandert het constant, er is iets dat doorgaat. VIJÑANA: het bewustzijn, gewaarzijn dat, waarneming die iets in tweeën gedeeld ziet: subject-object. VIJÑAPTI: ongeveer hetzelfde, maar pikt er hier specifieke dingen uit. MANAS: meer het denken, het intellect, de ratio.
(In het engels wordt zowel citta als manas vaak met hetzelfde woord ‘MIND’ vertaald, maar je ziet, het betekent heel iets anders. Er zit een groot verschil tussen die twee.) Vanuit de yogachara kennen we het diagram van de 8 VIJÑANAS. Het is een diagram, dat de TRANSFORMATIES VAN CITTA weergeeft.
ALAYA
MANAS
MANO
Dit is een diagram, dus niet te letterlijk nemen! Er zijn twee manieren om het te bekijken: - het één komt voort uit het ander 3
- ze functioneren allen tegelijk. Beide is waar. Mano is geest als zintuig. De ALAYA is omschreven als: 1. Een soort VAT, voorraadschuur, schatkamer, ruilbeurs. De yogachara is het zo begonnen uit te leggen, waarschijnlijk in een poging om uit te leggen, hoe KARMA werkt. 2. Iets dat het resultaat is van iets anders (VIPAKA). Het wordt omschreven als iets, dat onze ervaringen parfumeert. We hebben in het verleden iets in ons bewustzijn opgezet, dat nu de vruchten afwerpt. Er zijn twee aspecten: - “gewoonte-energie” (DVAYA-GRĀHA). Dit is een tweevoudig grijpen (grahaka – subject en grahya – object). Ons dualistisch denken, dat al onze ervaringen bepaalt. We zijn hier niet direct verantwoordelijk voor. Het zit al in onze hele make-up bij geboorte. - KARMA. Dit wordt veroorzaakt door ons handelen in het verre en niet zo verre verleden. Hiervoor zijn we wel verantwoordelijk. Het draagt een ethische verantwoordelijkheid in zich. Het is ethisch. Dus deze twee “stromen” zitten al in de ALAYA, die schatkamer, die voorraadschuur. In ieder van ons. Onze handelingen, onze manier van kijken, worden er door beïnvloed, er door “geparfumeerd” a.h.w. 3. Het bevat alle zaadjes, alle mogelijkheden waar uit al het andere voortkomt. Dit is weer een poging om een mechanisme aan te geven, en wel dat van karma en karma-vipaka. De dingen, die we denken en doen, hebben een effekt op hoe we later zijn. Het gaat hier dus om ‘zaadjes’ (indrukken/afdrukken) die we hebben bij onze geboorte en die we zelf in dit leven creëren. Deze ALAYA is een fundamentele substructuur van ons bewustzijn, dat steeds weer vernieuwd en gevormd wordt door hoe we dingen zien (dvayagraha: onze dualistische manier van kijken en waarnemen) en door hoe we handelen (karma). Het is geen ding, maar een stroom van indrukken. De alaya stroomt als een rivier, zich steeds vernieuwend. Het is een hele krachtige stroom, structuur, die we niet zomaar kunnen veranderen. We kunnen die stroom niet zomaar stoppen (zoals bij het Levenswiel contact – gevoel – verlangen – grijpen vaak al helemaal automatisch gaat en we niet in de PAUZE kunnen blijven vaak). Als je een krachtig stromende rivier hebt, kun je ‘m niet zomaar stoppen. Dan komen er overstromingen. Wat we wel kunnen doen, is de alaya indirect veranderen. Dus via karma en reflektie.
4
karma
ALAYA
MANAS
MANO
dvayagraha 6 zintuigen BUITENWERELD
weten/kennen DVAYAGRAHA
ethisch KARMA We beginnen het te veranderen op het nivo van MANO. Maar eerst iets over MANAS (het intellect, de ratio, het denken). In de alaya zit al het onderscheid tussen waarneming (komt voort uit grahaka: iemand die grijpt) en wat waargenomen wordt (komt voort uit grahya: iets dat gegrepen wordt). (Hier zijn verschillende termen voor met nuance-verschillen, maar die bespaar ik je). De MANAS doet het volgende: het interpreteert grahaka, de waarneming, als “IK” en wat waargenomen wordt (grahya) als “NIET IK”. MANAS komt uit de alaya, is een onderscheidend vermogen, maakt onderscheid. Zegt tegen de alaya: dat ben IK en tegen het lichaam en de mogelijkheden in de binnen- en buitenwereld: dat is ANDER. MANAS drukt zich uit in MANO, dan verder in de andere zintuigen (oog, oor, neus, mond, tastzin: zien, horen, ruiken, proeven, voelen). En daardoor krijgen we dus deze hele structuur:
ALAYA
MANAS
MANO
IK
NIET IK
Zo krijg je het hele organisme (Levenswiel): VIJÑANA (bewustzijn) NAMA-RUPA (lichaam en geest) 6 zintuigen contact gevoel - grijpen, etc.
