STUDENTENSTATUUT TUE Instellingsdeel
1999-2000
Na verkregen instemming van de Universiteitsraad vastgesteld door het College van Bestuur op 25 mei 1999
STUDENTENSTATUUT INHOUDSOPGAVE
1 ALGEMENE BEPALINGEN 1.1 Begripsbepalingen 1.2 Juridische achtergrond 1.3 Reikwijdte 1.4 Inhoud en openbaarmaking van het statuut 2 TOEGANG EN TOELAT.ING 2.1 De opleidingen van de TUE 2.2 Vereiste vooropleiding en bijkomende toelatingseisen 2.2.1 Eisen vooropleiding 2.2.2 Eisen vakkenpakket; deficienties 2.2.3 Kennis van het Nederlands 2.2.4 Colloquium doctum 2.3 Toegang tot de opleiding na de propedeuse 2.4 Toegang tot de universitaire lerarenopleiding Plaatsing en numerus fixus 2.5 3 INSCHRIJVING EN DAARAAN VERBONDEN RECHTEN EN PLICHTEN 3.1 Inschrijving 3.1.1 Procedure 3.1.2 Inschrijving als student 3.1.3 Inschrijving als extraneus 3.1.4 Inschrijving als contractant 3.2 Beeindiging inschrijving Collegegeld en examengeld 3.3 3.3.1 Betaling collegegeld 3.3.2 Vermindering en vrijstelling collegegeld 3.3.3 Terugbetaling collegegeld 3.4 Notebook-regeling 3.5 Financiele ondersteuning studenten 3.5.1 Regeling financiele ondersteuning 3.5.2 Regeling ondersteuning technische studenten 3.6 Bijzondere vormen van financiele ondersteuning 3.7 Schadevergoeding c.q. nabetaling college-/examengeld
40NDERWIJS 4.1 Aanbod en inrichting opleidingen 4.2 Recht op een studeerbaar programma 4.3 Studielast en studiepunten 4.4 Studiebegeleiding 4.5 Studievoortgang en studiefinanciering 4.6 Studie-advies aan het eind van het eerste studiejaar 4.7 Onderwijs in het Nederlands 4.8 Kwaliteitszorg onderwijs 5 TENTAMENS en EXAM ENS 5.1 Examencommissie en examinatoren 5.2 Afleggen tentamens en examens 5.3 Onderwijs- en examenregeling 5.4 Getuigschriften en verklaringen 5.5 Titulatuur
2
6 DEELNAME STUDENTEN AAN UNIVERSITAIRE EN FACULTAIRE ORGANEN
6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3
Medezeggenschap studenten Bestuursstructuur TUE Instellingsniveau Facultair niveau Opleidingsniveau
7 RECHTSBESCHERMING
7.1 7.1.1 7.1 .2 7.1.3 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.2.4 7.2.5 7.3 7.3.1 7.3.2 7.4 7.4.1 7.4.2
Overzicht rechtsbescherming Beroep Bezwaar Klachtrecht Procedure bij College van beroep voor de examens In beroep Minnelijke schikking Verdere behandeling De uitspraak De voonopige voorziening Procedure bezwaarschrift Bezwaarschrift Behandeling van het bezwaarschrift Procedure bij College van beroep voor het hoger ondelWijs Beroepschrift Behandeling van het beroepschrift
8 GEDRAGSREGELS
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Huisregels en ordemaatregelen Veiligheid en gezondheid Bescherming van persoonsgegevens Auteursrecht Octrooirecht
OVERZICHT TUE- REGELINGEN ADRESLlJST
3
1 ALGEMENEBEPAUNGEN
Wat is een studentenstatuut en waarom is het er ? In het studentenstatuut staan de rechten en plichten die de TUE en de student ten opzichte van elkaar hebben; de wet schrijft voor dat er een studentenstatuut moet zijn en dat dit bekend gemaakt moet worden aan de studenten. Het studentenstatuut bestaat uit twee de/en: een instellingsdeel (geldt voor de gehe/e TUE) en een opleidingsdeel (is per opleiding verschillend); het opleidingsdeel is opgenomen in de opleidingsgids, die je bij de faculteit kunt krijgen. 1.1 Begripsbepalil1gen t
In dit studentenstatuut wordt verstaan onder: a. WHW: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. MUB: de wet van 27 februari 1997 tot wijziging van de WHW in verband met de bestuursorganisatie van en medezeggenschap in universiteiten (modemisering universitaire bestuursorganisatie); c. statuut: dit reglement waarmee rechten en verplichtingen van studenten bekend worden gemaakt; d. Awb: Aigemene wet bestuursrecht e. instelling: de Technische Universiteit Eindhoven, afgekort TUE; f. opleiding: een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken; g. student: hij/zij die is ingeschreven aan de TUE voor het volgen van onderwijs en het afleggen van tentamens/examens van een opleiding; h. extraneus: hij/zij die is ingeschreven aan de TUE voor het afleggen van tentamens/examens van een opleiding; i. studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar; j. onderwijs- en examenregeling (afgekort OER): een regeling m.b.t. het onderwijs en de tentamens/examens die het faculteitsbestuur voor elke opleiding of groep opleidingen vaststelt; k. college van bestuur: het College van Bestuur (afgekort CvB) van de TUE; I. hoger onderwijs: wetenschappelijk onderwijs (WO) en hoger beroepsonderwijs (HBO); m. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (0, C en W). Daar waar in het Studentenstatuut "hij" wordt gebruikt, wordt uiteraard ook "zij" bedoeld.
1.2 Juridische achtergrond Het studentenstatuut is een in de WHW voorgeschreven document, dat een overzicht moet geven van de rechten en plichten van studenten. Het studentenstatuut bestaat in totaal uit twee delen: het instellingsdeel (dat voor iedere student van de TUE geldt) en het opleidingsdeel (dat bestemd is voor de studenten van een specifieke opleiding); het opleidingsdeel is opgenomen in de opleidingsgids van een opleiding die bij de desbetreffende faculteit gratis te verkrijgen is. Het nu voor u liggende deel is het instellingsdeel van het Studentenstatuut van de TUE. Het is voornamelijk gebaseerd op de WHW, maar ook andere wetten komen -soms slechts zijdelings- ter sprake. De in het studentenstatuut beschreven rechten of verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de WHW zelf of uit op basis van de WHW getroffen regelingen, genomen besluiten enz. Aan het eind van elk hoofdstuk of zo nodig aan het eind van elke paragraaf wordt onder het kopje "wetgeving" aangegeven welke WHW-artikelen voor het behandelde onderwerp van belang zijn en onder het kopje "regelgeving" welke TUE-regelingen op dat onderwerp betrekking hebben. Voorzover mogelijk wordt daarbij ook melding gemaakt van publicaties die over dat onderwerp zijn uitgebracht. Wie gerichte vragen heeft of nadere toelichting wi! krijgen, kan zich wenden tot een van de afdelingen of functionarissen die onder het kopje "inlichtingen bij" vermeld staan. De adressen en telefoonnummers van die afdelingen of functionarissen zijn achterin het Studentenstatuut opgenomen. Achterin het Studentenstatuut is ook een overzicht opgenomen van aile TUE-regelingen die in het Studentenstatuut genoemd worden; tevens is venneld waar deze ter inzage liggen.
