TWEEDE O P E ^ AAN
B R I E F ALLEN
die belang stellen in de toekomst VAN
SUEINAME. M. J U D A , Schrijver van den eersten «Open brief.''
AMSTEEDAM. — P. M. VAN DEE MADE.
1
Kolonie c.
OPEN BRIEf
T ^
AAN
ALLEN
D I E BELANG S T E L L E N IN DE TOEKOMST VAN
SURINAME. DOOR
M. J U D A , ScJirijver van den eersten j j O p e i l b r i e f . "
-^©ti<2> K-v @*é'<«
AMSTERDAM.
—
V. M. VAN D E R MADE. 1869.
Velen hebben mijn eersten „Open Brief aan allen die belang stellen in de toekomst van Suriname/' eene andere strekking willen geven, dan ik dien heb toegedacht. Sommigen eischten een aequivalent voor het pernicieuse art. 15 van de Verordeningen eener op te rigten Tmmigratiekas, In den loop van dit schrijven zal ik eene meer geschikte plaats vinden om hieraan te voldoen. Anderen meenden dat ik niet scherp genoeg was. Van veel gewigt acht ik het aan allen — die deze meening zijn toegedaan — te zeggen, dat het nimmer mijne bedoeling is geweest scherp (synoniem van hatelijk) te schrijven. Ik wenschte alléén eene duidelijke voorstelling te geven van den toestand onzer Kolonie. Deze toestand is van zeer specialen aard. Suriname bezit rijke, vruchtbare gronden; algemeen houdt men zich ten volle overtuigd, dat deze gronden slechts werkzame handen vragen om een ondenkbaar groot kapitaal af te werpen. Eti toch is de waarde van denhehomodengrond eene nominale.
4 Immers welke reëele waarde heeft eene Plantage? Van werkkracliten voorzien, woidt zij gesclial naar de producten door liaar geleverd. Wanneer ecliter deze werkkrachten minder worden, wanneer zij eens geheel verdwijnen van de Plantage, waarin bestaat dan de realiteit van hare waarde? Het jaar 1873 staat Suriname als een spook aan te grijnzen en de bevolking huivert bij de gedachte van hetgeen in en na dat noodlottige jaar zal gebeuren. Is het misschien
toe te schrijven aan de zorgeloosheid,
waaraan de Kolonie gedurende eene reeks van jaren is ten prijs gegeven, is het welligt te wijten aan de vele teleurstellingen door haar ondervonden, dat aldaar de geestkracht als het ware is verlamd? Ik ben bereid dit te gelooven; echter houd ik mij overtuigd, dat, wanneer eens iemand gevonden wordt die de bevolking kan wakker schudden uit den slaap van moedeloosheid, wanneer het eerste sein gegeven wordt tot handelen, Suriname met rassche schreden eene blijde, schoone toekomst zal te gemoet gaan. Wat is sedert de opheffing der slavernij in 1863 voor Suriname gedaan om Landbouw en Handel te bevorderen? Men heeft het eene Bank geschonken. Is deze Bank nuttig werkzaam, beoogt zij het algemeen belang ? Volmondig moet ik daarop antwoorden „ N e e n ! " Eene vergelijking van afdoening van zaken vóór en sedei-t de Oprigting der Surinaamsche Bank zal veel beter licht verspreiden, dan mooije of sierlijke woorden. Vóói' de oprigting der Bank werden in Suriname alle za-
5 ken van handel — Inkoop en Yerkoop — te goeder trouw afgehandeld. Het woord van den koopman was waarborg genoeg. Accepten kende men slechts bij naam. Had men kontante penningen noodig, dan vond men geldschieters die groote sommen tegen 9 pCt. rente ^sjaars verstrekten, terwijl kleinere sommen werden opgenomen tot 1 pCt. ^smaands. Voor deze geleende gelden werden Obligaties opgemaakt waarin twee borgen zich aansprakelijk stelden voor den geldnemer. Voor kleine sommen werden ook dikwijls zoogenaamde „goedbriefjes" afgegeven^, luidende aldus: Goed ten behoeve van N . N. voor de Som van . . . . Gulden, bij afrekening op heden ZEd. schuldig gebleven. Hierop volgden de dag- en naamteckening. Kwam eens de tijd van rembours op een oogenblik, waarop het den schuldenaar niet mogelijk was zijne verpligting na te koineU; dan vroeg hij zijn schuldeischer een uitstel, dat gegeven of wel ook geweigerd werd. In het laatste geval werd eene vervolging ingesteld, en de achterstallige schuldenaar had door den langen duur van alle regtszaken veeltijds de gelegenheid om het gebroken evenwigt te herstellen. Voorwaar een zieke toestand, en desniettemin is deze te verkiezen boven dien van heden. Sedert de oprigting der Bank, kan men bij haar geld bekomen tegen accepten of wissels, of ook wel tegen verpanding van goederen (beleening), tot den koers van 9 a 11 pCt. ')
1) Tüt rcgt verstand dient: dat de Surmaaniscbe Bank geheel willekeuria; de handelaars etc. in Suriname verdeelt in klassen, die respectievelijk van Ü, 10 tot 11 pCt. betalen. Men donke dus niet aan verschil van rentekoers op versehillendc tijdperken, nog minder aan het stelsel dat Promessen-disconto iets hooger stelt dan dat der wissels.
