STUDIEKEUZEGESPREKKEN: OP ZOEK NAAR MAATWERK Resultaten van het onderzoek naar de ervaringen van het SURF-programma ‘Studiekeuzegesprekken, wat werkt?’
Samenvatting van het onderzoeksrapport InleIdIng en onderzoeksvraag
2
Context en motIeven voor studIekeuzegesprekken
3
de vormgevIng van studIekeuzegesprekken en het bIjbehorende arrangement
6
Dr. Marjan Glaudé
9
effeCten op studIe-uItval en studIevoortgang
11
op zoek naar patronen: over fItters en developers
14
ervarIngen, lessons learned en mogelIjke verbeterIngen
16
do’s en don’ts
struCturele InvoerIng en overdraagbaarheId
Drs. Fred Verbeek Drs. Edith van Eck
oordeel van kandIdaten en gespreksvoerders over nut en effeCten
tIjdsInvesterIng en kosten
Studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
22 23 26
inhoudsopgave
3
4
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
1
Inleiding en onderzoeksvraag
Context en motieven voor studiekeuzegesprekken
Voor u ligt de samenvatting van het onderzoek ‘Studiekeuze gesprekken: op zoek naar maatwerk’. In dit onderzoek heeft het Kohnstamm Instituut de projecten die hogescholen en universiteiten hebben uitgevoerd in het kader van het SURF-programma ‘Studie keuzegesprekken: wat werkt?’ onderling met elkaar vergeleken.
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de context waarbinnen de studie
2
keuzegesprekken hebben plaatsgevonden. Elke deelnemende onderwijsinstelling heeft studiekeuzegesprekken op een eigen manier vormgegeven, passend bij de eigen context en eigen problematiek.
Van 2008 tot 2011 heeft SURFfoundation het programma ‘Studiekeuzegesprekken: wat werkt?’ uitgevoerd, in opdracht van het ministerie van OCW. In dit programma hebben 28 projecten bij universiteiten en hogescholen plaatsgevonden om ervaring op te doen met het opzetten van studiekeuzegesprekken met aankomende Bachelor-studenten. Het programma was bedoeld als voorbereiding op de mogelijke bredere implementatie van studiekeuzegesprekken in het Nederlandse hoger onderwijs.
In deze samenvatting vindt u de belangrijkste conclusies uit het onderzoeksrapport dat uit een aantal deelonderzoeken bestaat. Het integrale rapport, opgesteld door drs. Fred Verbeek, drs. Edith van Eck en dr. Marjan Glaudé, kunt u nalezen op www.surffoundation.nl/publicaties.
Definitie studiekeuzegesprekken • individuele of groepsgewijze kennismakings gesprekken tussen aankomende Bachelor- studenten en een hogeronderwijsinstelling • m et als doel een betere afstemming tussen de
SURF heeft het Kohnstamm Instituut gevraagd de ervaringen die de indi viduele projecten hebben opgedaan, systematisch te beschrijven en te vergelijken. In het verrichte evaluatieonderzoek stonden de volgende onderzoeksvragen centraal: • In welke contexten, met welke motieven en in welke vorm hebben de onderwijsinstellingen studiekeuze gesprekken georganiseerd? • Hoe oordelen gespreksvoerders,
toekomstige student en de opleiding en een bewustere studiekeuze • vóór de start van de opleiding (“vóór de poort”) zodat het gesprek nog kan leiden tot heroriëntatie op een andere opleiding
Opzet van het SURF- programma In het kader van het SURF-programma hebben hogescholen en universiteiten ervaringen opgedaan met studiekeuzegesprekken, in de vorm van projecten. De 28 individuele projecten zijn steeds uitgevoerd door één of meerdere opleidingen of in sommige gevallen door een centraal organisatieonderdeel van een hogeschool of universiteit. Elk project heeft een eigen opzet gegeven aan de studiekeuzegesprekken, passend bij de eigen context. Het studiekeuzegesprek is daarbij ingebed in een reeks van interventies die samen een arrangement vormen. Alle projecten hebben hun ervaringen aan SURF gerapporteerd. Hun materiaal vormt de bron van dit onderzoek. De citaten die in deze samenvatting zijn opgenomen, zijn afkomstig van de projectleiders van de deelnemende projecten.
kandidaten en betrokkenen binnen de instellingen over de effectiviteit van de gesprekken? • Welke knelpunten, successen, onverwachte voor- en nadelen waren er? • Wat waren de kosten per arrangement en instelling?
DEELNEMENDE INSTELLINGEN EN OPLEIDINGEN De 28 projecten van het SURF- programma zijn uitgevoerd bij zeven verschillende universiteiten en twaalf verschillende hogescholen.
De opleidingen die hieraan hebben deelgenomen bestrijken alle sectoren van het hoger onderwijs, met uitzondering van de agrarische sector. Economische opleidingen zijn sterk vertegenwoordigd. Een volledige lijst van de deelnemende instellingen en opleidingen vindt u op de laatste bladzijde van deze publicatie.
Eigenschappen van deelnemende opleidingen De opleidingen variëren sterk in grootte en aantal aanmeldingen. Een cluster van opleidingen heeft zo’n 1700 aanmeldingen, maar er zijn ook studierichtingen waar zich minder dan honderd kandidaten aanmelden. Het merendeel van de deelnemende opleidingen kent specifieke toelatingeisen aan profielen of vakken in het eindexamenpakket. Bij de universitaire opleidingen heeft het merendeel van de instroom een vwo-diploma. Bij de hboopleidingen is de instroom diverser, het leeuwendeel (25 tot 75 %) van de instroom komt uit de havo, de rest komt uit het mbo (tot 25%) en vwo (tot 20%). Daarnaast hebben studenten soms een buitenlandse vooropleiding. De propedeuserendementen na 1 jaar variëren sterk.
5
6
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
Motieven voor het organiseren van studiekeuzegesprekken
Eén van de vragen die de projecten hebben beantwoord, is welke motieven zij hadden voor het voeren van studiekeuzegesprek ken. In alle deelnemende projecten worden de studiekeuzegesprekken in ieder geval ingezet met als doelen: • minder uitval en • een beter rendement Problemen rondom studieuitval en studievertraging kunnen oorzaken hebben die deels al in het traject voorafgaand aan instroom een rol spelen. Studenten blijken soms slecht toegerust voor een succesvolle studieloopbaan wanneer zij de studie binnenkomen met deficiën ties, met onvoldoende specifiek talent of met een onvoldoende beeld van de studie. Dergelijke kandidaten hebben een onvoldoende onderbouwd keuzeproces doorlopen. Daarbij kiezen ze op basis van onvoldoende informatie, ze kiezen laat, staan hierbij onder invloed van anderen, of ze stellen de eigenlijke keuze uit wat resulteert in de keuze voor een brede studie.
Realistisch beeld van de opleiding Met studiekeuzegesprekken willen de onderwijsinstellingen bereiken dat studenten de beschikbare informatiebronnen beter gebruiken om een realistisch beeld van de opleiding te krijgen en na te gaan of die bij hen past. Want gemotiveerd en bewust kiezen maakt dat ze het
beter doen in het hoger onderwijs. Een onvoldoende onderbouwde keuze is een risicofactor, geeft een projectleider aan: ‘Wij signaleerden een duidelijke relatie tussen een goede oriëntatie op de studie vooraf (open dagen, deelname aan aansluitprogramma’s, masterclasses) en studiesucces. Studenten die uitvallen, hadden zich vaak vooraf slecht geïnformeerd. Als ze uitvallen, geven ze dat ook vaak aan.’
‘Ook studenten voor wie de keuze altijd al heel vanzelfsprekend is geweest, oriënteren zich soms onvoldoende’.
