Studio Version 8 Gebruikershandboek
Een speciaal woord van dank voor Mike Iampietro, William Chien, Richard Edgley, Ivan Maltz, Jon McGowan, Keith Thomson, Jörg Weselmann en Chris Zamara. Documentatie: Nick Sullivan Studio, Studio AV, StudioDC10plus, Studio Deluxe, Studio DV, SmartCapture, SmartSeek, Pinnacle Systems en het logo van Pinnacle Systems zijn gedeponeerde handelsmerken van Pinnacle Systems, Inc. De RealProducer hoort, onder licentie van RealNetworks, Inc., tot de leveringsomvang. Copyright 1995-2002, RealNetworks Inc. “RealProducer”, “RealVideo”, “RealServer” alsmede het “Real”logo zijn handelsmerken, respectievelijk gedeponeerde handelsmerken van RealNetworks, Inc. Alle rechten voorbehouden. QDesign MPEG-2 Layer II Fast Encoder/Decoder (c) 1996-2002 van QDesign Corporation. Windows Media is een merk van Microsoft Corporation. Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van de betreffende rechthebbenden. U verplicht zich geen productkenmerken of eigendomsaantekeningen van de producten of handleidingen van Pinnacle Systems te verwijderen. Alle producten die in deze handleiding worden genoemd, zijn handelsmerken van de betreffende eigenaren. Gebruikershandleiding Studio 8 © 2002 by Pinnacle Systems, Inc. Alle rechten voorbehouden. Geen enkel onderdeel van deze publicatie mag worden gereproduceerd, doorgestuurd, omgezet, in een informatiesysteem opgeslagen of in enige taal of computertaal vertaald, in enige vorm of met enige elektronische, mechanische, magnetische, optische, chemische of handmatige middelen of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Pinnacle Systems, Inc. Pinnacle Systems, Inc. 280 North Bernardo Avenue Mountain View, CA 94943
Inhoud AAN DE SLAG On line Help Apparatuurvereisten Afkortingen en conventies
VII vii vii ix
HOOFDSTUK 1: DE STUDIO INTERFACE
1
Opname De Diskometer De Camcorder Besturing
2 4 5
Bewerken Het Album De Speler Het Filmvenster De gereedschapskisten De Video gereedschapskist De Audio Gereedschapskist
6 6 8 12 17 19 22
Een Film maken
24
HOOFDSTUK 2: HET OPNEMEN VAN VIDEO Opnameapparatuur Het opnameproces Automatische scèneherkenning DV-, MicroMV- en analoge opnames
27 27 28 31 32
DV-opname Opnames in previewkwaliteit met SmartCapture Opnemen met volledige beeldkwaliteit Audio- en videoniveau
32 33 36 38
Analoge Opnames Opties voor de opnamekwaliteit Audio- en videoniveau
39 39 40
Inhoud
i
HOOFDSTUK 3: HET ALBUM
43
Video Scènes Een video-opname bestand openen Video opnames bekijken Weergave van start en duur van de scène Scènes selecteren Combineren en opsplitsen van scènes Terugzetten van bewerkte scènes Scène commentaar
45 46 47 48 49 49 51 52
Overgangen
54
Titels
55
Stilstaande Beelden
56
Geluidseffecten
56
Schijf Menu’s
57
HOOFDSTUK 4: VIDEO CLIPS
59
Video Clip Basisbegrippen
59
Video clips trimmen Trimmen op de Tijdlijn met sleeppunten Tips Videoclips trimmen met Clip Eigenschappen Herstellen van getrimde clips
61 62 65 66 68
Clips splitsen en combineren
68
Moeilijkere bewerkingen op de Tijdlijn Invoegen Split edits (beeld/geluid verplaatste snede)
70 71 73
Video clip effecten Wijzig Kleur/Visueel effect Instellen van de afspeelsnelheid
76 77 79
ii
Studio 8
HOOFDSTUK 5: OVERGANGEN
81
Types overgangen en hun gebruik Overgangen in de film bekijken Audio overgangen Ripple Overgangen
82 85 86 87
Overgangen trimmen Trimmen via Clip Eigenschappen
88 88
HOOFDSTUK 6: STILSTAANDE BEELDEN
91
Stilstaande beelden bewerken Trimmen via Clip eigenschappen
94 95
Frame Grabber Het Frame grabber gereedschap
95 96
HOOFDSTUK 7: HET TITEL PROGRAMMA Het titel programma starten
99 100
Knoppen van het Titel Programma Titelknoppen Objectknoppen Selectieknoppen bewerkingsmodus Object layout knoppen Klembord en verwijderknoppen Tekststijlknoppen
101 101 102 106 107 109 110
Het Titel Programma-album De zoeker voor lettertypen De sectie Achtergronden De sectie Afbeeldingen De sectie Knoppen
111 111 113 114 115
HOOFDSTUK 8: GELUIDSEFFECTEN EN MUZIEK 119 Audiosporen in de Tijdlijn weergave Het gereedschap CD audio SmartSound gereedschap Het Voice-over gereedschap
Inhoud
120 121 123 125
iii
Audio clips trimmen Trimmen via Clip eigenschappen
128 128
Audio volume en mixen Anatomie van een audio clip Audio volume aanpassen op de Tijdlijn Niveau aanpassen via gereedschap Volume
131 131 132 133
HOOFDSTUK 9: SCHIJFMENU’S
135
Menu’s Schijven maken in Studio Menu's uit het Album gebruiken Knoppen DVD-speler Menu’s op de tijdlijn bewerken Bewerkingen met Clipeigenschappen Het hulpmiddel Schijfmenu
HOOFDSTUK 10: HET MAKEN VAN DE FILM
135 137 139 141 142 144 149
151
Uitvoer naar camera of video recorder... De film op videoband zetten De film opslaan als AVI bestand De film opslaan als MPEG bestand Opslaan als RealVideo of Windows Media Uw film laten zien via Internet Film uitvoeren naar DVD, VCD of S-VCD
152 153 155 158 160 161 163
BIJLAGE A: INSTALLATIE OPTIES
167
Instellingen voor Opnamebron Instellingen voor Videoformaat Instellingen bewerken Instellingen voor CD- en stemopname Instellingen voor Band maken Instellingen voor AVI-bestand maken Instellingen voor MPEG-bestand maken Instellingen voor RealVideo Instellingen voor Windows Media-bestand maken Instellingen Schijf maken
iv
Studio 8
168 172 176 179 180 182 185 187 190 191
BIJLAGE B: TIPS EN TRUCS Algemene informatie Hardware Software Framerate vergroten Computeranimatie Enkele tips met betrekking tot SmartCapture (alleen DV)
BIJLAGE C: PROBLEEMOPLOSSING
195 195 196 198 200 201 201
203
Installatie
203
Gebruik
206
BIJLAGE D: NUTTIGE AANWIJZINGEN
211
Videomontage en video-opname Maken van een draaiboek Opname en montage Vuistregels bij de videomontage Achteraf geluid toevoegen Titels
211 212 213 216 218 220
BIJLAGE E: GLOSSARIUM
221
BIJLAGE F: LICENTIEOVEREENKOMST
239
BIJLAGE G: SNELTOETSEN
243
INDEX
247
Inhoud
v
vi
Studio 8
Aan de slag On line Help Als u in Studio werkt, is er waar en wanneer u het ook nodig hebt, on linehulp aanwezig. • On line Help: klik op Help in de hoofdmenubalk van Studio of druk op F1 om de inhoud van de helponderwerpen te bekijken. Klik op Help > Help-onderwerpen > Index als u doelgericht naar een bepaald onderwerp of een bepaalde opdracht wilt zoeken. • Knopinfo: om snel te weten te komen welke functie schuilgaat achter een bepaalde knop of besturingselement, plaatst u de muis boven de knop staan waarna de “knopinfo” met uitleg verschijnt.
Apparatuurvereisten Hierna volgt een opsomming van de hardwarecomponenten die u naast de software van Studio nodig hebt. Computer • Intel Pentium of AMD Athlon 500 MHz of hoger. • Microsoft Windows 98 Second Edition, Windows Millennium, Windows 2000 of Windows XP. • DirectX-compatibele grafische kaart. • DirectX-compatibele geluidskaart. • 128 Mb RAM (256 Mb aanbevolen). • Cd-rom-station.
Aan de slag
vii
• • • •
Luidsprekers. Een muis. Als u stemopnamen wilt maken, een microfoon. Voor de installatie van de software is 300 Mb vrije ruimte nodig op de harde schijf. Uw harde schijf moet een constante lees- en schrijfsnelheid van 4 Mb/sec hebben. Dit kunnen alle SCSI- en de meeste UDMA-stations tegenwoordig aan. Wanneer u voor het eerst een video-opname in de beste kwaliteit digitaliseert, wordt de harde schijf door het programma op zijn prestaties getest. Videofragmenten in DV-formaat hebben voor iedere seconde opname 3,6 Mb harde schijfruimte nodig. Een DV-opname van vier minuten neemt dus bijna 900 Mb harde schijfruimte in. Als schijfruimte een probleem is bij DV-opnamen gebruikt u SmartCapture en neemt u het videomateriaal in previewkwaliteit op (zie Hoofdstuk 2: Het opnemen van video). Deze functie gebruikt veel minder schijfruimte. Een hele band opnemen kost in dit geval maar 360 megabytes. • Wij raden u aan een aparte harde schijf voor videoopnamen te gebruiken. Zo vermijdt u tijdens de opname concurrentie om de schijf tussen Windows en de overige software. Video-opnameapparatuur Met Studio kunt u via een aantal digitale en analoge bronnen video-opnamen maken. Zie “Opnameapparatuur” in Hoofdstuk 2: Het opnemen van video.
viii
Studio 8
Videoapparatuur Studio kan video-opnamen uitvoeren naar: • elke DV- of Digital8-camcorder of videorecorder. Hiervoor is Pinnacle Studio DV of een andere OHCI-compatibele 1394-aansluiting nodig. De betreffende camcorder moet vanuit een DV-ingang kunnen opnemen. • elke analoge (8mm, Hi8, VHS, SVHS, VHS-C of SVHS-C)-camcorder of videorecorder. Hiervoor is Pinnacle Studio DC10plus-, Studio AV- of een andere Pinnacle-kaart nodig die via de analoge uitgang DV-signalen kan overdragen. Uitvoer naar een analoge camcorder of videorecorder kan ook via Pinnacle Studio DV of andere OHCI-compatible IEEE/ 1394-interfaces (FireWire) worden gerealiseerd, wanneer de betreffende poort resp. Digital8-camcorder/videorecorder via de analoge uitgang DV-signalen kan overdragen. (Kijk voor meer informatie in de handleiding bij de camcorder en in Hoofdstuk 10: Het maken van films in dit handbook.)
Afkortingen en conventies Vanwege een betere overzichtelijkheid worden in dit handboek de volgende definities, afkortingen en taalconventies gebruikt: Gebruikte terminologie Studio: de term "Studio“ heeft doorgaans betrekking op de betreffende software voor videobewerking. DV: de term “DV” wordt steeds gebruikt in samenhang met op DV en Digital8 gebaseerde camcorders, videorecorders en videobanden. Aan de slag
ix
1394: de term “1394” heeft betrekking op OHCIcompatibele IEE1394- FireWire-, DV- of iLinkinterfaces, -aansluitingen en -kabels. Analoog: de term “analoog” verwijst naar 8 mm-, Hi8-, VHS-, SVHS-, VHS-C- of SVHS-C-camcorders, videorecorders resp. banden alsmede op Composiet/RCA- en S-videokabels en –aansluitingen. Knoppen, menu’s, dialoogvensters en schermen Namen van knoppen, menu’s en daaraan gerelateerde elementen zijn cursief weergegeven om ze snel van de tekst eromheen te kunnen onderscheiden. Namen van schermen en dialoogvensters worden met een beginhoofdletter geschreven. Voorbeeld: klik op Menu bewerken om uw menu in de Titeleditor te openen. Menuopdrachten kiezen Het ‘groter dan’-teken (>) geeft het pad aan van een reeks hiërarchisch opgebouwde menuopdrachten. Voorbeeld: kies Gereedschapskist> Achtergrondmuziek maken. Toetsaanduidingen Namen van toetsen worden met een hoofdletter geschreven en onderstreept. Een plusteken geeft een toetscombinatie aan. Voorbeeld: druk op Ctrl+A als u alle fragmenten op de tijdlijn wilt selecteren. Benamingen van toetsen zonder opdruk worden tussen vierkante haken aangegeven. Voorbeeld: druk op de [Spatiebalk] om het betreffende gereedschap weer te geven. x
Studio 8
Muisklik Wanneer er geen speciale omschrijving is vermeld, wordt met een muisklik altijd de klik met de linker muistoets bedoeld. Voorbeeld: klik met de rechter muistoets en kies Ga naar Titel/Menu Editor.
Aan de slag
xi
xii
Studio 8
Hoofdstuk 1: De Studio Interface Het maken van video’s met Studio is een proces in drie stappen: 1. Opnemen: Importeer het originele videomateriaal naar de harde schijf van uw PC. 2. Bewerken: Stel het materiaal samen zoals gewenst door de scènes opnieuw te ordenen en ongewenste beelden weg te doen. Voeg visuele effecten toe als overgangen, titels en stilstaande beelden, en extra geluidseffecten en achtergrondmuziek. Creëer interactieve menu’s voor het maken van DVD en VCD, die het publiek een op maat gesneden kijkervaring geven. 3. Maak film: Maak de eindversie van de videofilm in formaat en opslagmedium naar keuze. Kies via de knoppen aan de linkerbovenkant van het Studio venster welke stap u wilt zetten bij het maken van de film:
Herstel, Opnieuw en Help Rechts van de keuzeknoppen liggen de Herstel, Opnieuw and Help knoppen. Met Herstel kunt u alle veranderingen in het project in de huidige versie ongedaan maken, stap voor stap. Gaat u een stap te ver, dan maakt de knop Opnieuw de laatste herstelwijziging ongedaan. De Help knop start het on-line helpsysteem van Studio. Hoofdstuk 1: De Studio Interface
1
Alle andere knoppen in het Studio scherm zijn toegewezen aan taken bij een actuele bewerking. Installatie opties De meeste opties in Studio zijn via twee knoppen in de dialoogboxen in te stellen. De eerste knop stelt de opties in van Opnemen en Bewerken. Er zijn vier opties: Opname bron, Opname formaat, Bewerken en CD en Stem-opname. Met de andere selecteert u de opties in het Maak Filmonderdeel. Er zijn zes tabs, elk voor de zes eindbewerkingsmogelijkheden van de video:
Elk vak van twee dialoogboxen is apart toegankelijk met een overeenkomstige opdracht in het Installatie menu (Installatie > Opname Bron). Zodra een dialoogbox geopend is, zijn alle vakken beschikbaar via de tabs. Voor de eenvoud verwijst deze handleiding meestal apart naar de verschillende optievakken, bijvoorbeeld in het “Opname Bron” optievak. Zie Bijlage A: Installatie Optie.
OPNAME Opnemen of Capture is in Studio de omschrijving voor het digitaliseren van een bestaande videobron op de harde schijf van een PC. De afzonderlijke gereedschappen en besturingselementen kunnen verschillend zijn, afhankelijk van de gebruikte DV, MicroMV of een analoge bron. 2
Studio 8
Bij een analoge videobron wordt computerhardware aangesloten met en composiet of een S-videokabel. Het scherm Opnamewijze ziet er zo uit:
Bij opname vanaf een DV of MicroMV apparaat via een 1394-poort ziet het opname scherm zo uit:
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
3
Er zijn twee belangrijke verschillen in de manieren van opnemen: • De analoge set-up maakt tijdens de opname wijziging mogelijk van geluid en video. • De DV set-up bestuurt het transport van de band in de camcorder of de VCR via een knop op het scherm – de Camcorder Controller. In beide gevallen worden de gedigitaliseerde videoscènes in het album (linksboven in het scherm) bewaard, waarbij met behulp van de Speler (rechtsboven in het scherm) de inkomende videoscènes worden getoond. De Diskometer houdt de vrije ruimte op de harde schijf bij. Op de Speler is de exacte lengte van de opgenomen videoclip te zien, en het aantal verloren beelden tijdens de opname (normaal geen).
De Diskometer De Diskometer laat zowel grafisch als in cijfers zien hoeveel opnameruimte er nog beschikbaar is op de harde schijf. Ook is te zien hoeveel minuten video nog opgenomen kan worden, wat afhankelijk is van de ruimte op de harde schijf en de opname kwaliteit. Deze kan ingesteld worden via de knoppen voor Opname kwaliteit op de Diskometer bij sommige opnameapparaten of door eigen instellingen in te voeren. Zie Hoofdstuk 2: Video Opnemen en Bijlage A: Installatie Opties voor informatie over opname instellingen. Met de Start Opname/Stop Opname knop op de Diskometer begint en eindigt het opname proces. De standaard opslagplaats voor opgenomen video is: C:\Mijn Documenten\Pinnacle Studio\Captured Video Om nieuwe videoclips op een andere locatie op te slaan, klink op de knop map om het zoekvenster te openen. 4
Studio 8
De map die u aangeeft, zal elke keer worden gebruikt voor het opslaan van de opgenomen beelden.
De Camcorder Besturing Gebruik de knoppen op het beeldscherm om videoband te bekijken of te gaan naar een plaats op band waar de opname moet beginnen. De teller laat actuele positie van de band in de camcorder zien, welke transporttaak uitgevoerd wordt.
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
de de de en
5
Van links naar rechts zijn de transport controle knoppen: Stop, Snel achteruit / Achteruit, Afspelen, Snel vooruit / Vooruit and Pauze. Met de knoppen Beeld terug en Beeld vooruit (tweede rij) kunt u het exacte beeld selecteren. Ter herinnering: De Camcorder Besturing is alleen beschikbaar bij een DV of MicroMV apparaat verbonden met een 1394 poort.
BEWERKEN Studio opent elke keer in Bewerken bij de start, omdat dit deze bewerking het meest wordt gebruikt. Bewerken bestaat uit drie hoofdgebieden: het Album, de Speler, en het Filmvenster.
Het Album Het Album bevat bronmateriaal van uw video. Het is verdeeld in zes delen, zo via tabs te selecteren: Video Scènes: De opgenomen videobeelden. Om een scène te gebruiken in uw film, sleep het naar de gewenste plaats in het Filmvenster. Zie Hoofdstuk 4: Video Clips. 6
Studio 8
Overgangen: Gebruik vervagen (fades), overvloeien (dissolves), en andere overgangen door ze te slepen naar hun plaats tussen de videoclips en de afbeeldingen in het Filmvenster. Zie Hoofdstuk 5: Overgangen. Titels: Bewerkbare titels om door het beeld te laten lopen of als totaalscherm. Studio ondersteunt verschillende typografische effecten als scrollen. Zie Hoofdstuk 6: Stilstaande Beelden. Frame Grabs: Uw verzameling van bitmap-afbeeldingen en stilstaande videobeelden. Ze kunnen gebruikt worden als aparte laag over het beeld (overlay) of als schermvullend beeld. Zie Hoofdstuk 6: Stilstaande Beelden. Geluidseffecten: Windows wav and mp3 bestanden kunnen toegevoegd worden aan de film. Een complete serie geluidseffecten in Studio helpen u op weg. Zie Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek. Schijf Menu: Een collectie van hoofdstuk-menu’s om te gebruiken bij het maken van DVD, VCD and S-VCD. Zie Hoofdstuk 9: Schijf Menu’s.
Het deel Video Scènes van het Album. Klik op de tabs aan de linkeronderkant van het Album om bij materiaal in andere delen te komen.
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
7
De Speler In de speler wordt een filmpreview of een uit het album gekozen scène afgespeeld. Het bestaat uit twee hoofdgebieden: een preview venster en afspeel controle. Het preview venster laat de videobeelden zien. Met de afspeel controle kan tijdens de videobewerking doelgericht naar iedere filmpositie worden genavigeerd . U kunt kiezen uit: standaard en DVD. De standaard afspeel controle lijkt op de toetsen op een camcorder of VCR. Ze worden gebruikt om gewone video te bekijken.
De DVD afspeel controle volgt de besturing op een DVD speler of afstandsbediening. Gebruik deze om de DVD, VCD of S-VCD schijf projecten te bekijken, inclusief de interactieve menu’s.
8
Studio 8
Wissel tussen de twee types afspelen met de DVD toggle knop – een kleine ovaal met het logo “DVD”. Deze knop is alleen beschikbaar als uw bewerkte film tenminste een menu bevat. De DVD controle wordt automatisch geselecteerd wanneer u het afspelen start vanuit een schijf menu. Preview venster Dit is een aandachtspunt in Studio omdat u dit vaak gebruikt. Het laat de lopende videobeelden zien gedurende afspelen. Het preview venster laat ook afbeeldingen zien, titels op de actuele positie en stilstaande videobeelden wanner een scène geselecteerd is in het Album of een clip in het Filmvenster, of wanneer u vooruit of achteruit “jogt” per beeld. Standaard navigatieknoppen
↔ Met de navigatieknoppen en bedieningselementen bij het previewvenster kan doelgericht door de film worden genavigeerd. Afspelen/Pauze. Met de knop Afspelen kan de film vanaf het actuele punt in de preview worden afgespeeld, waarbij de knopaanduiding meteen na het begin van de preview van Afspelen verandert in Pauze. Door op de Pauzeknop te klikken wordt de in de preview op dat moment getoonde scène de geselecteerde scène. Versneld terug. Door deze knop in te drukken kan de film met een 10-voudige snelheid terug worden afgespeeld. Versneld vooruit. Door deze knop in te drukken, kan de film met 10-voudige snelheid vooruit worden afgespeeld. Hoofdstuk 1: De Studio Interface
9
Ga naar het begin. De schuifregelaar gaat naar het eerste beeld van de videofilm. Jog buttons (een beeld vooruit - een beeld terug) Klik op de naar boven of onder wijzende pijltjestoetsen om beeld voor beeld naar voren of terug door de videofilm te gaan. Speler scrubber (schuifregelaar) Gebruik de schuifregelaar onder de navigatieelementen om snel voorwaarts of terug door de film te gaan. De positie binnen de film kan aan de hand van de plaats van de regelaar in één oogopslag worden waargenomen. Onafhankelijk van de werkelijke lengte van de film geeft de schuifregelaar de totale lengte van de videofilm aan, waarbij de uiterste linker positie het begin van de film markeert. Door met de muisaanwijzer op de regelaar te gaan staan en naar links of rechts te bewegen, wordt in het previewvenster steeds de actuele filmpositie getoond. Daarbij is de continue, schokvrije weergave van videoframes afhankelijk van de prestaties van de computer. Dit betekent dat de weergave in het previewvenster afhangt van de snelheid waarmee de schuifregelaar naar links of rechts kan worden bewogen. Wanneer de schuifregelaar langzaam wordt bewogen, zal de filmweergave in de preview harmonisch en zonder het overslaan van frames plaatsvinden. Hoe sneller de regelaar beweegt, hoe meer frames bij de weergave wegvallen, waarbij dit afhangt van de prestaties van de hardware.
10
Studio 8
Teller De teller herkent de positie in een videofilm en geeft deze aan. Daardoor is het mogelijk de startpositie in een film nauwkeurig vast te leggen. Wanneer de exacte positie wordt opgezocht of de weergave vanaf een gedefinieerd punt moet worden gestart, klik dan op het betreffende getal dat moet worden veranderd en geef een nieuwe waarde op via het toetsenbord. • Met behulp van de Tab-toets of de linker/rechter pijltjestoets kan van het ene naar het ander cijferveld worden gegaan. • Met behulp van de pijltjestoetsen omhoog/omlaag kunnen de waarden in de cijfervelden naar boven of beneden worden bijgesteld. Houd de betreffende pijltjestoets ingedrukt wanneer de waarden doorlopend oplopend of afnemend moeten worden getoond. DVD afspeel controle Bij deze navigatieknoppen de standaard afspeelopties zoals boven (Afspelen/Pause, Snel achteruit, snel vooruit, naar het begin) plus de DVD Afspeel Controle, beschreven in “De DVD Afspeel Controle” in Hoofdstuk 9: Schijf Menu's
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
11
Het Filmvenster
De menubalk in het Filmvenster bevat talrijke belangrijke weergave- en bedieningselementen.
Video gereedschap
Audio gereedschap
In de weergavebalk, meteen rechts naast de gereedschapsknoppen worden de projectnaam weergegeven alsmede de informatie die samenhangt met de actuele bedieningshandelingen en acties van de gebruiker. Verder naar rechts de knoppen Splits clip en Verwijder clip, alsmede helemaal rechts de drie knoppen voor verschillende weergaves van het filmvenster (Zie “Filmvenster weergave” hieronder). Splits Clip knop – het scheermes De knoppen in de informatieregel Splits clip / Verwijder clip maken het mogelijk om bij iedere weergave van het Filmvenster een volledig clip met alle onderdelen of geselecteerde, uitsluitend audio- of 12
Studio 8
video-onderdelen te selecteren, te splitsen of te wissen. Informatie verdwijnt niet: het item is gekopieerd naar het gewenste punt. Deze knop kan samen gebruikt worden met de spoorblokkerings knoppen in de Filmvenster Tijdlijn weergave om speciale bewerkingen mogelijk te maken als insert editing, en bewerkingen waarbij de audio de video vooraf gaat of na komt. Verwijder Clip knop – de prullenbak Met deze knop wordt de inhoud verwijderd van de selectie in elk van de Filmvenster weergaven. Filmvenster weergave Het Filmvenster kan als tijdlijn,- storyboard of tekst worden weergegeven, door in alle overzichten de betreffende keuzeknop in de menubalk rechtsboven aan te klikken. Storyboard
Tijdlijn
Tekst
Storyboard weergave: Onder de Storyboard-weergave wordt de rangschikking en de volgorde van de afzonderlijke videoscènes en overgangen weergegeven, waarbij voor een snelle structurering van een filmproduct miniaturen worden gebruikt. Onder de menu-opties Installatie > Bewerken kan tussen grote en kleine miniaturen worden gekozen.
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
13
Timeline view: In de Tijdlijnweergave wordt de positie en de lengte van een clip in verhouding tot de tijdschaal getoond. Hier zijn de vijf sporen te herkennen, waarop de meest uiteenlopende soorten elementen kunnen worden geplaatst: video, originele audio, titels, geluidseffecten en voice-overs en achtergrondmuziek. Een zesde spoor voor menu’s, hoofdstuk markeringen en andere terug-naarmenu links, verschijnt boven het videospoor wanneer de film tenminste een menu bevat. In het tijdlijnweergave heeft het eigenlijke videospoor bij het trimmen en wissen van clips altijd voorrang op de andere sporen. Dit kan worden vermeden met een voorziening waarmee elk spoor “vastgezet” kan worden los van de andere, waardoor het spoor uitgesloten wordt van bewerken en afspelen. Als de cursor over de spoor-iconen gaat aan de linkerkant van het Filmvenster, laat ieder icoon een selecteerbare knop zien die gebruikt kan worden om dat spoor te blokkeren of vast te zetten. Dit geeft Studio de mogelijkheid tot insert-edit en split-edit (zie Hoofdstuk 4: Video Clips).
14
Studio 8
Omdat veel bewerkingshandelingen alleen in de Tijdlijnweergave uitgevoerd kunnen worden, wordt deze weergave aanbevolen voor uitgebreide, gedetailleerde of gevorderde bewerkingen. Tekst weergave: Het overzicht in de Tekstweergave omvat behalve de begin- en eindtijd van de beschreven clips ook de lengteaanduiding en de door de gebruiker gegeven clipnaam.
Actuele positie, opmaaklijn en schuifregelaar voor snel zoeken De actuele positie is te herkennen aan het videobeeld (frame) dat in het Previewvenster van de Speler wordt getoond, maar dat ook door de Opmaaklijn in het filmvenster als zodanig is aangegeven. De actuele positie kan worden veranderd door de Tijdlijnschuifregelaar te bewegen.
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
15
Bij het kiezen van het Gereedschap clipeigenschappen is er bovendien een derde schuifregelaar ter beschikking, de zogenaamde Trimregelaar waarmee de actuele positie binnen een videoclip gedurende het trimmen kan worden ingesteld. Melding bij het plaatsen van videoclips Wanneer in het tijdlijd-weergave videoclips in het filmvenster worden geplaatst, geeft Studio een melding van de uitgevoerde acties. De statusregel: De statusregel bevindt zich in het linker gedeelte van het filmvenster dat bij de menubalk hoort en dient voor het weergeven van informatie en mededelingen in verband met bedieningshandelingen zoals het plaatsen van clips en andere acties.
Plaatsingssymbolen: In Studio worden combinaties van projectmaterialen die problemen zouden kunnen veroorzaken, bij voorbaat uitgesloten. Daarbij geven zowel de symbolen van de muisaanwijzer als de diverse kleuren van de verticale plaatsingslijnen de gebruiker een teken welk onderdeel al dan niet op welk spoor kan worden geplaatst. Wanneer er bijvoorbeeld geprobeerd wordt een audiobestand op een videospoor te plaatsen, dan wordt de kleur van de plaatsingslijn 16
Studio 8
rood, het plusteken als muisaanwijzer wordt een verbodsteken en op de statusregel verschijnt de mededeling dat scènes, titels, foto’s en overgangen op een videospoor moeten worden gezet. Groene plaatsingslijnen in combinatie met een plusteken betekenen dat een actie is toegestaan; rode plaatsingslijnen in combinatie met verbodsteken geven aan dat een actie niet kan worden uitgevoerd.
De gereedschapskisten De gereedschapskisten in Studio maken het makkelijk om met point & click snel clips toe te voegen aan een film en bestaande videoclips aan te passen. Studio beschikt over aparte gereedschapskisten voor video- en audioclips. De gereedschapskisten zijn alleen beschikbaar in de Bewerken-modus. Ze worden geopend met de knoppen linksboven in het Filmvenster.
Selecteer de gereedschapskist die u wilt openen door de cursor over de symbolen te bewegen. De afzonderlijke knoppen lichten op, de gereedschapskist aanduidend die opent wanneer u klikt. Het Album maakt dan plaats voor de gereedschapskist gebied dat bestaat uit twee vakken: • Verticale knoppenbalk links, voor het kiezen van een bepaald gereedschap. Klikken op een knop opent het gereedschap.
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
17
• Het gekozen gereedschap rechts. Dubbelklikken op een clip in het Filmvenster laat ook het corresponderende gereedschap zien (behalve bij titels en stilstaande beelden, die in Titel Bewerking worden geopend bij dubbelklikken).
Met uitzondering van de eerste knop voor het wijzigen van de clipeigenschappen beschikken alle gereedschappen over een vastgestelde functie. De bovenste knop in beide gereedschapkisten is de knop clipeigenschappen. Deze wordt gebruikt voor trimmen en andere bewerkingen van de geselecteerde clip in het Filmvenster. Titel Programma Een krachtig gereedschap dat niet direct via de gereedschapskisten opent, is het Titel Programma. Deze combineert tekst, afbeeldingen en andere grafische bronnen tot titels en schijf menu’s voor de Studio projecten. Het Titel Programma is te vinden via de gereedschappen Titel en Menu, of via het commando Ga naar Titel/Menu in het menu bij klikken op de rechter muisknop.
18
Studio 8
De Video gereedschapskist
Clip eigenschappen: Met Clip eigenschappen kan het begin en eind van elke clip aangepast worden: dit heet trimmen. Het gereedschap laat typen van omschrijvingen toe. Verschillende soorten clips zien er anders uit in dit gereedschap. In dit voorbeeld trimmen we een videoclip.
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
19
Titels en afbeeldingen: Ook titels en afbeeldingen kunnen met deze programmafunctie worden getrimd, en dus ingekort. De knop Bewerk Titel opent het Titel Programma om het uiterlijk van de afbeelding te wijzigen.
Schijf menu’s: Het onderdeel Schijf menu’s heeft verschillende opties om links tussen knoppen van een schijf menu en startpunten (hoofdstukmarkeringen) in uw film te bewerken. De hoofdstukmarkeringen zijn te zien op het Menu spoor in het Filmvenster. De knop Bewerken Menu opent het Titel Programma, waarmee het uiterlijk van een menu gewijzigd kan worden.
20
Studio 8
Grab frames: Hiermee kunt u een foto nemen van een afzonderlijk beeld uit uw film of bronvideo. U kunt het gebruiken in uw film, of bewaren voor gebruik in andere programma’s. Net als bij de Opname-modus ziet dit gereedschap er anders uit als de gebruikte opnamebron DV is (zie afbeelding) dan bij een nietDV-bron.
Aanpassen kleur/Visuele effecten: Met dit gereedschap kunnen de waarden voor kleurtint, kleurverzadiging, helderheid en contrast van clips worden ingesteld. Hier kunnen bovendien de in Studio geïntegreerde effectfilters Vervagen, Reliëf, Mozaïek en Poster worden toegepast. Met behulp van de knop Standaardinstellingen kunnen de betreffende clips weer in hun oorspronkelijke toestand teruggebracht worden.
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
21
Afspeelsnelheid variëren: Met de linkerschuifregelaar in dit gereedschap kan de afspeelsnelheid van clips instellen tussen vijf keer zo snel als normaal tot entende van de gebruikelijke snelheid. Met de rechter schuifregelaar kunnen de in een clip aanwezige frames van nul (geen stroboscopisch effect) tot vijftig maal worden herhaald. De lengte van de clip verandert niet, Studio vervangt de beelden van de clip met de te herhalen beelden.
De Audio Gereedschapskist
Clip eigenschappen: Het Clipeigenschappen gereedschap past de start- en eindtijden van elk type clip aan. Dit wordt ook wel trimmen genoemd. Intypen van beschrijvingen is mogelijk. Verschillende soorten clips zien er in dit gereedschap ook anders uit. In dit voorbeeld trimmen we een geluidseffect.
22
Studio 8
Wijzig volume: Dit gereedschap biedt de gebruiker maximale controle over de drie audiosporen (originele audio/audio-opname in combinatie met videoclip en audio-effecten en achtergrondmuziek). Van ieder afzonderlijk spoor of van alle sporen kan het geluid uitgeschakeld worden. In ieder van deze sporen kan op realtime gebaseerde Volume Fades (opkomend en wegstervend geluid) opgenomen worden.
Stem opnemen: Om een voice-over op te nemen, klik op de Record/Opname knop en start het inspreken in de microfoon.
Hoofdstuk 1: De Studio Interface
23
Toevoegen Audio CD: Hiermee kunnen delen van een audio CD worden toegevoegd.
Automatische achtergrond muziek: Dit gereedschap voegt achtergrondmuziek toe met gebruik van SmartSound, Studio’s krachtige muziekgenerator. Kies een stijl, een nummer en een versie en Studio maakt een soundtrack die past bij de duur van uw film.
EEN FILM MAKEN Met de modus Maak film, kan het videoproject waaraan gewerkt is als film naar een videoband worden gekopieerd of als digitale film op de harde schijf van de PC worden opgeslagen. Tijden het overbrengen van de videofilm naar de videoband of de harde schijf beweegt de tijdlijn-schuifregelaar evenredig over het filmvenster en het previewvenster toont de clip die op dat moment wordt opgenomen. 24
Studio 8
Videobanden maken
Het werkvenster voor filmopnamen verandert al naar gelang de geïnstalleerde opnameapparaten; zo is ook het venster voor het maken van films afhankelijk van het gebruikte opnameapparaat. Het maken van videobanden is alleen mogelijk op basis van Pinnacle Studio DV of een andere IEEE-1394 kaart, Pinnacle Studio DC10-plus of met Pinnacle Studio AV. Digitale films maken
Met Studio bestaat ook de mogelijkheid digitale filmproducties te maken in de vorm van MPEG1-, MPEG2- of AVI-bestanden. Bovendien kunnen streaming videoclips in de formaten RealVideo of Windows Media worden gemaakt, die ook zeer geschikt zijn als e-mail-bijlage of voor de website. Maak een keuze door de gewenste knop te activeren van de verticale knoppenbalk links naast het statusvenster. Rechts naast het statusvenster bevindt zich het gebied van de Diskometer dat een actueel overzicht geeft van de nog aanwezige ruimte op de harde schijf in relatie tot de hoeveelheid ruimte die nog nodig is voor het opslaan van de digitale videofilm. Hoofdstuk 1: De Studio Interface
25
Schijven maken
U kunt ook uw films opslaan in VCD, S-VCD en DVD formaat en direct branden in uw computer zodat het geschikt is om af te spelen in een geschikt apparaat. Het venster CD/DVD Maken heeft een aflezer in de stijl van de Diskometer en laat zien hoeveel ruimte de film zal gebruiken bij opslaan op de schijf van uw keuze met de ingestelde kwaliteit. Bij DVD schijven, heeft u ook de optie om een “afbeelding” van de schijf in een aangegeven map op te slaan op de hard disk van de PC. Studio kan de afbeelding op een schijf branden op een moment dat u schikt. Dit is handig bij het testen van de schijf bij gebruik van een software DVD speler, en om meerdere kopiëen te maken van uw DVD.
26
Studio 8
Hoofdstuk 2: Het opnemen van video Opnemen is het importeren van beeld van een videobron naar de vaste schijf van een pc om in een eigen film te gebruiken. Studio kan zowel van digitale (DV, MicroMV) als van analoge videobronnen (zie “Opnameapparatuur” hieronder voor details) opnemen. De opgenomen video wordt in een map op de vaste schijf opgeslagen – de opnamemap – voor gebruik in de definitieve versie van uw eigen film. In de bewerkingsmodus kunt u bestanden in het Album openen. Voor een opname klikt u eerst op de Opnameknop boven aan het scherm waardoor u de opnamemodus van Studio opent.
Zie “Opnamemodus” in Hoofdstuk 1: De Studiointerface voor een beschrijving van de interface in de opnamemodus.
Opnameapparatuur Afhankelijk van de gebruikte hardwarecomponenten is Studio in staat vanaf de volgende analoge en digitale videobronnen opnamesopnames naar de harde schijf van de pc over te zetten: • DV, MicroMV resp. Digital8-camcorder met aansluiting op Pinnacle Studio DV, een Pinnacle Studio Deluxe AVDV of een andere 1394-interface;
Hoofdstuk 2: Het opnemen van video
27
• een camcorder resp. videorecorder met aansluiting op Pinnacle Studio DC10plus, Pinnacle Studio AV of Pinnacle Studio Deluxe AVDV; • een camcorder of videorecorder met aansluiting op een USB-video-opnamekabel van Pinnacle Linx of een ander DirectShow-compatibel videoopnameapparaat; • een camcorder of videorecorder met aansluiting op een Pinnacle PCTV-resp. andere PCI-gebaseerde TV-tunerkaart; • een USB-gebaseerde videocamera resp. webcamera. Keuze van het gewenste video-opnameapparaat:: Kies de menuoptie Installatie>Videobron. Het tabblad Videobron verschijnt. 2. Kies uit de getoonde keuzelijsten Video en Audio in het Videoapparaat-dialoogvenster de betreffende apparaten en bevestig dit met OK. 1.
Zie Bijlage A: Installatieopties voor gedetailleerde informatie over het keuzemenu Opnameapparatuur.
Het opnameproces In de volgende paragraaf wordt uitgelegd wat er precies gebeurt bij de opname. Verder in dit hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op de verschillende stappen. Zie ook Bijlage A: Installatieopties voor gedetailleerde beschrijvingen van de keuzemenu’s Videobron en Videoformaat. 28
Studio 8
Beeld opnemen: Controleer of de apparatuur goed is aangesloten. Voor een DV- of MicroMV-opname moet de camcorder resp. videorecorder goed zijn aangesloten op de bidirectionele 1394-interface van de pc. Voor een analoge opname moet de videobron op de op de Composiet- of S-Video-poort van de hardware aangesloten worden. Verbind de audiobron met de audiopoort van het opnameapparaat als die aanwezig is; anders moet de audio met de audiopoort van de pc-geluidskaart verbonden worden. 2. Klik op de Opnameknop boven aan het scherm als u zich nog niet in de opnamemodus bevindt. De opnamemodus-interface wordt getoond. (Zie Hoofdstuk 1: De Studio-interface). 3. Klik op de gewenste opname-instelling op de Discometer. Als u specifieke veranderingen wilt aanbrengen, klikt u op Instellingen op de Discometer. Deze opent vervolgens het optiepaneel Opnameformaat. (Zie Bijlage A:Installatieopties). Vergeet niet dat een opname op volle kwaliteit bij een DV-opname meer ruimte in beslag neemt dan een opname van previewkwaliteit. Als de uiteindelijke film op schijf wordt overgezet (VCD, S-VCD of DVD), is het aan te raden om de opname van volle kwaliteit in MPEG- in plaats van in DVformaat te maken. (Zie “DV-opname” hieronder voor meer informatie over deze opties.) Voor een analoge opname geldt: hoe beter de kwaliteit, hoe groter het opgenomen videobestand. 4. Klik in de Discometer op Start Opname. 1.
Hoofdstuk 2: Het opnemen van video
29
5.
6.
7.
8.
30
Het dialoogvenster Video-opname wordt op het beeldscherm getoond. Geef de bronvideo een naam. Het is ook mogelijk om een tijdslimiet voor de opname in te stellen. (Als er verscheidene DV-opnames op previewkwaliteit van dezelfde band worden gemaakt, kan het Maak Film proces later beter worden gestroomlijnd als u gebruik maakt van de aanbevolen bestandsnaamconventie). Let op: Windows 98 en Millennium hebben een beperkte bestandsgrootte. Voor FAT16-schijven is de limiet 2 GB. Voor FAT 32- schijven is de limiet 4 GB. Studio schat de duur van de video van de gewenste kwaliteit dat het grootste toegelaten bestand kan bevatten, en toont dit als de maximale duur voor de opname. Als u opneemt met een analoge camcorder of videorecorder moet u de band nu terugspoelen.. Dit is niet nodig bij een digitale opname. In dit geval zorgt Studio er automatisch voor dat deze wordt teruggespoeld. Klik op Start opname in het dialoogvenster Videoopname. De tekst verandert in Stop opname. Opname begint: de speler toont de binnenkomende gedigitaliseerde video die op de vaste schijf wordt opgeslagen (tenzij Videoweergave tijdens de opname in het keuzemenu Opnamebron niet is aangevinkt). Tijdens de opname voert Studie een automatische scèneherkenning uit aan de hand van de huidige instellingen in het keuzemenu Videobron. Klik op Stop opname om de opname op het gewenste moment te beëindigen.
Studio 8
Studio stopt automatisch met opnemen als de vaste schijf vol is of de ingevoerde maximale tijdslimiet bereikt is.
Automatische scèneherkenning Scèneherkenning is een sleutelkenmerk van Studio. Tijdens de opname zoekt Studio automatisch natuurlijke breuken in het beeld en deelt die op in scènes. Voor elke gevonden scène wordt een nieuw pictogram in de sectie Videoscènes van het Album gecreëerd. Scèneherkenning kan worden ingesteld door in het keuzepaneel Videobron de optie Scèneherkenning tijdens beeldopname te kiezen (Installatie>Videobron). Let op! Bij sommige soorten videobronnen zijn niet alle scèneherkenningsopties beschikbaar. Opties die niet van toepassing zijn voor de installatie zijn in het dialoogvenster niet actief. De vier opties zijn: • Automatisch op basis van opnamedatum/-tijd: Deze optie kan alleen maar gebruikt worden bij opnames via een DV-bron. Studio neemt de tijdstempeldata tijdens de opname op de band waar en begint telkens een nieuwe scène als het een onderbreking vindt. • Automatisch volgens inhoud: Studio probeert de duidelijk optredende beeldwisselingen die in een videoclip aanwezig zijn te pakken en in scènes om te zetten. Bij onstabiele belichting bestaat de mogelijkheid dat deze optie niet werkt. Voorbeeld: een video-opname met flitslicht in een nachtclub zou bij iedere lichtflits resulteren in een nieuwe scène. • Maakt om de X seconden een nieuwe scène: Wanneer voor deze optie wordt gekozen, wordt door Hoofdstuk 2: Het opnemen van video
31
Studio om de X seconden een nieuwe scène gemaakt. De variabele X staat hierbij voor het aantal seconden. Deze mogelijkheid kan worden gebruikt bij het digitaliseren van een band met lange en doorlopende opnames. • Druk op de spatiebalk voor een nieuwe scène: Selecteer deze optie als u het hele opnameproces wilt bekijken en zelf wilt beslissen waar u scènewisselingen wilt aanbrengen.
