Studiehandleiding Afstudeerproject Criminologie 2013-2014 (RS107-13)
1
Voorwoord De afstudeerscriptie is de ‘meesterproef’ van de opleiding criminologie: je toont ermee aan dat je als criminologisch onderzoeker in staat bent je opgedane kennis en vaardigheden toe te passen door zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. De afstudeerscriptie criminologie bestaat uit een degelijke theoretische basis en een gedegen empirisch onderzoek op basis van de juiste onderzoeksmethoden en technieken. Dit alles op professionele wijze gepresenteerd. Het afstudeertraject is daarom zeker niet eenvoudig, maar vraagt om discipline en doorzettingsvermogen, planning, en veel creativiteit! Als student sta je er in dit traject niet alleen voor. Je kunt profiteren van de begeleiding van de begeleidend docent en van de feedback en ondersteuning van je medestudenten. Als sectie criminologie doen we er alles aan om je in dit traject goed te begeleiden. Deze studiehandleiding bevat alle informatie die je nodig hebt over de opzet en logistiek van het afstudeerproject. De sectie Criminologie wenst je veel succes, maar vooral ook veel plezier bij het afstudeerproject!
2
I HET AFSTUDEERTRAJECT 1. Opzet van het afstudeertraject De contactpersoon en coördinator voor het afstudeertraject is dr. Thaddeus Müller (
[email protected]). Het afstudeerproject beslaat drie vakken en begint met ‘Onderzoeksopzet’ (blok 2), vervolgens het vak ‘Dataverzameling en –analyse’ (blok 3) en tot slot het vak ‘De Masterscriptie’ (blok 4). Het afstudeerproject wordt afgerond met de masterscriptie Criminologie. Een succesvolle afronding van het afstudeerproject levert 25 ECTS op. De zojuist genoemde vakken in blok 2 en blok 3 van het afstudeerproject worden niet met een cijfer beoordeeld, maar moeten succesvol worden doorlopen om aan het volgende blok deel te kunnen nemen. De aangewezen docent beoordeelt het te leveren tussenproduct in blok 2 en blok 3 met een ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’ en bepaalt of de student kan deelnemen aan het volgende vak in het afstudeertraject. Studenten die een onvoldoende voor de tussenopdracht behalen dienen deze tijdens de tentamenweek in het desbetreffende blok op basis van het commentaar aan te passen alvorens deel te kunnen nemen aan het daaropvolgende vak. Wanneer het niet lukt om de tussenopdracht met een voldoende af te ronden, kan de student niet deelnemen aan de vervolgvakken. Desgewenst kunt u zich dan het volgend jaar opnieuw inschrijven voor een nieuw afstudeertraject. Deze mogelijkheid wordt één maal geboden. De deadline voor de conceptscriptie van het afstudeerproject is 1 juli 2013. Op deze datum moet hoe dan ook een concept-versie van de scriptie worden ingeleverd. Deze conceptversie wordt door de docent beoordeeld met ‘voldoende’; ‘onvoldoende’ of ‘nog niet voldoende’. In geval van ‘voldoende’ wordt een eindgesprek ingepland. De student heeft de mogelijkheid om de scriptie nog te verbeteren op basis van het commentaar van de docent. Een ‘onvoldoende’ wordt gegeven indien het eindresultaat nog zeer ver weg ligt en indien sinds de tweede tussenopdracht nauwelijks voortgang is gemaakt. Bij een onvoldoende wordt het traject beëindigd en kan de student het jaar erop opnieuw instromen met een nieuw onderwerp. Wederom geldt dat van deze mogelijkheid één keer gebruik kan worden gemaakt. In geval van ‘nog niet voldoende’ geeft de docent feedback met het oog op de afronding van de scriptie. De scriptie dient dan in de zomerperiode te worden afgerond, waarbij slechts zeer beperkt begeleiding mogelijk is. De uiterste inleverdatum van de scriptie ligt op 21 augustus 2013. De eindbeoordeling vindt dan plaats voor 1 september. Alleen in uitzonderingsgevallen kan hiervan worden afgeweken. Zie verder onder ‘beoordeling’. Studenten dienen het traject aaneengesloten in zijn geheel te doorlopen. Dit impliceert dat de met een voldoende of hoger afgesloten afstudeerproject vakken in Blok 2 en Blok 3 niet mogen worden meegenomen naar een volgend academisch jaar. De opzet van het afstudeertraject biedt geen ruimte voor het volgen van een tweede studie of een fulltime baan. De prioriteit van de student dient bij het afstudeertraject te liggen. Voor overleg over de studieplanning kan contact worden opgenomen met de studieadviseur. 2. Begeleiding Begeleiding wordt aangeboden in blok 2, 3 en 4. De docenten bieden goede en snelle begeleiding, feedback en coaching. De begeleiding van de docenten richt zich op de