Studiekeuzegesprekken voor bewustwording In een studiekeuzegesprek kun je het bewustwordingsproces van de kandidaten ondersteunen waardoor zij zich realiseren dat de opleiding meer inzet van hen vraagt omdat ze op bepaalde vlakken minder goed toegerust zijn. Ook onvoldoende motivatie is een risicofactor, soms wordt een studie afgeraden omdat een leerling onvoldoende zeker is van zijn keuze. En ten slotte zijn sommige leerlingen beter op hun plaats in een andere onderwijsvorm, bijvoorbeeld hbo in plaats van wo of omgekeerd, dat moeten dus aandachtspunten zijn in een studiekeuzegesprek.
Studiekeuzegesprekken voor bijstellen van studiekeuze: vaak onrealistisch Projecten die studiekeuzegesprekken hebben uitgevoerd met het doel de minder geschikte kandidaten door te verwijzen naar een andere opleiding, constateren in veel gevallen dat dit niet lukt. Als de inschrijving al heeft plaatsgevonden, zijn de kandidaten de fase van het maken van de studiekeuze in principe al voorbij. Gesprekken na de inschrijving hebben daarom als nadeel dat eenmaal gemaakte keuzes zelden nog worden herzien, zo is de ervaring van de deelnemende projecten. Ook zijn er in een laat stadium nog maar weinig verwijsmogelijkheden. De gesprekken krijgen daarom veeleer het karakter van intakegesprekken.
‘Het is duidelijk dat een eenmaal gemaakte keuze vaak niet meer wordt heroverwogen.’ Studiekeuzebegeleiding in samenwerking met het voortgezet onderwijs Sommige instellingen hebben gekozen voor studiekeuzegesprekken in het voortgezet onderwijs. Deze keuze komt voort uit de opvatting dat het hoger onderwijs en het voortgezet onderwijs elk een eigen rol en taak hebben bij de ondersteuning van het keuzeproces van de leerlingen.
en kan de leerlingen gelegenheid bieden hier nader kennis mee te maken of eerste ervaringen mee op te doen. De loopbaanbegeleider in het voortgezet onderwijs kent de leerlingen en kan de leerling helpen zijn of haar zelfkennis te vergroten en te reflecteren op de opgedane ervaringen. De projecten die in samenwerking met het voortgezet onderwijs zijn uitgevoerd, zoeken naar een goede afstemming tussen deze rollen.
Studiekeuzegesprekken voor een beter zelfbeeld Leerlingen in het voortgezet onderwijs die nog geen keuze hebben gemaakt, hebben soms ook nog niet voldoende motivatie om een juiste studiekeuze te kunnen maken. Ze moeten eerst een helder zelfbeeld ontwikkelen, dat motiveert en vormt de basis voor een goede studiekeuze. Het studiekeuzegesprek speelt hier op in door de leerling eerst te helpen met het verhelderen van hun zelfbeeld en vervolgens hun horizon te verruimen, want een goed zelfbeeld leidt tot de juiste motivatie en dat leidt tot een beter geïnformeerde keuze. Een projectleider stelt: ‘Eerst moeten leerlingen een behoorlijk beeld van zichzelf hebben, voordat je ze blootstelt aan informatie via brochures of internet. Dat is de grote valkuil van veel decanen: te snel met informatie komen bij leerlingen die zichzelf niet eens kennen’.
Het hoger onderwijs is in de beste positie een realistisch beeld te schetsen wat een (bepaalde) hboof universitaire opleiding inhoudt
7
8
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
3
De vormgeving van studiekeuzegesprekken en het bijbehorende arrangement Een van de onderzoeksvragen betreft de manier waarop studie keuzegesprekken vormgegeven zijn en met welke andere activi teiten zij gecombineerd zijn. Afhankelijk van de eigen doelstelling en context, maken de onderwijsinstellingen verschillende keuzes in de opzet.
Gesprek staat niet op zichzelf Een studiekeuzegesprek staat niet op zichzelf, maar vormt onderdeel van een keten van activiteiten. Deze keten wordt aangeduid met het ‘studiekeuzearrangement’. Er wordt informatie gegeven tijdens de voorlichting, er worden voorafgaand aan het gesprek gegevens verzameld over de kandidaat en na het studiekeuzegesprek vinden follow-upactiviteiten plaats. Doel van deze keten van activiteiten is om de kandidaten voor te lichten over de studie en hen verder te begeleiden bij de studiekeuze en een succesvolle (start van de) studie. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de activiteiten waar het om gaat en
Studiekeuzegesprek wordt gecombineerd met:
de mate waarin ze door de instellingen worden ingezet. Dit deel van het onderzoek is gebaseerd op de gegevens van de eerste zeventien projecten.
Vragenlijsten en zelf-assessments vooraf Veertien instellingen verzamelden vooraf informatie over de motivatie van de kandidaat via een vragenlijst of een motivatiebrief. Elf opleidingen verzamelden informatie over de capaciteiten van de kandidaat bijvoorbeeld met behulp van een essayopdracht, een huiswerkopdracht, of een diagnostische toets. Zeven instellingen verzamelen informatie over de interesses van de kandidaat; daarvoor wordt vaak een beroepskeuzetest gebruikt. Elf instellingen hebben een capaciteitentest of competentievragenlijst of een leerstijlentest afgenomen.
Het verzamelen van informatie over de kandidaat kan twee doelen hebben: Uitnodiging voor deelname
• h et kan een hulpmiddel zijn om te bepalen met welke kandidaten een gesprek moet worden
De meeste instellingen kondigen de studiekeuzegesprekken in het voorlichtingsmateriaal aan en leggen uit hoe ze zijn opgezet en de doelen die ermee worden beoogd. In alle gevallen worden kandidaten door de opleiding uitgenodigd voor deelname aan de verschillende onderdelen van het arrangement, meestal schriftelijk, soms ook telefonisch of per mail.
(N=17)
Uitnodiging voor deelname
17
Informatie verzamelen over motivatie van kandidaat
14
Feitelijke gegevens verzamelen over kandidaat
14
Informatie verzamelen over capaciteiten kandidaat
11
Advies aan kandidaat
11
Schriftelijke informatie geven
7
Informatie verzamelen over interesses kandidaat
7
Aanbieden summercourse, bijscholing
7
Intensieve kennismaking met onderwijs, sfeer, organisatie van opleiding
3
(Online) self-assessment
3
Overige interventies
7
Gespreksvorm: individueel gesprek of groepsgesprek Studiekeuzegesprekken vinden in de meeste gevallen plaats met individuele kandidaten. Drie opleidingen kiezen bewust voor een groepsgesprek. Eén van de opleidingen werkt met groepen omdat: ‘de groepsdynamiek het persoonlijk denken over het beeld van de studie stimuleert (beroep, instelling, stad) en de daartoe gewenste competenties en de keuze van de opleiding’, een andere instelling kiest voor groepsgesprekken omdat de deelnemers ook van elkaar leren door te reflecteren op elkaars inbreng. Eén instelling heeft bewust gekozen voor telefonische studiekeuzegesprekken, desgewenst aangevuld met communicatie per e-mail.
gevoerd, en/of • h et biedt inhoudelijke input voor het studiekeuzegesprek
Uit te nodigen kandidaten Negen van de onderzochte opleidingen nodigen alle aangemelde kandidaten uit voor een studiekeuzegesprek, bij vijf opleidingen worden kandidaten met een risicoprofiel benaderd voor een studiekeuzegesprek en drie opleidingen werken met een aselecte steekproef. Of kandidaten een risicoprofiel hebben, stelt men vast op basis van de vooraf verzamelde gegevens over de kandidaat, de vooropleiding, de capaciteiten, de motivatie, de interesse.
‘Kandidaten vonden het gesprek met de studieloopbaanbegeleider, naast het gesprek met een ouderejaars/alumnus, de beste activiteit tijdens de kennismakingscarrousel’. Gespreksvoerders De gesprekken worden gevoerd door docenten, ouderejaarsstudenten en/of studieadviseurs, opleidingscoördinatoren of studieloopbaanbegeleiders. De meeste instellingen geven de gespreksvoerders een training voor het voeren van studiekeuzegesprekken. Bij een van de instellingen kan de kandidaat bij twijfel over de studiekeuze worden verwezen naar een van de (gereedstaande) studentendecanen, voor een uitgebreid gesprek en
9
10
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
eventuele studiekeuzetests. Alle opleidingen hanteren een gespreksprotocol voor het studiekeuzegesprek. De duur van de gesprekken bedraagt vaak ongeveer een half uur, soms een uur en in een enkel geval betreft het een bijeenkomst van een halve tot een hele dag.