DV-, MicroMV- en analoge opnames De knoppen en opties die in de opnamemodus te zien zijn, zijn afhankelijk van de geselecteerde opnameapparatuur. De rest van dit hoofdstuk is onderverdeeld in twee gedeelten: • Als u gebruik maakt van een DV-camcorder of videorecorder die verbonden is met een 1394-ingang, gaat u naar “DV-opname” vlak hieronder. • Als u gebruik maakt van een analoog apparaat met een composiet of S-video-ingang voor de apparatuur, gaat u naar “Analoge opname” later in het hoofdstuk. Als u gebruik maakt van een MicroMV-camcorder die verbonden is met een 1394-ingang, is de opnamemodusinterface identiek aan die van DVapparatuur. De meeste DV-opnameopties en -functies zijn echter niet beschikbaar voor MicroMV-opnames, zoals de opnames in previewkwaliteit en de DVcoderingsoptie. MicroMV-opnames zijn altijd MPEG-2.
DV-OPNAME In deze sectie wordt het opnemen vanaf een DV-bron (camcorder of videorecorder) en een 1394-ingang behandeld. Voor opnames met analoge hardware 32
Studio 8
verwijzen wij u naar de volgende sectie, “Analoge opnames” op pagina 39. Als u in DV-formaat van DV-apparatuur opneemt, biedt Studio twee keuzes voor opname-instellingen: Previewkwaliteit (SmartCapture) en Volledige Kwaliteit. Bij Volledige Kwaliteit hebt u de keuze uit 2 soorten coderingen: DV en MPEG.
Opnames in previewkwaliteit met SmartCapture SmartCapture, één van die uitstekende functies van Studio, SmartCapture maakt het mogelijk met gebruikmaking van een minimale hoeveelheid harde schijfgeheugen een videoband van verminderde kwaliteit op te nemen. Dit betekent dat u met behulp van SmartCapture een volledige band naar de harde schijf van de pc kunt kopiëren in plaats van afzonderlijke clips te moeten opzoeken en selecteren, hetgeen een tijdrovend karwei is. U kunt deze “previewkwaliteit” gebruiken om een nieuwe videoproductie op te bouwen en in de preview te bekijken. Zodra de videobewerking is afgesloten en daar een eindband met oorspronkelijke kwaliteit van moet worden gemaakt, worden de scènes die in de videoproductie zijn opgenomen nog een keer in onbeperkte DV-kwaliteit opgenomen. Daarom kan de
Hoofdstuk 2: Het opnemen van video
33
verminderde previewkwaliteit van de videofilm absoluut geen invloed hebben op het uiteindelijke resultaat. Scènes die in previewkwaliteit zijn opgenomen, worden in het Album aangegeven door middel van een stippellijn. Continue tijdcode Om ervoor te zorgen dat SmartCapture goed kan werken, moet de gebruikte digitale videoband een continue DV-tijdcode hebben, omdat de Studiotoepassing bij eventueel aanwezige gaten in de tijdcode geen volledige opnames kan produceren. Indien de camcorder beschikt over een functie waarmee banden kunnen worden voorgecodeerd (striping) dan moet de videoband met behulp van deze functie eerst worden voorgecodeerd. Wanneer de camcorder echter niet van een dergelijke functie is voorzien, kan indien gewenst, worden teruggegrepen op de hierna beschreven twee procedures tot het implementeren van een continue tijdcode: Leg een band in de camcorder, bevestig de beschermkap van de lens en activeer de opnametoets. Op de hele band worden nu zwarte opnames opgenomen waarbij bovendien een bronspoor met een continue tijdcode wordt aangelegd. 2. Wanneer er voor deze eerste techniek geen tijd is, dan moet het volledige videomateriaal zonder onderbreking en aan één stuk van het begin tot het eind worden opgenomen. Spoel de band van de camcorder steeds een paar frames terug wanneer gedurende de filmopname de start- of stoptoets is gebruikt, zodat ertussen de afzonderlijke opnames geen lege stukken kunnen ontstaan. 1.
34
Studio 8
SmartCapture kan ook worden gebruikt in combinatie met camcorders die niet in staat zijn een continue tijdcode achter te laten. In dit geval zal SmartCapture echter niet de volledige band aan één stuk kunnen overzetten, maar zal na iedere ontdekte breuk in de tijdcode blijven stilstaan. Om door te gaan met het kopiëren, moet de betreffende band tot aan het begin van het volgende videosegment worden gespoeld en moet de opname opnieuw worden gestart. Het aanhouden van naamconventies Wanneer van één en dezelfde videoband meerdere videosegmenten naar de harde schijf worden overgebracht, dient streng te worden vastgehouden aan de geregelde naamconventies. Zo kunnen bijvoorbeeld alle videosegmenten die van dezelfde videoband komen gemakkelijk te onthouden namen krijgen die steeds met hetzelfde begrip beginnen. Een videoband waarop bijvoorbeeld drie verschillende onderwerpen staan die allemaal tijdens de laatste vakantie zijn opgenomen, kunnen de volgende benaming krijgen: Vakantie:picknick, Vakantie:zeilen, Vakantie:voetballen. Door deze of een andere naamgeving wordt tijdens het afsluitend maken van de band een hoop tijd bespaard, aangezien niet om de drie minuten een nieuwe band hoeft te worden ingelegd. Analoge banden en Digital8 Camcorder De SmartCapture-functie heeft een DV-timecode nodig, maar analoge banden (Hi8 en 8mm) beschikken niet zelf over een DV-timecode wanneer deze in een Digital8-camcorder worden afgespeeld. Als gevolg daarvan is het niet mogelijk SmartCapture in combinatie met analoge banden in een Digital8Hoofdstuk 2: Het opnemen van video
35
camcorder te gebruiken. Daardoor kunnen analoge videobanden onder Studio alleen dan worden gebruikt wanneer deze in volledige beeldkwaliteit op de harde schijf van de pc worden gezet of naar een DV-band gekopieerd.
Opnemen met volledige beeldkwaliteit U heeft 2 keuzes wat betreft de manier waarop de videodata gecodeerd en in volledige kwaliteit beeldopnames gecomprimeerd is. DV-formaat is voor de meeste doeleinden de aangewezen keuze, maar als u het eindproduct op een schijf wilt uitvoeren (VCD, SVCD of DVD), kiest u voor MPEG-formaat. Studio kan DV in real time opnemen, zelf met volledige beeldkwaliteit. MPEG-opnames zijn meestal langzamer. Hoeveel langzamer hangt af van de gekozen kwaliteitsinstelling en de snelheid van uw apparatuur. Een MPEG-film heeft veel minder ruimte op de schijf nodig dan de equivalente DV-opname op volledige kwaliteit (hoewel dit met SmartCapture over het algemeen minder belangrijk is). DV DV is een formaat met een hoge resolutie en een bijbehorende grote opslagcapaciteit. De camcorder comprimeert and slaat de videogegevens op de band op met een snelheid van 3,6 MB/s. Dit is video van uitzendkwaliteit. De videogegevens worden in de hoogste kwaliteit rechtstreeks vanaf de betreffende camcorderband naar de harde schijf van de computer gekopieerd, waarbij noch veranderingen noch enig kwaliteitsverlies vanwege datacompressie valt waar te nemen.. Juist vanwege het daarmee gepaard gaande ontstaan van grote hoeveelheden data, is bij 36
Studio 8
deze instelling ook een grote hoeveelheid geheugenruimte nodig waardoor in de praktijk in plaats van de hele videoband soms alleen bepaalde kleinere videosegmenten in de beste kwaliteit zullen worden gedigitaliseerd. De benodigde ruimte op de vaste schijf kan rekenkundig worden vastgesteld door de lengte van de videofilm in seconden met de waarde 3,6 MB/sec. te vermenigvuldigen. Een voorbeeld: 1 uur videofilm = 3600 seconden (60 x 60) 3600 seconden x 3,6 MB/s = 12.960 MB Dus 1 uur video kost 12,9 GB aan schijfruimte op de harde schijf Daar komt bij dat de harde schijf bij kopiëren met de beste kwaliteit een constante lees- en schrijfsnelheid van 4 MB per seconde in stand moet houden. Alle moderne SCSI- en de meeste UDMA-hardeschijfstations voldoen aan deze voorwaarde. Wanneer voor het eerst een video-opname in de beste kwaliteit wordt gedigitaliseerd, wordt de harde schijf door het programma op zijn prestaties getest. MPEG DVD- en S-VCD-schijven gebruiken allebei bestanden in MPEG-2 formaat. Dit is een uitbreiding van het MPEG-1-formaat dat voor VCD’s wordt gebruikt. MPEG’s die voor gebruik op het Internet zijn bestemd, hebben zowel een lagere resolutie als het MPEG-1 formaat Het scherm Opnameformaat (Instelling > Opnameformaat) bevat een aantal opties voor het bepalen van de kwaliteit van MPEG-opnames. Hoofdstuk 2: Het opnemen van video
37
Met een andere instelling kunt u de wijze waarop de MPEG wordt gecodeerd, aanpassen aan de snelheid van uw computer. • De eerste instelling is Standaard Codeermodus gebruiken. Hierbij laat u Studio kiezen welke van de instellingen wordt gebruikt. Studio beslist dan welke instelling het beste op de apparatuur zal werken. • De beste instelling voor hele snelle apparatuur is Realtime coderen. Opname en codering worden dan tegelijk gedaan. • Langzame machines zullen moeten terugvallen op de uitwijkmodus, Coderen na opname. Dit duurt langer, maar garandeert een bijna foutloze opname. Zie de sectie “Videoformaat” in Bijlage A: Installatieopties voor meer informatie over de MPEGkwaliteitsinstellingen.
Audio- en videoniveau Bij DVD- en MicroMV-opnames gebruikt u audio en video die tijdens opname in de camera zijn gecodeerd in het DV-bestandsformaat. Wanneer u het materiaal via een IEEE-1394 ingang op uw computer overzet, blijft deze data in het gecomprimeerde digitale formaat staan en kunt u de audio- en videoniveaus tijdens de opname niet aanpassen. Dit in tegenstelling tot analoge opnames. Daarbij kan de audio en video tijdens de opname wel worden aangepast. Bij digitale opnames worden de nodige aanpassingen pas in de bewerkingsmodus gedaan. De functie Kleur aanpassen/Visueel effect toevoegen in de bewerkingsmodus bevat een schuifregeling (Tint, Verzadiging, Helderheid en Contrast) waarmee u de videoniveaus kunt aanpassen. Met de functie Volume 38
Studio 8
wijzigen kunt u de het geluidsniveau aanpassen. Met deze hulpmiddelen kunt u afzonderlijke fragmenten aanpassen en hoeft u geen algemene wijzigingen aan te brengen aan de hele videofilm in het opnamebestand.
ANALOGE OPNAMES In deze sectie wordt opname met analoge apparatuur behandeld, zoals: • een camcorder resp. videorecorder met aansluiting op Pinnacle Studio DC10plus, Pinnacle Studio AV of Pinnacle Studio Deluxe AVDV; • een camcorder resp. videorecorder met aansluiting op een Pinnacle Linx USB-video-opnamekabel of een ander DirectShow-compatibel videoopnameapparaat; • een camcorder resp. videorecorder met aansluiting op een Pinnacle PCTV- resp. andere PCI-gebaseerde TV-tunerkaart; • USB-gebaseerde videocamera resp. webcamera; • wanneer u een DV- of MicroMV-camcorder gebruikt die via een 1394-poort op de computer is aangesloten, verwijzen wij u naar de voorgaande paragraaf, “DVopnames”.
Opties voor de opnamekwaliteit Studio biedt drie vooraf ingestelde kwaliteitsniveaus: Goed, Beter en Beste, alsmede de optie Aangepast. De betreffende instellingen voor de video-opname – inclusief Beeldsnelheid, Comprimeren en Opnamekwaliteit – zijn afhankelijk van de voor de opname gebruikte apparatuur. Vergeet niet dat de grootte van de benodigde geheugenruimte in relatie
Hoofdstuk 2: Het opnemen van video
39
staat tot het gekozen kwaliteitsniveau, d.w.z. hoe hoger de kwaliteit, des te meer geheugen er nodig is. Kies de optie Aangepast als u de instellingen voor de videoopname zelf in wilt stellen. Meer gegevens over de instellingen bij video-opnames zijn te vinden in Bijlage A: Installatieopties.
Audio- en videoniveau Studio heeft opklapbare optievelden om het audio- en videoniveau tijdens de opname te controleren. Dit is vooral van belang voor het compenseren van verschillen tussen video-opnames uit verschillende bronnen. Ofschoon in de bewerkingsmodus altijd de mogelijkheid bestaat om audio- en videoniveaus te wijzigen, is het meestal niet nodig naderhand correcties uit te voeren - wat soms per scène moet gebeuren door de niveaus voorafgaand aan de opname correct in te stellen. Het correct instellen van de audio-opties voor de opname garandeert een constant volumeniveau en kwaliteit. Het is mogelijk dat bepaalde opnameapparatuur minder opties biedt dan hier worden weergegeven en besproken. Bij hardware waarbij geen stereo audioopname is ingebouwd, zal bijvoorbeeld geen balanscontrole op het audiopaneel verschijnen. Video-opties Kies het type beeld dat u wilt digitaliseren door op de juiste knop te klikken (Composiet of S-Video). In het uitklapbare videobedieningspaneel kan vervolgens naar behoefte de waarde voor helderheid (video versterking),
40
Studio 8
contrast (zwartniveau), beeldscherpte, kleurtint en verzadiging voor de binnenkomende videobeelden worden ingesteld.
Audio Gebruik de Geluidsopnameknoppen om te bepalen of Studio de audio samen met de video moet opnemen. Selecteer de Uit-knop als er alleen met video wordt gewerkt. In het controlepaneel kunnen de waarden voor ingangsniveau en stereobalans van de binnenkomende audio naar wens worden veranderd.
Hoofdstuk 2: Het opnemen van video
41
42
Studio 8
Hoofdstuk 3: Het Album Het bronmateriaal dat u nodig heeft om een film te maken, is opgeslagen in verschillende delen van het Album. U kunt de delen openen met deze tabs: Video scènes: Uw opgenomen videobeelden. Elke scène in het opgenomen videobestand heeft zijn eigen pictogram. Overgangen: Vervagen (fades), overvloeien (dissolves), schuiven (slides) en andere overgangen, inclusief de uitvoerige Hollywood FX overgangen. Titels: Bewerkbare titels om te gebruiken als overlays (laag over beeld) of als beeldscherm vullende afbeeldingen. Studio ondersteunt scrolls, crawls, en andere typografische effecten. Stilstaande beelden: Foto’s, bitmaps en videobeelden. Deze kunnen gebruikt worden als overlay (laag over beeld) of beeldvullend. Geluidseffecten: Een verzameling van wav en mp3 bestanden, inclusief een volledig assortiment van geluidseffecten. Schijf menu’s: Een aantal hoofdstuk menu’s voor het gebruik bij het samenstellen van DVD, VCD en SVCD. Elk deel van het Album bestaat uit zoveel pagina’s als nodig zijn om alle minibeelden van de onderwerpen in dat deel te laten zien. Bovenaan rechts van elke Album
Hoofdstuk 3: Het Album
43
pagina, vermeldt Studio het actuele paginanummer en het totale aantal pagina’s.
Klik op de pijltjes om vooruit of terug in de pagina’s te gaan. Alle typen inhoud van het Album kun je bekijken door op de icoontjes te klikken. Gedurende deze preview laten de meeste onderdelen een smalle voortgangsbalk meelopen aan de onderkant van het icoon (uitgezonderd overgangen en geluidseffecten). Dit hoofdstuk legt elk onderdeel van het Album uit, te beginnen met een gedetailleerde bespreking van het belangrijke onderdeel Video Scènes. Het daadwerkelijk gebruiken van de Album inhoud om uw film te maken, is het onderwerp van de hoofdstukken 4 tot en met 9. Bronmappen voor de Album inhoud De inhoud van het onderdeel Video Scènes komt uit een opgenomen videobestand, waar het onderdeel Overgangen gevuld is met bron bestanden uit het Studio programma. De icoontjes in elk van de andere vier onderdelen van Album zijn verschillend: ze vertegenwoordigen de bestanden in een bepaalde schijfmap. Elk onderdeel – Titels, Afbeeldingen, Geluidseffecten en Schijf menu’s – heeft een standaard map toegewezen gekregen, maar u kunt ook zelf een map opgeven. De bronmap voor de inhoud van dit onderdeel is afgebeeld boven aan de linkerpagina in Album, naast een kleine Map knop . Om op een andere plaats naar een bestand te zoeken, klik op de knop, en zoek in andere mappen in uw computer om een bestand te selecteren. (Het bestand 44
Studio 8
dat u selecteert licht op in het Album, maar blijft in de originele staat.)
VIDEO SCÈNES Hier begint het bewerkingsproces – in het onderdeel Video Scènes van het Album met het ruwe beeldmateriaal dat u heeft opgenomen. Meestal zult u eerst scènes selecteren en slepen van het Album naar het Filmvenster (zie Hoofdstuk 4: Video Clips). In het Album worden de scènes afgebeeld in de volgorde waarin ze werden opgenomen. Deze volgorde kan niet veranderd worden, omdat hij bepaald is door het opnamebestand, maar de scènes kunnen in de uiteindelijke film naar keuze gerangschikt worden. In het Album kunnen scènes ook niet bewerkt (trimmen) worden, maar in de film kunt u zoveel of zo weinig van een scène gebruiken als u wilt. Kenmerken van de Interface Het onderdeel Video Scènes heeft verschillende speciale kenmerken: • De videoclips die in previewkwaliteit zijn opgenomen, zijn in het album herkenbaar aan een witte stippelrand. De clips die met volledige beeldkwaliteit zijn opgenomen, hebben deze rand niet. • De videoclips die ook in het filmvenster zijn geplaatst, hebben in de rechter bovenhoek van het getoonde pictogram een groen vinkje. Het groene vinkje verdwijnt weer zodra de betreffende videoclip weer uit het filmvenster is verwijderd. • Om te zien hoe een bepaalde scène uit het Album wordt gebruikt in uw actuele project, gebruik het Hoofdstuk 3: Het Album
45
commando Album > Zoek Scène in Project. Studio accentueert elke clip in het Filmvenster, gebaseerd op de geselecteerde scène(s). Dezelfde truc werkt ook andersom, door het commando Zoek Scène in Album via het klik-rechts menu voor Filmvenster clips. • Bijna alle menu opdrachten die van toepassing zijn op scènes zijn beschikbaar in het hoofdmenu Album, en met het pop-up menu wanneer u met de rechtermuisknop klikt op een bepaalde scène. Zodra deze gegevens vragen om een menu opdracht als Album > Combineer Scènes, denk eraan dat een gelijkwaardig commando altijd beschikbaar is via het pop-up “context” menu. Samenvatting van bewerkingen Vanwege de centrale rol bevat het onderdeel Video Scènes een uitgebreide set bewerkingen. Ze staan hieronder in het kort genoemd: • • • • • • •
Een opgenomen videobestand openen Opgenomen video bekijken Weergave start en lengte van de scène Scènes selecteren Scènes combineren en verdelen Scènes opnieuw zoeken Scène commentaar
Een video-opname bestand openen Nadat de videobestanden op de harde schijf van de pc zijn gedigitaliseerd, kunnen deze met de linksboven in het albumvenster geïntegreerde navigatieknoppen voor Windows-bestanden en directories worden geselecteerd en geopend. 46
Studio 8
Openen en selecteren van de video-opname Open het onderdeel Video Scènes in het Album, als het nog niet open is, klik dan op de bovenste tab. Het Album gaat naar het onderdeel Video Scènes en geeft de navigatieknoppen weer helemaal boven in links. 2. Selecteer een video uit de lijst of klik op de Map knop om naar een andere map te gaan. Het standaard dialoogvak dat verschijnt als op de Map knop geklikt wordt. Zoek hier de map die u wilt en selecteer een opgenomen videobestand (avi of mpg). Dit bestand wordt nu het actuele opnamebestand, en andere opnamebestanden zijn nu beschikbaar via de lijst in het menu. Het Album is nu gevuld met gevonden scènes uit uw opgenomen video. Elke scène wordt weergeven met een icoon of pictogram gelijk aan het eerste videobeeld van de scène. 1.
Het kan zijn dat u liever een ander beeld als pictogram voor de eerste scène heeft. Studio geeft de mogelijkheid om dit icoontje te wisselen. Veranderen van de scène miniaturen in het Album: Kies de scène waarvan het pictogram veranderd moet worden. 2. Zoek via de navigatieknoppen van de Speler naar de afbeelding waardoor het oude scène pictogram moet worden vervangen. 3. Klik op Album > Stel icoon in. 1.
Video opnames bekijken Scènes in uw video-opnames kunnen op elk moment tijdens het bewerkingsproces opnieuw bekeken worden. Hoofdstuk 3: Het Album
47
Opgenomen video scènes bekijken: Klik op het pictogram afbeelding van de scène in het Album. De Speler laat het eerste frame van de geselecteerde scène zien. 2. Klik op de knop Afspelen in de Speler. De Speler laat de geselecteerde scènes en volgende zien. De voortgang is op drie manieren te zien. • De scènes lichten op als ze afgespeeld worden. • De schuifregelaar van de Speler bevindt zich op het punt in de film dat nu te zien is. • Zoals bij de meeste iconen in het Album, laten de scène miniaturen een voortgangsbalk zien tijdens de weergave. Bij het bekijken van de videoopnamen, beweegt de voortgangsbalk met de scènes mee. 1.
Weergave van start en duur van de scène Wanneer u met de muisaanwijzer over een scène gaat, verandert deze in een symbool met een uitgestrekt handje. Zodra de muisaanwijzer even stilstaat op een scène, wordt in een klein infoveld het starttijdstip en de duur van de scène getoond. Deze aanduiding blijft een paar seconden staan, wanneer de muis op dezelfde plaats blijft. Let op dat de starttijd de tijdcode is van de originele videoband, in minuten, seconden en frames. 48
Studio 8
Scènes selecteren In Studio kunt u op verschillende manieren scènes selecteren in het Album. U gebruikt daarbij de manier die gangbaar is in Windows. Zo geeft een gemarkeerde rand bijvoorbeeld aan dat de betreffende scène is geselecteerd. Deze twee technieken kunnen ook in combinatie met elkaar worden gebruikt: • Kies in de menubalk de opties Bewerken > Alles selecteren of druk op Ctrl + A wanneer alle scènes in een album, inclusief de scènes op de niet zichtbare albumpagina’s, moeten worden geselecteerd. • Klik voor het selecteren van een bij elkaar horende groep scènes op de gewenste scènes en houd daarbij de Shifttoets ingedrukt. • Klik voor het selecteren van een niet bij elkaar horende groep scènes op de gewenste scènes en houd daarbij de Ctrl-toets ingedrukt. • Klik met de muisaanwijzer op een gebied buiten de scène-iconen en sleep met ingedrukte muisknop een keuzekader om de gewenste scènes heen. • Beweeg met behulp van de vier pijltjestoetsen in iedere gewenste richting door het videoalbum. Gebruik de Shift toets om onderweg scènes te selecteren.
Combineren en opsplitsen van scènes Nadat de scènes in de preview zijn bekeken, kan het zijn dat het goed is enkele scènes in het album met elkaar te combineren of deze in kleinere of grotere scènes op te splitsen. De twee technieken zijn gemakkelijk en lijken op elkaar.
Hoofdstuk 3: Het Album
49
Albumscenes combineren: Kies de scènes uit die met elkaar moeten worden gecombineerd. 2. Selecteer het menu Album > Combineer Scènes. De gekozen scènes worden nu met elkaar tot één scène gecombineerd. Alleen aangrenzende scènes kunnen worden gecombineerd. Bovendien worden de scènes exact in de volgorde met elkaar verbonden, waarin ze in het album zijn bewaard. Daarbij speelt het geen rol in welke volgorde ze geselecteerd werden. De afzonderlijke scènes worden in het album van links naar rechts en vervolgens van boven naar onder bewaard. Voor het activeren van de functie Ongedaan maken, druk dan op de toetscombinatie Ctrl + Z of activeer de menuoptie Bewerken > Herstel. Als de scènes die u geselecteerd heeft niet allemaal aangrenzend waren, dan wordt iedere set van aan elkaar grenzende scènes gecombineerd. Maar de verschillende sets worden niet onderling samengevoegd. 1.
Niet-aangrenzende scènes worden niet meegenomen
Albumscènes opsplitsen Selecteer de scènes die gesplitst moeten worden. 2. Kies de menuoptie Album > Scènes opsplitsen. Het dialoogvenster voor het opsplitsen van scènes verschijnt. 1.
50
Studio 8
Definieer de lengte van de op te splitsen scènes door het aantal seconden per scène op te geven. De kleinste tijdseenheid van een opsplitsing is één seconde. Alle delen van de video die na een opsplitsing overblijven, worden aan de laatste scène toegevoegd. 4. Klik OK. Een voortgangsbalk wordt getoond, de scène wordt opgesplitst en de nieuwe aan het album toegevoegd. Wanneer dit ongedaan moet worden gemaakt, druk dan op de toetscombinatie Ctrl + Z of activeer de menuoptie Bewerken > Herstel Zoek scènes Aanwijzing: Scènes kunnen ook later nog verder worden opgesplitst, als ze tenminste een seconde duren. 3.
Terugzetten van bewerkte scènes Wanneer er scènes met elkaar zijn gecombineerd of zijn onderverdeeld en deze op een later tijdstip in de oorspronkelijke toestand moeten worden teruggezet, dan bestaat er de mogelijkheid de betreffende scène resp. selectie weer te herstellen in de oorspronkelijke toestand. Daarbij zijn de resultaten van de hernieuwde scèneherkenning identiek aan de eerste na de opname, tenminste als dezelfde herkenningstechniek wordt gebruikt.
Hoofdstuk 3: Het Album
51
Wanneer er scènes zijn onderverdeeld dan moeten deze eerst weer worden samengevoegd. De hernieuwde scèneherkenning zal de oorspronkelijke volgorde van de scènes nauwkeurig herstellen. Hernieuwde scèneherkenning: Als u scènes opnieuw moet combineren, selecteer eerst de gesplitste scènes. Klik dan in het menu op Album > Combineer Scènes. 2. Selecteer de scènes die u opnieuw wilt laten herkennen. 3. Kies een van de menu opdrachten Album > Herken Scènes via de Video Inhoud of Album > Herken Scènes via Opname Tijd en Datum. Een voortgangsscherm verschijnt wanneer Studio de scènes herkent en het Album weer vult. 1.
Scène commentaar De standaard weergave voor het onderdeel Video Scènes is de Icoon weergave, waarin elke scène zijn eigen pictogram heeft. Studio biedt de mogelijkheid scènes van een eigen naam of omschrijving te voorzien en deze vervolgens alfabetisch te sorteren en in het album te tonen. Klik op Album > Detail weergave om de opname van elke scène met het eigen pictogram te zien. Naast het beeldpictogram van iedere scène worden de timecodestarttijd en de duur van de scène weergegeven (bijvoorbeeld Scène 3, 7:21). Een klik met de linker muisknop op een pictogram opent een tekstveld voor het invoeren van naam, omschrijving en commentaar.
52
Studio 8
Bovendien bestaat er de mogelijkheid albumscènes op naam uit te kiezen. Kies Album > Scènes selecteren volgens naam en dit dialoogvenster verschijnt:
Vermeld in het lege tekstveld een trefwoord en klik op OK. Nu zijn alle scènes van een markering voorzien, die het zojuist ingevoerde trefwoord hebben. In ons voorbeeld was dat “3-shot”:
Hoofdstuk 3: Het Album
53
OVERGANGEN Het onderdeel Overgangen in het Album voorziet in een grote hoeveelheid slepen- en- neerzetten clip overgangen. Om alles hanteerbaar te houden, zijn de overgangen in groepen verdeeld. Gebruik de lijst om een groep overgangen te bekijken. Alle overgangen in de groep worden weergegeven, op zoveel Albumpagina’s als nodig zijn.
Studio’s collectie overgangen bestaat uit 74 standaard overgangen, 52 Alpha Magic overgangen, 16 Hollywood FX 3-D overgangen en meer dan 100 (gewaarmerkte) Hollywood FX 3-D overgangen in twee categorieën (“Pro” en “Plus”). Zie Hoofdstuk 5: Overgangen. De naam van de overgang weergeven Beweeg de muisaanwijzer langzaam over de overgangsiconen in het album. De muisaanwijzer verandert in een uitgestrekte hand (wat betekent dat de overgang versleept kan worden van het Album naar het Filmvenster). Bij stilhouden op het icoon is even de naam van de overgang te zien.
54
Studio 8
Overgangseffecten bekijken Wanneer u klikt op een overgangsicoon, demonstreert de Speler de overgang waarbij “A” de huidige clip is en “B” de nieuwe clip. De demonstratie gaat door zolang als het icoon geselecteerd blijft.
Voor detailweergave, stop de Speler en gebruik de jog knoppen (Beeld terug en Beeld vooruit) om het effect beeld voor beeld te bekijken.
TITELS Dit deel van het Album bevat een collectie van teksttitels in verschillende stijlen. U kunt ze in uw film full-screen (beeldvullend) gebruiken of als overlay (laag over beeld). Bij een overlay wordt de zwarte achtergrond later vervangen door ander materiaal, meestal een videobeeld. Met Studio’s ingebouwde krachtige Titel Editor, kunt u meteen uw eigen titels maken waar nodig. Misschien vindt u het makkelijker om te beginnen met een van de 36 meegeleverde titels die u kunt aanpassen met de Titel Editor. De Titels map: De miniaturen in het onderdeel Titels staan voor bestanden in de map die vermeld staat boven aan de linkerpagina. Titels die u gemaakt of gewijzigd heeft, kunnen worden toegevoegd door ze in de map van Titel Editor op te slaan. U kunt ook een andere map selecteren dan bron voor dit onderdeel (zie “Bron
Hoofdstuk 3: Het Album
55
mappen voor de Album inhoud” aan het begin van dit hoofdstuk). (Voor informatie over het gebruik van titels in uw film zie Hoofdstuk 6: Stilstaande beelden).
STILSTAANDE BEELDEN Dit deel van het Album geeft miniaturen weer van afbeeldingbestanden, waaronder videobeelden, foto’s en bitmap-tekeningen. De meeste standaard Windows beeldformaten worden ondersteund. De Stilstaande Beelden map: De iconen in het onderdeel Stilstaande Beelden vertegenwoordigen bestanden in de map, vermeld boven aan de linkerpagina. Afbeeldingen kunnen toegevoegd worden door ze hier op te slaan. U kunt bijvoorbeeld videobeelden opslaan naar de map Frame Grabber, of een titel opslaan uit Titel Editor. U kunt ook een andere map selecteren dan de bron voor dit onderdeel (zie “Bron mappen voor de Album inhoud” aan het begin van dit hoofdstuk). (Voor informatie over het gebruik van stilstaande beelden zie Hoofdstuk 6: Stilstaande beelden).
GELUIDSEFFECTEN Studio voorziet in een groot aanbod van geluidseffecten. Deze wav bestanden zijn ondergebracht in verschillende mappen, bijvoorbeeld “dieren”, “klokken” and “cartoons”. Dit deel van het Album geeft de geluidsbestanden weer in een map op de harde schijf. De naam van de map staat boven aan de linkerpagina. U kunt geluiden in een andere map ook weergeven – niet noodzakelijk een van 56
Studio 8
de Studio-geluiden – door een andere map te selecteren dan de bron voor dit deel (zie “Bron mappen voor Album inhoud” aan het begin van dit hoofdstuk). Behalve wav (Windows “wave”) bestanden worden ook muziekbestanden in mp3 formaat en avi animatie bestanden weergegeven in dit deel van het Album. Ze kunnen gebruikt worden als extra geluid in uw producties. Elke geluidsclip kan afgespeeld worden door op het icoon of de naam te klikken. Voor informatie over gebruik van geluiden in uw film zie Hoofdstuk 8: Geluidseffecten ook Muziek.
SCHIJF MENU’S Dit deel van het Album omvat een collectie van professioneel ontworpen menu’s voor het samenstellen van VCD, S-VCD en DVD. Menu’s in Studio zijn speciale titels: ze kunnen met Titel Editor worden bewerkt, en worden opgeslagen in een map op de harde schijf of meteen in uw film worden verwerkt. De Schijf Menu’s map: De iconen in het deel Schijf Menu’s vertegenwoordigen bestanden in de map vermeld aan de bovenkant van de linkerpagina. Menu’s kunnen toegevoegd worden door ze in deze map op te slaan. U kunt ook een andere map selecteren dan bron voor dit deel (zie “Bron mappen voor Album inhoud” aan het begin van dit hoofdstuk). Voor informatie over het gebruik van schijf menu’s in uw film zie Hoofdstuk 9: Schijf menu’s.
Hoofdstuk 3: Het Album
57
58
Studio 8
Hoofdstuk 4: Video Clips De hoeksteen van de meeste Studio video projecten is het onderdeel Album. Dit bevat uw opgenomen video scènes. Sleep scènes van het Album naar het Filmvenster om film te gaan bewerken. Ze zijn nu bewerkbare video clips. De onderwerpen waar hieronder naar verwezen worden leggen het instellen van begin- en eindpunten van elke clip uit. De besproken manieren voor het trimmen van video clips zijn meestal ook bruikbaar bij andere soorten clips (zoals titels en geluidseffecten) die bij andere onderwerpen aan de orde komen. Wat moeilijkere bewerkingstechnieken worden ook uitgelegd, inclusief clips splitsen en invoegen in clips, en hoe u speciale effecten aan uw video clips toevoegt.
VIDEO CLIP BASISBEGRIPPEN Videoclips toevoegen aan uw film Er zijn meerdere manieren om een videoclip aan uw film toe te voegen: Slepen-en-neerzetten: Sleep een scène uit het onderdeel Video Scènes van het Album en leg het neer in het Filmvenster. Dit is normaal de makkelijkste en snelste manier om een ruwe bewerking van uw film te maken. Gebruik het klembord: De standaard klembord opdrachten (Knippen, Kopiëren en Plakken) kunnen Hoofdstuk 4: Video Clips
59
gebruikt worden met videoclips in het Filmvenster. De opdracht Kopiëren werkt ook met Album scènes. Als een scène of een clip in het Filmvenster geplakt wordt, wordt het ingevoegd op de eerste grens van de eerste clip gezien vanaf de positie van de bewerkingslijn. U kunt de standaard toetsenbord combinaties gebruiken voor klembord (Ctrl+X voor knippen, Ctrl+C voor kopiëren, Ctrl+V voor plakken), of selecteer de opdracht door de rechter knop van de muis in te drukken. Als het Filmvenster in de Tijdlijnweergave is, zet de scène of clip dan op het Videospoor. De enige uitzondering is wanneer u alleen het audio gedeelte van de scène wilt hebben, dan zet u de scène op een van de lagere twee geluidssporen. Interface kenmerken Studio bevat een gevarieerd aantal visuele aanwijzingen voor video clips in het Filmvenster: • Videoclips die zijn opgenomen in preview kwaliteit worden weergegeven met een witte stippellijn. Deze clips worden opnieuw opgenomen in volledige kwaliteit gedurende het Maak Film proces. • Wanneer videoclips in het filmvenster worden geplaatst, wordt in de rechter bovenhoek van de betreffende clipminiatuur in het album een groen vinkje getoond. Wanneer een clip uit het filmvenster wordt verwijderd, verdwijnt tegelijkertijd ook het groene vinkje in de clipminiatuur. • Door met de rechter muisknop op een scène in het album te dubbelklikken en de menuoptie Zoek scène in project te activeren worden alle kopieën van de
60
Studio 8
betreffende scène die zich in het Filmvenster bevinden, gekopieerd. • Wanneer twee aan elkaar grenzende scènes van het opgenomen videobestand achter elkaar in het Filmvenster worden geplaatst, dan wordt de scheidingslijn tussen de scène als stippellijn weergegeven. Dit is van geen invloed op de manier van aanpassen in het Filmvenster. Werken met meerdere filmopnamen Bij enkele projecten zal zeker de wens bestaan scènes uit meerdere gescheiden videobronnen of apart opgenomen scènes op dezelfde videoband. Ook dit is met Studio zonder meer mogelijk: Sleep de gewenste scènes van het eerste videobestand naar het Filmvenster. 2. Open met de linksboven in het album geïntegreerde keuze-lijst het tweede videobestand. Vervolgens wordt in het album alleen nog de actuele videoclip getoond en in het Filmvenster bevinden zich, net als eerder, de daar geplaatste scènes, tot deze van daar worden verwijderd. 3. Sleep aansluitend uit de tweede video-opname de gewenste scènes naar het Filmvenster en plaats deze op de gewenste positie. Ga door tot alle gewenste scènes zich in het Filmvenster bevinden. 1.
VIDEO CLIPS TRIMMEN In het algemeen bevatten video scènes meer materiaal dan u wilt gebruiken voor uw film. “Trimmen” – het aanpassen van de start- en eindpunten van een clip om ongewenst materiaal te verwijderen – is een basishandeling bij de bewerking.
Hoofdstuk 4: Video Clips
61
Geen data gaan verloren: Studio bepaalt nieuwe starten eindpunten voor de clip in het Filmvenster, maar verandert niets aan de oorspronkelijke scène in het Album. Dit betekent dat u clips altijd weer terug kunt brengen in de oorspronkelijke staat, of andere trimpunten kunt instellen. Studio biedt twee mogelijkheden voor het trimmen van videoscènes of andere projectonderdelen: • Direct op de Tijdlijn (zie “Filmvenster weergaven” in Hoofdstuk 1: De Studio Interface). • Gebruik het gereedschap Clip eigenschappen (zie “Gereedschapskisten” op pagina 66). Een videoclip kan getrimd worden tot elk gewenst start- en eindpunt binnen de grenzen van de oorspronkelijke scène.
Trimmen op de Tijdlijn met sleeppunten De snelste manier om te trimmen is door de uiteinden van de clips te slepen naar de Tijdlijn. Kijk naar de Speler als u trimt, om het frame te vinden waar u wilt starten of eindigen. We bekijken eerst een eenvoudige trim, in een film met slechts een clip. Daarna gaan we naar de meer gebruikelijke situatie dat een clip getrimd moet worden tussen andere clips in. Een enkele clip trimmen op de Tijdlijn: 1.
62
Verwijder met uitzondering van een enkele scène alle andere scènes die op de tijdlijn staan. Wanneer daar geen scènes meer zijn, sleep dan een willekeurige scène uit het Album naar de Tijdlijn.
Studio 8
2.
De fijne afstellingen kunnen beter worden uitgevoerd wanneer de tijdschaal naar rechts wordt uitgetrokken. Plaats de muisaanwijzer op een willekeurige plats op de Tijdlijn behalve direct op de bewerkingslijn. De aanwijzer verandert in een kloksymbool. Houd de muisknop ingedrukt en sleep de tijdschaal een beetje naar rechts. De afbeelding laat maximale uitrekking zien, waarbij ieder streepje een frame vertegenwoordigt:
3.
Plaats de muisaanwijzer direct boven de rechter afsluitkant tot deze verandert in een naar links wijzende pijl.
Houd de linker muisknop ingedrukt en sleep de achtergrond van de scène als een gordijn naar links. In het previewvenster wordt het actuele videobeeld getoond. Terwijl de muisaanwijzer langzaam naar links beweegt, verandert deze in een links-rechtspijl en geeft het previewvenster het laatste videobeeld weer. De clip kan beperkt worden tot een enkel frame of uitgebreid tot het einde van de oorspronkelijke scène. 5. Laat de muisknop los, de getrimde clip is klaar. 4.
Hoofdstuk 4: Video Clips
63
Meerdere clips Wanneer er zich meer dan één scène op de Tijdlijn bevindt moet eerste de scène worden uitgekozen die moet wordt getrimd. Trimmen met meerdere clips op de Tijdlijn: Zet twee korte clips op de Tijdlijn. 2. Rek de Tijdlijn uit door op de rechter muisknop te klikken in de liniaal. Kies 30 seconden uit het popup menu. 3. Klik op de tweede clip. Het Video spoor zou er nu zo uit moeten zien: 1.
U kunt de rechterkant van de clip hetzelfde trimmen als in het voorbeeld hierboven. Het laatste frame van de clip is dan in de Speler te zien. Zolang als de tweede clip geselecteerd blijft, kunt u doorgaan met trimmen door de rand naar links te slepen, of de getrimde video deels te herstellen door de rand naar rechts te slepen. 4. Met de tweede clip nog steeds geselecteerd, beweeg de muisaanwijzer over de linkerrand van de clip zodat de aanwijzer in een pijl verandert die naar rechts wijst.
64
Studio 8
5.
Sleep de linkerrand van de tweede scène naar rechts.
Het eerste frame van de clip is te zien in de Speler terwijl u sleept. Zolang de clip geselecteerd blijft, kunt u doorgaan met trimmen door de rand naar rechts te slepen, of bewerkt materiaal te herstellen door de rand naar links te verslepen. 6. Laat de muisknop los. De clip die u getrimd heeft, sluit aan tegen de rechterrand van de eerste clip.
Tips Een paar tips als u het moeilijk vindt om de randen van de clips aan te passen: • Let erop dat de scène die moet worden ingekort, van tevoren ook als enige gemarkeerd is. • Maak de Tijdschaal zo ruim dat er zonder problemen nauwkeurige werkzaamheden gedaan kunnen worden. • Maak de Tijdschaal ook niet te lang, dat doet de clips erg lang lijken. Gebruik in dat geval één of meerdere malen de functie Ongedaan maken, om de Tijdschaal weer in zijn oorspronkelijk stand terug te zetten. Voor het terugzetten van de Tijdschaal kan ook het betreffende gereedschap worden gebruikt.