6 Wanneer men in aanmerking neemt^ dat vroeger de rente betaald werd na expiratie der daarvoor vastgestelde termijnen, dat (niettegenstaande de rentetax op het vroeger standpunt is gebleven,) de Bank bij liet verstrekken der gelden liare rente afhoudt ') en de geldnemer derhalve rente van rente betaalt; wanneer men in aanmerking neemt, dat het eenige verschil dat in werkelijkheid tusschen eene obligatie en een accept bestaat, in het nadeel uitvalt, alléén van den geldnemer, en dat de parate excecutie — aan de nonbetaling van wissels verbonden — de plaats heeft ingenomen van uitstel, dan zal niemand willen ontkennen dat de zieke toestand erger is geworden. Het algemeen belang wordt opgeofferd; en ofschoon allen bekennen dat er eene algemeene antipathie bestaat tegen de handelingen der Surinaamsche Bank, dat slechts zij, die in hoogen nood verkeeren, zich tot de Bank wenden, blijft de Kolonie kalm den genadeslag afwachten. Wie durft den uitslag hiervan voorspellen, wie duizelt niet bij de gedachte van hetgeen uit dezen toestand zal geboren worden? Zijn de eischen van hooge rente in staat om eene tijdelijk geschokte zaak te herstellen, zijn zij geschikt om den welhebbenden Planter of koopman in zijne ondernemingen te faciliteren ? Neen, duizendmaal neen! Men heeft mij wel gevraagd, of het niet een bewijs is van 'j liet is genoeg Lekeud dat het afhouden van rente op deze wijze over het algemeen gehniikolijk is, en door de Usance gercgtvaardigd i?) wordt. Ik heb dit alleen aangehaald om op het verschil te wijzon, dat voor den tijdelijk hehoeftigen handelaar — in zijn nadeel — is ontstaan.
7 de insoliditeit der Kolonie, of het niet ten gevolge is van hare onwaarde, dat de Bank haar rentetax zoo hoog heeft gesteld. Wanneer dit juist ware, wanneer de Bank (overtuigd dat zij met meest insoliede cliënten te doen heeft) daarom énorm hooge winsten afperste, dan heette het systeem door de Bank aangenomen „het woeker-systeem." In het Bijvoegsel van de Amsterdamsche Courant dd. 27 Pebruarij 1866 staat: i) „Wij zullen niet onderzoeken of de antecedenten van allen — met de Bank in betrekking staande — geschikt zijn, om vertrouwen in te boezemen." Zeer zeker is het waar dat het stelsel der Surinaamsche Bank niet is humaan of bevorderlijk voor het algemeen welzijn. Zoo lang in de Kolonie de hoog opgevoerde rente niet lager wordt gesteld, zoo lang men daar spreekt van 9 a 11 pCt. disconto, zoo lang de beleening staat op ] 0 pCt., even zóó lang zal Suriname achterlijk blijven in ontwikkelingvan Handel en Nijverheid, „Self help" schijnt in Suriname onbekend te wezen. Desniettegenstaande heeft deze Kolonie meer dan eene van hare zusters de gegevens van een „Selfgovernment." Wanneer in hare geldmiddelen eene goede regeling konde gebragt worden, dan zoude men een volk zien geboren worden, dat — vrij van alle verschil op politiek of godsdienstig ge1) In (lil 'bijvoegsel komt voor een zeer waardig opstel over de I5ank in Suriname, waarin de schrijver o. a. de even onregtinatige als onregtvaardige besluiten der Directeuren te ParamariLo aan de openbare meening bloot legt. De Schrijver behandelt de Verzilvering van Bankbiljetten, die in naam, maar niet in daad bestaat. Immers bood men aan voor eene som van (naar des schrijvers meening) een halve ton gouds in bankpapier, pasmirat of stukken van vijf-ontwintig en tien centen, (kwaiijes en dubbeltjes.)