4
1.3 Reikwijdte De reikwijdte van het Studentenstatuut is beperkt tot de studenten van de TUE. Daar waar de bepalingen tevens gelden voor extra neT wordt dit expliciet venneld.
1.4 Inhoud en openbaarmaking van het statuut Het studentenstatuut biedt een overzicht van de rechten en verplichtingen van de studenten die voortvloeien uit wettelijke bepalingen. Zo kunnen studenten hun weg vinden naar regelingen die voor hen van belang zijn. Oak heeft het statuut tot doel am elke student bij de inschrijving voor een nieuw studiejaar te infonneren over wat hij van de instelling mag verwachten aan onderwijs en daannee samenhangende voorzieningen en wat de instelling van hem verwacht. Het studentenstatuut is ook voor d~ instelling niet vrijblijvend; naleving van de in het statuut opgenomen rechten en plichten kan worden afgedwongen via de bestaande procedures van bezwaar en beroep die beschreven staan in het hoofdstuk rechtsbescherming. In het geval het statuut in strijd zou zijn of worden met de wet kan de student daar geen rechten aan ontlenen: de fonnele wet gaat voor het statuut. Daarom ziet het CvB er op toe dat het statuut in overeenstemming is met de wet of aan wetswijzigingen wordt aangepast. Wijzigingen in de inhoud van het Studentenstatuut die zich in de loop van het studiejaar voordoen worden via het weekblad van de TUE, Cursor, bekend gemaakt. De TUE ziet het studentenstatuut als onderdeel van de infonnatievoorziening aan studenten; daarom is het instellingsdeel van het statuut opgenomen in de Universiteitsgids. Deze wordt aan studenten gratis beschikbaar gesteld. Het instellingsdeel van het studentenstatuut bevat de volgende elementen: • beschrijving van de rechten en verplichtingen van studenten; het gaat niet aileen am de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de wet, maar ook am regelingen die het College van Bestuur heeft vastgesteld; • overzicht van de rechtsbescherming van studenten. De hoofdstukken van het instellingsdeel zijn geordend naar thema; achlerin de Universiteitsgids is een trefwoordenregister opgenomen, waarin ook naar het Studentenstatuut wordt verwezen.
Nadere informatie over studentenstatuut Wetgeving: art. 7.59 WHW Inlichtingen bij: Studenten Service Centrum (STU), tel. (040)(247) 80 15
5
2 TOEGANG EN TOELATING
Olt hoofdstuk beschrijft welke opleldingen de TUE aanbieclt en met welke vooropleiding een student daaraan kan beginnen. 2.1 De opleidingen van de TUE. De TUE velZorgt initiele opleidingen en postinitiele opleidingen. Een initiele opleiding is een opleiding die aansluit op het \NYO en een studielast heeft van 168 of 210 studiepunten. Een postinitiele opleiding kan pas gevolgd worden na het met succes voltooien van een initiele opleiding. De postinitiele opleidingen worden behandeld in Hoofdstuk ..... van de Universiteitsgids. Voorts worden door de TUE de universitaire lerarenopleidingen Wiskunde, Natuurkunde en Scheikunde velZorgd. De TUE velZorgt de volgende voltijdse initiele opleidingen: • Techniek en Maatschappij; • Technische Bedrijfskunde; • Technische Wiskunde; • Technische Informatica; • Werktuigbouwkunde; • Biomedische Technologie (in samenwerking met Universiteit Maastricht); • Werktuigkundige Medische Technologie; • Elektrotechniek; • Informatietechniek; • Technische Natuurkunde; • Scheikundige Technologie; • Bouwkunde; • Installatietechniek. Een opleiding kan voltijds of deeltijds zijn ingericht. Oit is vastgelegd in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO), dat wordt beheerd door de Informatie Beheer Groep (IBG). Aile opleidingen van de TUE kunnen sinds het studiejaar 1998/1999 niet aileen voltijds maar ook in deeltijd worden gevolgd. De voltijdse en deeltijdse infichting van een opleiding is neergelegd in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding (zie de desbetreffende opleidingsgids). V~~r afgestudeerden van het Hoger Technisch Onderwijs bestaat de moge!ijkheid een z.g. verkorte opleiding te volgen. De verkorte opleiding is een afgeleide vorm van de reguliere opleiding maar met een korter programma door vrijstellingen en/of aangepaste onderwijsvormen. Er bestaan verkorte opleidingen bij aile opleidingen, met uitzondering van Technische Wiskunde, Biomedische Technologie en Werktuigkundige Medische Technologie.
Met ingang van het studiejaar 1999-2000 is de opleiding Installatietechniek ook duaal ingericht. Een duale infichting van een opleiding houdt in dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer period en wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Meer informatie over de duale inrichting van de opleiding Installatietechniek bij het faculteitssecretariaat Bouwkunde. Nadere informatie over de opleidingen. Wet- en regelgeving: art. 7.3, 7.7 en 7.13 WHW; onderwijs- en examenregeling van de opleidingen Publicaties:
opleidingsgidsen
Inlichtingen bij: - studieadviseurs van de faculteiten. zie adreslijst - Studenten Service Centrum, tel. (040)(247) 80 15 - studievoorlichting (In- en Externe Betrekkingen), tel. (040)(247) 47 47 2.2 Vereiste vooropleiding en bijkomende toelatingseisen 2.2.1 Eisen vooropleiding
6
Wie zich als student of extraneus wi! inschrijven voor een van de initi~le universitaire opleidingen moet voldoen aan een van de volgende vooropleidingseisen: a. VWO-diploma; b. HBO-getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch of afsluitend examen; c. WO-getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch of afsluitend examen; d. door de minister aangewezen diploma. al dan niet in Nederland afgegeven. dat als tenminste gelijkwaardig aan een VWQ..diploma wordt aangemerkt; e. door het evB aangewezen diploma, al dan niet in Nederland afgegeven. dat naar het oordeel van het evB tenminste gelijkwaardig is aan een VWO-diploma; f. colloquium doctum beschikking.
2.2.2 Eisen vakkenpakket; deficienties I
De minister kan met het oog op de toelating tot de examens per opleiding een of twee vakken aanwijzen die deel moeten uitmaken van het VWO-diploma. Studenten die bedoeld(e) vak(ken) niet in het eindexamenpakket hebben opgenomen dienen aan te tonen voldoende kennis in die vakken te bezitten. In de onderwijs- en examenregeling van de opleidingen worden de hiervoor te stellen eisen aangegeven (zie de opleidingsgidsen). In ieder geval moet(en) de defici~ntie(s) weggewerkt zijn. voordat men een examen kan afleggen. Op grond van de wet kan het evB bepalen dat iemand niet wordt ingeschreven voor de gewenste opleiding, zolang hij de defici~nties niet heeft weggewerkt. Dit kan aileen. wanneer de deficienties redelijkerwijs niet binnen het eerste jaar van inschrijving kunnen worden opgeheven. V~~r
de TUE-opleidingen zijn de verplichte VWO-examenvakken: Natuurkunde en Wiskunde B. Het CvB heeft bepaald, dat iemand met een of twee deficienties pas wordt ingeschreven na het afleggen van een aanvullend onderzoek. Inschrijving vindt pas plaats als het onderzoek ten aanzien van de defici~ntie(s) met goed gevolg is afgelegd. Als het onderzoek voor een defici~ntie niet met goed gevolg is afgelegd beslist het CvB over de inschrijving na advies van de Centrale Commissie Toelating van de TUE. Ais het onderzoek ten aanzien van twee deficienties niet met goed gevolg is afgelegd kan betrokkene niet worden ingeschreven. Om de studenten in de gelegenheid te stellen voor aanvang van het studiejaar de defici~ntie(s) op te heffen verzorgt de TUE zomercursussen. Ook voor bezitters van een diploma als genoemd bij 2.2.1 onder b tim e geldt de eis van voldoende kennis van de vakken Natuurkunde en Wiskunde B op VWO-niveau. Ook aan hen kan de inschrijving geweigerd worden in geval van twee deficienties.
