Gebruikershandboek
MobileNavigator | 5
Versie april 2005
Impressum NAVIGON GmbH Berliner Platz 11 D-97080 Würzburg Hotline: 0043 820 88 88 10 (€ 0,06 - 0,27 per minuut, afhankelijk van het land van waar uit wordt getelefoneerd. De kosten gelden voor oproepen vanaf een vast toestel van het nationale telefoonnet.) De aanwijzingen en gegevens in deze documentatie kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden veranderd. Zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van NAVIGON GmbH mag geen deel van deze documentatie voor enigerlei doelstelling worden verveelvoudigd of overgedragen, ongeacht op welke manier of met welke middelen, elektronisch of mechanisch, dit gebeurt. Alle technische gegevens, tekeningen enz. vallen onder de wetgeving inzake de bescherming van de auteursrechten. © Copyright 2005, NAVIGON GmbH Alle rechten voorbehouden.
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Inhoudsopgave 1
2
3
4
5
Inleiding ..................................................................... 5 1.1
Toegangshulp en conventies.............................................. 6
1.2
Garantie ......................................................................... 7
1.3
Support .......................................................................... 7
1.4
Handelsmerken ............................................................... 7
Voordat u begint ......................................................... 9 2.1
Software installeren ....................................................... 10 2.1.1 Inhoud van de geheugenkaart weer herstellen......... 10
2.2
Hardware installeren ...................................................... 10 2.2.1 Pocket PC bevestigen en aansluiten........................ 11 2.2.2 GPS ontvanger bevestigen en aansluiten................. 12 2.2.3 Bluetooth-module................................................ 12 2.2.4 TMC-module ....................................................... 12 2.2.5 GPS-ontvanger en TMC-module initialiseren ............ 13
2.3
Werking van uw navigatiesysteem.................................... 15
2.4
Belangrijke veiligheidsinstructies...................................... 17 2.4.1 Veiligheidsinstructies voor de navigatie................... 17 2.4.2 Veiligheidsinstructies voor de GPS-ontvanger .......... 17 2.4.3 Veiligheidsinstructies voor de ingebruikneming in de auto .............................................................. 18
Bediening van de navigatiesoftware ......................... 19 3.1
Hardwaretoetsen ........................................................... 20
3.2
Software-Toetsenbord .................................................... 20 3.2.1 Invoeren met het typemachinetoetsenbord ............. 20 3.2.2 Invoeren met het gewone toetsenbord ................... 21 3.2.3 Invoeren met het toetsenbord van de mobiele telefoon ............................................................. 23
3.3
Functieknoppen ............................................................. 24 3.3.1 Keuzevakjes ....................................................... 27
3.4
Lijsten.......................................................................... 28
Gebruikersmodi......................................................... 33 4.1
Twee gebruikersmodi ..................................................... 34
4.2
Gebruikersmodus wisselen .............................................. 34
4.3
Standaardmodus ........................................................... 36
4.4
Uitgebreide modus ......................................................... 36
Navigatie................................................................... 37 5.1
Algemene aanwijzingen voor de navigatie ......................... 38
5.2
MobileNavigator starten .................................................. 38 5.2.1 Uitgebreide modus .............................................. 39 5.2.2 Standaardmodus ................................................. 41
5.3
Bestemming opgeven ..................................................... 43
Gebruikershandboek
Inhoudsopgave i
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6 5.3.7 5.3.8
6
7
8
Adres van de bestemming invoeren ....................... 43 Bijzondere bestemmingen selecteren ..................... 46 Contacten gebruiken ............................................ 55 Bestemmingen uit de kaart overnemen .................. 58 Bestemming uit de favorieten overnemen ............... 61 Laatst opgegeven bestemmingen overnemen .......... 63 Thuisadres gebruiken ........................................... 64 Spraakbesturing.................................................. 65
5.4
Bestemmingen beheren .................................................. 65 5.4.1 Bestemming opslaan............................................ 66 5.4.2 Taalcommando opslaan ........................................ 67 5.4.3 Bestemming herbenoemen ................................... 68 5.4.4 Bestemming wissen ............................................. 69
5.5
Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)....................................................................... 69 5.5.1 Routepunten invoeren .......................................... 70 5.5.2 Routes bewerken, opslaan en beheren.................... 72 5.5.3 Route berekenen ................................................. 77 5.5.4 Route op de kaart weergeven................................ 79 5.5.5 Route simuleren .................................................. 80
5.6
Navigatie starten ........................................................... 81
Werken met de kaart ................................................ 85 6.1
Kaart selecteren ............................................................ 86
6.2
Kaartbediening .............................................................. 88
6.3
Kaartweergave tijdens een navigatie ................................ 94
6.4
Extra kaartinformatie weergeven ..................................... 96
Nuttige functies tijdens de navigatie ...................... 101 7.1
Tussenbestemming invoegen......................................... 102
7.2
Volgende bestemming .................................................. 103
7.3
Deeltrajecten blokkeren ................................................ 103
7.4
TMC-functionaliteit gebruiken ........................................ 104
7.5
Logboek bijhouden....................................................... 107
MobileNavigator configureren ................................. 111 8.1
ii Inhoudsopgave
Instellingen................................................................. 8.1.1 Gebruikersmodus .............................................. 8.1.2 Kaartinformatie ................................................. 8.1.3 Route-informatie ............................................... 8.1.4 Richting informatie ............................................ 8.1.5 Snelheidsinfo .................................................... 8.1.6 Volume ............................................................ 8.1.7 Weergave......................................................... 8.1.8 Automodus....................................................... 8.1.9 Routeopties ...................................................... 8.1.10 Logboek ........................................................... 8.1.11 Toetsentoewijzing.............................................. 8.1.12 Routeplanning................................................... 8.1.13 Formaat ........................................................... 8.1.14 GPS................................................................. 8.1.15 TMC ................................................................ 8.1.16 Thuisadres .......................................................
112 113 113 114 114 115 115 116 117 117 118 118 119 119 119 120 120
Gebruikershandboek
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8.1.17 Radio-mute ...................................................... 120 8.1.18 Productinformatie .............................................. 120
9
Bijlage..................................................................... 121 9.1
Bijlage A: GPS-ontvanger uitbreiden............................... 122 9.1.1 TMC-module inzetten ......................................... 122 9.1.2 Bluetooth-module inzetten.................................. 123
9.2
Bijlage B: Probleemoplossingen ..................................... 125 9.2.1 Performance ..................................................... 125 9.2.2 GPS-ontvanger ................................................. 125
10 Verklarende woordenlijst........................................ 127 11 Trefwoordenregister ............................................... 129
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
1
Inleiding
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende thema’s: 1.1 Toegangshulp en conventies
pagina 6
1.2 Garantie
pagina 7
1.3 Support
pagina 7
1.4 Handelsmerken
pagina 7
Gebruikershandboek
Inhoudsopgave 5
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
1.1
Toegangshulp en conventies
Informatie snel vinden
Het handboek biedt u de volgende toegangshulpmiddelen: Ù Aan de voetregel in het handboek kunt u zien in welk hoofdstuk en welke paragraaf u zich op dat ogenblik bevindt. Ù Aan het einde van het handboek vindt u een Verklarende woordenlijst, waarin u een verklaring van de gebruikte vaktermen kunt opzoeken. Ù Eveneens aan het einde van het handboek vindt u een trefwoordenregister met paginavermeldingen, om doelgericht naar informatie in het handboek te zoeken.
Conventies
In deze handleiding worden meerdere schrijfwijzen en grafische symbolen gebruikt, om belangrijke tekst te accentueren en om u de omgang met de handleiding te vergemakkelijken. Stijl vet
Knoppen, velden en interface-elementen van de software. Benadrukken van waarschuwingen en aanwijzingen.
vet en cursief
Juridisch beschermde eigennaam.
KLEINE
Venster- en dialoognamen.
HOOFDLETTERS
Cursief en onderstreept
Omschrijving van de gebruikermodus, die op het betreffende hoofdstuk van toepassing is. Hoofdstukken, die niet uw actuele gebruikermodus betreffen, hoeft u niet te lezen.
Symbool
Gebruik Dit symbool geeft u aanwijzingen en tips die het u makkelijker maken om met de MobileNavigator te werken. Dit symbool verwijst naar plaatsen in het handboek waar u bijkomende informatie vindt. Dit symbool waarschuwt u voor gevaren die kunnen leiden tot lichamelijke letsels of materiële schade.
-6-
Toegangshulp en conventies
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
1.2
Garantie
Beperking van de garantie
Wij behouden ons het recht voor op inhoudelijke wijzigingen van de documentatie en van de sofware zonder voorafgaande aankondiging. NAVIGON GmbH aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de correctheid van de inhoud of voor beschadigingen die voortkomen uit het gebruik van het handboek. Wij zijn steeds dankbaar voor verwijzingen naar fouten of voor verbeteringssuggesties, om u in de toekomst nog beter presterende producten te kunnen aanbieden.
1.3
Support
U hebt hulp nodig?
Onze servicemedewerkers zijn telefonisch bereikbaar van maandag tot vrijdag van 9:00 tot 18:00 uur. U bereikt onze hotline op het volgende nummer Klantenhotline 0042 820 88 88 10 (€ 0,06 - 0,27 per minuut, afhankelijk van het land van waar uit wordt getelefoneerd. De kosten gelden voor oproepen vanaf een vast toestel van het nationale telefoonnet.) Fax-Hotline + 49 180 5 62 84 444 (kosten afhankelijk van de lokale telefoonmaatschappij) Meer informatie vindt u ook op de internetpagina's van NAVIGON GmbH www.navigon.com onder "Support".
1.4
Handelsmerken
Beschermde handelsmerken
Alle in het handboek vermelde en eventueel door derden beschermde handelsmerken zijn onbeperkt onderworpen aan de bepalingen van het respectievelijk geldende merkenrecht en de eigendomsrechten van de respectievelijk geregistreerde eigenaars. Alle hier beschreven handelsmerken, handelsnamen of firmanamen zijn of kunnen handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectievelijke eigenaars zijn. Alle rechten die hier niet uitdrukkelijk worden toegekend zijn voorbehouden. Uit het ontbreken van een expliciete vermelding van de handelsmerken die in dit handboek worden gebruikt, kan niet worden afgeleid dat een naam vrij is van rechten van derden. Ù Outlook, Windows en ActiveSync zijn handelsmerken van de Microsoft Corporation
Inleiding
-7-
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2
Voordat u begint
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende thema’s: 2.1 Software installeren
pagina 10
Inhoud van de geheugenkaart weer herstellen 2.2 Hardware installeren
pagina 10
Pocket PC bevestigen en aansluiten GPS ontvanger bevestigen en aansluiten Bluetooth-module TMC-module GPS-ontvanger en TMC-module initialiseren 2.3 Werking van uw navigatiesysteem
pagina 15
2.4 Belangrijke veiligheidsinstructies
pagina 17
Veiligheidsinstructies voor de navigatie Veiligheidsinstructies voor de GPS-ontvanger Veiligheidsinstructies voor de ingebruikneming in de auto
Gebruikershandboek
Inhoudsopgave 9
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2.1
Software installeren
Zo installeert u de software op uw PDA…
De installatie van de software is uitvoerig beschreven in de bijgevoegde korte handleiding. Bovendien bevindt zich op de MobileNavigator DVD 1 een Installer-Tool, dat u behulpzaam is met de installatie, het registreren van de software en het overdragen van kaarten op een geheugenkaart. Opmerking: ActiveSync moet op uw PC en op uw Pocket PC zijn geïnstalleerd. Lees daartoe ook de handleiding bij uw Pocket PC. Ga als volgt te werk: 1. Verbind uw Pocket PC via ActiveSync met uw PC. 2. Leg de MobileNavigator DVD 1 in de DVD-station. 3. De Installer-Tool start automatisch. Volg de aanwijzingen op het beeldscherm. Opmerking: Wanneer de Installer-Tool niet vanzelf start, opent u de Windows Verkenner. Kies de map van uw DVD-station en dubbelklik op het bestand "Setup.exe".
2.1.1
Inhoud van de geheugenkaart weer herstellen
Zo zet u de inhoud van de geheugenkaart weer terug…
1. Verbind uw Pocket PC via ActiveSync met uw PC. 2. Leg de MobileNavigator DVD 1 in de DVD-station. 3. De Installer-Tool start automatisch. Volg de aanwijzingen op het beeldscherm. Opmerking: Wanneer de Installer-Tool niet vanzelf start, opent u de Windows Verkenner. Kies de map van uw DVD-station en dubbelklik op het bestand "Setup.exe".
2.2
Hardware installeren
Overzicht
Om uw navigatiesysteem te kunnen gebruiken, moet u de Pocket PC-houder en de GPS-ontvanger in de auto aanbrengen. Vervolgens moet de GPS-ontvanger en, indien beschikbaar, de TMC-module worden geïnitialiseerd. Opmerking: Wanneer de houder en de Pocket PC Adapter niet meegeleverd werden, kunt u beide via onze Support, in onze Online-Shop of in de vakhandel kopen.
- 10 -
Software installeren
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2.2.1
Pocket PC bevestigen en aansluiten Opgelet: Bevestig de houder voor de Pocket PC zodanig aan de voorruit van uw auto, dat het zicht daardoor niet wordt gehinderd.
Zo sluit u de Pocket PC aan…
1. Verbind de autohouder met de zwanenhalshouder. Opmerking: Let daarbij op het opschrift op de zwanenhalshouder. De pijl met het opschrift close moet in de vergrendelrichting wijzen. De verbinding moet hoorbaar vergrendelen. 2. Bevestig de houder met de zuignap direct op de voorruit of in de zelfklevende plaat met zuignap en druk de hefboom aan de zuignap naar beneden. 3. Plaats de Pocket PC zodanig in de houder dat de Pocket PC vast zit. 4. Steek de adapter onderaan in de Pocket PC.
Voordat u begint
- 11 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2.2.2
GPS ontvanger bevestigen en aansluiten Opgelet: Bevestig de GPS-ontvanger zodanig dat u veilig kan blijven rijden.
Zo sluit u de GPSontvanger aan…
1. Leg de GPS-ontvanger zo ver mogelijk vooraan onder de voorruit plat op het dashboard. Opmerking: De GPS-ontvangst kan door een ruit met voorruitverwarming of door een gemetalliseerde ruit worden gestoord. Gebruik dan eventueel een buitenantenne. De buitenantenne kunt u bij onze supportafdeling kopen. 2. Steek de verbindingskabel van de GPS-ontvanger in het contact dat de ontvanger met de Pocket PC en de elektrische voeding verbindt. 3. Steek de voedingsstekker in de sigarettenaansteker. 4. Schakel de GPS-ontvanger in.
2.2.3
Bluetooth-module
Bluetooth-module
Wanneer u de Bluetooth-module gelijktijdig met de GPSontvanger gekocht heeft, dan is het reeds in gebruik en tijdens de installatievoorgang ingericht. Wanneer u de Bluetooth-module naderhand gekocht heeft, moet u te werk gaan zoals beschreven in hoofdstuk "Bluetooth-module inzetten" op pagina 123.
2.2.4
TMC-module
TMC-module
Wanneer u de TMC-module gelijktijdig met de GPS-ontvanger gekocht heeft, dan is het reeds in gebruik en tijdens de installatievoorgang ingericht. Wanneer u de TMC-module naderhand gekocht heeft, moet u te werk gaan zoals beschreven in hoofdstuk "TMC-module inzetten" op pagina 122.
- 12 -
Hardware installeren
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2.2.5
GPS-ontvanger en TMC-module initialiseren
Initialisatie TMC
Het initialisatieproces van de TMC-module wordt automatisch gestart. Binnen enkele seconden wisselt het TMC-symbool van uw Pocket PC van Geen TMC naar Zender wordt gezocht en daarna naar TMC gereed. Geen TMC Zender wordt gezocht TMC gereed Opmerking: Krijgt u het TMC-symbool Geen TMC te zien, dan is de TMC-module niet correct geplaatst of de GPS-ontvanger is niet correct aangesloten. Het TMC-symbool Geen TMC wordt ook weergegeven wanneer uw navigatiesysteem niet over een TMCmodule beschikt. Een uitgebreide functiebeschrijving van uw TMC-module vindt u in het hoofdstuk "TMC-functionaliteit gebruiken" op pagina 104.