3
inhoud van de scriptie, de aanpak van het wetenschappelijke onderzoek en de opbouw, structuur, en schrijfstijl van de scriptie. Problemen en moeilijkheden doen zich in elk onderzoek voor. De docent is er om de student te helpen deze op te lossen. Tegelijkertijd verwachten we van de student die instapt in het afstudeertraject ook een aantal zaken. De belangrijkste: voldoende inzet plegen om de deadlines te halen. De ervaring leert dat studenten die initatief tonen en stipt de afspraken nakomen, goed in staat zijn de scriptie tijdig af te ronden. Ten tweede: de verantwoordelijkheid voor het leerproces; de voortgang van het traject; het onderhouden van het contact met de docent en het aankaarten van problemen bij de docent ligt bij de student. Het is niet de taak van de docent de student te activeren. Bij onvoldoende actieve opstelling van de student en/of onvoldoende voortgang zonder reden, eindigt de begeleiding en dient de student het jaar erop opnieuw in te stromen met een nieuw onderwerp. In de derde plaats dienen tussenopdrachten en masterscriptie te worden ingeleverd zonder taalfouten. Teksten die meer dan vijf taalfouten bevatten, worden niet in behandeling genomen. De hierdoor opgelopen vertraging is de verantwoordelijkheid van de student. Van studenten die grote problemen ondervinden met het formuleren van foutloze teksten, wordt verwacht dat ze hiervoor externe begeleiding zoeken. Studenten die in het algemeen problemen ondervinden met het schrijven van de scriptie, raden wij aan om naast de scriptiebegeleiding een training te volgen bij het taalen trainingscentrum van de EUR, zie http://www.eur.nl/ttc/trainingen/scriptievaardigheden/ Bij een onvoldoende tussentoets kan de begeleidend docent deze training als voorwaarde stellen voor verdere begeleiding. Er wordt gewerkt met het scriptievolgsysteem op SIN-Online. De docent en de student vinden op SIN-Online onder “workspace’ en ‘my papers’ de netwerkplek van hun afstudeerproject. Hier wordt gecommuniceerd tussen docent en student, worden afspraken gemaakt en worden bestanden gedeeld (inleveren van teksten). Docenten nemen uitsluitend teksten in behandeling die zijn geupload via de workspace of my papers en communiceren uitsluitend via de workspace en mypapers en niet via prive mailadressen. Als rechtstreeks contact met de docent gewenst is, (bijvoorbeeld vanwege prive-onderwerpen die buiten de groep moeten worden besproken), gebruikt de student het student-emailadres. Studenten dienen ervoor zorg te dragen dat ze bereikbaar zijn op hun studenten mailadres. 3. Onderwerpen Docenten verbonden aan de opleiding Criminologie dienen de thema’s voor de afstudeerscripties aan. Zij sluiten hierbij waar mogelijk bij de bestaande afstudeerprofielen (Jeugd, samenleving en criminaliteit; Criminaliteit en organisaties; en International and Comparative criminology) aan. De onderwerpen zullen op het channel geplaatst worden en bovendien zal er op maandag 18 november tussen 13 en 14.30 uur (week 47) een ‘onderzoeksmarkt’ georganiseerd worden waarbij ruimte is voor vragen aan de docenten over de aangeboden onderwerpen. Het rooster zal via het channel bekend gemaakt worden. Op basis van deze onderwerpen kunnen studenten een voorkeur bepalen. Studenten dienen uiterlijk dinsdag 26 november om 12 uur hun voorkeur aan te geven voor een specifiek onderwerp via het intakeformulier. Het intakeformulier dient te worden gebaseerd op de eerste voorkeur van de student. Daarnaast dient de student twee alternatieve voorkeursthema’s aan te geven. De coördinator van het afstudeertraject bepaalt uiteindelijk wie bij welk thema worden geplaatst. Indien een selectie moet worden gemaakt, gebeurt dat mede op basis van studieresultaten en de kwaliteit van het intakeformulier. In geval van een stage is het mogelijk dat de stageverlenende instantie vooraf een gesprek voert met de kandidaat.