2.2.3 Kennis van het Nederlands Wie een getuigschrift bezit dat in het buitenland (in de hierboven bij 2.2.1 onder d en e genoemde gevallen) is behaald dient aan te tonen dat hij voldoende kennis van de Neder1andse taal bezit. Het CvB kan bepalen, dat de bezitter van dat diploma geen examens of tentamens kan afleggen dan nadat hij aan de desbetreffende examencommissie heeft aangetoond dat hij voldoende kennis van de Nederlandse taal bezit om het onderwijs met vrucht te kunnen volgen. Het CvB kan tevens bepalen dat betrokkene niet wordt ingeschreven voor de gewenste opleiding. zolang het bedoelde bewijs niet is geleverd. Bij het Centrum voor Taal en Techniek van de TUE worden cursussen gegeven in de Nederlandse taal.
2.2.4 Colloquium doctum Een bij 2.2.1 onder f vermelde colloquium doctum beschikking wordt afgegeven door het CvB, nadat door een commissie van de universiteit onderzoek is verricht naar de geschiktheid om de betreffende studie te volgen. Hierbij is kennis van de Nederlandse taal een vereiste: de beschikking wordt pas afgegeven indien is aangetoond dat iemand over voldoende kennis van de Nederlandse taal beschikt om het onderwijs met vrucht te kunnen volgen. Om een colloquium doctum te kunnen afleggen moet je minstens 21 jaar oud zijn. Deze leeftijdsgrens geldt niet voor bezitters van een buitenlands diploma, dat in het eigen land toegang geeft tot het WOo De eisen die bij het colloquium doctum worden gesteld worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling (zie de opleidingsgidsen).
7
Een colloquium doctum beschikking afgegeven door het CvB geeft uitsluitend toegang tot de desbetreffende opleiding aan de TUE.
Nadere informatie over vereiste vooropleiding en bijkomende toelatingseisen Wet- en regelgeving: art. 7.24 Urn 7.29 WHW; Regeling vakkenpakketeisen hoger onderwijs, Ministeriele Regeling d.d. 17-7-1993; TUE-Regeling inzake inschrijving van studenten met een deficiente vooropleiding d.d. 23-9-1993 Inlichtingen bij: - studieadviseurs van de faculteiten, zie adreslijst - Studenten Service Centrum:- Studentendecanen, tel. (040)(247) 80 15 - Centrale Studenten Administratie, tel. (040)(247) 80 15 - Centrum voor Taal en Tephniek, tel. (040)(247) 2912
2.3 Toegang tot de opleiding na de propedeuse Voor de inschrijving voor een opleiding na het propedeutisch examen (P-examen) geldt als eis het bezit van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde P-examen van de opleiding. Daarbij moet worden opgemerkt dat aile opleidingen, zoals vermeld onder 2.1 een eigen propedeutische fase hebben behalve de opleidingen Werktuigkundige Medische Technologie en Installatietechniek. Toegang tot de postpropedeutische fase van de opleiding Werktuigkundige Medische Technologie geeft het P-getuigschrift Werktuigbouwkunde; het P-getuigschrift Bouwkunde en het P-getuigschrift Werktuigbouwkunde geven toegang tot de postpropedeuse van Installatietechniek. Wie in het bezit is van een Nederlands of buitenlands diploma, dat volgens het CvB tenminste gelijkwaardig is aan het propedeutisch examen van een opleiding, kan vrijstelling krijgen van dat examen. De examencommissie kan overigens met inachtneming van het bepaalde in de onderwijs- en examenregeling (zie de opleidingsgidsen) aan degene die is ingeschreven op zijn verzoek reeds toegang ver1enen tot het afleggen van een of meer onderdelen van het afsluitend examen voordat hij het P-examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft afgelegd.
Nadere informatie over toegang tot de opleiding na de propedeuse Wetgeving: art. 7.30 WHW Publicaties: opleidingsgidsen Inlichtingen bij: - studieadviseurs van de faculteiten, zie adreslijst - Studenten Service Centrum: Studentendecanen, tel. (040)(247) 80 15
2.4 Toegang tot de universitaire lerarenopleiding De TUE biedt de mogelijkheid een bevoegdheid te verwerven als eerstegraads leraar wiskunde, natuurkunde of scheikunde. De lerarenopleidingen omvatten 42 studiepunten. V~~r een klein dee I vindt de opleiding plaats in de ingenieursopleiding (initiale opleiding) en voor het grootste deel in een vervolgopleiding (post-initiale opleiding). (N.B. De TUE treft voorbereidingen, in over1eg met het ministerie van 0, C en W, om een groter deel van de lerarenopleiding te laten samenvallen met de ingenieursopleiding. Inlichtingen over de actuele stand van zaken bij onderstaande personen.) Alvorens toegelaten te worden tot de universitaire lerarenopleiding moet je beschikken over een toelatingsbewijs. Het CvB heeft een toelatingsregeling vastgesteld, waarin de toelatings- en selectieprocedure nader zijn geregeld. De toelating vindt jaar1ijks plaats, waarbij de minister een maximum aantal plaatsen kan vaststellen. V~~r het studiejaar 1999- 2000 zijn er geen maxima vastgesteld.