Initialisatie GPS
Het initialisatieproces van de GPS-ontvanger wordt automatisch gestart. Binnen 15 seconden wisselt het GPS-symbool van uw Pocket PC van Geen GPS naar Geen voldoende signaal. Zodra meer dan 3 satellietsignalen worden ontvangen, wisselt het GPS-symbool naar GPS gereed. Geen GPS Geen signaal GPS gereed Dit proces kan tot 20 minuten duren. Indien het GPS-signaal vroeger in groen verandert, laat u de ontvanger voorzichtigheidshalve gedurende minstens 15 minuten aangesloten op de elektrische voeding, zodat een betrouwbare werking van de ontvanger wordt gewaarborgd. Als na 20 minuten meer dan 3 satellietsignalen worden weergegeven, dan is de initialisatie voltooid. Opmerking: Het initialisatieproces moet slechts één maal worden uitgevoerd. Bij alle volgende ritten is de GPS-ontvanger na ongeveer 1 minuut beschikbaar. Opmerking: Laat de GPS-ontvanger bij de eerste ingebruikneming gedurende 2 uur aangesloten op de stroom, zodat de accu volledig wordt opgeladen. Opmerking: Als de GPS-ontvanger langer dan een week niet werd gebruikt, kan een nieuwe initialisatie noodzakelijk zijn. De ontvanger is echter in dit geval uiterlijk na 10 minuten beschikbaar.
Voordat u begint
- 13 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Opgelet: Trek de stekker voor de stroomvoorziening van de GPS-ontvanger uit als u uw voertuig uitzet, aangezien de ontvanger continu stroom verbruikt en de autobatterij anders kan ontladen. Een uitgebreide functiebeschrijving van uw GPS-ontvanger vindt u in het hoofdstuk "Functieknoppen" op pagina 24.
- 14 -
Hardware installeren
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2.3
Werking van uw navigatiesysteem
MobileNavigator
Weldra zal de tijd voorbij zijn dat u nog omslachtig op kaarten vertwijfeld naar de juiste weg moest zoeken. Of u nu met de auto. de fiets of te voet onderweg bent - uw navigatiesysteem MobileNavigator brengt u in de toekomst met behulp van satellietinformatie snel en betrouwbaar naar uw bestemming.
GPS werking
Het Global Positioning System (GPS) werd in de jaren 70 ontwikkeld door Amerikaanse militairen voor gebruik als wapengeleidingssysteem. GPS is gebaseerd op in totaal 24 satellieten, die rond de aarde draaien en signalen uitzenden. De GPS-ontvanger ontvangt deze signalen en berekent aan de hand van de signalen zijn afstand tot de afzonderlijke satellieten. En met behulp daarvan kan hij dan weer zijn werkelijke geografische positie bepalen. Voor de positiebepaling zijn gegevens nodig van ten minste 3 satellieten, vanaf de vierde kan ook de actuele hoogte worden bepaald. De positiebepaling gebeurt daarbij tot op 3 meter nauwkeurig.
Navigatie met GPS
De meegeleverde kaarten bevatten ook de geografische coördinaten van de afgebeelde specifieke bestemmingen, straten en plaatsen. Het navigatiesysteem kan daar vandaan een weg berekenen vanaf het beginpunt tot een bestemming. Wanneer uw navigatiesysteem de signalen van minstens 3 satellieten ontvangt, kan het uw positie bepalen en op de kaart aangeven. Deze positie kan dan als uitgangspunt dienst doen voor een wegberekening. Daar een positiebepaling en weergave eens per seconde plaatsvinden, kunt u uw bewegingen op de kaart volgen.
Verkeersinformatie met TMC
Het Traffic Message Channel (TMC), verkrijgbaar als optionele component, voorziet uw navigatiesysteem van verkeersinformatie. Dit wordt mogelijk gemaakt door een speciale GPS-ontvanger waarin een TMC-onvangsteenheid is geïntegreerd, die de door de radiostations uitgezonden verkeersinformatie ontvangt.
TMC werking
Bij het Traffic Message Channel, kortweg TMC, gaat het om een in heel Europa vastgelegde standaard die door alle radiostations kan worden gebruikt en met het RDS-signaal (RDS = Radio Data System) van een radioprogramma wordt uitgezonden. De verkeerssituatie op autosnelwegen en enkele autowegen wordt bewaakt door filesensoren of filemelders en politie. Deze verkeersgegevens worden doorgegeven naar de verkeerscentrales, die de gegevens beoordelen en naar de radiozenders overbrengen. Van daaruit worden de gegevens per TMC direct uitgezonden. De TMC-ontvanger filtert de digitale verkeersgegevens uit het RDS-signaal en geeft deze door aan het navigatiesysteem. In de kaart worden dan actuele verkeersbelemmeringen (b.v. wegwerkzaamheden of files) grafisch en in een lijst weergegeven.
Voordat u begint
- 15 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
De overgebrachte verkeersmeldingen kunnen door het navigatiesysteem in de routeberekening worden opgenomen en bij storingen op de berekende route worden gebruikt voor de berekening van een alternatieve route. De MobileNavigator is zo in staat om een dynamische navigatie voor u mogelijk te maken die aangepast is aan de verkeerssituatie.
- 16 -
Werking van uw navigatiesysteem
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2.4
Belangrijke veiligheidsinstructies
In acht te nemen
Lees in uw eigen belang de volgende veiligheidsinstructies en waarschuwingen zorgvuldig door voordat u uw navigatiesysteem in gebruik neemt.
2.4.1 Veiligheidsinstructies voor de navigatie Het gebruik van de MobileNavigator gebeurt op eigen risico. Opgelet: Bedien het navigatiesysteem niet terwijl u rijdt, om uzelf en de anderen tegen ongevallen te beschermen! Opgelet: Kijk alleen op het scherm als u zich in een veilige verkeerssituatie bevindt! Opgelet: De wegmarkeringen en verkeersborden hebben voorrang op de instructies van het navigatiesysteem. Opgelet: Volg de instructies van de MobileNavigator alleen op als de omstandigheden en verkeersregels het toelaten! De MobileNavigator brengt u ook naar uw bestemming als u van de geplande route moet afwijken. Opmerking: De te volgen route plant u het beste voor u vertrekt. Als u onderweg een nieuwe route wilt invoeren, rij dan eerst naar de dichtstbijzijnde parkeerplaats! Opmerking: Indien u de gesproken instructie eens niet begrepen hebt of niet zeker bent wat u aan het volgende kruispunt moet doen, kunt u zich aan de hand van de weergave met kaart of pijlen snel oriënteren.
2.4.2 Veiligheidsinstructies voor de GPS-ontvanger Opgelet: Dompel de GPS-ontvanger nooit in water, want het apparaat is niet waterdicht. Opgelet: Leg het snoer niet in de nabijheid van veiligheidsrelevante apparaten en toevoerleidingen. Opgelet: Controleer na de installatie alle veiligheidsrelevante voorzieningen in het voertuig.
Voordat u begint
- 17 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Opgelet: Trek de stekker voor de stroomvoorziening van de GPS-ontvanger uit als u uw voertuig uitzet, aangezien de ontvanger continu stroom verbruikt en de autobatterij anders kan ontladen. Opgelet: Bevestig de GPS-ontvanger zodanig dat u altijd veilig kunt rijden. Opmerking: Lak de GPS-ontvanger niet. De ontvangst van de satellietsignalen kan daardoor worden gehinderd. Opmerking: Gebruik voor het reinigen geen agressieve oplosmiddelen, maar gebruik een vochtige doek. De behuizing van de GPS-ontvanger kan anders worden beschadigd. Opmerking: Trek de stekker nooit bij het snoer uit de aansluiting. De kabel kan daardoor worden beschadigd! Opmerking: Plooi het snoer niet en let erop dat het niet door voorwerpen met een scherpe rand kan worden beschadigd.
2.4.3 Veiligheidsinstructies voor de ingebruikneming in de auto Opgelet: Bevestig de houder van de Pocket PC niet binnen het bereik van de airbags. Opgelet: Let er bij het installeren van de houder op dat de houder ook bij een eventueel ongeval geen veiligheidsrisico vormt.
- 18 -
Belangrijke veiligheidsinstructies
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
3
Bediening van de navigatiesoftware
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende thema’s: 3.1 Hardwaretoetsen
pagina 20
3.2 Software-Toetsenbord
pagina 20
Invoeren met het typemachinetoetsenbord Invoeren met het gewone toetsenbord Invoeren met het toetsenbord van de mobiele telefoon 3.3 Functieknoppen
pagina 24
Keuzevakjes 3.4 Lijsten
Bediening van de navigatiesoftware
pagina 28
- 19 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
3.1
Hardwaretoetsen
Hardwaretoetsen toewijzen
U kunt in de MobileNavigator de bezetting van de hardwaretoetsen voor de acties "Omhoog", "Omlaag", "Naar links", "Naar rechts", "OK" en "Terug" instellen. Dit maakt een comfortabele en eenvoudige bediening mogelijk. Zodra u de navigatiesoftware afsluit, hebben de toetsen weer hun standaardfunctie. 1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop INSTELLINGEN. Het venster Instellingen wordt geopend. 2. Kies via de pijltjesknop het instellingenvenster TOETSENTOEWIJZING. 3. Druk op de knop Toetsen bezetten. 4. Kies de toetsen voor de desbetreffende acties. 5. Druk op de knop Opslaan.
3.2
Software-Toetsenbord
Overzicht
Wanneer er tekst ingevoerd moet worden verschijnt er onderin het beeldscherm een software-toetsenbord. Dat kan een typemachinetoetsenbord, een gewoon toetsenbord of een toetsenbord van een mobiele telefoon zijn. U kunt via de knoppen omschakelen tussen de toetsenborden. Het actieve toetsenbord wordt gemarkeerd.
3.2.1 Invoeren met het typemachinetoetsenbord
- 20 -
Hardwaretoetsen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Het typemachinetoetsenbord kunt u het beste met de stift bedienen. Het is bij de invoer van bestemmingsgegevens niet belangrijk of u grote of kleine letters gebruikt. Bovendien hoeft u geen speciale tekens en accenten in te voeren, MobileNavigator vult deze tekens automatisch voor u aan. Voorbeeld: U zoekt naar de plaats "Würzburg", dan voert u "wurzburg" in.
3.2.2 Invoeren met het gewone toetsenbord
Op het gewone toetsenbord kunt u alles met uw vinger invoeren. Op het gewone toetsenbord kunnen alleen hoofdletters worden ingevoerd. Bij de invoer van bestemmingsgegevens hoeft u geen speciale tekens en accenten in te voeren, MobileNavigator vult deze tekens automatisch voor u aan. Voorbeeld: U zoekt naar de plaats "Würzburg", dan voert u "WURZBURG". Spaties invoegen, tekens wissen
Om een spatie in te voegen, drukt u op de toets . Om het teken voor de invoegmarkering te wissen, drukt u op de toets .
Omschakelen tussen de invoer van cijfers en letters
Voor de invoer van getallen, bijvoorbeeld een postcode, druk op de toets . Om weer naar de invoer van letters terug te gaan, druk op
Bediening van de navigatiesoftware
- 21 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
. Speciale lettertekens
Voor het invoeren van een speciaal teken tikt u op de toets . Het toetsenbord voor speciale tekens verschijnt.
Zodra u een speciaal teken heeft ingevoerd, verschijnt automatisch weer het toetsenbord met letters. Speciale tekens hoeven bij de invoer van adresgegevens niet te worden ingevoerd, maar kunnen bij de benoeming van opgeslagen bestemmingen en routes handig zijn. Cursor verplaatsen
Wanneer u een ander teken als laatste wilt wissen of een teken op een andere plaats dan helemaal aan het einde wilt invoegen, dient u de cursor op de desbetreffende plaats te zetten. Tip daarvoor op de plaats waar u de cursor wilt hebben.
- 22 -
Software-Toetsenbord
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
3.2.3 Invoeren met het toetsenbord van de mobiele telefoon
Op het toetsenbord van de mobiele telefoon kunt u alles met uw vinger invoeren. Op het gewone toetsenbord kunnen alleen hoofdletters worden ingevoerd. Net als bij de mobiele telefoon is iedere lettertoets meerdere keren bezet. Druk net zo vaak op een toets tot de betreffende letter verschijnt. (Om bijvoorbeeld een "S" in te voeren, tipt u vier keer op de toets "PQRS". Bij de invoer van bestemmingsgegevens hoeft u geen speciale tekens en accenten in te voeren, MobileNavigator vult deze tekens automatisch voor u aan. Voorbeeld: U zoekt naar de plaats "Würzburg", dan voert u "WURZBURG". Spaties invoegen, tekens wissen
Om een spatie in te voegen, drukt u op de toets . Om het teken voor de invoegmarkering te wissen, drukt u op de toets .
Omschakelen tussen de invoer van cijfers en letters
Voor de invoer van getallen, bijvoorbeeld een postcode, druk op de toets . Om weer naar de invoer van letters terug te gaan, druk op .
Bediening van de navigatiesoftware
- 23 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Speciale lettertekens
Als u op een toets drukt, verschijnt er boven het softwaretoetsenbord een venster met alle lettertekens, die met behulp van deze toets ingevoerd kunnen worden. Het aktieve letterteken wordt aangegeven.
Wanneer u bijvoorbeeld een "Ø" invoeren wilt, druk dan zo vaak op de toets "MNO", tot in het venster boven het toetsenbord de letter "Ø" aangegeven wordt. Speciale tekens hoeven bij de invoer van adresgegevens niet te worden ingevoerd, maar kunnen bij de benoeming van opgeslagen bestemmingen en routes handig zijn. Cursor verplaatsen
Wanneer u een ander teken als laatste wilt wissen of een teken op een andere plaats dan helemaal aan het einde wilt invoegen, dient u de cursor op de desbetreffende plaats te zetten. Tip daarvoor op de plaats waar u de cursor wilt hebben.
3.3 Knoppen
Functieknoppen In alle vensters van de MobileNavigator vindt u in het onderste gedeelte van het beeldscherm de volgende functieknoppen: Terug Druk op deze knop om terug te keren naar het voordien geopende venster. wanneer u zich niet in het HOOFDVENSTER bevindt. Hoofdvenster Druk op deze knop om het HOOFDVENSTER te openen. Deze knop wordt alleen weergegeven, wanneer u zich niet in het HOOFDVENSTER bevindt.
- 24 -
Functieknoppen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
GPS De knop GPS bevindt zich onderaan de rand van het beeldscherm. De verschillende knoppen hebben de volgende betekenis: Symbool
Geen GPS
Geen signaal
GPS gereed
Betekenis De GPS-ontvanger is uitgeschakeld of niet correct aangesloten. GPS-ontvanger aangesloten, maar het signaal is niet geschikt voor een navigatie. Dit is bijv. het geval wanneer u zich in een gesloten gebouw bevindt. GPS-signaal aanwezig. De navigatie kan worden gestart.
U kunt op deze GPS-symbool drukken om informatie over de actuele GPS-status weer te geven:
Informatie
Betekenis
GMT
Greenwich Mean Time Londense tijd zonder zomertijd.
Lengte/breedte
Actuele positie. Aanduiding van de oostelijke lengte- en noordelijke breedtegraad.
Satellieten
Aantal ontvangen satellieten. Voor een navigatie zijn de signalen van minstens drie satellieten nodig.
HDOP
Horizontal Dilution of Precision Geeft de kwaliteit van de positiebepaling aan. Theoretisch zijn waarden van 0 tot 50 mogelijk, waarbij geldt: hoe kleiner de
Bediening van de navigatiesoftware
- 25 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Informatie
Betekenis waarde, des te nauwkeuriger is de positiebepaling (waarde 0= geen afwijking van de daadwerkelijke positie). Waarden tot 8 zijn acceptabel voor de navigatie.
Snelh.
Geeft de actuele snelheid van het voertuig aan.
Actuele positie
Geeft de actuele locatie aan.
Locatie opslaan
Druk op deze knop om de actuele locatie in het bestemmingsgeheugen op te nemen.
Venster sluiten
Druk op deze knop om het GPS-venster te sluiten.
Logboek Druk op deze knop om het logboek te gebruiken. Een beschrijving bij het logboek vindt u in het hoofdstuk "Logboek bijhouden" op pagina 107. TMC De knop TMC bevindt zich onderaan de rand van het beeldscherm. De verschillende knoppen hebben de volgende betekenis: Symbool
Geen TMC
Zender wordt gezocht
Betekenis De TMC-module is niet aanwezig of niet correct geplaatst. - OF De GPS-ontvanger is uitgeschakeld of niet correct aangesloten. De TMC-ontvanger is gereed voor ontvangst, maar kan geen TMCsignaal ontvangen. Dit is b.v. het geval, wanneer u zich in een gebied bevindt waarin geen TMC-signalen worden uitgezonden. TMC-signaal aanwezig.