4
Eigenstandige thematische ideeën van studenten voor de masterscriptie kunnen slechts bij wijze van uitzondering gehonoreerd worden. Voorstellen voor een afwijkend thema dienen inhoudelijk beargumenteerd en z.s.m. na de ‘onderzoeksmarkt’, aan de afstudeercoördinator, Thaddeus Müller voorgelegd te worden. Dergelijke voorstellen dienen te getuigen van realiteitszin, haalbaarheid en zelfstandigheid van de student. In eerste instantie zal getracht worden deze onder te brengen bij een bestaand thema. Mocht individuele begeleiding nodig zijn, dan wordt deze slechts aangeboden aan studenten met uitmuntende studieresultaten. Vanzelfsprekend wordt ook maatwerk geboden bij ziekte; deeltijdstudie; of andere bijzondere omstandigheden. Neem in dat geval tijdig contact op met de afstudeercoördinator. 4. Onderwijsvorm Het afstudeerproject zal in werkgroepen van 4 tot 6 studenten met een gemeenschappelijk thema plaatsvinden. In deze werkgroepen wisselen studenten kennis en ervaringen uit, wordt zo mogelijk samengewerkt aan de literatuurstudie en eventueel de dataverzameling, en geven studenten elkaar feedback. De werkgroepen zijn voor studenten ook een bron van morele steun op momenten dat het afstudeertraject moeilijk loopt. Maak hier dus gebruik van. De werkgroepen worden in blok 2 geformeerd en blijven gedurende de rest van het afstudeerproject van belang, in het bijzonder in blok 2 en blok 3. Pas in blok 4 is individuele begeleiding mogelijk. De werkgroepen komen afwisselend met en zonder begeleidend docent samen. Het rooster van de werkgroepbijeenkomsten zal in overleg met de docent bepaald worden. Studenten dienen op actieve wijze deel te nemen aan de werkgroepen. Het vooraf lezen en leveren van feedback op elkaars stukken is een vereiste. Voor de werkgroepen met docent geldt bovendien een aanwezigheidsplicht. Studenten die een werkgroepbijeenkomst afwezig zijn, dienen ter compensatie een vervangende opdracht te maken ter grootte van 1 ECTS (5 A4). In overleg met de docent valt hierbij te denken aan een samenvatting van relevante literatuur of een presentatie van een nader te bepalen onderwerp ten dienste van de werkgroep. De werkgroepbijeenkomsten vinden altijd plaats op basis van stukken die enkele dagen van te voren geupload dienen te worden. Tijdens de bijeenkomst geven studenten in samenwerking met de docent elkaar feedback op de inhoud en de problemen waar men tegenaan loopt. Elke student geeft tijdens de bijeenkomst feedback op de stukken van ten minste één medestudent. Het lezen van elkaars stukken en geven van feedback is van groot belang voor het leerproces en komt ook de eigen scriptie ten goede. Onvoldoende inzet op dit punt kan daarom tot gevolg hebben dat de student een vervangende opdracht maakt of uiteindelijk uit het traject wordt verwijderd. Deze thematische werkgroepen bieden de mogelijkheid om samen te werken, van elkaars feedback te leren en gebruik te maken van elkaars materiaal. Wel schrijft iedere student een individuele masterscriptie en sluiten de studenten de vakken van het afstudeerproject in blok 2 en blok 3 met een individuele tussenopdracht af. Studenten dienen in hun publicaties op zichtbare wijze voort te borduren op eerder opgedane kennis. Denk na wat je in een eerdere fase van je opleiding over het onderwerp en de theoretische context hebt geleerd en verwerk dit ook in je nieuwe stukken. Met name geldt dit voor de vakken Methoden en Technieken en Onderzoeksvaardigheden, maar ook voor de vakken Theoretische Criminologie; Actoren in de Rechtshandhaving, de mastervakken etcetera (voor die studenten die de bachelor criminologie aan de EUR hebben doorlopen). Zie ook de aanbevolen literatuur, m.n. over de aansluiting van theorie en empirie. 5. Stages en verblijf in het buitenland Waar mogelijk en zinvol, zullen docenten hun onderwerp koppelen aan stages en locaties voor dataverzameling.
