Studiekeuze van Amsterdamse VWO-leerlingen
Foto: FNWI (Interieur), fotograaf Harry van Veenendaal (2012)
Projectnummer: 13156
Lotje Cohen MSc
drs. Carine van Oosteren
Merel van der Wouden MSc
drs. Jeroen Slot
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300
Telefoon 020 251 0305
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam
www.os.amsterdam.nl
[email protected]
Amsterdam, juni 2014
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Inhoud Inleiding Studeren in Amsterdam populair bij Amsterdamse VWO-leerlingen 1.1 Vooral leerlingen met profiel N&T trekken Amsterdam uit 1.2 Reden om weg te gaan: studie niet in Amsterdam aanwezig 1.3 Eerst kiezen voor een studie en dan voor de stad 1.4 Vanwege afschaffen studiefinanciering geen tussenjaar 1.5 Respons
2
3 5 5 6 8 9 10
Studiekeuze van Amsterdamse VWO'ers
Inleiding
De reputatie van de kwaliteit van de Amsterdamse universiteiten staat ter discussie. Zo wordt bijvoorbeeld in het verkiezingsprogramma van de Amsterdamse VVD een onvoldoende gegeven aan de Amsterdamse universiteiten: “Ze trekken VWO-ers aan met relatief lage examencijfers. Het studieaanbod leidt bovendien tot een slechter dan 1 gemiddeld arbeidsmarktperspectief.” Uit een onderzoek naar excellente VWO-leerlingen blijkt dat deze leerlingen minder vaak op een Amsterdamse universiteit zitten. Vooral technische universiteiten en universiteiten met een bèta profiel weten de top 20% excellente Nederlandse VWO-leerlingen aan te 2 trekken. Ook blijkt uit het oordeel van de Keuzegids24 van 2013 dat Amsterdamse 3 universiteiten lager scoren dan gemiddeld, zowel op bachelor- als op masterniveau. De UvA en de VU bachelorstudies hebben beide de laagste totaalscore onder alle Nederlandse universiteiten: 52 punten tegenover de gemiddelde 63 punten. Ook op masterniveau staan de UvA en de VU op de twee onderste plaatsen: 54,5 en 54 punten respectievelijk. Aan de andere kant zijn er regelmatig berichten over behaalde goede resultaten op ranglijsten van Amsterdamse universiteiten. Zo behoren de UvA en de VU in de Academic Ranking of World Universities, ook wel de Shanghai ranking genoemd, samen met nog vijf 4 andere Nederlandse universiteiten tot de 150 beste instellingen wereldwijd. De VU staat in de top 100 op het gebied van levens- en landbouwwetenschappen en sociale wetenschappen. De UvA staat 43e op het gebied van klinische geneeskunde en farmacie en 50e op het gebied van sociale wetenschappen. Daarnaast investeert de gemeente samen met de universiteiten in de aantrekkelijkheid van het studeren in Amsterdam door o.a. het oprichten van het Amsterdam University College en de steun voor het nieuwe Amsterdam Institute of Advanced Metropolitan Solutions, een samenwerking van de TU Delft, Wageningen University en het Massachusetts Institute of Technology (MIT). Dan volgt de vraag: Hoe is het gesteld met de aantrekkelijkheid van de Amsterdamse universiteiten? Om antwoord te geven op deze vraag kun je uit twee gezichtspunten kiezen. De eerste is te kijken naar de instroom, het gezichtspunt van de toekomstige studenten: vinden zij de universiteiten in Amsterdam een aantrekkelijke en kwalitatief hoogwaardige optie? Het tweede gezichtspunt zou zijn vanuit de uitstroom, de mening van werkgevers: vinden zij de afgestudeerden aan een Amsterdamse universiteit een aantrekkelijke kandidaat? 1
VVD ‘Werk voor iedereen, een liberale economische agenda voor werk, werk, werk in een mooier Amsterdam’, verkiezingsprogramma VVD Amsterdam 2014-2018 2 School aan zet/Platform Bèta techniek ‘Drieluik excellentie, top 20% VWO-leerlingen’, december 2012. Excellentie wordt in dit onderzoek gedefinieerd als de 20% VWO-leerlingen met de hoogste eindexamenresultaten. 3 Keuzegids 24 beoordeelt onderwijsinstellingen op basis van accreditaties van het NVAO, studentoordelen en studiesucces. 4 Bron: www.arwu.org
3
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