TMC gereed TMC Druk op deze knop om TMC-informatie op te roepen. Een beschrijving bij de TMC-functionaliteit vindt u in het hoofdstuk "TMC-functionaliteit gebruiken" op pagina 104.
- 26 -
Functieknoppen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
3.3.1
Keuzevakjes
Keuzevakjes
Op bijna alle maskers van MobileNavigator treft u keuzevakjes met een tekst aan. Deze keuzevakjes kunnen in drie groepen worden verdeeld: 1. Keuzevakjes met een specifieke functie. Deze keuzevakjes voeren de functie uit, die hun naam aangeeft. Het betreft keuzevakjes zoals Opslaan, OK, Afbreken, Kaart selecteren, Een bestemming invoeren enz. Wanneer u op een dergelijk veld drukt, wordt in elk geval het actuele invoeringsmasker gesloten en bereikt u een volgende stap. 2. Keuzevakjes voor het instellen van één van twee mogelijkheden. Deze keuzevakjes dienen om één van twee mogelijke toestanden te selecteren. Gewoonlijk wordt op de knop de status beschreven die op dat moment is ingesteld. Het betreft keuzevakjes zoals bijv. Gebruikersmodus, Ja-Nee, AanUit. Wanneer u op een van deze keuzevakjes drukt, verandert de tekst dan in de andere mogelijkheid. De verandering moet nog worden bevestigd door op een ander keuzevak te drukken (gewoonlijk OK of Opslaan), alvorens het actuele venster sluit. 3. Keuzevakjes voor het invoeren van gegevens. Deze keuzevakjes worden als invoervelden beschreven. Het betreft keuzevakjes zoals Plaats, Straat, Categorie (van een POI) enz. Wanneer u op een invoerveld drukt, gaat er een venster met toetsenbord, een lijst of beide open. Daar kan de benodigde tekst worden ingevoerd. De invoering moet worden bevestigd door op een ander keuzevak te drukken (gewoonlijk OK of Opslaan), alvorens het invoeringsmasker sluit. Daarna is uw invoering opgenomen in het invoeringsveld. Informatie over het gebruik van het toetsenbord vindt u in het hoofdstuk "Software-Toetsenbord" op pagina 20. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28.
Bediening van de navigatiesoftware
- 27 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
3.4
Lijsten
overzicht
In veel gevallen verschijnen er lijsten waaruit u een invoer kunt selecteren. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer u bij een invoer van een plaats de naam niet volledig hebt ingevoerd. In dit geval verschijnt er een lijst met alle plaatsen met de door u aangegeven tekst of die met deze tekst beginnen. Om in het geval van meerdere plaatsen met dezelfde naam de juiste te kunnen selecteren, is de postcode achter de naam vermeld.
Gemarkeerde lijstinvoer
Een lijstinvoer is altijd gemarkeerd. De gemarkeerde invoer is vet geschreven. Bovendien wordt aan de gemarkeerde invoer vaak een zin toegevoegd met aanvullende informatie. Bij plaatsen staat daar bijvoorbeeld de streek waarin de gemarkeerde plaats ligt.
Keuzevakjes
Rechts van dergelijke lijsten bevinden zich 3 keuzevakjes. OK: Druk op dit keuzevak om de gemarkeerde invoer over te nemen (die ook direct links van dit veld staat).
Naar boven: Druk op dit veld om de lijst één element naar boven te rollen.
Naar beneden: Druk op dit veld om de lijst één element naar beneden te rollen.
Om de Lijst een aantal elementen naar boven of naar beneden te rollen drukt u meerdere keren op het desbetreffende veld.
- 28 -
Lijsten
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Voorwaarde
Voorwaarde: Zoek de plaats DALERVEEN. 1. Druk het HOOFDVENSTER op het veld Navigatie. Het venster BESTEMMINGINVOER verschijnt. 2. Druk op het keuzevak Adres. Het venster ADRESINVOER verschijnt. 3. Druk op het keuzevak Plaats of postcode. Het software-toetsenbord verschijnt.
4. Tik de letters DALE in. Er verschijnt een lijst met alle plaatsnamen die met DALE beginnen of die DALE in hun naam hebben.
Wanneer de lijst erg lang is kunt u te allen tijde nog een letter intikken. De lijst wordt dan opnieuw berekend en er worden minder plaatsnamen getoond. Bediening van de navigatiesoftware
- 29 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5. Tik een R in. In het invoerveld staat nu de tekst DALER. Er verschijnt een lijst met alle plaatsnamen die met DALER beginnen of die DALER in hun naam hebben.
6. Druk zo vaak op het veld Naar beneden, als nodig is om de plaats DALERVEEN onder het invoerveld te laten verschijnen. De invoer DALERVEEN is dan gemarkeerd.
7. Druk op
.
Het venster ADRESINVOER verschijnt. DALERVEEN is ingevoerd in het veld Plaats of postcode.
- 30 -
Lijsten
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Bediening van de navigatiesoftware
- 31 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
4
Gebruikersmodi
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende thema’s: 4.1 Twee gebruikersmodi
pagina 34
4.2 Gebruikersmodus wisselen
pagina 34
4.3 Standaardmodus
pagina 36
4.4 Uitgebreide modus
pagina 36
Gebruikersmodi
- 33 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
4.1
Twee gebruikersmodi
Overzicht
MobileNavigator kan in twee verschillende gebruikersmodi worden gebruikt: Standaard en uitgebreid. Daardoor is zeker gesteld dat elke gebruikersgroep optimaal met het systeem kan werken: De minder ervaren gebruiker of de gebruiker die niet elke functie nodig heeft, werken in de standaard-modus. Ervaren gebruikers die ook bereid zijn wat extra te doen, werken in de uitgebreide modus. Een aantal configuratie-instellingen, die ook van kracht zijn voor de standaard modus, kunnen alleen in de uitgebreide modus worden veranderd. Voor verdere informatie daarover kunt u kijken in "MobileNavigator configureren" op pagina 111.
4.2
Gebruikersmodus wisselen U kunt de gebruikersmodus te allen tijde wisselen. 1. Druk in het HOOFDVENSTER op Instellingen. Het venster INSTELLINGEN verschijnt:
De invoer Gebruikersmodus is de bovenste op de lijst. 2. Druk op
.
Het venster GEBRUIKERMODUS verschijnt:
- 34 -
Twee gebruikersmodi
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Op de knop Actuele gebruikermodus staat de naam van de modus, waarin u zich nu bevindt. 3. Druk op het veld Actuele gebruikermodus, om de telkens andere gebruikersmodus te wisselen. De naam van de gebruikersmodus waarin u wisselt verschijnt op de knop. 4. Druk op Opslaan, om de veranderingen op te slaan. Opmerking: Wanneer u in de standaardmodus wisselt zal u worden gevraagd of u de veranderde instellingen wilt bewaren. Dat zal u ook worden gevraagd wanneer u geen instellingen hebt veranderd. Druk op Ja. Het venster GEBRUIKERMODUS sluit en u bevindt zich in het HOOFDVENSTER van de gebruikersmodus, dat u zo-even heeft geselecteerd.
Gebruikersmodi
- 35 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
4.3
Standaardmodus
Overzicht
De standaardmodus is de gemakkelijkst te bedienen van de twee modi. Doordat de functiegrootte ten opzichte van de uitgebreide beperkt is, kunnen de beschikbare functies sneller worden opgeroepen. Wanneer u dus niet echt een routeplanning of bestemmingsinvoer nodig heeft, adviseren wij u in de standaardmodus te werken.
Functiegrootte
In de standaardmodus kunt u: Ù Een andere kaart selecteren Ù Een bestemming aangeven voor de navigatie (adres, speciale bestemming) Ù Zich naar huis laten leiden Ù Een van de opgeslagen bestemmingen selecteren Ù Een van de als laatste aangegeven bestemmingen selecteren Ù De configuratie voor een deel veranderen
4.4
Uitgebreide modus
Overzicht
In de uitgebreide modus is de volledige functionaliteit van de MobileNavigator beschikbaar. Daarmee kunt u bijv. de opgave van een aantal na elkaar te rijden bestemmingen (routeplanning met etappen) invoeren en alle toegankelijke configuratieparameters veranderen. Wanneer u alle functies wilt gebruiken adviseren wij u in de uitgebreide modus te werken.
Functiegrootte
In de uitgebreide modus kunt u behalve de functies van de standaardmodus: Ù Een bestemming rechtstreeks op de kaart aangeven Ù Een route met meerdere etappes plannen en opslaan Ù De route-opties voor elke navigatie vastleggen Ù De configuratie nog gedetailleerder veranderen
- 36 -
Standaardmodus
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5
Navigatie
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende thema’s: 5.1 Algemene aanwijzingen voor de navigatie
pagina 38
5.2 MobileNavigator starten
pagina 38
Uitgebreide modus Standaardmodus 5.3 Bestemming opgeven
pagina 43
Adres van de bestemming invoeren Bijzondere bestemmingen selecteren Contacten gebruiken Bestemmingen uit de kaart overnemen Bestemming uit de favorieten overnemen Laatst opgegeven bestemmingen overnemen Thuisadres gebruiken Spraakbesturing 5.4 Bestemmingen beheren
pagina 65
Bestemming opslaan Taalcommando opslaan Bestemming herbenoemen Bestemming wissen 5.5 Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)
pagina 69
Routepunten invoeren Routes bewerken, opslaan en beheren Route berekenen Route op de kaart weergeven Route simuleren 5.6 Navigatie starten
Navigatie
pagina 81
- 37 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.1
Algemene aanwijzingen voor de navigatie Het gebruik van de MobileNavigator gebeurt op eigen risico. Opgelet: Bedien het navigatiesysteem niet terwijl u rijdt, om uzelf en de anderen tegen ongevallen te beschermen! Opgelet: Kijk alleen op het scherm als u zich in een veilige verkeerssituatie bevindt! Opgelet: De wegmarkeringen en verkeersborden hebben voorrang op de instructies van het navigatiesysteem. Opgelet: Volg de instructies van de MobileNavigator alleen op als de omstandigheden en verkeersregels het toelaten! De MobileNavigator brengt u ook naar uw bestemming als u van de geplande route moet afwijken.
GPS-ontvangst gestoord
Als u uw GPS-ontvanger voor het bereiken van de bestemming uitschakelt of als de GPS-ontvangst gestoord is, blijft het programma MobileNavigator ondertussen geopend en de navigatie wordt gestopt. Zodra het apparaat weer gebruiksklaar is, herkent het navigatiesysteem automatisch dat uw positie veranderd is en berekent de route opnieuw. U kunt de navigatie dan gewoon voortzetten.
Navigatie beëindigen
Als u de navigatie tijdens de looptijd beëindigd, dan wordt het HOOFDVENSTER geopend. U kunt vanuit het hoofdvenster een nieuwe bestemming opgeven of de navigatie naar de oorspronkelijke bestemming voortzetten door uit de laatste bestemmingen opnieuw de oorspronkelijke bestemming te selecteren.
Bereiken van de bestemming
Zodra u op het bestemmingspunt bent aangekomen, wordt de melding “U hebt uw bestemming bereikt” weergegeven. In plaats van de vorige kaartweergave wordt op de kaart alleen nog uw actuele positie (groene pijl) weergegeven.
5.2
MobileNavigator starten
Zo start u MobileNavigator…
1. Schakel uw PDA in. 2. Druk op het MobileNavigator-symbool op het bureaublad. Bij de eerste start (en altijd wanneer MobileNavigator via de knop Afsluiten werd afgesloten) verschijnt een mededelingsvenster met de volgende melding:
- 38 -
Algemene aanwijzingen voor de navigatie
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
3. Druk op de knop
OK.
Wanneer u niet accepteert en op de knop tipt, wordt de software weer afgesloten.
5.2.1
Annuleren
Uitgebreide modus Het HOOFDVENSTER wordt geopend:
Hoofdvenster
Vanuit het HOOFDVENSTER hebt u toegang tot alle functies van de programma’s. Opmerking: De MobileNavigator start altijd met het venster dat bij het uitschakelen actief was. U kunt echter altijd weer terug naar het HOOFDVENSTER, wanneer u op de knop drukt.
Navigatie
- 39 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Een bestemming invoeren
Druk op de knop Navigatie, om uw bestemming aan te geven.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Bestemming opgeven" op pagina 41. Naar huis navigeren
Druk op de knop Naar huis om uw opgeslagen thuisadres voor de navigatie te gebruiken.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Thuisadres gebruiken" op pagina 64. Via een spraakinvoer navigeren
Druk op de knop Spraakcommando, om een opgeslagen bestemming via een spraakinvoer voor de navigatie te gebruiken.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Spraakbesturing" op pagina 65. Routeplanning
Druk op de knop Routeplanning, om een routeplanning uit te voeren.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)" op pagina 69. Kaart weergeven
Druk op de knop Kaart weergeven, om de actieve, geladen kaart weer te geven.
Kaart selecteren
Druk op de knop Kaart, om een andere op Uw geheugenkaart ter beschikking staande landkaart te selecteren.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Werken met de kaart" op pagina 85. Instellingen
- 40 -
Druk op de knop Instellingen om de instellingen van uw navigatiesysteem MobileNavigator aan te passen.
MobileNavigator starten
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Lees hiervoor ook de paragraaf "Instellingen" op pagina 112. Afsluiten
5.2.2
Druk op de knop Afsluiten om de MobileNavigator af te sluiten.
Standaardmodus Het HOOFDVENSTER wordt geopend:
Hoofdvenster
Opmerking: De MobileNavigator start altijd met het venster dat bij het uitschakelen actief was. U kunt echter altijd weer terug naar het HOOFDVENSTER, wanneer u op de knop drukt. Een bestemming invoeren
Druk op de knop Navigatie, om uw bestemming aan te geven.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Bestemming opgeven" op pagina 43. Naar huis navigeren
Navigatie
Druk op de knop Naar huis om uw opgeslagen thuisadres voor de navigatie te gebruiken.
- 41 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Lees hiervoor ook de paragraaf "Thuisadres gebruiken" op pagina 64. Via een spraakinvoer navigeren
Druk op de knop Spraakcommando, om een opgeslagen bestemming via een spraakinvoer voor de navigatie te gebruiken.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Spraakbesturing" op pagina 65. Opgeslagen bestemming
Druk op de knop Favorieten om een opgeslagen bestemming voor de navigatie te gebruiken.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Bestemming uit de favorieten overnemen" op pagina 61. Laatste bestemmingen
Druk op de knop Laatste bestemmingen om een bestemming waar u het laatst naartoe bent gereden voor de navigatie te gebruiken.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Laatst opgegeven bestemmingen overnemen" op pagina 63. Kaart selecteren
Druk op de knop Kaart, om een andere op Uw geheugenkaart ter beschikking staande landkaart te selecteren.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Werken met de kaart" op pagina 85. Instellingen
Druk op de knop Instellingen om de instellingen van uw navigatiesysteem MobileNavigator aan te passen.
Lees hiervoor ook de paragraaf "Instellingen" op pagina 112. Afsluiten
- 42 -
Druk op de knop Afsluiten om de MobileNavigator af te sluiten.
MobileNavigator starten
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.3
Bestemming opgeven
Navigatiebasis
Het opgeven van bestemmingen vormt de basis voor een latere navigatie. In deze paragraaf leert u daarom verschillende mogelijkheden kennen om in de MobileNavigator bestemmingen te kiezen en te beheren. Een gedetailleerde beschrijving van hoe u de bestemmingen kunt gebruiken voor de latere navigatie, vindt u in het hoofdstuk "Navigatie starten" op pagina 81.
Bestemmingskeuze
U kunt in de MobileNavigator bestemmingen op verschillende manieren opgeven resp. oproepen: Ù Adres van de bestemming invoeren, zie pagina 43 Ù Bijzondere bestemmingen selecteren, zie pagina 46 Ù Contacten gebruiken, zie pagina 55 Ù Bestemmingen uit de kaart overnemen, zie pagina 58 Ù Bestemming uit de favorieten overnemen, zie pagina 61 Ù Laatst opgegeven bestemmingen overnemen, zie pagina 63 Ù Thuisadres gebruiken, zie pagina 64 Ù Spraakbesturing, zie pagina 65
5.3.1
Adres van de bestemming invoeren
Uitgebreide modus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit.