5
Stages dienen in dienst van het afstudeerproject te staan en zijn dus altijd onderzoeksstages. Studenten die een stage lopen, doen dit bij voorkeur in blok 3 (in deeltijd i.v.m. de andere vakken) en blok 4. Studenten die voor verblijf/studie naar het buitenland gaan, dienen bij de examencommissie een vrijstelling aan te vragen voor (een deel van) de afstudeerprojectvakken die zij gaan missen. Als een vrijstelling wordt verkregen, dient deze student nog steeds de verschillende tussenproducten van het afstudeerproject aan te leveren. Hierover dient de student voorafgaand aan het verblijf in het buitenland duidelijke afspraken met de begeleidende docent te maken. 6. Beoordeling Nadat het eindconcept van de scriptie is goedgekeurd door de begeleider, kan een eindgesprek worden ingepland met een tweede lezer. Indien deze de scriptie eveneens als voldoende beoordeelt, vindt een eindgesprek plaats met de twee begeleiders en de student en wordt het eindcijfer vastgesteld door de twee begeleiders. Als de scriptie het laatste onderdeel van de studie is, is de afstudeerdatum de datum waarop de examenadministratie ESL de bulaanvraag in ontvangst neemt of de datum waarop de examenadministratie het afsluitend examen vaststelt (meestal is dat dezelfde datum). De feestelijke buluitreiking vindt enkele weken later plaats. Indien de tweede lezer de scriptie als onvoldoende beoordeelt, volgt een eindgesprek waarin de student feedback krijgt en verbeterpunten worden besproken. De student krijgt dan één mogelijkheid tot herkansing, door de een verbeterde versie van de scriptie in te leveren die opnieuw zal worden beoordeeld. Als dit nog steeds niet tot een voldoende leidt, wordt het afstudeertraject met een onvoldoende afgesloten en kan de student het volgende jaar opnieuw instromen in het afstudeertraject, met een nieuw onderwerp. Raadpleeg voor de administratieve verplichtingen rondom het afstuderen het document ‘logistieke procedure’ op het channel. Het is belangrijk het tentamenbriefje tijdig aan te vragen; studiepunt en examenadministratie zijn de hele zomer open. 7. Verplichte literatuur voor het afstudeerproject Oosterbaan, W. 2007. Een leesbare scriptie. Gids voor het schrijven van scripties, essays en leesbare papers. Prometheus: Amsterdam. (prijs 10,00 euro). 8. Aanbevolen literatuur voor het afstudeerproject: http://www.writingstudio.eu/ http://www.studietips.leidenuniv.nl/scriptie.html Becker, H. 2009. Writing: the problem of getting started. In: T. Newburn (ed.), Key readings in criminology. Willan Publishing, Devon: pp. 882-885. Bottoms, A. 2009. The relationship between theory and empirical observations in criminology. In: T. Newburn (ed.), Key readings in criminology. Willan Publishing, Devon: pp. 854-860. Field, A. 2009. Discovering statistics using SPSS (3rd edition). London: Sage: pp. 1-30. Newburn, T. 2007. Doing Criminological Research. In: Criminology, Devon: Willan Publishing. Pp. 926-942. Staring, R. & R. van Swaaningen, 2009. Naar een kwalitatieve criminologie. De relatie tussen theorie, onderzoeksvragen en methode. In: T. De Corte en D. Zaitch (red.). Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. Acco: Leuven, Den Haag. Pp.: 33-72. 9. Fraude De Erasmus Universiteit hanteert een streng fraudebeleid. Wie fraude pleegt of plagieert, overtreedt de regels van de universiteit en in sommige gevallen ook de wet.
6
Alle bronnen die u aanhaalt zult u zelf moeten hebben gelezen. Verwijzingen mogen niet uit een secundaire bron worden overgenomen. Zinnen van andere auteurs mag u alleen met aanhalingstekens en bronvermelding opnemen. Als u dat doet, is sprake van een citaat. Zo niet, dan is sprake van plagiaat. Algemeen gesproken raden wij aan om waar mogelijk eigen woorden te gebruiken in plaats van citaten. Het sterk ‘leunen op’ zinnen van andere auteurs door deze met een enkele wijziging of verandering van zinsconstructies op te nemen, beschouwen wij als plagiaat. Als u een bron aanhaalt, verklaart u daarmee dat u deze bron zelf heeft bestudeerd. Verwijzingen die u uit een secundaire bron aanhaalt, zijn niet toegestaan tenzij u de herkomst expliciet vermeldt (“Auteur X, zoals aangehaald door auteur Y, p. 123, verklaart...”) Met het inleveren van uw scriptie garandeert u dat het ingeleverde werk uw eigen werk is. Bij het inleveren van uw scriptie dient u daarom een ondertekende authenticiteitsverklaring (te vinden op de ESL-homepage via ‘Informatie voor studenten’, ‘Regels en Scriptie-eisen’ onder ‘Scripties’) mee te nemen, waarin u verklaart geen plagiaat te hebben gepleegd. Het cijfer van uw scriptie kan niet worden geregistreerd indien een ondertekende verklaring ontbreekt. Fraudegevallen die aan het licht komen, worden altijd gemeld bij de examencommissie en zullen bestraft worden. Bij het opleggen van de sanctie zal geen rekening gehouden worden met eventuele studievertraging die u oploopt. U wordt aangeraden de informatie over fraude en plagiaat goed door te nemen om misverstanden te voorkomen. Ga hiervoor naar de ESL-homepage, ‘Informatie voor studenten’, dan vindt u onder ‘Regels en Scriptie-eisen’ ‘Plagiaat en fraude’.