Nadere informatie over de universitaire lerarenopleiding Wet- en regelgeving: art. 7.5 en 7.31 WHW; Toelatingsregeling universitaire lerarenopleiding TUE d.d. 19-1-1995. Inlichtingen bij: - Centrum Universitaire Lerarenopleiding, tel. (040)(247) 3095 - drs. J. Donkers (voor lerarenopleiding wiskunde)
8
- dr. G. Verkerk (voor lerarenopleiding natuurkunde) - ir. P. Janssens (voor lerarenopleiding scheikunde)
2.5 Plaatsing en Numerus fixus Volgens de WHW kan er loting plaatsvinden in twee situaties: 1. In geval van beperking van de eerste inschrijving op grond van beschikbare onderwijscapaciteit. Het instellingsbestuur kan per opleiding het aantal studenten vaststellen, dat ten hoogste voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding. Deze vaststelling geschiedt voor een studiejaar. Indien de instelling overgaat tot vaststelling van het aantal beschikbare plaatsen voor de propedeuse en indien er meer aanmeldingen voor de propedeuse van die opleiding zijn, dan vindt -als de instelling tenminste niet over gaat tot verhoging van het aa9tal plaatsen- er een loting plaats tussen gegadigden voor die opleiding. De Informatie Beheer Groep verschaft degene die is ingeloot een toelatingsbewijs op grond waarvan de inschrijving voor die opleiding mogelijk wordt. Van het aantal beschikbare plaatsen aan de universiteit waar het capaciteitsprobleem bestaat, wordt een aantal plaatsen in mindering gebracht die door de minister worden toegewezen aan aanstaande studenten uit de Nederlandse Antillen en Aruba. Van de overige plaatsen reserveert de Informatie Beheer Groep 5 % voor mensen die wei elders terecht kunnen, maar voor wie het hoogst bezwaarlijk is (de WHW spreekt over "een onbillijkheid van overwegende aard") als zij niet bij de instelling van hun eerste keuze worden geplaatst en voor mensen die geheel zijn uitgeloot en voor wie dit hoogst bezwaarlijk is. V~~r opleidingen waarvoor een beperkte inschrijving geldt voor de propedeutische fase, kan het CvB besluiten dat inschrijving voor de post-propedeutische fase wordt geweigerd aan hen die niet reeds eerder aan de TUE ingeschreven zijn geweest. 2. In geval van beperking van de inschriiving op grond van de behoefte van de arbeidsmarkt. Indien het aanbod van afgestudeerden van een bepaalde opleiding in hoge mate de behoefte van de arbeidsmarkt overtreft, kan de minister een numerus fixus vaststellen. Ook dan heeft er loting plaats wanneer het aantal gegadigden voor een opleiding de ministeriele numerus fixus overtreft. Wederom wordt er 5% van de plaatsen per instelling gereserveerd voor ingelotenen voor wie het een onbilljjkheid van overwegende aard zou inhouden als zjj niet aan de instelling van hun eerste keuze zijn ingeloot en voor degenen die geheel zijn uitgeloot en voor wie dit hoogst bezwaarlijk is. V~~r beide hierboven genoemde situaties waarin loting plaatsvindt, kan de inschrijving als student aileen plaatsvinden onder overlegging van het bewijs van toelating dat door de Informatie Beheer Groep aan degenen die zijn ingeloot, wordt afgegeven.
De lotingen waarvan hierboven sprake is betreffen zogenaamde "gewogen lotingen", waarbij het gemiddelde cijfer van het VWO-diploma een niet onbelangrijke rol speelt. Afhankelijk van het gemiddelde eindexamencijfer word je ingedeeld in een bepaalde lotingsklasse. Aan de lotingen kunnen aileen nog gegadigden deelnemen die aan de nadere vooropleidingseisen, de vakkenpakketeisen voldoen; aankomende studenten met een onvoldoende vakkenpakket kunnen niet aan de lotingen meedoen. Ook studenten die zijn ingeloot en ingeschreven, maar niet op de instelling van hun eerste voorkeur geplaatst, kunnen niet meer via loting het volgende jaar proberen alsnog bij de instelling van hun voorkeur geplaatst te worden. V~~r de opleidingen van de TUE zal naar verwachting geen loting behoeven plaats te vinden.
Nadere informatie over plaatsing en numerus fixus Wetgeving: art. 7.53, 4, 7.54 a en 7.56 WHW Inlichtingen bij: -
studieadviseurs van de faculteiten, zie adreslijst Studenten Service Centrum: Studentendecanen, tel. (040)(247) 80 15 Informatie Beheer Groep, Centraal Bureau Aanmelding en Plaatsing (CBAP), tel. (050) 599 77 55
9
3
INSCHRIJVING EN DAARAAN VERBONDEN RECHTEN EN PllCHTEN
Er zijn twee Inschrijvingsvormen: als student {voor een voltijd- of een deeltijdopleiding} en als extraneus (aileen voor het afleggen van tentamens en examens). Aan deze inschrijvingsvormen zijn verschillende rechten en pl/chten verbonden. Ook is er verschil in de hoogte van het collegegeld voltijd en deeltijd en het examengeld. Tussentijds uifschrijven met restitutie van collegegeld is in bepaalde gevallen mogelijk. Over al deze onderwerpen is in dit hoofdstuk meer informatie fe vinden. 3.1 Inschrijving 3.1.1 Procedure I
De inschrijving als eerstejaarsstudent kan beschouwd worden als een voortzetting van de 'aanmeldingsprocedure voor a.s. eerstejaarsstudenten', die aanvangt met de vooraanmelding bij het Centraal Bureau Aanmelding en Plaatsing (CBAP) van de Informatie Beheer Groep te Groningen. De IB-Groep geeftjaarlijks de 'Instroomwijzer' uit met een ingehecht aanmeldingsformulier. Deze 'Instroomwijzer' is verkrijgbaar bij de VWO-scholen en bij het Studenten Service Centrum (STU). ledereen die zich tijdig bij het CBAP heeft aangemeld, ontvangt in juni automatisch een eerstejaars inschrijvingspakket van de TUE. Bij dit pakket bevindt zicn de brochure 'Toelichting bij de inschrijving' waarin gedetailleerde informatie is opgenomen over de regelingen voor toelating en inschrijving bij een opleiding van de TUE. Deze brochure is ook los verkrijgbaar bij STU. Aile reeds ingeschreven studenten ontvangen in juni automatisch een ouderejaars-inschrijvingspakket voor herinschrijving. ledereen die gebruik wi! maken van onderwijsvoorzieningen, examenvoorzieningen of andere voorzieningen van de TUE moet zich vervolgens aan de TUE inschrijven. Dit kan als student of als extraneus. Rechten en plichten verschillen per vorm van inschrijving. Inschrijving vindt plaats per opleiding en geschiedt voor een heel studiejaar. Het studiejaar 1999/2000 begint formeel op 1 september 1999 en eindigt op 31 augustus 2000. Indien de inschrijving plaatsvindt tijdens het studiejaar, geldt deze voor de rest van het studiejaar. Voorwaarden voor inschrijving: - beschikken over voldoende vooropleiding (zie paragraaf 2.2 van dit Statuut); doen van een schriftelijk verzoek; betalen van collegegeld, dan wei examengeld; voor extraneus: toestemming CvB; deze wordt altijd impliciet gegeven tenzij de aard of het belang van het onderwijs zich daartegen verzet; voor student bij eerste inschrijving voor de propedeuse: centrale aanmelding en in geval van loting een bewijs van toelating. Het schriftelijk verzoek tot (her)inschrijving aan de TUE moet worden ingediend tussen 1 juni en 1 september; formulieren daarvoor zUn bij de Centrale Studenten Administratie te verkrijgen. Voor verzoeken die na de aanvang van het studiejaar binnenkomen geldt een speciale procedure; deze is opgenomen in de door het CvB vastgestelde 'TUE-regels van procedurele aard inzake inschrijving en collegegeld' .
3.1.2 Inschrijving als student Degene, die als student (voltijd of deeltijd) aan de TUE staat ingeschreven heeft de volgende rechten: • deelname aan het onderwijs binnen de opleiding en in principe binnen de gehele TUE, behalve in die gevallen waarin door het CvB een be perking is gesteld op grand van beperkte toelating bij de lerarenopleiding of in geval van beperkte capaciteit; • afleggen van examens en tentamens binnen de opleiding; • toegang tot de bibliotheken, laboratoria e.d., tenzij naar het oordeel van het CvB de aard of het belang van het onderwijs of het onderzoek zich daartegen verzet; • gebruik van studentenvoorzieningen, waaronder de diensten van de studentendecaan; • studiebegeleiding; • in geval van een besluit tot beeindiging van de opleiding door de minister of de TUE: de mogelijkheid om de opleiding binnen een redeUjke tijd te kunnen afmaken aan de TUE of aan een andere instelling voor hoger onderwijs; • actief en passief kiesrecht.