Gespreksinhoud Bij alle opleidingen is de verwachting van de kandidaat in relatie tot de eisen en de inhoud van de studie onderwerp van gesprek. De kandidaten kunnen zo nagaan of zij beschikken over de benodigde competenties en of een en ander aansluit bij de eigen verwachtingen ten aanzien van de studie.
Relatief vaak wordt in het gesprek ook gewezen op risicofactoren die een bedreiging zouden kunnen vormen voor het met succes doorlopen van de studie. In de helft van de gevallen komen (ook) tekorten in de vooropleiding of kwalificaties van de kandidaat aan de orde. In het gesprek wordt dan gewezen op de noodzaak van bijscholing. Ook niet-formele tekorten in de vooropleiding komen aan de orde, bijvoorbeeld lage eindexamencijfers of een slechte beheersing van de Nederlandse taal en de mogelijkheden voor verdere scholing op die punten. De kandidaten worden doorverwezen naar summerschools of remediërende programma’s.
Ten slotte bespreekt men in de helft van de gevallen ook nog andere onderwerpen, zoals: het beeld van de opleiding in met name ‘deze stad’; expliciete afspraken; de haalbaarheid van verwachtingen en de leerstijl.
‘De scores op de leerstijlen kunnen interessant zijn voor de studieloopbaanbegeleider om te bepalen of de voorkeursleerstijl past bij de gekozen opleiding’. Een nader onderzoek naar de inrichting van de gesprekken (aan de hand van de tweede tender) wees uit dat de meerderheid van de gespreksvoerders in het studiekeuzegesprek samen met de kandidaten op hun studiekeuze reflecteert. Daarvoor worden gesprekstechnieken ingezet als doorvragen, samenvatten, waarom-vragen stellen, tegenstrijdigheden benoemen. Men stimuleert de studenten om zich voor te stellen hoe zij de studie en het beroep zullen ervaren. Ervaringen in de vooropleiding vormen daarbij een bron van informatie.
Afsluiting: advies en de follow-up Het studiekeuzegesprek wordt in twaalf van de zeventien onderzochte gevallen afgesloten met een advies. Vaak ontvangt de kandidaat dat schriftelijk. Advisering betreft ook het volgen van een summerschool of andere vormen van bijscholing om gesignaleerde deficiënties in voorkennis op te heffen. Dit is bij negen instellingen het geval.
Oordeel van kandidaten en gespreksvoerders over nut en effecten
4
De projecten hebben aan de hand van evaluaties in kaart gebracht wat de ervaringen van de kandidaten en de gespreksvoerders zijn geweest met de gesprekken die zij hebben gevoerd en welk oordeel zij daaraan hebben gegeven.
Oordeel kandidaten In alle drie de tenders is het oordeel van de kandidaten over het nut van het gesprek positief. Behalve nuttig vonden de kandidaten ook dat de gesprekken in een prettige sfeer verlopen waren. De gesprekken bevorderen het gevoel van binding met de opleiding, kandidaten voelen zich beter geïnformeerd over wat de opleiding inhoudt, ze vonden het prettig gestructureerde en concrete informatie te hebben over de opleiding in relatie tot hun zelfbeeld, hun keuze wordt bevestigd en zij voelen zich beter voorbereid. Zij zijn zich meer bewust van hun (on)geschiktheid voor de studie en van mogelijke verbeterpunten in hun studiehouding of aanpak. Dat laatste maakt het ook gemakkelijker om problemen tijdens de
Negatieve ervaringen hangen vooral samen met het gevoel dat de gesprek ken bedoeld zouden zijn om te selec teren. Kandidaten voelen zich daar soms ongemakkelijk onder en hebben het gevoel dat zij zich beter moeten voordoen dan zij zijn. studie gericht aan te pakken, aldus de deelnemende kandidaten. Vermeldenswaardig is het volgende: Twee projecten hebben de evaluatie met de kandidaten na een paar maanden herhaald. Hun bevinding is dat men er na een paar maanden iets minder positief over is dan op de dag zelf.
Het studiekeuzegesprek heeft de kandidaten bewuster gemaakt van de succeskansen en afbreuk risico’s, het bevestigt de studie keuze en maakt hen bewuster van hun (on)geschiktheid en van mogelijke verbeterpunten in hun studiehouding of -aanpak. 11
12
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
Oordeel gespreks voerders De studiekeuzegesprekken bereiken veelal het beoogde doel, aldus de betrokken gespreksvoerders. De effectiviteit van de gesprekken wordt door de gespreksvoerders vooral gezien in zelfselectie van de kandidaten die er bijvoorbeeld door het schrijven van een motivatiebrief achter komen dat zij de opleiding eigenlijk niet willen. En zich pas
daadwerkelijk inschrijven als ze zich daar zeker over voelen. Ook helpen de studiekeuze gesprekken om de binding van de kandidaten met de opleiding te vergroten. Kritiek die de gespreksvoerder uiten op de studiekeuzegesprekken, heeft in het algemeen niet betrekking op nut en noodzaak maar eerder op de (arbeids intensieve) organisatie rondom de studiekeuzegesprekken.
‘Het beeld van docenten en studieloopbaanbegeleiders is dat aanmelders de intakegesprekken zeer waarderen. De aanmelders hebben er een beter beeld door gekregen van de opleiding en hebben ook meer informatie ontvangen over hun capaciteiten. Ze ervaren de feedback die ze ontvangen als direct en duidelijk, zelfs een negatief advies wordt gewaardeerd’. Kandidaten
Gespreksvoerders
• oordelen positief
• b eoordelen gesprekken als nuttig,
• worden zich bewust van succeskansen en afbreukrisico’s • ervaren meer motivatie en binding • vinden belangrijk dat er geen sprake is van selectie • zijn na een paar maanden minder positief over gesprek dan op dag zelf
onder andere vanwege zelfselectie • v inden dat afbreukrisico’s duidelijk worden • z ien bijdrage aan binding met opleiding • e rvaren gesprekken als impuls voor
Effecten op studieuitval en studievoortgang Alle projecten hebben, in zoverre mogelijk, de meetbare effecten van het studiekeuzegesprekkenarrangement in kaart gebracht. Daarvoor is de studieuitval en studievoortgang van studenten die een studiekeuzegesprek hebben gehad, vergeleken met een groep studenten die deze gesprekken niet heeft gehad.
De projecten hebben op verschillende momenten de studieuitval en studievoortgang van de betreffende studenten onder de loep genomen: halverwege het eerste studiejaar (februari 2010/februari 2011) en waar mogelijk na afloop van het eerste studiejaar (oktober 2010). De manier waarop de projecten de resultaten bepaald en beoordeeld hebben, verschilt sterk, onder andere qua samenstelling en omvang van de experimentele groep en controlegroep.
studieloopbaanbegeleiding • h ebben kritiek op organisatorische aspecten
5
Het is niet mogelijk een harde uit spraak te doen of studiekeuzege sprekken werken om studieuitval tegen te gaan of studievoortgang te bevorderen. De metingen van de projecten moeten opgevat worden als aanwijzingen voor de richting die de resultaten opgaan.
Studieuitval Bij studieuitval is het beeld op de drie meetmomenten ongeveer hetzelfde. Meer dan de helft van de projecten laat een verbetering van het uitvalpercentage zien; de groep kandidaten die een studiekeuzegesprek heeft gehad, valt aanzienlijk minder uit dan de controlegroep zonder gesprek. Bij bijna een kwart van projecten is niet of nauwelijks verschil te constateren. Bij het laatste kwart is sprake van een verslechtering; de kandidaten met een studiekeuzegesprek vallen aanzienlijk vaker uit. Bij deze laatste projecten is er echter in sommige gevallen mogelijk sprake van een vertekening van de cijfers van de experimentele groep omdat daar gekozen is gesprekken te voeren met kandidaten met een risicoprofiel waarvan bekend is dat die door hun achtergrond een grotere kans hebben om uit te vallen. Dat zou de verklaring kunnen zijn dat deze groep slechter scoort.