8 bied — als één man zonde opstaan, om de Kolonie te voeren tot eene nooit te voren gekende welvaart. Yan de goede regeling der financiële aangelegenheden is alles afliankelijk. Het geschenk van een Wetgevend Ligchaam zal een ijdele praal blijven, zoo lang de hatelijke subsidiën deze Wetgevende Magt in banden, binnen zekere grenzen houden. „Is het waar dat ieder lurger groot 'belang heeft bij eeue algemeene welvaart, van niet minder belang han het geacht loorden voor eene Regering de waarde van het belastbaar vermogen der Natie te zien toenemen." En behoeft het gezegd te worden, dat het belastbaar vermogen in Suriname jaarlijks afneemt? Hoe vele schoone Plantages zijn niet tot den natuurstaat teruggekeerd, en — met het oog op het spookjaar 1873 — welke reëele waarde hebben de thans in bouw zijnde gronden? Men wil de noodlottige gebeurtenissen — te verwachten in het jaar der o])heffing van het staatstoezigt — bezweren door eene Immigratiekas, en stelt door een wetsartikel de beschikking over het kapitaal in handen van één man, die — ofschoon (ja, misschien omdat hij is) bekleed met de hoogste magt, het doelwit blijft van vleijerij en kuiperij. Het pernicieuse art. 15 zoude mijns inziens voordeeliger werken, wanneer het deze (of eene dergelijke) strekking had, n. 1, „De Gouverneur zal na het rapport der Commissie te heb„ben gehoord dienovereenkomstig handelen. „In geval hij echter vermeent in gevoelen te moeten ver„schillen, zal hij zijne bedenkingen daartegen aan de Com„missie inzenden. „Wanneer ten tweeden male gebrek ontstaat aan overeen-
9 „stemming tussclien den Gouverneur en de Commissie, zal „het aanzoek om Crediet worden gewezen van de hand. „Yan de bescliikking wordt door den Gouverneur terstond „kennis gegeven aan den verzoeker, die — ingeval van wei„gering — alsnog bevoegd is tot de aanvrage van Immigran„ten, tegen betaling der kosten op de wijze als bij art 11 „is voorgeschreven, onverminderd de bepaling van art. 7." Dit artikel zoude den Gouverneur vrijwaren voor vele regt- en onregtinatige aantijgingen. Het zoude wel eens kunnen gebeuren dat de aanvraag van een solieden Planter door de Commissie werd goedgekeurd maar door den Gouverneur afgewezen; dit (het belang van één individu) weegt niet op tegen het roekeloos handelen met het kapitaal van de Immigratiekas (het algemeen belang.) Het wel of wee van Suriname is afhankelijk van eene hraclitige Immigratie; maar deze Immigratie staat in het naauwste verband met de koloniale financiële toestanden. Wanneer de Surinaamsche Bank eens hare eischen minder stelde, welaan! dan zoude het publiek met welgevallen hare operaties bevorderen en ieder zoude zijn belang zoeken in het openen van eene rekening bij de Bank. De meeste Planters en Kooplieden hebben in Europa een blanco-crediet bij hunnen correspondent. Voor dit Crediet wordt eene jaarlijksche rente van 5 a 6 pCt. berekend, terwijl de Planters hunne producten moeten afschepen aan de order — en zij zoowel als de kooplieden alle goederen moeten ontvangen van den geldschietenden correspondent. Aangenomen dat altoos even eerlijk gehandeld wordt, waarheid blijft het, dat de Planter en de koopman beiden afhankelijk worden gemaakt van hunnen correspondent.