10
Een voltijd student heeft in principe gedurende enige tijd recht op studiefinanciefing (zie ook paragraaf 4.5 van hoofdstuk 4 van dit Statuut). Een deeltijd student heeft nooit recht op studiefinanciering. Een student kan zich inschrijven voor een opleiding maar ook voor meer opleidingen, al dan njet bij dezelfde instelling. Sij de instelling van de eerste inschrijving betaalt de student dan het volledige collegegeld; bij de instelling van de tweede inschrijving kan de student in bepaalde omstandigheden vermindering of vrijstelling van collegegeld krijgen (zie paragraaf 3.3.2 van dit Statuut). De eerste inschrijving wordt ook wei hoofdinschrijving genoemd en de tweede inschrijving neveninschrijving. Oit onderscheid is bijvoorbeeld van belang bij het recht op aanschaf bij de TUE van een notebook; studenten met een neveninschrijving bij de TUE komen daarvoor niet in aanmerking (zie paragraaf 3.4 van dit Statuut).
3.1.3 Inschrijving als extraneus Oegene, die als extraneus aan de TUE staat ingeschreven heeft de volgende rechten: • afJeggen van examens en tentamens binnen de opleiding; • toegang tot de bibliotheken, laboratoria e.d. tenzij naar het oordeel van het CvB de aard of het belang van het onderwijs of het onderzoek zich daartegen verzet. Een extraneus mag dus geen onderwijs bijwonen en heeft geen recht op studiebegeleiding. Een extraneus heeft nooit recht op studiefinanciering.
3.1.4 Inschrijving als contractant Naast de in de WHW geregelde varmen van inschrijving als student en als extraneus kent de TUE nag de mogelijkheid van inschrijving als contractant. Een als contractant ingeschrevene heeft uitsluitend het recht om in beperkte mate onderwijs te volgen n.1. max. 3 collegereeksen per studiejaar. Contractanten mogen geen tentamens of examens afJeggen. Wei worden zij in staat gesteld een toets afte leggen in de vakken die zijn gevolgd. Inschrijving als contractant is slechts mogelijk voorzover de capaciteit dit toelaa1. Inschrijving als contractant kost per collegereeks per trimester (incl. practicum of oefening) f1.500,--. Sij het Studenten Service Centrum zijn aparte inschrijvingsformulieren verkrijgbaar voor inschrijving als contractant.
Nadere infonnatie over procedure inschrijving Wet- en regelgeving: art. 7.32 tim 7.37 WHW; TUE-regels van procedurele aard voor het studiejaar 1999-2000 inzake inschrijving en collegegeld. Publicaties: Toelichting bij de inschrijving voor het studiejaar 1999/2000, uitgave van Studenten Service Centruml Centrale Studenten Administratie. Inlichtingen bij: Studenten Service Centrum: Centrale Studenten Administratie, tel. (040)(247) 80 15
3.2 Beeindiging inschrijving Oegene die is ingeschreven voor een opleiding kan een verzoek doen om de inschrijving tijdens het studiejaar te beeindigen en wei in de volgende gevallen: 1. in geval van afstuderen: beeindiging vindt plaats met ingang van de maand volgend op de maand van afstuderen; 2. in geval van ziekte of bijzondere familie-omstandigheden. Beeindiging vindt plaats met ingang van de maand volgende op twee volle kalendermaanden nadat de omstandigheid is ingetreden (mits de student gedurende die gehele periode door de omstandigheid verhinderd is geweest deel te nemen aan het onderwijs); 3. tijdens het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase: met ingang van de tweede hele maand volgend op de maand waarin het CvS het schriftelijk verzoek tot beeindiging heeft ontvangen; 4. met ingang van de eerste maand volgend op de maand waarin het verzoek tot beEHndiging van de inschrijving is ontvangen, indien de student als gevolg van de infichting en organisatie van de opleiding enige tijd geen onderwijs kan volgen; 11
5. met ingang van de tweede hele maand volgend op de maand waarin betrokkene het verzoek heert gedaan. Het verzoek wordt toegewezen, wanneer het naar het oordeel van het CvB "redelijk" is, dat wil zeggen, de student moet een valide reden aan zijn verzoek ten grondslag leggen; het moet daarbij ook om een andere reden gaan dan een van de hierboven genoemde. Het verzoek tot beeindiging van de inschrijving moet worden gericht aan het CvB en worden ingediend bij de Centrale Studenten Administratie (CSA). Het CvB heert regels van procedurele aard vastgesteld met betrekking tot o.m. de beeindiging van de inschrijving; op grond daarvan moet het verzoek tot beeindiging worden ingediend: • bij afstuderen in de maand waarin het afsluitend examen wordt afgelegd. De Centrale Studenten Administratie verstrekt op verzoek hiervoor de vereiste formulieren; • bij ziekte of bijzondere familieomstandigheden zo spoedig mogelijk nadat de situatie is ontstaan, maar uiterlijk voor 1 oktober van het volgende studiejaar. Zie ook paragraaf 3.3.3 van dit Statuut voor terug beta Ii ng van co"egegeld indien de inschrijving is beeindigd. Nadere infonnatie over beeindiging inschrijving. Wet- en regelgeving: art. 7.42 WHW; TUE-regels van procedurele aard voor het studiejaar 1999-2000 inzake inschrijving en collegegeld Inlichtingen bij: Studenten Service Centrum: Centrale Studenten Administratie, tel. (040)(247) 80 15
3.3 Collegegeld en examengeld 3.3.1 Betaling collegegeld Een van de voorwaarden om te worden ingeschreven is de betaling van collegegeld (voor de student) of examengeld (voor de extraneus). Er zijn voor het collegegeld bij inschrijving als voltijds student twee tarieven: het wettelijke collegegeld, dat is bepaald op fl. 2.816 voor het studiejaar 1999-2000, en het door het CvB vastgestelde collegegeld, dat in het studiejaar 1999-2000 weer gelijk zal zijn aan het wettelijk collegegeld, dus fl. 2.816 (instellingstarief). Hoewel niet noodzakelijk omdat bij de TUE het wettelijk en het instellingstarief gelijk zijn, wordt toch even kort ingegaan op de begrippen wettelijk- en instellingstarief en wie welk tarief moet betalen. Degenen, die aanspraak hebben op studiefinanciering voor de duur van tenminste dertien maanden, betalen het door de wetgever vastgestelde collegegeld. Degenen die geen aanspraak (meer) hebben op studiefinanciering dan wei voor een periode van twaalf maanden of minder, beta len het door de instelling vastgestelde collegegeld. In geval van venenging van de periode waarin recht op studiefinanciering als beurs bestaat (mogelijk indien de betrokkene ten gevolge van een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis niet in staat is binnen die periode het afsluitend examen af te ronden) wordt ook de periode, waarin recht bestaat op het betalen van het weltelijke tarief, dienovereenkomstig ver1engd. Het tarief voor het collegegeld voor de deeltijdopleidingen bedraagt fl. 2.816 voor studenten die in tenminste vier inschrijvingsjaren als voltijd student enl of auditor voor dezelfde opleiding bij de TUE stonden ingeschreven en fl. 1.877 voor studenten die niet onder de voorgaande omschrijving vallen. Het tarief voor het examengeld voor de extraneus bedraagt fl. 1.408. Voor de betaiing van het collegegeld wordt door de TUE de mogelijkheid geboden om in termijnen te betalen. Bij de toezending van de inschrijvingsbescheiden maakt de TUE bekend, op welke wijze en onder welke condities het collegegeld gespreid betaald kan worden; voor het studiejaar 1999-2000 biedt de TUE de mogelijkheid om via een machtiging het collegegeld te beta len in vijf termijnen van respectievelijk fl. 563,20 en fl. 375,40 (voltijds of deeltijds hoog tarief dan wei deeltijds laag tarief). De administratiekosten die hiervoor in rekening gebracht worden bedragen fl. 25. Voor het examengeld geldt deze regeling niet. De inschrijving mag niet afhankelijk worden gesteld van een andere geldelijke bijdrage dan de in de WHW genoemde of op basis van de WHW vastgestelde college- of examengelden. De kosten van studiebenodigdheden voor eigen gebruik, zoals boeken, materialen en practicumbenodigdheden ten 12
behoeve van de deelname aan het ondelWijs, de tentamens of de examens van de opleiding zijn steeds voor rekening van de student of extraneus. Nadere informatie over college- en examengeld Wet- en regelgeving: art. 7.43 Um 7.47 WHW; TUE-regels van procedurele aard voor het studiejaar 1999-2000 inzake inschrijving en collegegeld Publicaties: Toelichting bij de inschrijving voor het studiejaar 1999-2000, uitgave van Studenten Service Centruml Centrale Studenten Administratie Inlichtingen bij: Studenten Service Centrum: Centrale Studenten Administratie, tel. (040)(247) 80 15 !