13
14
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
Studievoortgang Ook bij studievoortgang is het beeld op de drie meetmomenten ongeveer hetzelfde. Een ruime meerderheid van de projecten laat een aanzienlijke verbetering zien van de studievoortgang bij de experimentele groep. Bij de overige projecten is er niet of nauwelijks verschil. Bij geen enkel project is er sprake van een aanzienlijke verslechtering.
De ervaringen duiden er op dat studie keuzegesprekken meer effect hebben op het positief beïnvloeden van de stu dievoortgang dan op het beïnvloeden van de studieuitval. Een verklaring hiervoor is misschien dat een studiekeuzegesprek vlak voor de poort kandidaten nog wel kan waarschuwen voor een verkeerde studieaanpak en deficiënties maar dat het moeilijker is een verkeerde studiekeuze nog terug te draaien. Deze verklaring sluit aan op de bevindingen van een drietal projecten die de studiekeuzegesprekken georganiseerd hebben in samenwerking met het voortgezet onderwijs. De projecten hebben gekozen voor deze opzet omdat in die gesprekken meer kan worden ingegaan op het vergroten van de zelfkennis van de leerlingen en de manier waarop een keuzeproces goed kan verlopen. In een studiekeuzegesprek of veeleer intakegesprek bij de opleiding van hun keuze kan dan meer het accent worden gelegd op afstemming op een concrete opleiding en het formuleren van een ontwikkelprofiel.
Aandachtspunten bij het uitvoeren van effect metingen De beschrijving en beoordeling van de resultaten van studiekeuzegesprekken binnen het kader van het programma ‘Studiekeuzegesprekken: wat werkt?’ is voornamelijk indicatief. Het programma was niet opgezet als een wetenschappelijk experiment en het was een bewuste keuze om de deelnemende opleidingen vrij te laten in de keuze van effectenvariabelen en de vergelijkingsgroep. Het programma levert wel aanwijzingen op voor longitudinale metingen die na afloop van het programma door deelnemende opleidingen zelf uitgevoerd kunnen gaan worden.
Keuze en definitie van resultaatvariabelen Het verdient aanbeveling een keuze te maken voor eenduidig te interpreteren resultaatvariabelen. De onderzoekers adviseren zowel naar studieuitval als naar studievoortgang te kijken omdat deze variabelen verschillende resultaten laten zien. Deze variabelen kunnen het beste gemeten worden aan het eind van een studiejaar als alle gegevens bekend zijn wat betreft uitval en behaalde studiepunten. Zorg daarbij voor een éénduidige definitie en gegevens die eenvoudig te achterhalen zijn. Voor studieuitval is het niet opnieuw inschrijven voor het volgende studiejaar een goede variabele. Voor studievoortgang ligt het aantal behaalde ECTS voor de hand.
Normering Het verdient aanbeveling voorafgaand aan een onderzoek een hypothese te formuleren over de verwachte effecten en de gevonden verschillen tussen de controlegroep en de experimentele groep statistisch te toetsen.
Aandachtspunten voor het opzetten van effectmeting: • Vergelijk met eerder cohort • Match op relevante kenmerken • Meet aan het eind van studiejaar • Richt studentenadministratie hierop in!
Keuze vergelijkingsgroep De vraag of studiekeuzegesprekken de studieuitval en studievoortgang positief beïnvloeden, is alleen te beantwoorden als er een groep is waarmee de resultaten vergeleken kunnen worden. Voor het monitoren van de resultaten op langere termijn is de vergelijking met een eerder cohort de aangewezen weg. Dit voorkomt interpretatieproblemen die kunnen ontstaan omdat de experimentele groep gepland of niet gepland op relevante kenmerken afwijkt van de controlegroep en maakt de groepen groter waar door verantwoorde uitspraken te doen zijn.
Registratie kandidaten experimentele groep Wil men een longitudinale meting kunnen doen, dan zal vastgelegd moeten zijn in de studentenadministratie welke kandidaten aan een arrangement hebben meegedaan en indien mogelijk ook welke conclusies daarin getrokken zijn over geschiktheid en bijscholing. Met behulp van andere gegevens uit de studentenadministratie kunnen deze kandidaten dan op relevante kenmerken gematcht worden met een vergelijkingsgroep zodat eventueel gevonden verschillen in resultaat niet toegeschreven kunnen worden aan andere kenmerken dan het al of niet gevolgd hebben van een studiekeuzegesprek. Alleen in zo’n opzet kan onderzocht worden wat de voorspellende waarde is van de adviezen die uit het arrangement voortvloeien.
15
16
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
6
Op zoek naar patronen: over fitters en developers Een kernonderdeel van dit onderzoek vormt de zogenoemde cross-case analyse. Daarbij is gezocht naar patronen in de relatie tussen enerzijds de inrichting van de projecten en de context
een summercourse of bijscholing aan, wil vaker een kwalitatief betere instroom verkrijgen en stelt deficiënties in het studiekeuzegesprek vaker aan bod dan de instellingen die zich meer op de fit richten. Hier zijn de begrippen ‘fitters’ en ‘developers’ aan gegeven.
waarin deze zijn uitgevoerd en anderzijds de resultaten die deze projecten rapporteren.
Op basis van de vergelijking van de eerste elf projecten zijn twee patronen van kenmerken te onderscheiden: één patroon dat hoort bij projecten die een positief oordeel uitspreken over de verbetering van de uitvalscijfers met behulp van het studiekeuzegesprek, en één patroon dat hoort bij de projecten die een negatief of neutraal oordeel hierover uitspreken.
Kenmerken van instellingen met een negatief of positief oordeel Projecten uit tenderronde 1 die een positief oordeel hebben gegeven over het effect van studiekeuzegesprekken op de uitvalcijfers, zijn vergeleken met projecten uit tenderronde 1 die een negatief of neutraal oordeel geven.
Fitting: een statisch concept Instellingen die positief oordelen over het effect van studiekeuzegesprekken op studieuitval: • zijn relatief vaak HBO-instellingen • v erzamelen vaker informatie over capaciteiten kandidaat • b edden het gesprek in een keten van meer interventies in • d ragen zorg voor de training van de gespreksvoerders
Instellingen die negatief oordelen over het effect van studiekeuzegesprekken op studieuitval: • stellen vaker toelatingseisen aan de kandidaat • s preken na afloop van het gesprek vaker een advies uit • b edden het gesprek minder in andere interventies in
Hypothese betreffende fitters en developers Aan de hand van deze twee patronen is de hypothese opgesteld dat de twee groepen variëren in het concept dat zij in hun studiekeuzearrangement hanteren. De ene groep richt zich meer op de ‘fit’ tussen de kandidaat en de opleiding. De andere groep heeft meer oog voor het wegwerken van deficiënties van de kandidaat. Deze tweede groep biedt vaker
De fitters zijn meer gericht op het zoeken van de fit tussen de ‘formele, onveranderlijke kenmerken’ van de kandidaat en de opleiding. Populair gezegd gaat het bij fitting om ‘de juiste kandidaat op de juiste plaats’.
bij een groep opleidingen die zich niet primair richten op fitting op formele eisen. Zij willen dieper ingaan op de capaciteiten van de kandidaat in relatie tot de opleiding en de kandidaat in het gesprek zelf tot conclusies laten komen over de juistheid van de studiekeuze. Er wordt geen advies gegeven. Training van de gespreksvoerders is gewenst omdat er meer een dialoog met de kandidaten wordt aangegaan.
De nadruk in de ‘developing’-benadering ligt meer op de ontwikkelingsmogelijk heden van de kandidaat.