In een grootschalig onderzoek onder werkgevers in negen landen is gekeken naar de 5 uitstroomkant. Hierbij is onderzocht welke kenmerken van sollicitanten werkgevers aantrekkelijk vinden. Werkgevers nodigen vooral sollicitanten uit met een relevante vooropleiding en/of werkervaring. Ook is het voor de werkgever aantrekkelijk als de student een gedeelte van de studie in het buitenland heeft gevolgd. Uit dit onderzoek blijkt verder dat de reputatie van een universiteit (of preciezer van een faculteit) van invloed kan zijn op de selectie van sollicitanten. De reputatie van de universiteit is vooral van invloed op het keuzegedrag van werkgevers in combinatie met cijfers van studenten. Sollicitanten die op een universiteit met een lage reputatie hebben gezeten gecombineerd met een (onder) gemiddeld cijfer zijn duidelijk minder aantrekkelijk, zoals een werkgever het verwoordde: “Er zijn universiteiten die hebben een lage reputatie, en als de betreffende persoon dan ook nog eens gemiddelde cijfers heeft, dan betekent dit dat het niet een erg slim persoon is.” Er is geen reden om aan te nemen dat werkgevers in de regio Amsterdam zouden afwijken van de werkgevers die in dit onderzoek zijn meegenomen. We nemen dan ook het perspectief van de VWO-leerlingen. VWO-leerlingen die vorig jaar eindexamen hebben gedaan hebben we gevraagd naar hun studiekeuze (studie en universiteit), de redenen die ze daarvoor hebben en naar hun eindexamenresultaten. Zo kunnen we antwoord geven op de vraag: trekken de goede Amsterdamse VWO-leerlingen de stad uit om te gaan studeren, of kiezen ze voor een Amsterdamse studie? Hierbij definiëren we ‘goede Amsterdamse scholieren’ als scholieren met hogere eindexamencijfers, namelijk hoger dan een 7,5 gemiddeld. In dit onderzoek wordt dus enkel gekeken naar de studiekeuze van Amsterdamse VWOleerlingen. Er kan ook gekeken worden naar de studiekeuze van VWO-leerlingen uit de rest van het land: waarom kiest een deel van hen voor een studie aan de UvA of de VU? En neemt het aantal bèta studenten eigenlijk toe in Amsterdam net als in de rest van Nederland? Dit zijn interessante onderzoeksvragen voor vervolgonderzoek.
5
R. van der Velden, ROA ‘Arbeidsmarktkansen van afgestudeerden: het perspectief van werkgevers’, Brugconferentie, 27-11-2013
4
Studiekeuze van Amsterdamse VWO'ers
Studeren in Amsterdam populair bij Amsterdamse VWO-leerlingen
In dit hoofdstuk beschrijven we de resultaten van het onderzoek onder VWO-leerlingen die examen deden in schooljaar 2012/’13. Hierbij is de hoofdvraag: Gaan ‘goede Amsterdamse VWO-leerlingen’ buiten Amsterdam studeren? Hierbij definiëren we ‘goede Amsterdamse scholieren’ als scholieren met hogere eindexamencijfers, namelijk hoger dan een 7,5 gemiddeld.
1.1 Vooral leerlingen met profiel N&T trekken Amsterdam uit Het behaalde examencijfer beïnvloedt niet of een leerling in Amsterdam gaat studeren of juist uit de stad trekt: het gemiddelde examencijfer van de leerlingen die blijven is een 6,8 en van de vertrekkers 6,9. De plannen van de leerlingen voor na het examen hangen wel 6 samen met het gevolgde profiel van de leerlingen, zie figuur 1. Vooral leerlingen die het profiel N&T hebben gevolgd op de middelbare school trekken Amsterdam uit, met name om aan de Technische Universiteit Delft met een technische studie te starten. Figuur 1 Plan voor volgend jaar, naar profiel op middelbare school (procenten) % 100
80 niet studeren overig buiten A'dam
60
technische universiteit in A'dam
40
20
0
6
N&T (n=27)
E&M en C&M C&M (n=55) (n=38)
N&T en N&G (n=92)
E&M (n=69)
N&G (n=40)
Er zijn vier profielen op de middelbare school: Natuur en Techniek (N&T), Natuur en Gezondheid (N&G), Economie en Maatschappij (E&M) en Cultuur en Maatschappij (C&M). Leerlingen kunnen ook meerdere profielen volgen, dit gebeurt vooral bij een combinatie van N&T en N&G (97 leerlingen) en bij een combinatie van E&M en C&M (40 leerlingen).
