OPËX
BRIEF
AAN
ALLEN
die belang stellen in de toekomst
VAN
SURINAME. ^K-ie^
AMSTEEDAM. — P. M. VAN DEE MADE. 1869.
1. Xoloniea. 14. Sarinama., ^'\
^M
;
OPEN BRIEF AAN ALLKN
D I E BELANG S T E L L E N IN DE TOEKOMST VAN
SURINAME.
Het is voorzeker een groote troost voor Suriname in zijne zoo regtmatige vrees voor geheelen ondergang, een liclitstraal te zien doorbreken uit den dikken nevel. In de Kamer van Vertegenwoordiging hebben eenige stemmen zich in het belang der Kolonie doen hooren, de pers wijdt eenige artikelen aan hare belangen, en van vele zijden begint de vraag te rijzen, „of Nederland wel voordeel zoude kunnen trekken van Suriname." Deze Kolonie, weleer zoo welvarend, heeft een e oppervlakte van £800 n
geogr. mijlen.
Men kan gerust aannemen, dat slechts het i 'ooo gedeelte bebouwd wordt. Hare bevolking bedi'aagt circa 51,000 zielen, ongerekend de Indianen en .Boschnegers, wier aantal inen moeijelijk kan gissen. Wanneer men denkt aan de groote spanning, waaiin Suriname vóór de Emancipatie der slaven verkeerde, wanneer men in aanmerking neemt den plotselingen stilstand van vele fabrieken na de opheffing der slavernij, dan zijn de resultaten der vier laatste jaren waarlijk veriasK-nd te noemen.
4 Immers de uitvoer van producten bedroeg in: SuiKEn.
K\KAO.
KoFFij.
KATOEN,
1865
15,600,000
660,000
237,000
840,000
1866 1867
18,550,000 21,160,000
93 0,000 1,010,000
28,000 18,000
220,000 480,000
ir
1868 22,590,000 1,300,000 41,000 520,000 De verspreiding der bevolking over de geheele Kolonie vereischt gvoote uitgaven, om zoowel beheer als controle te kunnen uitoefenen. Met dezelfde sommen gelds zoude men eene veel grootere bevolking kunnen besturen. Bij eene voldoende vermeerdering van werkkrachten zoude de Kolonie zelve in hare huishouding kunnen voorzien en Nederland zoo geene batige saldo's opbrengen, het ten minste verschoonen van de subsidiën, die jaarlijks verscheidene tonnen gouds bedragen. Heeft men jaren lang in de Kolonie middelen beraamd om de hatelijke subsidiën van hef Moederland te doen verdwijnen, de wijze lioe Suriname productief kon gemaakt worden, bleef de „question bruiante." Nu is het vraagstuk opgelost. Men begrijpt teregt, dat eene Kolonie, wil zij welvaart genieten, producten moet leveren. Scheepvaart en Handel zijn hiervan afhankelijk. Algemeen houdt men zich overtuigd, dat de Kolonie tot hare vroegere welvaart kan geleid worden door gestadigen aanvoer van Immigranten, door tiisschenkomst der Eegering. Op deze wijze woi-dt den Planter de gelegenheid geopend op de minst kostbare wijze werkvolk op zijne Plantage te bekomen. Keeds is door de Koloniale Staten eene hierop betrekking
5 hebbende wet aangenomen, en vergis ik mij niet, naar Nederland opgezonden, om de goedkeuring van Regering en Wetgevende Magt te erlangen. In hoofdtrekken komt de bedoelde Wet hierop neder: „De Kolonie gaat onder waarborg van den Staat eene leening aan van ƒ ^'/o niillioen, rentende 5 pCt. 's jaars. Deze leening wordt gedelgd in 4 termijnen, de eerste vervallende 10 jaren na dagteekening der Obligatiën, de overige termijnen om de 5 jaren, zoodanig dat binnen 25 jaren al de schuldbrieven zijn ingetrokken. Het Bestuur der Kolonie mag de aflossing vervroegen. De Kolonie geeft den Staat — onder anderen door heffing van belastingen ten behoeve van de Immigratiekas — zekerheid voor de rigtige nakoming harer verpligtingen. Van de gelden voortvloeijende uit deze leening zal eene Surinaamsche Immigratiekas worden opgerigt, die — onder oppertoezigt van den Gouverneur en beheerd door Ambtenaren door hem benoemd — uitsluitend zal strekken, om de Immigratie te bevorderen. De Immigratiekas zal zich belasten met den aanvoer van Immigranten. Voor het bedrag der kosten van dezen aanvoer wordt den solieden Planter (die eigendommen in de kolonie bezit) voor hoogstens de helft der waarde van — en onder verband van Ie. hypotheek op zijn efl'ect een crediet verleend, weder opeischbaar binnen 5 jaren in 4 termijnen, met eene jaarlijksche rente van 6 pCt. De Gouverneur heeft de bevoegdheid immer een waakzaam oog te houden op de verbonden effecten en bij eene eventuele vermindering der waarde, het gelieele door den Planter verschuldigde bedrag op te eischen.