Hoofdstuk 4: Video Clips
65
Videoclips trimmen met Clip Eigenschappen Ondanks dat het mogelijk is om video clips rechtstreeks en nauwkeurig op de Tijdlijn te trimmen, is het vaak makkelijker om het Gereedschap voor het wijzigen van clipeigenschappen te gebruiken. Selecteer de gewenste clip en klik op een van de knoppen gereedschapskist boven aan links van het Filmvenster. De knop nogmaals aanklikken sluit de gereedschapskist. Bij alle clips, behalve titels en Stilstaande beelden, kan het gereedschap Clip eigenschappen geopend en gesloten worden door te dubbelklikken op de clip in elke Filmvenster weergave. De gereedschapskist Clip eigenschappen kan gebruikt worden om elke soort clip te veranderen. Voor elk type is er een toepasselijke set instellingen. Het Naam tekstveld: Bij een videoclip zijn de meeste besturingselementen voor trimmen. De uitzondering is het tekstveld Naam, waarmee u uw eigen naam kunt geven aan de clip. Het veld Naam is aanwezig in het gereedschap Clip eigenschappen bij elk type clips. Clip namen worden gebruikt bij de tekstweergave in het Filmvenster, en verschijnen als labels als de muis over de clips in de Klembord weergave beweegt. Preview vensters: In de previewvensters worden steeds het eerste en laatste beeld van een scène getoond, dus het eerste en laatste videobeeld van de oorspronkelijke scène vóór het trimmen, samen met een teller en jog buttons. De opmaak van elk preview venster lijkt op dat van de Speler bij gewone bewerkingen. 66
Studio 8
Afspeelpositie bepalen: Een schuifvenster onderaan maakt het aanwijzen van de positie voor afspelen op elke plaats in de clip mogelijk. Dit kan ook via de teller en de jog buttons tussen de twee preview vensters. Tellers gebruiken: De markeringen van de drie tellers staan in verband met het begin van de clip, dat is positie 0:00:00.0. Net als met de teller in de Speler, kunt u de tellers handmatig veranderen via Clip eigenschappen door in een van de vier velden te klikken (uren, minuten, seconden, frames), of met de jog buttons. Transport besturing: Zolang Clip eigenschappen gebruikt wordt, is de transport besturing in het middenvenster de vervanging voor de normale Spelerknoppen. Deze transport besturing bevat een Herhaald afspelen/Pauze knop die kan worden gebruikt om een scène te herhalen terwijl de trimpunten worden bijgesteld. De trimpunten instellen: De knop Linker haak naast de teller in het linker preview venster, en de knop naast de teller in het rechter Rechter haak preview venster, markeren de trimpunten.
Hoofdstuk 4: Video Clips
67
Elk trimpunt kan ook als volgt bijgesteld worden: • Een waarde invoeren in elke teller. • De teller met behulp van de jog buttons bijstellen. • De trimhaken verslepen. Het tekstveld Duur: Dit venster geeft weer de lengte van de getrimde clip in uren, minuten, seconden en frames. Als de waarden veranderd worden, door de getallen direct te bewerken of via de jog buttons, verandert het eindpunt van de clip. Natuurlijk kunt u de duur niet reduceren tot minder dan een frame of het langer maken dan de originele video scène. Tip: Wilt u wisselen tussen het trimmen van een clip op het video spoor naar het trimmen van een andere, klik dan op de nieuwe clip terwijl Clip eigenschappen open blijft, of sleep het schuifvenster van de Tijdlijn naar de nieuwe clip.
Herstellen van getrimde clips Voor het herstellen van getrimde scènes kan de functie Ongedaan maken worden gebruikt of kunnen de getrimde scènes handmatig worden teruggezet. Er bestaan de volgende mogelijkheden: • Sleep de rechterkant van de clip naar de Tijdlijn totdat hij niet verder kan. • Met het gereedschap Clip eigenschappen, sleep de trimknoppen naar de uiteinden van de clip.
CLIPS SPLITSEN EN COMBINEREN Wanneer een scène, een stilstaand beeld of een grafiek in het midden van een andere clip moet worden ingevoegd, kan iedere willekeurige clip op de Tijdlijn in twee delen worden gesplitst en de gewenste clip 68
Studio 8
ertussen geplaatst. Een clip “splitsen” geeft een duplicaat als resultaat; beide clips worden automatisch getrimd zodat de een eindigt als de ander begint bij het splitspunt. Een clip splitsen in de Tijdlijn weergave: Bepaal het splitspunt. Dit kan met op elke manier om de huidige positie aan te passen, bijvoorbeeld met het schuifvenster van de Tijdlijn, Afspelen en dan Pauze klikken, of de waarde in de teller van de Speler veranderen. 2. Klik met de rechter muisknop op de te splitsen clip en kies de vermelding Verdeel scènes uit het snelmenu of zorg ervoor dat de bewerkingslijn daar staat waar u de knip wilt maken in de clip, en klik dan op de knop Split clip (scheermes) (zie pagina 12). De clip is gesplitst op de huidige positie. Een gesplitste clip herstellen: 1.
• Gebruik de knop Ongedaan maken (of Ctrl-Z). Zelfs als u andere handelingen heeft gedaan sinds het splitsen, kunt u toch terug tot waar nodig is. Of, • Als ongedaan maken niet wenselijk is omdat u handelingen die u tussentijds gedaan heeft niet wilt verliezen, kunt u beide helften van de gesplitste clip vervangen met het origineel uit het Album. Of, • Verwijder een helft van de gesplitste clip, en trim de ander tot de oorspronkelijke grootte. Clips combineren in het Filmvenster: Kies de clips uit die met elkaar gecombineerd moeten worden, klik met de rechter muisknop op één van de gemarkeerde clips en kies uit het snelmenu de optie Combineer clips. Deze functie kan alleen gebruikt Hoofdstuk 4: Video Clips
69
worden als de clip combinatie een valide clip kan vormen – dat wil zeggen een ononderbroken deel van de bronvideo. Op de Tijdlijn staan clips die gecombineerd kunnen worden langs een puntenrand.
MOEILIJKERE BEWERKINGEN OP DE TIJDLIJN Gedurende de meeste bewerkingen synchroniseert Studio automatisch de clips op de verschillende Tijdlijn sporen. Bijvoorbeeld wanneer u een scène invoegt uit het Album op het Video spoor, blijven de relatieve posities van de nog volgende clips aan de rechterkant ongewijzigd. Soms zult u toch de standaard synchronisatie willen doorkruisen. Bijvoorbeeld door een nieuwe videoclip in te voegen zonder andere clips te willen verplaatsen. Of misschien wilt u video apart bewerken van de oorspronkelijke audio – een waardevolle techniek met verschillende variaties die hieronder aan bod komt. Zulke speciale bewerkingen zijn mogelijk met behulp van de knoppen die de sporen blokkeren, links van het Filmvenster in de Tijdlijn weergave. Elk van de vijf standaard sporen (allemaal behalve het Menu spoor) functioneert als een knop om het spoor te blokkeren. track. Een spoor dat geblokkeerd is, verschijnt grijs in de Tijdlijn weergave, en een klein slotsymbool verschijnt naast de spoor knop. De clips op het geblokkeerde spoor kunnen niet geselecteerd of bewerkt worden in elk van de drie weergaven; ze worden ook niet beïnvloed door bewerkingen op de andere sporen.
70
Studio 8
De sporen kunnen in elke combinatie geblokkeerd worden (behalve het speciale Menu spoor dat verschijnt boven het Video spoor als uw film menu’s bevat).
Door het titelspoor te blokkeren kunnen bijvoorbeeld de oorspronkelijk weergaveduur van een overlay of overgangseffect in stand worden gehouden, terwijl de audio- en videoclips worden getrimd.
Wanneer het titelspoor in dit geval niet zou worden geblokkeerd, dan zou het trimmen van de daar overheen liggende videoclips tot gevolg hebben dat ook de betreffende overlay of het overgangseffect zou worden getrimd.
Invoegen In gewone Tijdlijn bewerkingen worden een videoclip en de originele audio beschouwd als een eenheid. Deze verbondenheid wordt gesymboliseerd door een lijn met puntjes in het Filmvenster die het Video spoor verbindt met het hoofdspoor voor audio, en zo een onderlinge verbondenheid uitdrukkend.
Hoofdstuk 4: Video Clips
71
De knoppen om de sporen te blokkeren maken het mogelijk om de twee sporen onafhankelijk te behandelen voor bijvoorbeeld invoegen, wat meestal betekent het vervangen van een deel van een clip op het video spoor terwijl het audio spoor gewoon doorloopt. Bijvoorbeeld: in een opname waarbij iemand in closeup een verhaal vertelt, kun je een shot invoegen van iemand in het publiek die lacht (of slaapt!) zonder het geluid te willen veranderen. Invoegen op het video spoor: Blokkeer eerst het spoor hoofdgeluid (ook als synchroon geluid) door op het symbool helemaal links in de verticale balk van het tijdlijnoverzicht te klikken. Het betreffende symbool blijft ingedrukt en het bijbehorende audiospoor wordt grijs weergegeven. 2. Maak ruimte op het Video spoor voor de clip die u wilt invoegen. Plaats de schuifregelaar precies op het punt waar het invoegen moet beginnen en gebruik voor het splitsen van de scène de knop Splits clip. Ga naar het punt waar de invoeging stopt en splits de clip. Wis de videoclip tussen de twee voorgenomen delen. Omdat de het audio spoor nog steeds intact is, beweegt de video rechts van het invoegpunt niet naar links om het gat te vullen in de Tijdlijn, omdat de video and audio dan niet langer synchroon zouden lopen. Als u nu uw video zou bekijken, zou u een zwart scherm zien in het gat, maar het filmgeluid is normaal. 1.
72
Studio 8
3.
Wat overblijft is het invoegen van de clip. Sleep de clip (ofwel uit het Album of vanaf een andere plaats op de Tijdlijn) naar het gat op het videospoor dat u net gemaakt heeft.
Mocht de ingevoegde clip te lang zijn voor het gat, dan wordt het automatisch op maat gemaakt. Invoegen op het audio spoor De omgekeerde invoeghandeling, waarbij een geluidsclip op het audio spoor wordt ingevoegd zonder de video te onderbreken, komt minder vaak voor maar kan ook met Studio. De procedure is hetzelfde als bij invoegen van video: simpelweg de rollen omdraaien bij elke stap.
Split edits (beeld/geluid verplaatste snede) Bij “split editing”, worden de audio en video van een clip apart getrimd zodat de overgang naar de een eerder komt dan de overgang naar de ander. Bij een “L-cut”, komt de video eerder dan de bijbehorende audio; in een “J-cut” komt de audio eerst. De L-cut Bij de L-cut, komt de knip voor nieuwe video voor de knip in de audio. Stel u voor: een op video opgenomen lezing waarbij het beeld regelmatig weggaat van de spreker om reis- of natuur scènes te laten zien bij het onderwerp van de lezing. Hoofdstuk 4: Video Clips
73
Audio en video gelijktijdig geknipt. In plaats van audio en video gelijktijdig knippen, kunt u de stem van de spreker de volgende scène laten overlappen. Dit maakt het publiek duidelijk dat de nieuwe scène de woorden van de spreker illustreert. Zie dat de grenzen van de video en audio clip een Lvorm hebben.
Audio geknipt na video. Er zijn veel effectieve manieren om deze techniek te gebruiken. Het is bruikbaar in situaties waarbij het beeld van de tweede clip het geluid van de eerste clip illustreert. Een L-cut maken: 1.
74
Pas de Tijdlijn zo aan dat u eenvoudig het aantal frames of seconden kunt tellen die u wilt laten overlappen.
Studio 8
2.
Selecteer de linkerclip en trim de rechterkant naar links met het gewenste ‘gat’ in de overlap.
3.
Zet het videospoor vast. Versleep de rand van de rechterkant van audio bij dezelfde clip terug naar rechts over het ‘gat’ van de overlapping.
4.
Deblokkeer het videospoor.
De video is nu weggeknipt tot de tweede clip voor de audio. Video is getrimd vanaf het eind van de eerste clip, en audio is getrimd vanaf de start van de tweede clip. De J-cut Bij de J-cut, komen de nieuwe knippen in de audio voor de video. Dit kan handig zijn wanneer de audio van de tweede clip de kijker voorbereidt op het materiaal in de scène. Terug naar het voorbeeld van de opgenomen lezing: stel dat we nu terug gaan naar de spreker op het eind van de ingevoegde beelden. Als we het volgende deel van de lezing laten verschijnen op de soundtrack een moment of twee voordat de video het podium weer laat zien, zal de verandering veel minder abrupt lijken.
Hoofdstuk 4: Video Clips
75
De randen in de clip lijken nu op een J:
Audio wordt geknipt voor video. Een J-cut maken: Pas de Tijdlijn aan om de frames of seconden die u wilt overlappen makkelijk te kunnen tellen. 2. Net als hiervoor, trim de rechterkant van de linkerclip, zowel video als audio, met de overlapping. 3. Blokkeer het audio spoor. Sleep nu de rechterkant van dezelfde videoclip terug naar rechts over de overlapping. 4. Deblokkeer het audio spoor. Het geluid is nu eerder weggeknipt dan het beeld van de video. 1.
VIDEO CLIP EFFECTEN De meeste video bewerking bestaat uit selectie, ordenen en trimmen van clips, of het verbinden van clips met overgangseffecten en het combineren met andere materialen zoals muziek en stilstaande beelden. Soms is het echter ook nodig om de videobeelden zelf te manipuleren om het gewenste effect te krijgen. De gereedschapskist Video heeft twee speciale opties: • Met de optie Wijzig Kleur/Visueel effect kunnen kleur, contrast en helderheid van de video aangepast worden, en effecten als vervagen en reliëf worden toegepast. 76
Studio 8
• Met de optie Instellen afspeelsnelheid kunt u de video sneller of langzamer laten lopen, en omvat ook een stroboscopisch filter voor experimentele of humoristische effecten.
Wijzig Kleur/Visueel effect Studio omvat effecten voor video eigenschappen die u interactief kunt aanpassen. De optie Wijzig Kleur/Visuele effecten geeft de keuze voor een kleur modus en kan acht video parameters aanpassen voor iedere video clip of stilstaand beeld in het Filmvenster. De kleur modus voor de clip wordt ingesteld met het keuzelijst menu Kleur type aan de bovenkant van de gereedschappen. De vier opties zijn: • Alle kleuren: De standaard kleuren worden normaal weergegeven. • Zwart-wit: De clip wordt weergegeven in tinten grijs. • Enkele tint: De lichtschakeringen in de clip krijgen een enkele tint in verschillende kleurdieptes. • Sepia: Een speciale vorm van Enkele tint gebruikt sepia tinten voor een antiek uiterlijk. Sommige Kleur type opties overheersen sommige individuele instellingen van de video. In het algemeen is het mogelijk om de video aan te passen op deze drie manieren: • Chrominantie (tint en verzadiging). • Luminantie (helderheid en contrast). • Stijl (vervagen, reliëf, mozaïek en posterize). Tint: Tint dient ter onderscheiding van kleuren ten opzichte van elkaar. Het is dus een kenmerk dat het mogelijk maakt classificaties als rood, groen of blauw te realiseren. Het verschuiven van de schuifregelaar Hoofdstuk 4: Video Clips
77
naar links geeft vleestinten in de richting van rode tinten, verschuiven naar rechts verschuift de tint richting groen. Verzadiging: Met het begrip kleurverzadiging wordt de intensiteit van een kleur beschreven, vanaf nul (geen kleur- en grijsschaal) tot volledig verzadigd (de maximale kleurintensiteit die uw systeem aankan). Het verschuiven van de verzadigingsregelaar naar links vermindert het kleuraandeel, verschuiven naar rechts vergroot het kleuraandeel. Helderheid: Regelt de kleurintensiteit van een afbeelding zonder rekening te houden met de daarin aanwezige kleurdelen. Probeer zowel helderheid als contrast aan te passen om video te corrigeren die overof onderbelicht is. Contrast: De verhouding tussen maximale en minimale helderheid. Het verschuiven van de contrastregelaar naar links vermindert het contrast, forceert de hele afbeelding naar gemiddelde helderheid. Verschuiven van de regelaar naar rechts vermeerdert het contrast, maakt donkere gebieden donkerder en lichte delen lichter. Vervagen: Dit is een effect dat de camera onscherp doet lijken. Studio kent tien stappen in vervaging. Reliëf: Dit speciale effect in tien stappen zorgt voor het uiterlijk van een snijwerk in reliëf of bas-reliëf. Mozaïek: Effect met 64 niveaus waarbij een videobeeld – afhankelijk van de positie van de regelaar in steeds grotere rechthoekige delen wordt verdeeld. Poster: Effect met zeven niveaus waarbij een normaal videobeeld geleidelijk in een collage verandert van afgevlakte éénkleurige gebieden zonder kleur- of helderheidniveaus. 78
Studio 8
Instellen van de afspeelsnelheid Dit gereedschap kan de afspeelsnelheid van een videoclip instellen tussen een tiende van de normale snelheid tot vijfvoudige snelheid. Zet de snelheidsregelaar op de gewenste snelheid waarbij er op moet worden gelet dat de lengte van de clip in relatie tot de nieuw ingestelde snelheid verandert. Omgekeerd kan de afspeelsnelheid veranderd worden door een clip aan te passen aan een bepaalde afspeelduur in de Tijdlijn weergave van het Filmvenster (zolang als het varieert tussen een tiende en het vijfvoudige van de oorspronkelijke duur van de clip). Markeer de gewenste clip bij geopende snelheidsgereedschapskist en de muis verandert in de snelheidsaanduider wanneer de rechter afsluitkant van de clip naar links of naar rechts wordt weggesleept. Wanneer de bewegingen in de clip bij vermindering van de afspeelsnelheid een “afgehakt” effect hebben, bestaat er altijd nog de mogelijkheid door interpolatie van frames, d.w.z. door invoegen van tussenframes, het betreffende bewegende deel glad te strijken. Vink het vakje Beweging tussen frames gladstrijken aan om deze optie te activeren.
De Herstel- knop aanklikken in de box Snelheid zet de afspeelsnelheid weer terug naar normaal. Hoofdstuk 4: Video Clips
79
Stroboscopisch filter Het stroboscopische filter in de optie Wijzig afspeelsnelheid creëert een “bevroren beweging” effect wat lijkt op iemand die danst bij het licht van een stroboscoop. Het weergegeven aantal laat zien hoeveel keer elk frame in de geselecteerde clip herhaald wordt. Het maximum is vijftig keer.
De duur van de clip blijft constant; Studio laat frames weg om plaats te maken voor de frames die herhaald worden.
In deze illustratie vertegenwoordigt de bovenste rij de eerste negen frames van de oorspronkelijke clip, voor de stroboscopische filter is toegepast. Met stroboscoop ingesteld op 2, frames 1, 4 en 7 worden ieder twee keer herhaald, terwijl de andere (grijze) frames weggelaten worden. De onderste helft van de illustratie laat het resultaat zien. Op de Herstel- knop klikken in het venster Stroboscoop stelt de waarde terug op nul, waardoor het effect uitgezet wordt.
80
Studio 8
Hoofdstuk 5: Overgangen Een overgang is een effect dat een passage van de ene clip naar de andere vergemakkelijkt – of benadrukt. Vervagen, wegvegen, en overvloeien zijn veel voorkomende types overgangen. Andere zijn exotischer, en kunnen zelfs geraffineerde 3D beelden zijn. Overgangen worden opgeslagen in hun eigen deel van het Album (zie “Het onderdeel Overgangen” op pagina 54). U kunt een overgang gebruiken in uw film door het van het Album naar het Filmvenster te slepen en plaats het bij elke video clip of stilstaand beeld naar keuze.
Een serie overgangen (de iconen tussen de videoclips) in de Storyboard weergave (met plaatjes). In de Tijdlijn weergave kan de overgang op het Video spoor of het Overlay spoor geplaatst worden. Op het Video spoor zorgt de overgang voor een brug tussen twee beeldvullende clips (of tussen een clip en zwart scherm als de overgang slechts een buurman heeft, zoals bijvoorbeeld aan het begin van de film). Op het Overlay spoor, the overspant de overgang twee overlays, of een overlay en een transparant.
Hoofdstuk 5: Overgangen
81
Diagram: Vijf beelden van een twee seconden durende diagonale veegovergang. Als de overgang twee seconden moet duren (de standaard duur in een nieuwe Studio bewerking), begint de tweede clip met afspelen twee seconden voordat de eerste clip klaar is. Aanvankelijk is alleen de eerste clip zichtbaar, en uiteindelijk neemt de tweede clip de plaats in van de eerste. Wat er in het midden gebeurt, wanneer de eerste clip geleidelijk verdwijnt en de tweede geleidelijk verschijnt, is afhankelijk van het type overgang. Omdat de videoclips elkaar overlappen, wordt de totale speelduur van de clips gereduceerd door de duur van de overgang.
Dezelfde overgang als hierboven, nu met videobeelden. Voor de duidelijkheid zijn de randen van de overgangen in de drie middelste frames benadrukt in wit. Beide clips lopen door terwijl de overgang in beeld is.
Types overgangen en hun gebruik Net als bij andere effecten moeten overgangen de rest van de film ondersteunen. Goed gekozen overgangen kunnen de intentie van de film subtiel versterken zonder dat ze teveel aandacht trekken. Van professioneel gemaakte video op televisie is veel te leren. 82
Studio 8
Over het algemeen kan worden gezegd dat een te frequent gebruik van effecten die leiden tot abrupte scènewisselingen en dus de aandacht van de toeschouwer afleiden, moeten worden vermeden. Er is een groot verschil tussen een subtiel Overvloei-effect en een wipe-effect met hartvorm. De basis overgangen die hieronder worden besproken – vervagen (fades), overvloeien (dissolves), vegen (wipes), slides en pushes – horen allemaal bij de Standaard overgangen in het Album. Meer bewerkelijke overgangen zijn te vinden in de Alpha Magic groep, de tweede in de keuzelijst van de groepen overgangen in het Album. De vele andere groepen op de lijst horen bij Hollywood FX, een ruime sortering van ingewikkelde overgangen met driedimensionale afbeeldingen. De Hollywood FX overgangen worden op het eind van dit deel besproken (pagina 84). Cut: Een cut (knip) heeft geen overgang: er is een abrupte wisseling tussen scènes. Een cut is op zijn plaats als er een sterke onderlinge band is tussen twee clips, bijvoorbeeld als de camera positie of de beeldhoek wisselt binnen een scène. Fade: Hierbij vervaagt het beeld aan het begin van een videoclip vanuit zwart beeld, of aan het eind van een clip naar een zwart beeld. Met een fade tussen twee clips ontstaat een cross fade, waarbij de eerste clip vervaagt voordat de tweede clip tevoorschijn komt. Dit overgangseffect is het eerste in het Album. Een fade wordt meestal gebruikt aan het begin en het eind van een film, of wanneer er een breuk in de voortgang is, bijvoorbeeld als een nieuw deel begint. Hoofdstuk 5: Overgangen
83
Een film van een toneelstuk kan er beter uitzien met een cross fade tussen aktes. Dissolve: Een dissolve lijkt op een cross fade, behalve dat de nieuwe scène begint terwijl de oude nog aan het vervagen is. Deze overlapping is minder ingrijpend dan een cross fade, en minder abrupt dan een cut. Een korte dissolve werkt de scherpte van een cut weg, terwijl een lange dissolve handig is om het verstrijken van tijd te suggereren. Wipe, slide and push: Bij elk van deze standaard overgangen wordt de inkomende video geleidelijk zichtbaar achter een rand die in een bepaalde richting over het scherm beweegt. De Album iconen bij deze paragraaf laten een wipe naar links, een slide naar linksonder en een push naar rechts zien. Bij een wipe overgang, houden de oude en de nieuwe video hun gewone positie in het frame gedurende de overgang. De nieuwe video komt in beeld als de rand van de overgang over het frame gaat, ongeveer zoals nieuw behang over oud wordt gerold. Een slide lijkt op een wipe, maar in dit geval glijdt het frame van de nieuwe video over het beeld totdat hij in positie is. Het is het effect van een gordijn dat over een raam wordt getrokken. Een push is vergelijkbaar met een slide, behalve dat de oude video uit het frame wordt geduwd als de nieuwe video verschijnt, net als in een filmstrip. Hollywood FX voor Studio Hollywood FX van Pinnacle Systems biedt de gebruiker van Studio een breed scala aan drie dimensionale overgangen en effecten. Deze zijn 84
Studio 8
zeer geschikt voor openingsbeelden, sport- en actiefilms of muziekvideo’s. De kwaliteit van de Hollywood FX-effecten is uitstekend, eenvoudig te gebruiken en voldoet zelfs aan de meest professionele verwachtingen. In Studio zijn 16 unieke effecten uit Hollywood FX Basic for Studio te vinden. Bovendien zijn er demo versies opgenomen van andere effecten: Hollywood FX Plus for Studio en Hollywood FX Pro for Studio. Deze demoversies zijn voorzien van een watermerk met het Pinnacle-Logo "P", maar kunnen normaal bekeken worden met Studio. Indien een demoversie bevalt, kunnen de extra producten worden gekocht door op de links in Studio te klikken. Hollywood FX Plus for Studio en Hollywood FX Pro bevatten behalve alle in Studio aanwezige FXdemoversies zonder watermerk ook de Easy FX-Editor, waarmee Hollywood FX-effecten naar wens kunnen worden aangepast. Zo zijn er o.a. de volgende mogelijkheden: vogelvlucht, schaduwen, belichting en anti-aliasing voor het maken van gladde kanten.
Overgangen in de film bekijken Met Studio zijn de overgangen in de Speler te bekijken. Sleep en plaats een overgang in het Filmvenster, klik op de knop Afspelen (of de [Spatiebalk]) en kijk hoe de overgang er in de film uitziet. Bekijken van overgangen kan ook door erdoorheen te bladeren in de Speler, de Tijdlijn of in het Filmvenster. Achtergrondweergave van Hollywood FX Achtergrondweergave (background rendering) is een optie waarbij een gedetailleerde preview van
Hoofdstuk 5: Overgangen
85
Hollywood FX overgangen uitgevoerd wordt als “achtergrond taak” die de werksnelheid niet onderbreekt. Background rendering kan worden geactiveerd of gestopt via Bewerkingsopties (Installatie > Bewerken). Zie Bijlage A: Installatie Opties op pagina 176 voor details. Totdat de weergave van een overgang compleet is, zal de Speler het weergeven in een verminderde resolutie en framesnelheid. Studio laat de voortgang van het werk op de achtergrond zien met een tijdelijke balk in de Tijdschaal. De balk verandert geleidelijk van blauw naar grijs naar mate het renderen opschiet. 3D versneller voor Hollywood FX Studio kan de 3D hardwareversneller op de grafische kaart gebruiken om de previews van Hollywood FX te versnellen. Heeft u een 3D versneller, selecteer deze dan in het menu Bewerk Opties (Installatie > Bewerken). Is er geen 3D hardwareversneller aanwezig, dan worden de 3D berekeningen in de software uitgevoerd, wat meestal langer duurt.
Audio overgangen De in het filmvenster bewaarde videoclips hebben synchroon lopende audio- en video-onderdelen. Bij afwezigheid van een overgang, worden audio- en videodelen bij het afspelen van de ene clip naar de andere abrupt afgebroken. Wanneer er tussen twee clips een overgangseffect aanwezig is, dan wordt, als in de volgende afbeelding getoond, bij audiodelen steeds een soort Overvloeiing (Cross fade) aangebracht. 86
Studio 8
Een uitzondering hierop is de fade overgang die een audiodeel er volledig uitneemt om deze vervolgens weer op te nemen. Normale overgangen zorgen voor een cross fade in de audio (links). Bij een Fade overgang (rechts), vervaagt de audio mee met de video.
Ripple Overgangen Deze optie in Studio is zeer handig voor het maken van een snelle diashow van een set stilstaande beelden, of een video pictorial van een set korte clips. Zo’n presentatie is interessanter als elk paar clips onderling verbonden wordt met een overgang. Ripple Overgangen doen dat snel en eenvoudig. Begin met een set clips op de Tijdlijn, voeg dan een gewenste overgang toe tussen de eerste twee clips.
Selecteer nu alle clips behalve de eerste, klik op een van deze met de rechter muisknop, en selecteer Ripple Overgang (rimpelen) in het pop-up menu.
Hoofdstuk 5: Overgangen
87
Studio voegt een kopie van de originele overgang in tussen elk paar geselecteerde clips.
OVERGANGEN TRIMMEN Ondanks dat overgangen geen echte clips zijn, worden ze nagenoeg hetzelfde verwerkt als clips binnen Studio. Net zoals clips kunnen ook overgangen getrimd worden, op de Tijdlijn in het Filmvenster, of via het gereedschap Clip eigenschappen. Zie “Trimmen op de Tijdlijn met gebruik van knoppen” in Hoofdstuk 4: Video Clips voor een bespreking van de eerste methode. Het verschil met een overgang is dat de maximale tijdsduur een frame korter is dan de kortste van de naastgelegen clips.
Trimmen via Clip Eigenschappen Het commando menu Gereedschapskist > Wijzig Clip Eigenschappen roept het betreffende gereedschap voor de geselecteerde clip. Bij alle types overgangen zorgt dit gereedschap voor preview controle, en de mogelijkheid om twee eigenschappen in te stellen: • Om de duur van de overgang in te stellen, verander de waarde in de Tijdsduur teller. De duur van een overgang moet altijd korter zijn – al is het maar een frame – dan de kortste van de naburige clips. • In het tekstvak Naam kan een aangepaste naam gegeven worden aan de clip om de standaard toegewezen naam te vervangen. Het vak Naam is 88
Studio 8
opgenomen in Clip Eigenschappen bij alle types clips. Clip namen worden gebruikt in de Lijstweergave in het Filmvenster, en zijn ook zichtbaar als label wanneer de muis erover heen beweegt in de Storyboard weergave. Veel overgangseffecten ondersteunen ook de optie “omgekeerde richting”, waardoor de animatie van de overgang andersom loopt, waarmee een draaiende wipe bijvoorbeeld met de klok mee of tegen de klok in kan gaan. Het vakje Omgekeerd (reverse) is geactiveerd wanneer de betreffende overgang deze optie ondersteunt. Wanneer u de Hollywood FX Plus of Hollywood FX Pro collecties overgangen gekocht en geïnstalleerd heeft, heeft het gereedschap Clip eigenschappen een extra knop Bewerken voor Hollywood FX overgangen. Hiermee opent de Hollywood FX Editor, een extern programma met veel opties. Het gebruik van dit programma is beschreven in de bijbehorende documentatie. Preview via Clip Eigenschappen Via Clip eigenschappen kunnen overgangen hetzelfde bekeken worden als video clips. Zie “Trimmen van video clips via Clip eigenschappen” in Hoofdstuk 4: Video Clips voor meer informatie. De preview vensters laten het laatste hele frame van de uitlopende clip en het eerste hele frame van de inkomende clip zien. De preview frames worden bijgewerkt zo gauw als het veld Duration (tijdsduur) wordt bewerkt. De transportbesturing laten het overgangseffect zien in de Speler, frame voor frame of op volle snelheid. De
Hoofdstuk 5: Overgangen
89
knop Herhaald afspelen/Pauze speelt de overgang herhaaldelijk af op normale snelheid. Zowel de teller (met de bijbehorende jog buttons) en de schuifregelaar bieden meteen toegang tot elk gewenst punt in de overgang.
90
Studio 8
Hoofdstuk 6: Stilstaande Beelden Video betekent meestal bewegende beelden, maar de meeste producties bevatten ook statische titels of afbeeldingen, en soms ook andere types stilstaande beelden. Voorbeelden van stilstaande beelden die u in uw film kunt gebruiken, zijn: • Alle soorten tekst en afbeeldingen, inclusief scrollende credits en “crawled” boodschappen. • Foto’s of tekeningen opgeslagen in beeldbestanden. • Aparte video frames gemaakt met het gereedschap Frame grabber. • Menu’s voor samenstelling van DVD and VCD. Deze speciale afbeeldingen worden besproken in Hoofdstuk 9: Schijfmenu’s. Elk van deze stilstaande beelden kan verwerkt worden op twee manieren, afhankelijk van op welk spoor u ze zet in de Filmvenster Tijdlijn: • Voor het toevoegen van een full-screen afbeelding met een volledige achtergrond, zet het beeld op het Video spoor. • Voor het toevoegen van een overlay beeld met een transparante achtergrond, zodat het beeld over de clips op het Video spoor verschijnt, zet het beeld op het spoor Titel Overlay. Het Album heeft aparte onderdelen voor titels, bitmappen en schijf menu’s. Eigen titels en schijf
Hoofdstuk 6: Stilstaande Beelden
91
menu’s maken kan met Studio’s Titel Programma en voeg deze direct toe aan uw film zonder ze als afzonderlijk bestanden op te slaan (zie Hoofdstuk 7: Titel Programma). Stilstaande video frames kunnen ook meteen vanuit het gereedschap Frame grabber toegevoegd worden (zie “Frame Grabber” op pagina 95). Schermvullende afbeeldingen Een volledig beeld wordt geplaatst op het Video spoor. Het vult het hele scherm, de plaats innemend van de video. Zodra de ervoor liggende clip is afgelopen, wordt het stilstaande beeld getoond. Het visuele effect is, dat de videoweergave afloopt en wordt vervangen door het grafische beeld totdat de volgende clip begint.
Overlay beelden Overlaybeelden worden altijd op het spoor Titel Overlay geplaatst en komen over het videobeeld heen te liggen zonder dat ze de volledige inhoud van het videobeeld vervangen.
92
Studio 8
Transparantheid in overlay beelden Bekeken in het Album, of in een grafisch bewerkingsprogramma , lijkt het alsof een overlay beeld een volledige achtergrond heeft. Eenmaal op het spoor Titel Overlay geplaatst, verdwijnt de achtergrond en is de video erdoorheen te zien. Studio gebruikt de kleur van de pixel links boven in de afbeelding om de transparante kleur te bepalen. Pixels in die kleur worden niet meegenomen als het beeld over de video gelegd wordt. Dit systeem werkt goed voor stilstaande beelden die een goede achtergrond kleuren hebben. Soms kan het nodig zijn om de pixel in de linker bovenhoek te bewerken of een bitmap afbeelding om het gewenste transparante effect te krijgen. Elk beeldbewerkingsprogramma – Windows Paint, Photoshop, Paint Shop Pro, enzovoort – klaart de klus. De optie automatische transparantie werkt niet bij beelden die via het Titel Programma Studio zijn binnengehaald. Om deze functie te activeren, moet het beeld benaderd worden via het Album. Een diashow maken Wilt u een snelle diashow samenstellen van stilstaande beelden of videoclips, dan kunt Studio’s Ripple Overgangen gebruiken om snel een gekozen overgang in te voegen tussen paren clips of afbeeldingen. Zie pagina 87 voor details.
Hoofdstuk 6: Stilstaande Beelden
93
STILSTAANDE BEELDEN BEWERKEN Net als met andere types clips, kunnen stilstaande beelden meteen op de Tijdlijn van het Filmvenster worden getrimd, of via het gereedschap Clip eigenschappen. Zie “Trimmen op de Tijdlijn via de knoppen” op pagina 62 voor een bespreking van de eerste methode. Het verschil met een stilstaand beeld is dat deze verlengd kan worden tot elke gekozen tijdsduur, terwijl de lengte van een videoclip beperkt is tot de oorspronkelijke scène in het Album. Het gereedschap Kleur/Visuele effecten kan worden toegepast op stilstaande beelden van alle soorten op dezelfde manier als bij video clips. Zie “Aanpassen van video eigenschappen van clips” op pagina 77 voor uitleg over dit gereedschap. Alle stilstaande beelden – afbeeldingen, foto’s, titels en menu’s – kunnen worden bewerkt met het Titel Programma (zie Hoofdstuk 7: Titel Programma). Er zijn drie manieren om het bewerken van een clip met het Titel Programma te starten: • Dubbelklik op de clip in elke weergave van het Filmvenster. • Klik met de rechter muisknop op de clip en kies Ga naar het Titel/Menu Programma vanuit het pop-up menu (Tijdlijn weergave), of Bewerk Titel Overlay (Storyboard en Lijst weergave). • Open de Clip eigenschappen (zie onder) en klik op de knop Bewerk Titel.
94
Studio 8
Trimmen via Clip eigenschappen De Gereedschapskist > Wijzig Clip Eigenschappen opent het menu voor de geselecteerde clip. Bij stilstaande beelden (behalve schijf menu’s (zie Hoofdstuk 9: Schijfmenu’s)), werkt dit gereedschap met twee eigenschappen: • Om de tijd in te stellen waarin de stilstaande afbeelding te zien is, verander de waarde in de Duration (tijdsduur) teller. • Het tekstveld Naam wordt gebruikt om een eigen naam te geven aan de clip ter vervanging van de standaard naam uit Studio. Het veld Naam is beschikbaar via Clip eigenschappen bij alle soorten clips. Clip namen worden gebruikt in de Tekstweergave in het Filmvenster, en kunnen ook bekeken worden als label wanneer de muis over een clip beweegt in de Storyboard weergave.
FRAME GRABBER De Frame Grabber kan vanuit elke videobron stilstaande beelden opnemen en het resultaat in vele gangbare grafische formaten op de harde schijf opslaan. Zodra een grabbed frame bewaard is op de harde schijf, kunt u: • Het gebruiken in andere software applicaties. • Het manipuleren in beeldbewerkingssoftware. • Het terugimporteren in uw films als een stilstaande afbeelding via het Album of de Titel Programma.
Hoofdstuk 6: Stilstaande Beelden
95
Het Frame grabber gereedschap Gebruik de Frame grabber samen met de Speler. Open de gereedschapskist en klik op de knop Frame grabber (Neem een beeld op van de videoingang). Speel de film of bronvideo af totdat het frame dat u zoekt weergegeven wordt in de Speler, klik dan op de knop Grab (opnameknop). Het verkregen frame verschijnt in het preview venster, klaar om toegevoegd te worden aan uw film of te worden opgeslagen op schijf.
Grab: Selecteer een bron voor de frame grabber door op de knop te klikken Film of Camcorder bovenaan. Kiezen voor Camcorder betekent dat de frame grabber de actuele videobron gebruikt, zoals geconfigureerd in het Opname Bron Opties paneel en het Opname Formaat Opties paneel (zie Bijalge A: Installatie Opties). Transport besturing: Als je bron video een DV camcorder is, een MicroMV camcorder of een VCR via een 1394 poort, zorgt Studio voor gemakkelijke transport besturing op het scherm om het frame te zoeken dat u wilt ‘grabben’. Voor een omschrijving van deze besturingselementen zie “De Camcorder Controller” op pagina 5.
96
Studio 8
Reduceer Flikkeren: Mocht er in de videobron van waaraf een stilstaand videobeeld wordt opgenomen, sprake zijn van veel bewegende beelden, dan kan het opgenomen videobeeld bijbehorende verschijnselen opleveren die door het inschakelen van het vakje Reduceer flikker kunnen worden verminderd of zelfs opgeheven. Aangezien het inschakelen van deze optie de beeldresolutie enigszins vermindert, is het mogelijk deze optie uit te schakelen. Grab: Klik op de knop Grab wanneer u het frame gevonden heeft dat u wilt opnemen in de Speler en stel de optie Reduceer Flikkeren in. Het opgenomen frame wordt weergegeven in het preview venster van de Frame Grabber, en de twee buttons voor output (Voeg toe aan film en Opslaan op Schijf) zijn actief. Voeg toe aan film: Deze knop voegt het opgenomen frame in bij het Filmvenster, op het Video spoor voor de huidige clip. Opslaan op Schijf: Deze knop opent een dialoogvenster waarmee een bestandsmap, een naam en een beeldformaat geselecteerd kan worden voor het nieuwe bestand. Via het dialoogvenster kunt u ook de resolutie bepalen voor het opgeslagen beeld, met keuze uit verschillende standaard afmetingen, van de oorspronkelijke afmeting van het opgenomen frame tot een bepaalde afmeting die u kunt invoeren. De afbeelding wordt waar nodig opgerekt als de “aspect ratio” (de verhouding tussen breedte en hoogte) van de afmeting van uw keuze anders is als die van het opgenomen frame. Dit kan zichtbare verstoringen opleveren; bijvoorbeeld mensen verschijnen onnatuurlijk dun of gedrongen.
Hoofdstuk 6: Stilstaande Beelden
97
98
Studio 8
Hoofdstuk 7: Het Titel Programma In vorige versies van Studio werden titels gemaakt en bewerkt in een extern programma, Title Deko. Vanaf Studio 8 zijn de vele functies van Title Deko als gereedschap binnen de gebruikersinterface van Studio opgenomen. Bovendien heeft de nieuwe titelgenerator alias tiel programma nu nog meer mogelijkheden. De allerbelangrijkste nieuwe functie is de mogelijkheid om de speciale knoppen toe te voegen en te bewerken om schijfmenu’s in VCD-, S-VCD- en DVD-films te maken.
Een titel maken in het titel programma van Studio 8. Het grote venster met de afbeelding en de tekst is het bewerkingsvenster. Het paneel dat de meeste ruimte aan de rechterkant inneemt, is het titel programma album. De overige knoppen zijn gegroepeerd rond het bewerkingsgebied. Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
99
Het titel programma starten De veelzijdigheid van het titel programma komt ook naar voren in de vele manieren waarop deze vanuit de bewerkingsmodus van Studio is te openen: • Een titel of menu op volledige schermgrootte maken: Selecteer in het contextmenu (via de rechtermuistoets) in het videospoor van de tijdlijn Ga naar het Titel/Menu Programma. • Een overlaytitel of menu maken: dubbelklik op het titel/overlayspoor van de tijdlijn. • Een titel vanuit de gereedschapskist maken: start het programma Titel maken en klik op Titeloverlay of Volledig schermtitel. • Een menu op volledig scherm vanuit de gereedschapskist maken: start het programma Schijfmenu maken en klik op Menu maken. • Een titel op volledig scherm bewerken: dubbelklik op de titel in een filmvenster of klik met de rechtermuistoets op de titel en Ga naar het Titel/Menu Programma. • Een menu op volledig scherm bewerken: dubbelklik op het menu in een willekeurige weergave of klik met de rechtermuistoets op het menu en Ga naar het Titel/Menu Programma. • Een overlaytitel of menu bewerken: dubbelklik op het fragment in het titel-/overlayspoor of in de lijstweergave of klik met de rechtermuistoets in een willekeurige weergave en selecteer Ga naar het Titel/Menu Programma. • Een titel of menu vanuit de gereedschapskist bewerken: open het fragment in het programma Clipeigenschappen en klik op Menu bewerken of Titel bewerken. 100
Studio 8
Laat u niet door de wijs brengen door de omvang van deze lijst. In de praktijk kunt u gewoon via de meest dichtstbijzijnde mogelijkheid naar het titel programma gaan om het gewenste resultaat te krijgen. Als u per ongeluk een overlay maakt terwijl u eigenlijk een titel of menu op volledige schermgrootte wilde maken, of andersom, dan sleept u dit gewoon naar het andere tijdlijnspoor. Als u een titel aan het maken bent terwijl u een schijfmenu wilde maken, kunt u gemakkelijk daar naar overschakelen in het titel programma.
KNOPPEN VAN HET TITEL PROGRAMMA De voornaamste titel programma-knoppen zijn gegroepeerd rond het bewerkingsvenster (zie de figuur aan het begin van dit hoofdstuk).
Titelknoppen De vier knoppen uit deze groep bevinden zich aan de linkerzijde van het scherm boven het bewerkingsvenster van het titel programma. U kunt er maar één tegelijk selecteren. Voor het maken van statische of vaste titels kiest u de eerste knop. Met de tweede knop maakt u een afrollende titel, waarbij de tekst en de afbeeldingen verticaal naar boven over het scherm bewegen als de titel wordt weergegeven, net zoals in de aftiteling van een film. Met de derde knop maakt u een kruipende ondertitel, waarbij de tekst als één regel wordt weergegeven die van rechts naar links over het scherm beweegt, net zoals in verschillende nieuws- en beursprogramma’s. De vierde knop in de groep is bedoeld voor het maken van schijfmenu’s, die u eigenlijk kunt beschouwen als Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
101
‘titels met knoppen’. In feite is een menu gewoon een ander soort titel, op twee kenmerken na: • een menu bevat tenminste één knop. Een titel geen. Het toevoegen van een knop aan een titel resulteert in een menu. Het verwijderen van de laatste knop in een menu resulteert in een titel. Als u tijdens het bewerken van een titel op Menu klikt, voegt Studio dan ook automatisch een knop aan de titel toe; • in een menu is geen afrollende of kruipende tekst mogelijk. In het titel programma kunt u geen menuknoppen toevoegen aan een Roll of Scrawl ondertitel.