Navigatie
- 43 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Adres. Standaardmodus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Adres. Zo voert u een bestemming in…
- 44 -
Het venster ADRESINVOER wordt geopend.
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2. Voer in het veld Plaats of postcode de eindbestemming in. U kunt ofwel de postcode of de plaatsnaam invoeren. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. 3. Voer in het veld Straat de straat in. 4. Voer in het veld Nr. het huisnummer in. Opmerking: Als er huisnummers voor de geselecteerde straat zijn opgeslagen, dan kunt u in het huisnummerveld typen. In een lijst worden alle huisnummers van de straat weergegeven, waaruit u het desbetreffende nummer kunt kiezen. Als er geen huisnummers voor de straat beschikbaar zijn, dan is het veld uitgeschakeld en het programma leidt u naar de geselecteerde straat. 5. Selecteer in het veld Dwarsstraat de dwarsstraat op de hierboven aangegeven straat, wanneer u het kruispunt als bestemmingspunt wilt definiëren (bijvoorbeeld wanneer het huisnummer niet beschikbaar was). Hoe u een aangegeven bestemming kunt opslaan, kunt u lezen in het hoofdstuk "Bestemming opslaan" op pagina 66.
Navigatie
- 45 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.3.2
Bijzondere bestemmingen selecteren
Bijzondere bestemmingen
Bijzondere bestemmingen, ook kortweg POI (Point of interest) genoemd, zijn in de kaart opgenomen en worden daar weergegeven. Tot de bijzondere bestemmingen behoren lucht- en veerboothavens, restaurants, hotels, tankstations en andere. Bijzondere bestemmingen kunt u gebruiken als navigatiebestemming, door deze te selecteren,
Bijzondere bestemming uit de actuele omgeving Opmerking: Bijzondere bestemmingen uit de actuele omgeving kunt u alleen selecteren, wanneer uw GPS-ontvanger is aangesloten en zijn positie kan bepalen. Uitgebreide modus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Bijzondere bestemming. Het venster BIJZONDERE BESTEMMING wordt geopend:
- 46 -
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
1c Druk in het venster BIJZONDERE BESTEMMING op de knop … in de omgeving. Standaardmodus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop … in de omgeving.
Navigatie
- 47 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Zo selecteert u een bijzondere bestemming uit de omgeving…
Het venster BIJZONDERE BESTEMMING IN DE OMGEVING wordt geopend:
2. Voer in het veld Straal de omtrek in kilometers in, waarin u een bijzondere bestemming zoekt. 3. Selecteer uit het veld Categorie een hoofdcategorie (bijv. garage). Alleen de bijzondere bestemmingen die in de actuele omgeving beschikbaar zijn, worden weergegeven. 4. Druk in het nevenstaande veld en selecteer een Subcategorie (bijv. Audi Skoda VW). Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. Opmerking: Als u het veld Subcategorie leeg laat, worden alle bijzondere bestemmingen van de hoofdcategorie in de opgegeven omtrek weergegeven in het veld Bijzondere bestemming. 5. Selecteer uit het veld Bijzondere bestemming de bijzondere bestemming waar u naartoe wilt rijden. Opmerking: U hoeft de velden Categorie en Subcategorie niet in te vullen. Zij hebben alleen als doel de speciale bestemmingen in veld Bijzondere bestemming te beperken. Deze lijst kan, met name in grotere plaatsen, snel zeer omvangrijk worden. Hoe u een aangegeven bestemming kunt opslaan, kunt u lezen in het hoofdstuk "Bestemming opslaan" op pagina 66.
- 48 -
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Bijzondere bestemming uit een plaats Uitgebreide modus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Bijzondere bestemming. Het venster BIJZONDERE BESTEMMING wordt geopend:
Navigatie
- 49 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
1c Druk in het venster BIJZONDERE BESTEMMING op de knop … in een plaats. Standaardmodus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop … in een plaats. Zo selecteert u een bijzondere bestemming uit een plaats…
- 50 -
Het venster BIJZONDERE BESTEMMING UIT EEN PLAATS wordt geopend:
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2. Geef in het veld Plaats of postcode de plaats aan, waarin u naar een bijzondere bestemming wilt zoeken. 3. Selecteer uit het veld Categorie een hoofdcategorie (bijv. Nightlife). Alleen de bijzondere bestemmingen die in de actuele plaats beschikbaar zijn, worden weergegeven. 4. Druk in het nevenstaande veld en selecteer een Subcategorie (bijv. bioscoop). 5. Selecteer uit het veld Bijzondere bestemming de bijzondere bestemming waar u naartoe wilt rijden. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. Opmerking: U hoeft de velden Categorie en Subcategorie niet in te vullen. Zij hebben alleen als doel de speciale bestemmingen in veld Bijzondere bestemming te beperken. Deze lijst kan, met name in grotere plaatsen, snel zeer omvangrijk worden. Hoe u een aangegeven bestemming kunt opslaan, kunt u lezen in het hoofdstuk "Bestemming opslaan" op pagina 66.
Navigatie
- 51 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Landelijke bijzondere bestemming Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34. Uitgebreide modus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Bijzondere bestemming. Het venster BIJZONDERE BESTEMMING wordt geopend:
- 52 -
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
1c Druk in het venster BIJZONDERE BESTEMMING op de knop … in het hele land. Zo selecteert u een landelijke bijzondere bestemming…
Het venster LANDELIJKE BIJZONDERE BESTEMMING wordt geopend:
2. Selecteer uit het veld Categorie de aard van de bijzondere bestemming (bijv. luchthaven). 2. Selecteer uit het veld Bijzondere bestemming de bijzondere bestemming waar u naartoe wilt rijden. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28.
Navigatie
- 53 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Opmerking: U hoeft het veld Categorie niet in te vullen. Het dient alleen om de speciale bestemmingen in veld Bijzondere bestemming te beperken. Deze lijst kan evenwel, afhankelijk van welke kaart u op dat moment gebruikt, zeer omvangrijk worden. Hoe u een aangegeven bestemming kunt opslaan, kunt u lezen in het hoofdstuk "Bestemming opslaan" op pagina 66.
- 54 -
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.3.3 Contacten gebruiken Contactadres als bestemming
U kunt alle adressen die zich in uw Pocket PC in de contacten bevinden als bestemmingspunt voor de navigatie of als routepunten bij de routeplanning gebruiken. Om ervoor te zorgen dat contactadressen eenduidig kunnen worden geïdentificeerd, moeten deze de plaats en de postcode, evenals de straat en het huisnummer bevatten. Opmerking: U kunt alleen contacten als bestemmingspunten voor de navigatie gebruiken als deze zich in het actuele kaartbereik bevinden.
Ontbrekende adresgegevens
Als niet alle adresgegevens bij de contacten zijn opgenomen, kunnen adressen in bepaalde omstandigheden niet eenduidig worden geïdentificeerd. Dit is bijvoorbeeld het geval als alleen de plaatsnaam en niet de postcode werd opgegeven, aangezien soms meerdere plaatsen met dezelfde naam op de kaart aanwezig zijn. In dergelijke gevallen geeft de MobileNavigator deze dan met de postcode en het stadsdeel weer in een lijst. Selecteer de desbetreffende plaats en druk op de knop OK. Als bij een contact de straatnaam niet is aangegeven, maar de plaats toch werd gevonden, wordt het centrum van die plaats als adres gebruikt. Om problemen te vermijden, moet u alle adresgegevens in de contacten bijhouden.
Uitgebreide modus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit.
Navigatie
- 55 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Contacten. Standaardmodus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Contacten. Zo gebruikt u contacten als bestemming…
- 56 -
Op uw Pocket PC worden de contacten geopend. 2. Selecteer het contact dat u voor de navigatie wilt gebruiken en druk zolang op het contact tot het contextmenu wordt geopend:
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
3. Druk op de optie MobileNavigator. 3a Als er voor het contact meerdere adressen zijn opgeslagen, wordt het volgende venster geopend:
3b Druk op de knop OK achter het adres dat u als bestemming wilt gebruiken. De adresinformatie van het contact wordt in de MobileNavigator overgenomen. 4. Druk op de knop Opslaan, wanneer het contact een bestemming is, waar u vaker naartoe wilt rijden. U kunt het contactadres dan op ieder ogenblik snel weer uit het bestemmingsgeheugen selecteren.
Navigatie
- 57 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.3.4
Bestemmingen uit de kaart overnemen Met deze functie kunt u direct uit de kaart bestemmingen selecteren voor een navigatie. Naast de plaatsen en straten kunt u zo ook bijzondere bestemmingen snel kiezen. Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34.
Uitgebreide modus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Uit kaart selecteren. Zo neemt u bestemmingen uit de kaart over…
- 58 -
De kaart wordt geopend:
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2. Druk lang op de plaats (straat of bijzondere bestemming), die u als bestemming wilt vastleggen. De plaats wordt van een blauw gestippelde cirkel voorzien:
Uit het databestand wordt de informatie over de gekozen plaats geladen en weergegeven. Onder het informatieveld bevinden zich knoppen, via welke u meerdere functies kunt oproepen die ter beschikking staan voor het gekozen routepunt.
Navigatie
- 59 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
U hebt de volgende mogelijkheden: Deze functie staat alleen bij GPS-ontvangst ter beschikking. Druk op de knop Navigatie starten, om de gekozen plaats als eindbestemming voor de navigatie te gebruiken. Opgelet: Wanneer u deze functie tijdens een navigatie gebruikt, worden alle reeds vastgelegde routepunten (tussenbestemmingen en eindbestemming) gewist! Druk op de knop Opslaan, om het gekozen routepunt op te slaan. U kunt het routepunt dan te allen tijde uit de lijst Favorieten kiezen. Druk op de knop In de omgeving zoeken, om te zoeken naar een speciale bestemming in de buurt van het gekozen routepunt. Deze functie staat alleen in de gebruikersmodus Uitgebreid ter beschikking. Druk op de knop Toevoegen, om het routepunt (als bestemming) aan de route toe te voegen. Het routepunt wordt daarna in de kaart door een vlag gemarkeerd en tevens in het venster ROUTEPLANNING in de routepuntlijst genoteerd. Gebruikt u deze functie tijdens een navigatie, dan wordt de route meteen opnieuw berekend en daarna de navigatie voortgezet. Deze functie staat alleen tijdens een navigatie in de gebruikersmodus Uitgebreid ter beschikking. Druk op de knop Tussenbestemming, om het gekozen routepunt (als volgende aan te rijden tussenbestemming) aan de route toe te voegen. De route wordt meteen opnieuw berekend en daarna wordt de navigatie voortgezet.
- 60 -
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.3.5
Bestemming uit de favorieten overnemen
Favorieten
In de Favorieten bevinden zich alle bestemmingen die u via de knop Opslaan heeft opgeslagen. U kunt in dit venster: Ù bestemmingen overnemen, Ù bestemmingen herbenoemen en Ù bestemmingen wissen.
Uitgebreide modus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Favorieten. Standaardmodus
Navigatie
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Favorieten.
- 61 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Bestemming overnemen
Het venster FAVORIETEN wordt geopend.
2. Selecteer de gewenste bestemming. Opmerking: een sterretje achter een naam geeft aan dat voor deze naam ook een Spraakopname opgeslagen is. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. 3. Druk op
.
Het venster ADRESINVOER wordt geopend. De bestemming wordt overgenomen en het adres in de overeenkomstige velden ingevoerd.
Hoe u een opgeslagen bestemming kunt wissen of een andere naam kunt geven, kunt u lezen in het hoofdstuk "Bestemmingen beheren" op pagina 65. - 62 -
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.3.6
Laatst opgegeven bestemmingen overnemen
Buffergeheugen van bestemmingen
De bestemmingen waar u het laatst naartoe bent gereden, worden automatisch in de LAATSTE BESTEMMINGEN opgeslagen. U kunt in dit venster: Ù bestemmingen overnemen, Ù bestemmingen in de FAVORIETEN opnemen en Ù bestemmingen wissen.
Uitgebreide modus
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Navigatie. Het venster BESTEMMINGSKEUZE gaat open.
1a Wanneer in het veld Land het land waarin uw bestemming ligt nog niet is vermeld, dan drukt u op het veld en kiest u het juiste land uit. Opmerking: U kunt alleen landen selecteren, waarvan tenminste een deel van uw op dat moment geladen kaart wordt weergegeven. 1b Druk in het venster BESTEMMINGSKEUZE op de knop Laatste bestemmingen. Standaardmodus
Bestemming overnemen
Navigatie
1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Laatste bestemmingen. Het venster LAATSTE BESTEMMINGEN wordt geopend.
- 63 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2. Selecteer de gewenste bestemming. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. 3. Druk op
.
De bestemming wordt overgenomen en het adres in de overeenkomstige velden ingevoerd.
5.3.7
Thuisadres gebruiken
Overzicht
U kunt in de MobileNavigator uw thuisadres opslaan en zo snel van iedere plaats naar huis navigeren. Informatie over het opslaan van uw thuisadres vindt u in het hoofdstuk "Thuisadres" op pagina 120.
Zo navigeert u naar huis…
1. Druk in het
HOOFDVENSTER
op de knop Naar huis.
De routeberekening wordt uitgevoerd en de navigatie gestart. Voor de routeberekening wordt als routemodel automatisch de instelling gekozen, die u bij de configuratie van routeopties heeft vastgelegd. Lees hiervoor ook de paragraaf "Instellingen" op pagina 112.
- 64 -
Bestemming opgeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.3.8
Spraakbesturing
Overzicht
Voor bestemmingen die in de FAVORIETEN zijn opgeslagen, kan een spraakopname worden opgeslagen, met behulp waarvan men "op commando" naar deze bestemming kan navigeren. Hoe u een spraakopname voor een bestemming uit de FAVORIETEN kunt opslaan, krijgt u uitgelegd in het hoofdstuk "Taalcommando opslaan" op pagina 67.
Zo navigeert u per spraakbesturing…
1. Druk in het
HOOFDVENSTER
op de knop Spraakinvoer
. 2. Spreek na een verzoek hiertoe de benaming van de bestemming in de Pocket PC in. De routeberekening wordt uitgevoerd en de navigatie gestart. Voor de routeberekening wordt als routemodel automatisch de instelling gekozen, die u bij de configuratie van routeopties heeft vastgelegd. Lees hiervoor ook de paragraaf "Instellingen" op pagina 112.
5.4
Bestemmingen beheren
Overzicht
Afzonderlijke bestemmingen zijn opgeslagen in twee lijsten: Ù in de FAVORIETEN Ù in de lijst LAATSTE BESTEMMINGEN Elke bestemming die u aangeeft en de bestemmingen uit de lijst LAATSTE BESTEMMINGEN kunt u opslaan in de FAVORIETEN. Dat is vooral zinvol wanneer u vaker naar deze bestemming gaat. Bestemmingen uit de FAVORIETEN kunt u een andere naam geven. Uit beide lijsten kunt u afzonderlijke bestemmingen wissen.
Navigatie
- 65 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.4.1
Bestemming opslaan
Voorwaarde
U hebt een bestemming op de in hoofdstuk "Bestemming opgeven" op pagina 43 beschreven wijze aangegeven - OF – U heeft de lijst LAATSTE BESTEMMINGEN op de in hoofdstuk "Laatst opgegeven bestemmingen overnemen" op pagina 63 beschreven wijze geopend. 1. Druk op de knop Opslaan . Wanneer u de lijst LAATSTE BESTEMMINGEN heeft geopend, tipt u op de knop Bewerken . Het dialoogvenster NAAM VAN DE BESTEMMING wordt geopend.
2. Voer een naam voor de bestemming in. Informatie over het werken met het software-toetsenbord vindt u in hoofdstuk "Software-Toetsenbord" op pagina 20. 3. Druk op
.
Het volgende venster wordt getoond:
- 66 -
Bestemmingen beheren
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
4. Druk op
.
De bestemming is opgeslagen in de FAVORIETEN.
5.4.2
Taalcommando opslaan
Overzicht
U kunt voor alle bestemmingen uit de FAVORIETEN een spraakopname opslaan en later "op commando" naar deze bestemming navigeren.
Zo slaat u een spraakopname op…
1. Open de FAVORIETEN en markeer de bestemming waarvoor u een spraakopname wilt opslaan. 2. Druk op de knop Bewerken . Het dialoogvenster NAAM VAN DE BESTEMMING wordt geopend.