Bij deze ‘fitting’-benadering wordt Onderbouwing aan de hand van nieuwe ervarinin een arrangement nagegaan of gen problematisch de kandidaat op dat moment bij De crosscase-analyse op basis van de opleiding past en/of andersom. de eerste tenderronde leidde tot de Deze een- of tweezijdige benadering zien we bij een aantal instellingen die in het arrangement meer de nadruk leggen op het beoordelen of kandidaten aan de formele eisen van de opleiding voldoen en hen op grond daarvan een advies geven. Het verzamelen van informatie over motivatie en ambities van de kandidaat is daarin van minder belang. Het studiekeuzegesprek wordt vrij formeel gevoerd, waardoor gesprekvoerders niet getraind hoeven worden.
Developing: een dynamisch concept De developers richten zich meer op de ontwikkeling van de kandidaat. Een dynamisch op ontwikkeling gericht concept is te zien
conclusie dat de aanhangers van de fittinggedachte negatiever zijn in hun oordeel over het effect van de studiekeuzegesprekken op de uitval dan de ontwikkelingsgerichten. De analyse van de resultaten van de tweede en derde tender leverden echter weinig onderbouwing op voor het verschil tussen de developers en fitters. Daarmee mag het belang van een ontwikkelingsgerichte aanpak echter niet over boord gezet worden. De projecten van de tweede en derde tender bouwden voort op de ervaringen van de eerste tender waardoor de ontwikkelingsgerichte aanpak wellicht meer werd toegepast en de aanpak geen verklaring meer kon zijn voor verschillen in resultaten.
17
18
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
7
Ervaringen, lessons learned en mogelijke verbeteringen Hieronder volgt een korte terugblik op de vormgeving van elk van de elementen van de arrangementen, gevolgd door de ervaringen die ermee zijn opgedaan, de knelpunten die zich hebben voorge daan en suggesties voor verbetering.
Uit te nodigen kandidaten Wat de uit te nodigen kandidaten betreft, komen drie varianten voor. Sommige opleidingen nodigen alle aangemelde kandidaten uit voor een studiekeuzegesprek en andere werken met een steekproef, aselect dan wel select. In dat laatste geval worden met name kandidaten met een risicoprofiel benaderd voor een studiekeuzegesprek. Dat risicoprofiel wordt dan veelal vastgesteld op basis van de resultaten van een assessment of intakegegevens. Ook varieert de mate van vrijwilligheid. Er zijn instellingen waar deelname aan het arrangement een voorwaarde is om tot de opleiding te worden toegelaten, er zijn instellingen waar kandidaten vrij worden uitgenodigd om deel te nemen en alles daar tussen in.
afgewezen te worden’. Deze instellingen benadrukken dat stigmatisering voorkomen moet worden in de communicatie over het doel van de intakeprocedure. Dit zou ook een extra overweging kunnen zijn om te kiezen voor een integrale invoering van de gesprekken.
Aselecte steekproef
Gesprekken voeren met alle kandidaten zou ongewenste stig matisering kunnen voorkomen. De instellingen die door middel van een aselecte steekproef kandidaten hebben geselecteerd, hebben dat gedaan om eerst op wat kleinere schaal projectmatig de werkwijze uit te proberen. Eén van deze instellingen is vanwege het succes van deze pilot voornemens alle kandidaten in het project te gaan betrekken.
Kandidaten met een risicoprofiel Wanneer alleen kandidaten met een risicoprofiel worden benaderd, krijgen de gesprekken een andere lading, zo signaleren de betrokken instellingen. De kandidaten krijgen het idee dat ze ‘op sollicitatie’ zijn: ‘Sommige kandidaten hadden het gevoel tekort te schieten, waren bang iets verkeerds te doen/zeggen,
Alle kandidaten nemen deel Wanneer alle kandidaten deelnemen, vraagt dit een flinke investering van de instelling maar dat levert ook veel op. Niet alleen komen de kandidaten zeer goed voorbereid en geïnformeerd de opleiding binnen, maar ook worden
de betrokkenheid van docenten en ouderejaars bij de opleiding en de sociale integratie versterkt.
Vrijwillige deelname
Wanneer deelname min of meer vrijwillig is, zien de instellingen vooral de gemotiveerde kandidaten die serieus met hun keuzeproces bezig zijn, deelnemen aan het studiekeuzegesprek. De meest gemotiveerde kandidaten zijn echter niet de kandidaten die het grootste risico op uitval lopen. Ook late aanmelders nemen minder deel aan de gesprekken. Het lukt de instellingen vaak niet om voor deze groep nog het hele arrangement aan te bieden, terwijl dat juist voor deze risicogroep erg wenselijk zou zijn, zo is hun ervaring. De instellingen pleiten ervoor naar kandidaten toe duidelijker de verwachting uit te spreken dat ze deelnemen aan de intake en dit te bevorderen door een persoonlijke benadering, door rappelleren, afspraken laten bevestigen, en dergelijke.
Late aanmelders Eén van de instellingen is voornemens het arrangement toe te spitsen op late aanmelders: ‘Een van onze opleidingen heeft heel bewust gekozen om alleen de late aanmelders een intake-assessment af te nemen omdat dat voor de opleiding een risicogroep is. De studieloopbaanbegeleiders van die opleiding waren zeer tevreden over het gebruik van deze intakes. Deze opleiding gaat dat bij de volgende instroom weer doen’.
Andere opleidingen die met late aanmelders werken, laten hen de intake eind september afnemen (test tot 1 oktober en gesprekken na 1 oktober) zodat ook deze groep in beeld is en bij de totale instroom op eenzelfde wijze gestart is. Zoals eerder vermeld, heeft de organisatie van gesprekken in een dergelijk laat stadium als nadeel dat herziening van de studiekeuze en doorverwijzing naar een andere opleiding eigenlijk niet meer aan de orde is.
Tijdstip studiekeuze gesprek en rol (uiterste) inschrijvingsdatum In het hoger onderwijs kunnen kandidaten zich momenteel tot uiterlijk 1 oktober inschrijven bij de studie van hun keuze. De projecten is gevraagd hun mening te geven over dit tijdsschema in relatie tot het organiseren van studiekeuze gesprekken.
Veel instellingen bleken er moeite mee te hebben om hun intakearrangementen op de late uiterste inschrijfdatum aan te passen. Late aanmelders konden vaak niet meer participeren in de intakes, terwijl men veelal heeft gesignaleerd dat dit een risicogroep is. Bovendien is op dat moment verwijzing naar alternatieve studierichtingen en het volgen van een summerschool om deficiënties weg te werken niet meer aan de orde. Een vervroeging zou als voordeel hebben dat er meer tijd is om goede intakegesprekken te voeren met de studenten na hun inschrijving, aldus de projectleiders.
19
20
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
Aan de andere kant vragen de projectleiders zich af of daarmee niet een groep twijfelaars/laatkiezers buiten de boot gaat vallen. Er zijn nu veel leerlingen die pas in juni hun keuze definitief maken. Sommige leerlingen zijn tot die tijd erg geabsorbeerd door het eindexamen en willen pas verder denken als ze zeker weten dat ze hun eindexamen gaan halen.
Om deelname aan de activiteiten te bevorderen wordt ook geadviseerd de afname van assessment en/of het voeren van de studiekeuzegesprekken te laten plaatsvinden wanneer de kandidaten toch al ‘in huis’ zijn voor voorlichtings- of introductieactiviteiten.
[Opmerking redactie: Het kabinet is
Het verzamelen van informatie over de kandidaat voorafgaand aan het studiekeuzegesprek vindt vaak plaats met behulp van vragenlijsten of assessments. Instellingen die gebruik maken van digitale assessments als input voor de studiekeuzegesprekken, zijn in het algemeen tevreden over de combinatie assessment en gesprek. De informatie vormt een gedegen basis voor het gesprek. Instellingen waar een digitaal assessment wordt gebruikt om vast te stellen welke kandidaten in aanmerking komen voor een studiekeuzegesprek en welke niet, wijzen op het belang de resultaten van de assessment ook terug te koppelen naar de kandidaten die niet worden uitgenodigd voor een studiekeuzegesprek, omdat hun profiel geen significante risico’s uitwijst.
voornemens de uiterste inschrijfdatum te vervroegen naar 1 mei. Dit besluit is genomen mede naar aanleiding van de ervaringen met studiekeuzegesprekken.]