7
II HET AFSTUDEERTRAJECT PER BLOK Blok 2: ‘Onderzoeksopzet’ (5 ECTS) In dit vak zullen studenten tijdens de eerste twee weken een thematische keuze voor een afstudeerproject maken en zullen ze vervolgens in kleine werkgroepen onder begeleiding van een docent gaan werken aan een individuele onderzoeksopzet. De onderzoeksthema’s zullen op SIN-Online bekend gemaakt worden en tijdens een ‘onderzoeksmarkt’ waarbij docenten hun thema uiteen zullen zetten. Nadat de werkgroepen zijn gestart, zal er achtereenvolgens aandacht zijn voor de literatuur, onderzoeksvragen, onderzoeksmethoden en de onderzoeksopzet. Dit vak moet resulteren in een individuele onderzoeksopzet. Week 46: De opbouw van het afstudeerproject Vorm: hoorcollege (Thaddeus Müller); Datum: 13-11-2013, 13.00 – 14.45 h, CT-6 Inhoud: Uitleg over de opbouw van het afstudeerproject in de master over de laatste drie blokken heen en dit specifieke vak ‘Onderzoeksopzet’ Studenten dienen voor deze bijeenkomst de studiehandleiding + de verschillende afstudeeronderwerpen zoals gepresenteerd op SIN-Online gelezen te hebben. Schrijf je na afloop van het hoorcollege in voor drie thema’s van de onderzoeksmarkt. Week 47: ‘Onderzoeksmarkt’ Vorm: Open uur op kamers van docenten. Datum: 18-11-2013, 15.00-16.30 uur Inhoud: Onderzoeksmarkt op L7: docenten lichten hun onderzoeksthema toe, ruimte voor vragen van studenten. Rooster en kamernummers worden vooraf bekend gemaakt. Studenten maken na afloop van de onderzoeksmarkt hun keuze en beginnen met het uitwerken van het intakeformulier. Week 47/48: Intakeformulier met eerste aanzet. Vorm: zelfstudie; Inhoud: Studenten leveren de definitieve versie van het intakeformulier in (uploaden). Het intakeformulier dient als basis voor de plaatsing van studenten bij een onderwerp en begeleidende docent. De coördinator (dr. Thaddeus Müller) is verantwoordelijk voor de uiteindelijke indeling en houdt hierbij zoveel mogelijk rekening met de voorkeur van de studenten. Indien een selectie moet worden gemaakt, is de kwaliteit van het intake formulier medebepalend naast de studieresultaten. Houd er rekening mee dat het intakeformulier soms ook naar een eventuele stageverlenende instantie wordt gestuurd; beschouw het dus als je visitekaartje. Deadline: dinsdag 26 november 12 uur, intake formulier uploaden via SIN-Online. In de loop van deze week krijgen studenten via sin-online bericht over het onderwerp waarop ze zijn geplaatst. Week 49: kennismaking en literatuur Vorm: werkgroep per docent Datum: 02-12-2013, 13.00-14.30 op kamer docent Inhoud: Bijeenkomst met docent/scriptiebegeleider en andere werkgroepleden. Studenten zoeken en lezen deze week gericht relevante literatuur.
8
Bespreking literatuur en afspraken planning onderzoeksvoorstel. Dag en tijdstip van de werkgroepen kunnen varieren per docent
Week 50: Literatuur en onderzoeksvragen Vorm: individueel Inhoud: Gericht literatuur zoeken, doorlezen en samenvatten. Onderzoeksvragen formuleren Week 51: Onderzoeksvragen Vorm: Werkgroep met docent en zelfstudie Inhoud: Bespreking relevante literatuur op basis van geupload document. Bespreking onderzoeksvragen op basis van geupload document. Aanpassen document Schrijven onderzoeksmethode Week 2: Methoden Vorm: Werkgroep met docent en zelfstudie Inhoud: Bespreking methode op basis van geupload document. Aanpassen document Week 3: Onderzoeksopzet Vorm: Werkgroep met docent Inhoud: Literatuurstudie, probleemstelling en methodologische aanpak samenbrengen tot onderzoeksvoorstel Bespreking volledige onderzoeksopzet op basis van geupload document. Deadline inleveren en uploaden definitieve onderzoeksopzet op 17 januari 20134 Tussenopdracht ‘Onderzoeksopzet’ Dit vak dient te resulteren in een uitgeschreven onderzoeksopzet die het latere inleidend hoofdstuk zal worden in de afstudeerscriptie. De onderzoeksopzet bevat de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Titel van het onderzoeksvoorstel Inleiding op het onderwerp: literatuurstudie Doel, probleemstelling & deelvragen Methodologische aanpak per deelvraag Tijdspad/planning Literatuurlijst (volgens APA normen), ca. 25 verwijzingen.