5
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Zoals we in figuur 1 zagen, starten leerlingen met profiel N&T vaker met een studie ergens anders in Nederland (56% tegenover 26%) en minder vaak met een studie in Amsterdam (33% tegenover 55%). Ook leerlingen met een combinatie van de profielen N&T en N&G starten vaker dan gemiddeld met een studie ergens anders in Nederland (32%), ook bij hen zijn de technische studies in Delft populair. Hiernaast gaat echter een grote groep van deze leerlingen een medische studie volgen in Amsterdam. Leerlingen met een combinatie van de profielen E&M en C&M starten ook minder vaak met een studie in Amsterdam (39%) en vaker met een studie ergens anders in Nederland (34%). Veel van deze leerlingen gaan naar de Universiteit Utrecht of naar Leiden University College The Hague. Daarnaast gaat een aanzienlijk deel van de Amsterdamse VWOleerlingen naar de Rijksuniversiteit Groningen of naar de Universiteit Leiden. Figuur 2 Plan voor volgend jaar, naar profiel op middelbare school (procenten) E&M (n=70)
N&G (n=42) N&T en N&G (n=95) C&M (n=58) E&M en C&M (n=38) N&T (n=27)
totaal (n=336)
% 0
20
40
60
80
100
starten met een studie in Amsterdam
starten met een studie ergens anders in Nederland
starten met een studie in het buitenland
tussenjaar nemen
anders
1.2 Reden om weg te gaan: studie niet in Amsterdam aanwezig Leerlingen die ergens anders in Nederland of in het buitenland gaan studeren geven als belangrijkste reden dat de opleiding niet in Amsterdam aanwezig is (57% van de leerlingen noemt dit), zie figuur 3. Daarnaast worden als belangrijke redenen genoemd dat ze naar een kwalitatief goede faculteit of universiteit gaan (52%) of een kwalitatief goede opleiding gaan volgen (51%). Leerlingen met het profiel N&T (of met een combinatie van de profielen N&T en N&G) starten vaker met een studie ergens anders in Nederland. Zij doen dit vooral omdat de opleiding die ze willen volgen niet in Amsterdam aanwezig is (68% van hen noemt dit als reden).
6
Studiekeuze van Amsterdamse VWO'ers
Figuur 3 Redenen om voor studie buiten Amsterdam te kiezen, n=100 (procenten) % 80 70 60 50 40 30 20 10 0 opleiding is kwalitatief niet in goede faculteit Amsterdam (of universiteit) aanwezig
kwalitatief goede opleiding
wil graag op wil graag in een kamers in een ‘echte andere stad studentenstad’ wonen reden 1
reden 2
anders
reden 3
Amsterdam moest zich geen andere geen leuke ergens voor reden stad om te inschrijven, dus wonen dan maar voor deze studie
reden 1, 2 en 3 samen
De leerlingen die in Amsterdam gaan studeren doen dit vooral omdat ze Amsterdam een leuke stad vinden om te wonen (71% noemt dit als reden) en omdat ze dan bij hun ouders kunnen blijven wonen en geen kamer hoeven te betalen (62%). Als derde en vierde reden wordt genoemd dat ze naar een kwalitatief goede faculteit of universiteit gaan (47%) en dat het een kwalitatief goede opleiding is (37%). Figuur 4 Redenen om voor studie in Amsterdam te kiezen, n=186 (procenten) % 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Amsterdam kan bij ouders kwalitatief leuke stad om wonen en hoef goede faculteit te wonen geen kamer te (of universiteit) betalen
kwalitatief goede opleiding
reden 1
andere steden vrienden zijn minder blijven ook in leuk dan Amsterdam Amsterdam reden 2
reden 3
anders
moest zich geen andere ergens voor reden inschrijven, dus dan maar voor deze studie
reden 1, 2 en 3 samen
7
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Zes van de tien leerlingen (59%) willen bij hun ouders blijven wonen als ze volgend jaar starten met een studie in Amsterdam. Een kwart van de leerlingen (26%) wil op kamers wonen maar is nog aan het zoeken naar een kamer en 10% heeft al een kamer gevonden. Vijf procent van de leerlingen geeft een ander antwoord op deze vraag. Deze leerlingen zeggen vooral dat ze wel op kamers willen, maar dat het makkelijker en goedkoper is om bij hun ouders te blijven wonen: ‘Het handigste is om bij mijn ouders te wonen maar het liefst zou ik op kamers gaan. Dit kost helaas veel moeite en tijd om te regelen in Amsterdam.’ ‘Ik wil graag op kamers, maar mijn huis is op 15 in fietsen van de UVA, en bovendien zijn kamers veel te duur.’ ‘Hangt er vanaf of ik een goedkoop appartement met vrienden kan gaan bewonen.’
Zes van de tien leerlingen (61%) die in Amsterdam gaan studeren, gaan naar de Universiteit van Amsterdam (UvA) en 32% gaat naar de Vrije Universiteit (VU). Daarnaast gaat een klein deel naar de Amsterdam University College (3%), Hogeschool van Amsterdam (2%) en Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (1%).