3. Druk op de knop Spraakopname. Het volgende meldingenvenster wordt geopend:
4. Spreek de naam van de bestemming in op de Pocket PC. Het meldingenvenster wordt gesloten. 5. Druk in het dialoogvenster NAAM VAN DE BESTEMMING op
.
De spraakopname voor de bestemming is opgeslagen.
Navigatie
- 67 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.4.3
Bestemming herbenoemen 1. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Favorieten. Het venster FAVORIETEN wordt geopend.
2. Selecteer de bestemming die u wilt herbenoemen. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. 3. Druk op het veld Herbenoemen. Het venster NAAM VAN DE BESTEMMING wordt geopend.
4. Voer een naam in voor de bestemming. Informatie over het werken met het software-toetsenbord vindt u in hoofdstuk "Software-Toetsenbord" op pagina 20. 5. Druk op
.
De bestemming heeft een andere naam gekregen.
- 68 -
Bestemmingen beheren
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.4.4
Bestemming wissen
Voorwaarde
U hebt de FAVORIETEN op de in hoofdstuk "Bestemming uit de favorieten overnemen" op pagina 61 beschreven wijze geopend - OF – u heeft de lijst LAATSTE BESTEMMINGEN op de in hoofdstuk "Laatst opgegeven bestemmingen overnemen" op pagina 63 beschreven wijze geopend. 1. Selecteer de bestemming die u uit de lijst wilt verwijderen. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. 2. Druk op het veld Wissen. Het venster BEVESTIGEN verschijnt.
3. Druk op
om de bestemming te wissen.
De bestemming is verwijderd uit de lijst.
5.5
Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes) Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34.
Routeplanning
Navigatie
U kunt de routeplanning ook zonder GPS-ontvanger, bijvoorbeeld rustig thuis, uitvoeren. Aangemaakte routes kunt u opslaan om ze opnieuw te gebruiken en zo een willekeurig aantal routes plannen, bijvoorbeeld voor uw vakantie.
- 69 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.5.1
Routepunten invoeren 1. Druk in het
HOOFDVENSTER
op de knop Routeplanning.
Het venster ROUTEPLANNING wordt geopend:
2. Druk op de knop Bestemming toevoegen om de eerste routebestemming te selecteren. Het venster BESTEMMINGSKEUZE wordt geopend. 3. Geef de bestemming op zoals beschreven in het hoofdstuk "Bestemming opgeven" op pagina 43.
4. Druk op de knop Toevoegen. Het venster ROUTEPLANNING wordt geopend en de geselecteerde bestemming wordt als routepunt 1 toegevoegd.
- 70 -
Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5. Herhaal de stappen 2 tot 4 voor alle andere bestemmingen die aan de routeplanning moeten worden toegevoegd.
Navigatie
- 71 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.5.2
Routes bewerken, opslaan en beheren
Overzicht
U kunt een willekeurig aantal routes plannen, bijvoorbeeld voor uw vakantie. Deze kunt u opslaan en zo later gebruiken voor de navigatie. In routes kunt u op ieder ogenblik andere routepunten invoegen, de volgorde van de routepunten veranderen of de route op de kaart laten weergeven. Daarvoor beschikt u in het venster ROUTEPLANNING over de volgende knoppen:
Markeren Deze keuzevakjes zijn gedeactiveerd, wanneer de lijst geen routepunten bevat. Druk op het veld Naar boven om het routepunt te markeren dat direct boven het zojuist gemarkeerde staat. Druk op het veld Naar beneden om het routepunt te markeren dat direct onder het zojuist gemarkeerde staat.
Routepunt verschuiven Druk op het veld Routepunt omhoog om eerder naar het geselecteerde routepunt te gaan (voorwaarde: routepunt 2 wordt routepunt 1). Druk op het veld Routepunt omlaag om een stand lager naar het geselecteerde routepunt te gaan (voorwaarde: routepunt 1 wordt routepunt 2).
Routepunt wissen, toevoegen Druk op het veld Routepunt wissen om het gemarkeerde routepunt te wissen. Dit veld is gedeactiveerd, wanneer er geen routepunt is gemarkeerd. Druk op het veld Bestemming toevoegen om een nieuw routepunt toe te voegen. Het nieuwe routepunt wordt vóór het gemarkeerde routepunt ingevoegd. Met de knop Routepunt omhoog en Routepunt omlaag kunt u dit naar de gewenste plek verschuiven.
Routes beheren Route opslaan
1. Druk op dit veld Route opslaan om een nieuw aangelegde route op te slaan. Het venster NAAM VAN DE ROUTE verschijnt.
- 72 -
Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2. Voer een benaming in voor de route. Informatie over het werken met het software-toetsenbord vindt u in hoofdstuk "Software-Toetsenbord" op pagina 20. 3. Druk op
.
Opmerking: Alleen routepunten worden opgeslagen. Wanneer u een opgeslagen route laadt, moet deze opnieuw worden berekend. Route laden
1. Druk op dit veld om een opgeslagen route te laden, die u wilt bewerken of voor navigatie wilt gebruiken. Het venster OPGESLAGEN ROUTEN gaat open:
2. Selecteer de gewenste route.
Navigatie
- 73 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. 3. Druk op Route herbenoemen
1. Druk op het veld Route laden. (Dit veld is gedeactiveerd wanneer er nog geen route is opgeslagen) Het venster OPGESLAGEN ROUTEN gaat open.
2. Selecteer de route, die u een andere naam wilt geven. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. 3. Druk op het veld Bewerken. Het venster NAAM VAN DE ROUTE gaat open:
- 74 -
Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
4. Verander de benaming van de route. Informatie over het werken met het software-toetsenbord vindt u in hoofdstuk "Software-Toetsenbord" op pagina 20. 5. Druk op
.
Het venster OPGESLAGEN ROUTEN gaat weer open. De route heeft de nieuwe naam.
of Route wissen
6. Druk op OK om de herbenoemde route te laden. - OF Druk op het veld Terug om bij het venster ROUTEPLANNING te komen, zonder de herbenoemde route te laden. 1. Druk op het veld Route laden. (Dit veld is gedeactiveerd wanneer er nog geen route is opgeslagen) Het venster OPGESLAGEN ROUTEN gaat open.
Navigatie
- 75 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2. Selecteer de route die u wilt wissen. Informatie over het werken met lijsten vindt u in hoofdstuk "Lijsten" op pagina 28. 3. Druk op het veld Wissen, om de gemarkeerde route te wissen. Het venster BEVESTIGEN verschijnt.
4. Druk op
.
Het venster OPGESLAGEN ROUTEN gaat weer open. De gewiste route verschijnt niet meer op de lijst.
- 76 -
Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.5.3
Route berekenen Een geplande route kan ook zonder GPS-ontvangst worden berekend, zonder dat u een overzicht kunt krijgen over het traject. Bovendien wordt het eerste aangegeven routepunt aangenomen als startpunt van de route. Opmerking: Bij de navigatie is de actuele standplaats het startpunt. De eerste etappe is dan de rit naar het eerste aangegeven routepunt. 1. Druk op dit veld om de hele rit plus de verwachte duur van de rit te laten berekenen. Het venster ROUTEOPTIES wordt geopend:
Navigatie
- 77 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2. Leg de gewenste instellingen vast. Gedetailleerde informatie over het vastleggen van de routeopties vindt u in het hoofdstuk "Routeopties" op pagina 117. Opmerking: De standaardinstellingen voor de route-opties kunt u veranderen via het venster INSTELLINGEN. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk "MobileNavigator configureren" op pagina 111. 3. Druk op Route berekenen. De route wordt berekend. Een venster informeert u over het verloop van de berekening.
Na afloop van de berekening worden op het venster ROUTEPLANNING onder de lijst van de routepunten de totale afstand van het eerste tot het laatste routepunt en de waarschijnlijke duur van de rit voor deze afstand aangegeven.
- 78 -
Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Voor het gemarkeerde routepunt worden bovendien de verwijdering van het voorafgaande routepunt en de waarschijnlijke duur van de rit voor deze etappe aangegeven.
5.5.4
Route op de kaart weergeven
Op kaart weergeven
Druk in de venster ROUTEPLANNING op de veld Op kaart weergeven om de volledige route op de kaart weer te geven. De kaart gaat open.
De route is met oranje gemarkeerd. De aangegeven routepunten zijn gemarkeerd met vlaggetjes. Informatie over het werken met kaarten vindt u in hoofdstuk "Werken met de kaart" op pagina 85. Navigatie
- 79 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
5.5.5 Simulatie
Route simuleren Nadat de berekening van de route is uitgevoerd, hebt u de mogelijkheid om een gesimuleerde navigatie te laten weergeven. Opmerking: Voor een simulatie van de route heeft u geen GPSontvangst nodig. Er kunnen alleen routes tot een lengte van maximaal 100 km worden gesimuleerd. 1. Druk in de venster ROUTEPLANNING op de knop Op kaart weergeven. De route wordt op de kaart weergegeven.
- 80 -
Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
2. Druk kort op de kaart. Het venster EXTRA FUNCTIES wordt geopend.
3. Druk op de knop Simulatie. De route wordt voor de simulatie opnieuw berekend.
De simulatie wordt na de berekening gestart. Simulatie stoppen
De simulatie kan te allen tijde worden beëindigd. 1. Druk kort op de kaart. Het venster EXTRA FUNCTIES wordt geopend. 2. Druk op Navigatie beëindigen.
5.6
Navigatie starten
Voorwaarde
U hebt een bestemming aangegeven, zoals beschreven in hoofdstuk "Bestemming opgeven" op pagina 43, - OF U heeft een bestemming uit de FAVORIETEN gekozen, zoals
Navigatie
- 81 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
beschreven in hoofdstuk "Bestemming uit de favorieten overnemen" op pagina 61, - OF – U heeft een bestemming uit de lijst LAATSTE BESTEMMINGEN gekozen, zoals beschreven in het hoofdstuk "Laatst opgegeven bestemmingen overnemen" op pagina 63, - OF U heeft een route gepland of geladen, zoals beschreven in hoofdstuk "Meerdere bestemmingen aangeven (Routeplanning met etappes)" op pagina 69. Uitgebreide modus
1. Druk op het veld Navigatie starten. Het venster ROUTEOPTIES wordt geopend:
2. Leg de gewenste instellingen vast. Gedetailleerde informatie over het vastleggen van de routeopties vindt u in het hoofdstuk "Routeopties" op pagina 117. Opmerking: De standaardinstellingen voor de route-opties kunt u veranderen via het venster INSTELLINGEN. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk "MobileNavigator configureren" op pagina 111. De route wordt berekend. De kaart wordt zichtbaar. Uw actuele positie wordt aangegeven door een groene driehoek. De route is met oranje gemarkeerd.
- 82 -
Navigatie starten
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Opmerking: Wanneer de navigatie voor een route wordt gestart, is het startpunt altijd de actuele positie. De eerste etappe van de route is het eerste aangegeven routepunt. Standaardmodus
1. Druk op het veld Navigatie starten. De route wordt berekend. De kaart wordt zichtbaar. Uw actuele positie wordt aangegeven door een groene driehoek. De route is met oranje gemarkeerd.
Opmerking: de route wordt berekend met de momenteel geldige instellingen voor de routeberekening. De instellingen voor de routeopties kunt u via het venster ROUTEOPTIES bekijken en wijzigen. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in hoofdstuk "MobileNavigator configureren" op pagina 111.
Navigatie
- 83 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Geen GPSontvangst?
Wanneer onvoldoende GPS-signaal wordt ontvangen verschijnt de volgende melding:
U hebt de volgende mogelijkheden: Ù U wacht tot de navigatie start. Dat gebeurt automatisch, zodra de GPS-ontvangst voldoende is daarvoor. Annuleren en start de navigatie opnieuw Ù U drukt op met de hand zodra u aan het GPS-symbool ziet dat de GPSontvangst voldoende is (het symbool GPS gereed moet verschijnen).
- 84 -
Navigatie starten
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
6
Werken met de kaart
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende thema’s: 6.1 Kaart selecteren
pagina 86
6.2 Kaartbediening
pagina 88
6.3 Kaartweergave tijdens een navigatie
pagina 94
6.4 Extra kaartinformatie weergeven
pagina 96
Werken met de kaart
- 85 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
6.1
Kaart selecteren
Overzicht
In deze paragraaf verneemt u welke informatie en welke bewerkingsmogelijkheden voor u beschikbaar zijn in de kaartweergave. Afhankelijk van het feit of u een kaart zonder of tijdens de navigatie weergeeft, hebt u verschillende mogelijkheden voor de bediening.
Gebruik van de meegeleverde kaarten
De levering bevat meerdere kaarten op DVD. Wilt u een van deze kaarten gebruiken, dan kopieert u deze met behulp van een kaartenlezer op een geheugenkaart. Opmerking: ActiveSync moet op uw PC en op uw Pocket PC zijn geïnstalleerd. Lees daartoe ook de handleiding bij uw Pocket PC. 1. Verbind de Pocket PC via ActiveSync met uw PC. 2. Leg de MobileNavigator DVD 1 in de DVD-station . De Installer-Tool start automatisch. 3. Klik "Kaart overdragen" aan. 4. Vervolgens de aanwijzingen op het beeldscherm volgen. Ga dan verder zoals beschreven onder "Kaarten selecteren"(zie volgende alinea). Opmerking: Wanneer de Installer-Tool niet vanzelf start, opent u de Windows Verkenner. Kies de map van uw DVD-station en dubbelklik op het bestand "Setup.exe". Opmerking: Kaarten waarvoor u nog geen gebruiksrecht heeft verworven, moeten eerst nog worden vrijgegeven. Raadpleeg hiervoor de aparte handleiding.
Kaart selecteren
Wilt u een andere kaart, die op een geheugenkaart ter beschikking staat, kiezen dan gaat u als volgt te werk: 1. Bevind de kaart zich op een andere geheugenkaart dan de momentaan gebruikte, druk dan in het HOOFDVENSTER op het veld Afsluiten. 1a Schuif de geheugenkaart in de daarvoor bestemde opening. 1b Start MobileNavigator opnieuw. Opmerking: De stappen 2 tot en met 4 moet u alleen uitvoeren, wanneer zich op de geheugenkaart meer dan een kaart bevindt. 2. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Kaart.
- 86 -
Kaart selecteren
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Het venster Beschikbare kaarten wordt geopend:
3. Selecteer de gewenste kaart. 4. Druk op
.
De geselecteerde kaart wordt geactiveerd. Het HOOFDVENSTER wordt weergegeven.
Werken met de kaart
- 87 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
6.2
Kaartbediening
Kaart weergeven
U kunt de kaart laten weergeven, Ù tijdens de routeplanning, Ù om bestemmingen op de kaart aan te duiden, of Ù om bestemmingen uit de kaart over te nemen.
Uitgebreide modus
In de Uitgebreide modus kunt u het kaartaanzicht openen: Ù via de knop Kaart tonen in het
HOOFDVENSTER
Ù via de knop Uit kaart kiezen in het venster BESTEMMINGSKEUZE Ù via de knop Op kaart weergeven in het venster ADRESINVOER, nadat u een bestemming heeft gekozen. Standaardmodus
In de standaardmodus kunt u het kaartaanzicht openen: Ù via de knop Op kaart weergeven in het venster ARESINVOER, nadat u een bestemming heeft gekozen.
Bij het starten van een navigatie wordt de kaart automatisch geopend. Drukken op de kaart
Als u kort op de kaart drukt, dan krijgt u extra functies getoond. Afhankelijk van het feit of u zich net in een actieve navigatie bevindt of alleen de kaart laat tonen, staan u slechts bepaalde functies ter beschikking Als u lang op de kaart drukt, dan krijgt u informatie getoond over de aangetipte plaats en u kunt deze bijvoorbeeld als navigatiebestemming kiezen. Lees hiervoor ook de paragraaf "Bestemmingen uit de kaart overnemen" op pagina 58.
- 88 -
Kaartbediening
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Knoppen Overzicht
In het kaartaanzicht staan u verschillende knoppen ter beschikking, waarmee u het aanzicht aan uw behoeften kunt aanpassen. Kaartaanzicht zonder GPS-ontvangst Knoppen tonen/verbergen Met deze knop kunt u de andere knoppen verbergen, om een beter overzicht op de kaart te hebben. Opnieuw aantippen van deze knop toont de hulpknoppen weer. Kaartaanzicht met GPS-ontvangst Automodus Druk op deze knop, om het standaardaanzicht van de kaart na wijzigingen weer tot stand te brengen. Daarbij worden de instellingen voor de kaartoriëntatie en voor de autozoom toegepast, de hulpknoppen verborgen en de kaart rond uw positie gecentreerd. Lees hiervoor ook de paragraaf "Automodus" op pagina 117.