Objectknoppen Deze groep van vier knoppen vindt u links onder het bewerkingsvenster. De eerste knop (de pijl) wordt gebruikt voor alle bewerkingshandelingen op het momenteel geselecteerde object. Zo’n object wordt omgeven door een aantal grepen waarmee u de grootte, de positie, de afmetingen en andere geometrische functies kunt wijzigen. Met de drie overige knoppen maakt u objecten in het bewerkingsvenster, respectievelijk een tekstvak, een ellips en een rechthoek. De knoppen worden allemaal op dezelfde manier gebruikt. Klik achtereenvolgens op een van de drie knoppen en daarna in het bewerkingsvenster op de plaats waar een hoek van het object moet komen 102
Studio 8
te staan. Sleep de muis tot de gewenste omtrek van het nieuwe object. De omtrek wordt aangegeven door middel van een gestippelde lijn. Zodra het object de gewenste grootte en afmetingen heeft, laat u de muis los. Het object wordt dan met de opgegeven afmetingen gemaakt, ongeacht het type object. De overige kenmerken – kleur, contrast, schaduw, enz. – worden bepaald door middel van de stijl die u hebt geselecteerd in het titel programmaalbum. Desgewenst kunnen de objectkenmerken later worden gewijzigd. Nadat het object is gemaakt, is de objectknop niet meer actief en wordt de selectiepijl weer geactiveerd. Het object zelf is nu geselecteerd, zoals u aan de grepen kunt zien, en kan met de muis worden bewerkt. De manier waarop u dit kunt doen, wordt hieronder beschreven. Het terughalen van objecten in drie dimensies Objecten kunnen elkaar overlappen. Daarom is het makkelijk om in situaties terecht te komen waarin een object dat helemaal zichtbaar zou moeten zijn, geheel of gedeeltelijk afgedekt wordt door één of meerdere objecten. Gebruik in zulke gevallen één van de vier Terughaal Commando’s uit het menu Titel Programma Niveaus. Deze commando’s zijn van invloed op het momenteel
Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
103
geselecteerde object dat in de diagram door rechthoek “3” wordt aangegeven. • Breng naar voren: Het object wordt voor alle andere objecten geplaatst. In de diagram staat object 3 nu vóór object 1. • Breng naar achteren: Het object wordt achter alle andere objecten geplaatst. Object 3 staat nu achter object 5. • Breng één niveau naar voren: Object 3 ligt nu voor object 2, 4 en 5, maar ligt nog steeds achter object 1. • Breng één niveau naar achteren: Object 3 ligt nu achter objecten 1, 2 en 4, maar ligt nog steeds voor object 5. Over tekstobjecten Het selecteren van een tekstobject verschilt op één belangrijk punt van het selecteren van een rechthoek of ellips: het tekstveld van het object is ‘klaar voor gebruik’. Elke toetsenbordhandeling resulteert in de activering van het veld waarin de ingevoerde tekst wordt getoond.
Deze activering wordt aangegeven door middel van een tekstinvoegcursor, een ander uiterlijk van het objectkader en het verdwijnen van de grepen.
104
Studio 8
Is een tekstobject niet geselecteerd, dan activeert u dit door midden in het object te klikken. Om het selectiekader inclusief de grepen te laten verschijnen, klikt u op de randen van het object. Andere objecten selecteert u door op een willekeurige plaats in het object te klikken. Als u de selectie van een tekstveld wilt opheffen, klikt u ergens buiten het tekstobject in het bewerkingsvenster. Aangezien tekst een voorname rol speelt in de meeste titels en menu’s, maakt en activeert het titel programma automatisch een tekstobject als u gewoon begint te typen terwijl er nog geen tekstobject is. Geavanceerde tekstbewerkingsfuncties In het titel programma kunt u, net als in een tekstverwerkingsprogramma, opmaak toepassen op een reeks geselecteerde tekens. Markeer een aaneengesloten reeks tekens met de muis en pas de gewenste opmaak toe. De volgende handelingen worden ondersteund: tekststijl (lettertype, stijl en uiterlijk), klembordbewerkingen (knippen, plakken en kopiëren), verwijderen en een aantal speciale opdrachten, die alleen via het toetsenbord toegankelijk zijn, zoals positioneren, uitlijnen en schalen. Zie hiervoor de lijst met sneltoetsen in Bijlage G.
Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
105
Selectieknoppen bewerkingsmodus Deze beide knoppen vormen de tweede groep knoppen aan de onderkant van het bewerkingsvenster van het titel programma. Zij bepalen welk van de twee sets bewerkingshandelingen van toepassing is op het momenteel geselecteerde object. • De eerste knop is standaard ingeschakeld als een object net is gemaakt, zodat u dit via een selectiekader met negen grepen kunt verplaatsen, schalen en roteren:
• Klik op de tweede knop als u het object wilt uittrekken. Hiervoor hebt u maar een greep nodig.
106
Studio 8
Bij tekstobjecten biedt de tweede knop twee extra functies, afspatiëren en regelafstand wijzigen. Deze beide functies activeert u via de grepen in het midden van de rand om het tekstkader:
Afspatiëren en regelafstand wijzigen
Object layout knoppen De beide overgebleven knoppen gebruikt u voor het groeperen en degroeperen van titel programmaobjecten. De eerste knop is actief als er meerdere objecten zijn geselecteerd. Deze objecten kunnen hiermee in een groep – een samengesteld object worden opgenomen. Hierna wordt deze bij bewerkingshandelingen als eenheid aangemerkt. Nadat u een groep hebt geselecteerd, zijn alle grepen van alle objecten tegelijk zichtbaar. Via al deze grepen kunt u de groep bewerken.
Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
107
De tweede knop is pas beschikbaar als u een groepsobject hebt geselecteerd. Deze kunt u namelijk gebruiken om de groep weer in de afzonderlijke onderdelen te splitsen. Ondanks dat u ‘groepen kunt groeperen’ gaat het groeperen altijd slechts één niveau diep. Het opheffen van een supergroep leidt er dan ook toe dat alle objecten weer afzonderlijke objecten worden. Via de volgende knop opent u een contextmenu met 11 bewerkingen die alleen van toepassing zijn op groepen. Met de eerste zes menuopties lijnt u een reeks objecten via een van de vier hoeken of via de beide middellijnen uit. De volgende paar opties gebruikt u om de objecten even ver uit elkaar te zetten, zowel in horizontale als in verticale richting. Met de laatste drie opties maakt u de objecten even breed, even hoog of even breed en even hoog. Al deze opties komen goed van pas bij het maken van menu’s, omdat u menuknoppen meestal gewoon wilt opmaken. De laatste bject layout knop bevat ook een uitrolmenu, dit keer voor de objectplaatsing. De negen opties hierin zijn grafisch gerangschikt en vormen een raster zoals bij het spelletje ‘boter-kaasen-eieren’. Als u op een van de negen gebieden klikt, wordt het object naar het midden of naar de betreffende hoek van het scherm verplaatst (zoals gedefinieerd door de ‘tekstveilige’ gebieden die worden afgebakend door rode stippellijnen.
108
Studio 8
Verschillende objecten selecteren De eerste stap voor het maken van een groep bestaat uit het selecteren van de verschillende objecten die hiervan deel gaan uitmaken. Dat kunt u op twee manieren doen: • door met de muis een selectierechthoek of lasso rond de gewenste objecten te trekken; • door op het eerste object van de groep te klikken, Ctrl in te drukken en vervolgens op alle andere objecten te klikken. Tijdelijke groepen Elke selectie van verschillende objecten functioneert als een tijdelijke groep en kan als eenheid worden verplaatst, uitgelijnd, geroteerd, gekleurd, enz. De tijdelijke groep verliest zijn identiteit zodra u ergens anders in het bewerkingsvenster klikt. De groep zelf blijft als zodanig bestaan totdat u deze expliciet opheft.
Klembord en verwijderknoppen De knoppen in deze groep behoren tot de standaard bewerkingsknoppen in Windows; Knippen, Kopiëren, Plakken en Verwijderen. Al deze bewerkingen kunnen worden uitgevoerd op groepen, afzonderlijke objecten of geselecteerde tekst binnen een tekstobject in het titel programma. De eerste drie opties werken via het Windows Klembord terwijl u met de vierde het geselecteerde object gewoon verwijdert. Objecten die u met Verwijderen hebt gewist, zijn definitief verwijderd en ook niet meer terug te halen via het Klembord.
Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
109
Tekststijlknoppen De knoppen in deze groep, rechts boven het bewerkingsvenster van het titel programma, komen u wellicht bekend voor. Deze kunt u zowel gebruiken voor de momenteel geselecteerde tekst als voor nieuw in te voeren tekst, totdat de instellingen nogmaals worden gewijzigd. Links vindt u de drie lettertypeknoppen, waarmee u de tekst respectievelijk vet, cursief of onderstreept maakt. Gek genoeg kan de knop voor het onderstrepen – dit geldt alleen voor deze knoppen – worden toegepast op elk type object, niet alleen op tekst (probeer het maar!). Hierdoor kunt u de onderstrepingstijl gebruiken voor knoppen die van grafische objecten zijn gemaakt: rechthoeken, ellipsen en afbeeldingen. De vierde knop bevat een uitrolmenu met tekstopmaakopties. In tegenstelling tot de overige knoppen in de groep, die het uiterlijk van afzonderlijke tekens bepalen, zijn de opties in dit menu van toepassing op alle tekst in een bepaald tekstvak. De drie uitlijnopties – Links, Midden en Rechts – hebben invloed op de plaatsing van de tekst in het tekstvak (en niet op de positie van het vak zelf binnen het bewerkingsvenster. Dit is de functie van het objectplaatsingsmenu ). Bij het wijzigen van de grootte van een tekstvak hebt u de keuze uit de volgende tekstbewerkingen: Passend maken, Schaal aanpassen, Automatische terugloop aan en Automatische terugloop uit. Automatische terugloop 110
Studio 8
aan, de standaardinstelling voor een nieuw tekstvak, zorgt er bij het aanpassen van de grootte van het tekstvak voor dat de opmaak, de tekstterugloop, wordt aangepast aan de nieuwe breedte (de nieuwe hoogte van de tekst bepaalt op zijn beurt hoe hoog het vak wordt). Bij Automatische terugloop uit worden alle ‘zachte’ regeleinden verwijderd (en regeleinden toegevoegd voor de terugloop) en het vak daarna net zo breed gemaakt als nodig zodat de tekst er in past. De modus Automatische terugloop wordt automatisch ingeschakeld als u weer tekens in het tekstvak typt. Met Schaal aanpassen wordt de tekst tijdens het vergroten van het vak uitgerekt zodat deze zowel horizontaal als verticaal overeenkomt met de nieuwe afmetingen. Bij Passend maken houdt de tekst de oorspronkelijke grootte tenzij het tekstvak kleiner wordt gemaakt. In dat geval wordt de tekst bewerkt via Schaal aanpassen. Geen van de aanpasopties is van invloed op de regelverdeling in de tekst. De keuzelijst met lettertypen en de lettertypeselectie maken de tekststijlknoppen compleet.
HET TITEL PROGRAMMA-ALBUM De vier knoppen uit deze groep bevinden zich tussen het bewerkingsvenster en het titel programma-album. Elke knop opent een van de vier albumsecties.
De zoeker voor lettertypen Dit gedeelte van het titel programma-album bevat drie subsecties, die u opent via de tabbladen Standaard, Aangepast en Favorieten boven in het venster.
Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
111
Het tabblad Standaard bevat een verzameling stijlen die u op de tekst en op andere objecten in de titel kunt toepassen. Elke stijl bestaat uit een kleur (of kleurovergang, of transparant) voor alle vlakken, randen en schaduwpartijen van het object waarop deze van toepassing is, plus een aparte scherpteparameter voor al deze facetten. De laatste parameter is de schaduwrichting. Deze biedt acht mogelijkheden. Als u het uiterlijk van een bestaand object wilt wijzigen, hoeft u alleen het object te selecteren en op de gewenste stijl te klikken. Nieuwe objecten worden in de meest recent gebruikte stijl gemaakt. Op het tabblad Aangepast kunt u de bijgeleverde stijlen aanpassen of eigen stijlen maken door de hierboven beschreven parameters aan te passen. Met drie identieke series knoppen regelt u de parameters voor opvulling, rand en schaduw. Hieronder ziet u de opvulknoppen:
Met de bovenste rij knoppen selecteert u respectievelijk een effen kleur, een kleurverloop of geen kleur (transparant). Als u op het keuzerondje naast de eerste knop klikt, verschijnt het standaard kleurselectiedialoogvenster van Windows waaraan de schuifregeling Ondoorzichtigheid (0-100%) is toegevoegd. Klikt u op het keuzerondje naast de tweede knop, dan verschijnt een mogelijkheid om een kleurverloop te definiëren door startkleuren aan elk van de hoeken van een vierkant toe te kennen.
112
Studio 8
Klik op de kleurstalen in het kleurselectievenster om de hoeken van het kleurverloopvenster te vullen. Enkele bijgeleverde geavanceerde stijlen kunt u niet bewerken. Op het tabblad Favorieten kunt u bepaalde aangepaste stijlen opslaan die u wellicht in de toekomst wilt gebruiken. U hoeft de gebruikte parameters dan niet ergens te noteren of te onthouden. Klik op de linkerknop als u de huidige stijl als favoriet wilt opslaan. Klik op de rechterknop als u de momenteel geselecteerde ‘favoriet’ wilt verwijderen.
De sectie Achtergronden Er zijn vier typen achtergronden mogelijk voor een titel of een menu: een effen kleur, een kleurverloop, transparant (helemaal geen achtergrond) of een afbeeldingsbestand (zoals een tekening, foto of opgeslagen videoframe).
De opties Effen kleur en Kleurverloop in de sectie Achtergronden van het titel programma werken op precies dezelfde manier als de opties die hierboven voor de Zoeker voor stijlen werden beschreven, behalve dat de kleur of het kleurverloop dat u selecteert, direct wordt toegepast op de achtergrond van de titel die u aan het bewerken bent. Bij het bewerken van een overlaytitel is het wellicht interessant om de instelling Ondoorzichtigheid in het kleurselectiedialoogvenster voor deze knoppen uit te Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
113
proberen, vooral als de overlay is gecombineerd met overgangen. Normaal gebruikt u echter een transparante achtergrond voor titels. Transparant is dan ook de standaard achtergrondselectie voor een nieuwe titel of menu. De laatste optie in het rijtje voor de achtergronden is afbeelding – een afbeeldingsbestand in een standaardformaat. Net als bij de vele secties van het hoofdalbum van Studio zijn de achtergronden afkomstig uit een bronmap, die naar believen via de knop met het geopende mapje kan worden gewijzigd. Het afbeeldingsbestand dat u met behulp van de knop met het mapje selecteert, wordt de nieuwe achtergrond. De afbeeldingsbestanden die in de map staan, worden als pictogrammen in het albumpaneel weergegeven. Het achtergrondbeeld wordt in het titel programma indien nodig opgerekt totdat dit schermvullend is in de breedte of de hoogte van het scherm. De horizontale en verticale beeldverhoudingen worden hierbij gehandhaafd.
De sectie Afbeeldingen Net als bij de zojuist besproken achtergronden worden voor de afbeeldingen in deze sectie in het titel programma-album allerlei standaardtypen ondersteund. In tegenstelling tot de achtergronden worden deze afbeeldingen niet opgerekt zodat ze het bewerkingsvenster vullen, maar worden ze als afbeeldingsobjecten aan de titel toegevoegd en op normale grootte weergegeven met acht grepen. Hiermee kunt u ze verplaatsen of groter en kleiner maken. De afbeelding kan echter niet worden geroteerd of scheefgetrokken.
114
Studio 8
Afbeeldingsobjecten gedragen zich net als tekstobjecten en de twee typen grafische objecten qua groepering, uitlijning en vergelijkbare handelingen.
De sectie Knoppen Aangezien knoppen het magische ingrediënt vormen waarmee titels in interactieve menu’s kunnen worden veranderd, is deze sectie van het titel programmaalbum voornamelijk van belang bij het maken van DVD’s, VCD’s en S-VCD’s. In het algemeen is een knop een gebied op het scherm waarmee de gebruiker op een of andere manier interactief bezig kan zijn. De knoppen zijn gerangschikt volgens de handeling die het activeren van een knop oplevert en niet op basis van hun uiterlijk, dat over het algemeen een sterke aanwijzing van het gedrag kan vormen. Dat hoeft echter niet het geval te zijn. De vier typen knoppen zijn: • Normaal: het klikken op deze knop zorgt ervoor dat het afspeelmoment wordt teruggezet op een hoofdstuk (normaal gesproken is dat beeld) of een ander menu. De koppeling tussen de knop en het doel is gemaakt in Clipeigenschappen, niet in het titel programma. • Pictogram: op deze speciale vorm van een normale knop staat een miniframe (of een bewegende minivoorvertoning) van het gedeelte van de film waarnaar deze verwijst. • Vorige: deze knop staat op de tweede en verdere pagina’s van menu’s die uit meerdere pagina’s bestaan (menu’s met meer koppelingen van normale of mini-knoppen dan op een enkele pagina passen). De knop vormt de koppeling naar de vorige menupagina. Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
115
• Volgende: deze knop staat op alle pagina’s, behalve op de laatste pagina van menu’s die uit meerdere pagina’s bestaan en vormt de koppeling naar de volgende menupagina. De knopkunst die bij Studio is geleverd, bevat verschillende voorbeelden per type knop. Dit zijn afbeeldingsbestanden in Targa (tga)-formaat. Nader onderzoek van de bestanden in een grafisch programma zoals Adobe PhotoShop of Paint Shop Pro leert dat het transparante gedeelte van de knopafbeelding en het speciale gedeelte voor het weergeven van miniafbeeldingen (indien van toepassing) zijn gedefinieerd via een alfakanaal dat in de afbeelding is opgenomen. Zoals gebruikelijk kunt u via de knop met de map de directory selecteren waaruit u de weergegeven afbeeldingen haalt. Als u een bijgeleverde knop wilt gebruiken, hoeft u deze alleen van het album naar het bewerkingsvenster te slepen, alwaar deze verandert in een knopobject – en eigenlijk een eeneiige tweeling wordt van het afbeeldingsobject. De standaardhandeling van de bijgeleverde knoppen wordt bepaald door de betreffende bestandsnaam. Via de keuzelijst in de sectie Knoppen van het titel programma-album kunt u echter een nieuwe handeling aan het momenteel geselecteerde object koppelen. Door middel van de eerste optie in deze lijst, ‘Geen knop’, verwijdert u de actie uit het object – hetgeen rest, is hoofdzakelijk een afbeelding. De overige keuzen komen overeen met de hierboven beschreven knoptypen. Vergeet niet dat het gedrag van een knop
116
Studio 8
niet wordt bepaald door het uiterlijk, maar door het knoptype dat hieraan is gekoppeld. In feite zou u een knop kunnen maken van een willekeurig niet-groepsobject – tekst, rechthoek, ellips, afbeelding, knop, of wat dan ook – enkel door het object te selecteren in het bewerkingsvenster en het bepalen van een nieuw knoptype in de keuzelijst. Zou u een knop willen maken met het opschrift ‘Oma’ en deze koppelen aan de video van oma’s verjaardag? Dat is heel eenvoudig. Maak een tekstobject en verfraai dit naar hartelust met tekststijlen uit de zoeker voor lettertypen en wijs hieraan de knopactie Normaal toe. Terug in Clipeigenschappen koppelt u de nieuwe knop aan het betreffende videofragment en klaar is Kees! Knop markeren DVD-menu’s (VCD- en S-VCD-menu’s niet) geven visuele feedback door het markeren van de huidige knop als de gebruiker door het menu bladert. Vooral de actieve markering onderscheidt een knop die net wordt aangestuurd, vlak voordat een handeling wordt uitgevoerd. (Deze markering kunt u bekijken in de speler. Gebruik de muis of de DVD-knoppen van de speler voor de interactie met het menu.) In het titel programma kunt u de kleur van de verschillende typen markeringen en een stijloptie voor de manier waarop de markeringen worden getekend, aangeven. De knoppen voor de instellingen staan onder de lijst met knoptypen. Klik op de keuzerondjes Actieve kleur en Geselecteerde kleur om de kleuren in te stellen die u beste bij uw menu passen. Het is raadzaam om de menu’s lichter te maken als u consequent markeerkleuren voor schijfmenu’s gebruikt. Hoofdstuk 7: Het Titel Programma
117
De drie markeerkleuren, van links naar rechts, zijn: • Vak: de markering wordt als rechthoek om de knop getekend. • Vorm volgen: de markering bedekt het zichtbare gedeelte van de knop, wat de vorm hiervan ook is. • Onderstrepen: de knop wordt onderstreept. U kunt deze markeringen toepassen op elk type knop dat afgeleid is van een willekeurig type object, niet alleen op de afbeeldingen die vanuit het album zijn geïmporteerd.
118
Studio 8
Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek Video mag dan wel vooral als een visueel medium worden beschouwd, maar de rol van geluid in uw films is vaak niet minder belangrijk dan de beelden op het scherm. In speelfilms en televisieproducties worden talrijke soorten geluiden gebruikt, om te beginnen met de dialoog en andere ‘live’ geluiden. In uw films komt dit ruwe geluid binnen tijdens de opnamefase van uw videobeelden. Het geluid verschijnt in de Tijdlijn weergave van het Filmvenster op het hoofdspoor voor Audio, onder het Video spoor. De meeste producties hebben ook geluidseffecten nodig – slaande deuren, botsende auto’s, blaffende honden, etc. – en incidenteel muziek. Dit kan speciaal voor het project gemaakte muziek zijn, of opgenomen muziek, of beide. Ingesproken tekst, Voice-overs, en andere speciaal opgenomen audio zijn ook vaak nodig. Alle soorten geluid zijn te gebruiken in uw eigen films. Een goede beginnerset geluidseffecten in wav formaat is geïnstalleerd in Studio, en andere zijn beschikbaar op veel manieren. SmartSound maakt automatisch een muziekstuk van elke gewenste tijdsduur in verschillende stijlen; u kunt ook mp3 bestanden slepen vanuit het Album of CD nummers importeren met het gereedschap CD audio. Het gereedschap voor Voice-over maakt toevoegen van commentaar en voorgelezen tekst gemakkelijk terwijl u uw bewerkte video bekijkt.
Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek
119
Al deze soorten audio komen als clips in het Filmvenster in uw project terecht. Daar kunnen ze verschoven, ingekort en bewerkt worden net zoals videoclips en stilstaande beelden. Uiteindelijk kunt u met Studio de audio ook afmixen zodat het geluid goed uitgebalanceerd is door de hele film.
Audiosporen in de Tijdlijn weergave In het Filmvenster bevinden zich in totaal drie sporen waarop audio bestanden kunnen worden geplaatst: Originele Audio spoor: Dit bevat de audio die mee opgenomen is met de videobeelden; dit wordt soms synchrone audio genoemd omdat het gelijk loopt met het video spoor. Geluidseffecten/Voice-over spoor: Typisch voor dit spoor zijn geluidseffecten en voice-overs. Geluidseffecten voegt u toe vanuit het onderdeel Geluidseffecten van het Album (zie “Geluidseffecten” op pagina 56). Voice-overs worden gemaakt met het gereedschap Voice-over (zie “Voice-overs” later in dit hoofdstuk). Achtergrondmuziek spoor: Op dit audio spoor kunnen muziektitels van audio-cd’s of SmartSound achtergrondtitels worden geplaatst. Maak SmartSound clips met het gereedschap SmartSound en CD audio clips met het gereedschap CD audio (zie “Automatische Achtergrondmuziek” en “CD Audio Importeren” later in dit hoofdstuk).
120
Studio 8
Audio sporen verwisselen Ondanks dat de drie audio sporen hun eigen rol hebben zoals hierboven beschreven, bepalen ze hoofdzakelijk op welk spoor nieuwe clips zullen verschijnen. Oorspronkelijke geluiden komen altijd terecht op het spoor voor Originele Audio wanneer een nieuwe videoclip wordt ingevoerd; nieuwe voice-overs komen altijd terecht op het spoor Geluidseffecten/Voice-over; en nieuwe audio van CD audio en SmartSound clips worden toegevoegd op het spoor Achtergrondmuziek. Zodra een clip is gemaakt, kan deze toch naar een ander audio spoor verplaatst worden als dit beter uitkomt: elk spoor kan elk type audio clip verwerken. Dit geeft u de flexibiliteit om twee geluidseffecten tegelijk te gebruiken, bijvoorbeeld door een van de twee op het spoor voor Achtergrondmuziek te plaatsen. Het enige audio spoor met een speciale status is het spoor voor Originele Audio. Standaard worden de audio clips op dit spoor parallel bewerkt met de inhoud van het Video spoor. Om deze audio als aparte clip te bewerken, moet u eerst het Video spoor blokkeren (door te klikken op het icoon van dit spoor aan de linkerkant van het Filmvenster). Zie "Moeilijkere bewerkingen op de Tijdlijn" op pagina 70 voor meer informatie
Het gereedschap CD audio Gebruik dit gereedschap om een audio clip van een CD nummer te maken. De nummers kunnen bekeken worden in het gereedschap, en u kunt daarna een heel of een gedeelte van een nummer toevoegen aan uw film.
Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek
121
Gebruikt u een CD die u nog niet eerder in Studio gebruikt heeft, dan vraagt het programma om de naam van de CD in te voeren. De besturingsknoppen worden bruikbaar als Studio tenminste een nummer van de CD Titellijst herkent. Selecteer de CD waarvan u audio wilt opnemen in de CD titellijst, en dan het specifieke nummer. Omdat de CD Titellijst ook een tekstveld is dat u kunt bewerken, kunt u altijd de naam wijzigen van de CD. Studio zal de CD in het vervolg onder de nieuwe naam herkennen. Als u de CD en het nummer uitgezocht heeft, kunt u indien nodig de clip trimmen en een nieuwe naam geven met de andere besturingsknoppen in het venster. Deze besturingsknoppen komen voor bij de meeste soorten audio clips en kunnen worden gebruikt om clips te bewerken en te maken. Ze worden hieronder besproken bij “Trimmen via Clip eigenschappen”. Klik aan het eind op de knop Voeg toe aan film. Studio plaatst de nieuwe clip op het spoor Achtergrondmuziek aan het begin van de huidige tijd index (zoals afgebeeld op de schuifregelaar van de Tijdlijn en het preview venster in de Speler). Bij de eerste keer dat u uw film bekijkt waar de nieuwe clip ingevoegd is, zal Studio u vragen om de CD in de 122
Studio 8
drive te doen (als die daar nog niet in zit), zodat de geluidsgegevens opgenomen kunnen worden. U hoeft deze stap niet te herhalen, tenzij u de audio clip verlengt. Opties bij CD Opname Afhankelijk van de mogelijkheden van het cd-romstation biedt Studio een groot aantal opnameopties. Deze instelmogelijkheden zijn te vinden in het tabblad CD- en stemopname in het dialoogvenster Pinnacle Studio Installatie (Installatie > CD- en stemopname):
Standaard worden hierbij de tracks van een audio-cd gelezen en digitaal op de harde schijf van de pc opgeslagen [Digitale ripping]. Wanneer er sprake is van een wat oudere cd-romstation waarmee deze manier van lezen niet mogelijk is, zijn er, afhankelijk van de geïnstalleerde geluidskaart een aantal andere instellingen mogelijk.
SmartSound gereedschap SmartSound maakt automatisch achtergrondmuziek in de stijl van uw keuze. Binnen die stijl, selecteert u verschillende songs, en in die song een aantal versies. De lijst beschikbare versies is afhankelijk van de duur van de achtergrondmuziek die u gekozen heeft.
Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek
123
SmartSound bestaat uit twee belangrijke software componenten: het in Studio geïntegreerde programma voor het kiezen en manipuleren van muziek en de audio bestanden zelf. Omdat de geluidsbestanden groot zijn (rond 250 MB) kunt u kiezen om ze standaard niet mee te installeren. Als later blijkt dat u ze veel nodig heeft, kunnen ze alsnog geïnstalleerd worden of vanaf de installatie-cd worden gebruikt om schijfruimte te besparen.
Om achtergrondmuziek te maken voor een bepaalde set clips, selecteer dan eerst deze clips voordat u het gereedschap SmartSound opent. (Om de hele film te selecteren, gebruik Bewerken > Alles selecteren of toets Ctrl+A). De totale lengte van de geselecteerde clips bepalen de aanvankelijke instelling voor de duur van de muziek, maar u kunt de waarden altijd veranderen via trimmen op de Tijdlijn of directe bewerking op de teller in het gereedschap Duration (tijdsduur). Kies binnen SmartSound een stijl, song en versie van de lijst. Elke stijl biedt een eigen selectie van songs, en elke song zijn selectie van versies. Geef de clip een naam in het tekstvak Naam en pas de tijdsduur aan met behulp van de Duration teller, indien gewenst, klik dan op de knop Voeg toe aan Film. Studio maakt de nieuwe clip op
124
Studio 8
het spoor Achtergrondmuziek aan het begin van de huidige tijd index (als afgebeeld op de schuifregelaar in de Tijdlijn en in het preview venster van de Speler).
Het Voice-over gereedschap Met Studio is het maken van voice-overs zo eenvoudig als het voeren van een telefoongesprek. Open het Voice-over gereedschap en spreek in de microfoon. U kunt inspreken terwijl u de film bekijkt zodat de woorden synchroon lopen met de beelden. U kunt via dit gereedschap ook snel muziek, geluid en andere effecten opnemen.
Voordat u het gereedschap Voice-over kunt gebruiken, moet u eerst een microfoon aansluiten op de geluidskaart van uw PC. U moet ook tenminste een video clip in het Filmvenster hebben staan. Bekijk de video scènes in uw film en beslis waar de voice-over moet beginnen en eindigen. Hebt u dit gedaan, open dan het gereedschap Voice-over. Zie dat de opname lamp – de donkere rechthoek boven aan links in de illustratie hierboven – niet aan is.
Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek
125
Selecteer het beginpunt op de Tijdlijn in het Filmvenster. U kunt hiervoor een clip selecteren, de film afspelen en stoppen op het gewenste punt, of door de schuifregelaar op de Tijdlijn te verschuiven. Zet de microfoon neer en spreek een testzin uit om het opname geluidsniveau te bepalen (zie “Voice-over volume” hieronder). Klinkt het goed, klik dan op de knop Opnemen (die verandert in de knop Stop). Wacht een moment wanneer de opname lamp eerst “STAND-BY” laat zien en dan aftelt van 3-2-1.
Als de opnamelamp “OPNEMEN” vermeldt, en de film in de Speler afgespeeld wordt, start dan met uw gesproken tekst.
Klik aan het einde op de knop Stop. De lamp gaat uit en de voice-over clip wordt automatisch op het spoor Geluidseffecten/Voice-over geplaatst. Beluister de clip door hem te selecteren en dan op de knop Afspelen te klikken. Voice-over volume Het volume van filmcommentaar wordt gedurende de opname optimaal ingesteld en kan later niet meer worden aangepast. Toch bestaat de mogelijkheid het weergaveniveau aan te passen. Het opname volume wordt ingesteld met de regelaar Opname
126
Studio 8
volume en de bijbehorende meter in het gereedschap Voice-over. Houd deze tijdens het opnemen in de gaten en let erop dat het opnameniveau niet te hoog en niet te laag is. De balk verandert van kleur: van blauw (0-70 % modulatie) via geel naar rood. Het niveau moet doorgaans binnen het gele gebied blijven (71-90 % modulatie) en in geen geval in het rode gebied terecht komen (91-100 % modulatie). Voice-over opname opties U kunt de standaard instellingen voor opname kwaliteit aanpassen. Dit wordt hier kort besproken. Zie Bijlage A voor gedetailleerde informatie.. Om deze opties te openen, kies Installatie > CD en Voice-over uit het hoofdmenu.
De keuzelijst voor Microfoon in het dialoogvak laat de verschillende manieren zien waarop een microfoon aangesloten kan worden op uw geluidskaart. De items op de lijst zouden er ongeveer zo uit moeten zien, bij een systeem met een Yamaha geluidskaart:
Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek
127
Kies uit de keuzelijst de gewenste vermelding en sluit de microfoon aan op de geluidskaart (Line In, Mic In enz.). Onder de opties bevinden zich verder instellingen voor kanalen en een samplerate, waarmee de opnamekwaliteit van voice-overs of andere audio-opnamen kan worden ingesteld. Stel ze in op de best mogelijke kwaliteit die u denkt nodig te hebben, maar houdt er rekening mee dat een hogere kwaliteit meer schijfruimte vraagt.
AUDIO CLIPS TRIMMEN Net als bij andere clip types kunt u audio clips trimmen direct op de Tijdlijn of via het gereedschap Clip eigenschappen. Zie “Trimmen op de Tijdlijn met de knoppen” op pagina 62 voor een bespreking van deze eerste methode. De meeste types audio clips kunnen getrimd worden vanaf een frame tot de volledige originele lengte van de clipinhoud. SmartSound clips kunnen getrimd worden op de Tijdlijn tot zo klein als een seconde en naar boven zonder limiet.
Trimmen via Clip eigenschappen Het menu Gereedschap > Wijzig Clip Eigenschappen opent het gereedschap voor de geselecteerde clip. Dubbelklikken op elke audio clip geeft hetzelfde resultaat. Ten eerste beschikt het gereedschap over besturingsknoppen die twee opties bieden die voor alle clips gelden: • Instellen van de tijdsduur van de clip, verander de waarde in de Duration teller (tijdsduur).
128
Studio 8
• Via het tekstveld Naam kan de clip onder elke naam worden opgeslagen. Clip namen worden gebruikt in de Lijstweergave in het Filmvenster, en zijn ook zichtbaar als label wanneer de muis over de clip beweegt in de Storyboard weergave. De andere besturingsknoppen worden bepaald door het type audio clip dat u gebruikt. Oorspronkelijke Audio, Geluidseffecten en Voiceovers Het gereedschap Clip eigenschappen voorziet in dezelfde besturingsknoppen voor trimmen van geluidseffecten en voice-over clips als voor video clips, maar geeft de geluidsgolven grafisch weer in plaats van de visuele preview vensters. Zie “Videoclips trimmen met Clip Eigenschappen" op pagina 66 om deze knoppen voor trimmen te leren gebruiken. Bedenk dat Oorspronkelijke Audio clips alleen apart bewerkt kunnen worden als het Video spoor geblokkeerd is. Zie "Moeilijkere bewerkingen op de Tijdlijn" op pagina 70.
Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek
129
CD Audio Bij CD Audio clips gebruikt het gereedschap Clip eigenschappen dezelfde besturingsknoppen voor trimmen als hierboven, maar heeft ook keuze-lijsten voor het kiezen van CD Titel en Nummer. Deze kunnen altijd gebruikt worden om de clip bron te wijzigen. CD Titel is ook een tekstveld dat gewijzigd kan worden, zodat de huidige titel van de CD kan worden ingevoerd.
SmartSound® SmartSound clips kunnen bewerkt worden tot bijna elke lengte, behalve dat zeer korte clips niet altijd in elke combinatie van Stijl en Song beschikbaar zijn. Dit gereedschap is in essentie hetzelfde als SmartSound clips maken (beschreven onder “SmartSound gereedschap” hierboven), behalve dat de knop Voeg toe aan Film vervangen is door de knop Accepteer Wijzigingen.
130
Studio 8
AUDIO VOLUME EN MIXEN Audio volumes in individuele clips kunnen worden aangepast ofwel meteen op de Tijdlijn, of met het gereedschap Volume. Elke techniek heeft zijn eigen voordelen. Aanpassen op de Tijdlijn laat de verhouding tijd-volume goed zien, terwijl het gereedschap Volume mixen mogelijk maakt – aanpassen van de geluidsniveaus van de drie audio sporen in relatie tot elkaar.
Anatomie van een audio clip De op de tijdlijn bewaarde audioclips bestaan uit meerdere onderdelen. Zo wordt de cliplengte met een verticale balk en de inhoud van een audiobestand met een golf aangegeven. Doorlopend geluid als motorgeluid zou dan uit vele signaalniveaus bestaan die dicht bij elkaar liggen; een staccato-effect zou afwisselend hoge en lage niveaus weergeven. De blauwe volume lijn laat de volumewijzigingen in de clip grafisch zien. Zijn er geen aanpassingen, dan loopt deze lijn door het midden van de clip. Als u alleen het volume van de hele clip harder of zachter heeft gemaakt, dan is de lijn nog steeds horizontaal, maar respectievelijk hoger of lager dan de middellijn. Bij volumewijzigingen in de clip volgt de blauwe lijn de wijzigingen die u met de volume aanpassingsknoppen heeft gemaakt.
Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek
131
Audio volume aanpassen op de Tijdlijn Het geluidsniveau in de audioclip kan naar wens meteen in de clip worden afgesteld. Gebruik de muisaanwijzer om de blauwe lijn aan te passen die het audio volume vertegenwoordigt (zie “Anatomie van een audio clip”, hierboven). De volume lijn loopt horizontaal door het midden van de nieuwe clip. Kies de clip door links te klikken, en beweeg de muisaanwijzer dan richting de lijn. De volume aanpassing cursor verschijnt dan:
Klik de linker muisknop en sleep de lijn naar boven of beneden in de clip. De volumelijn volgt de beweging van de muis.
Zodra u de muis loslaat, maakt aanpassingspunt op de volumelijn.
Studio
een
Wanneer de muisaanwijzer over een aanpassingspunt gaat in de clip, verschijnt een geaccentueerde versie van de volume aanpassingscursor. Met deze cursor kunt u de aanpassingspunten horizontaal en verticaal klikken en slepen.
132
Studio 8
Klik op de rechter muisknop op een aanpassingspunt om in het menu te komen Verwijder Volume Instelling. Dit commando verwijdert het aanpassingspunt uit de clip. Om alle volume wijzingen te verwijderen uit de clip, selecteer Verwijder Volume Wijzigingen in hetzelfde menu.
Niveau aanpassen via gereedschap Volume Vergeleken met het aanpassen van audio op de Tijdlijn, heeft het gereedschap Volume meer mogelijkheden voor aanpassing op een bepaalde plaats. Dit gereedschap werkt vergelijkbaar met een gewone audio mixer.
De drie schuiven besturen het volume van de sporen in relatie tot elkaar, terwijl het geluid loopt of wanneer het afspelen gestopt is. U kunt het geluid op elk punt laten vervagen. Het gereedschap laat ook het volume zien op de huidige positie in de Tijdlijn, met vergelijkbare meters als in stereoapparatuur. De drie symbolen bovenaan regelen respectievelijk het spoor voor Originele Audio, Geluidseffecten/Voice-over en Achtergrondmuziek. Hoofdstuk 8: Geluidseffecten en Muziek
133
Het volume van de huidige tijdweergave wordt bestuurd door te klikken op de Volume schuiven en ze naar boven of beneden aan te passen. Hiermee maakt u een nieuw aanpassingspunt op de huidige tijdweergave in de clip bij het corresponderende spoor. (Staat er geen clip op dit spoor? Dan is de Volume schuif niet actief.) Om het volume voor het hele spoor aan te passen, gebruik dan de draairegelaar boven in het midden en draai met de klok mee (op vier uur is de maximum positie) of tegen de klok in (op acht uur is de minimum positie). Tracks uitzetten Elk of alle audio sporen kunnen uitgezet worden door op de indicator te klikken in het gereedschap Volume. De indicator wijzigt naar de “uit” positie, en het spoor staat uit. Deze status wordt weergegeven op de Tijdlijn met een rode streep over het onderste deel van de audio clips op dit spoor. Fade-in en Fade-out knoppen Onder elke Volume schuif staan een paar Fade knoppen met hellingsymbolen. Hiermee kunt u inof uitfaden vanuit de huidige positie in de film. Probeer met de schuifregelaar naar een plaats in de film te gaan, klik op een van de knoppen, en zie het resultaat op de corresponderende volume lijn. De tijdsduur van de fade is variabel van 0 tot 59 seconden, en wordt geselecteerd in het panel Wijzig Opties (Installatie > Wijzig) onder Volume fades. Fades zijn niet beschikbaar dichtbij het begin of einde van een clip.
134
Studio 8
Hoofdstuk 9: Schijfmenu’s Menu’s Met de komst van de schijfformaten DVD, VCD en S-VCD werd video een interactief medium met nieuwe mogelijkheden voor de videomaker én voor het publiek. Het produceren, de zogenaamde authoring, van een schijf in één van deze formaten gaat verder dan het maken van een film die van het begin tot het eind in een vaststaande volgorde wordt bekeken. Nu kan het publiek zelf beslissen welke delen van de film worden bekeken en in welke volgorde. De belangrijkste nieuwe functie die het maken van schijven mogelijk maakt, is het menu. Een schijf kan één, een paar of veel menu’s bevatten. Deze bestaan elk uit een stilstaand beeld of een korte videofilm. Binnen de menu’s kan de kijker gebieden selecteren, de zogenaamde knoppen, waardoor koppelingen naar andere schijfinhoud worden geactiveerd. Het activeren van een koppeling resulteert direct in één van de volgende situaties: • een normaal beeldfragment dat in deze context een hoofdstuk wordt genoemd. De hoofdstukknoppen tonen een miniafbeelding van de video waaraan deze zijn gekoppeld; • een andere pagina van hetzelfde menu. Menu’s die teveel knoppen voor een enkele pagina bevatten, worden op verschillende pagina’s weergegeven; • een ander menu. Hoofdstuk 10: Het maken van de film
135
In tegenstelling tot andere soorten fragmenten, worden menu’s automatisch herhaald. Zodra het einde van een menu tijdens een voorvertoning of afspeelsessie is bereikt, wordt de video direct opnieuw gestart. Dit resulteert in een sprong in de afspeelpositie die betrekking heeft op alle fragmenten die gelijktijdig met het menu worden afgespeeld; dat wil zeggen het beeld (als het menu een overlay is), het geluid en de titel.
Het volgende diagram is vormgegeven op basis van het storyboard in het filmvenster. Hierop is te zien hoe het hierboven weergegeven beeld, dat in het diagram als M1 is aangegeven, past in het algehele schema van een eenvoudige film met twee menu’s.
In de film wordt elk menu gevolgd door verschillende hoofdstukken (die allemaal, op één na, bestaan uit een enkel fragment). Het menu, M1, heeft koppelingen naar 136
Studio 8
vijf hoofdstukken die verspreid zijn over drie pagina’s (op de afbeelding is de tweede pagina te zien). Wij hebben elke pagina tevens een koppeling gegeven naar het menu M2. De eenvoudige lay-out van deze korte film kan gemakkelijk worden uitgebreid tot een groot aantal fragmenten. Veel complexere films worden namelijk ook opgebouwd uit dezelfde elementen: menu’s met meerdere pagina’s met koppelingen naar hoofdstukken en andere menu’s.