1.3 Eerst kiezen voor een studie en dan voor de stad Bij de keuze van een studie spelen zowel de stad als de universiteit/opleiding een rol. Het grootste deel van de leerlingen (72%) kiest eerst de studie en daarna de stad waar ze willen studeren en 21% kiest eerst de stad en dan de studie (zie figuur 5). Leerlingen die met een studie starten ergens anders in Nederland, kiezen vaker eerst de studie en dan pas de stad (97%) en leerlingen die gaan studeren in Amsterdam kiezen vaker eerst de stad en dan pas de studie (31%). Figuur 5 Manier van kiezen, naar keuze voor volgend jaar (procenten) studie ergens anders in Nederland (n=88) studie in het buitenland (n=12) studie in Amsterdam (n=186)
totaal % 0
20
40
kiest eerst de studie, dan de stad
60 kiest eerst de stad, dan de studie
80
100 weet niet
De leerling hebben vooral open dagen van de UvA (66%) en VU (54%) bezocht, zie figuur 6. Buiten Amsterdam worden vooral Leiden, Utrecht en Delft bezocht. Elf procent van de leerlingen heeft geen enkele open dag bezocht. Leerlingen met profiel natuur (N&G en/of
8
Studiekeuze van Amsterdamse VWO'ers
N&T) bezochten vaker een open dag van de VU, Technische Universiteit Delft en Technische Universiteit Eindhoven. Figuur 6 Bezoek van open dagen, naar profiel natuur of maatschappij (procenten) Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit Technische Universiteit Delft Universiteit Leiden Universiteit Utrecht Hogeschool Inholland Technische Universiteit Eindhoven Amsterdam University College Rijksuniversiteit Groningen Hogeschool van Amsterdam Wageningen University Universiteit Twente Radboud Universiteit Nijmegen University College Utrecht Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Erasmus Universiteit Rotterdam Maastricht University Leiden University College The Hague University College Maastricht Tilburg University University College Roosevelt anders heeft geen open dag bezocht
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
N&G en N&T (n=164) E&M en C&M (n=166)
1.4 Vanwege afschaffen studiefinanciering geen tussenjaar Al enige tijd wordt gepraat over het afschaffen van de studiefinanciering. Komend schooljaar wordt dit waarschijnlijk doorgevoerd, maar vorig jaar beïnvloedde dit ook al de plannen van leerlingen voor na het VWO examen. Vier van de tien VWO’ers (42%) gaven toen aan dat deze maatregel invloed had op hun beslissing over het jaar na hun eindexamen. Dit had voornamelijk als effect dat ze meteen zijn begonnen met studeren in plaats van een tussenjaar te nemen. ‘Als ik vooraf wist dat de maatregel nog een jaar op zich laat wachten had ik een tussenjaar genomen en gaan werken/reizen.’ ‘Eerst wilde ik een tussenjaar nemen en gaan reizen. Doordat de studiefinanciering afgeschaft zou worden heb ik toch voor een studie gekozen. Nu wil ik dan tussen mijn bachelor en master een tussenjaar nemen.’ ‘Omdat de studiefinanciering aanvankelijk al na aankomend schooljaar zou worden afgeschaft, heb ik besloten geen tussenjaar te nemen, hoewel ik dat eigenlijk wel wilde.’ ‘Ik was eigenlijk van plan een tussenjaar te nemen, maar door het vooruitzicht van het niet hebben van studiefinanciering voelde ik me genoodzaakt toch te studeren, waar ik achteraf eerlijk gezegd heel blij mee ben.’
Hoogstwaarschijnlijk zullen als gevolg van de invoering van het sociaal leenstelsel ook het komend jaar minder leerlingen (de huidige examenleerlingen) een tussenjaar nemen en zal de instroom op de Nederlandse universiteiten groter zijn.
9
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
1.5 Respons In totaal hebben 1431 leerlingen een brief thuis ontvangen met een persoonlijke inlogcode om de vragenlijst online in te kunnen vullen. Van hen hebben 349 VWO leerlingen de vragenlijst ingevuld, dit is een respons van 24%. Het grootste deel van deze leerlingen, 336 leerlingen, is geslaagd voor het VWO eindexamen en dertien leerlingen zijn gezakt. Zes van de tien respondenten (63%) zijn meisjes en 37% jongens. Vergeleken met de verdeling onder VWO-6 leerlingen in schooljaar 2012/’13 in Amsterdam, hebben er (iets) meer meisjes meegedaan (63% tegenover 56%) en minder jongens (37% tegenover 7 44%). Het grootste deel van de leerlingen (42%) was achttien jaar oud bij het invullen van de vragenlijst en 21% was zeventien jaar. Eén op de tien was ouder dan achttien. Tabel 7 Respons naar achtergrondkenmerken leerlingen (aantallen en procenten) abs.
%
17
74
21
18
145
42
19
29
8
20
3
1
98
28
jongen
130
37
meisje
219
63
totaal
349
100
geen antwoord
7
10
Statline.cbs.nl