3.3.2 Vermindering en vrijstelling van collegegeld Het wettelijk en instellingscollegegeld wordt met 1/12 e deel voor elke maand dat betrokkene niet is ingeschreven verminderd: • voor degene die in de loop van het sludiejaar wordt ingeschreven; • voor degene wiens inschrijving op zijn verzoek in de loop van het studiejaar door of namens het instellingsbestuur is beeindigd in de gevallen als bedoeld in paragraaf 3.2 onder 2 tim 5 van dit statuut en die in de loop van hetzelfde sludiejaar opnieuw voor een opleiding wenst te worden ingeschreven. Vermindering dan wei vrijslelling van het collegegeld is mogelijk in geval van een tweede of volgende inschrijving aan een Nederlandse universiteit of hogeschool. Oil kan dezelfde of een andere universiteit betreffen. Oil geldt ook indien de betrokkene eerst is ingeschreven als leerling voor een school of cursus van het vQortgezet ondelWijs. Indien de tweede inschrijving duurder is dan de eerste, betaalt l1ij het verschil bij. Indien de tweede inschrUving goedkoper is dan de eerste (b.v. de eerste inschrijving is voor een voltijdse opleiding en de tweede voor een deeltijdse opleiding) kan nooit teruggave van het meer betaalde plaatsvinden: de student krijgt vrijstelling van de betaling van collegegeld voor de tweede opleiding. Indien een student zich voor een tweede of volgende inschnjving wendt tot een andere universiteit of hogeschool, waar hij het instellingscollegegeld verschuldigd is, doel hij er goed aan daar eerst te informeren naar de bij die instelling geldende regels t.a. v. vermindering dan wei vrijstelling van instellingscollegegeld. Nadere informatie over vermindering en vrijstelling collegegeld Wet- en regelgeving: art. 7.48 WHW; TUE-regels van procedurele aard voor het studiejaar 19992000 inzake inschrijving en collegegeld Inlichtingen bij: Studenten Service Centrum: Centrale Studenten Administratie, tel. (040)(247) 80 15 3.3.3 Terugbetaling van collegegeld Terugbetaling van (een deel van) het wettelijk en het instellingscollegegeld is mogelijk in de volgende gevallen: • indien de inschrijving is beeindigd na afstuderen (zie ook paragraaf 3.2 van dit Statuut). V~~r elke maand vanaf de beeindiging wordl 1/1 Oe deel van het collegegeld terugbetaald. waarbij de maanden juli en augustus niet meetellen; • in aile andere gevallen, die zijn opgesomd in paragraaf 3.2 van dit Statuut wordt voor elke maand vanaf de beeindiging van de inschrijving een twaalfde gedeelte van het collegegeld terugbetaald; • bij overlijden van een student wordt voor elke maand na het overHjden 1/12e dee I van het collegegeld terugbetaald aan de nabestaanden. Het CvB heeft een procedure met betrekking tot de terugbetaling vastgesteld; deze is opgenomen in de regels van procedurele aard inzake inschrijving en collegegeld. Terugbetaling vindt aileen plaats indien een verzoek tot beeindiging van de inschrijving is ingediend en is ingewilligd (zie ook paragraaf 3.2 van dit Statuut); terugbetaling geschiedt dan automatisch.
13
Nadere infonnatie over terugbetaling van collegegeld Wet- en regelgeving: art. 7.49 WHW; TUE-regels van procedurele aard voor het studiejaar 1999-2000 inzake inschrijving en collegegeld Inlichtingen bij: Studenten Service Centrum: Centrale Studenten Administratie, tel. (040)(247) 80 15
3.4 Notebook-regeling Voor het volgen van onderwijs aan de TUE is het wenselijk dat studenten de beschikking hebben over een notebook. De TUE biedt daarom aan bepaalde categorieen studenten de mogelijkheid om een notebook aan te schaffen. Daarvoor is dopr het CvB een notebook-regeling vastgesteld, die er in grote trekken als voigt uitziet: 1.
Doelgroep. • De belangrijkste doelgroep vormen de studenten die zich in het betreffende studiejaar voor het eerst op de TUE voor een voltijd- of deeltijdopleiding inschrijven en daar hun collegegeld betalen. Dit laatste betekent dat de TUE hun hoofdinschrijving is.(Zie voor dit begrip ook paragraaf 3.1.2 van dit Statuut). Neveninschrijvers en extrane'j hebben geen recht op een gesubsidieerd notebook. • Een andere groep die in aanmerking komt zijn de voltijd- en deeltijdstudenten die in het betreffende jaar aan de TUE hun collegegeld betalen en daar dus hun hoofdinschrijving hebben, maar die (in een deel van) het jaar daarvoor als 'neveninschrijver' of als extraneus al aan de TUE verbonden waren. Het gaat dan bijvoorbeeld am studenten die in hun laatste studiejaar aan een HBO-instelling of een andere universiteit alvast wat vakken aan de TUE wilden volgen, en daarom voor neveninschrijving of inschrijving als extraneus hebben gekozen. Studenten die niet in bovengenoemde categorieen vallen en die menen voor het volgen van onderwijs een notebook nodig te hebben, worden verwezen naar hun studie-adviseur ter beoordeling of zij eventueel in aanmerking komen voor een notebook.