Schijven maken in Studio Voor bewerkingsdoelstellingen in Studio is een schijfmenu gewoon een soort fragment. Net als bij titels, kunt u de menu’s in het Album gebruiken, aanpassen of zelf een heel nieuw menu maken in het Titel Programma (zie Hoofdstuk 3: Het Album en Hoofdstuk 7: Het Titel Programma). Probeer zelf de onderstaande projecten te maken om een gevoel te krijgen voor hetgeen hierbij komt kijken. U hoeft hierin niet zo ver te gaan dat u ook schijven maakt. Het resultaat is ook te bekijken via de Weergaveknoppen op de DVD-speler (zie “Knoppen DVD-speler” hieronder). Catalogus videofragmenten: selecteer in een leeg project een ruim aantal scènes uit het Album en sleep deze naar het beeldspoor. Ga dan naar het Schijfmenu van het Album (het laatste tabblad) en sleep een willekeurig menu naar het begin van de tijdlijn. Op de vraag “Wilt u dat Studio na het menu automatisch koppelingen naar elke scène maakt? Klikt u Ja (zie “Menu’s uit het Album gebruiken” hieronder). Er verschijnt een nieuw spoor vooraan op de tijdlijn en er komt een “vlaggetje” bij al uw fragmenten te staan. Hoofdstuk 10: Het maken van de film
137
Deze vlaggetjes stellen koppelingen voor naar het menu dat u zojuist hebt toegevoegd. En dat is het eigenlijk. Leun maar achterover en kijk naar de show. Diapresentaties: dit keer begint u in de sectie Stilstaande beelden van het Album. Sleep zoveel afbeeldingen als u wilt naar het beeldspoor van een leeg project. Sleep vervolgens een schijfmenu als eerste fragment naar de tijdlijn en klik ook hier op Ja op de vraag of u automatisch koppelingen wilt maken. Ga dan naar de sectie Overgangen van het Album, selecteer een overgang en sleep deze tussen het menu en het eerste stilstaande beeld. Selecteer tenslotte alle stilstaande beelden (klik op het eerste beeld, houdt Shift ingedrukt en selecteer het laatste beeld), klik met de rechtermuistoets en selecteer Rimpelingen in het contextmenu. En klaar is Kees!, eh… de diapresentatie! Menu’s en titels De hierboven genoemde overeenkomst tussen titels en schijfmenu’s berust niet op een toeval: een menu is eigenlijk gewoon “een titel met knoppen”. In feite kan elk stilstaand beeldtype binnen het Titel Programma worden gebruikt als basis voor het maken van een menu. Net als titels kunnen menu’s ook op het beeldspoor op volledig scherm of als overlays op het overlayspoor worden gebruikt. Als u een menu als overlay gebruikt, wordt de achtergrond weggelaten en alleen de knoppen, onderschriften en plaatjes weergegeven. Hierdoor kan het menu worden voorzien van een bewegend achtergrondbeeld.
138
Studio 8
Menu's uit het Album gebruiken De sectie Schijfmenu’s in het Album bevat een verzameling menu’s voor speciale gelegenheden, ontwerpen van stijlen en het aantal hoofdstukken. Elk menu is voorzien van een achtergrondbeeld, een titel, een reeks hoofdstukknoppen (meestal met ruimte voor miniafbeeldingen) en de knoppen Volgende pagina en Vorige pagina. Het aantal hoofdstukknoppen per pagina varieert van menu tot menu. Derhalve vormt het aantal fragmenten dat u wilt gebruiken een criterium voor het selecteren van een menu. Over het algemeen is het handiger voor de kijker om een paar menupagina’s met veel knoppen te bekijken dan te bladeren door veel pagina’s met daarop maar een paar knoppen. Tijdens het bewerken ziet u alle knoppen van het menu. Tijdens het afspelen zijn alleen knoppen met koppelingen zichtbaar. Menu’s met minder knoppen hebben meer ruimte voor onderschriften; die met veel knoppen moeten het doen met afkortingen of zelfs zonder onderschriften. Of u onderschriften nodig hebt, en zo ja, of deze algemeen (“Hoofdstuk 1”) of beschrijvend van aard (“Ons team aan slag”) moeten zijn, hangt af van uw stijl en de inhoud van de film. Bij de schijfformaten VCD en S-VCD moeten hoofdstukken numeriek worden ingegeven (via cijfers op de afstandsbediening). Voor deze formaten kunt u daarom beter het hoofdstuknummer op de knoponderschriften zetten.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
139
Menu’s op de tijdlijn laten vallen Als u een menu vanuit het Album op het beeldspoor of overlayspoor laat vallen, biedt Studio u de mogelijkheid om automatisch, rechts van het menu op de tijdlijn, koppelingen te maken naar alle beeldfragmenten.
Dit is de snelste en gemakkelijkste manier om koppelingen in een schijfmenu te maken, maar soms is dit niet wat u wilt in een bepaalde situatie. Als u het vakje Deze vraag niet meer stellen aankruist, wordt het gegeven antwoord, Ja of Nee, standaard uitgevoerd als u in de toekomst een menu hier naar toe sleept. Onder Bij het toevoegen van een menu in het scherm Opties bewerken kunt u deze standaardhandeling ook instellen of het bevestigingsvenster weer activeren (zie Bijlage A: Installatieopties). Als u wel wilt dat de hoofdstukkoppelingen automatisch worden gegenereerd, maar niet voordat u klaar bent met de verdere bewerking, kunt u via de opdracht Hoofdstuk in het contextmenu voor menufragmenten aangeven dat deze handeling later moet worden uitgevoerd.
140
Studio 8
Knoppen DVD-speler De Studio-speler bevat een reeks speciale knoppen voor de voorvertoning van films met menu’s, die zijn vormgegeven als de knoppen op een standaard DVDafstandsbediening. Zet de speler in de DVD-modus via de knop DVD in- en uitschakelen, links van de transportknoppen. Het schakelen naar de DVD-modus simuleert het plaatsen van een DVD-schijf in een DVD-speler: de film wordt van voren af aan afgespeeld. Daarnaast verschijnt een verzameling actieve DVD-knoppen onder het voorvertoningscherm. De speler schakelt eveneens automatisch naar de DVD-modus als de tijdlijnscrubber in een fragment staat en u op Afspelen klikt. In dit geval wordt er echter niet naar het begin van de tijdlijn gesprongen. Hieronder staan de functies van de afzonderlijke DVDknoppen. Hoofdmenu: met deze knop springt u naar het eerste menu in de film dat (verder) wordt afgespeeld. Vorig menu: met deze knop springt u naar het menu dat u het meest recent hebt geactiveerd en wordt dit (verder) afgespeeld. Als u nogmaals op de knop klikt, springt u terug van het menu naar het meest recente fragment. Vorig hoofdstuk, Volgend hoofdstuk: met de knop Vorig hoofdstuk gaat u naar het begin van het huidige hoofdstuk, als u daar tenminste Hoofdstuk 10: Het maken van de film
141
nog niet staat. Klik nogmaals om naar het vorige hoofdstuk te gaan. Met de knop Volgend hoofdstuk gaat u verder met het volgende hoofdstuk in de film. Binnen een menu gaat u met deze knoppen respectievelijk een stap achteruit en vooruit in de menupagina’s. Knopselectie: De vier pijlen in dit cluster bewegen de schermcursor binnen een schijfmenu zodat een van de knoppen kan worden geselecteerd. De ovale knop in het midden van het cluster activeert de momenteel geselecteerde schermknop die hierdoor wordt gemarkeerd. Menuknoppen direct activeren Een functie van de speler die de normale DVD-spelers niet hebben, is de mogelijkheid om de knoppen direct op het scherm aan te klikken. Als een knop tijdens de voorvertoning in DVD-modus zichtbaar is, kunt u hierop klikken om de koppeling te volgen.
Menu’s op de tijdlijn bewerken Menu’s kunnen net als andere stilstaande beelden op de tijdlijn worden ingekort, of zoals dat in vaktermen heet, worden getrimd (zie “Het trimmen op de tijdlijn met sleeppunten” in Hoofdstuk 4: Videofragmenten). Het instellen van de duur van het fragment is over het algemeen minder cruciaal bij menufragmenten dan bij andere typen, omdat menu’s tijdens het afspelen een cyclus doorlopen terwijl op gebruikersinvoer wordt gewacht. Maar als u geluid wilt toevoegen aan menu’s is het toch handig als de duur van het menu overeenkomt met die van het geluidsfragment.
142
Studio 8
Het menuspoor
Menuknoppen zijn gekoppeld aan bepaalde punten in de film. Deze punten worden op het menuspoor aangegeven door middel van vlaggen die boven het beeldspoor komen te staan als u een menu aan de film hebt toegevoegd (en ook weer verdwijnen als u alle menu’s hebt gewist). Het menu zelf wordt aangegeven door middel van een gekleurde rechthoek in het menuspoor (M1 en M2 in de bovenstaande figuur). Elke koppeling naar een hoofdstuk is aangegeven via een “C”-vlag. Hieronder staat een detailopname van het eerste gedeelte van de tijdschaal. De rechthoek geeft het eerste menu aan en de hoofdstukvlaggen de koppelingen naar de drie fragmenten.
Het volgende gedeelte van de tijdschaal in de overzichtsfiguur toont de vierde hoofdstukkoppeling van M1 en een koppeling (de pijl naar links) van het einde van het vorige fragment terug naar het menu. Door het instellen van deze koppeling kan het fragment C4 alleen vanuit het menu worden bekeken. Het fragment C4 wordt gevolgd door menu M2, dat in een andere kleur wordt weergegeven.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
143
Bewerkingen op het menuspoor Vlaggen op het menuspoor verplaatst u door deze met de muis te slepen. Daardoor wijzigt u de plaats in de film waar de koppeling actief wordt. Bij het verplaatsen van een videofragment worden de vlaggen die aan dit fragment zijn gekoppeld ook mee verplaatst. Zo maakt u een koppeling: • Klik met de rechtermuistoets op het menuspoor en selecteer Hoofdstuk instellen of Terug naar menu instellen, afhankelijk van het soort koppeling dat u wilt maken. Of • klik met de rechtermuistoets op het beeldspoor en selecteer Hoofdstuk of Sprong. Koppelingen van het type Terug naar menu worden aan het einde van het huidige fragment geplaatst en niet op het punt waar u klikt. Het komt zelden voor dat u midden in een fragment wilt terugkeren naar het menu. Mocht u dat wel wensen, dan kunt u de koppelingsvlag naar een nieuwe positie slepen. Zo verplaatst u een koppeling: Klik op de vlag van de koppeling en sleep deze op het menuspoor naar de nieuwe positie. Zo verwijdert u een koppeling: • Klik met de rechtermuistoets op de koppeling van de vlag en selecteer Verwijderen of • markeer de vlag en druk op Delete.
Bewerkingen met Clipeigenschappen Met het hulpmiddel Clipeigenschappen voor schijfmenu’s kunt u menukoppelingen maken, bewerken en nauwkeurig aanpassen. Daarnaast hebt u 144
Studio 8
met dit hulpmiddel toegang tot het titel programma zodat u de visuele inhoud van het menu kunt aanpassen. Net als bij het hulpmiddel Clipeigenschappen voor de andere fragmenttypen, kunt u hiermee een aangepaste naam geven aan het menu door het veld Naam te wijzigen en het fragment in te korten door het veld Duur te bewerken.
Via het menu Bewerken rechts boven in het programma opent u het menu in het Titel Programma. Op deze plaats kunt u elk visueel aspect van het menu wijzigen: de achtergrond- en knopafbeeldingen, het uiterlijk en de inhoud van de onderschriften, enz. Over de uitgebreide mogelijkheden van het titel programma leest u meer in Hoofdstuk 7: Het Titel Programma. In het voorvertoningvenster links van het programma ziet u hoe het menu er uitziet. Dit venster bevat tevens interactieve functies waarmee u knopkoppelingen kunt maken (deze functies worden beschreven onder “Knopbewerking”). De overige knoppen zijn gerangschikt in drie groepen en bevinden zich in drie horizontale gebieden.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
145
Knoppen menuvoorvertoning Paginaselectie: voor menu’s met verschillende pagina’s (de pagina’s met meer koppelingen dan op een enkele pagina passen) selecteert u met behulp van de pijltoetsen welke pagina actief is in het voorvertoningvenster. U hebt daarbij de keuze uit alle pagina’s in het menu waarvoor koppelingen zijn gedefinieerd, plus een lege pagina waarop u nieuwe koppelingen kunt aanbrengen. Alternatieve methodes voor het selecteren van menupagina’s: 1) Bekijk de pagina’s door in het voorvertoningvenster op de koppelingsknoppen van de betreffende pagina te klikken. 2) Selecteer een knop of een van de menupagina’s via Knopselectie (zie hieronder). Aankruisvakje Koppelingsnummers weergeven: Markeer dit vakje zodat de nummers van koppelingen in het voorvertoningvenster boven elke knop in het menu worden weergegeven. De nummers van de koppelingen komen overeen met het formaat en de kleur van de hoofdstukvlaggen in het menuspoor. Knoppen die van invloed zijn op alle hoofdstukkoppelingen Knop Hoofdstukken sorteren: Tijdens het bewerken van de film kunnen de hoofdstukkoppelingen gemakkelijk in een andere volgorde komen te staan dan in de eigenlijke volgorde van de fragmenten. Tenzij dit inderdaad de bedoeling is, zorgt u er met Hoofdstukken sorteren voor dat de hoofdstukkoppelingsknoppen in het menu in dezelfde volgorde komen te staan als de bijbehorende fragmenten in de film. 146
Studio 8
Aankruisvakje Pictogrammen verplaatsen: Markeer deze optie als u wilt dat op de knoppen bewegende videobeelden komen te staan vanuit de doelhoofdstukken in plaats van een statisch pictogram. Omdat de bewegende pictogrammen voor deze functie vooraf moeten worden gerenderd, verschijnen de resultaten niet direct als u de film in de speler bekijkt. In plaats daarvan ziet u een voortgangsbalk met “achtergrondrendering” over het fragment heen op de tijdschaal. Deze balk verandert geleidelijk aan van blauw in grijs naarmate de renderingsactiviteiten vorderen. De bewerkingen worden niet onderbroken – Studio voert de rendering uit terwijl u werkt. Meer informatie over achtergrondrendering vindt u in “Hollywood FX voor Studio”, pagina 84 en “Instellingen bewerken”, pagina 176. Knopbewerking Via deze knoppen selecteert of wijzigt u de afzonderlijke knoppen in een menu. Knopselectie: Elke koppelingsknop in het menu, ongeacht op welke pagina deze staat, heeft een uniek volgnummer. Selecteer de menuknop waarmee u wilt gaan werken door middel van de pijltoetsen. De geselecteerde knop wordt gemarkeerd in het voorvertoningscherm. Knoppen kunt u ook selecteren door in het voorvertoningvenster op de gewenste knop te klikken. Tekstveld knoponderschrift: Hiermee wijzigt u de tekst van de huidige knop zonder dat u hiervoor naar het titel programma hoeft te gaan. Het teken “#” heeft een bepaalde betekenis in knoponderschriften: Studio vervangt dit hekje door het volgnummer van de knop. Hoofdstuk 10: Het maken van de film
147
Met deze functionaliteit zorgt u ervoor dat de knoppen juist zijn genummerd, ongeacht de wijzigingen in de lay-out van het menu. Voor het wijzigen van de overige kenmerken van een knoponderschrift, positie, lettertype of stijl, klikt u op Menu bewerken zodat het titel programma verschijnt. De knoppen Koppeling instellen, Koppeling wissen: Via deze knoppen maakt of annuleert u de koppeling tussen de momenteel geselecteerde menuknop en het doel. Zo stelt u een koppeling in: Zet de tijdlijnscrubber binnen een menu, beeldfragment of stilstaand beeld en klik op Koppeling instellen. Bij beeldfragmenten en stilstaande beelden wordt het hoofdstukpunt ingesteld op de exacte plaats van de scrubber binnen het fragment. Zo wist u een koppeling: Klik op Koppeling wissen. Knop Pictogram instellen: Standaard wordt het pictogram op een menuknop weergegeven waaraan de knop is gekoppeld. U kunt echter elk frame in de film aanduiden als pictogram. Daarvoor hoeft u de tijdlijnscrubber alleen precies op het gewenste frame te plaatsen (zoals dit op de speler wordt weergegeven) en te klikken op Pictogram instellen. Knop Terug naar menu instellen De koppeling “Terug naar menu” wordt aan het einde van het huidige fragment geplaatst, hetgeen bijna altijd de plaats is waar u deze wilt hebben staan. Tijdens het afspelen springt deze direct naar het opgegeven menu. Als u een ‘Terug naar menu”—koppeling in het gereedschap Clipeigenschappen wilt maken, plaatst u de tijdlijnscrubber op de plaats waar u de koppeling wilt aanbrengen in het fragment en klikt u op Terug naar menu instellen. 148
Studio 8
Koppelingen maken met ‘slepen en neerzetten’ In Clipeigenschappen voor schijfmenu’s wordt ‘slepen en neerzetten’ ondersteund als een snelle en handige manier om koppelingen voor menuknoppen te maken. Zo maakt u een koppeling via ‘slepen en neerzetten’: • Klik in het filmvenster op het fragment dat u wilt koppelen en sleep dit naar een knop in het voorvertoningvenster Clipeigenschappen. De knop wordt aan het eerste frame van het fragment gekoppeld. Of • klik op de knop waarvoor u een koppeling wilt maken en sleep deze naar een fragment in het filmvenster. In dit geval maakt u een koppeling naar het punt binnen het fragment waarop u de knop ‘laat vallen’ – niet naar het eerste frame.
Het hulpmiddel Schijfmenu Als u dit hulpmiddel selecteert terwijl u een menu hebt geselecteerd, staat dit gelijk aan het selecteren van het hulpmiddel Clipeigenschappen. Anders krijgt u een knop Menu maken die u leidt naar het titel programma zodat u een nieuw schijfmenu kunt gaan maken. Aangezien het ontwerpen van een menu een redelijk ingewikkelde materie is, bevat Studio voorgedefinieerde menu’s in het Album. Als u van mening bent dat u deze herinnering niet langer nodig hebt, markeert u het vakje Niet opnieuw vragen voordat u op OK klikt.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
149
150
Studio 8
Hoofdstuk 10: Het maken van de film Studio geeft u verschillende mogelijkheden om uw film met anderen te delen. Dit hoofdstuk legt de opties uit. • Een DV of MicroMV camcorder of een DV VCR aan sluiten. • Een VHS of S-VHS (analoge) camcorder of VCR aansluiten. • Een TV of een video monitor gebruiken. • Uw film op een videoband zetten. • De film opslaan als een AVI bestand. • De film opslaan als een MPEG bestand. • De film op internet laten zien. • De film opslaan als een bestand voor Windows Media of als RealVideo bestand. • De film geschikt maken voor een DVD, VCD of S-VCD speler. • Een DVD, VCD of S-VCD film op een computer bekijken. Al deze handelingen lopen via de Maak Film modus, die geopend wordt door op te klikken op de knop Maak Film boven aan het scherm.
Voor een inleiding op het venster Maak Film, zie “Maak Film modus” in Hoofdstuk 1: De Studio Interface.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
151
De film klaarmaken voor uitvoer Voordat uw film klaar is om naar een videoband of een ander medium te worden verplaatst, zijn er wat voorbereidende handelingen nodig: • Als uw film clips bevat die zijn opgenomen in preview kwaliteit, zal Studio u vragen om de originele band in de DV camcorder of VCR te stoppen. Studio neemt deze clips opnieuw op in volledige kwaliteit. • Studio moet alle overgangen, titels en schijf menu’s die u heeft toegevoegd gaan verwerken. Als een deel of uw hele film opgenomen was in MPEG formaat, dan moet dit materiaal helemaal verwerkt (rendering) worden. Wanneer Studio klaar is met de eindopname en de eindverwerking (Intelligent Rendering), zal het statuspaneel Maak Film aangeven dat de film klaar is om uitgevoerd te worden.
Uitvoer naar camera of video recorder... ... via een IEEE-1394 kabel Indien uw IEEE-1394 apparaat een DV-ingang heeft, hoeft u alleen maar het apparaat met de camera of recorder te verbinden via een IEEE-1394 kabel. ... met analoge audio/video kabels Indien u een Studio-product heeft dat over een analoge (TV-, video-) uitgang beschikt, bijvoorbeeld Studio DVplus of DC10plus, dan gaat u als volgt te werk: Verbind de video-uitgangen van de opnamekaart met de ingangen aan de videorecorder en de audiouitgangen van de geluidskaart (of van de Studio
152
Studio 8
DVplus – al naar gelang de gebruikte hardware) met de audio-ingangen van de videorecorder. Een TV of een videomonitor aansluiten Als u uw opgenomen videomateriaal wilt bekijken, moet aan uw DV-camcorder/videorecorder een TV of videomonitor zijn aangesloten. Let op: Niet elke DV-camcorder ondersteunt de functie gelijktijdige uitvoer naar TV! Veel camcorders hebben een geïntegreerde display, in dat geval hoeft u geen videomonitor aan te sluiten. U kunt altijd het preview venster in Studio gebruiken als u geen TV of videomonitor wilt aansluiten op uw DV camcorder of VCR.
De film op videoband zetten Ga over naar de Maak Film Modus, en controleer of uw camcorder of VCR aangesloten is en klaar is om uw video op te nemen. Uw film op videoband zetten: 1.
Klik op de tab Band om de besturingsknoppen te laten verschijnen zoals hier:
2.
Klik op de knop Maak.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
153
Bevat uw film clips die eerder in previewkwaliteit zijn opgenomen, dan vraagt Studio om de oorspronkelijke DV band (-en) in de camcorder of videorecorder te plaatsen. De clips worden dan opgenomen in volledige kwaliteit. Het is een goed gebruik om het schuifje op de originele videoband te verzetten naar “Save” om zeker te zijn dat er per ongeluk geen opname over oorspronkelijk materiaal kan plaatsvinden. Let op: Studio veronderstelt bij het opnieuw opnemen van videoclips dat zich op de DV band een bijbehorende continue tijdcode bevindt. Wanneer er op deze banden toch geen doorlopende tijdcode aanwezig is, (d.w.z. de band bevat behalve aan het begin ook elders lege plekken) moet er handmatig naar het gedeelte worden gespoeld waar de gezochte clips zich bevinden. Pas daarna kunnen de clips opnieuw worden opgenomen en van trimsleeppunten worden voorzien. De extra frames kunnen worden bekeken door deze in het Gereedschap voor Clipeigenschappen te openen. 4. Nu moeten de delen van uw film in MPEG formaat verwerkt (renderen) worden. Voor ander opgenomen materiaal, start Studio de functie voor intelligent renderen. Een functie die er voor zorgt dat alleen die delen van een film worden gerenderd die zijn voorzien van effecten als wipes, overvloeiingen, titel-overlays, enz. Dit spaart niet alleen tijd maar ook ruimte op de harde schijf. Intelligent renderen gaat helemaal automatisch. Er hoeft alleen maar op verzoek een audio-cd te worden ingelegd. Bovendien worden er tijdens het proces feedbackmeldingen in het statusvenster gegeven. 3.
154
Studio 8
Een voorbeeld van zo’n melding kan zijn dat de hele operatie met succes is afgesloten en dat Studio klaar is voor de uitvoer naar de band van camcorder of videorecorder. Dit kan enkele seconden duren. Het intelligente renderen kan ieder moment worden beëindigd door op de knop Afbreken te klikken. Let erop dat in dit geval het proces niet kan worden voortgezet, maar dat van voren af aan begonnen moet worden. 5. Controleer of de camcorder resp. videorecorder is ingeschakeld en of er zich een DV-band in het betreffende apparaat bevindt, die exact werd doorgespoeld naar het punt waar de opname moet beginnen. Er zijn nu twee mogelijkheden: Wanneer de film naar een DV-band wordt uitgevoerd, wordt de optie geboden de opdrachten voor starten en beëindigen automatisch naar de DVcamcorder te sturen. Activeer hiertoe de knop Instellingen (rechts naast de knop Maak) en activeer vervolgens het betreffende vakje onder Uitvoermogelijkheden. Wilt u de film opslaan op een standaard videoband (VHS of S-VHS), start dan nu de opname in de videorecorder. Klik dan op Afspelen in the Speler.
De film opslaan als AVI bestand Soms is het wenselijk om de film als AVI bestand uit te voeren. In het algemeen zijn AVI bestanden groter dan MPEG bestanden. Maar AVI bestanden kunnen op meerdere soorten computers afgespeeld worden. Kiest u voor opslag als een AVI bestand, dan geeft Studio de keuze uit diverse codec-instellingen.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
155
Bestanden kunnen sterk worden verkleind; bedenk wel hoe groter de compressie hoe slechter de kwaliteit. Zowel de video- als de aanwezige audio-onderdelen kunnen worden gecomprimeerd, waarbij de videocompressie instellingen voor beeldgrootte, framerate en datarate/compressie mogelijk maakt. De audiocompressie kent de optie een enkel kanaal (mono) te kiezen alsmede de samplerate vast te leggen. Standaard gebruikt Studio de DV codec. Voor het uitvoeren van de film in een ander formaat, kunt u elke andere DirectShow-compatibele codec op uw PC gebruiken, zolang als die codec ook geïnstalleerd is op de PC waarop de film wordt afgespeeld. De film opslaan als AVI bestand: Klik in de hoofdmenubalk van Studio op de knop Maak film. 2. Klik op de knop Instellingen. Controleer of de keuzevakjes Video in AVI-bestand invoegen en Audio in AVI-bestand invoegen zijn aangevinkt (Als u kiest voor “DV Video Encoder” het keuzelijst menu Compressie, is Audio in AVIbestand invoegen niet beschikbaar.) 1.
156
Studio 8
Deze twee opties staan ter beschikking om naar wens een AVI-bestand te kunnen maken dat voor de verdere verwerking onder andere programma’s alleen over audio-onderdelen beschikt. Ook het omgekeerde kan voorkomen, zoals dat zinvol kan zijn bij een kleine webanimatie, waarin aanwezige audio-onderdelen de animatie alleen maar omvangrijker zouden maken. Onder de genoemde opties bevinden controlevelden voor de Compressie van videobestanden of de instelling van het Type audiobestanden. Uitvoerige informatie over de instelmogelijkheden bij het maken van AVIbestanden is te vinden in Bijlage A: Installatie Opties. 3. Controleer op de Diskometer of u genoeg vrije ruimte op de harde schijf heeft. 4. Klik op de groene knop Maak AVI bestand. Geef uw AVI bestand een naam wanneer hierom gevraagd wordt. De standaard bestandsmap waarin de film wordt opgeslagen is: C:\Mijn Documenten\Pinnacle Studio\My Projects
Bevestig met OK en start de conversie naar een AVI-bestand. Bij het maken van AVI-bestanden worden alle frames in een op MPEG gebaseerde video gedecodeerd, worden de aanwezige titels en effecten gerenderd en wordt het resultaat gecomprimeerd met de codec die in de Maak AVI Bestand opties zijn opgegeven. Dit vraagt enige tijd, afhankelijk van de snelheid van uw computer en de lengte van de video.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
157
Het resultaat controleren Na het renderen van de film kan het resultaat in de Windows Media Speler worden bekeken. Klik voor het starten van de Media Speler op de knop links van de knop Instellingen.
De film opslaan als MPEG bestand Het MPEG-1 bestandsformaat wordt ondersteund op alle computers met Windows 95 en latere versies. MPEG-2 bestanden kunnen alleen worden afgespeeld op Pc’s met MPEG-2 decoder software. In het algemeen zijn MPEG bestanden kleiner van omvang, en afhankelijk van de gekozen AVI opties hoger van kwaliteit. De film opslaan als MPEG bestand: Klik op MPEG voor de Maak Film opties. 2. Klik op de knop Instellingen om het paneel Maak MPEG Bestand Opties te activeren en kies de instelling die nodig heeft. Voor meer informatie zie Bijlage A: Installatie Opties. 1.
158
Studio 8
Controleer de Diskometer of u genoeg ruimte op de harde schijf heeft. 4. Klik op de groene button Maak MPEG bestand. Geef uw mpg bestand een naam als daarom gevraagd wordt. De standaard bestandsmap waar bestanden worden opgeslagen is: 3.
C:\Mijn Projects
Documenten\Pinnacle
Studio\My
Klik op OK om het maken te starten. Voortgangsbalken in de Speler geven u informatie over de verwerking van elke clip (bovenste lijn) en van de hele film (onderste lijn).
Het resultaat controleren Zodra de film is gerenderd, verschijnen twee nieuwe knoppen links van de knop Instellingen. De eerste opent de Windows Media Speler waar u de MPEG film in kunt bekijken. De tweede knop is Email versturen.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
159
Opslaan als RealVideo of Windows Media Met RealVideo en Windows Media bestanden kunnen films in een formaat worden opgeslagen dat geschikt is voor weergave op internet. U kunt deze films met iedereen over de wereld delen die compatible software heeft: • Voor RealVideo kan de RealNetworks® RealPlayer® gratis gedownload worden op www.real.com. • Voor Windows Media, is de Windows Media Speler gratis te downloaden op www.microsoft.com. De film uitvoeren naar RealVideo of Windows Media: 1.
Klik op de tab Stream om deze opties te activeren:
Klik op de knop Windows Media of RealVideo. Klik op de knop Instellingen om het dialoogvenster opties te activeren voor het bestandsformaat van uw keuze. Zie Bijlage A: Installatie Opties voor een beschrijving van de instellingen. 3. Klik op de groene knop Maak Web bestand. 2.
160
Studio 8
Typ een naam voor uw rm (RealVideo) of wmv (Windows Media) bestand. De standaard bestandsmap waarin uw bestand wordt opgeslagen is: C:\Mijn Documenten\Pinnacle Studio\My Projects
Klik OK om het bestand te maken. Zoals gebruikelijk geven de voortgangsbalken in de Speler u informatie over de verwerking van elke clip. Het resultaat controleren Zodra de film gerenderd is, verschijnen twee nieuwe knoppen links van de knop Instellingen. De rechtse knop is Email verzenden. De linkerknop activeert de RealPlayer of Windows Media Speler, afhankelijk van het bestandsformaat dat u heeft gekozen. Klikken op de knop Email verzenden opent een dialoogvenster Kies Profiel die vraagt naar uw Verzend naam, en dan uw emailprogramma opent en van uw film een bijlage maakt voor een nieuw bericht.
Uw film laten zien via Internet Studio maakt het makkelijk om uw film via Internet te delen met anderen. Klik op de knop Delen om de opties als hieronder te laten zien:
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
161
Standaard is het eerste frame van uw film te zien op uw persoonlijke MyStudioOnline webpagina te zien. Een icoon van dit beeld verschijnt naast de knop Miniatuur instellen. Wilt u een ander frame van de film zien, gebruik dan de afspeelbesturing in de Speler om het frame van uw keuze te zoeken en klik dan op de knop Miniatuur instellen. Klik op de groene knop Mijn film delen om het proces te starten. U kunt tot 10 MB (ongeveer 5 minuten) opslaan in de gezamenlijke Studio video-sharing account. Is uw film te groot voor deze ruimte, dan verschijnt een waarschuwingsboodschap. Verminder in dit geval de bestandsgrootte door de duur van de film te verkorten. De film uploaden Bij de eerste uploaden van video gebruikt Studio uw bestaande internetverbinding om de inlogpagina van Pinnacle Systems’ video-sharing te openen op Internet. Stel een eigen account in door de vragen te beantwoorden die op het scherm verschijnen. Daarna laadt Studio de videofilm op de website, waar hij omgezet wordt naar de formaten RealVideo en Windows Streaming Media. De zoeker opent uw persoonlijke MyStudioOnlinewebsite waarop een soort "Videobriefkaart" als document kan worden gekozen. Stuur vervolgens emails, aan vrienden, kennissen en familie en nodig ze uit uw nieuwste film op uw persoonlijke website te komen bekijken.
162
Studio 8
Film uitvoeren naar DVD, VCD of S-VCD Als u een CD brander heeft, dan kan Studio een VCD of S-VCD schijf maken op zowel CD-R als CD-RW. Uw VCD schijven kunnen als volgt worden afgespeeld: • In een VCD of S-VCD speler. • In sommige DVD spelers. De meeste DVD spelers lezen CD-RW, maar het leesresultaat met CD-R is vaak niet goed. De meerderheid van DVD spelers kunnen het VCD formaat lezen. • In een computer met een CD of DVD drive en MPEG-1 afspeelsoftware (zoals de Windows Media Speler). Uw S-VCD schijven kunnen als volgt worden afgespeeld: • In een S-VCD speler. • In sommige DVD spelers. De meeste DVD spelers lezen een CD-RW, maar bij vele ontstaan fouten bij het lezen van een CD-R. DVD spelers die verkocht zijn in Europa en Noord Amerika kunnen meestal geen S-VCD schijven lezen; spelers verkocht in Azië meestal wel. • In een computer met een CD of DVD drive and MPEG-2 afspeelsoftware. Als uw computer een DVD brander heeft, kan Studio ook DVD schijven maken op elke beschrijfbare DVD media die door de drive ondersteund wordt. Uw DVD schijven kunnen zo afgespeeld worden: • In elke DVD speler die beschrijfbare DVD´s kan lezen die uw brander maakt. De meeste spelers kunnen de gangbare formaten hanteren.
Hoofdstuk 10: Het maken van de film
163
• In een computer met een DVD drive en afspeelsoftware. Het maakt niet uit of u een DVD brander in uw computer heeft, Studio kan ook opslaan als een DVD image – een set bestanden die dezelfde informatie bevatten dan op een DVD schijf zouden worden opgeslagen – in een bestandsmap op uw harde schijf. De DVD image kan later nog tot schijf worden gebrand. Studio maakt uw schijf of schijf image in drie stappen. Eerst moet de hele film gerenderd worden om de MPEG-gecodeerde informatie te verkrijgen die nodig is voor opslag op schijven. 2. Daarna moet de schijf worden samengesteld. In deze fase, maakt Studio de bestands- en directory structuur die op de schijf zal worden gebruikt. 3. De schijf moet gebrand worden. (Deze stap wordt overgeslagen als u een DVD image in plaats van een schijf maakt). De film op schijf zetten, of een DVD image maken: 1.
1.
Klik op de tab Schijf om dit venster te openen:
Het Maak Schijf paneel is ruimer dan de andere uitvoerpanelen om een extra Diskometer te laten zien, waarin de hoeveelheid ruimte op de lege schijf aangegeven wordt. Ook weergegeven wordt de 164
Studio 8
lengte van uw film, het schijf-type en de kwaliteitsinstelling die u heft gekozen. 2. Klik op de knop Instellingen om het paneel Maak Schijf Opties te openen. Hier kunt u kiezen voor het uitvoerformaat van uw film, de kwaliteitsopties en uw brander configureren. Zie Bijlage A: Installatie Opties voor details over de opties in dit dialoogvenster. Links van de knop Instellingen is een knop Zoek naar map waar u een nieuwe plaats kunt kiezen voor opslag van de hulpbestanden die ontstaan tijdens het maken van de schijf. Maakt u een DVD image, dan is die ook in deze folder terug te vinden. 3. Klik op de groene Maak schijf knop. Studio gaat door de stappen zoals hierboven beschreven (renderen, samenstellen en indien nodig branden) om de schijf of de schijf image te maken. 4. Zodra Studio het branden gedaan heeft, wordt de schijf uitgeworpen. Kwaliteit en capaciteit van schijf formaten De verschillen tussen DVD, VCD en S-VCD schijf formaten komen neer op deze vuistregels met betrekking tot video kwaliteit en capaciteit in elk formaat: • VCD: Elke schijf kan ongeveer 60 minuten MPEG-1 video bevatten, in ongeveer de helft van DVD kwaliteit. • S-VCD: Elke schijf omvat ongeveer 30 minuten MPEG-2 video, in circa tweederde van DVD kwaliteit. • DVD: Elke schijf kan ongeveer 60 minuten video bevatten in volledige kwaliteit MPEG-2. Hoofdstuk 10: Het maken van de film
165
166
Studio 8
Bijlage A: Installatie opties Studio biedt vele opties om de voorinstellingen van de fabrikant aan de eigen werkstijl of specifieke mogelijkheden aan te passen. Doorgaans werken de voorinstellingen voor de meeste hard- en softwareconfiguraties echter naar tevredenheid. De voorinstellingen De voorinstellingen van Studio zijn onderverdeeld in twee dialoogvensters die beide meerdere tabbladen hebben Het hoofdmenu heeft vier tabbladen die directe toegang verschaffen tot de opname- en bewerkingsmodus. Ga naar dit dialoogvenster en activeer een bepaalde tab door één van de opdrachten in de eerste groep in het Instellingen menu te kiezen. Het dialoogvenster Band maken bestaat uit zes tabbladen, één voor elk van de zes soorten films. Selecteer voor toegang tot dit dialoogvenster één van de opties in de tweede groep van het menu Instellingen.
Indien de opties die vermeld staan op de tabbladen worden veranderd, gelden deze wijzigingen voor de huidige en de volgende sessies met Studio. Let er op dat er geen optie bestaat waarmee alle gewijzigde opties weer in hun oorspronkelijke waarde kunnen worden teruggezet. Kijk in de volgende hoofdstukken Bijlage A: Installatie opties
167
om de oorspronkelijke voorinstellingen weer te kunnen gebruiken. In de volgende sectie worden alle tien de optievensters één voor één besproken.
Instellingen voor Opnamebron Dit tabblad bestaat uit drie delen: Videoapparaat, Scèneherkenning tijdens beeldopname en Gegevenssnelheid. De wijzigingen op dit tabblad hebben effect hebben op de hele opname. Wanneer er tijdens één sessie een waarde wordt veranderd, let er dan op dat de betreffende parameters vóór de volgende sessie worden teruggezet. Opname apparatuur Studio herkent welk opname apparaat er is aangesloten. Dit geldt zowel voor video als audio. Als u meer dan één opname apparaat per categorie tot beschikking heeft, kies dan welke voor deze opnamesessie gebruikt dient te worden.
Video: de hier genoemde apparaten kunnen zowel digitale (DV, MicroMV) apparaten, verbonden via een IEEE-1394 kabel, als diverse soorten analoge videobronnen (Studio DC10plus, TV-tunerkaart, USBverbonden camera, etc) zijn. Het wel of niet beschikken over andere Opnamebron-instellingen en de vele instellingen op het tabblad Opnameformaat hangt af van de gemaakte selectie. 168
Studio 8
Audio: de keuze van de geluidskaart wordt ingeperkt door de keuze van het videoapparaat. Bij de meeste analoge apparatuur kan men bijvoorbeeld een ingang voor de geluidskaart kiezen en bepaalt de configuratie welke er gebruikt moet worden. TV-standaard: kies de standaard die compatibel is met uw opnameapparatuur en uw TV of videomonitor (NTSC of PAL). In Noord-Amerika en Japan wordt de NTSC-standaard gebruikt. De meeste andere regio’s gebruiken PAL. Bepaalde opnameapparatuur biedt de mogelijkheid de in Rusland, Frankrijk en bepaalde andere landen gebruikte SECAM-standaard toe voegen. Is het Studio-product in Noord–Amerika aangeschaft, dan is deze optie permanent op NTSC ingesteld. Overlay gebruiken: als u een analoge opname met Studio AV/DV maakt, bestaat bij de preview de mogelijkheid om de “overlay”-functie van de grafische hardware te gebruiken. Dit levert een vloeiendere preview op, maar wordt niet door alle grafische kaarten ondersteund. Schakel deze functie alleen uit als hierdoor problemen worden veroorzaakt. Videoweergave tijdens de opname: deze optie bepaalt of de inkomende videobeelden tijdens opname in de speler worden bekeken. Previewen kost veel processortijd waardoor er bij bepaalde systemen tijdens de opname beelden verloren kunnen gaan. Schakel deze functie alleen uit als u problemen hebt met het verloren gaan van frames. Bij opnames via een MicroMV-camcorder staat deze optie standaard Uit. Dit kan niet worden veranderd. Gebruik in dit geval de ingebouwde camcordermonitor om de bronvideo te previewen.
Bijlage A: Installatie opties
169
Scèneherkenning tijdens beeldopname Het effect van de instellingen voor scèneherkenning staat beschreven onder “Automatische scèneherkenning” op pagina 31. De instellingen die daadwerkelijk beschikbaar zijn, zijn afhankelijk van de opnameapparatuur die u gebruikt: niet alle apparatuur ondersteunt alle modi.
De eerste optie, “Automatische scèneherkenning op basis van opnametijd en –datum”, kan alleen worden gebruikt bij opname met een DV-bron. De DV-camcorder neemt behalve beeld en geluid ook de tijd en datum en verschillende camera opnameinstellingen op (zie de handleiding bij uw camcorder voor meer informatie). Deze informatie wordt met datacode aangeduid en samen met de video en audio overgedragen via de IEEE-1394-koppeling. Met deze datacodes is Studio in staat het begin van iedere scène te herkennen waarmee de geïntegreerde SmartCapture-functie voor iedere nieuwe scène een passend pictogram aanmaakt en deze in het album kan weergeven. Datacode werkt niet als de band: • één of meer blanco (niet opgenomen) secties bevat; • onleesbaar is als gevolg van beschadiging of elektronische ruis; • is opgenomen zonder dat de tijd of datum op de camcorder is ingesteld; • een kopie is van een andere band; 170
Studio 8
• opgenomen is met een 8mm- of Hi8-camcorder en vervolgens op een Digital8 camcorder wordt afgespeeld. Gegevenssnelheid Het DV-formaat is vastgelegd met een compressieverhouding van 5:1 waarbij de gegevensoverdrachtsnelheid of datatransfer-rate, die nodig is voor de overdracht in real time van een DVcamcorder/videorecorder ongeveer op 3,6 MB per seconde ligt. De overdrachtssnelheid van het opnamestation moet daarbij tenminste 4 MB per seconde zijn. Dit om eventuele schommelingen te kunnen compenseren. Gegevenssnelheid testen: klik op deze knop om de gegevenssnelheid van het huidige opnamestation te testen. Studio schrijft en leest een bestand met bekende lengte en geeft dan een resultaat in Kb/seconde (bijvoorbeeld: 4000 Kb/seconde = 4 Mb/ seconde) Wanneer geprobeerd is DV-scènes op te nemen en het opnamestation niet in staat is de betreffende DVgegevenssnelheid te verwerken, wordt u via een dialoogvenster op het probleem gewezen. De mogelijkheid bestaat dan een ander opnamestation te kiezen of een nieuw station in de computer in te bouwen dat wel ruimschoots aan het criterium van 4 Mb/seconde voldoet. Map zoeken: met deze knop stelt u de map (en dus het station) in waarin u de opnamen wilt opslaan. In deze map kunt u ook een standaardbestandsnaam voor opnames opgeven. Bij het testen van de gegevenssnelheid wordt deze map gebruikt. Bijlage A: Installatie opties
171
Instellingen voor Videoformaat De instellingen zijn afhankelijk van de opnameapparatuur die wordt gebruikt (op het tabblad Opnamebron). Niet alle hieronder beschreven instellingen worden tegelijk weergegeven. Voorinstellingen De instellingen in de andere gebieden op het tabblad Videoformaat zijn afhankelijk van de keuze in het gedeelte Voorinstellingen. De ter beschikking staande voorinstellingen zijn op hun beurt weer van de opnameapparatuur afhankelijk.