5
Dus: we hebben ons dualistische denken / onze dualistiche ervaringswereld en vandaar uit handelen wij: IK – ANDER wij scheiden wij willen hebben of duwen van ons af. Zo komt onethisch handelen tot stand. Gehechte liefde. Haat. Willen hebben wat een ander heeft. Enzovoorts. Enzovoorts. We kunnen ook kiezen om ethisch te handelen (wat uiteindelijk betekent, dat je geen onderscheid maakt tussen jezelf en een ander/anderen) en dat zal in de alaya 1. beter karma teweegbrengen 2. die dvayagraha losser maken. Onze grip wordt wat minder vast. We gaan wat minder vaak rond het Wiel. We beteugelen de stroom van de rivier en gaan meer de richting van dharmachanda uit i.p.v. kamachanda. Ons ethisch handelen heeft een effekt op ons denken, ons weten, ons begrip (via de alaya). Zo ook, door te reflekteren, de Dharma te bestuderen, onze ideeën te ontwikkelen in de richting van de juiste zienswijze (samyak drsti) – dat heeft weer een effekt op ons ethisch handelen. Vandaar ook dat we veel aandacht geven aan studie en discussie van de Dharma en niet alleen maar mediteren. Uiteindelijk, als we volledig ethisch handelen en dat dualistisch denken overstijgen dan is dit gelijk aan, ofwel, hebben we INZICHT bereikt en houdt deze hele structuur op te bestaan. Dat zie je, in het klein, weleens in mensenlevens. Ze hebben iets door, gaan anders handelen, en alles verandert. Zeg, je overstijgt een angst, die je hebt. Een angst bijvoorbeeld voor mensen met felgroene stekels op hun hoofd. Zo lang je door die angst gevangen wordt gehouden zie je ofwel overal mensen met felgroene stekels op hun hoofd, of de bedreiging, dat die uit mensen hun hoofd zouden kunnen gaan groeien. Ben je van die angst af, dan is het plaatje plotseling heel anders. Het komt niet meer naar je toe. In de context van dit diagram wordt er gezegd, dat als je INZICHT (Samyaksambodhi, Boeddhaschap, Volledige verlichting) verkrijgt, dan transformeert het hele systeem tot de 5 Boeddhas. De 5 zintuigen worden Amoghasiddhi en daarmee worden alle handelingen succesvol. Het zesde zintuig, de mano, wordt Amitabha, een onderscheidend vermogen. De manas wordt Ratnasambhava, die de gelijkheid in alle dingen ziet. De alaya wordt als een spiegel (Akshobya) en als Vairochana, de sfeer van de Dharma, van de realiteit, als een zon die haar licht op alles laat schijnen. Tot zover de yogachara achtergrond. Wat heeft dit alles nu te maken met de elf positieve geesteshoudingen/gemoedstoestanden, met de kusala caitta/kusala cetasika? ALLES! Zoals we eerder al zagen in de twee verzen uit de Dhammapada:
6
“Alle verschijningsvormen van het bestaande hebben het denken (citta) als voorloper, citta als opperste leider, en uit citta zijn zij gevormd. Lijden volgt hem die met onreine gedachten (cetasika;caitta) spreekt of handelt, zoals het wiel de voet volgt van degeen die (de wagen) trekt. “Alle verschijningsvormen van het bestaande hebben het denken (citta) als voorloper, citta als opperste leider, en uit citta zijn zij gevormd. Geluk volgt hem die met zuivere gedachten (cetasika;caitta) spreekt of handelt, zoals zijn schaduw die hem nooit verlaat.”
Caitta zijn manifestaties in het moment, per moment, van citta; zijn transformaties van citta. We hebben kusala caitta, ethische, positieve geesteshoudingen/gemoedstoestanden die ons helpen in onze groei. En we hebben akusala caitta, onethische, negatieve geesteshoudingen/gemoedstoestanden, die dat niet doen. Willen wij vanaf het Wiel op het Spirale Pad terechtkomen, en dat deze structuur van de 8 vijñanas ophoudt te bestaan, dan is het in ons belang om kusala caitta te ontwikkelen. Om kusala caitta te ontwikkelen, moeten we leren een duidelijk onderscheid te maken tussen wat kusala en wat akusala is. Om ethisch te kunnen handelen moeten we kunnen herkennen wat kusala en wat akusala is. We hebben natuurlijk al onze lijst van vijf (tien voor ordeleden) voorschriften als een richtlijn voor ethisch handelen. En, zoals iemand me een keer schreef, als je het eerste voorschrift echt na kunt leven, dan leef je meteen alle vijf na. Dat is waar. We kunnen eigenlijk met heel weinig veel bereiken. Maar tegelijkertijd hebben we alle hulpmiddelen nodig, die we kunnen gebruiken! Het is niet altijd eenvoudig om te zien, wat nu kusala en akusala is in bepaalde situaties. Zeker niet in een maatschappij, die behoorlijk wat onethisch gedrag honoreert en goedkeurt. Situaties zijn soms behoorlijk complex: onze eigen geestes-/ gemoedstoestanden zijn soms behoorlijk gecompliceerd, laat staan die van andere mensen! Soms zien we door de bomen het bos niet meer. En dan kan het behulpzaam zijn om iets dieper op bepaalde aspecten van onze geestestoestanden in te gaan. Een belangrijke beoefening in het boeddhisme is DHAMMAVICAYA: het onderzoeken, identificeren van dhammas. In onze geest/ervaring kijken wat er aanwezig is. Door er systematisch naar te kijken, waar te nemen wat er is, en het positieve aan te moedigen (zoals we bijvoorbeeld in de mettabhavana ook doen) kunnen we inzicht gaan krijgen in onze geestes-/gemoedstoestanden en kunnen we ons zelfs geheel bevrijden van de beknelling, die sommige gemoedstoestanden met zich mee dragen. De abhidharma-traditie ( en wij zullen deze bekijken vanuit de yogachara) heeft een aantal van deze gemoedstoestanden, zowel positief als negatief als neutraal, in kaart gebracht. Hiervan maken de elf positieve gemoedstoestanden (kusala caitta) deel uit.
7