6 Zal de Immigratietas (welker vestiging ik zoo vurig wensch) de Kolonie terugvoeren tot hare vroegere welvaart ? Deze vraag zoude ik — hoe gaarne ook — niet onvoorwaardelijk bevestigend kunnen beantwoorden. Nog meer word ik in mijn twijfel versterkt, wanneeï ik de resultaten nag-a van verschillende maatschappijen, die — van tijd tot tijd opgerigt om Suriname te helpen — slechts gestrekt hebben tot 1". groot nadeel van de Ingezetenen, £0. discrediet van de Kolonie, Ik zal echter het doode verleden in vrede laten rustea, en mij tot het heden bepalen. Vestigen wij de aandacht op de Surinaamsehe Bank, Opgerigt, om — zoo als het heette —- Handel en Landbouw M'eder op te beuren, "bereidt deze bank eene rustplaats, waarop Suriname den laatsten snik zal geven, wanneer niet spoedig hulp komt opdagen. Ik zal twee van hare operaties noemen. 1"^, Zij geeft tot den koers van 101'/g pCt. wissels af op Amsterdam, betaalbaar 3 maanden na zigt. D«ze wissels kan men gemakshalve (?!) bij de Hoofddirectie (de betrokkene partij) disconteren thans tegen 4'/2 P^t- {Be^ disconto bij de Nederlandsche Bank staat op S'/a P^*.) Het is niet onbekend, dat men met zeilschepen, iegen betaling van '/4 P^*- ^^^^' '^''^^^^ ^n 1 pCt. premie voor zeegevaar, specie van Suriname naar Nederland kan vereenden. Het gevolg hiervan is: uitvoer van eene massa klinkende munt uit de Kolonie, hoofdzakelijk door gezagvoerders en opvarenden van koopvaardijschepen, die een niet onbelangrijken handel op Suriname drijven.
7 Hierdoor zai weldra schaarschte komen aan Specie en met haar liet zoo gehate agio op klinkende munt. £ö. De Surinaamsche Bank disconteert in de Kolome wissels tegen 9 a 10 pCt. i). Wederom eene groote faciliteit ( ? ! ) voor Handel en Nijverheid, waarom zij, die niet in de treurige noodzakelijkheid zijn zich tot de bank te wenden, afkeerig zijn van hare operaties. Sympathie bestaat stellig „niet". Het gevolg van deze operaties is: belemmering van Handel en Landbouw en geleidelijke achteraitgang van financiën. De directie immers dient te begrijpen, dat door afgifte van wissels a pari of tot een koers geëvenredigd naar de kosten van vervoer van Specie, de uitvoer hiervan wordt tegengehouden; dat het van het grootste belang is voor eene Bank (te meer in eene verwijderde Kolonie, die alléén ter zee gemeenschap heeft met andere plaatsen) om zooveel mogelijk den uitvoer van klinkende munt tegen te gaan; dat door het niet te hoog opvoeren van den rentetax alle bronnen van Nijverheid worden gevoed. Immers zo a den bij eene matige rente, weldra kassiers kantoren of andere financiële inrigtingen verschijnen, die tegen eene matige provisie een klein crediet openden aan kleine industriëlen. Bij de Hoofdbank zouden zij dan op hunne beurt gebruik maken van het hun toegestane crediet en de wissel- of orderbriefjes herdisconteren. Het regt van uitgifte van bankbiljetten is voorwaar eene voor den Handel hoogst gewigtige zaak. Eene bank — dit
') De Javasche Bank noteerde d.d. 16 Jiinij 1.1. Promessen disconto 5 pCt. Vendu acceptatiën 41/2 pCt. (Zie Handelsblad dd. 4 Augustus 11.)