Bij een DV-opnamebron worden de belangrijkste opname-instellingen uit de eerste van twee keuzelijsten geselecteerd. (De andere lijst bevat de toe te passen subinstellingen.) • DV: volledige kwaliteit DV-opname, die ongeveer 200 MB schijfruimte per minuut video kost. Het voordeel van deze instelling is dat clips niet meer opnieuw op de volledige resolutie hoeven te worden opgenomen wanneer de uiteindelijke film wordt uitgevoerd. Deze instelling bevat geen subinstellingen. DV-opnames worden aanbevolen boven MPEG indien het project mogelijk op videoband wordt gezet. • MPEG: het opnemen met MPEG neemt minder ruimte in dan met DV, maar kost tijdens de opname en later bij het uitvoeren van de film, meer tijd. De voorinstellingen met betrekking tot de kwaliteit (Hoog, Gemiddeld en Laag) staan als subinstellingen ter beschikking. Daarnaast is er een Aangepaste voorinstelling waarmee u de video-instellingen met de 172
Studio 8
hand kunt bedienen. De beste voorinstelling is de laagste die aan de eisen voldoet van de apparaten waarop de videofilm wordt afgespeeld. Gebruik Laag alleen bij uitvoer naar VCD, Gemiddeld als u de film op VCD wilt opslaan en Hoog als de film naar DVD wordt uitgevoerd. • Preview: voor opnamen van previewkwaliteit hebt u aanzienlijk minder schijfruimte nodig omdat de beeldkwaliteit vermindert. Dit geldt alleen voor het bewerken. De betreffende clips worden tijdens het uitvoeren van de film nogmaals in de beste kwaliteit opgenomen om de corresponderende clips in previewkwaliteit te vervangen. De subinstellingen bevatten verschillende combinaties van voorinstellingen voor compressiemethoden en kwaliteit plus een Aangepaste voorinstelling waarbij u de details zelf mag invullen.
Bij andere typen opnameapparatuur verschijnt slechts één lijst met kwaliteitsinstellingen – over het algemeen Goed, Beter, Beste en Aangepast. Voor opnamen met MicroMV en Studio AV/DV (analoog) gelden vaste opname-instellingen zonder verdere keuzemogelijkheden. Video-instellingen De instellingen in dit gebied hangen af van de opnameapparatuur en de instellingen die u hiervoor onder Voorinstelling hebt gekozen. Alleen de actieve instellingen worden getoond. Deze zijn alleen te bewerken bij gebruik van een Aangepaste voorinstelling.
Bijlage A: Installatie opties
173
Alle codecs tonen: het vakje Alle Codecs tonen is standaard niet geactiveerd. De enige codecs die worden weergegeven zijn de codecs die door Pinnacle Systems op deugdelijkheid zijn getest voor het gebruik met Studio en opnamen in previewkwaliteit. Als u het selectievakje markeert, worden alle op de PC geïnstalleerde codecs aangegeven. Het gebruik van codecs in combinatie met de previewkwaliteit van Studio die niet door Pinnacle Systems voor dit doel zijn gecertificeerd, kan tot ongewenste resultaten leiden. Pinnacle Systems kan in dat geval ook geen technische ondersteuning bieden. Instellingen: een druk op deze knop geeft toegang tot instellingen die de gekozen codec (compressie-/ decompressiesoftware) biedt. Compressie: selecteer in deze keuzelijst de gewenste codec. Breedte/hoogte: deze velden bepalen de afmetingen van de opgenomen video. Beeldsnelheid: ook wel framerate genoemd. Het gewenste aantal beelden per seconde. De twee nummerinstellingen geven de volledige en halve beeldsnelheid aan. Het laagste nummer (14.985 voor NTSC, 12.50 voor PAL of SECAM) bespaart schijfruimte ten koste van een vloeiend beeld. Kwaliteit, Gegevenssnelheid: sommige codecs geven kwaliteit aan als compressiepercentage (Kwaliteit), andere codecs benoemen deze in termen van de gegevenssnelheid in Kb/sec (Gegevenssnelheid). MPEG-type: kies één van de twee soorten MPEGcodering: MPEG1 of MPEG2. De eerste standaard wordt door bijna alle Windows-computers ondersteund,
174
Studio 8
de laatste biedt betere kwaliteit bij een bepaalde compressieverhouding. Resolutie: deze keuzelijst bevat de beschikbare resoluties bij de gekozen opname-instellingen. Als de breedte (figuur 1) en de hoogte met een factor twee worden verhoogd, vermeerdert dat de te verwerken data met een factor vier. Voorfilter: deze optie biedt een smoothing-algoritme (afvlakkingsalgoritme) ter verbetering van beeldkwaliteit als u bij lagere resoluties opneemt. De beeldscherpte loopt iets terug. Snel coderen: deze optie versnelt het codeerproces en reduceert de kwaliteit bij opname voor een MPEGbestand. Het is aan te raden het effect van deze optie tijdens het produceren te evalueren door middel van een korte testopname. Horizontale resolutie: de optie Volledig neemt meer details op. De optie Half maakt elke seconde een horizontale pixel door interpolatie. Bijsnijden: activeer deze optie om bij inkomende videobeelden de ‘ruis’ te onderdrukken die komt bij bepaalde analoge bronnen aan de beeldranden optreedt. Verticale Velden: een videobeeld bestaat uit twee met elkaar verweven ‘velden’. De optie Beide betekent dat beide velden moeten worden opgenomen. Eén gebruikt maar één van de velden en reduceert de verticale resolutie tot de helft. Omdat computers maar een veld weergeven, is deze modus nuttig bij het maken van video’s die voor computerweergave bestemd zijn.
Bijlage A: Installatie opties
175
Audio-instellingen Deze instellingen voor audio-opname zijn alleen te bewerken als de voorinstelling Aangepast wordt gebruikt.
Audio invoegen: gebruik deze optie niet als u in de productie geen audio-opnamen wilt gebruiken. Instellingen: een druk op deze knop geeft toegang tot de instellingen van de gekozen codec (compressie/decompressiesoftware). Compressie: deze keuzelijst toont de codec waarmee de inkomende audiodata zal worden gecomprimeerd. Kanalen, samplefrequentie: deze instellingen bepalen de geluidskwaliteit. “CD kwaliteit” is 16-bits stereo, 44,1 kHz. MPEG-opname Dit gebied is alleen zichtbaar als u de MPEGvoorinstelling voor opname van DV hebt gekozen. De drie instellingen in de keuzelijst worden op pagina 36 nader uitgelegd.
Instellingen bewerken Deze instellingen zijn in zes gebieden onderverdeeld. Hardware-instellingen die met bewerking te maken hebben, staan op het tabblad CD- en stemopname.
176
Studio 8
Standaardduur De duur van de weergave wordt gemeten in seconden en frames, waarbij de teller na verloop van 30 frames onder NTSC, en 25 frames onder PAL overgaat naar de volgende seconde.
Met deze drie opties bepaalt u de duur van overgangen, niet-bewegende beelden en fade in/fade uit van het volume die aan de videofilm worden toegevoegd. De duur kan tijdens de bewerking tot de aangepaste waarde worden bijgesteld. De standaard fabrieksinstelling is zoals in de bovenstaande illustratie. Storyboard-pictogrammen Kies Groot als u in het Filmvenster meer details van de miniatuurframes in het Storyboard wilt zien. De standaardinstelling is Klein. Automatisch opslaan Deze optie wordt standaard ingeschakeld en configureert Studio zodanig dat het huidige project op de aangegeven intervals wordt opgeslagen. Rendering Rendering als achtergrondtaak: 3D-overgangen van Hollywood FX en schijfmenu’s met knoppen die bewegende videobeelden laten zien, zijn twee gecompliceerde effecten die u in Studio kunt gebruiken Bijlage A: Installatie opties
177
Het kost veel tijd om deze effecten te genereren. Zonder speciale afhandeling kan de tijd die Studio nodig heeft voor de preview van deze effecten de lopende werkzaamheden beïnvloeden. Studio biedt hiervoor twee mogelijkheden: • Achtergrondrendering: voor deze optie markeert u het selectievakje Rendering als achtergrondtaak, waardoor de berekening van de preview tijdens de bewerking achter de scènes aanloopt. De speler toont de hieronder beschreven, vereenvoudigde preview, totdat het renderen is voltooid. Zoals bij het “Aankruisvakje Bewegende pictogrammen” in Hoofdstuk 12: Schijfmenu’s is beschreven, wordt de achtergrondrendering via een voortgangsindicator in de tijdschaal getoond. • Vereenvoudigde preview: Als Rendering als achtergrondtaak niet in gebruik is, geeft Studio een minder gedetailleerde preview. Hollywood FXovergangen worden dan op een lagere resolutie getoond en hebben een lagere framerate. Menupictogrammen worden statisch weergegeven. Hardwareacceleratie: kruis deze optie aan als u gebruik wilt maken van de 3D-versnellingsmogelijkheid van de grafische kaart. Hierdoor worden Hollywood FXovergangen sneller gegenereerd. Als de grafische kaart geen 3D-versnellingsmogelijkheid bevat of als er bij de instellingen van deze optie weergaveproblemen optreden, kunt u deze optie niet gebruiken. Map voor hulpbestanden Tijdens de bewerking en uitvoeren van een project genereert Studio in veel gevallen hulpbestanden. 178
Studio 8
Deze worden allemaal opgeslagen in de hier aangegeven map op de vaste schijf. Klik op Map om de locatie van de hulpbestanden te veranderen. Dit wordt meestal gedaan om op een bepaald station ruimte te besparen. Bij het toevoegen van een menu Als u een schijfmenu op de tijdlijn plaatst, wordt u gevraagd of u vanuit het menu koppelingen wilt genereren naar alle fragmenten die hier op volgen (in ieder geval tot het volgende menu). Dankzij de opties in deze keuzelijst vermijdt u dat er een bevestigingsdialoogvenster verschijnt. U hoeft alleen aan te geven of er altijd wel of altijd geen koppelingen moeten worden gecreëerd. Daarnaast kunt u het bevestigingsdialoogvenster opnieuw activeren met een derde optie, ‘Vragen of er koppelingen moeten worden gemaakt’. Dit is de standaardinstelling.
Instellingen voor CD- en stemopname De twee gebieden op dit tabblad bevatten instellingen voor audioapparatuur die bij het bewerken kunnen worden gebruikt. CD-audio-opname Bron van invoer: deze keuzelijst bevat keuzemogelijkheden voor het overbrengen van cd-inhoud. Uiteraard is het ook hier zo, dat u de beste kwaliteit behaalt met het digitaal uitlezen van een cd (“rippen”)
Bijlage A: Installatie opties
179
Kanalen, Samplefrequentie: deze instellingen bepalen de geluidskwaliteit. “CD-kwaliteit” is 16-bits stereo oftewel 44,1 kHz. Stationsaanduiding: beschikt u over verschillende CD-stations, dan moet er één worden gekozen als CDaudiobron voor de videofilms. Opname gesproken commentaar Microfoon: een lijst met keuzemogelijkheden om een microfoon met de hardware te verbinden. Kanalen, samplefrequentie: deze instellingen bepalen de audiokwaliteit. De hierboven genoemde instellingen zijn geschikt voor gesproken opnamen.
Instellingen voor Band maken
Bij het maken van de film herkent Studio automatisch de aangesloten hardware en zorgt voor de corresponderende instelling en voor weergave van de betreffende weergave apparaten. Om de filmuitvoer (band maken) naar een DV-apparaat om te leiden, biedt Studio de mogelijkheid de 180
Studio 8
opdrachten voor het starten en beëindigen met de hand uit te voeren resp. automatisch naar de DV-camcorder te sturen. Ga als volgt te werk om automatisch een film naar het DV-apparaat te sturen. 1. Klik in de hoofdmenubalk van Studio op de knop Film maken, waarna het gebied boven het filmvenster verandert in de werkomgeving voor het maken van een film. 2. Klik op het tabblad Band in de linker verticale knoppenbalk. 3. Activeer de knop Instellingen. Het dialoogvenster Installatieopties Pinnacle Studio met het geactiveerde tabblad Band wordt opgeroepen. 4. Activeer voor het initialiseren van de automatische functie het controlevakje Start of beëindig de opname automatisch. Bij de meeste DV-apparaten treedt er een kleine vertraging op tussen het ontvangen van de opdracht en de tijd dat er feitelijk met de bandopname wordt begonnen. Onder Studio wordt dit omschreven als opname-vertragingstijd (Record delay time), waarbij de aard van de vertraging van apparaat tot apparaat verschilt. Er moet daarom mogelijk, ter wille van het beste resultaat, met het apparaat geëxperimenteerd worden. 5. Klik op OK. 6. Klik op Maak. Studio rendert nu de film en stuurt de betreffende opnameopdracht naar het DV-apparaat. Daarbij wordt het eerste frame van de film (zonder audiodeel) gedurende de tijd van de in het optieveld Record delay time: aangegeven vertragingswaarde Bijlage A: Installatie opties
181
naar het DV-apparaat gestuurd. Het apparaat heeft nog genoeg tijd om de band in positie te brengen en met de opname te beginnen. Aanwijzing: mocht bij het afspelen van de band blijken dat het eerste deel van de videofilm niet mee werd opgenomen, dan moet de instelling in het veld onder de optie Opnamevertraging overeenkomstig worden verhoogd. Verminder de waarde, wanneer het eerste frame van de film een stilstaand beeld moet zijn. Aanwijzing: is het wenselijk tijdens de vertragingstijd een zwart beeld naar het opnameapparaat te sturen, plaats dan vóór het startframe van de film een titel zonder inhoud (een lege titel is een zwart beeld). Plaats een dergelijke titel na het laatste frame om een zwart beeld aan het eind van de film te plaatsen.
Instellingen voor AVI-bestand maken Met het tabblad AVI-bestanden maken kunnen de instellingen voor compressie van bestanden worden gewijzigd. Redenen daartoe kunnen zijn, dat de bestaande bestanden te omvangrijk zijn, dat een betere kwaliteit gewenst is of dat de bestanden voor een speciaal doel nodig zijn (denk aan websites, voor een bepaalde framegrootte of andere karakteristieke zaken). De compressiesnelheden kunnen worden veranderd in de functiegebieden.
182
Studio 8
Videocompressie-instellingen Compressie Kies de CODEC die het beste geschikt is en houd bij het maken van de AVI-bestanden rekening met het pc-platform van de toekomstige toeschouwer. Breedte en Hoogte:Waarden die in de twee velden zijn weergegeven, zijn pixelwaarden, waarbij de standaardinstelling 720 x 576 pixels is. Dit is de resolutie, waaronder Studio opnamen genereert. Het verminderen van deze waarde heeft natuurlijk ook een duidelijke verkleining tot gevolg van het datavolume van deze bestanden; daarbij heft de compressie zelf het behaalde effect weer op. Wanneer of de waarde voor de hoogte of de waarde voor de breedte wordt veranderd, wordt de andere waarde mee aangepast om de norm voor de 4:3 paginaverhouding in stand te houden. Kwaliteit/Gegevenssnelheid Afhankelijk van de gebruikte CODEC’s kan met de geïntegreerde schuifregelaar het percentage van de gewenste kwaliteit alsmede de datarate worden ingesteld. Hoe hoger het Bijlage A: Installatie opties
183
ingestelde percentage, des te groter het daaruit voortkomende bestand. Beelden/seconde: De voorinstelling is 25 beelden per seconden (PAL); de waarde voor NTSC behoort op 29,97 te worden ingesteld. De waarde kan ook lager worden ingesteld, wanneer het de bedoeling is de betreffende film voor het internet te gebruiken. De meeste Pentiumcomputers zijn in staat een resolutie van 352 x 240 met 15 beelden per seconde zonder schokken weer te geven. Hoe groter de performance van een pc, des te hoger kan ook de ingestelde resolutie van de framerate. Audiocompressie-instellingen Audio-instellingen: Bij veel toepassingen is het totaal geen probleem de bestandsgrootte minimaal te houden, wanneer dit gewenst is. De daaraan gekoppelde audiodelen kunnen worden ingesteld op de waarden 8bit mono bij 11 kHz. Geadviseerd wordt bij filmcommentaar te volstaan met 8-bit 11 kHz en stel bij muziek de waarden in op 16-Bit stereo met 22 resp. 44 kHz. In verband daarmee wordt conventionele audiocd-muziek opgenomen in 16-Bit stereo met 44 kHz. Bij het kiezen van de juiste audiocompressie kan ook het volgende ezelsbruggetje helpen: 11 kHz is vergelijkbaar met AM-radiokwaliteit, 22 kHz komt overeen met FM en 16-Bit stereo met 44 kHz cdkwaliteit. Type: doorgaans kiest u hier de optie PCM (Pulse Code Modulation) of ADPCM (Adaptive Delta PCM). Kanalen: hier kan tussen 8- en 16-Bit mono/stereo worden gekozen, waarbij met
184
Studio 8
de verbetering van de audiokwaliteit (tweede kanaal hogere bitdiepte) ook de bestandgrootte toeneemt. Samplefrequentie: digitale audiobestanden worden gemaakt met kleine, discrete samples van analoge golfvormen, waarbij de kwaliteit toeneemt naarmate er meer samples ter beschikking staan. Zo worden bijvoorbeeld audio-cd’s met 44 kHz en 16-Bit stereo opgenomen. Voor de meeste doeleinden kunnen de opnamen ook al met 11 kHz worden gegenereerd, hetgeen vooral geldt voor filmcommentaar.
Instellingen voor MPEG-bestand maken Op het tabblad MPEG-bestand maken kunnen de instellingen voor compressie van MPEG-bestanden worden gewijzigd. Bij een groot aantal toepassingen kan op vooringestelde parametersets worden teruggevallen. Zo zijn er instellingen beschikbaar waarmee voorinstellingen kunnen worden ingevoerd voor het bereiken van een grote internetbandbreedte, het optimaliseren van pc- en multimediapresentaties of het branden van videofilms in de formaten Video-CD, SVCD of DVD. Met de optie Door de gebruiker aangepast kunnen de voorinstellingen worden omzeild en eigen audio- en videosnelheden worden gerealiseerd.
Bijlage A: Installatie opties
185
Video instellingen Compressie: hier kunt u kiezen tussen MPEG-1 en MPEG-2-compressie. MPEG-2 biedt hogere resolutie en hogere kwaliteit dan MPEG-1. Opmerking: MPEG-2 bestanden hebben voor het afspelen speciale afspeelsoftware nodig. Wanneer een dergelijke speler niet op het systeem is geïnstalleerd, kunnen er geen op MPEG-2 gebaseerde video’s worden afgespeeld. Breedte en hoogte: breedte en hoogte worden uitdrukt in pixels. Breedte- en hoogtereductie verkleint het bestandsformaat door de data te verminderen. Het effect hiervan wordt gereduceerd door compressie. de maximale resolutie voor MPEG-1 is 384 x 288; die voor MPEG-2 720 x 576. Gegevenssnelheid: met de twee schuifregelaars kan de data rate of gegevenssnelheid voor video en audio apart worden ingesteld. Hogere data rate-waarden bieden weliswaar een betere kwaliteit, maar hebben hun weerslag op de bestandsgrootte. Audio-instellingen Samplefrequentie: digitale audiobestanden worden gemaakt met behulp van kleine discrete samples van analoge golfvormen. De kwaliteit neemt daarbij toe naarmate er meer samples ter beschikking staan. MPEG ondersteunt beide frequenties (samplerates) 44,1 kHz en 48 kHz. Gegevenssnelheid: met de twee schuifregelaars kan de data rate of gegevenssnelheid voor video en audio apart worden ingesteld. Hogere data rate-waarden bieden weliswaar een betere kwaliteit, maar hebben hun weerslag op de bestandsgrootte. 186
Studio 8
Instellingen voor RealVideo Met de opties op het tabblad RealVideo kunnen de beschikbare functies voor het maken van RealVideobestanden worden ingesteld. Dit soort bestanden kunnen met de veel gebruikte RealPlayer® G2-speler van RealNetworks® worden afgespeeld. Deze is gratis te downloaden van www.real.com
Titel, Auteur en Auteursrecht: op basis van de informatie in deze velden kan iedere RealVideo-clip goed worden herkend. Deze informatie wordt in het audiobestand geïntegreerd, maar is bij gebruik van de speler niet zichtbaar. Trefwoorden: in dit veld kunnen max 256 tekens worden ingevoerd om de videofilm te versleutelen. Normaal gesproken dienen trefwoorden ertoe om ervoor te zorgen dat de betreffende videofilm door zoekmachines op het internet kan worden geïdentificeerd. Webserver: Om de RealServer-optie te kunnen gebruiken, moet er een RealServer zijn geïnstalleerd bij de provider die wordt gebruikt. Neem contact op met uw provider wanneer dit niet duidelijk is, of gebruik de standaardoptie.
Bijlage A: Installatie opties
187
• Door de RealServer-optie is het mogelijk bestanden te maken die via het streaming-proces van RealNetworks kunnen worden gedownload. Daarbij ondersteunt de RealServer een speciale functie waarmee de betreffende snelheid van de modemoverdracht van een gebruiker kan worden opgeroepen en op basis van deze informatie dynamisch kan worden aangepast. Door het kiezen van deze optie is er toegang verkregen tot de datarates van de meest uiteenlopende doelgroepen, waar maximaal zeven opties kunnen worden geactiveerd. Aanwijzing: met iedere geactiveerde datarate neemt de omvang van de bestanden toe. Dit betekent dat ook voor het opladen van de bestanden naar de reserveer meer tijd nodig is. Spreek dus alleen die doelgroepen aan die ook werkelijk van belang zijn. • Met de HTTP-optie kan de weergave voor één van de zes doelgroepen in de lijst worden geactiveerd. Opmerking: GeoCities stelt aan zijn gebruiker RealServer ter beschikking. Doelgroepen: Hier kan de door uw doelgroep gebruikte snelheid van de modemoverdracht worden gekozen. Daarbij geldt: hoe lager de snelheid, hoe minder de kwaliteit en hoe minder dus ook de videokwaliteit. Om de doelgroep de gelegenheid te geven de betreffende film al tijdens het downloaden te kunnen bekijken, is het goed een datarate te kiezen die goed samengaat met de modemsnelheid die door de doelgroep wordt gebruikt. Door het kiezen van een speciale doelgroep wordt inderdaad ook de maximale bandbreedte van de RealMedia-stream vastgelegd, die aan deze groep te
188
Studio 8
beschikking gesteld kan worden. Bandbreedten worden gemeten in Kilobits per seconde (Kbps). Dit is de hoeveelheid data die via een internet- of netwerkverbinding gedurende een bepaald tijdsbestek kan worden afgezet, waarbij standaard modems veelal in de productnaam iets zeggen over de ontvangstdatarate, zoals 28,8 of 56 Kbps. Naast deze standaard doelgroepen kunnen clips worden opgenomen die geschikt zijn voor overdrachtssnelheden van 100, 200 of meer Kbps. Deze grotere bandbreedten zijn doorgaans alleen geschikt voor doelgroepen, die via ondernemersnetwerken (LAN’s) of Digital Subscriber Line (DSL)-modems kunnen worden bereikt. Moeten de datagrootte zo gering mogelijk worden gehouden, dan is het bij veel toepassingen totaal geen probleem, de daaraan gekoppelde audiodelen op de waarden 8-bit mono bij 11 kHz in te stellen. Probeer over het algemeen voor het filmcommentaar uit te komen met 8-bit 11 kHz. In het geval van een muziektitel is het goed om in stellen op 16-bit stereo met 22 resp. 44,1 kHz. In verband daarmee wordt conventionele audio-cd muziek met de instellingen 16bit stereo met 44,1 kHz opgenomen. Videokwaliteit: met de instellingen die hier mogelijk zijn, is het altijd schipperen tussen de keuze voor beeldkwaliteit of framerate. • Normaal Motion Video: aanbevolen voor clips met een gemengde inhoud voor het uitbalanceren van motion-kwaliteit en beeldscherpte. • Video met hoogste motion-kwaliteit: aanbevolen bij clips met beperkte actie, zoals nieuws en interviews. Verhoogt de motion-kwaliteit.
Bijlage A: Installatie opties
189
• Video met hoogste beeldschermkwaliteit: aanbevolen bij clips met actie, ter verhoging van de beeldkwaliteit. • Beeldschermpresentatie: de betreffende video wordt in de vorm van een diashow – dus een serie stilstaande beelden – met de hoogst mogelijk kwaliteit weergegeven. Audiokwaliteit: dit keuzemenu biedt de mogelijkheid de audiodelen in een clip aan de speciale karakteristieken van een audiospoor aan te passen. Studio gebruikt deze informatie bij het genereren van het RealVideo-bestand voor het selecteren van de meest geschikte audiocompressie. De optie Alleen spraakweergave toont daarbij de kleinste en stereomuziek de grootste bestanden. Video Size: met de hier getoonde optievelden kan het formaat van de videoclip automatisch worden veranderd. Ook hier geldt: hoe lager de resolutie, hoe minder de voor de doelgroep benodigde datarate.
Instellingen voor Windows Media-bestand maken Met de opties onder Windows Media-bestand maken kunt u instellingen bewerken om bestanden te maken die ontworpen zijn voor Windows Media Player.
190
Studio 8
Titel, Auteur en Auteursrecht: Met de gegevens in deze drie velden worden Windows Media-videofilms geïdentificeerd. De betreffende informatie is in het bestand geïmplementeerd en kan in de regel niet worden ingezien. Beschrijving: Met de gegevens in dit veld kunnen trefwoorden voor de videofilm worden meegegeven. De lengte van 256 tekens mag daarbij niet worden overschreden. Dit soort beschrijvingen wordt door zoekmachines op het internet gebruikt voor de identificatie van videofilms. Weergavekwaliteit: hier kan, rekening houdend met het computerplatform dat door de doelgroep wordt gebruikt en de daarmee samenhangende performance, de kwaliteit van de film worden ingesteld. De daarmee overeenkomende audio- en videoparameters worden steeds rechts naast de keuzelijst getoond. Markeringen voor “Ga naar-balk” in Mediaspeler: tijdens het comprimeren hebt u de mogelijkheid zogenaamde “bestandsmarkeringen” in te sluiten. Met deze markeringen kan een toeschouwer rechtstreeks naar het begin van het fragment springen. (Wanneer de clip geen naam heeft gekregen, wordt deze door Studio automatisch van een naam voorzien, waarbij de betreffende projectnaam alsmede het startnummer van de oorspronkelijke tijdcodes wordt gebruikt).
Instellingen Schijf maken Met de optie Schijf maken bewerkt u instellingen voor het maken van VCD-, S-VCD of DVD-schijven en voor het maken van DVD-images op een vaste schijf. Voor het maken van een VCD of S-VCD is een CD- of DVD-brander nodig; voor het maken van een DVD hebt u een DVD brander nodig. Bijlage A: Installatie opties
191
Uitvoerformaat Kies VideoCD (VCD), S-VCD of DVD. Instellingen in andere gedeelten van het tabblad zijn afhankelijk van deze keuze. Opties voor het branden Direct op schijf branden: de videofilm wordt op een schijf gebrand volgens het bij Uitvoerformaat geselecteerde formaat. Schijf-image maken: deze keuze is alleen beschikbaar als het uitvoerformaat DVD is. De schijfbrander wordt niet gebruikt. In plaats daarvan worden de bestanden die normaal op een DVD-schijf opgeslagen zouden worden, nu in een “image-map” op de vaste schijf opgeslagen. De locatie van die map wordt weergegeven onder Media- en apparaatopties (zie hieronder). Branden van schijf-image: deze keuze is alleen beschikbaar als het uitvoerformaat DVD is. In plaats van het huidige project direct op een schijf te branden, wordt een van tevoren gemaakt schijf-image naar de brander gestuurd. Zo verdeelt u het maken van de schijf in twee stappen die ook gescheiden van elkaar kunnen worden uitgevoerd. Dit is handig als u van het project verschillende kopieën wilt maken. Hoewel het project 192
Studio 8
niet direct bij het maken van de schijf wordt gebruikt, moet het altijd in Studio geopend zijn als de schijf wordt gebrand. Beeldkwaliteit/schijfgebruik Kwaliteitsinstellingen: deze instellingen (Automatisch, Beste beeldkwaliteit, Meeste beeld op schijf en Aangepast) zijn alleen beschikbaar voor S-VCD- en DVD-schijven. De eerste drie zijn voorinstellingen die met bepaalde data rates corresponderen. Met de optie Aangepast kan de data rate op een andere waarde worden ingesteld. In alle gevallen wordt er een schatting gegeven van de hoeveelheid beeld die bij deze instelling op de schijf past. Kbits/sec: bij deze combinatie van keuzelijst en bewerkingsveld kan de data rate (en dus de beeldkwaliteit en maximale duur) worden gekozen. Hogere waarden stemmen overeen met betere kwaliteit en lagere opslagcapaciteit. Beeld filteren: deze optie biedt een filter dat de kwaliteit van het beeld bij lager gegevenssnelheden verbetert. Het beeld wordt hierdoor wel minder scherp. Conceptmodus: met deze optie versnelt u het MPEGcodeerproces. De kwaliteit vermindert hierbij enigszins. MPEG-audio: met deze optie selecteert u MPEG als codeerformaat voor DVD-audio. Het alternatief is PCM-audio. Dit vereist meer opslagcapaciteit, maar wordt wel universeel ondersteund door DVD-spelers. MPEG-audio is theoretisch een optie bij NTSC-spelers (hoewel bij PAL-spelers een vereiste), maar wordt in de praktijk bijna overal ondersteund.
Bijlage A: Installatie opties
193
Media en apparatuurinstellingen Media: selecteer in deze keuzelijst een optie die overeenkomt met het type en de capaciteit van de schijf waarop u dit project brandt. Schrijfapparaat: beschikt de computer over verschillende branders, dan moet er één worden gekozen voor gebruik door Studio. Kopieën: selecteer of type het aantal kopieën dat u van deze schijf wilt maken. Schrijfsnelheid: kies één van de voorgedefinieerde snelheden of laat dit veld leeg. Hierdoor wordt de snelheid automatisch geselecteerd. Map voor imagebestanden: de locatie van de map voor DVD-image bestanden die voor de Opties voor het branden/ Brand van schijf-image wordt gebruikt.
194
Studio 8
Bijlage B: Tips en trucs Algemene informatie Om later een correcte bediening van de camera te kunnen garanderen is het belangrijk dat de DV-band een continue tijdcode zonder onderbrekingen heeft. Wanneer de camcorder beschikt over TimecodeStriping moet de videoband eerst met deze functie worden bewerkt. Is dit niet het geval, dan kan op twee andere methoden worden teruggegrepen om de videoband van een continue tijdcode te voorzien. De eerste methode is, een videoband in de camcorder te doen, de beschermkap van het objectief aan te brengen en de opnameknop in te drukken. Dan worden weliswaar de betreffende synchroonsignalen voor een continue tijdcode opgenomen, maar geen beelden. Wanneer daarvoor niet genoeg tijd is let er dan bij het opnemen van het videomateriaal op dat deze vanaf het begin tot het eind van de band continu opneemt. Wanneer tijdens de opnamen met de start- en stoptoetsen wordt gewerkt, spoel dan voor een nieuwe opname de videoband steeds een paar frames terug zodat er tussen de opnames geen lege plekken ontstaan.
Bijlage B: Tips en trucs
195
Hardware Voor een effectief gebruik van Studio moet de hardware optimaal worden voorbereid en geconfigureerd. Wij adviseren het gebruik van UDMA IDE-harde schijven, temeer daar deze in combinatie met Studio betrouwbare video transferrates realiseert. Voorts adviseren wij de opnamen in geen geval op de harde schijf op te nemen waarop zowel Windows als Studio is geïnstalleerd. Daarvoor is een eigen harde schijf vereist. Met de waarde 3,6 Mb/seconde (3,6 MByte/sec.) is het mogelijk de benodigde ruimte op de harde schijf voor een DV-video te berekenen. Voorbeeld: 1 uur video = (60 seconden x 60 minuten) = 3600 seconden. 3600 seconden x 3,6 = 12.960 MByte resp. 12,9 GByte ruimte op de harde schijf. Dus 1 uur video gebruikt 12.9 GB opslag Standaard harde schijven hebben bij video-opname door de automatische interne kalibrering het nadeel dat daartoe soms de continue datastroom moet worden onderbroken. Bij het opnemen is dit niet te merken, aangezien Windows beelden tijdelijk in een buffer kan opslaan. Bij de weergave vanaf de harde schijf kunnen echter slechts enkele beelden tussentijds worden opgeslagen. Daarom is het ook beslist noodzakelijk dat er een continue datastroom – zonder onderbrekingen – wordt geleverd. Anders ontstaan er voortdurende tijdelijke schokken, ofschoon alle beelden aanwezig zijn en de harde schijf erg snel is. In combinatie met A/V-harde schijfstations treedt dit probleem niet op. 196
Studio 8
Harde schijf voorbereiden Voorafgaand aan het opnemen van videomateriaal is het nodig dat... • Alle programma’s of taken die op de achtergrond actief zijn, worden afgesloten. Houd voor het oproepen van Studio de toetsen Ctrl en Alt ingedrukt en activeer de toets Del. Daarmee wordt het venster Programma afsluiten geopend. Klik nu op de gewenste toepassing in het keuzemenu en klik op de knop Taak beëindigen. Herhaal dit voor alle vermeldingen in de lijst behalve voor Explorer en SysTray. • Klik op Start > Programma’s > Bureau accessoires > Systeemwerkset > ScanDisk. • Ga na of Uitgebreid is geactiveerd. Klik op Uitvoeren (dit kan enige tijd duren). • Nadat ScanDisk is beëindigd, klikken op Start > Programma’s > Bureau accessoires > Systeemwerkset > Defragmentatie (dit kan enige tijd duren). • Schakel energiebeheer uit. Klik met de rechter muisknop op het Bureaublad en kies Eigenschappen > Schermbeveiliging en klik onder > Energiebesparende functies van de monitor op Instellingen). Controleer of onder Instellingen voor energiebeheerschema's de optie Nooit is geselecteerd. Algemene aanwijzing: video bewerkingsprogramma’s zijn niet multitasking. Sluit daarom andere geopende programma’s tijdens het opnemen vanaf een video of het maken van een film (videoband of cd. Bij videobewerking storen andere geopende programma’s niet.
Bijlage B: Tips en trucs
197
Bij het gebruik van UDMA-harde schijven kunnen er bij de weergave van AVI-bestanden met een hogere datarate soms “sprongen” ontstaan. Dit kan weer worden toegeschreven aan het feit dat de betreffende harde schijf nog gedurende het uitlezen van een bestand een rekalibrering initialiseert en dus de playback onderbreekt. Werkgeheugen (RAM) Hoe groter het werkgeheugen, hoe comfortabeler er met Studio kan worden gewerkt, waarbij het gebruik van 128 MB (of hoger) aan RAM-geheugen wordt aanbevolen. Moederbord De minimum eis is een Pentium II 300-PC.
Software Kleurdiepte instellen Voor grafische kaarten geldt algemeen het gebruik van een kleurdiepte van 16 bit. 2. Klik met de rechter muisknop op de desktop en kies Eigenschappen. 3. Kies onder Kleuren de vermelding Hoge kleuren (16-bit). De instelling van de overlay betreft uitsluitend de weergave op de computermonitor, de opgenomen beelden aan de video-uitgang verschijnen in ware kleuren en volledige resolutie! 1.
198
Studio 8
Windows 98 Om de systeemprestaties onder Windows 98 te verbeteren moeten de volgende maatregelen worden getroffen. Instellingen van de harde schijf Kies daartoe het menu Start > Instellingen > Configuratiescherm > Systeem > het tabblad Prestaties en Bestandssysteem . 2. Stel in het tabblad Vaste schijf de regelaar voor de Read-aheadoptimalisatie op Geen. 3. Kies het tabblad Probleemoplossing. Activeer de optie Write-behind caching voor alle stations uitschakelen. 4. Let erop dat voor de harde schijf de DMAfunctionaliteit is ingeschakeld. Instellingen voor het cd-rom station 1.
In Windows 98 kan Bericht bij automatisch invoegen worden uitgeschakeld. Kies Start > Eigenschappen > Configuratiescherm > Systeem > Apparaatbeheer. 2. Klik op Cd-rom. 3. Kies het cd-rom station. 4. Klik op Eigenschappen > Instellingen. 5. Schakel de optie Bericht bij automatisch invoegen uit Gebruik in combinatie met een enhanced IDE-harde schijf parallel geen enhanced IDE cd-romstation, temeer daar dit tot onnodige vertraging van de harde schijf kan leiden. Gebruik in plaats daarvan voor het cd-romstation de tweede enhanced IDE-interface. 1.
Bijlage B: Tips en trucs
199
Taakbalk Schakel de klok van de taakbalk uit: Klik met de rechter muisknop in de taakbalk. 2. Kies Eigenschappen. 3. Schakel de optie Klok weergeven uit. 1.
Framerate vergroten Wanneer er met het gebruikte systeem een onvoldoende beeldfrequentie wordt bereikt, (voor PAL/SECAM 25 beelden per seconde, voor NTSC 29,97 beelden per seconde) onderneem dan de volgende stappen: Netwerkdrivers en applicaties deactiveren: Aangezien een netwerk tijdens het opnemen en het afspelen vaak voor onderbrekingen zorgt, is het raadzaam niet binnen een netwerk te werken. Geluidsopname Neem alleen geluid op wanneer dit echt nodig is, aangezien een video-opname met geluid veel processortijd in beslag neemt. Wij adviseren het gebruik van een PCI-geluidskaart. Digitale video met geluid Wanneer er digitale videosequenties met geluid worden opgenomen, let er dan op dat geluidsopnamen ook ruimte op de harde schijf innemen: • CD-kwaliteit (44 kHz, 16 Bit-stereo) betekent ongeveer 172 KByte/sec., • Stereokwaliteit (22 kHz, 16 Bit-Stereo) ongeveer 86 KByte/sec. en 200
Studio 8
• Monokwaliteit (22 kHz, 8 Bit-Mono) altijd nog 22 KByte/sec. Hoe hoger de kwaliteit, hoe minder tijd er overblijft voor het opnemen van beelden. De maximale kwaliteit (cd) is alleen in uitzonderingsgevallen nodig. De minimale kwaliteit (11kHz/8Bit-Mono) levert daarentegen zelden bevredigende audioresultaten.
Computeranimatie Wanneer er in Studio een computeranimatie (b.v. Flics) wordt bewerkt/ deze in een digitale video wordt opgenomen, volg dan de volgende aanwijzingen op. Overeenkomstige beeldgrootte Maak de animatie op met hetzelfde beeldformaat en verversingsfrequentie als de uitgangsvideo: Kwaliteit TV-cropping DV
Ja
PAL
NTSC
Audio
720 x 576
720 x 480
44 kHz 16 Bit stereo
Wanneer deze aanwijzing niet wordt opgevolgd kan de formaatomrekening onnodig lang duren en kunnen na de omrekening bij de weergave in de animatie storingen optreden.
Enkele tips met betrekking tot SmartCapture (alleen DV) SmartCapture functioneert alleen zonder fouten wanneer een doorlopende tijdcode zonder onderbrekingen beschikbaar is. Wanneer er dus op de oorspronkelijke videobanden meerdere delen met een onderbroken tijdcode staan, wordt ieder deel als afzonderlijk videobestand opgenomen. Voor het opnieuw opnemen van de clips wordt er gevraagd de Bijlage B: Tips en trucs
201
band terug te spoelen naar het punt waar de gezochte videoclip zich bevindt. Om het vinden van het juiste bandgedeelte te vergemakkelijken, wordt in het preview-venster steeds het beeld van het eerste frame van de betreffende clip getoond. Wanneer de band naar het juiste deel is gespoeld, zal Studio alle uit dit gedeelte benodigde clips opnieuw opnemen. Wanneer de juiste naamconventies zijn aangehouden, zoals deze beschreven werden in Hoofdstuk 2, Het opnemen van video, dan zal Studio doorspoelen naar het volgende gedeelte van de band en de procedure net zo lang herhalen tot alle benodigde clips vanaf de betreffende bron-videoband opnieuw zijn opgenomen. Het niet aanhouden van de naamconventies heeft tot gevolg dat de benodigde bronbanden veel vaker gewisseld moeten worden. Wanneer Studio de clips opnieuw opneemt, wordt er aan het begin en het eind van de clip steeds 1 seconde extra opgenomen. Studio trimt de afzonderlijke clips om de gewenste begin- en eindpunten correct te kunnen omzetten. Deze overlap aan het begin en het einde van een clip biedt de mogelijkheid de begin- en eindpunten van iedere clip ook naderhand nog te kunnen veranderen. Dit kan op de tijdlijn of met behulp van het gereedschap voor het gebruik van clipeigenschappen..
202
Studio 8
Bijlage C: Probleemoplossing Wij gaan ervan uit dat de noodzakelijke updates voor het besturingssysteem van Windows 98 zijn uitgevoerd. Wanneer niet, gaan dan naar http://windowsupdate.microsoft.com/default.htm
en download de update. Let erop dat ook alle andere geïnstalleerde hardwarecomponenten met de meest actuele driver goed werken. De afzonderlijke componenten mogen onder Apparaatbeheer van het besturingssysteem niet van een zwart uitroepteken in een gele cirkel (Start > Instellingen > Configuratiescherm > Systeem > Apparaatbeheer) zijn voorzien. Wanneer dit bij één van de hardwarecomponenten het geval is, dan is het goed het probleem nog vóór de installatie op te lossen.
INSTALLATIE De computer crasht wanneer Studio wordt gestart of wanneer er videomateriaal wordt opgenomen. Oplossing: Enkele grafische kaarten vragen slechts 32 MB, terwijl er in feite toegang is tot 64 MB. Het systeem verplaatst de geheugenadressering van Studio direct naar de grafische kaart waardoor de videodrivers toegang kunnen krijgen tot het adresgebied van Studio. De mapping-instellingen van de grafische kaart moeten handmatig worden veranderd. Bijlage C: Probleemoplossing
203
Details: Wanneer een geheugengebied van Studio zich direct achter een geheugengebied van de videokaart bevindt, dan moeten via Apparaatbeheer de bronnen van het videokaartgeheugen op een ander gebied worden ingesteld. Wanneer de actuele instelling bijvoorbeeld als volgt is: Videokaart: op F0000000-F1FFFFFF Studio: op F2000000-F2FFFFFF,
Dan moet het videokaartgeheugen b.v. op E0000000E1FFFFFF worden gezet. Ga als volgt te werk om het geheugengebied van de videokaart anders te mappen: 1. 2.
3. 4. 5. 6. 7.
8.
204
Kies via het menu Start > Instellingen > Configuratiescherm > Systeem > Apparaatbeheer. Klik in Apparaatbeheer op het (+) teken naast de Beeldschermadapter. De huidige videokaart wordt getoond. Markeer de videokaart en klik op Eigenschappen. Klik in het venster Eigenschappen op het tabblad Bronnen. Schakel het vakje Automatische instellingen gebruiken uit. Klik op de knop Instelling wijzigen... Kies een nieuw geheugengebied uit Windows 98 mag geen ander conflict kenbaar maken anders moet er een ander vrij gebied worden gekozen! Klik op OK om de instelling op te slaan. Verlaat Apparaatbeheer. Start Windows 98 opnieuw om de wijzigingen te effectueren.
Studio 8
Met iedere nieuwe systeemstart probeert Windows 98 opnieuw de DV-kaart te identificeren, of, Studio geeft de foutmelding: "Studio can not initialize the video capture device. Please restart windows and try again.", of, De hardware werd niet gevonden tijdens de installatie Mogelijke oorzaak: Aan het PCI-slot waarin de hardware werd ingebouwd, werd in de BIOS geen IRQ toegekend. Oplossing: Wanneer het echt niet mogelijk is in de BIOS een IRQ aan het PCI-slot toe te wijzen, dan moet er in elk geval een IRQ voor de PCI op AVAILABLE worden gezet. In dit geval moet gedurende de installatie via de PCIslot een vrije IRQ aan de betreffende hardware worden toegewezen. Kies Start > Instellingen > Configuratiescherm > Systeem > Apparaatbeheer. 2. Klik in Apparaatbeheer op Computer en op de knop Eigenschappen, om de IRQ’s van het systeem weer te geven. 3. Bekijk de instellingen (IRQ) 9,10,11,12, & 15. Wanneer aan ieder van deze posities hardware is toegewezen (uitzondering: IRQ-Holder voor PCIbesturing), verwijder dan vervolgens deze apparaten of wijzig de IRQ-toewijzing. (Lees voor het wijzigen van de IRQ-toewijzing de eerdere paragraaf over het wijzigen van Geheugenadressen. Kies in plaats van een nieuw geheugengebied een nieuwe Interrupt Request). 1.