Positie vastzetten/Kaart vastzetten/
Deze knop is alleen tijdens een navigatie actief. Drukt u op de knop Positie vastzetten/Kaart vastzetten / ), ( om om te schakelen tussen het kaartaanzicht "Positie vastgezet" en "Kaart vastgezet". Kaart vastgezet In deze modus (knop niet ingedrukt) is de kaart vastgezet en de actuele positie (groene pijl) beweegt zich over de kaart. Deze modus wordt automatisch ingesteld zodra u de kaart verschuift, aangezien anders de kaart steeds weer naar de actuele positie zou terugspringen. Stelt u deze modus ook in, wanneer u tijdens de navigatie bestemmingen uit de kaart wilt kiezen. Positie vastgezet (standaardinstelling) In deze modus (knop ingedrukt) wordt de kaart voortdurend zodanig verschoven dat de actuele positie (groene pijl) steeds zo gecentreerd mogelijk in het onderste derde deel van de kaart wordt aangegeven.
Zoomen / verschuiven
Druk op de knop Zoomen/Verschuiven / ), ( om over te schakelen tussen de modus zoomen en de modus verschuiven. Zoomen In de modus zoomen (knop niet ingedrukt) kunt u op de kaart inzoomen en uitzoomen. Inzoomen, dus vergroten, kunt u doen door een rechthoek te beginnen in de linker bovenhoek open te
Werken met de kaart
- 89 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
trekken. Uitzoomen, dus verkleinen, kunt u doen door een rechthoek te beginnen in de rechter benedenhoek open te trekken. Verschuiven In de modus verschuiven (knop ingedrukt) kunt u de kaart verschuiven. Druk daarvoor op de kaart, houd de pen of uw vinger ingedrukt en verschuif de kaartsectie in de gewenste richting. Volledige route Druk op deze knop om de volledige route op de kaart te laten weergeven. Kaart in rijrichting / Kaart op het noorden
Druk op het veld In rijrichting/noorden (
/
),
om tussen de op het noorden gerichte kaart en de kaart in rijrichting te wisselen. Kaart op het noorden Druk op dit veld (knop niet ingedrukt), om de kaart op het noorden te richten. Kaart in rijrichting Druk op dit veld (knop ingedrukt), om de kaart in rijrichting aan te geven. Kaart in 3D-weergave Druk op deze knop om de kaart in een driedimensionale weergave in vogelperspectief te laten weergeven. Kaart in 2D-weergave Druk op deze knop om de kaart weer tweedimensionaal te laten zien. Verkleinen Druk op deze knop om uit de kaart uit te zoomen. Zoombereik Druk op een van de segmenten in het zoombereik, om de Kaart in te zoomen ofwel uit te zoomen.
Vergroten Druk op deze knop om op de kaart in te zoomen.
- 90 -
Kaartbediening
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Extra functies Druk kort op de kaart, om extra functies te activeren. Afhankelijk van het feit of u zich net in een navigatie bevindt of alleen de kaart laat tonen, staan u slechts bepaalde functies ter beschikking. De selectie van aangeboden functies is ook afhankelijk van het feit of u in de standaardmodus of in de Uitgebreide modus werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34. Het venster EXTRA FUNCTIES wordt geopend:
Druk op deze knop, om de kaartweergave "Nacht" of "Dag" in te stellen.
Druk op deze knop, om de spraakinstructies uit of in te schakelen.
Werken met de kaart
- 91 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Instellingen Selecteer deze optie om over te schakelen naar het venster INSTELLINGEN. Lees hiervoor ook de paragraaf "Instellingen" op pagina 112. Navigatie beëindigen Deze functie is alleen beschikbaar bij een actieve navigatie. Selecteer de optie Navigatie beëindigen om de navigatie af te sluiten. Blokkade, Blokkade opheffen
Deze functie is alleen beschikbaar bij een actieve navigatie. Lees hiervoor ook de paragraaf "Deeltrajecten blokkeren" op pagina 103. Tussenbestemming Deze functie is alleen beschikbaar bij een actieve navigatie in de Uitgebreide modus. Selecteer de optie Tussenbestemming om tijdens de navigatie een nieuwe in te voegen. De route wordt opnieuw berekend, zodat als volgende bestemming naar deze tussenbestemming kan worden gereden. Daarna wordt naar alle andere routepunten genavigeerd. Lees hiervoor ook de paragraaf "Tussenbestemming invoegen" op pagina 102. Routeopties Deze functie is alleen beschikbaar bij een actieve navigatie en wanneer u in de Uitgebreide gebruikersmodus werkt. Selecteer de optie Routeopties veranderen om de routeopties te veranderen. Lees hiervoor ook de paragraaf "Routeopties" op pagina 117.
Volgende bestemming Deze functie staat alleen tijdens een navigatie op een route met minimaal een tussenbestemming ter beschikking en wanneer u in de Uitgebreide gebruikersmodus werkt. Gebruik deze functie, wanneer u het volgende routepunt wilt overslaan.
- 92 -
Kaartbediening
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Voorbeeld: U hebt een route van uw kantoor via "firma A" naar "firma B" gepland en bent al gestart. Nog voordat u firma A heeft bereikt, wordt u medegedeeld dat u "firma A" niet hoeft te bezoeken. Druk op de knop Volgende bestemming, om naar het daarop volgende routepunt (in het voorbeeld: "firma B") te rijden. De route wordt opnieuw berekend, zodat u naar het daarop volgende routepunt als volgende bestemming kunt rijden. Lees hiervoor ook de paragraaf "Volgende bestemming" op pagina 103.
Werken met de kaart
- 93 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
6.3
Kaartweergave tijdens een navigatie Tijdens een navigatie worden in de kaartweergave verschillende navigatiehulpmiddelen, route-informatie en een bijkomende knop ingevoegd:
Navigatiehulpmiddelen
In de linker en onderste gedeelte van de kaart worden de volgende navigatiehulpmiddelen ingevoegd:
Gebied
Informatie
c
In het kleine pijlveld wordt bij kort achter elkaar uit te voeren acties de tweede daarop volgende actie weergegeven.
d
De groene driehoek stelt uw positie op de kaart voor. Daarbij zorgt een continu veranderende deelkaart ervoor, dat de actuele positie altijd zo centraal mogelijk op de kaart wordt weergegeven (zog. Moving Map). In het grote pijlveld wordt de volgende actie weergegeven.
e f
In het afstandsveld wordt de afstand tot aan de volgende actie weergegeven. Als u de actieplaats verder nadert, schakelt de weergave om in een balkformaat:
Hoe meer gele balken er worden weergegeven, des te dichter bevindt u zich bij de plaats van de volgende actie.
g h Bewegwijzering
- 94 -
In het bovenste straatveld wordt de volgende straatnaam weergegeven. In het onderste straatveld wordt de actuele straatnaam weergegeven.
In het bovenste gedeelte van de kaart wordt informatie over de te volgen bewegwijzering ingevoegd:
Kaartweergave tijdens een navigatie
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Opmerking: Deze informatie kan alleen ingevoegd worden als deze op het kaartenmateriaal voorhanden is. Tempolimiet
In het linker gedeelte van de kaart wordt een evt. ter plaatse geldende snelheidsbegrenzing ingevoegd:
Opmerking: Deze informatie kan alleen ingevoegd worden als deze op het kaartenmateriaal voorhanden is. Opgelet: De informatie op het kaartenmateriaal kan als gevolg van onvoorziene veranderingen (wegwerkzaamheden etc.) onjuist zijn! De verkeerssituatie en de bewegwijzering ter plaatse, hebben altijd voorrang op de informatie van het navigatiesysteem. Route-informatie
In het rechter gedeelte van de kaart wordt de volgende routeinformatie ingevoegd:
Gebied
Informatie Dit symbool staat voor etappes. Alle informatie daaronder heeft betrekking op de volgende bestemming. Vermoedelijke aankomsttijd. Vermoedelijke resterende rijtijd. Resterende kilometers tot aan de bestemming.
Druk op deze knop om de actuele navigatie-instructie nog een keer te horen. Daarnaast wordt alle route-informatie weergegeven. De extra informatie wordt na enkele seconden weer verborgen.
Werken met de kaart
- 95 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
6.4
Extra kaartinformatie weergeven U kunt in de MobileNavigator vastleggen welke informatie op de kaart wordt weergegeven. Alle instellingen voert u uit in het venster INSTELLINGEN.
Zo schakelt u extra informatie van de kaart in…
1. Open het venster INSTELLINGEN Ù door in het HOOFDVENSTER op de knop Instellingen te drukken, Ù of door kort in de kaart te tippen en dan de optie Instellingen te kiezen. 2. Druk op Kaartinformatie:
Infobalk
3. Schakel de optie Infobalk in, zodat u in de kaart rechtsonder langs de rand de kaartschaal, de stijging, het kompas, de hoogte en uw actuele snelheid krijgt getoond.
Bijzondere bestemmingen
4. Schakel de optie Bijzondere bestemmingen in, zodat op de kaart alle bijzondere bestemmingen (Point of interest) worden weergegeven.
Straatnamen
5. Schakel deze optie in, zodat op de kaart de straatnamen worden weergegeven. 6. Selecteer de instelling Route-informatie met behulp van de pijltjesknop:
- 96 -
Extra kaartinformatie weergeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
7. Schakel de gewenste route-informatie in. Op de kaart wordt overeenkomstige informatie voor de volledige route (bovenste gebied) en de volgende etappe (onderste gebied) weergegeven.
Gebied
Informatie Dit symbool staat voor het volledige traject. Alle informatie in de regels daaronder hebben betrekking op de volledige route. Dit symbool staat voor de etappes. Alle informatie in de regels daaronder hebben betrekking op de volledige bestemming. Als er slechts naar één bestemming wordt gereden, wordt dit gebied niet weergegeven.
2de regel
Vermoedelijke aankomsttijd.
3de regel
Vermoedelijke resterende rijtijd.
de
4
regel
Resterende kilometers tot aan de bestemming.
8. Kies met de pijl-knoppen de instelling Richting informatie.
Werken met de kaart
- 97 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Op de knop Borden tonen staat of de aanduiding van de bewegwijzering in- of uitgeschakeld is. 9. Druk op de knop Borden tonen, om naar de telkens andere modus te wisselen. De modus waarnaar u wisselt, verschijnt op de knop. 10. Kies met de pijl-knoppen de instelling Snelheidsinfo.
In het instellingsvenster SNELHEIDSINFO kunt u instellen of tijdens de navigatie snelheidsbegrenzingen worden aangegeven en of u bij snelheidsovertredingen met een geluidssignaal wilt worden gewaarschuwd.
- 98 -
Extra kaartinformatie weergeven
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Instelling
Betekenis
Borden tonen
Op de knop Borden tonen staat of de aanduiding van de afritborden net in- of uitgeschakeld is. Druk op de knop Borden tonen en kies of borden altijd, alleen bij een snelheidsoverschrijding of nooit moeten worden aangegeven.
Waarschuwing binnen de bebouwde kom
Op de knop Waarschuwing binnen de bebouwde kom staat de hoogte van de snelheidsoverschrijding vanaf welke u binnen de bebouwde kom met een geluidssignaal wordt gewaarschuwd. Druk op de knop Waarschuwing binnen de bebouwde kom, om de waarde te wijzigen of op Nooit te zetten.
Waarschuwing buiten de bebouwde kom
Op de knop Waarschuwing buiten de bebouwde kom staat de hoogte van de snelheidsoverschrijding vanaf welke u buiten de bebouwde kom met een geluidssignaal wordt gewaarschuwd. Druk op de knop Waarschuwing buiten de bebouwde kom, om de waarde te wijzigen of op Nooit te zetten.
11. Druk op de knop Opslaan om uw instellingen op te slaan. Uw instellingen worden overgenomen en op de kaart weergegeven.
Werken met de kaart
- 99 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
7
Nuttige functies tijdens de navigatie
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende thema’s: 7.1 Tussenbestemming invoegen
pagina 102
7.2 Volgende bestemming
pagina 103
7.3 Deeltrajecten blokkeren
pagina 103
7.4 TMC-functionaliteit gebruiken
pagina 104
7.5 Logboek bijhouden
pagina 107
Nuttige functies tijdens de navigatie
- 101 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Overzicht
De volgende functies kunt u in de MobileNavigator tijdens een navigatie gebruiken: Ù Tussenbestemming invoegen, zie beneden Ù Volgende bestemming, zie pagina 103 Ù Deeltrajecten blokkeren, zie pagina 103 Ù TMC-functionaliteit gebruiken, zie pagina 104 Ù Logboek bijhouden, zie pagina 107
7.1
Tussenbestemming invoegen Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34.
Tussenbestemming tijdens de navigatie
U kunt tijdens de navigatie op ieder ogenblik een nieuwe tussenbestemming invoegen. De route wordt dan opnieuw berekend, zodat als volgende bestemming naar deze tussenbestemming kan worden gereden. Na het bereiken van de tussenbestemming wordt naar alle andere bestemmingen genavigeerd.
Zo maakt u een tussenbestemming aan…
Voorwaarde: U bevindt zich in de kaartweergave tijdens een navigatie. 1. Druk kort op de kaart. Het venster EXTRA FUNCTIES wordt geopend. 2. Druk op Tussenbestemming. Het venster BESTEMMINGSKEUZE wordt geopend. 3. Geef de bestemming op zoals beschreven in het hoofdstuk "Bestemming opgeven" op pagina 43. 4. Druk op de knop Als tussenbestemming instellen. De route wordt opnieuw berekend en de ingevoerde tussenbestemming wordt als volgende routepunt aangedaan. Opmerking: Als alternatief kunt u de tussenbestemming ook rechtstreeks uit de kaart selecteren, zoals beschreven is in de paragraaf "Bestemmingen uit de kaart overnemen" op pagina 58. Selecteer in dit geval de optie Tussenbestemming.
- 102 -
Tussenbestemming invoegen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
7.2
Volgende bestemming Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34.
Volgende bestemming
Deze functie staat alleen tijdens een navigatie op een route met minimaal een tussenbestemming ter beschikking. Gebruik deze functie, wanneer u het volgende routepunt wilt overslaan. Voorbeeld: U hebt een route van uw kantoor via "firma A" naar "firma B" gepland en bent al gestart. Nog voordat u firma A heeft bereikt, wordt u medegedeeld dat u "firma A" niet hoeft te bezoeken. Druk op de knop Volgende bestemming, om naar het daarop volgende routepunt (in het voorbeeld: "firma B") te rijden. De route wordt opnieuw berekend, zodat u naar het daarop volgende routepunt als volgende bestemming kunt rijden.
7.3
Deeltrajecten blokkeren
Manueel blokkeren
U hebt de mogelijkheid om een op uw route liggend deeltraject manueel te blokkeren, om het voor de navigatie geblokkeerde deeltraject te vermijden. Na een manuele blokkade vindt een herberekening van de route plaats. Veronderstel dat u zich op de autosnelweg bevindt en op de radio een verkeersbericht hoort over een 5 km lange file op uw traject, dan hebt u via een manuele blokkade van het traject de mogelijkheid om de file te vermijden. De manuele blokkade is alleen geldig voor de actuele navigatie en is bij een nieuwe navigatie of na een herstart van het programma niet meer beschikbaar.
Zo blokkeert u deeltrajecten…
Voorwaarde: U bevindt zich in de kaartweergave tijdens een navigatie. 1. Druk kort op de kaart. 2. Selecteer de optie Blokkade. Het venster BLOKKADE wordt geopend. 3. Voer in hoeveel kilometer u vanaf uw actuele locatie wilt blokkeren. 4. Druk op
OK.
De route wordt opnieuw berekend en het geblokkeerde deeltraject vermeden. Het geblokkeerde traject is rood gemarkeerd.
Nuttige functies tijdens de navigatie
- 103 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Blokkade opheffen
1. Druk kort op de kaart. 2. Selecteer de optie Blokkade opheffen. De blokkade wordt opgeheven en het programma gebruikt weer de oorspronkelijk berekende route.
7.4
TMC-functionaliteit gebruiken
TMC-module
Als u over de TMC-module beschikt, die uw navigatiesysteem voorziet van actuele verkeersinformatie en de berekening van dynamische routes mogelijk maakt (filevermijding), dan kunt u direct in de MobileNavigator de verkeersinformatie bekijken. Het getal achter het TMC-symbool geeft aan hoeveel verkeersmeldingen er werden ontvangen. 1. Druk op het TMC-symbool. Het venster TMC-MELDINGEN wordt geopend.