Persoonlijke benadering loont Een belangrijk element van het arrangement rondom studiekeuzegesprekken vormt de communicatie met de kandidaat. De instellingen benadrukken het belang van een goede introductiebrief waarin de bedoeling goed wordt uiteengezet en de kandidaat wordt gemotiveerd om aan het arrangement mee te doen. Maar ook tijdens de verschillende stappen is aandacht voor de communicatie geboden. Zo nodig dienen de opleidingen kandidaten na te bellen. Zo kan no-show worden voorkomen en ervaren de kandidaten dat zij ertoe doen voor de opleiding.
Een voorbeeld van een communicatie-aanpak die tot een hele hoge respons heeft geleid: • een schriftelijke uitnodiging • enkele dagen na versturing van de schriftelijke uitnodiging een e-mail sturen • per mail na enkele dagen een reminder als de kandidaat
Assessment en informatieverzameling
Kandidaten zijn nieuwsgierig naar de uitslag. Die moet altijd worden toegelicht, of in een studiekeuze gesprek, of in het eerste studie loopbaanbegeleidingsgesprek.
Gespreksinhoud Op basis van een bevraging van een aantal medewerkers die namens de opleidingen de studiekeuzegesprekken hebben gevoerd, is zicht verkregen op het nadere verloop van de gesprekken. De gespreksvoerders geven doorgaans aan dat de meeste studenten over voldoende kennis van de opleiding beschikken om te kunnen reflecteren op hun studiekeuze. Deelname aan voorlichting, open dagen, meeloopdagen en proefstuderen vormt volgens de gespreksvoerders een onmisbare voorbereiding op de studiekeuzegesprekken. Daarbij vindt men het belangrijk dat in de voorlichting niet alleen aandacht wordt besteed aan de studie maar ook aan het studeren, en niet alleen aan het eerste studiejaar, maar ook aan de latere jaren en de specialisatiemogelijkheden. Een beeld van het werkveld en de beroepsmogelijkheden na de studie is maar beperkt aanwezig bij de kandidaten. De meeste gesprekvoerders vinden dat ook niet zo’n probleem.
Concluderend: het studiekeuzegesprek is in het algemeen ontwikkelingsgericht opgezet, er wordt teruggekeken op en geleerd van opgedane ervaringen, vanuit de voorgeschiedenis van de kandidaten en de eerste contacten met de opleiding. De kandidaat wordt daarbij veelal als centrale actor en verantwoordelijke gezien. De wat verdere toekomst, latere studiejaren en de verdere beroepsloopbaan, blijven in het studiekeuzegesprek echter onderbelicht.
In de meeste gevallen komen de gespreksvoerders en de kandidaten in een vorm van interactie tot een studieadvies. De gespreksvoerders leggen de verantwoordelijkheid doorgaans zoveel mogelijk bij de student zelf.
Het gaat er om dat studenten zelf aan het denken worden gezet en dan gefundeerd een beslissing nemen waar zij zelf achter staan.
nog niet gereageerd heeft • de dag voor het gesprek een sms: ‘we zien je morgen op het kennismakingsgesprek.’
21
22
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
Advies Als de kandidaat een advies krijgt wordt dit soms al tijdens het studiekeuzegesprek afgegeven, maar meestal ontvangt de kandidaat het schriftelijk. Het gesprek en het uitbrengen van het advies worden door sommige instellingen heel bewust in de tijd van elkaar losgekoppeld. Dat geeft de gespreksvoerder de mogelijkheid de verzamelde informatie rustig te objectiveren en te leggen naast vooraf vastgestelde criteria of ijkpunten.
Drie soorten advies Globaal genomen komen drie soorten adviezen voor: 1. D oorgaan zonder bezwaar 2. Niet starten, eventueel doorverwijzen naar andere opleiding 3. D oorgaan met opdrachten ten aanzien van loopbaan oriëntatie of ontwikkeling van kennis en vaardigheden in een maatwerktraject of summercourse
Over de mogelijkheid om kandidaten die een negatief advies krijgen voor de opleiding van hun keuze te kunnen ondersteunen, zijn de meningen verdeeld. ‘Kandidaten die een negatief advies krijgen voelen zich “gezien en gehoord” en hebben een beter inzicht verworven in hun mogelijkheden en onmogelijkheden en hebben vaak ook een persoonlijk advies gekregen voor het volgen van een andere opleiding zodat hen een teleurstelling – en een mogelijk bindend negatief studieadvies- bespaard wordt’.
‘Kandidaten na afloop van het inter view een alternatief geven voor een opleiding bleek in praktijk soms lastig.’
Anderzijds: ‘Kandidaten komen met één specifiek doel: toegelaten te worden tot de opleiding. Als de interviewer vervolgens het gevoel krijgt dat de kandidaat niet past binnen de opleiding, was het soms lastig om aan te geven waar deze kandidaat dan beter zou kunnen passen. Bij een beperkt aantal kandidaten was dat het geval. Deze kandidaten zijn vervolgens nagebeld om toch een stukje nazorg te kunnen bieden’. Sommige kandidaten krijgen een ja-mitsadvies. Daarin wordt aangegeven wat de kandidaat kan of moet doen om mogelijke problemen bij het volgens van de studie te ondervangen. Zo verwijst men aanmelders naar summerschools of andere vormen van bijscholing om ontbrekende kwalificaties alsnog aan te vullen. Ook krijgen kandidaten adviezen mee voor een goede aanpak van de studie of worden studieafspraken vastgelegd. Ook kandidaten met een positief advies krijgen soms adviezen mee uit het studiekeuzegesprek. Sommige instellingen geven kandidaten op basis van de informatie uit het intake-assessment tips voor een passende studieaanpak.
Follow-up in de studieloopbaanbegeleiding Verreweg de meeste instellingen experimenteren met manieren om de gegevens uit de studiekeuzegesprekken te benutten bij de studieloopbaanbegeleiding in de loop van de studie. Zo wordt met de kandidaat besproken dat de verzamelde gegevens worden overgedragen aan de studieloopbaanbegeleider, worden relevante gegevens die zijn
verzameld en ontwikkeld op basis van het arrangement, ondergebracht in een reflectiedossier dat studenten tijdens hun verdere studie kunnen benutten en worden studieafspraken vastgelegd. Aanbevolen wordt niet alleen de uitkomst van het assessment, maar ook het scoreprofiel dat de assessments opleveren, over te dragen aan de studieloopbaanbegeleiders. Verder stelt men voor het digitale assessment af te stemmen op andere testen die tijdens de opleiding worden ingezet en vice versa.
Betrokkenheid ouderejaarsstudenten De betrokkenheid van ouderejaarsstudenten in het arrangement wordt positief beoordeeld. Hun inzet werkt positief uit, zowel voor de kandidaten als voor de oudere jaars zelf. De ouderejaars voelen zich meer betrokken bij en verantwoordelijk voor hun opleiding. Aanbevolen wordt dan ook meer ouderejaars te betrekken bij de intake van nieuwe kandidaten.
Studiekeuzegesprekken via e-mail en telefonisch contact Een grote studierichting heeft ervoor gekozen studiekeuzegesprekken te voeren via e-mail en telefonisch contact in plaats van in face-to-face-gesprekken. Het voordeel van e-mail is, zo is de ervaring, dat reageren snel, to the point en gemakkelijk te realiseren is, dat de kandidaten het als persoonlijk ervaren en dat het gemakkelijk is om de achtereenvolgende contacten goed te archiveren.
23
24
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
8
Tijdsinvestering en kosten
Do’s en don’ts
Opleidingen en instellingen die overwegen studiekeuzegesprekken
Aan de deelnemende projecten is gevraagd welke adviezen zij
te gaan organiseren, moeten er rekening mee houden dat de
kunnen meegeven aan andere instellingen die ook willen gaan
ontwikkeling en uitvoering een forse tijdsinvestering vergen.
werken met studiekeuzegesprekken. Hieronder volgt een samen
Aan alle deelnemende projecten is gevraagd in kaart te brengen
vatting van de do’s en don’ts.