8 voorregt genietende — is verpligt te erkennen, dat het haar niet is verleend, uitsluitend om zich te verrijken, maar om over het geheele land den weldadigen invloed van zulk eene gunst te versjH-eiden. Door de uitgifte van Bankbiljetten verre boven haar „effectief kapitaal," wordt zij in de gelegenheid gesteld ook renten te trekken van een „fictief kapitaal," eeu kapitaal dat in wezenlijkheid niet bestaat. Moet dit voorregt strekken tot begunstiging van oprigters c. s., dan mag men zulks het grootste onregt noemen; moet deze gunst strekken tot algemeene welvaart, dan is men ook allezins geregtigd eene „eer lijJee nitvoering" te vorderen. Men zal misschien vragen, welk verband er bestaat tusschen de Surinaamsche Bank en de nu ontworpen Immigratiekas. De scherpzinnige zal het grootste verschil kunnen aantoonen. De diepdenkende ziet in beiden de levensvraag voor Suriname. Hij zal vragen of men niet allerlei kunstmiddelen heeft ü'ebruikt om in Nederland mannen te vinden, onder wier vlag men veilig in zee kon steken, en of men niet alles heeft aangewend, om de Regering te bewegen, hare goedkeuving en de vele voorregten te schenken aan de Surinaamsche Bank. Heeft men zoowel de Regering als het groote publiek niet willen overtuigen, dat eene Bank het „éénige" redmiddel zoude wezen voor Suriname en alleen eene Bank de Kolonie kon terug voeren tot hare vroegere welvaart? Wanneer men heden vraagt naar de resultaten, dan ligi; het antwoord voor de hand: „Hooge tractementen voor Directeuren, en zeer matige renten voor aandeelhouders, dit alles ten koste van de Surinaamsche Industriëlen en handelaars."
9 En nu ove]' de Immigratiekas. Art, 14 van de ontworpen feroi-dening zegt: „Dooi- de Commissie, waarvan de Leden door den Gouverneiii' worden benoemd en beëedigd, zal een naauwkeurig onderzoek worden ingesteld of genoegzame waarborgen worden aangeboden voor eene rigtige betaling op die wijze bij art. 10 )) voorgeschreven van de kosten voor den aanvoer der aangevraagde Immigranten. Deze Commissie zal een schriftelijk rapport van liare bevindingen bij den Gouverneur indienen. De kosten aan de werkzaamheden dezer Commissie verbonden, zullen volgens een tarief vast te stellen bij koloniale verordening komen ten laste van den aanvrager. Art. 1,5 luidt: „De Gouverneur zal na het ]-apport der Commissie het aanzoek om crediet toestaan of weigeren, naar het hem geraden zal voorkomen. Hij zal van zijne beschikking aan den verzoeker terstond kennis sjeven, die ine-eval van weigering alsnog bevoegd is tot de aanvrage van Immigranten, tegen betaling der kosten op de wijze als bij art. 11 2) is voorgeschreven, onverminderd de bepaling van art. 7 ^)." Deze artikelen bewijzen, dat den Gouverneur etne o]3permagt wordt geschonken, om zonder eenige verantwoordelijkheid over de Immigratiekas te beschikken. Aangezien men van de Immigratiekas eene zuiver koloniale
') Art. IG verleent voor het bedrag der kosten van aanvoer van Immigranten den solieden Plaiiter een crediet, invorderbaar binnen 5 jaren, mot eene jaarlijksche rente van 6 pCt., onder verband van Ie. hypotheek op zijne bezitting. 2) i)it artikel beveelt onmiddellijke storting in de Immigi-atiokas van het bedrag van allo kosten gemaakt voor den aanvoer van de gevraagde Immigranten. ') Art. 7 zegt, dat de Gouverneur zal kunnen vorderen, dat bij de aanvrage zekerheid gesteld worde door hem te bepalen voor de kosten van aanvoer van de gevraagde Immigranten.