Bijlage C: Probleemoplossing
205
Open onder 1394 Bus Controller (1394 Bus controller) en Besturing voor geluid, video en spelletjes. Wanneer daar PCI Multimedia Video device,(PCI Multimedia Video apparaat) Texas Instruments OHCI Compliant IEEE 1394 Host Controller of 1394 DV Camcorder vermeld staan, klik hierop om deze te markeren en druk vervolgens op de knop Verwijderen. 5. Herstart Windows 98. Bij het starten zal de volgende melding verschijnen: 4.
Nieuwe hardware gevonden.
Wanneer deze melding tijdens het opstarten niet wordt getoond, dan moet de hardware in een andere PCI-slot worden geïnstalleerd. Wanneer het probleem hiermee niet wordt opgelost, dan is of de hardware defect of heeft de videokaart problemen met het moederbord van de computer.
GEBRUIK Bij het opnemen worden beelden weggelaten of de video schokt. Mogelijke oorzaak: De transferrate van de harde schijf is te laag. Oplossing: In combinatie met enkele UDMA harde schijven kan het bij hogere datarates gebeuren dat bij het afspelen van een AVI-bestand de weergave schokt. De oorzaak hiervan is dat de harde schijf tijdens het lezen een rekalibrering uitvoert die tot de onderbrekingen leidt. Dit is geen fout van Studio, maar vindt zijn oorzaak in het werken van de harde schijf in combinatie met de overige systeemcomponenten.
206
Studio 8
De snelheid van de harde schijf kan soms door enkele maatregelen worden verbeterd: 1. Alle programma’s of taken die op de afgesloten. Houd voor het oproepen van Studio de toetsen Ctrl en Alt ingedrukt en activeer de toets Del. Daarmee wordt het venster Progamma afsluiten geopend. Klik nu op de gewenste toepassing in het keuzemenu en klik op de knop Taak beëindigen. Herhaal dit voor alle vermeldingen in de lijst behalve voor Explorer en SysTray. 2. Klik op Start > Programma’s > Bureau accessoires > Systeemwerkset > ScanDisk. 3. Ga na of Uitgebreid is geactiveerd. Klik op Uitvoeren (dit kan enige tijd duren). 4. Nadat ScanDisk is beëindigd, klikken op Start > Programma’s > Bureau accessoires > Systeemwerkset > Defragmentatie (dit kan enige tijd duren). 5. Schakel energiebeheer uit. Klik met de rechter muisknop op het Bureaublad en kies Eigenschappen > Schermbeveiliging en klik onder > Energiebesparende functies van de monitor op Instellingen). Controleer of onder Instellingen voor energiebeheerschema's de optie Nooit is geselecteerd. 6. Kies Start-Menu > Instellingen > Configuratiescherm > Systeem. Klik op Prestatie > Bestandssysteem > Probleemoplossing. 7. Schakel de Write-behind caching voor alle stations uitschakelen uit en klik op OK. 8. Zet in het tabblad Vaste schijf de Readaheadoptimalisatie op Geen. Dit leidt over het algemeen tot een toename van de data transferrate. Let op: bij enkele harde schijven kan dit echter tot een verslechtering van de schrijfsnelheid leiden! Bijlage C: Probleemoplossing
207
Algemene aanwijzing: Video bewerkingsprogramma’s zijn niet multitasking. Sluit daarom andere geopende programma’s tijdens het opnemen van een video of het maken van een film (videoband of cd). Bij videobewerking storen andere geopende programma’s niet. De overlay functioneert niet. Oplossing 1: Het kan zijn dat de kleurdiepte te hoog of te laag is ingesteld. Zet de kleurdiepte op 16 bit. Klik met de rechter muisknop op het Bureaublad en kies Eigenschappen. 2. Kies op het tabblad Instellingen onder Kleuren de optie Hoge kleuren (16 Bit). Oplossing 2: Mogelijk wordt er voor de videokaart een standaard driver van Windows gebruikt of een oudere driver-versie. Het kan ook zijn dat de videodriver defect is. Neem contact op met de leverancier van de videokaart om vast te stellen of de nieuwste driver correct op het systeem is geïnstalleerd. Installeer de videodriver opnieuw volgens de aanwijzingen van de fabrikant of met ondersteuning van een technische supportafdeling of download de nieuwste driver van de website van de fabrikant en installeer deze. 1.
Oplossing 3: Direct-X werd mogelijk niet goed op het systeem geïnstalleerd. Kies Start > Programma’s > Studio > Help > DirectX Diagnostic Tool. Klik op het tabblad Display en op de knop Test. Laat de test uitvoeren en start de Direct 3D-test. Wanneer de videokaart deze test niet goed doorstaat, neem dan contact op met de leverancier van de videokaart.
208
Studio 8
De weergave op de computermonitor is schokkerig; audio- resp. videoframes worden overgeslagen. Oplossing: Vergeet niet, wanneer er wordt gewerkt met opnamen in previewkwaliteit dat dit op de kwaliteit van de gereedgemaakte band geen invloed heeft. Daar komt bij dat bij het maken van de definitieve videoband Studio de betreffende plaatsen in het videomateriaal uitzoekt en deze in de hoogste kwaliteit opneemt. De DV-apparaatbediening is niet beschikbaar of werkt niet betrouwbaar. Mogelijke oorzaak: Windows 98 Second Edition wordt niet als besturingssysteem gebruikt. De drivers in deze versie van Windows zijn doorgaans stabieler. De batchopname werkt niet naar tevredenheid. Mogelijke oorzaak: Op de bronvideobanden bevindt zich geen doorlopende tijdcode zonder onderbrekingen. SmartCapture-functie heeft echter een continue tijdcode nodig om de videoclips exact te lokaliseren en opnieuw op te nemen. Oplossing: Zorg ervoor dat de bronbanden beschikken over een doorlopende tijdcode zonder onderbrekingen (zie ook Hoofdstuk 2: Het opnemen van video); of, Spoel de band naar het juiste bandsegment met de clip die opnieuw moet worden opgenomen (zie ook Hoofdstuk 10: Het maken van de film).
Bijlage C: Probleemoplossing
209
210
Studio 8
Bijlage D: Nuttige aanwijzingen Videomontage en video-opname Er is enige basiskennis vereist om uit het opgenomen basismateriaal een interessante, spannende of informatieve film te produceren. Met behulp van goed doordachte lassen kan er grote mate van spanning in de film worden gelegd en kan met interessante speciale effecten de aandacht van de toeschouwer worden getrokken. Alleen al de mogelijkheid filmmateriaal op verschillende manieren te combineren, kan al voldoende zijn voor het bereiken van de meest uiteenlopende effecten. Alleen al de mogelijkheid filmmateriaal op verschillende manieren te combineren, kan al voldoende zijn voor het bereiken van de meest uiteenlopende effecten. Ook het kiezen van het juiste geluid – of het nu gaat om het oorspronkelijke geluid, filmcommentaar, achtergrondmuziek, geluiden of songs, is van doorslaggevend belang en kan – indien intelligent gedoseerd – niet alleen de gerealiseerde filmlassen en effecten positief ondersteunen, maar ook als overbrenger van de boodschap in de film van groot belang zijn. Pas bij de videomontage krijgt de film zijn definitieve vorm. Toch is het goed om al bij de filmopnamen met de camcorder te bedenken hoe de film er uiteindelijk zou kunnen uitzien – want er is niets zo teleurstellend als tijdens de montage te moeten constateren dat er een belangrijke scène over het hoofd is gezien of dat de ene camera-instelling niet harmonieert met de andere. Bijlage D: Nuttige aanwijzingen
211
Maken van een draaiboek Ofschoon een draaiboek niet voor iedere film zinvol is, kan juist bij grotere projecten een zekere planning heel zinvol zijn. Er bestaan daarvoor geen standaards, dus kan het draaiboek naar eigen inzicht zo eenvoudig of ingewikkeld worden gemaakt als juist lijkt. Bij het begin kan ook een kleine lijst met geplande scènes en camera-instellingen een grote hulp zijn. Deze kan dan later naar wens worden uitgebreid tot een draaiboek met de geplande scènes en camera-instellingen voor iedere scène, gegevens over de belichting, gesproken teksten en rekwisieten. Ontwerp voor een eenvoudig draaiboek: :Titel: „Jan op de cartbaan“ Nr. 1
2
3
4
5
212
Instelling Gezicht van Jan met helm, camera zoomt uit
Tekst / Geluid
Duur
“Jan rijdt vandaag zijn eerste rit ...”, Geluid van 11 sec. motoren op de achtergrond
Startklaar vanuit het zicht . In de hal klinkt muziek, motorgeluid van de rijder, lage 8 sec. camerapositie Man met startvlag wordt in de scène begeleid tot aan de startpositie. Camera blijft. Man loopt na de start uit het beeld
“Er vandoor ...”,
Jan bij de start van voren, camera draait mee, toont Jan tot aan de bocht, nu van achteren
Muziek in de hal niet meer hoorbaar, dezelfde muziek van cd 9 sec. er achter plaatsen; motorengeluid
...
Studio 8
Start aftellen, startschot 12 sec. op de achtergrond
Datum Di.22.06.
Di.22.06.
Di.22.06.
Di.22.06.
Opname en montage Opnemen vanuit verschillende perspectieven Neem een belangrijke gebeurtenis – indien mogelijk altijd op vanuit verschillende perspectieven en cameraposities. Bij de montage kan naderhand de beste instelling worden gekozen of gecombineerd. Maak bewust opnamen vanuit een ander perspectief (eerste de clown in de piste, maar ook de lachende toeschouwer, zoals de clown die ziet.) Interessante gebeurtenissen kunnen vaak ook achter de persoon plaatsvinden of de hoofdpersonen kunnen van achteren worden bekeken. Dit kan een grote hulp zijn om later in de film evenwicht aan te brengen. Detailopnamen Wees niet zuinig met detailopnamen van belangrijke dingen en personen. Detailopnamen werken op een televisiescherm meestal beter dan overzichten en kunnen later goed voor effecten worden gebruikt. Opnemen van overzichten / detail-opnamen Hele overzichten geven de toeschouwer later een overzicht en tonen de plaats van handeling. Deze scènes kunnen later worden gebruikt voor het inkorten van langere scènes. Wanneer vanaf een detail-instelling naar een volledig overzicht wordt gemonteerd, ziet de toeschouwer de details niet meer - hierdoor kan een sprong in de tijd gemakkelijker worden ingebouwd. Ook een toeschouwer, ingevoegd in een opname van dichtbij, kan een ogenblik van de eigenlijke gebeurtenissen afleiden.
Bijlage D: Nuttige aanwijzingen
213
Complete handelingen Neem handelingen steeds volledig vergemakkelijkt later de montage.
op.
Dat
Tussenmontages Het omgaan met het aspect tijd binnen een film vraagt enige oefening. Lang durende handelingen kunnen niet altijd volledig worden gefilmd en moeten binnen een film vaak sterk verkort worden weergegeven. Toch moet de handeling logisch blijven en mogen lassen niet zonder meer worden opgemerkt. Hiervoor worden tussenmontages gebruikt. Tussenmontages leiden de toeschouwer af van de eigenlijke handeling – hierdoor kunnen tijdsprongen worden ingevoegd zonder dat de toeschouwer zich hiervan bewust wordt. Er wordt een verschil gemaakt tussen tussenmontages m.b.t. de handeling (b.v. detailopname van het eindproduct, waarvan men het ontstaan in de film wil laten zien) en de neutrale tussenmontage (detailopname van een motief dat slechts indirect in verband staat met de film, wanneer er tijdens een podiumdiscussie kort een geïnteresseerde toehoorder wordt getoond. Aangezien de eigenlijke spreker alleen wordt gehoord en niet gezien, kan op deze plaats goed worden overgegaan naar een later tijdstip van de discussie). Daarnaast is er ook de externe tussenmontage waarin iets wordt getoond dat buiten de eigenlijke handelingen plaatsvindt. (Tijdens een gebeurtenis in het stadhuis wordt voor het stadhuis al een feestelijke verrassing opgebouwd). Tussenmontages moeten de zeggingskracht van de film onderstrepen en moeten altijd bij de betreffende situatie passen, teneinde de toeschouwer niet in verwarring te brengen of van de eigenlijke handeling af te leiden. 214
Studio 8
Logisch verloop van de handeling De met de videomontage achter elkaar geplaatste instellingen moeten een passende wisselwerking hebben met de betreffende handeling. Alleen met een logisch verloop van de handelingen kan de toeschouwer de gebeurtenissen volgen. Probeer door een snel of spectaculair begin van meet af aan de interesse van de toeschouwer te winnen en houd deze vast tot het einde. De interesse, c.q. de oriëntatie van de toeschouwer kan door niet logische opeenvolging of door een onjuiste tijdvolgorde van scènes verloren gaan. Dit geldt ook voor te hectische of te korte opnamen (minder dan 3 seconden). Patronen moeten niet al te veel verschillen van de volgende instellingen. Overgangen creëren Maak overgangen tussen de verschillende locaties waar wordt opgenomen, b.v. door detailopnamen om tijdsprongen te overbruggen. Voorbeeld: detailopname en vervolgens, na zeven tot acht seconden zoomen naar dichtbijopname of overzicht en dan weer wat langer deze instelling aanhouden (weer ong. 7 - 8 seconden). Onharmonische overgangen vermijden Chronologie en situaties moeten beslist bij elkaar passen. Zonnig weer hoort niet bij toeschouwers met een papaplu. Ritme in de montage Het tempo waarin de verschillende formaten wisselen, beïnvloedt de Het zeggingskracht en de stemming van de film. Het weglaten van een instelling manipuleert de zeggingskracht van een film net zo goed als de lengte van de instelling. Bijlage D: Nuttige aanwijzingen
215
Beeldsprongen vermijden Dezelfde instellingen direct na elkaar gemonteerd, geven mogelijk beeldsprongen (dezelfde persoon bevindt zich dan weer in de linker beeldhelft, dan weer in de rechter beeldhelft of wordt een keer met en dan weer zonder bril getoond. Draaiingen niet achter elkaar plaatsen Draaiingen niet achter elkaar plaatsen Plaats draaiingen niet achter elkaar, behalve als ze dezelfde richting en hetzelfde tempo hebben.
Vuistregels bij de videomontage (Deze regels gelden natuurlijk niet altijd experimentele of andere kunstinnige videoclips)
bij
• Monteer geen camerabewegingen direct na elkaar. Draaiingen, zooms en camerabewegingen altijd scheiden door stilstaande instellingen. • Op elkaar volgende instellingen moeten vanuit verschillende cameraposities zijn opgenomen; maak altijd een verschil in de opnamehoek van ten minste 45 graden. • Werk bij grote opnamen van gezichten bij dialogen enz. vanuit diverse camerahoeken. • Perspectief wisselen bij opnamen van gebouwen. Laat bij opnamen die wat betreft soort en grootte op elkaar lijken, de beelddiagonalen afwisselend van rechtsvoor naar linksachter en omgekeerd verlopen. • Montages aanbrengen in bewegingen van personen. De toeschouwer wordt afgeleid door de lopende beweging en merkt de montage bijna niet. D.w.z.: in het midden van de beweging kan naar een overzichtopname worden overgestapt. 216
Studio 8
• Gebruik harmonische montages en geen beeldsprongen. • Des te minder beweging in één instelling des te korter moet de duur zijn. Camera-instellingen met snelle bewegingen kunnen langer zijn. • Overzichten hebben meer inhoud en moeten dus ook langer getoond worden. Door het bewust achter elkaar plaatsen van videobeelden kan niet alleen een bepaald effect worden bereikt, maar kan ook een boodschap op de toeschouwer worden overgebracht die met beelden niet kan of moet worden getoond. Er bestaan in principe zes methoden om door middel van montage een boodschap over te brengen: Associatieve montage Door een bepaalde volgorde van de instellingen kan bij de toeschouwer een associatie worden opgeroepen, maar de eigenlijke boodschap wordt niet getoond (een man is aan het wedden bij paardenraces en in de volgende beelden is hij bij een autodealer nieuwe dure wagens aan het bekijken). Parallelle montage Er worden twee handelingen parallel getoond. Er wordt heen en weer gesprongen tussen de twee handelingen en door het verkorten van de instellingen tegen het einde kan de spanning naar een hoogtepunt worden opgebouwd (twee verschillende auto’s rijden vanuit verschillende richting met hoge snelheid op het zelfde kruispunt af).
Bijlage D: Nuttige aanwijzingen
217
Contrast montage Onverwachte en zeer verschillende beelden worden bewust bij elkaar gemonteerd om de toeschouwer een contrast duidelijk te maken (een toerist ligt op het strand – en in de volgende beelden worden hongerlijdende kinderen getoond). Vervangende montage Gebeurtenissen die niet getoond kunnen of mogen worden, worden door een andere gebeurtenis vervangen (er wordt een kind geboren, maar in plaats van de geboorte wordt een ontluikende knop getoond). Samenhangende montage Instellingen hangen met elkaar samen: zonder de eerste instelling is de tweede niet te begrijpen (een man maakt ruzie met zijn vrouw en slaapt in het volgende beeld onder een brug). Montage naar vorm Beelden met verschillende inhoud kunnen samen worden gemonteerd wanneer ze een gemeenschappelijk kenmerk hebben. B.v. dezelfde vorm, kleur, bewegingen (bol van de waarzegger en aardbol, gele regenjas en gele bloem, parachutespringer en omlaag dwarrelende veer).
Achteraf geluid toevoegen Geluid toevoegen is een kunst, maar een kunst die geleerd kan worden. Het is zeker niet gemakkelijk het bijbehorende commentaar op het juiste punt te geven, maar kort en informatief commentaar is een grote hulp voor de toeschouwer. Het ingesproken commentaar moet natuurlijk en vertellend zijn. Opgelezen of bewust 218
Studio 8
zorgvuldig geformuleerd commentaar klinkt meestal onecht en moet zo mogelijk worden vermeden. Kort commentaar In principe geldt voor commentaar: minder is meer. Beelden moet voor zich spreken en dingen die de toeschouwer in de beelden kan herkennen, hoeven niet van commentaar te worden voorzien. Oorspronkelijke geluid behouden Gesproken commentaar moet zodanig met het oorspronkelijke geluid of de muziek worden gemengd dat het oorspronkelijke geluid nog wordt waargenomen. Het geluid hoort bij de opgenomen videobeelden en moet mogelijk niet helemaal worden weggehaald, want zonder geluid komt de video gemakkelijk steriel en minder authentiek over. Toch worden er vaak bijgeluiden opgenomen van bijvoorbeeld vliegtuigen en auto’s, waarvan er geen beelden zijn. Evenals sterk windgeruis, dat ook storend werkt, moeten deze worden weggemonteerd of worden vervangen door passend commentaar of bijbehorende muziek. Passende muziek kiezen Passende muziek geeft de film een laatste professionele afwerking en kan de zeggingskracht van een video krachtig benadrukken. De gekozen muziek moet echter op de boodschap van de film worden afgestemd. Soms is dit een tijdrovende aangelegenheid en een uitdaging die zeker de moeite waard is. En eenmaal geslaagd wordt dit door de toeschouwer zeer gewaardeerd.
Bijlage D: Nuttige aanwijzingen
219
Titels Titels moeten informatief zijn, de inhoud beschrijven en de belangstelling wekken. Waar vroeger letters op de monitor werden geplakt om deze voor de lopende video weer op te nemen, is tegenwoordig een klikken met de muis voldoende om boeiende titels te maken. Met TitleDeko is de creativiteit onbegrensd. In principe kan bij het maken van titels voor de videofilm vrij gefantaseerd worden. Hier een paar tips voor een effectieve betiteling van de video. Korte, heldere titels Titels moeten kort zijn en weergegeven in grote, goed leesbare lettertypen. Titelkleur Goed leesbaar zijn de volgende combinaties van achtergrond en letters: wit/rood, geel/zwart en wit/groen. Wees voorzichtig met witte titels op een zwarte achtergrond. Sommige videosystemen kunnen geen contrasten aan die groter zijn dan 1: 40 en kunnen deze niet meer gedetailleerd weergeven. Titels invoegen Vuistregel: het ingevoegde lettertype moet twee maal gelezen kunnen worden. Voor een titel van 10 letters rekent men ongeveer 3 seconden weergave. Voor alle 5 letters meer moet de weergave met 1 seconde worden verlengd. Behalve aftiteling bieden natuurlijke titels als wegbewijzering, straatnaambordjes of voorpagina’s van lokale kranten vaak interessante mogelijkheden.
220
Studio 8
Bijlage E: Glossarium De multimedia vaktaal omvat computer- en videoterminologie. De belangrijkste begrippen zijn hieronder omschreven. Kruisverwijzingen zijn met een aangegeven. ActiveMovie: Software-interface van Microsoft voor het bedienen van multimedia-apparatuur onder Windows. DirectShow, DirectMedia ADPCM: Afkorting van Adaptive Delta Pulse Code Modulation. Dit is een methode voor het opslaan van audioinformatie in een digitaal formaat en is een coderings- en compressiemethode zoals deze wordt gebruikt bij CD-I- en CD-ROM-producties. Adres: Alle geheugenposities in de computer zijn genummerd (geadresseerd.) Met behulp van deze adressen kan iedere geheugenplaats worden aangesproken. Enkele adressen zijn gereserveerd voor bepaalde hardwarecomponenten en mogen niet meer worden gebruikt. Wanneer twee componenten hetzelfde adres gebruiken, dan is er sprake van een adresconflict. Afbeelding: Bij videobewerking hebben de begin- en eindmarkeringen betrekking op de begin- en eindcodes die de hoeveelheid clips aangeven die in het project moeten worden opgenomen. Afgesloten GOP: GOP Afzonderlijk beeld: Een afzonderlijk beeld (frame) is onderdeel van een serie of sequentie. Wanneer deze
Bijlage E: Glossarium
221
serie met voldoende snelheid wordt bekeken, ontstaat een “bewegend beeld”. Aliasing: Onnauwkeurige weergave van een afbeelding door beperkingen in de weergavesnelheid. Aliasing treedt op in de vorm van een trapeffect bij rondingen en hoekige vormen. Anti-Aliasing: Een methode voor het compenseren van het trapeffect bij tekst, zoals dit in bitmap-beelden optreedt. AVI: Afkorting van Audio Video Interleaved, een formaat voor digitale video en video voor Windows op pc’s. Batch Capture: Het gaat hierbij om een geautomatiseerd proces waarbij voor lokalisering en heropname van bepaalde clips van een videoband een beslissingslijst voor de bewerking (Edit Decision List) wordt gemaakt en gebruikt. Doorgaans worden de betreffende clips daarbij met een – in vergelijking tot de onstaanssnelheid van de oorspronkelijke clip – met een hogere datarate opgenomen. Hiertoe worden de commando’s in een DOS-bestand na elkaar vermeld en van boven naar beneden afgewerkt. Batch file: Een bestand onder DOS waarin onder elkaar staande commando’s/opdrachten op volgorde van boven naar beneden worden afgewerkt. Beeldcompressie: Methode voor het verminderen van de hoeveelheid data van digitale beeld- en videobestanden. Beeldgrootte: De maximale grootte voor het weergeven van beelddata in een video of een bewegende sequentie. Wanneer een voor de sequentie
222
Studio 8
bedoeld beeld de beeldgrootte overstijgt, moet het worden getrimd of geschaald om het passend te maken. Beginmarkering/ Eindmarkering : In vaktaal is een afbeelding een verzameling punten (“Pixels”) op het beeldscherm. Een afbeelding is een reproductie of een kopie van een voorwerp of levend wezen. In dit geval wordt de uitdrukking gebruikt voor de beschrijving van gedigitaliseerde afbeeldingen, bestaande uit pixels, die op een computerbeeldscherm worden getoond en die met beeldbewerkingssoftware kunnen worden bewerkt. Bi-directional: Datatransfer in twee richtingen, b.v. vanaf de computer via de parallelle interface naar de printer en terug. BIOS: Basic Input Output System. Aantal basale in- en uitvoeropdrachten die in een ROM, PROM of EPROM zijn opgeslagen. Essentiele taak van de BIOS is het aansturen van de in- en uitvoer. Na de systeemstart voert de ROM-BIOS enkele tests uit Installatie, Parallelle poort, IRQ, I/O. Bit: Binary Digit. Kleinste informatie-eenheid van een computer. Met een bit kunnen twee toestanden worden afgebeeld worden: “0” en “1”, dus met twee bit 22=4, met drie bit 23=8, etc. In een computer wordt deze toestand d.m.v. “0 V” (geen stroom = 0) en “5 V” (stroom = 1) gerealiseerd. Om een teken (letter, cijfer, etc.) te kunnen weergeven, zijn 8 bits = 1 byte nodig. Bitmap: Beeld, ook wel BMP genoemd. Een beeld bestaat uit een verzameling beeldpunten of pixels die in regels worden geordend.
Bijlage E: Glossarium
223
Byte: Een byte is acht bit. Met een enkele byte kan precies een teken (letter, cijfer, etc.) worden weergegeven. De codering gebeurt hier binair, d.w.z. in “nullen” (0) en “eenen” (1). CD-ROM: Massale opslag van digitale data, zoals digitale video. Cd-rom’s kunnen alleen worden gelezen. Clip: Een bestand of een deel van een bestand dat op een tijdspooor van een programma voor videobewerking wordt geplaatst. Codec: Afkorting van Compressor/Decompressor, voor de compressie (inpakken) en decompressie (uitpakken) van beelddata. COM Port: Een seriële poort aan de achterkant van de computer voor het aansluiten van een modem, plotter, printer of een muis op het computersysteem. Composite: Composite videosignalen bevatten een gescheiden luminatie- en chrominantiedeel; VHS en 8 mm zijn videoformaten die in staat zijn, Composite videosignalen op te nemen en weer te geven. Wordt ook wel aangeduid met FBAS, S-VHS. Compressie: Methode voor het verkleinen van bestanden op een gegevensdrager. Er zijn twee soorten compressie: de ene met en de andere zonder verlies. Bestanden die met de methode zonder verlies worden gecomprimeerd, kunnen zonder dat het origineel wordt veranderd, weer worden hersteld. Bij de methode met verlies, worden tijdens de compressie data afgewezen, waardoor het bestand, nadat het opnieuw is geopend, er iets anders uitziet. Cropping: Methode om de hoeveelheid data van een digitale videosequentie te verminderen door
224
Studio 8
onzichtbare en onbelangrijke delen aan de beeldrand weg te snijden. Datarate: Hoeveelheid data per seconde. Bijvoorbeeld de hoeveelheid data die een massageheugen (harde schijf of cd-rom) per seconde kan opslaan/weergeven of de hoeveelheid data van een digitale videosequentie per seconde. Bitrate DCT: Afkorting van Diskrete Cosinus Transformation. Onderdeel van de JPEG-beelddatacompressie: de informatie over helderheid en kleur worden opgeslagen als frequentiecoëfficient. Digital8: Digitaal videobandformaat dat DVgecodeeerde video- en audiogegevens op Hi8-banden opneemt. Momenteel zijn alleen Digital8-camcorders/ videorecorders van Sony in staat Hi8- en 8 mmcassettes af te spelen. Digitale video: Bij een digitale video wordt de informatie – anders dan bij analoge opslagmedia zoals een videorecorder – als bitsgewijs geordende informatie in een bestand opgeslagen. DirectMedia: Systeemuitbreiding van Microsoft voor multimediatoepassingen onder Windows. ActiveMovie. DirectShow: Systeemuitbreiding van Microsoft voor multimediatoepassingen onder Windows. ActiveMovie. DirectX: Direct (X) Extensions is een verzameling van diverse door Microsoft voor Windows 95 ontwikkelde systeemuitbreidingen (o.a. DirectDraw, Direct3D) om video- en gameversnelling mogelijk te maken. Dissolve: Een digitaal effect, waarbij langzaam van de ene videosequentie naar de andere wordt overgegaan. Bijlage E: Glossarium
225
Dithering: Door het gebruik van kleurpatronen wordt het aantal kleuren voor het oog kunstmatig vergroot. DMA: Afkorting van Direct Memory Access. DV: Digitaal videobandformaat voor het opnemen van digitaal audio- en videomateriaal op met metaal opgedampte ¼-inch banden. Mini DV-banden kunnen maximaal 60 minuten video, standaard DV-banden maximaal 270 minuten video opnemen. ECP: Afkorting van Enhanced Compatible Port. Maakt een versnelde bi-directionele datantransfer mogelijk via de parallelle interface; enige datacompressie is mogelijk. EPP EPP: Afkorting van Enhanced Compatible Port. Maakt een versnelde bi-directionele datatransfer via de parallelle interface mogelijk; aanbevolen voor miroSTUDIO PM10. ECP EPROM: Afkorting voor Erasable Progammable Read Only Memory. Geheugenchip die na programmering de data zonder stroomvoorziening vasthoudt. De geheugeninhoud kan met UV-licht worden gewist en opnieuw geschreven. Filter: Algoritmen, die de pixelwaarden voor het maken van speciale effecten bewerken. Fade-effect vanuit/ naar zwart: Digitaal fade-effect aan het begin van de clip vanuit zwart en aan het eind van de clip naar zwart. FireWire: Merkaanduiding van dataprotocol IEEE-1394 van Apple.
226
Studio 8
het
seriële
Frequentie: Aantal periodiek terugkerende slagen (b.v. geluidschommelingen, beelden, wisselspanning) per tijdseenheid, meestal per seconde (Hertz). GOP: Bij de MPEG-verwerking wordt de datastroom eerst in gebieden van steeds meerdere afzonderlijke beelden ingedeeld, zogenaamde GOP’s (Group of Pictures (= groepen beelden). In een GOP komen drie soorten beelden (= frames) voor: I-frames, P-frames en B-frames. GOP-lengte: De GOP-lengte geeft aan hoeveel I-, Bof P-frames (beelden) er in een GOP aanwezig zijn. Gebruikelijke lengten zijn b.v. een GOP-lengte van 9 of 12. Half frame: Een videobeeld bestaat uit horizontale regels en is opgedeeld in twee halve frames. Alle oneven regels vormen een half frame. Alle even regels vormen het andere halve frame. Interlaced Hardware-CODEC: Compressiemethode voor het maken van gecomprimeerde digitale videofrequenties, die voor de opname/weergave speciale extra hardware nodig hebben en daarmee een hogere beeldkwaliteit dan software-CODECs mogelijk maken. Helderheid: Ook wel aangeduid met luminantie. Geeft de helderheid van een video aan. Herhalings-frequentie: De herhalingsfrequentie definieert hoeveel afzonderlijke beelden van een videosequentie er per seconde worden afgespeeld. De herhalingsfrequentie voor een NTSC-video is 30 beelden per seconde. De herhalingsfrequentie voor een PAL-video is 25 beelden per seconde. Hi8: Verbeterde Video8-waarbij Videos in SVideoformaat op metaalbedampte banden met metalen
Bijlage E: Glossarium
227
deeltjes kunnen worden opgenomen. Op basis van de grotere luminantieresolutie en bandbreedte hebben deze opnamen in verhouding tot Video8 een grotere beeldscherpte. HiColor: Bij beelden betekent dit meestal een 16-bits (5-6-5-)beeldtype dat maximaal 65.536 kleuren kan bevatten. TGA-bestandsformaten ondersteunen dit soort beelden. Bij anderere bestandsformaten is vaak eerst een conversie van het HiColor-beeld nodig naar een waar kleurenbeeld. Bij beeldschermen betekent HiColor meestal 15-bits-(5-5-5-) beeldschermadapter, waarmee maximaal 32.768 kleuren kunnen worden getoond. Huffman-codering: Onderdeel van de JPEGbeelddatacompressie. Aan vaak optredende waarden wordt een korte, aan zelden optredende waarden wordt een lange code toegewezen. IDE: Afkorting van Integrated Device Electronics, een interface voor harde schijven die alle voor de drive benodigde stuurelementen op het station zelf ter beschikking stelt. Door deze technologie wordt de conventionele adapter die het station met de uitbreidingsbus verbindt, overbodig. IEEE-1394: Door Apple Computers ontwikkeld en onder de naam FireWire op de markt gebracht serieel protocol voor dataoverdracht met een datarate tot 400 Mbit per seconde. De firma Sony biedt een gemakkelijk te modificeren versie aan voor de overdracht van DV-signalen, die met i.LINK wordt aangeduid en overdrachtsnelheden tot 100 Mbit per seconde mogelijk maakt. Interface: Elektrisch overdrachtspunt voor het aanpassen van audio,- video of besturingsgegevens 228
Studio 8
tussen twee apparaten. seriële interface, parallelle interface Interlaced: De methode van beeldopbouw: interlaced de halve framemethode, die o.a. in het PAL-systeem wordt gebruikt: het televisiebeeld bestaat uit twee halve frames van ieder 312 1/2 regels die na elkaar worden opgbouwd. IRQ: Interrupt Request. Onderbreking van een lopend proces van de computer. Interrupts kunnen zowel door de hardware (zoals toetsenbord en muis) als door software worden opgevraagd. I/O: Afkorting van Input/Output (= ingang/uitgang) JPEG: Afkorting van Joint Photographic Experts Group. Heeft betrekking op een compressiemethode voor het comprimeren van digitale videoframes op basis van de discrete cosinus-transformatie. Kanaal: Classificatie van informatie in een bestand teneinde een bepaald aspect uit een heel bestand af te zonderen. Zo gebruiken kleurenbeelden bijvoorbeeld verschillende kanalen om de kleurcomponenten van het beeld te classificeren. Stereo-audio-bestanden gebruiken kanalen om de klank voor de rechter en de linker luidsprekerbox te identificeren. Videobestanden gebruiken een combinatie van de kanalen voor beelden audiobestanden. KByte: Een KByte (kilobyte) komt overeen met 1024 byte. “K” (Kilo) komt in principe overeen met het getal “1024”. Key Color: Een kleur die transparant wordt gemaakt waardoor er een achtegrondbeeld doorheen kan schijnen. Het meest gebruikt voor een overlay van een videosequentie met een andere; daardoor schijnt de er
Bijlage E: Glossarium
229
onder liggende video op alle plaatsen er doorheen, waar de Key Color optreedt. Klembord: Een tijdelijke geheugenfunctie waar alle Windows-programma’s toegang toe hebben om data gedurende het knippen, kopiëren en plakken vast te houden. Bij het opnemen van nieuwe data op het klembord gaan de oude meteen verloren. Kleurdiepte: In zwart/wit gebruik betekent 1- bit kleurdiepte 21=2 kleuren (zwart en wit), 8-bit kleurdiepte staat voor een kleurenpalet van 28=256 kleuren. Bij 24-bit kleurdiepte omvat het kleurenpalet 16.777.216 (=224) kleuren. Kleurmodel: Een model voor de mathematische beschrijving en definitie van kleuren en hun onderlinge relatie. Ieder kleurmodel heeft een bepaald doel. De twee meest gangbare modellen zijn RGB en YUV. Kleurtint: Onderscheiding van de kleuren met de begrippen als rood, geel en oranje. Kleur: Het aantal bits waarmee de kleurinformatie voor iedere pixel wordt beschreven. Kwantisering: Onderdeel van de JPEGbeelddatacompressie. Essentiële beelddelen worden exact, maar voor het menselijk oog minder wezenlijke informatie wordt minder exact weergegeven. LPT: Parallelle interface Luminantie: Helderheid MByte: Eén MByte (Megabyte) is 1024 KByte of ook wel 1024 x 1024 Bytes. M1V: MPEG-bestand dat uitsluitend videodata bevat. MPA, MPG 230
Studio 8
Modulatie: Methode elektrische informatie.
voor
de
overdracht
van
Moederbord: Motherboard Montagelijst: Een lijst met clips en effecten in een bepaalde volgorde, die op de uitvoerband of het AVIbestand wordt opgenomen. Studio maakt het mogelijk een eigen montagelijst samen te stellen en te bewerken. Dit kan door middel van toevoegen, wissen of opnieuw sorteren van clips en effecten op het storyboard- of tijdlijnaanzicht van het filmvenster worden bereikt. Motherboard: Hoofdonderdeel van de computer. Printplaat waarop de belangrijkste componenten van de computer (b.v. de processor) worden gemonteerd en met draad worden verbonden. Motion-JPEG: Van Microsoft voor Video for Windows vastgesteld formaat voor JPEGgecomprimeerde videosequenties. MPA: MPEG-bestand waarin uitsluitend audiodata zijn opgeslagen. M1V, MPG MPEG: Afkorting van Motion Pictures Experts Group. Standaard voor compressie van digitale bewegende beelden. In vergelijking met M-JPEG biedt deze methode een datareductie van tussen de 75 en 80 % zonder dat er sprake is van waarneembaar beeldverlies. MPG: MPEG-bestand waarin zowel video- als audiodata zijn opgeslagen. M1V, MPA MPV: MPEG-bestand dat uitsluitend videodata bevat. MPA, MPG Non-Interlaced: De methode van beeldopbouw: noninterlaced (progressief) betekent de volledige beeldmethode waarbij een beeld compleet, d.w.z.
Bijlage E: Glossarium
231
zonder regelsprongen wordt gemaakt. Bij de noninterlaced methode (computer-monitor) flikkert een beeld duidelijk minder dan bij een interlaced opgebouwd beeld (televisie). NTSC: Afkorting van National Television Standards Committee; eveneens een tv-norm, die in 1953 door een commitee werd vastgelegd op 525 lijnen en 60 halve frames per seconde. De NTSC-norm wordt in Noord- en Midden-Amerika alsmede in enkele andere landen gebruikt. NTSC 4,4:3 kleurdrager.
NTSC
videonorm
met
PAL-
Overzicht: Overzichtopnamen geven de toeschouwer overzicht en tonen de plaats waar het gebeurt. Deze scènes kunnen later ook worden gebruikt voor het inkorten van langere scènes. Wanneer vanuit een detailopname naar een overzicht wordt gemonteerd, ziet de kijker de details niet meer, waardoor gemakkelijk een sprong in de tijd kan worden ingebouwd. Ook een toeschouwer in een dichtbijopname opgenomen, kan kort afleiden van de eigenlijke gebeurtenis. PAL: Afkorting van Phase Alternation Line. In Duitsland ontwikkelde norm voor kleurentelevisie, die werkt met 625 lijnen en 50 halve frames per seconde. De belangrijkste tv-standaard in Europa. Parallele interface: Via de parallelle interface worden data via een 8-bits datakabel overgedragen. Dat betekent dat 8 bit (1 byte) tegelijkertijd kunnen worden getransporteerd. Deze manier van overdracht is duidelijk sneller dan via de seriële interface, maar deze manier van overdracht is wel storinggevoelig over
232
Studio 8
grote afstanden. Parallelle interfaces worden aangeduid met LPT en een cijfer (b.v. LPT1). Parallelle poort: Parallele interface Pixel : Afkorting van picture element (= beeldpunt). Pixels zijn de kleinste elementen, waaruit een beeld op de monitor wordt opgebouwd. QSIF: Quarter Standard Image Format. MPEG Iformaat, dat de resolutie beschrijft die onder PAL 176 x 144 is en onder NTSC 176 x 120. SIF Raster: Het beelschermgebied dat door een elektronenstraal in de vorm van horizontale lijnen van linksboven naar rechtsonder wordt afgetast (gezien vanuit de toeschouwer). Redundantie: Redundante (overbodige) informatie kan bij de beelddatacompressie worden verwijderd en bij de decompressie zonder weglatingen weer worden gereconstrueerd. Resolutie: Het aantal beeldpunten dat horizontaal en verticaal op de monitor kan worden weergegeven. Hoe hoger de resolutie, des te meer details kunnen worden weergegeven. RGB: Afkorting voor Rood, Groen, Blauw, de basiskleuren van de additieve kleurmenging. Duidt op een o.a. in de computertechniek gebruikte methode, beeldinformatie gescheiden naar de drie basiskleuren over te dragen. RLE: Run Length Encoding. Onderdeel van JPEGcompressie. Op elkaar volgende nulwaarden w niet afzonderlijk maar met een teller opgeslagen, die aangeeft hoe vaak er nulwaarden achter elkaar voorkomen. Bijlage E: Glossarium
233
ROM: Afkorting van Read Only Memory. Geheugenchip die na eenmaal geprogrammeerd te zijn, data behoudt zonder stroomvoorziening. EPROM S-video: Met S-video (Y/C)-signalen wordt de informatie over helderheid (Luminantie of “Y”) en de kleur (Chrominantie of “C”) gescheiden via meerdere kabels getransporteerd, waarmee een modulatie en demodulatie van de betreffende video, alsmede een daaruit resulterende slechte beeldkwaliteit kan worden voorkomen. S-VHS: Verbeterde VHS-versie op basis van de Svideonorm alsmede banden met metalen deeltjes met een hogere luminantieresolutie en – in verhouding tot VHS – een verbeterde beeldscherpte. Scène: Eén of meerdere videoclips die wat betreft onderwerp bij elkaar horen. Schalen: Anpassen aan de gewenste beeldgrootte. SCSI: Afkorting van Small Computers System Interface. SCSI wordt vanwege de daarmee gepaard gaande hoge datarate bij krachtige pc’s als interface voor de harde schijf gebruikt. Er kunnnen maximaal acht SCSI-apparaten gelijktijdig op één computer worden aangesloten. SECAM: Afkorting van Sequential Couleur à Mémoire. In Frankrijk en Oost-Europa op basis van het PAL-systeem ontwikkelde norm voor kleurentelevisie met 625 lijnen en 50 halve frames per seconde. Seriële interface: Via de seriële interface worden data via een 1-bits datakabel overgedragen. Dat betekent dat bij een overdracht van 8 Bit (1 Byte) deze 8 bit na elkaar worden getransporteerd. Daardoor is deze soort overdracht duidelijk langzamer dan via de
234
Studio 8
parallelle interface. Parallelle interfaces worden aangeduid met COM en een cijfer (b.v. COM2). SIF: Standard Image Format. MPEG I-formaat dat de resolutie beschrijft die onder PAL 352 x 288 bedraagt en onder NTSC 352 x 240. QSIF Software-CODEC: Compressiemethode voor het maken van gecomprimeerde digitale videosequenties die zonder extra hardware door pc’s kunnen worden afgespeeld. De kwaliteit van deze sequenties is sterk afhankelijk van de prestatie van het gehele systeem. VHS-kwaliteit wordt niet bereikt. Stil-video: Methode voor het maken van stilstaande beelden (resp. “Bevroren frames”) uit videoclips. Timecode: De timecode (tijdcode) identificeert de actuele positie van een frame binnen een videosequentie in relatie tot het startpunt – doorgaans het begin van een clip, waarbij de tijdcode meestal in de vorm [uren: minuten: seconden: frames] wordt getoond (voorbeeld: 01:22:13:21). In tegenstelling tot een klassieke bandteller, die naar nul of ieder ander punt van de band kan worden teruggezet, gaat het bij de tijdcode om een elektronisch en permanent signaal dat op de videoband wordt geschreven. Tussenmontage: Tussenmontages leiden de toeschouwer af van de eigenlijke handeling; er kunnen op deze manier sprongen in de tijd worden ingevoegd, zonder dat de kijker zich hiervan bewust wordt. TV: Afkorting voor televisie. Twaindriver: TWAIN definieert een gestandaardiseerde software-interface voor communictaie tussen grafische- resp. captureprogramma’s en apparaten die beeldinformatie
Bijlage E: Glossarium
235
beschikbaar stellen. Wanneer de Twaindriver is geïnstalleerd, kunnen via de capture-functie van het betreffende programma (b.v. MS Imagine) beelden rechtstreeks vanaf de videobron in het grafische programma worden opgenomen. De Twaindriver ondersteunt alleen 32-bits programma’s en neemt beelden in 24-bit modus op. Tweekanaals-geluid: Gelijktijdige overdracht van twee van elkaar onafhankelijke geluidskanalen met verschillende inhoud, b.v. versie van een film in het Nederlands en in de oorspronkelijke taal. VCR: Afkorting voor Videocassette Recorder. VHS: Afkorting van Video Home System. Onder videorecorders verbreid systeem voor het opnemen en weergeven van beeld en geluid op 1/2" magneetband. Het gebruikte composite-signaal brengt informatie over helderheid en kleur samen in één signaal. S-video Video-8: Videosysteem dat 8 mm band gebruikt. Video 8 recorders produceren een Compositesignaal. Video-Decoder: Zet analoge signalen om in digitale informatie. Video-Encoder: Zet digitale informatie om in analoge signalen. Videoaftastsnel-heid: Frequentie in MHz waarmee het videosignaal wordt afgetast om de beeldpunten weer terug te krijgen. Een hogere video-aftastsnelheid heeft een hogere beeldkwaliteit en een hogere mate aan vervormingsvrijheid tot gevolg. Video CD: Cd-romstandaard gecomprimeerde video’s.