2.
Participatieovereenkomst. Aan de studenten die onder de doelgroep vallen wordt. als zij gebruik willen maken van de notebook-regeling van de TUE, een participatieovereenkomst ter ondertekening aangeboden. waarin aile rechten en plichten t.a.v. het notebook zijn opgenomen. Daarin is o.m. bepaald dat de student om in bezit te komen van een notebook een nag nader bekend te maken bed rag moet overmaken aan de TUE (onder bepaalde voorwaarden kan de student hiervoor een renteloze lening afsluiten bij een bank) en daarnaast een schuldbekentenis moet ondertekenen. Het in de schuldbekenteniS opgenomen bedrag wordt jaarlijks verminderd met een in de participatieovereenkomst vermeld bed rag en het restantbedrag zal worden kwijtgescholden als de student zijn opleiding bij de TUE met goed gevolg heeft beeindigd of als hij gedurende vijf aaneengesloten jaren als student met een hoofdinschrijving bij de TUE ingeschreven is geweest.
3.
Voortijdige beeindiging inschrijving. Studenten die voortijdig hun inschrijving bij de TUE beEHndigen kunnen kiezen of zij het notebook willen behouden of aan de TUE verkopen. Indien zij het notebook willen behouden moeten zij het bedrag dat dan nog openstaat op de schuldbekentenis aan de TUE betalen. Verkoop van het notebook aan de TUE is aileen aan de orde indien het notebook in goede staat verkeert. De TUE wit het notebook dan van de student kopen tegen kwijtschelding van het bedrag dat dan nog op de schuldbekentenis openstaat.
Nadere infonnatie over notebook Inlichtingen bij: - Studenten Service Centrum tel. (040-247) 80 15 - Notebook Service Centrum tel. (040-247) 88 88
14
3.5 Financiele ondersteuning studenten 3.5.1. Regeling financiele ondersteuning 3.5.1.a Afstudeerfonds, compensatie tempobeurs, compensatie prestatiebeurs De voorwaarde om in aanmerking te komen voor financiele ondersteuning is dat de betrokken student ten gevolge van bijzondere omstandigheden: • studievertraging heeft opgelopen en daardoor niet binnen de periode van gemengde studiefinanciering (dit is de periode waarin de student recht heeft op een basisbeurs, eventueel een aanvullende beurs en een rentedragende lening) het afsluitend examen heeft kunnen behalen; • de norm van de tempobeurs niet kan halen (21 studiepunten per jaar of 14 studiepunten per jaar bij inschrijving als student per 1 februari of later); • de norm van de prestatiebeurs niet kan halen (21 studiepunten in het eerste jaar dan wei binnen zeven jaar (vijfjarige opleiding) of zes jaar (vie~arige opleiding) het diploma behalen}. 3.5.1.b Bijzondere omstandigheden De bijzondere omstandigheden kunnen zijn: • ziekte; • bijzondere familie-omstandigheden; • handicap; • zwangerschap; • activiteiten in het kader van organisatie en bestuur ten behoeve van de universiteit; • lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang, dan wei van een vergelijkbare organisatie van enige omvang bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit; • een zodanige inrichting van het onderwijs dat de student daardoor niet kan afstuderen binnen de periode van gemengde studiefinanciering of niet in staat is het vereiste aantal studiepunten in het kader van de studievoortgangsnorm te behalen, dan wei te voldoen aan de diplomatermijn; • (in uitzonderingsgevallen) onbillijkheden van overwegende aard. 3.5.1.c Studentendecanen De voorwaarden voor het verkrijgen van finaneiele ondersteuning en de procedure voor het aanvragen daarvan zijn opgenomen in de "Regeling financiele ondersteuning studenten TUE". De uitvoering van deze regeling is door het evB opgedragen aan de studentendecanen. Aan studenten die door een van de hierboven genoemde bijzondere omstandigheden verwachten studievertraging op te zullen lopen dan wei de norm van de tempobeurs of prestatiebeurs niet te zullen halen, wordt dringend aangeraden om contact 00 te nemen met een van de studentendecanen. bij voorkeur zodra de desbetreffende bijzondere omstandigheid zich voordoetl heeft voorgedaan. Bij studentendecanen liggen ook diverse brochures ter inzage waarin de diverse aspecten van de regeling op eenvoudige wijze worden uitgelegd. 3.5.1.d Bestuursbeurs en beurs voortopsporters V~~r een aantal bestuursfuncties kunnen studenten die deze functies vervullen en als gevolg daarvan niet kunnen voldoen aan de vereiste studievoortgangsnorm. aanspraak maken op een bestuursbeurs van de TUE. De voorwaarden om voor deze bestuursbeurs in aanmerking te komen zijn eveneens vastgelegd in de "Regeling financiele ondersteuning studenten TUE". Deze regeling kent oak de mogelijkheid van financiele ondersteuning van topsporters. Wie aan topsport doetl wit gaan doen dan wei een bestuursfunctie wi! gaan bekleden doet er goed aan contact op te nemen met een van de studentendecanen over de toepasselijkheid van de bovengenoemde regeling.