10 zaak wil makeUj zouden, dnnkt mij, de aanvragen van crediet beter te huis beliooi-en bij de koloniale Staten, die dergelijke aanvragen (na de uitgebragte rapporten der Commissie bedoeld bij art. 11) in stemming kunnen brengen en naar het hun gei'aden voorkomt, verleenen of weigeren. T)e tegenwoordige Gouverneur van Suriname staat bekend als regtvaardig, opregt en eerlijk. Yoor het oogenblik zoude ik het haast misdadig noemen te denken aan oneerlijke uitvoering der wet. Maar, wat zal dan gebeuren, wanneer in den loo]) der tijden eens een Landvoogd in Suriname komt, die kleingeestig genoeg is om gelioor te geven aan kuiperijen en kruiperijen en dientengevolge fabuleuze credieten verleent aan insoliede en laffe egoïstische vleijers, terwijl hij alle hulp weigert aan den eerlijken planter, die — ofschoon soliede — de kunst niet verstaal om 'sLandvoogds kleingeestigheid te streden? Spoedig zoude alsdan het kapitaal verdwenen zijn en de Immigratiekas gestrekt hebben tot het verrijken van eenige Intriganten en fortuinzoekers. De Staat zoude genoopt zijn uit eigen middelen den aandeelhouder èn kapitaal èn renten te betalen, terwijl Landbouw en Handel in Suriname de kop werd ingedrukt. Moge de Eegering in tijds de middelen beramen, om dei'gelijke misbruiken te voorkomen en een waakzaam oog houden op de operaties, zoowel van de Surinaamsche Bank als van de geweiischte Immigratiekas, en van beideii eischen eene eerlijke uitvoeiing van hare programma^'s! Met diepe kennis van koloniale zaken zijn de verordeningen ter bevordering der Immigratie zamengesteld. Teregt begrijjjen de ontwei'pei's, dat niet alléén de Plantei-, maa]' de geheele Kolonie daarbij wel zal varen.
11 Daarom eisclieu zij van. allen eeiie belasting ten behoeve van de Immigratiekas. Niet ééne stem doet zich tegen deze nieuwe belasting hoeren; integendeel, allen zullen met dankbaarheid hun offer brengen. Sommigen in Nederland willen, dat de kolonie zelve zich uit den benarden toestand zal hel])en, en schïeeuwen over de millioenen, besteed ten koste van de Emancipatie. Toen de opheffing der slavernij in 1803 werd afgekondigd kwam er een plotselinge stilstand in alle takken van nijverheid. De Negers in hot woord „vrijlieid" niet anders lezende dan „vrij van arbeid" verlieten bij massa's de Plantages, terwijl de weinigen —• die er ble.veu — of heel weinig, of in het geheel niet werkten. Vele fabrieken moesten dientengevolge het werk staken. Credieteureu (meest allen in Nederhind) h^.gdeu heshig op de onteigeningsgelden. Vele eigenaren in Nederland — voor het ergste beducht — gaven last tot oumiddellijken verkoop vaii hunne Plantages. Deze stilstand (achteruitgang) van zaken, gepaard met verhuizing van kapitaal en waardevermindering van eigendommen, bragt eene )noedeloosheid mede, die aan wanhoop grensde. Schoone en kort te voren nog bloeijeiule Plantages zag men tegen ongehoord lage ])rijzen verkoopen. Met leede oogen zagen de Surinamers de weleer zoo schoone en vruchtbare gj'onden in wildernissen herschapen. Overtuigd dat door tusschenkomst van de Regering veel kan verbeterd worden, blijft men van deze zijde des Üceaans hulp afwachten. Het is hier de plaats — en ook mijne bedoeling — niet, om de versclirikkelijke uitkomsten van eene Emancipa-
12 tie zonder vergoeding van andere werkkrachten te schetsen; alléén verlang ik hier den wensch uit te spreken, dat wanneer al eenige maatregelen genomen worden tot opbeuring van Suriname, zulks niet ten halve geschiede, dat men aan de toekomst denke. l^eds heeft men van verschillende zijden den weg tot Immigratie aangewezen. Zij zal mijns inziens eerst dan gelukken, wanneer de Eegering zich daarmede inlaat. De Planters moeten de Immigranten ontvangen zonder verpligting om zware winsten aan de Importeurs uit te keer ren, terwijl een bekwame tijd voor rembours van de kosten van aanvoer dient vastgesteld te worden. De tijd is meer dan rijp, om krachtig de handen aan het werk te slaan. Wel i. waar wordt voor de Immigratie veel kapitaal geeischt; maar de buitengewone vruchtbaarheid, de schoone en diepe rivieren, waarmede de Natuur zoo kwistig Suriname heeft bedeeld: dit alles staat ons borg voor onze kapitalen, en belooft ons de rijkste uitkomsten.
D I X I. Amdenlam, Augustus 1869.