10 Deze toestand kan door de Surinaarasclie Bank in haar eigen belang verbeterd worden. Zij behoeft slechts hare rente te reduceren en de Planters en kooplieden zijn bevrijd van de banden die hen verbinden aan den geldschieter in Europa. De ij/.eren keten — die den Planter en den koopman fian den correspondent kluistert — gebroken zijnde, zouden de produkten alsdan kunnen afgescheept, en de goedei'en besteld worden daar, waar men het meeste voordeel kan tiekken. Men zoude eene omwenteling zien ontstaan in den Handel. De Planters en de koo])lieden zouden niet meer afhankelijk zijn van den corresspondent, terwijl deze genoodzaakt zoude worden — in zijn eigen belang — de zaken der Surinaamsche Handelaars en Industriëlen op eene stipt eerlijke wijze uit te voeren. De geschiedenis leert ons hoe Patterson — aan het hoofd van de kooplieden der City — Engeland redde uit de financiële crisis, waarin het zich toenmaals bevond. Toen onder Karel 1 ^) de burgeroorlog uitbarstte en men — ten gevolge van de regeringloosheid — het geld niet meer veilig achtte in het koninklijke Muntgebouw, nam men zijne toevlugt tot de goudsmeden. Deze hadden soliede bewaarplaatsen voor het geld, en spoedig werden hunne kassen gevuld met de S])ecie van alle rijke lieden. De goudsmeden als het ware de beschikking hebbende over deze kapitalen, lieten zich van lieverlede tot operaties verleiden, geheel vreemd aan hun oorspronkelijk doel. Aanzienlijke
sommen werden o. a. aan Cromwell tegen
1) Tot op dezen tijd hadden de Koningen van Engeland zich liet regt toegeëigend van eene Bank Ie lioulen. Het geld werd bewaard in het Koninklijke Jtnntgehouw.
11 hooge rente geleend; het geld werd tegen lage rente en voor onbepaalden tijd opgenomen en de sclinldeiscliers konden te allen tijde over het hun verschuldigde bedrag beschikken. Zonder eenige formaliteit alzoo de /.aken van eene bijzondere Bank drijvende, werkten de goudsmeden alle voorstellen tegen, die gedaan werden tot de oprigting van eene o])enbare Bank. Zij hadden het monopolie van het crediet, gaven 6 pCt. rente aan den geldschieter en eischten tot ^0 pCt. van den nemer. De kleine Industriëlen en kooplieden waren buiten staat deze woeker-rente te betalen. Bij gebrek aan kapitaal verloren vele landerijen — daar zij onbebouAvd moesten liggen — hai'e waarde, Handel en Nijverheid kwijnden en het belastbaar vermogen der Natie nam bij den dag af. Na onnoembare verliezen te hebben berokkend, moesten deze misbruiken plaats maken voor eene Crediet-Instelling, waaraan men zoo veel behoefte had. De geldverlegenheid der Eegering bespoedigde de o])rigting, en het octrooi der Bank van Engeland werd reeds in 1694 geteekend. De grondbeginselen van het bestuur der Bank waren even humaan als doeltreffend, en het algemeen belang werd niet opgeofferd aan dat van directeuren en aandeelhouders. Het schijnt dat reeds bij de oprigting der Bank het systeem was aangenomen, dat ten minste het derde gedeelte van het bedrag der uitgegeven biljetten in munt moest aanwezig zijn. De handelingen der Bank van Engeland strekten zich niet uit tot Schotland. Spoedig echter volgde dit land het voorbeeld door London gegeven, en weldra gaven de Schotten
12 blijken van hunne scherpzinnigheid in de staathuishoudkunde en in de zoo moeijelijke financiële aangelegenheden. De handel en het circulerend kapitaal beteekenden te weinig in Schotland, dan dat de Banken alléén door het disconteren van handelspapier in werking konden blijven. Spoedig zag men het hypothecaire-stelsel ingevoerd. De banken openden — met inachtneming van hare beschikbare fondsen — een crediet aan ieder, die twee soliede borgen stelde voor de voldoening van het verstrekte kapitaal met de wettelijke rente. Yoor het bedrag van dit crediet openden zij eene rekening (meer bekend onder den naam van Kassa-Eekening) in hare boeken aan den cliënt. Om het crediet te faciliteren werd bepaald, dat de verstrekte sommen in termijnen konden worden gerembourseerd. Allen — die in betrekking stonden tot den Handel — deden er dus hun voordeel mede en lieten zich eene Kassa-Rekening openen bij eene Bank in Edinburg. Hunne belangen dicteerden hun de medewerking tot bevordering der operaties van deze Instellingen, zoowel door het in betaling nemen van haar papier als anderen hiertoe over te halen. Wanneer door een koopman geld gevraagd werd bij eene Bank, dan werd hem gewoonlijk papier gegeven. Hiermede betaalde hij den fabriekant van wien hij goederen had gekocht, die op zijne beurt het ontvangen papier in betaling gaf aan den landbouwer voor gekochte levensmiddelen. De landbouwer eindelijk bragt bij de Bank het papier terug tot regeling zijner Kas-Rekening of wel tot aflossing zijner schuld. Aldus werden en worden tegenwoordig nog de meeste handelszaken door tusschenkomst van de Bank gedaan. Dit stelsel heet het Schotsche stelsel.