9
hoeveel tijd en geld zij aan de opzet en uitvoering van de ge sprekken hebben besteed.
Do’s
Eenmalige kosten
Vaste kosten
De tijd die de projecten hebben besteed aan de ontwikkeling van hun aanpak zoals het maken van een vragenlijst, een draaiboek en protocollen varieert nogal per project. Aan de ontwikkeling van de aanpak hebben de projecten gemiddeld bijna 200 uur besteed, aan de organisatie ook. De out-ofpocket kosten beperken zich bijna geheel tot de eenmalige aanschaf van ict of tools.
Het aantal uren dat wordt besteed aan de organisatie van het arran gement zoals aan projectmanagement, overleg, administratieve ondersteuning, het maken van managementrapportages varieert sterk, met een gemiddelde van ruim 200 uur.
Het gesprek zelf kost gemiddeld bijna twee uur per kandidaat, inclusief de voorbereiding en de nazorg.
Variabele kosten De projecten rapporteren dat vooral het maken van afspraken en het beheren van het dossier van de kandidaten veel tijd heeft gevergd. De tijd die besteed is aan het studiekeuzegesprek zelf, inclusief voorbereiding en afronding, varieert van een half uur tot ruim vier uur per kandidaat. Het gemiddelde is 1,8 uur.
In de antwoorden van de projecten op de vraag naar de do’s valt op dat de adviezen van driekwart van de projecten te clusteren zijn rondom twee belangrijke invalshoeken, namelijk: het creëren van betrokkenheid en de administratieve en organisatorische randvoorwaarden. Veel do’s hebben daarnaast ook betrekking op samenwerking. Een aantal aanbevelingen heeft betrekking op de inbedding van het studiekeuzegesprek in een breder arrangement.
Cluster 1: Zorg voor betrokkenheid Het is belangrijk dat alle belanghebbenden in de opleidingen bij de opzet en organisatie van studiekeuzegesprekken betrokken zijn en deze ondersteunen, inclusief de ouderejaarsstudenten. Als dat lukt, kan dat ook de kwaliteit van de opleiding ten goede komen.
Eenmalige opzetkosten per project • Ontwikkeling:
Advies: zorg voor commitment • ‘Betrek vroegtijdig studieloopbaanbegeleiders bij het voeren van de studiekeuzegesprekken’ • ‘Betrek schooldecanen in de projectgroep of stuurgroep’ • ‘Spoor management en intakemedewerkers aan binnen opleidingen om intakes tussentijds op de agenda te zetten’ • ‘Zorg voor commitment van hoger management’ • ‘Zorg dat je tegenstanders mee krijgt’ • ‘Maak een persoon verantwoordelijk voor de gehele instroomprocedure, vanaf Studielink tot aan het eerste
0 – 536 uur
gemiddeld: 193 uur
• Aanschaf ict en tools
€ 0 – € 17.850
gemiddeld: € 4.623
Vaste kosten voor organisatie van gesprekken • Organisatie
geven tijdens de informatiebijeenkomsten’. ‘Waarom? Omdat in de optiek van de projecten kandidaten het gesprek met ouderejaars zeer waarderen, dit de drempel verlaagt, zorgt voor binding, de ouderejaars dicht bij de potentiële kandidaten staan qua belevingswereld, ‘eerlijk advies’ geven en relatief goedkoop zijn en omdat kandidaten zo al kennis hebben gemaakt met mensen die zij later weer zullen tegenkomen.
0 – 500 uur
gemiddeld: 222 uur
• Training gespreksvoerders
4 – 256 uur
gemiddeld: 53 uur
• Gesprek zelf, incl voorbereiding en nazorg
0,5 – 4,3 uur
gemiddeld: 1,8 uur
• Catering en licenties
€ 0 – € 71
gemiddeld: € 14
Variabele kosten
Opvallend bij deze adviezen is dat de betrokkenheid en inbreng van studenten sterk aangeraden wordt. Zo is het een must ‘ouderejaarsstudenten te betrekken’, ‘hen te gebruiken als gespreksleiders’, ‘kandidaten gesprekken de laten voeren met studenten van de opleiding’, ‘ouderejaars te betrekken bij de uitvoering van de intakedag’, ‘studenten een prominente rol te
college’
25
26
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
Cluster 2: Zorg voor administratieve en organisatorische randvoorwaarden De ervaring is dat de organisatie van studiekeuzegesprekken meer tijd kost dan men denkt. Aanbevolen wordt de gespreksdata al bij aanvang van het hele proces vast te leggen, een digitaal intakeinstrument te ontwikkelen en gebruik te maken van een onlineafsprakensysteem. Soms kan het uitbesteden van de organisatie een oplossing bieden. Wat betreft de administratieve randvoorwaarden raadt men aan: na te bellen bij uitblijvende reacties, reminder-e-mails te sturen en per e-mail en telefonisch aan te kondigen dat een vragenlijst en de uitnodiging voor een studiekeuzegesprek zullen worden verstuurd.
Cluster 3: Zorg voor een goede samenwerking in het projectteam Een goed verlopende samen werking in het projectteam is een succesfactor voor het laten slagen van een arrangement. Aanbevolen wordt daarom regelmatig teamoverleg te voeren en een plan met goede afspraken te maken over de doelstellingen van het arrangement en de uit te voeren taken.
Cluster 4: Zorg voor een voortraject voor het studiekeuzegesprek Een studiekeuzegesprek is een tijdrovende bezigheid. Aanbevolen wordt daarom al voor het gesprek zelf een eerste schifting te maken onder de kandidaten door hen een proefcollege te laten volgen of een online assessment te laten maken.
Geheel ongeïnformeerde, ongemotiveerde of ongeschikte kandidaten kunnen dan al in een vroeg stadium er achter komen dat de opleiding niets voor hen is. Met hen hoeft dan geen studiekeuzegesprek gevoerd te worden.
Cluster 5: Zorg voor een natraject Aanbevolen wordt het studiekeuze gesprek te verbinden met de studieloopbaanbegeleiding tijdens de opleiding. Er moet een koppeling gemaakt worden met deficiëntie programma’s zodat geconstateerde problemen met voorkennis opgelost kunnen worden. Het is wenselijk de informatie uit het gesprek over te dragen aan de studieloopbaanbegeleider zodat het studieloopbaantraject na de poort kan aansluiten op het studiekeuzegesprek.
Don’ts De meeste adviezen over wat men beter niet kan doen gaan over de randvoorwaarden. Wat men bijvoorbeeld niet moet doen, is de studiekeuzegesprekken voeren na aanvang van de opleiding of in juli (‘meeste kandidaten zijn op vakantie; juni, augustus werken goed’), verschillende onderdelen van het arrangement te kort op elkaar plannen of wachten met het plannen van de gesprekken totdat de aanmelders bekend zijn. Verder moet men vermijden: onzorgvuldig omgaan met en verspreiden van de verkregen persoonlijke achtergrondinformatie van kandidaten in verband met privacywetgeving (‘vraag altijd om toestemming van de student bij overdracht’); een top-down benadering hanteren (‘als het instrument niet door de opleidingen gedragen wordt, heeft het geen zin dit van bovenaf in te voeren’); kandidaten bestempelen als ‘risicostudent’ (‘dat schrikt af en creëert geen band met studenten. Het gaat om de groei in hun ontwikkeling’).
Verder benadrukt men hoe belangrijk het is om ervoor te zorgen dat de randvoorwaarden in orde zijn. In de materiële sfeer worden genoemd het goed functioneren van ‘de ict’, een goede opzet van de administratie en een plan voor de registratie, verwerking en opslag van de verzamelde gegevens. Voorwaarden in de personele sfeer betreffen in de eerste plaats het goed regelen van voldoende personele inzet, het betrekken van de uitvoerders bij het ontwikkelen van de werkwijze, het zorgen voor de benodigde professionalisering en het zorg dragen voor personele continuïteit. Dit laatste leverde soms problemen op. Ook training van de gespreksvoerders ziet men als een voorwaarde voor succes; zij moeten ‘op een goede manier vragen stellen, kunnen doorvragen, kunnen werken met voorbeeldvragen, de gegevens uit vragenlijsten kunnen interpreteren en slechtnieuwsgesprekken kunnen voeren’.