236
Studio 8
met
MPEG-
Video for Windows: Met Video for Windows, een systeemuitbreiding van Microsoft Windows, is het mogelijk geworden digitale videosequenties op te nemen, deze op te slaan en weer af te spelen. Videonorm: NTSC, PAL Wav: Opslagformaat voor audiosignalen, in het algemeen ook voor de data-uitbreiding van audiobestanden (*.wav) Witbalans: In een elektronische camera worden de versterkers van de kleurkanalen rood, groen en blauw zodanig aan elkaar aangepast dat de witte beeldgedeelten van een scène zonder kleurnuance en dus ook alle kleuren binnen de kleurruimte van de kleurentelevisie juist worden weergegeven. Y/C: Aanduiding van een 2-componentensignaal: Y = Helderheidsinformatie, C = Kleureninformatie. YUV: Kleurenmodel, waarin Y de helderheidsinformatie en U en V de kleurinformatie leveren. Zwarte band: Methode van bandvoorbereiding voor insertmontage, waarbij op de hele videoband zwart wordt opgenomen en waarmee een doorlopend stuurspoor wordt aangelegd. Wanneer het opnameapparaat de tijdcode ondersteunt, wordt tegelijkertijd een doorlopende tijdcode opgenomen (ook wel aangeduid als striping).
Bijlage E: Glossarium
237
238
Studio 8
Bijlage F: Licentieovereenkomst Licentieovereenkomst tussen Pinnacle en de eindgebruiker Deze Licentieovereenkomst voor de eindgebruiker (“Licentieovereenkomst”) is een wettelijke overeenkomst tussen u en Pinnacle Systems (“Pinnacle”) aangaande de software en het bijbehorende documentatiemateriaal van de software van Pinnacle (gezamenlijk “Software” genoemd”). LEES DE ONDERSTAANDE LICENTIEOVEREENKOMST AANDACHTIG DOOR. DOOR DEZE SOFTWARE TE GEBRUIKEN, VERKLAART U ZICH AKKOORD MET DEZE LICENTIEOVEREENKOMST. ALS U DEZE LICENTIEOVEREENKOMST NIET AANVAARDT OF DE VOORWAARDEN NIET BEGRIJPT, MAG U DE SOFTWARE NIET INSTALLEREN EN MOET U DIT PRODUCT ZO SNEL MOGELIJK AAN DE WEDERVERKOPER RETOURNEREN. 1. Licentieverlening. Onderhevig aan onderstaande beperkingen verleent deze Licentieovereenkomst u een niet-exclusief, eeuwigdurend recht tot (a) installeren van de Software op slechts één computer; (b) gebruiken of verlenen van toestemming tot gebruiken van de Software op slechts één computer; (c) maken van één kopie van de Software in machinaal leesbaar formaat, uitsluitend voor backupdoeleinden en op voorwaarde dat alle vermeldingen van copyright en andere vormen van eigendom op de kopie vermeld worden; (d) overdragen van de Software en deze Licentie aan een derde partij op voorwaarde dat deze partij zich akkoord verklaart met de voorwaarden van deze Licentieovereenkomst. Als u de Software aan een partij overdraagt, moet u op dat tijdstip tevens alle kopieën aan deze partij overhandigen en eventueel niet-overgedragen kopieën vernietigen. Als u een kopie van de Software aan een derde partij overdraagt, maakt dat uw Licentieovereenkomst automatisch ongeldig. 2. Licentiebeperkingen. U bent niet gerechtigd tot, en mag derden geen toestemming verlenen tot (a) verhuren, leasen, verkopen, uitlenen of op andere wijze overdragen van de Software of uw rechten en plichten volgens deze Licentieovereenkomst; (b) installeren van de Software op een netwerk voor gebruik door meerdere personen, tenzij elke gebruiker een licentie heeft aangeschaft; (c) uitvoeren van reverse engineering, decompilatie of demontage van de Software of hardware, hetzij gedeeltelijk, hetzij in zijn geheel; (d) verwijderen of Bijlage F: Licentieovereenkomst
239
vernietigen van vermeldingen aangaande copyright of andere vormen van eigendom op de Software of software van derden; (e) modificeren of aanpassen van de Software, inpassen van de Software in een ander programma of creëren van van deze Software afgeleide producten; (f) maken van kopieën van de Software of distribueren van de Software voor winstoogmerken of anderszins, tenzij zoals uitdrukkelijk hierboven vermeld; (g) aanbrengen van wijzigingen, modificaties, verbindingen, ontkoppelingen, verbeteringen of aanpassingen in de Software of gebruiken van de Software op andere wijze dan expliciet voorzien in de meegeleverde documentatie en in deze Licentieovereenkomst; (h) verlenen van sublicentie of overdragen of toewijzen van deze Licentie of de rechten en plichten volgens deze Licentieovereenkomst op andere wijze dan expliciet voorzien in deze Licentieovereenkomst. Alle voorgenomen vormen van overdracht of toewijzing zijn ongeldig. 3. Exportbeperkingen. Het exporteren en herexporteren van de softwareproducten van Pinnacle vallen onder de exportbeperkingen van de Verenigde Staten; deze software mag niet geëxporteerd of verder geëxporteerd worden naar landen waarvoor in de Verenigde Staten een handelsembargo geldt. Tevens mag de software van Pinnacle niet overhandigd worden aan personen op de Amerikaanse Table of Denial Orders, de Entity List of de List of Specially Designated Nationals. Door softwareproducten van Pinnacle te downloaden of te gebruiken verklaart u dat u geen inwoner bent van een land waarvoor in de Verenigde Staten een handelsembargo geldt en dat u niet vermeldt staat in de Amerikaanse Table of Denial Orders, de Entity List of de List of Specially Designated Nationals. 4. Eigendom. De volgens deze overeenkomst verleende licentie vormt geen overdracht of verkoop van eigendomsrechten op of voor de Software. Met uitzondering van de hierboven vermelde licentierechten behoudt Pinnacle alle juridische rechten en belangen in en voor de Software, inclusief alle vormen van intellectuele eigendom die hiervoor gelden. De Software valt onder de van toepassing zijnde wetgeving voor intellectuele eigendom, inclusief de copyrightwetgeving van de Verenigde Staten en internationale overeenkomsten. 5. Eigendom van derden. Deze Software kan de eigendom van derden bevatten, waarvoor aan Pinnacle een licentie is verleend; uw gebruik van de Software geschiedt uitdrukkelijk op voorwaarde dat u geen vermeldingen aangaande copyright of andere vormen van eigendom van de software van derden verwijdert. 6. Beveiliging. U verklaart zich ermee akkoord dat Pinnacle en/of haar licentieverleners voorzien in updates voor beveiliging van de 240
Studio 8
Software die automatisch naar uw computer gedownload en daarop geïnstalleerd worden. Deze updates voor beveiliging kunnen de Software (en eventuele andere software op uw computer die specifiek afhankelijk is van de Software) beïnvloeden en onder andere de mogelijkheid tot het kopiëren en/of afspelen van “veilige” content (m.a.w. content die onder beheer van digitale rechten valt) ongedaan maken. In dat geval zullen Pinnacle en/of haar licentieverleners een redelijke poging ondernemen om zo snel mogelijk aankondigingen te doen op de website van Pinnacle over de beveiligingsupdate en instructies aan de eindgebruiker verlenen voor het verkrijgen van nieuwe versies of verdere updates van de Software, die de toegang tot veilige content en aanverwante functies weer herstellen. 7. Geldigheidsduur en beëindiging van de overeenkomst. Deze Licentieovereenkomst wordt van kracht op het tijdstip van installatie van de Software en wordt beëindigd op het moment dat u (a) niet voldoet aan een voorwaarde van deze Licentieovereenkomst; (b) alle kopieën van de Software in uw bezit retourneert, vernietigt of verwijdert of (c) de Software en deze Licentie overdraagt aan een derde partij volgens de voorwaarden in paragraaf 1(d). De rechten van Pinnacle en uw plichten blijven ook na beëindiging van deze Licentieovereenkomst van kracht. 8. Beperkte garantie. Pinnacle garandeert aan de oorspronkelijke licentiehouder dat de Software zoals geleverd gedurende een periode van dertig dagen vanaf de oorspronkelijke aankoopdatum (“Beperkte garantie”) functioneert volgens de meegeleverde documentatie. De aansprakelijkheid van Pinnacle en uw exclusieve verhaal in geval van niet-voldoen aan de bovenstaande Beperkte garantie omvat reparatie of vervanging, naar goeddunken van Pinnacle, van de Software die niet aan de hier vermelde garantie voldoet en aan Pinnacle geretourneerd wordt. Deze beperkte garantie wordt ongeldig als het defect van de Software het resultaat is van ongelukken, onjuist gebruik, misbruik of verkeerde toepassing door u. Voor ter vervanging geleverde Software geldt een garantie voor de resterende periode van de oorspronkelijke garantieperiode of dertig dagen (wat het langste is). 9. GEEN ANDERE GARANTIES. AFGEZIEN VAN HET BOVENSTAANDE WORDT DEZE SOFTWARE “AS IS” GELEVERD. U AANVAARDT ALLE AANSPRAKELIJKHEID VOOR DE KWALITEIT EN PRESTATIES VAN DE SOFTWARE. PINNACLE WIJST IN DE MAXIMALE MATE WAARIN DIT VOLGENS DE GELDENDE WETGEVING IS TOEGESTAAN, ALLE GARANTIES AF, HETZIJ UITDRUKKELIJK, HETZIJ IMPLICIET EN INCLUSIEF, MAAR NIET BEPERKT TOT,
Bijlage F: Licentieovereenkomst
241
IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID, HET NIET MAKEN VAN INBREUK OP RECHTEN, EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. DE LICENTIEVERLENER GARANDEERT NIET DAT DE FUNCTIES IN DE SOFTWARE VOLDOEN AAN UW VEREISTEN, ONONDERBROKEN BESCHIKBAAR ZIJN OF VRIJ ZIJN VAN FOUTEN. 10. AANSPRAKELIJKHEIDSBEPERKING. U VERKLAART ZICH ERMEE AKKOORD DAT PINNACLE ONDER GEEN BEDING AANSPRAKELIJK ZAL WORDEN GEHOUDEN VOOR BIJKOMENDE, SPECIALE, INDIRECTE, INCIDENTELE OF STRAFRECHTELIJKE SCHADE, ZELFS ALS PINNACLE IS GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN DIE SCHADE. DE AANSPRAKELIJKHEID VAN PINNACLE IS ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE GROTER DAN HET TOTALE BEDRAG DAT VOOR DE SOFTWARE BETAALD IS. In sommige rechtsgebieden is beperking of exclusie van incidentele of bijkomende schade onder bepaalde omstandigheden niet toegestaan, zodat de bovenstaande beperkingen in sommige gevallen misschien niet voor u zullen gelden. 11. Algemeen. Deze Licentieovereenkomst valt onder de wetgeving van de staat Californië en onder de federale wetgeving van de Verenigde Staten, zonder rekening te houden met conflicten van juridische principes. De gerechtshoven van staat en federatie in de County of Santa Clara, Californië hebben exclusieve jurisdictie over arbitrage van geschillen die voortvloeien uit deze Licentieovereenkomst en u verklaart zich bij deze akkoord met de persoonlijke jurisdictie van de gerechtshoven van federatie en staat in de County of Santa Clara, Californië. Deze Licentieovereenkomst vormt de gehele overeenkomst tussen u en Pinnacle en heeft voorrang boven alle andere uitspraken in verband met deze Software. Modificaties van of aanvullingen op deze Licentieovereenkomst zijn alleen geldig in schriftelijke vorm en wanneer ondertekend door beide partijen. Ook als een van de voorwaarden in deze Licentieovereenkomst ongeldig of niet uitvoerbaar blijkt, blijft de rest van deze Licentieovereenkomst geldig en van kracht.
242
Studio 8
Bijlage G: Sneltoetsen In deze tabel verwijzen de termen Links, Rechts, Omhoog en Omlaag naar de pijltoetsen of cursortoetsen. Hoofdinterface Studio Spatiebalk
Afspelen en stoppen
J
Snel achteruit (herhaal dit meerdere keren voor nog sneller terugspoelen)
K
Afspelen op normale snelheid
L
Snel vooruit (herhaal dit meerdere keren voor nog sneller vooruitspoelen)
X of Ctrl+Omhoog
1 frame vooruitvooruit
Y of Ctrl+Omlaag
1 frame achteruit
A of I
Inschakelingsmarkering
S of O
Uitschakelingsmarkering
Ctrl+Links
Beginpunt trimmen met -1 frame
Ctrl+Rechts
Beginpunt trimmen met +1 frame
Alt+Links
Eindpunt trimmen met -1 frame
Alt+Rechts
Eindpunt trimmen met +1 frame
Alt+Ctrl+Links
Roleindpunt trimmen met -1 frame (ook trims na fragment)
Alt+Ctrl+Rechts
Roleindpunt trimmen met +1 frame
G
In- en uitschakelingsmarkering wissen
D
Naar inschakelingsmarkering (in trimhulpmiddel)
F
Naar uitschakelingsmarkering (in trimhulpmiddel)
E of Home
Naar begin
R of End
Naar einde
Links
Vorige clip selecteren
Rechts
Volgende clip selecteren
Verwijderen
Geselecteerde clip(s) wissen
Invoegen
Clip splitsen op scrubberpositie
Page Up
Naar de volgende pagina van het storyboard/de tijdlijn
Page Down
Naar de vorige pagina van het storyboard/de tijdlijn
Bijlage G: Sneltoetsen
243
+ op numeriek toetsenbord
Inzoomen op de tijdlijn
- op numeriek toetsenbord
Uitzoomen op de tijdlijn
C
Menuhoofdstuk instellen
V
Menuhoofdstuk wissen
M
Terug naar menu instellen
Ctrl+Page up
Naar vorige menuhoofdstuk
Ctrl+Page down
Naar volgende menuhoofdstuk
Titeleditor
244
Alt+plus
Naar voorgrond
Alt+min
Naar achteren
Ctrl+plus
Een laag naar voren
Ctrl+min
Een laag naar achter
Ctrl+0
Tekstuitlijning uit
Ctrl+1
Tekstuitlijning: linksonder
Ctrl+2
Tekstuitlijning: midden onder
Ctrl+3
Tekstuitlijning: rechtsonder
Ctrl+4
Tekstuitlijning: midden - links
Ctrl+5
Tekstuitlijning: midden - midden
Ctrl+6
Tekstuitlijning: midden - rechts
Ctrl+7
Tekstuitlijning: linksboven
Ctrl+8
Tekstuitlijning: midden boven
Ctrl+9
Tekstuitlijning: rechtsboven
Ctrl+K
Afspatiëren, regelafstand en schuintrekken
Ctrl+M
Verplaatsen, schalen en roteren
Shift+Links
Tekenselectie naar links uitbreiden
Shift+Rechts
Tekenselectie naar rechts uitbreiden
Ctrl+Links
Horizontale schaal van tekstselectie verkleinen (afspatiëren), afhankelijk van huidige bewerkingsmodus (verplaatsen/schalen/roteren of afspatiëren/regelafstand/schuintrekken).
Ctrl+Rechts
Horizontale schaal van tekstselectie vergroten (afspatiëren).
Ctrl+Omlaag
Schaal of regelafstand van tekstselectie verkleinen, afhankelijk van huidige bewerkingsmodus.
Ctrl+Omhoog
Schaal of regelafstand van tekstselectie vergroten.
Shift+Ctrl+Links
Hetzelfde als Ctrl+Links (grof).
Shift+Ctrl+Rechts
Hetzelfde als Ctrl+Rechts (grof).
Studio 8
Shift+Ctrl+Omlaag
Hetzelfde als Ctrl+Omlaag (grof).
Shift+Ctrl+Omhoog
Hetzelfde als Ctrl+Omhoog (grof).
Alt+Links
In tekstselectie: tekens naar links opschuiven. Geen selectie: alle tekst van de cursor tot het einde van de regel naar links opschuiven.
Alt+Rechts
In tekstselectie: tekens naar rechts opschuiven. Geen selectie: alle tekst van de cursor tot het einde van de regel naar rechts opschuiven.
Shift+Alt+Links
Hetzelfde als Alt+Links (grof).
Shift+Alt+Rechts
Hetzelfde als Alt+Rechts (grof).
Bijlage G: Sneltoetsen
245
246
Studio 8
Index Video scenes onderdeel, 59 Video Scenes onderdeel, 7, 45
3-D versneller, 86
A Aanpassen kleur/Visuele effecten gereedschap, 21, 77 Achtergronden In titeleditor, 113
Achtergrondmuziek, 14, 15 CD, 121 SmartSound, 123
Achtergrondmuziek spoor, 120 Achtergrondrendering Van bewegende menupictogrammen, 147
Actuele positie, 15 Afbeeldingsbestanden, 56 Afkortingen, ix Afspatiëren, 107 Afspeel besturing, 8 Standaard, 8
Afspeelsnelheid Veranderen, 79
Album Bekijken, 8, 44 Beschrijving, 43 Bronmappen, 44 Disc menu’s onderdeel, 57 Geluidseffecten onderdeel, 56 Interface kenmerken, 45 Klembord opdrachten, 59 Menu gebruik, 46 Onderdelen, 43 Overgangen onderdeel, 54, 81 Overzicht, 6 Sectie Schijfmenu’s, 139 Selecteren video scenes, 49 Sleep en klik bewerken, 59 Stilstaande beelden onderdeel, 56 Stilstaande beelden onderdelen, 91 Titels onderdeel, 55
Index
Album menu Combineer Scenes, 50 Instellen Miniatuur, 47 Scene herkennings commando’s, 52 Zoek Scene in Project, 45, 61
Alle kleuren (kleur modus), 77 Alpha Magic overgangen, 83 Analoge audio/video kabels, 152 Analoge opnames, 39 Analoog Instellingen voor opnamekwaliteit, 39 Niveaus tijdens opname, 40 Uitvoeren naar, 153
Apparaten Opnemen, 28
Apparatuur Opnemen, 168
Associatieve montage, 217 Audio Aanpassen volume op Tijdlijn, 132 Achtergrondmuziek, 120 Fades, 134 Gebruik in Studio, 120 Gebruik zonder video, 60 Geluidseffecten, 120 Invoegen bewerken, 73 Overgangen, 86 Sporen op de Tijdlijn, 120 Synchronisatie met video, 70 Uitzetten, 134 Voice-overs, 120 Volume and mixen, 131 Volume en mixen, 133
Audio bestanden, 56 Audio CD gereedschap, 24 Audio clips, 14 Interface details, 131 Trimmen, 128
Audio gereedschapskist, 22 247
Audio niveau Wijzigen tijdens opname, 4
Audio spoor Gelinkt met Video spoor, 71
Audio sporen, 121 Audiocompressie, 184 Audioniveaus In analoge opnames, 41 In DV-opname, 38
Automatische achtergrondmuziek gereedschap, 24 Automatische scèneherkenning, 30, 31, 170 Automatische terugloop, 110 AVI AVI versus MPEG, 155 Opslaan film als, 155
AVI bestanden, 57, 151 AVI-bestand maken, instellingen, 183 AVI-bestand met audio, 156
B Background rendering Activeren en deactiveren, 85 Van Hollywood FX, 85
Batch Capture, 222 Beeld opnemen Bronnen, 27
Beeldinstellingen, 184 Beeldscherm transport besturing, 4 Beeldsprongen, 216 Bekijken, 8 Hollywood FX, 86 Menu’s, 8 Overgangen, 55, 85
Bekijken Venster, 9 Bekijken video scenes, 47 Beperkingen in bestandsgrootte, 30 Bestand typen RealVideo, 151 WMV, 151
Bestands typen AVI, 151
248
Studio 8
MPEG, 151 MPG, 151
Bestandsnaamconventie, 35 Bestandstypes Afbeelding, 56 Audio, 56 AVI, 57 MP3, 57 WAV, 56
Bewerk Video clips, 59
Bewerken Instellingen, 176 Invoegen, 71 Omschrijving, 1 Schijfmenu’s, 142 Splits, 73 Stilstaande beelden, 94
Bewerken menu knop, 20 Bewerken modus Introductie, 6 Weergave, 6
Bewerkingslijn, 15 Clips ingevoegd op, 60
Blokkeer sporen, 14 Blokkeren Tijdlijn sporen, 70 Bridging the Gaps, 215 Bronmappen voor Album, 44 Browser letterstijlen, 111
C Camcorder besturing, 4 Captions voor video scenes, 52 Capture File-naming convention, 30
Catalogus videofragmenten:, 137 Causale montage, 218 CD audio clips Eigenschappen van, 130
CD audio gereedschap, 121 CD Audio gereedschap, 24 CD- en stemopname-instellingen, 180 CD-ROM, 224 Cd-romstation, 199
Chrominance, 77 Clip eigenschappen gereedschap, 19, 22 Besturing voor video clips, 67 Controls voor overgangen, 88 Controls voor stilstaande beelden, 95 Trimmen met, 66, 88 Voor audio clips, 128
Clip plaatsing informatie, 16 Clips Audio, 14 Combineren, 69 Splitsen, 13 Trimmen op de Tijdlijn, 62 Trimmen tips, 65 Verwijderen, 13 Video, 14 Wijzig naam, 66
Coderen van opnamebestanden, 33, 36 Codering van opnamebestanden, 37 Combineer clips, 69 Combineer Clips menu commando, 69 Combineer Scenes menu commando, 50 Combineren scenes, 50 Commentaar voor video scenes, 52 Commentsar, 219 Complete Actions, 214 Compressie, 183, 184 Computer, minimumeisen, vii Configuratie. Zie Opties Contrast, 78 Contrast montage, 218 Conventies, ix Cross fade In audio, 86
Cross fade (overgang), 83 Cuts Associative, 217 Contrast, 218 Tempo of, 215
D Data rate. Zie Gegevenssnelheid datacode, 170
Index
Datentransferrate, 207 DC10plus Opnemen van, 39
Detailopnamen, 213 Dialoogvensters Band maken, 167 Hoofdmenubalk, 167 Opties, 167
Diapresentatie, 138 Diashow, 87, 93 Dichtbijopnamen, 213 Digital8 Geen tijdcode op analoge banden, 35
Digitale films Maken, 26
Directe diapresentatie, 138 Disc Opslaan naar, 163
Disc images, 26 Disc menu’s Onderdeel (van Album), 57
Disc navigation controls, 8 Discs Maken, 26
Diskometer, 4 Dissolve (overgang), 84 Draaiing, 216 DV, ix Benodigde schijfruimte, 36 Berekening opslagcapaciteit, 37 Codeersnelheid, 36 Opnemen, 38 Tijdcode, 34 Uitvoeren naar, 152
DVD Menu’s, 57 MPEG-codering, 36 Uitvoer naar, 163 Voorvertoning, 141
DVD disc images, 26 DVD playback controls, 8 DVD-knoppen, 141 DVDs Maken, 26
DV-opnames, 32 249
E Easy FX overgangen editor, 85 Editing, 213 Editor Menu- en titeleditor, 99
Effecten Stroboscoop, 80 Voor video clips, 76
Enkele tint (kleur modus), 77
F Fade (overgang), 83 Fades Volume, 134
File-naming convention, 30 Film Bekijken, 8
Film laten zien via Internet, 161 Filmvenster, 12 Interface kenmerken, 60 Klembord opdrachten, 59 Klik en sleep bewerken, 59 Plaatsen, 15 Trimmen op de Tijdlijn, 62 Zoek Scene in Album, 46, 61
Filter Stroboscoop, 80
Fragmentkenmerken, hulpmiddel Voor schijfmenu’s, 144
Frame grabber, 95 Frame grabber gereedschap Uitleg, 96
Frame-grabber gereedschap, 21, 92
G Gegevenssnelheid Instellingen, 171
Geluidseffecten, 14, 43 Eigenschappen van, 129 Onderdeel (van Album), 56
Geluidseffecten spoor, 120 Gereedschap 250
Studio 8
Aanpassen kleur/Visuele effecten, 21 Aanpassen kleur/Visuele effecten, 77 Audio CD, 24 Automatische achtergrondmuziek, 24 CD audio, 121 CD Audio, 24 Clip eigenschappen, 19, 22, 66, 128 Grab frames, 21 SmartSound, 123 Titels en graphics, 20 Variereer afspeelsnelheid, 22 Verander afspeelsnelheid, 79 Volume, 131, 133 Wijzig volume, 23
Gereedschapskist Audio, 22 Video, 19
Grab frames gereedschap, 21 Uitleg, 96
Grabbing video frames, 95 Groepen Tijdelijke, 109
H Hardware Opnemen, 27
Help knop, 1 Herkennen video scenes, 51 Herstel, 51 Herstel, 50 Herstel knop, 1 Hollywood FX Background rendering, 85 Bekijken, 86 Bewerken, 85, 89 En 3-D versneller, 86
Hollywood FX overgangen, 83 Hoofdgeluid, 14 Hoofdstuk instellen, 144 Hoofdstuk, opdracht, 140, 144 Hoofdstukken Op menuspoor, 143
Hoofdstukkoppelingen. Zie Koppelingen Huidige positie, 15
Hulpmiddelen Fragmenteigenschappen, 144 Schijfmenu, 149
K Klembord Met Album en Filmvenster, 59
I IEEE 1394 kabel, 152 images., 211 Installatie opties, 2 Installatieopties, 167 Installatieopties, 167 Instellen Miniatuur menu commando, 47 Instellingen. Zie Opties Audiocompressie, 184 AVI-bestand maken, 183 Band maken, 167 beeldcompressie, 183 Beelden/seconde, 184 Bewerken, 176 CD- en stemopname, 180 Gegevenssnelheid, 171 MPEG-bestand maken, 185 MPEG-opname, 176 Opnameapparatuur, 168 Opnamebron, 168 RealVideo, 187 Scèneherkenning, 170 Schijf maken, 192 Videoformaat, 172 Windows Media-bestand maken, 191
Intelligent Rendering, 152, 155 Internet, 161 Delen van films op, 151 Film laten zien via, 161
Invoegen bewerken, 71 Audio, 73 Introductie, 72 Methode, 72
J J-cut Definitie, 73 Uitleg, 75
Kleur modus, 77 Kleurverloop, 112 Klik en sleep Van Album, 81
Knip clips naar klembord, 59 Knippen (overgang), 83 Knoppen. Zie ook Schijfmenu’s Bewerken menu, 20 DVD, 141 DVD toggle, 8 Gereedschap, 18 Herstel, Opnieuw en Help, 1 Hoofdstukken sorteren, 146 Markeren, 117 Playback, 9 Scheermes, 69 Splits clip, 69, 72 Splits Clip, 13 Spoor blokkeren, 70 Start Opname/Stop Opname, 4 Verwijder Clip, 13
Knoptypen, 116 Kopieer clips naar klembord, 59 Koppelingen Aanpassen, 144 Automatisch maken, 140 Bewerken, 144 In hulpmiddel schijfmenu-eigenschappen, 148 In schijfmenu’s, 135 Instellen met ‘slepen en neerzetten’, 149 Maken, 144 Nummers weergeven tijdens bewerken, 146 Terug naar menu, 144 Verplaatsen, 144 Verwijderen, 144
Kwaliteitsinstellingen, 39 Kwantisering, 232
Jog buttons, 10
Index
251
L L-cut
In Album, 47
Definitie, 73 Uitleg, 73
Mixen van audio, 131, 133 Modus
Lettertypen, 111 Luminance, 77
Bewerken, 6 Introductie, 1 Opname, 2
M Maak film Omschrijving, 1
Maken Schijven, 137
Maken digitale films, 26 Maken discs, 26 Maken van schijven, 135 Mappen Stilstaande beelden, 56 Titels, 55
Markeren Van menuknoppen, 117
Media Speler, 159, 160 Meervoudige opname bestanden Gebruiken, 61
Meervoudige selectie InTiteleditor, 109
Menu- en titeleditor, 99 Menu spoor, 71 Menu’s Bewerken, 99 Maken, 99
Menu’s versus. titels, 138 Menuknoppen Markeren, 117
Menukoppelingen. Zie Koppelingen Menuopdrachten, x Menuspoor, 143 Bewerken, 144 Vlaggen, 143
Microfoon Aansluiten, 127
MicroMV Opnemen, 32, 38
252
Studio 8
Mijn film delen, 162 Miniatuur frames
Modus knoppen, 1 Moederbord, 198 Moeilijkere bewerkingen, 70 Montage naar vorm, 218 Mozaiek (visueel effect), 78 MP3 bestanden, 57 MPEG AVI versus MPEG, 155 Benodigde schrijfruimte, 36 Coderen van DV-opnames, 36 Codering van DV-opnames, 33 Coderingsmethode, 38 Kwaliteitsinstellingen, 37 MPEG-1 vs. MPEG-2, 186 Opnamen van DV, 37 Opslaan film als, 158 Voor DVD enz., 36, 37
MPEG bestanden, 151 MPEG-bestand maken, instellingen, 185 MPEG-codeersnelheid, 36 MPEG-opname-instellingen, 176 Muziek spoor, 120 Muziekstuk, 219 MyStudioOnline Web pagina, 162
N Naamgevingsconventie, 35 Namen In Storyboard weergave, 66 In Tekst weergave, 66 Van clips - wijzigen, 66
Namen voor video scenes, 52 Naming convention, 30
Niveaus Audio- en videoniveau in DV-opname, 38 Audio- en videoniveaus in analoge opnames, 40
Non-Interlaced, 232 NTSC, 169, 177
O Objecten In titeleditor, 102
Oorspronkelijke audio Eigenschappen, 129
Oorspronkelijke geluid, 219 Openen van een opgenomen video bestand, 46 Opgenomen video bestand Openen, 46
Opname Analoog versus. digitaal, 4 Bestandsmap, 4 Naar meerdere bestanden, 61 Wijzig bestandsmap, 4
Opname en montage Nuttige aanwijzingen, 213
Opname instellingen, 4 Opname kwaliteit van voice-overs, 127 Opname modus Introductie, 2 Weergave, 2
Opname modus weergave Analoge bron, 3 DV of MicroMV bron, 3
Opname video frames, 95 Opnemen, 27, 32 Analoge kwaliteitsinstellingen, 39 Apparaten, 168 apparaten selecteren, 28 Audio- en videoniveau, 40 Benodigde schijfruimte, 36 Bestandsnaamconventie, 35 Coderen, 33 Hardware, 27 Instellingen Bron, 168 Instellingen videoformaat, 172
Index
MPEG-instellingen, 176 Omschrijving, 1 Preview-kwaliteit, 33 Scèneherkenning, 31 Schijfsnelheid, 37 Stap voor stap, 28 Van analoge bronnen, 39 Van DV, 32, 36, 38 Van MicroMV, 32, 38 Volldige kwaliteit, 36 Volledige kwaliteit, 33, 37
Opnemen in preview-kwaliteit, 33 Opnemen in volledige kwaliteit, 33, 36, 37 Opnieuw knop, 1 Opslaan als AVI bestand, 155 Opslaan als MPEG bestand, 158 Opslaan op disc, 163 Opsplitsen scenes, 50 Opties, 167 Hoofdmenubalk, 167 Installatie, 2 Rangschikking van, 167
Origineel audio Synchronisatie met video, 70
Overgang Bekijken, 55 Fade, 83
Overgangen, 215 Alpha Magic, 83 Bekijken, 85, 89 Criteria voor keuze, 83 Cross fade, 83 Dissolve, 84 Effect op tijdsduur clip, 82 Groepen, 54 Hollywood FX, 83 In audio, 86 Instellen van tijdsduur, 88 Knippen, 83 Looping in preview, 89 Naam geven, 88 Onderdeel (van Album), 54 Op Video versus Overlay spoor, 81 Rimpelingen, 138 Ripple overgangen, 87, 93
253
Soorten, 83 Standaard, 83 Trimmen, 88 Uitleg, 81 Voeg toe aan film, 81 Weergave type, 54 Wipe, slide, push, 84
Overlay, 208 Overlay beelden Controleren van transparantie in, 93
Overzicht-opnamene, 213
P PAL, 169, 177 Passend maken, 110 PCTV Opnemen van, 39
Productnamen, ix Project. Zie Film Prullenbak knop, 13 Push (overgang), 84
R RealNetworks® RealPlayer®, 160 RealVideo bestanden, 151 RealVideo, instellingen, 187 Recording, 206 Regelafstand wijzigen, 107 Relief (visueel effect), 78 Rimpelingen, 138 Ripple overgangen, 87, 93 Ritme in de montage, 215 Rules of Thumb for Video Editing, 216
Perspectives
S
Varying, 213
Pictogram Instellen in schijfmenu’s, 148
Pictogrammen Verplaatsen, in knoppen schijfmenu, 147
Pinnacle DC10plus, 39 Linx USB-video-opnamekabel, 39 PCTV, 39 Studio AV, 39 Studio Deluxe AVDV, 39
Pixel, 233 Plak clips vanuit klembord, 59 Playback controls DVD, 8, 11 Ga naar begin, 10 Jog buttons, 10 Snel achteruit, 9 Snel vooruit, 9 Standaard, 9
Posterize (visueel effect), 78 Preview kwaliteit, 152 Aangetekend in Filmvenster, 60 Album iconen, 45
Preview venster, 8, 65 Preview-kwaliteit, opname, 33
254
Studio 8
Scene herkenning Menu commando’s, 52
Scèneherkenning, 31 Instellingen, 170
Scenes Splitsen, 13
scènes, 171 Scènes. Zie Videoscènes Schaal aanpassen, 110 Scheermes knop, 13, 69 Schermvullende afbeeldingen Uitleg, 92
Schijf maken, instellingen, 192 Schijf ruimte, 4 Schijfmenu Uitleg, 135
Schijfmenu, hulpmiddel, 149 Schijfmenu’s Automatisch koppelingen maken, 140 Beperkingen VCD en S-VCD, 139 Bewwerken op de tijdlijn, 142 Bijgeleverde, 139 Hoofdstukken sorteren, 146 Knoponderschriften, 139
Koppelingen bewerken, 144 Koppelingsnummers tijdens bewerken, 146 Lay-out voorbeeldfilmpje, 136 Lus tijdens het afspelen, 136 Menu’s versus titels, 138 Naam en duur, 145 Op bewegend beeld, 138 Op de tijdlijn zetten, 140 Pictogram instellen, 148 Pictogrammen verplaatsen, optie, 147 Sectie (van Album), 139
Schijfruimte Voor DV-opname, 37
Schijfsnelheid Voor beeldopnames, 37
Schijven MPEG-codering, 36 Voorvertoning, 141
Schijven maken, 135, 137 Schuifregelaar, 10 Schuifregelaars, 15 SCSI, viii Sectie Achtergronden In titeleditor-album, 113
Sepia (kleur modus), 77 Shooting Plan, 212 Skalierung, 234 Sleep en klik Vanuit Album, 59
Slepen en neerzetten Menukoppelingen instellen, 149
Slide (overgang), 84 SmartCapture, 33, 201 Tijdcode, 34 Van Digital8, 35
SmartSound, 120 Tijdsduur van clips, 128
SmartSound clips Eigenschappen van, 130
SmartSound gereedschap, 24, 123 Snelheid Van afspelen video clip, 79
Speler Bekijken overgangen, 55, 85 Introductie, 8
Index
Schuifregelaar, 10 Tijdsduur Tijdlijn trimmen, 62
Splits bewerken Introductie, 73
Splits clip knop, 13, 69 In invoegen bewerken, 72
Splits Clip menu commando, 69 Splitsen clips, 13 Herstellen van, 69
Splitsen scenes, 13 Spoor blokkeren knoppen, 70 Sporen Achtergrondmuziek, 120 Audio, 120, 121 Blokkeren, 14 Geluidseffecten en voice-over, 120 Menu, 71, 143 Uitzetten, 134 Video, 14, 70 Video gelinkt met Audio, 71
Standaard afspeel besturing, 8 Standaard overgangen, 83 Start Opname/Stop Opname knop, 4 Stemopnames, viii Still-Video, 235 Stilstaande beelden Beeldvullend, 92 Bewerken, 94 Maken, 92 Map, 56 Onderdeel (van Album), 56 Transparantie in, 93 Trimmen, 94, 95
Stilstaandee beelden Beeldvullend versus overlay, 91
Storyboard weergave, 13 Striping (tijdcode), 34 Stroboscopisch filter, 80 Studio AV Opnemen van, 39
Studio Deluxe AVDV Opnemen van, 39
Studio interface, 1 S-VCD Menu’s, 57
255
MPEG-codering, 36 Uitvoer naar, 163
Synchronization Overschrijven, 70
Systeemvereisten, vii
T Taakbalk, 200 Tekst weergave, 66 Tekstobjecten, 104 Teller, 11 Terug naar menu instellen, 144 Terug naar menu, koppeling, 144 Tijdcode Continu, 34 Niet op analoge banden, 35 Striping, 34
Tijdelijke groepen, 109 Tijdlijn, 14 Aanpassen volume op, 132 Audio sporen, 120 Schijfmenu’s bewerken op, 142 Schijfmenu’s neerzetten op, 140 Trimmen clips op, 62
Tijdlijn weergave Blokkeer sporen, 70 Invoegen bewerken, 71 Moeilijkere bewerkingen in, 70 Splitsen clips in, 69
Tijdsduur teller, 95, 128 Timceode-Striping, 195 Tint, 78 Tips, 195 Titel Nuttige aanwijzingen, 220
sectie Afbeeldingen, 114
Titeleditor-knoppen Klembord en verwijderknoppen, 109 Objectknoppen, 102 Selectieknop, 102
Titeleditor-objecten, 102 tekst, 104
Titelkleur, 220 Titels Bewerken, 99 Maken, 99 Map, 55 Onderdeel (van Album), 55
Titels en graphics gereedschap, 20 Title Deko, 99 Toetsaanduidingen, x Transitions, 214 Transparantie In overlay beelden, 93
Transport besturing Beeldscherm, 4
Trimmen Audio clips, 128 Herstellen, 68 Introductie, 59 Op de Tijdlijn, 62 Overgangen, 88 Stilstaande beelden, 94, 95 Tips, 65 Video clips, 61
Trimming Beschreven, 61
Trimregelaar, 16 Troubleshooting, 203 Trucs, 195 Tussenmontages, 214
Titel invoegen
U
nuttige aanwijzingen, 220
Titel overlay spoor En stilstaande beelden, 91
Titeleditor, 99 Meervoudige selectie in, 109
Titeleditor-album Browser voor letterstijlen, 111 sectie Achtergronden, 113
256
Studio 8
UDMA, viii Uitvoer Naar AVI bestand, 155 Naar Internet, 161 Naar isc, 163 Naar MPEG bestand, 158
Naar videoband, 153
Uitvoeren naar een camera/video recorder, 152 Uitzetten van audio sporen, 134 USB-videocamera Opnemen van, 39
Zoeken in Album, 61
Video Editing, 211 Video effecten, 76 Video gereedschapskist, 19 Video niveau Wijzigen tijdens opname, 4
Video opnemen, 27
V Varieer afspeelsnelheid gereedschap, 22 Vaste schijf Snelheid voor beeldopnames, 37
VCD Menu’s, 57 MPEG-codering, 36 Uitvoer naar, 163
VCDs Maken, 26
Verander afspeelsnelheid gereedschap, 79 Vereisten, systeem, vii Vervagen (visueel effect), 78 Verwijder clip knop, 13 Verwijderen clips, 13 Verwijderen scenes, 13 VHS, x Video Opties, 40
Video Capturing, 211 Video clip Eigenschappen gereedschap, 67
Video clips, 14 Bewerken, 59 Combineren, 69 Gebruik alleen audio, 60 Herstellen trim, 68 Inkorten via overgang, 82 Interface kenmerken, 60 Preview-kwaliteit, 60 Synchronisatie met audio, 70 Toepassen effecten op, 76 Trimmen, 61 Trimmen op de Tijdlijn, 62 Trimmen tips, 65 Veranderen afspeelsnelheid, 79 Wijzig naam, 66
Index
Stap voor stap, 28
Video scenes, 43 Bekijken, 47 Combineren en opsplitsen, 49 Commentaar, 52 Herkennen, 51 In gebruik indicator, 60 In-gebruik indicator, 45 Interface kenmerken, 45 Miniatuur frames, 47 Onderdeel (van Album), 7, 45 Preview kwaliteit, 45 Selecteren, 49 Toevoegen aan film, 59 Volgorde, 45 Weergave lengte, 48 Zoeken in Album, 45, 61
Video Scenes onderdeel Weergaven, 52
Video spoor, 14, 60, 70 Gelinkt met Audio spoor, 71
Videoapparaat kiezen, 28 Videoband Uitvoer naar, 153
Videoclips melding, 16
Videofragmentencatalogus, 137 Videoftastsnelheid, 236 Videoniveaus In analoge opnames, 40 In DV-opname, 38
Videoscènes Preview-kwaliteit, 34
Video-sharing account, 162 Visual disjunctions, 216 Vlaggen Plaatsen op menuspoor, 144
Vlaggen op menuspoor, 143
257
Voice-over, 14 Voice-over spoor, 120 Voice-overs, 14 Eigenschappen van, 129 Opname kwaliteit opties, 127 Volume, 126
Volume Aanpassen op Tijdlijn, 132 Fades, 134 Mixen, 131, 133
Volume gereedschap, 131, 133 Volume niveaus Voice-overs, 126
Voorvertoning
W WAV bestanden, 56 Weergave
Studio 8
Millennium, 30 Windows 98, 30
Windows Media bestanden, 151 Windows Media Speler, 159, 160 Windows Media-bestand maken, 191 Wipe (overgang), 84
Z
Schijven, 141
Vuistregels bij videomontage, 216
258
Storyboard, 13
Wijzig Clip Eigenschappen Gereedschap, 95, 128 Wijzig volume gereedschap, 23 Wijzigen audio en video niveau, 4 Windows
Zoek Scene in Album menu commando, 46, 61 Zoek Scene in Project menu commando, 45, 61 Zwart-Wit (kleur modus), 77