13 Dit systeem zoude voor Suriname's bloei en welvaart het meest geschikte zijn, aangezien de Kolonie onder dezelfde noodlottige omstandigheden gebukt gaat. De handel is niet uitgebreid, het circulerend medium niet veel beteekenend en de rentetax énorm hoog, terwijl de kleine industriëlen — geheel onmagtig te voldoen aan de onbillijke eischen — alle faciliteiten missen om zich te ontwikkelen. In de verordeningen ter bevordering der Immigratie wordt ook bepaald gesproken van credieten aan den solieden Planter, onder verband van hypotheek op zijne bezitting, met de faciliteit van rembours in termijnen van de verstrekte gelden. Om het evenwigt in 's Landsmiddelen te herstellen, dienen èn de Eegering èn het publiek even krachtig op te treden. Eene afwachtende houding van ééne van beide partijen blijft verderfelijk voor de koloniale huishouding. Van vele zijden zijn er pogingen gedaan tot aanvoer van Immigranten. Er is in Amsterdam eene Immigratie-Maatschappij opgerigt. Mij is het nut of voordeel onbekend dat zij Suriname heeft aangebragt, tenzij men op rekening wil brengen de 1615 Chinezen door haar van 1865 tot 1868 — derhalve in • den loop van vier jaren aangevoerd. ') — Wat beteekent dit kleine getal op de groote uitgestrektheid der Kolonie? Yerr« zij het van mij de droevige uitkomst der Immigratie-Maatschappij te willen wijten aan hare directeuren. Onwillekeurig rijzen echter deze vragen bij mij op, of de pogingen der Maatschappij schipbreuk hebben geleden bij de voor Immigratie geschikte volksstammen, of men den onge') In dit jaar zijn door de Immigratie-^Maatschappij wederom eciiige lioiiderd(^allen Cbinezon aangevoerd.
14 lukkigen loop moet toeschrijven aan slecht bestier der zaken, aan onbekendheid met de eischen eener Immigratie, of wel aan niet genoegzame tusschenkomst der Eegering. Het problema „hoe Suriname terug te voeren tot zijne vroegere welvaart" is thans opgelost, en de dissolutie is: „Eene voldoende Immigratie, die eerst dan zal gelukken, wanneer de Eegering zich daarmede inlaat/^ Het koloniaal bestuur heeft van zijne zijde de blijken gegeven van goeden wil. Met veel kennis van koloniale zaken en met niet minder inspanning zijn de verordeningen ter bevordering der Immigratie zamengestekl, en overtuigd dat de zaak op deze wijze alléén een goeden uitslag konde verwachten, stelde men het beheer daarvan in handen van het bestuur. De Kolonie heeft aldus het bewijs geleverd, dat zij niet werkeloos wil blijven in dezen zorgelijken toestand. Teregt begrepen de ontwerpers dier verordeningen, dat Landbouw en Handel ia eene Kolonie — meer dan elders — ten naauwste aan elkander verwant zijn, m. a. w. dat het verbruik zich stelt naar de hoegrootheid der bevolking. De eisch alzoo van 5 opcenten op de Belastingen is allezins te billijken, wanneer men de groote voordeden bedenkt die de Handel zal trekken van eene aanhoudende Immigratie, die — met zich — een tal van consumenten medevoert. Maar wanneer het onverhoopt mogt gebeuren, dat de Eegering in het Moederland afkeerig is van Nederland aansprakelijk te stellen voor de geldleening van ƒ E'/g millioen, zal Suriname dan reddeloos verloren zijn? Ja, wanneer men zich overgeeft aan moedeloosheid; neen, wanneer men wil handelen met kracht en met énergie.