De invoering, de innovatiestrategie en de rol van randvoorwaarden Bij de invoering van studiekeuzegesprekken en de arrangementen daaromheen hebben de instellingen te maken gehad met ‘bekende’ innovatiestrategische principes. Zo wijst men op het belang van het zorgvuldig creëren van draagvlak door alle betrokkenen niet alleen te informeren maar ze ook bij de uitwerking te betrekken. Niet alle instellingen hebben dat gedaan en dat leverde weerstanden op.
27
28
studiekeuzegesprekken: op zoek naar maatwerk
10
Structurele invoering en overdraagbaarheid De projecten zijn afgerond. Zullen de betrokken opleidingen in het volgende studiejaar weer studiekeuzegesprekken uitvoeren? Hoe groot is de steun binnen de betrokken instellingen? De bereidheid tot structurele invoering bij de onderzochte projecten is groot.
Structurele invoering
Overdraagbaarheid
Een aantal instellingen geeft aan dat de ontwikkelde werkwijze al is geïnstitutionaliseerd, dat wil zeggen: deel is gaan uitmaken van het reguliere aanbod, in ieder geval bij de opleidingen die bij het project betrokken waren. Een ander project stelt dat een deel van het arrangement wel is geïnstitutionaliseerd, het werken met de online vragenlijst, maar dat andere onderdelen, met name het studiekeuzegesprek zelf, nog verder ontwikkeld moeten worden voordat sprake kan zijn van institutionalisering.
Er zijn meer instellingen die aangeven dat hun aanpak door anderen overgenomen kan worden. Als belangrijke voorwaarde zien zij vooral dat de docenten mee willen werken en dat er voldoende technische en administratieve ondersteuning is. Om een succesvolle overdracht te realiseren moeten de opleidingen de mogelijkheid hebben zelf waar nodig aanpassingen aan te brengen. Verder is de schaalgrootte erg bepalend voor de aanpak: ‘een draaiboek met beschreven rollen, taken en verantwoordelijkheden is niet passend voor iedere schaal’.
Bij een aantal instellingen is men voornemens studiekeuzegesprekken op grotere schaal te gaan invoeren, bijvoorbeeld speciaal voor de betreffende risicogroepen bij opleidingen met een laag rendement. Een ander project geeft aan dat het succes van de werkwijze - geen persoonlijke gesprekken, maar gebruik maken van telefonisch contact en e-mail- het mogelijk maakt de werkwijze op te schalen en over te dragen naar andere studierichtingen binnen de instelling.
De projecten zijn uitgevoerd door de volgende onderwijsinstellingen: Christelijke Hogeschool Windesheim
NHTV internationaal onderwijs Breda
•B uilt Environment & Transport
• Educatie (2 projecten)
• Int. Media en Entertainment, Int. Game Architecture & Design
Erasmus Universiteit Rotterdam
Open Universiteit
• School of Management
• Stafafdeling Marketing & Communicatie
• Bedrijfskunde
Radboud Universiteit Nijmegen Fontys Hogescholen
•o .a.: Psychologie, Onderwijskunde,
• International Lifestyle Studies
Nederlands Recht, Bedrijfswetenschappen,
• Informatica, Applied Science, Lerarenoplei-
Filosofie (2 projecten)
ding, PTH
Saxion Hogescholen Haagse Hogeschool
•F inanciën, Economie en management, Hospitality and Business School, Algemeen
• Facility Management
Bestuur en Recht
In één van de projecten geeft men aan dat het arrangement in principe wel overdraagbaar is, maar men benadrukt expliciet dat eerst nog wel verbeteringen nodig zijn. In een ander geval raadt men het andere instellingen zelfs af om hun arrangement toe te passen gezien de complexiteit ervan, tenzij men eerst verbeteringen doorvoert. In die zin zouden andere instellingen eerst de ‘lessons learned’ ter harte moeten nemen.
Hogeschool van Amsterdam
• Fashion
Stenden Hogeschool
• Business Administration, Commerce
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
• Economie en Management
Technische Universiteit Eindhoven
• Onderwijs en Studenten Service Centrum
Hogeschool Inholland
• Technology
Universiteit van Amsterdam
•E conomie, Social Work, Health, Communica-
• Economie & Bedrijfskunde
• Bèta-Gamma, Psychologie , Media en Cultuur
• Onderwijscentrum
tion
Hogeschool Leiden
• Educatie (Pabo)
Universiteit Utrecht
• Sociologie
Hogeschool Utrecht
• Rechtsgeleerdheid
• Liberal Arts and Sciences
• Economie en Management
Maastricht University
Vrije Universiteit Amsterdam
• Business and Economics
• Onderwijscentrum
29
InleIdIng en onderzoeksvraag colofon
2
Het programma ‘Studiekeuzegesprekken: wat werkt?’ is tot stand Context en motIeven voor gekomen met financiële middelen van het Ministerie van OCW en wordt 3 studIekeuze uitgevoerdgesprekken in samenspraak met de HBO-raad, VSNU en studenten organisaties. Het programma wordt uitgevoerd door SURFfoundation en de vormgevIng van studIekeuzegesprekken biedt onderwijsinstellingen een experimenteer- en leertraject voor het 6 en het bIjbehorende arrangement met aankomende bachelorstudenten. voeren van studiekeuzegesprekken Het programma wordt is 2011 afgerond. oordeel van kandIdaten en 9 gespreks voerders over nut en effeCten Auteurs onderzoeksrapport Drs. Fred Verbeek (Kohnstamm Instituut) effeCten op van studIe-uItval en Instituut) Drs. Edith Eck (Kohnstamm studIevoortgang Dr. Marjan Glaudé (Kohnstamm Instituut) op zoek naar patronen: Eindredactie samenvatting over fItters developers Drs. Sjoerden van de Wal (Communicatiewinkel) Drs. Janina van Hees (SURFfoundation) ervarIngen, lessons learned en mogelIjke verbeterIngen Vormgeving Vrije Stijl, Utrecht tIjdsInvesterIng en kosten
Druk Drukkerij Libertas, Bunnik do’s en don’ts
Stichting SURF
11 14 16 22 23
Deze publicatie verschijnt onder de Creative Commons licentie struCturele InvoerIng en Naamsvermelding 3.0 Nederland. 26 overdraag baarheId http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/nl/
december 2011
In opdracht van SURFfoundation heeft het Kohnstamm Instituut een onderzoek uitgevoerd naar de ervaringen die universiteiten en hogescholen hebben opgedaan in het programma ‘Studiekeuzegesprekken: wat werkt?’. In dit programma hebben Nederlandse hogescholen en universiteiten in 28 projecten studiekeuzegesprekken ingericht voor aanstaande Bachelor-studenten. Studiekeuzegesprekken kunnen aankomende studenten helpen bij het maken van een gemotiveerde studiekeuze. Door een persoonlijke kennismaking met de beoogde opleiding of met een universiteit of hogeschool in het algemeen, kan de kandidaat een betere indruk krijgen wat bij hem of haar past. Het Kohnstamm Instituut heeft de schriftelijke documentatie uit deze projecten geanalyseerd en systematisch vergeleken aan de hand van zeventien onderzoeksvragen. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in vier deelrapporten. Deze verkorte publieksversie vormt een samenvatting. Het integrale eindrapport met de vier volledige deelrapporten is beschikbaar via www.surffoundation.nl/publicaties
SURFfoundation Hojel City Center gebouw D Graadt van Roggenweg 340 3531 AH Utrecht Postbus 2290 3500 GG Utrecht T 030 234 66 00 F 030 233 29 60
[email protected] www.surf.nl december 2011