- 104 -
TMC-functionaliteit gebruiken
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Zender zoeken
In het bereik Zender wordt de momenteel ontvangen zender aangegeven. 2. Druk op de pijl-knoppen naast de zendernaam, om een andere zender te kiezen. 3. Wanneer u niet wilt, dat automatisch de zender met de beste ontvangst wordt gekozen, kies dan de gewenste zender. Druk dan op de knop Automatische Zenderkeuze. De tekst verandert naar Zender vasthouden. Wanneer u weer wilt terugkeren naar de automatische zender zoeken, druk dan op de knop Zender vasthouden. De tekst verandert naar Automatische Zenderkeuze.
Filemeldingen weergeven
4. Druk in het bereik Melding op de pijltjesknoppen, om te wisselen tussen de afzonderlijke verkeersmeldingen. Bij iedere verkeersmelding worden het straatnummer (snelweg, rijksweg en secundaire weg) en de aard van de verkeersbelemmering weergegeven.
Verkeersmeldingen actualiseren
5. Druk op de knop Actualiseren, om verkeersmeldingen die sinds het openen van het venster TMC–MELDINGEN binnengekomen zijn, te laten zien.
Venster TMCmeldingen sluiten
6. Druk op
Rekening houden met meldingen voor de routeberekening
In de instellingen voor TMC kunt u vastleggen hoe rekening moet worden gehouden met verkeersmeldingen die betrekking hebben op uw route.
, om het venster TMC–MELDINGEN te sluiten.
Hoe u deze instelling kunt vastleggen, vindt u in hoofdstuk "Instellingen" op pagina 112 Automatische routeverandering
Voorwaarde: U hebt MobileNavigator zodanig geconfigureerd, dat routewijzigingen automatisch worden uitgevoerd (voorinstelling). Als er verkeersbelemmeringen op uw traject liggen, dan wordt de verkeersbelemmering bij de routeberekening ontweken. Tijdens de berekening van de uitwijkroute verschijnt het volgende venster:
Nuttige functies tijdens de navigatie
- 105 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Handmatige routeverandering
Voorwaarde: U hebt MobileNavigator zodanig geconfigureerd, dat u routewijzigingen handmatig moet bevestigen. Wanneer een verkeersbelemmering op uw route wordt gemeld, verschijnt het volgende venster:
Omrijden
Druk op de knop Omrijden, om rekening te houden met de gemelde verkeersbelemmering op uw route. De route wordt opnieuw berekend en er wordt om de verkeersbelemmering heen gereden.
Negeren
Druk op de knop Negeren, om de gemelde verkeersbelemmering op uw route te negeren.
Achteraf rekening houden met verkeersmelding / negeren
U kunt de gemaakte instelling te allen tijde achteraf wijzigen. Ga hiervoor als volgt te werk:
1. Druk op het TMC-symbool. Het venster TMC-MELDINGEN wordt geopend:
- 106 -
TMC-functionaliteit gebruiken
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Zoek met de pijlknoppen naar een verkeersbelemmering op uw route. 2. Druk op de knop Status en kies of de verkeersbelemmering genegeerd of omgereden moet worden. 3. Druk ten slotte op OK, om de route te actualiseren.
7.5
Logboek bijhouden
Overzicht
U kunt in de MobileNavigator een logboek laten bijhouden. Voor iedere registratie in het logboek wordt een apart bestand in de basisdirectory op uw Pocket PC aangemaakt, dat u later op uw computer kunt overdragen en daar bijvoorbeeld in Microsoft Excel kunt bewerken.
Zo maakt u een logboekregistratie aan…
1. Druk op de knop Logboek . Het venster START VAN HET LOGBOEK wordt geopend:
Nuttige functies tijdens de navigatie
- 107 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
3. Voer in het veld Commentaar de aanleiding voor de rit in. 4. Voer in het veld Kilometerstand de kilometerstand bij aanvang van de rit in. 5. Druk op de knop Doel en selecteer of het een rit voor professionele of persoonlijke doeleinden betreft. 2. Druk op
.
De logboekregistratie wordt aangemaakt en de knop Logboek niet actief wisselt naar Logboek actief. Logboekregistratie afsluiten
Als u uw navigatie beëindigt, wordt de logboekregistratie afgesloten. Daarnaast kunt u de logboekregistratie ook manueel afsluiten, door opnieuw op het Logboek-symbool te drukken en in het veld Actie de optie Registratie beëindigen te kiezen. De knop Logboek actief wisselt weer naar Logboek niet actief.
Nieuwe logboekregistratie
- 108 -
Als u in het logboek meerdere registraties wilt opnemen, bijvoorbeeld omdat u tanken was of meerdere klanten in dezelfde plaats hebt bezocht, drukt u opnieuw op het logboeksymbool en selecteert u in het veld Actie de optie Nieuwe registratie.
Logboek bijhouden
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Logboek bewerken
De logboekregistraties kunt u overdragen op uw computer en daar bekijken of verder bewerken. 1. Breng een verbinding van op uw computer met de Pocket PC tot stand via ActiveSync. 2. Markeer in de basisdirectorie van de Pocket PC het bestand "Logboek.xls".
3. Kopieer het bestand op uw Computer en open het met Microsoft Excel. In de logboekregistraties zijn de opgegeven kilometerstand bij aanvang van de rit, het opgegeven commentaar, de stad en de straat, de datum van de rit, het traject alsook enkele bijkomende gegevens opgenomen. Print deze uit en zet de registraties eventueel over naar uw logboek voor de belastingdienst.
Nuttige functies tijdens de navigatie
- 109 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8
MobileNavigator configureren
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende thema’s: 8.1 Instellingen
pagina 112
Gebruikersmodus Kaartinformatie Route-informatie Richting informatie Snelheidsinfo Volume Weergave Automodus Routeopties Logboek Toetsentoewijzing Routeplanning Formaat GPS TMC Thuisadres Radio-mute Productinformatie
MobileNavigator configureren
- 111 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8.1
Instellingen
Instellingen
U kunt in de MobileNavigator de volgende instellingen uitvoeren: Ù Gebruikersmodus, zie pagina 113 Ù Kaartinformatie, zie pagina 113 Ù Route-informatie, zie pagina 114 Ù Richting informatie, zie pagina 114 Ù Snelheidsinfo, zie pagina 115 Ù Volume, zie pagina 115 Ù Weergave, zie pagina 116 Ù Automodus, zie pagina 117 Ù Routeopties, zie pagina 117 Ù Logboek, zie pagina 118 Ù Toetsentoewijzing, zie pagina 118 Ù Routeplanning, zie pagina 119 Ù Formaat, zie pagina 119 Ù GPS, zie pagina 119 Ù TMC, zie pagina 120 Ù Thuisadres, zie pagina 120 Ù Radio-mute, zie pagina 120 Ù Productinformatie, zie pagina 120 Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Instellingen om de MobileNavigator te configureren. Als u veranderingen aan de instellingen hebt uitgevoerd, moet u op de knop Opslaan in het venster INSTELLINGEN drukken zodat de veranderde instellingen worden overgenomen werden.
- 112 -
Instellingen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8.1.1
Gebruikersmodus
Gebruikersmodus
In het instellingenvenster GEBRUIKERSMODUS kunt u de volgende instellingen uitvoeren: Op de knop Actuele gebruikermodus staat de naam van de modus, waarin u zich nu bevindt. Druk op de knop Actuele gebruikermodus, om de telkens andere gebruikersmodus te wisselen. De naam van de gebruikersmodus waarin u wisselt verschijnt op de knop. Opmerking: Wanneer u in de standaardmodus wisselt zal u worden gevraagd of u de veranderde instellingen wilt bewaren. Dat zal u ook worden gevraagd wanneer u geen instellingen hebt veranderd. Druk op Ja.
Op fabrieksinstellingen terugzetten
8.1.2
1. Wanneer u de instellingen wilt terugzetten, druk op de knop Fabrieksinstelling. 2. Bevestig het terugzetten.
Kaartinformatie Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34.
Kaartinfo
In het instellingenvenster KAARTINFORMATIE kunt u de volgende instellingen uitvoeren: Instelling
Betekenis
Infobalk
Als u deze optie inschakelt, worden op de kaart in een extra balk aan de onderste rand van de kaartschaal de hoogte, de stijging, het kompas en uw actuele snelheid getoond.
Bijzondere bestemmingen
Als u deze optie inschakelt, worden op de kaart alle bijzondere bestemming (Point of interest) weergegeven. Als u deze optie inschakelt, worden op de kaart alle straatnamen weergegeven.
Straatnamen
MobileNavigator configureren
- 113 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8.1.3
Route-informatie Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34. In het instellingenvenster KAARTINFORMATIE kunt u de volgende instellingen uitvoeren:
Route-info
Instelling
Betekenis
Afstand totaal Duur totaal Aankomst totaal
Als u deze optie inschakelt, worden op de kaart de vermoedelijke aankomsttijd, de vermoedelijke resterende rijtijd en de resterende kilometers van alle open routepunten weergegeven.
Afstand etappe
Als u deze optie inschakelt, worden op de kaart de vermoedelijke aankomsttijd, de vermoedelijke resterende rijtijd en de resterende kilometers van de volgende etappebestemming weergegeven.
Duur etappe Aankomst etappe
De informatie wordt alleen weergegeven als u naar meerdere plaatsen navigeert.
8.1.4
Richting informatie
Bewegwijzering
In het instellingenvenster RICHTING INFORMATIE kunt u instellen, of tijdens het navigeren informatie over de bewegwijzering, die u moet volgen, wel of niet ingevoegd moet worden. Op de knop Borden tonen staat of de aanduiding van de bewegwijzering in- of uitgeschakeld is. Druk op de knop Borden tonen, om naar de telkens andere modus te wisselen. De modus waarnaar u wisselt, verschijnt op de knop. Opmerking: Deze informatie kan alleen ingevoegd worden als deze op het kaartenmateriaal voorhanden is.
- 114 -
Instellingen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8.1.5
Snelheidsinfo
Tempolimiet
In het instellingsvenster SNELHEIDSINFO kunt u instellen of tijdens de navigatie snelheidsbegrenzingen worden aangegeven en of u bij snelheidsovertredingen met een geluidssignaal wilt worden gewaarschuwd. Instelling
Betekenis
Borden tonen
Op de knop Borden tonen staat of de aanduiding van de afritborden net in- of uitgeschakeld is. Druk op de knop Borden tonen en kies of borden altijd, alleen bij een snelheidsoverschrijding of nooit moeten worden aangegeven.
Waarschuwing binnen de bebouwde kom
Op de knop Waarschuwing binnen de bebouwde kom staat de hoogte van de snelheidsoverschrijding vanaf welke u binnen de bebouwde kom met een geluidssignaal wordt gewaarschuwd. Druk op de knop Waarschuwing binnen de bebouwde kom, om de waarde te wijzigen of op Nooit te zetten.
Waarschuwing buiten de bebouwde kom
Op de knop Waarschuwing buiten de bebouwde kom staat de hoogte van de snelheidsoverschrijding vanaf welke u buiten de bebouwde kom met een geluidssignaal wordt gewaarschuwd. Druk op de knop Waarschuwing buiten de bebouwde kom, om de waarde te wijzigen of op Nooit te zetten.
Opmerking: Deze informatie kan alleen ingevoegd worden als deze op het kaartenmateriaal voorhanden is. Opgelet: De informatie op het kaartenmateriaal kan als gevolg van onvoorziene veranderingen (wegwerkzaamheden etc.) onjuist zijn! De verkeerssituatie en de bewegwijzering ter plaatse, hebben altijd voorrang op de informatie van het navigatiesysteem.
8.1.6 Volume
Volume In het instellingenvenster VOLUME kunt u het volume van de gesproken instructies instellen. Druk daarvoor op het veld VOLUME en selecteer een andere waarde.
MobileNavigator configureren
- 115 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8.1.7
Weergave Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34.
Weergave
- 116 -
In het instellingenvenster WEERGAVE kunt u de volgende instellingen uitvoeren: Instelling
Betekenis
Skin
Druk in dit veld om een ander design voor de MobileNavigator te kiezen.
's Nachts verduisteren
Geef in dit veld aan of de helderheid van de Pocket PC 's nachts verduisterd moet worden of niet.
Instellingen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8.1.8
Automodus Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34.
Automodus
In het instellingenvenster AUTOMODUS kunt u de volgende instellingen uitvoeren: Instelling
Betekenis
Starten met
Kies of de kaart standaard in 3D-aanzicht of in 2D-aanzicht moet worden weergegeven.
3D autozoom
Kies of u tijdens een navigatie met 3Daanzicht standaard Autozoom of Geen autozoom wenst. Bij Autozoom wordt de zoomdiepte afhankelijk van uw snelheid veranderd: rijdt u langzaam, dan wordt de schaal kleiner. Rijdt u sneller, dan wordt de schaal groter.
2D autozoom
Kies of u tijdens een navigatie met 2Daanzicht standaard Diepe autozoom, Normale autozoom, Hoge autozoom of Geen autozoom wenst. Bij autozoom wordt de zoomdiepte afhankelijk van uw snelheid veranderd: rijdt u langzaam, dan wordt de schaal kleiner. Rijdt u sneller, dan wordt de schaal groter. Hoe dieper de autozoom is, des te kleiner is daarbij de schaal van de kaart. Kies of de kaart tijdens een navigatie met 2D-aanzicht standaard naar het Noorden of In rijrichting moet zijn georiënteerd.
2D afbeelding
8.1.9 Rijprofiel
Routeopties In het instellingenvenster ROUTEOPTIES kunt u uw rijprofiel instellen. De hier uitgevoerde instelling heeft invloed op de berekening van de vermoedelijke rijtijden. 1. Druk daarvoor op het veld SNELHEIDSPROFIEL en selecteer een optie die overeenstemt met uw rijstijl. 2. Druk in het veld Aard van de route en selecteer één van de volgende opties:
MobileNavigator configureren
- 117 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Optie
Betekenis
Dynamische route (TMC)
Voor deze optie moet de TMC-module ingeschakeld zijn of een externe TMContvanger moet aangesloten zijn. Bij deze optie wordt er rekening gehouden met verkeersinformatie bij de berekening van de route. Zonder TMC-ontvangst wordt de Snelle route berekend.
Snelle route
Bij deze optie wordt de kortste route berekend wat betreft de benodigde tijd. Bij deze optie wordt de kortste route berekend wat betreft het aantal af te leggen kilometers.
Korte route
3. Druk achtereenvolgens op de velden Snelwegen, Veerverbindingen en Tolwegen en selecteer één van de volgende opties: Optie
Betekenis
Toegestaan
Bij deze optie wordt het desbetreffende straattype bij de berekening van de route ook mee opgenomen.
Vermijden
Bij deze optie wordt het desbetreffende straattype indien mogelijk vermeden. Bij deze optie wordt het desbetreffende straattype bij de berekening van de route niet opgenomen.
Verboden
8.1.10
Logboek
Logboek
In het instellingenvenster LOGBOEK kunt u instellen of bij iedere rit met het navigatiesysteem een logboek moet worden bijgehouden of niet. Onafhankelijk van de gekozen instelling kunt u bij iedere rit via de knop / het logboek in- of uitschakelen.
8.1.11
Toetsentoewijzing
Hardwaretoetsen
U kunt in de MobileNavigator de bezetting van de hardwaretoetsen voor de acties "Omhoog", "Omlaag", "Naar links", "Naar rechts", "OK" en "Terug" instellen. Dit maakt een comfortabele en eenvoudige bediening mogelijk. Druk op de knop Opnieuw toewijzen als u de toewijzing van de toetsen wilt veranderen of bekijken.
- 118 -
Instellingen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8.1.12 Routeplanning Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34. Bestemmingsbereke ning
In het instellingenvenster ROUTEPLANNING kunt u instellen of na het bereiken van een bestemming automatisch de berekening naar de volgende bestemming moet worden uitgevoerd of niet. Als de automatische berekening ingeschakeld is, wordt na het bereiken van de bestemming automatisch naar de volgende bestemming genavigeerd. Wanneer u de automatische berekening heeft gedeactiveerd, kunt u naar de volgende tussenbestemming navigeren door kort in de kaart te tippen en de optie Volgende bestemming te kiezen.