Het volledige voorstel dient ten minste 5000 woorden te tellen. Het voorstel dient uitgeprint aan de docent te worden gegeven en moet tevens geupload worden via het channel. De individuele eindopdracht ‘Onderzoeksvoorstel’ aan het eind van blok twee dient als ‘Go’ of ‘No go’ moment in het afstudeerproject. Een door de docent goedgekeurde onderzoeksopzet betekent ook dat de student kan beginnen met de dataverzameling. Deadline definitieve intakeformulier: 26 november 2013
9
Deadline onderzoeksvoorstel: 17 januari 2014 Deadline herkansing: binnen 1 week in overleg met docent Blok 3: ‘Literatuurstudie en Methode’ (5 ECTS) In dit vak ga je verder invulling geven aan wat je in het vak ‘Onderzoeksopzet’ (blok 2) hebt geproduceerd. Dit vak resulteert in twee concepthoofdstukken van de scriptie. Afhankelijk van het soort vragen en het type onderzoek dat in de individuele onderzoeksopzet staat beschreven, zullen studenten in overleg met de werkgroepdocent vorm en inhoud geven aan deze opzet. In de meeste gevallen zullen studenten in dit blok een literatuurstudie verrichten en het methodenhoofdstuk schrijven. Het is ook denkbaar dat een start wordt gemaakt met de dataverzameling. Op basis van het literatuuroverzicht bij de onderzoeksopzet doen studenten in dit blok in ieder geval een gedegen literatuurstudie. Dit houdt in veel literatuur zoeken, lezen en toepassen op het thema. Grijp voor de opzet van de literatuurstudie terug op de literatuur over methoden en technieken en onderzoeksvaardigheden uit de bacheloropleiding; de aanbevolen literatuur; en de voorbeeldscripties. Het accent in de literatuurstudie kan liggen op klassieke criminologische theorieën die worden toegepast op het onderwerp, of juist een overzicht bieden van actuele onderzoeksresultaten. Het is niet de bedoeling zoveel mogelijk verschillende theorieën te presenteren, maar om op basis van de literatuur gericht de bestaande kennis over het onderwerp in kaart te brengen. Daarmee wordt een eerste antwoord gegeven op de onderzoeksvragen en kan ook duidelijk worden welke inzichten het onderzoek toe kan voegen. Zo vormt de literatuurstudie de basis voor de conclusies. De literatuurstudie biedt, afhankelijk van de aard van de scriptie, een theoretisch kader en hypothesen; operationalisatie van begrippen en concepten; sensitizing concepts voor het etnografisch veldwerk; ideeën voor onderzoeksvragen en methoden, en/of geeft richting aan methoden. In ieder geval vormen probleemstelling, literatuurstudie, onderzoeksopzet, empirisch materiaal en conclusies elk bouwstenen voor het geheel en bouwen ze dus logisch op elkaar voort. Elk onderzoek betekent altijd veel meer literatuur lezen en samenvatten dan uiteindelijk in de scriptie wordt gepresenteerd. Schrijven is schrappen ofwel ‘Kill your darlings’. Een vereiste is dat in de scriptie in ieder geval meerdere recente internationale wetenschappelijke artikelen zijn verwerkt. Week 5: Planning en start afstudeeronderzoek Vorm: Werkgroep met docent Inhoud: Het commentaar van de docent op het onderzoeksvoorstel geschreven in Blok 2 verwerken Invulling concrete planning verdere verloop van afstudeerproject. Aanpak van het project in de praktijk. Keuze maken voor de te schrijven hoofdstukken in dit blok Bespreking hoofdstukindeling scriptie waarbij ingezoomd wordt op de twee te schrijven hoofdstukken, inclusief (sub)paragrafen en voor zover mogelijk al ingevuld. Voortgang literatuuronderzoek en voorbereiding dataverzameling. Week 7: Concepthoofdstuk 1 deel 1 Vorm: Werkgroep met docent Inhoud: Bespreking van eerste concepthoofdstuk op basis van geupload document.