15 In de eerste plaats dienen middelen te worden beraamd, om het gebroken evenwigt, den zieken toestand van de financiële aangelegenheden te herstellen. Hiertoe kan men geraken door faciliteiten te creëren voor den Planter en voor den koopman om tegen matige rente zich geld te kunnen verschaffen voor hunne ondei'nemingen. De handel en de geldvoorraad zijn thans in Suriname te gering om eene gewone handelsbank te voeden. De behoefte aan eene Bank met het hypothecaire stelsel is daar dringend. Vooral dient zulk eene Bank onder oppertoezigt te zijn van het bestuur, dat alsmede het beheer der Immigi'atiezaak moet bewaken. Het verschil tusschen eene Kolonie (als Suriname) en eene handelsstad (als Amsterdam) is te groot, om niet dadelijk in het oog te springen; even zóó groot is het verschil tusscjien den Planter en den koopman. De rijkdom van den koopman bestaat in goederen en in boekschulden (roerend goed); de gegoedheid van den Planter vindt men in zijne Plantage (onroerend goed). De koopman — zich tot de betaling van een wissel verbindende — heeft velerlei ressources. Hem staan verscheidene kansen open. Hij kan vóór de expiratie van zijn accept een gedeelte zijner goederen verkoopen, hij kan een gedeelte zijner boekschulden innen, of — wanneer deze twee kansen mislukken — een gedeelte zijner koopwaren beleenen of verpanden. Maar de Planter heeft onroerend goed. Heeft hij geld noodig, het stelsel van accepten op drie maanden is voor hem ruïneus. Hij hangt af van de producten door zijne PI antage af te werpen. Hij staat bloot aan zon en regen, aan ziekten 1", van zijn werkvolk,
16 2". van zijn vee en S^\ the last not tlie least, van de Planten waarvan hij den oogst verwacht. Alle deze gevallen hebben een nadeeligen invloed op zijne berekening en elk — zelfs afzonderlijk — kan zijne plannen doen mislukken. Eene hj'potheek alléén met faliciteiten van rembours en matige rente kan hem in zijne ondernemingen schi'agen. Derhalve is mijns inziens de Kolonie te helpen met eene koloniale hypotheek-bank, terwijl eene circulatie-bank (vooral wanneer zij werkt als de bestaande Surinaamsche Bank) haar ten verderve leidt. Aan ieder Planter of koopman — die grondeigendom binnen de Kolonie bezit — moet (met inachtneming der maatregelen door voor/igtigheid geboden) een crediet verleend worden; de rente moet zijn matig, het rembours van het crediet alsmede de verzending van Eemises in wissels gefa ciliteerd worden. Men denke niet, dat dit denkbeeld is hersenschimmig. Die vertrouwd is met den localen toestand — derhalve met de eischen — van Suriname, zal moeten bekemien dat dit plan niet is onuitvoerbaar. Echter is de krachtige medew'erking zoowel van de Eegering als van het publiek gebiedend. Alle partijen hebben belang in de zaak en zijn verpligt van hunne belangstelling de blijken te geven. Het publiek moet er prijs op stellen mede te werken tot de vermeerdering van zijne gegoedheid en van zijne bezittingen, de Regering maff niet onverschillig blijven bij het af- of toenemen van het belastbaar vermogen der bevolking. AUengskens zoude in de koloniale huishouding eene betere verhouding geboren worden tusschen inkomsten en uit-
17 gaven, de hatelijke subsidiën zouden van liet Budget verdwijnen, ja, zij zouden gemétamorphoseeïd worden in batige saldo's en de Wetgevende Mag-t zoude liaav taak gemakkelijker en meer eervol kunnen verrigten. Er blijft nog eene zeeï gewigtige VJ'aag over. Kan men Immigranten bekomen, geschikt voor den arbeid in de Kolonie, m. a. w, zijn er werkkrachten door geld verkrijgbaar, zijn zij te koop, zijn zij een handelsartikel? Wel kan men hierop een bevestigend antwoord geven, wanneer de Eegering in de Immigratiezaak krachtig en met ernst optreedt. De zaak krijgt door de bemoeijingen der Eegering een geheel ander aanzien. In