8.1.13 Formaat Maateenheden
In het instellingenvenster FORMAAT kunt u instellen welke maateenheden voor tijden en afstanden moeten worden gebruikt. Instelling
Betekenis
Uur
Druk in dit veld om te wisselen tussen de 12-uur en de 24-uur-weergave. Druk in dit veld om te wisselen tussen de weergave in kilometers en mijlen.
Afstand
8.1.14 GPS
GPS In het instellingenvenster GPS kunt u instellingen uitvoeren voor uw GPS-ontvanger. Druk op Automatische detectie, wanneer u de GPS-ontvanger opnieuw aangesloten of gewisseld heeft. Volg daarna de aanwijzingen op het beeldscherm. Druk op Handmatige detectie, wanneer de automatische herkenning geen resultaat heeft. Neem dan de volgende instellingen: Instelling
Betekenis
Type van ontvanger
Druk in dit veld om uw GPS-ontvanger te selecteren.
Com-Port
In dit veld wordt de gebruikte interface van de GPS-ontvanger weergegeven. Druk in dit veld, om voor GPS-ontvangers van het type Andere ontvanger de baudrate te kiezen.
Baud
MobileNavigator configureren
- 119 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
8.1.15 TMC TMC
In het instellingenvenster TMC kunt u, indien u over de TMCmodule beschikt, instellen of routeveranderingen bij verkeersbelemmeringen automatisch door de MobileNavigator moeten worden uitgevoerd, of pas na een manuele bevestiging.
8.1.16 Thuisadres Thuisadres
In het instellingenvenster THUISADRES kunt u uw thuisadres opslaan en daardoor snel van iedere plaats naar huis navigeren. 1. Druk op de knop Thuisadres invoeren. Het venster BESTEMMINGSKEUZE wordt geopend. 2. Druk op de knop Adres en voer uw thuisadres in zoals beschreven in de paragraaf "Adres van de bestemming invoeren" op pagina 43. 3. Druk op de knop Als thuisadres instellen. Het adres wordt in het instellingenvenster overgenomen.
8.1.17 Radio-mute Deze functie staat alleen ter beschikking, wanneer u in de "Uitgebreide modus" werkt. Hoe u de gebruikersmodus kunt wisselen, vindt u in het hoofdstuk "Gebruikersmodus wisselen" op pagina 34. Radio-mute
In het instellingenvenster RADIO-MUTE kunt u het gebruik van PDA’s met handenvrijfunctie mogelijk maken, die u op een autoradio met radio-mute-schakeling hebt aangesloten. Hiermee zorgt u ervoor, dat vertragingen in de handenvrij installatie geen negatieve uitwerkingen hebben op de navigatieaanwijzingen.
8.1.18 Productinformatie Productinformatie
In het venster PRODUCTINFORMATIE worden de naam en de versie van de navigatiesoftware weergegeven. Tip op de knop Inleiding tonen, om de belangrijkste functies van de software uitgelegd te krijgen.
- 120 -
Instellingen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
9
Bijlage
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende thema’s: 9.1 Bijlage A: GPS-ontvanger uitbreiden
pagina 122
TMC-module inzetten Bluetooth-module inzetten 9.2 Bijlage B: Probleemoplossingen
pagina 125
Performance GPS-ontvanger
Bijlage
- 121 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
9.1
Bijlage A: GPS-ontvanger uitbreiden
Uitbreiden
U kunt uw GPS-ontvanger op ieder ogenblik achteraf uitbreiden met de Bluetooth-module (draadloze radiotransmissie) en de TMC-module (voorzien van uw navigatiesysteem van verkeersinformatie). Lees hiervoor ook de bijgevoegde korte handleiding.
9.1.1
TMC-module inzetten
Zo breidt u de GPSontvanger uit met de TMC-module…
1. Verwijder alle kabels van de GPS-ontvanger. 2. Plaats de TMC-module. 3. Steek alle kabels weer in. 4. Verbind de cinchstekker op de meegeleverde antenne met de overeenkomstige aansluiting op de GPS-ontvanger. Opmerking: In plaats van de meegeleverde antenne te gebruiken, kunt u de TMC-module ook via een Y-adapter direct op uw radioantenne aansluiten. De Y-Adapter kunt u via onze Support, in onze Online-Shop of in de vakhandel kopen.
4. Schakel de GPS-ontvanger in. Initialisatie TMC
Het initialisatieproces van de TMC-module wordt automatisch gestart. Binnen enkele seconden wisselt het TMC-symbool van uw Pocket PC van Geen TMC naar Zender wordt gezocht en daarna naar TMC gereed. Een uitgebreide functiebeschrijving van uw TMC-module vindt u in het hoofdstuk "TMC-functionaliteit gebruiken" op pagina 104.
- 122 -
Bijlage A: GPS-ontvanger uitbreiden
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
9.1.2
Bluetooth-module inzetten
Zo breidt u de GPSontvanger uit met de Bluetooth-module…
1. Verwijder alle kabels van de GPS-ontvanger. 2. Plaats de Bluetooth-module. 3. Steek de voedingskabel weer in. 4. Schakel de GPS-ontvanger in. De blauwe diode knippert (1 sec. aan, 1 sec. uit). Opmerking: Hoe u een verbinding tussen uw Pocket PC en een Bluetooth-apparaat instelt, vindt u terug in het handboek van uw Pocket PC. 5. Start op uw Pocket PC de MobileNavigator om de Bluetoothverbinding in te stellen. 6. Druk in het HOOFDVENSTER op de knop Instellingen. Het venster INSTELLINGEN wordt geopend. 7. Selecteer via de pijltjesknop het instellingenvenster GPS.
Automatische detectie
8. Druk op Automatische detectie, wanneer u de GPSontvanger opnieuw aangesloten of gewisseld heeft. Volg daarna de aanwijzingen op het beeldscherm.
Handmatige detectie
1. Druk op Handmatige detectie, wanneer de automatische herkenning geen resultaat heeft. Neem dan de volgende instellingen: 2. Selecteer uit het veld Type van ontvanger uw GPSontvanger.
Bijlage
- 123 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
U hebt…
dan…
de uitbreidbare Navigon GPSontvanger,
selecteert u de optie Navigon Modular.
een niet-uitbreidbare Navigon GPS-ontvanger met TMC,
selecteert u de optie Navigon met TMC.
een niet-uitbreidbare Navigon GPS-ontvanger zonder TMC, een GPS-ontvanger van een andere fabrikant,
selecteert u de optie Navigon zonder TMC. selecteert u de optie Andere ontvanger.
Een in het apparaat geïntegreerde GPS-ontvanger en een externe TMC-ontvanger
selecteert u de optie GPS geïntegreerd / TMC extern.
3. Geeft in het veld COM-Port de COM-poort aan. Opmerking: Als u een kabelverbinding hebt ingesteld, dan is dit normaal COM-poort 1. Welke COM-poort u voor een Bluetooth-verbinding nemen moet, staat in het handboek van uw Pocket PC. 4. Als u een GPS-ontvanger van het type Andere ontvanger hebt, voer dan in het veld Baud de overeenkomstige baudrate in. De blauwe diode op de GPS-ontvanger brandt permanent, wanneer de verbinding actief is. 5. Laat de GPS-ontvanger gedurende 2 uur aangesloten op de stroom, zodat zijn accu volledig wordt opgeladen.
- 124 -
Bijlage A: GPS-ontvanger uitbreiden
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
9.2
Bijlage B: Probleemoplossingen
9.2.1 Performance Langzame berekening
De routeberekening is zeer langzaam en tijdens de navigatie komen de gesproken instructies laat. De snelheid van de routeberekening en van de navigatie hangt af van de vrije geheugenruimte en het type van de geheugenkaart, waarop de kaart is opgeslagen. Voor een foutloze navigatie moet er minstens 15 MB vrije geheugenruimte op de Pocket PC beschikbaar zijn.
9.2.2 GPS-ontvanger Mogelijke foutoorzaken bij de initialisatie van de GPS-ontvanger
Als ondanks een correcte installatie van het systeem nog steeds het GPS-symbool Geen GPS (rood) wordt weergegeven, dan kan dit één van de volgende oorzaken hebben: Ù Mogelijkheid A: verkeerde COM-poort Ù Mogelijkheid B: elektrische voeding ontbreekt
A
De GPS-ontvanger is aangesloten op een andere COM-poort (seriële interface) dan COM 1. 1. Druk in het hoofdvenster op de knop Instellingen. Het venster INSTELLINGEN wordt geopend. 2. Kies met de pijl-knoppen de instelling GPS. 6. Druk op Automatische detectie, wanneer u de GPSontvanger opnieuw aangesloten of gewisseld heeft. Volg daarna de aanwijzingen op het beeldscherm. 7. Druk op Handmatige detectie, wanneer de automatische herkenning geen resultaat heeft. Neem dan de volgende instellingen: 3. Druk op de knop COM-Port. 4. Selecteer een andere aansluiting. Als de GPS-status verandert, kunt u uw rit aanvatten.
Bijlage
- 125 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
B
Het voertuig is zonder permanente elektrische voeding. Als de GPS-ontvanger ook na controle van alle COM-poorten nog steeds niet gebruiksklaar is, kan het zijn dat uw voertuig geen permanente elektrische voeding heeft. 1. Sluit het programma MobileNavigator. 2. Schakel de ontsteking in. 3. Start het programma MobileNavigator opnieuw. De GPS-ontvanger moet nu na korte tijd gebruiksklaar zijn. Schakel ook in de toekomst voor het starten steeds de ontsteking in en start daarna de navigatiesoftware opnieuw.
Lange wachttijd
Het duurt altijd zeer lang voor de GPS-ontvanger gebruiksklaar is. Een back-upaccu zorgt voor een permanente opslag van de initialisatiegegevens. Na de initialisatie van de GPS-ontvanger wordt een onderscheid gemaakt tussen een warme en koude start: Koude start: Duur ca. 5-6 minuten. De GPS-ontvanger werd langer dan een week niet gebruikt. Warme start: Duur ca. 1-2 minuten. Het systeem wordt dagelijks gebruikt.
- 126 -
Bijlage B: Probleemoplossingen
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
10 Verklarende woordenlijst COM-Poort
COM-poort is de benaming voor een seriële interface. Met het getal achter COM worden de aansluitingen genummerd. Een seriële interface is een aansluiting, waarop apparaten zoals een muis of de GPS-ontvanger kunnen worden aangesloten.
GMT
GMT is de afkorting voor Greenwich Mean Time. GMT is de gemiddelde zonnetijd op de nulmeridiaan. Theoretisch doorkruist de zon om 12:00 GMT de middagcirkel (meridiaan) en heeft daarbij haar hoogste stand aan de hemel. GMT was tot begin 1972 de officiële wereldtijd. Aangezien de rotatie van de aarde echter niet volledig gelijkmatig is, werd deze tijd ondertussen vervangen door de met atoomklokken gemeten UTC (Universal Time Coordinated).
GPS
GPS is de afkorting voor Global Positioning System. GPS bepaalt met behulp van satellietinformatie uw actuele geografische positie. Het is gebaseerd op in totaal 24 satellieten die om de aarde cirkelen en daarbij signalen uitzenden. De GPSontvanger ontvangt deze signalen en berekent op basis van de looptijdverschillen van de signalen de afstand tot de afzonderlijke satellieten en zodoende zijn actuele positie in geografische lengte en breedte. Voor de positiebepaling zijn gegevens nodig van ten minste 3 satellieten, vanaf de vierde kan ook de actuele hoogte worden bepaald. De positiebepaling gebeurt daarbij tot op 3 meter nauwkeurig.
HDOP
HDOP is de afkorting voor Horizontal Dilution of Precision. HDOP geeft de kwaliteit van de positiebepaling aan. Theoretisch zijn waarden van 0 tot 50 mogelijk, waarbij geldt: hoe kleiner de waarde, des te nauwkeuriger is de positiebepaling (waarde 0= geen afwijking van de daadwerkelijke positie). Waarden tot 8 zijn acceptabel voor de navigatie.
POI
POI is de afkorting voor Point of interest. Zie ook ÎBijzondere bestemming.
RDS
RDS is de afkorting voor Radio Data Signal. Door de radiostations wordt de TMC-informatie met het RDSsignaal uitgezonden.
Bijzondere bestemming
Bijzondere bestemmingen, ook kortweg POI (Point of interest) genoemd, zijn in de kaart opgenomen en worden daar weergegeven. Tot de bijzondere bestemmingen behoren lucht- en veerboothavens, restaurants, hotels, tankstations, openbare instellingen. Bijzondere bestemmingen kunt u als navigatiebestemming gebruiken.
TMC
TMC is de afkorting voor Traffic Message Channel. TMC, verkrijgbaar als optionele component, voorziet uw navigatiesysteem van verkeersinformatie.
Verklarende woordenlijst
- 127 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
11 Trefwoordenregister A Antenne........................................122
B Bestemming Herbenoemen .............................. 68 Opslaan ...................................... 66 Rijden naar.................................. 81 Wissen........................................ 69 Bestemming invoeren Adres.......................................... 43 Bijzondere bestemming ................. 46 Contacten.................................... 55 Favorieten ................................... 61 Laatste bestemmingen .................. 63 Spraak ........................................ 65 Thuisadres................................... 64 Uit kaart ..................................... 58 Bewegwijzering..............................114 Bijzondere bestemming............... 46, 96 Actuele omgeving ......................... 46 Andere plaats............................... 49 Landelijk ..................................... 52 Blokkade.......................................103
C Contacten ...................................... 55 Adresgegevens............................. 55
D Deeltraject Blokkeren...................................103 Designs ........................................116
E Etappe........................................... 97 Etappe - aankomst .........................114 Etappe - afstand ............................114 Etappe - duur ................................114 Etappe-informatie ........................... 95 Etappen ........................................119
F Favorieten ...................................... 61
G GMT .............................................. 25 GPS............................................... 15 GPS-symbool ............................... 25 TMC-symbool ............................... 26 GPS Infobalk................................. 113 GPS-ontvanger................................ 38 Initialiseren ................................. 13 Installeren ................................... 10 Instellingen................................ 119 Uitbreiden.................................. 122
H HDOP ............................................ 25 Hoofdvenster .............................39, 41 Hotline............................................. 7
K Kaart 2D-weergave ............................... 90 3D-weergave ............................... 90 Bijzondere bestemming ................. 96 Hele route ................................... 90 In rijrichting................................. 90 Infobalk ...................................... 96 Kaartinformatie ............................ 96 Knoppen tonen/verbergen.............. 89 Op het noorden ............................ 90 Straatnamen................................ 96 Vastzetten ................................... 89 Vergroten .................................... 90 Verkleinen ................................... 90 Verschuiven ................................. 90 Weergeven .............................40, 88 Zoombereik ................................. 90 Zoomen ...................................... 89
L Logboek ................................ 107, 118
Trefwoordenregister
- 129 -
Gebruikershandboek MobileNavigator | 5
Maateenheden ...............................119 MobileNavigator Starten ....................................... 38
Spraakbesturing .............. 65, 67, 91, 95 Spraakopname Opslaan....................................... 67 Straatnamen ................................ 113 Support ........................................... 7
N
T
Navigatie Beëindigen .................................. Starten ....................................... Navigatiehulpmiddelen ..................... Navigatiesoftware Afsluiten................................. 41,
Taalcommando................................ 67 Tempocontrole .............................. 115 Tempolimiet ................................. 115 Thuisadres ..................................... 64 TMC .......................... 15, 26, 104, 127 Initialiseren .......................... 13, 122 Uitbreiden.................................. 122 Toetsenbord ................................... 20 Totaal - aankomst ......................... 114 Totaal - afstand............................. 114 Totaal - duur ................................ 114 Tussenbestemming ................... 92, 102
M
92 81 94 42
P POI ............................................... 46 Positie Actuele ....................................... 94 Vastzetten ................................... 89
R Radioantenne ................................122 Rijprofiel .......................................117 Route-informatie ............................. 94 Routeopties .................. 82, 83, 92, 118 Routeplanning ......................... 69, 119 Volgende bestemming ..................119
S
V Veiligheidsinstructies ....................... 17 Venster Adresinvoer ................................. 44 Bestemmingskeuze ..................43, 44 Bijzondere bestemming ................. 47 Extra functies............................... 91 Instellingen................................ 112 Laatste bestemmingen .................. 63 Routeplanning .............................. 70 Volledig traject................................ 97 Volume ........................................ 115
Snelheid .......................................115 Snelheidsprofiel .............................117 Software-Toetsenbord...................... 20
- 130 -
Trefwoordenregister