10
Praktische problemen met dataverzameling en data analyse.
Week 9: Concepthoofdstuk 1 deel 2 Week 11: Concepthoofdstuk 2 deel 1 Vorm: Werkgroep met docent Inhoud: Bespreking tweede concepthoofdstuk op basis van geupload document Eventueel bespreking empirische analyse. Praktische problemen met dataverzameling en data analyse. Week 12: Concepthoofdstuk 2 deel 2 Vorm: Werkgroep per docent Inhoud: Bespreking twee aangepaste concepthoofdstukken op basis van geupload document. Praktische problemen met dataverzameling en data analyse. Tussenopdracht ‘Literatuurstudie en methode’ Deze tussenopdracht dient een substantieel deel van de eindscriptie te beslaan en bevat ten minste twee hoofdstukken met een omvang van 20-25 pagina’s tekst, bijvoorbeeld: Een hoofdstuk waarin de wetenschappelijke stand van zaken rondom de probleemstelling en het theoretisch kader uitgeschreven zijn. Een hoofdstuk waarin de methode nader uiteengezet wordt. Een hoofdstuk met (een aanvang van) een empirische analyse indien de dataverzameling al is afgerond. Deadline tussenopdracht: 22 maart 2014 ‘De masterscriptie’ (Blok 4) (15 ECTS) Tijdens dit blok vindt het grootste deel van de dataverzameling plaats en schrijft de student individueel verder aan de masterscriptie tot deze is afgerond. De in blok 2 en 3 geproduceerde tussenopdrachten worden omgewerkt tot inleiding en twee hoofdstukken van de scriptie. De begeleiding vindt tijdens dit blok afhankelijk van het thema plaats in groepsverband of op individuele basis en is niet onbeperkt. Een richtlijn: één bespreking per hoofdstuk dat in blok 4 geschreven wordt met indien noodzakelijk een voorbespreking per hoofdstuk. Deadline masterscriptie: aan het einde van blok 4 op 1 juli 2013. Slechts in overleg met de docent kan hier in bijzondere gevallen van afgeweken worden. Deadline concept afstudeerscriptie: 30 juni 2014 Deadline definitieve versie scriptie: 20 augustus 2014.
11
III VEREISTEN AAN DE SCRIPTIE Bij de beoordeling van de scriptie wordt gebruik gemaakt van het volgende beoordelingskader. 1. INLEIDING, VERANTWOORDING EN PROBLEEMSTELLING: De probleemstelling en onderzoeksvragen dienen helder en consistent geformuleerd te zijn. Daarbij is aandacht voor zowel de maatschappelijke als wetenschappelijke relevantie van het voorgestelde onderzoek. Tot slot wordt ook de originaliteit van de probleemstelling en daaruit voortkomende onderzoeksvragen meegenomen bij de beoordeling. 2. THEORIEËN: In een afstudeerscriptie hoort een uitgewerkt theoretisch kader. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de wijze waarop (criminologische) theorieën en concepten zijn gepresenteerd en toegepast op het gekozen onderwerp. Belangrijke aspecten daarbij zijn: relatie tussen en integratie van theorie en data, verklaringen, interpretaties, definities, abstracte categorieën, presentatie debatten. 3. METHODEN EN DATA-ANALYSE Van belang zijn de gebleken onderzoeksvaardigheden gedurende de dataverzamelings- en analysefase en de wijze van rapporteren over de bevindingen. Belangrijke aspecten zijn: de kwaliteit van meetinstrumenten en verzamelde data, betrouwbaarheid en validiteit, aantal waarnemingen, respons, inspanningen en oplossing van problemen, complexiteit van methoden & technieken. 4. ANALYSES, INTERPRETATIE EN CONCLUSIES: De terugkoppeling van de bevindingen naar de probleemstelling, onderzoeksvragen en theorieën vindt vaak plaats in het laatste gedeelte van de scriptie, maar kan ook een onderdeel zijn van eerdere hoofdstukken. Deze interpretatie en reflectie zijn tenminste net zo belangrijk als de drie onderdelen die hierboven beschreven zijn. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de mate waarin een duidelijk antwoord op de onderzoeksvragen wordt gegeven, de mate waarin gereflecteerd wordt op het theoretisch kader, de relevantie van analyses, de eigen ideeën en conclusies, en de kwaliteit van aanbevelingen voor vervolgonderzoek en voor beleid. 5. ORIGINALITEIT: Voegt de scriptie iets toe aan de bestaande kennis, is de vraagstelling en/of de methode van onderzoek verfrissend voor het onderzochte onderwerp. 6. STRUCTUUR EN TAAL Schrijf- en redeneervaardigheden zoals vastgelegd in tussentijdse versies en het eindverslag van het afstudeerproject: opbouw, argumentatie en taalgebruik. 7. KENNIS Mate van kennis over onderwerp (gebruikte literatuur) en mate van interdisciplinariteit van het verrichte onderzoek. 8. LAY OUT Kwaliteit van titelblad, inhoudsopgave, grafieken, voetnoten, bronvermelding, literatuurlijst (APA-normen) en, indien van toepassing, bijlagen.