lianden van Particuliei-en wordt zij om vele redenen mistrouwd in de Staten van waar men Immigranten moet uitvoeren. Men ziet er cene werving in, waarbij niet altijd gentleman-like handelingen even stipt worden in acht genomen.' Onder toezigt van de Eegering ontstaat er meer vertrouwen. De Immigranten zijn dan verzekerd van de goede trouw en verlaten zich daarop geheel, overtuigd dat zij in den vreemde zullen werken onder de hoede en bescherming van eene Goddank! goed befaamde Eegering. i) Yelen in ]S[ederland verzetten zich tegen den aanvoer van ') Beu der Surinaamselie dagbladen—met name de Kolonist dd. 36 Aug. 11.— berigt dat op den 33 Ang. jl. het Praissische schip Ferdinand Brninui, kapt. Voss aldaar arriveerde, van Hongkong via St. Helena. Van do 300 Inunigrauten door genoemd scliip van China medegenomen, waren 93 overlelen en 30 no"- lijdende aan scheurbuik. Tot mijn leedwezen meldt het blad niet of er geneeskundige hulp aan boord was. Wainieer er gemis aan goede zorg was, dan is het niet alleen onverantwoordelijk, maar het levert het bewijs hoe roekeloos particuliere ondernemiugon in deze zoo delicate zaak (,menschenlevens) handelen. Of dit vertrouwen kan verwekken, l)etwijfel ik ton zeerste.
18 Immigranten in Suriname, zelfs heeft men eens openlijk willen beweren, dat Suriname den naam zoude verbeuren van volkplanting, wanneer aldaar Immigranten worden aangevoerd, die na zekeren tijd de Kolonie toch weder verlaten. Zoude liier de vrees prédomineren van geldonttrekking uit de circulatie, wanneer de Immigrant met zijne spaarpenningen de Kolonie verlaat? Dit kan geen ingang vinden, omdat: 10. de terugkomst van Immigranten in een verbeterden toestand in liun land, bij anderen den lust opwekt om langs denzelfden weg te gaan zoeken, lietgeen hunne vooi-gangers bereids hebben gevonden; 20. de spaarzaamheid van den nijveren arbeider ons borg staat voor geregeld en goed werk. Stilstand in dezen zorgelijken toestand is voor Suriname, voor eene Kolonie meer dan achteruitgang. Stilstand is voor Suriname „Vernieling." Door de vrnchtbaarheid der gronden groeit het onkruid met buitengewone kracht, en wanneer men vóór het noodlottige jaar 1873 niet zorgt voor eene ten minste geévenredigde vergoeding der werkkrachten die men door de opheffing van het staatstoezigt zal moeten derven, CIMI zullen de Plantages terugkeeren tot den natuurstaat en hare waarde geheel verloren gaan. Nu is het nog tijd om het kwaad te keeren. Met krachtsinspanning, maar vooral met beleid kan men de Kolonie behoeden voor totalen ondergang. Het kan niet genoeg gezegd worden, dat eene revolutie moet komen in de financiële toestanden. De bestaande wijze van afdoening van zaken wordt zelfs niet door eene nieuwe
19 wetgeving, Avaarmede Sariname onlangs is begiftigd geworden, verbeterd. Eene goede wetgeving is liet mechaniek dat het evenwigt eenei- goed geordende Maatschappij bewaart en dient om den bnrger over het algemeen te beschermen tegen kwade praktijken; zij is echter niet in staat om zonder krachtige medewerking bloei en welvaart te verspreiden. Men roept, men schreeuwt: Immigratie! en in deze verwarring wordt het gevolg verward met de oorzaak. ü e oorzaak van den achteruitgang heb ik getracht hierin te ontwikkelen. Men brenge eene goede regeling in de hnan ciële aangelegenheden — de oorsprong van de koloniale crisis, — men geve aan de Kolonie faciliteiten in de middelen, vereischt tot de ondernemingen van Landbouw en Handel, en spoedig zal de Immigratie volgen. Dat allen die belang stellen in de toekomst van Suriname krachtig mogen medewerken tot dit doel, is mijn vurige wensch. De rijke bodem van Suriname staat ons borg, dat de kapitalen — vereischt voor de ontwikkeling van Landbouw en Handel — rijke winsten zullen afwerpen. Dl XL Amsterdam, October 1869.