12
Uitwerking vereisten m.b.t. taal, stijl en structuur scriptie 1. Algemene structuur en taalgebruik 1a) Samenhang de samenhang tussen de alinea's is goed de samenhang tussen de zinnen is goed er is een goede alinea-indeling gemaakt de alinea's zijn niet te kort of te lang 1b) Zinsconstructies zinnen zijn helder geformuleerd (korte zinnen, afwisselende zinslengte, actief taalgebruik, duidelijke formuleringen, geen tangconstructies en niet te veel naamwoordconstructies) 1c) Taalgebruik de tekst bevat juiste spelling en grammatica de tekst is in wetenschappelijke schrijfstijl geschreven (formeel, objectief, voorzichtig geformuleerd waar nodig, geen spreektaal) er zijn goede Nederlandse zinnen gemaakt er is gebruik gemaakt van de juiste interpunctie anderstalige begrippen die moeilijk te vertalen zijn, staan cursief weergegeven 1d) Vormvoorschriften de titel geeft duidelijk aan waar het over gaat de paragraaftitels geven de inhoud goed weer het verslag bevat paginanummering eventuele tabellen en figuren zijn weergegeven en genummerd er wordt in de tekst verwezen naar eventuele tabellen en figuren afkortingen zijn correct gebruikt getallen zijn op de juiste manier weergegeven 1e) Referenties referenties in de tekst hebben de juiste notatie (APA-stijl) referenties in de tekst staan op de goede plaats referenties in de literatuurlijst staan in de juiste volgorde ideeën van andere auteurs zijn goed in eigen woorden omschreven de tekst bevat referenties die in de literatuurlijst staan 2c) Inleiding in de inleiding zijn de volgende onderdelen beschreven: introductie van het onderwerp, korte schets van het probleemgebied, duidelijke centrale vraag (onderzoeksvraag) en eventuele deelvragen, een hypothese, korte beschrijving opbouw van de scriptie) 2d) Theoretisch kader de student beperkt zich tot de relevante informatie er wordt gebruikgemaakt van een relevant theoretisch kader de gegeven informatie heeft een logische opbouw de student maakt aantoonbaar gebruik van relevante literatuur (meerdere bronnen, inclusief recente internationale tijdschriftartikelen) de student maakt een afweging van de bruikbaarheid en toepasbaarheid
13
van de gebruikte theorieën er is voldoende gebruikgemaakt van structuuraanduiders (overzicht geven, overgangen aangeven, tussentijdse samenvattingen) 2e) Verslag van het onderzoek / methoden de vraagstelling en hypothesen zijn voldoende afgebakend de keuze voor de gebruikte onderzoeksmethode is beredeneerd uitgelegd de gegevens van het onderzoek worden helder gepresenteerd de onderzoeksmethode en de resultaten zijn reproduceerbaar er is gebruikgemaakt van een duidelijk analysekader de data/onderzoeksgegevens zijn correct verwerkt de resultaten zijn adequaat weergegeven er worden geen cirkelredeneringen toegepast 2f) Discussie en conclusie in de discussie en conclusie zijn de volgende onderdelen goed beschreven: herhaling centrale vraag, korte samenvatting hoofdbevindingen, uiteindelijke conclusie / beantwoording van de vraag, kritische besprekingen van de bevindingen, implicaties voor (theorie en) praktijk, concrete aanbevelingen de literatuur is gebruikt om de conclusies te onderbouwen in de discussie wordt ingegaan op de aspecten betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid er wordt niet meer geconcludeerd dan op grond van de gebruikte methoden en resultaten waargemaakt kan worden de vraagstelling wordt volledig beantwoord 2g) Argumentatie en inhoudelijke diepgang de aangevoerde argumenten zijn goed opgebouwd er zijn valide argumenten gebruikt (geen drogredenen) de verschillende bronnen zijn goed geïntegreerd het inhoudelijke niveau is goed de kwaliteit van de gebruikte literatuur is goed (omvang, niveau, recentheid, veelzijdigheid, internationaal) de tekst is bondig (geen overbodige uitweidingen)
14