3.5.2 Regeling ondersteuning technische studenten Tenslotte moet nog melding gemaakt worden van de mogelijkheid van financiele ondersteuning op basis van de "Regeling ondersteuning technische studenten". afgekort Rots. Voor studenten die in het studiejaar 1991, 1992, 1993 of 1994 zijn begonnen aan de TUE-opleiding Technische Wiskunde, Technische Informatica, Technische Natuurkunde. Scheikundige Technologie. Elektrotechniek. Werktuigbouwkunde of Werktuigkundige Medische Technologie. alsmede voor de studenten die in 1994 zijn begonnen aan de TUE-opleiding Bouwkunde, is er na het vijfde inschrijvingsjaar een mogelijkheid een beroep te doen op het Rots-fonds. De voorwaarden voor Rotsondersteuning zijn opgenomen in de "Regeling ondersteuning technische studenten". De Rots-
15
ondersteuning gaat vooraf aan een eventuele financiele ondersteuning ten gevolge van bijzondere omstandigheden. Nadere informatie over financiele ondersteuning Wet- en regelgeving: art. 7.51 WHW; Regeling financiele ondersteuning studenten TUE 1999- 2000; Regeling ondersteuning technische studenten d.d. 11-3-1993, laatstelijk gewijzigd d.d. 3-8-1995 Publicaties: diverse brochures van Studentendecanen Inlichtingen bij: Studenten Service Centrum: Studentendecanen, tel. (040)(247) 80 15
3.6 Bijzondere varmen van financiele ondersteuning Er bestaan de volgende bijzondere vonnen van financiele ondersteuning waarvoor studenten aileen in bijzondere gevallen in aanmerking kunnen komen. Nadere infonnatie hierover is te verkrijgen bij het Studenten Service Centrum. Noodfonds De Studentendecanen van de TUE beschikken over een bescheiden noodfonds. Oit fonds is bedoeld voor financiele noodsituaties die: zeer dringend zijn en waarvoor op dat moment geen andere oplossingen (studiefinanciering, kinderbijslag, ouders, bijstand, verzekering) mogelijk zijn; incidenteel zijn; dit betekent dat het niet moet gaan om een herhaalde, pennanente of structurele noodsituatie; van beperkte omvang zijn, dat wit zeggen dat er geen grote bedragen worden uitgekeerd; oplosbaar zijn, dat wit zeggen dat de hulp een reele en effectieve oplossing moet bieden. Bijdragen uit het noodfonds zijn altijd renteloze leningen. De TUE gaat ervan uit dat de noodsituatie binnen afzienbare tijd is opgelost en dat er dan kan worden terugbetaald. Particuliere fondsen Sommige bedrijven stellen beurzen beschikbaar voor kinderen van werknemers. Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KJvl) beheert een aantal fondsen en veneent (in beperkte mate) financiele steun aan studenten van de drie technische universiteiten en van de ingenieursopleiding van de Rijksuniversiteit Groningen. Een aanvraag voor een KlvJ toelage kan aileen persoonlijk ingediend worden; niet door studieverenigingen of andere groeperingen. Het Klvl verleent aileen eenmalige uitkeringen, tot een maximum van f 3.000,-- als gift of deels als renteloze lening. Voor het aanvragen van een Klvl uitkering kan een student zich wenden tot de studentendecanen, tel. (040)(247) 80 15. Beurzen voor studie en stage in het buitenland De TUE biedt volop mogelijkheden om gedeeltelijk een studie- of stageverblijf in het buitenland te financieren. Voor infonnatie hierover kunnen studenten terecht bij het Bureau for International Activities. Ook de Nuffic BeursOpener biedt gedetailleerde infonnatie over beurzen en fondsen voor stud ie, stage en onderzoek in het buitenland. Het programma is oproepbaar via TUECIS (TUE Campus Informatie Systeem), diversen. Bureau for International Activities, Bestuursgebouw 3.30, tel. (040)(247) 43 12. Universiteitsfonds Jaarlijks is een vast bed rag gereserveerd voor studentenactiviteiten, die ten goede kornen aan Eindhovense studenten. Het bestedingsplan van het Universiteitsfonds Eindhoven (UFE), bestaat naast het reguliere plan uit een aantal fondsen. Orie fondsen beogen: Het verbeteren van de contacten met de industrie Het bevorderen van internationale contacten Studenten de mogelijkheid te bieden afstudeerstages of stages in de eindfase van de studie te lopen in Zuid-Oost Azie op het gebied van fabricage-activiteiten. V~~r meer infonnatie: Aida Bouten. secretaris UFE, BG 3.18, tel. (040)(247) 45 92 of Anneliese Vermeulen, tel. (040)(247) 22 78, e-mail:
[email protected].
16
De familie Mignot reikt jaarlijks prijzen uit voor de beste afstudeerscripties. Reizen in het kader van stages naar Amerika, Canada en Japan worden ook gesubsidieerd door het Mignotfonds. Voor meer informatie: : Aida Bouten, BG 3.18, tel. (040)(247) 45 92 of Anneliese Vermeulen, tel. (040)(247) 22 78. e-mail:
[email protected]. Fondsenboek Het Fondsenboek bevat een adreslijst van aile particuliere fondsen op het gebied van onderwijs en cultuur. Het Fondsenboek is te vinden in de leeszaal van de Centrale Bibliotheek onder code AEHOOFON. Centrale leeszaal, De Hal. tel. (040)(247) 23 81. 3.7 Schadevergoeding c.q. nabetaling college-lexamengeld
,
lemand die in een bepaald studiejaar als bewijs van een afgelegd examen een getuigschrift wil ontvangen, moet hiertoe een verzoek indienen bij het CvB. Met het verzoek moet hij overleggen de bewjjzen van inschrjjving over de jaren. dat gebruik is gemaakt van onderwijs- dan wei examenvoorzieningen. Indien geconstateerd wordt. dat hij in enig jaar niet (correct) ingeschreven heeft gestaan en toch onderwijs heeft gevolgd dan wei tentamens heeft afgelegd, kan het CvB bepalen dat het getuigschrift toch kan worden uitgereikt, maar pas nadat het desbetreffende collegegeld dan wei examengeld is betaald. Wie niet staat ingeschreven en gebruik maakt van onderwijs- of examenvoorzieningen is een schadevergoeding verschuldigd. Het bedrag dat betaald moet worden. is het collegegeld dat door de TUE is vastgesteld. Bovendien kan degene die gebruik maakt van onderwijs- of examenvoorzieningen zonder daartoe gerechtigd te zijn, strafrechteHjk worden vervolgd en bestraft worden met een geldboete. Nadere informatie over schadevergoeding c.q. nabetaling college- en examengeld Wetgeving: art. 7.58,15.2 en 15.3 WHW Inlichtingen bij: - Juridische Zaken, tel. (040)(247) 22 72 - Studenten Service Centrum: Centrale Studenten Administratie, tel. (040)(247) 80 15
17
4 ONDERWIJS
Het onderwijs komt uitvoerig aan de orde in de opleidingsgidsen; daarin worden de specifieke aspecten van een opleiding behandeld. In dit hoofdstuk worden aileen de algemene zaken besproken die aile opleidingen gemeen hebben.
4.1 Aanbod en inrichting opleidingen De TUE velZorgt 13 inititHe opleidingen (dit zijn opleidingen die aansluiten op het VWO) alsmede 3 universitaire lerarenopleidingen. AI deze opleidingen worden sinds het studiejaar 1998/1999 zowel voltijds als deeltUds aangeboden. lie hierover verder paragraaf 2.1 van hoqfdstuk 2 van dit Statuut. De initiEHe opleidingen bestaan uit een propedeutische fase en een postpropedeutische fase: • de propedeuse wordt afgesloten met het propedeutisch examen; cursusduur een jaar (42 SP); • de postpropedeuse wordt afgesloten met het afsluitend examen; cursusduur 3 jaar voor opleidingen met een studielast van 168 SP en 4 jaar voor opleidingen met een studielast van 210 SP. Aileen de opleidingen Werktuigkundige Medische Technologie en Installatietechniek hebben geen eigen P-fase. lie hierover ook paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2 van dit Statuut. Een opleiding bestaat uit onderwijseenheden, ook wei vakken genoemd. Aile vakken die door de TUE worden velZorgd zijn opgenomen in de elektronische vakkengids, die via Internet te bereiken is onder http://owinfo.tue.nll . Van de elektronische vakkengids is ook een papieren versie beschikbaar; deze ligt ter inzage bij het Studenten Service Centrum, bij bureau onderwijs van de faculteiten, bij de centrale bibliotheek en de faculteitsbibliotheken en bij de studieverenigingen. 4.2 Recht op een studeerbaar programma De onderwijs- en examenregeling (OER) wordt regelmatig beoordeeld, waarbij met name het uit de studielast voortvloeiende tijdsbeslag wordt gewogen. Dit is de verantwoordelijkheid van het faculteitsbestuur. De tekst van de OER van een opleiding is opgenomen in de desbetreffende opleidingsgids. ' Het CvB draagt er zorg voor dat tijdig voor de aanvang van het studiejaar openbaar worden gemaakt: : • het onderwijsaanbod, • de hoofdlijnen van de onderwijs- en examenregelingen, • ten aanzien van welke opleidingen een bindend studie-advies wordt uitgebracht en ten aanzien van welke opleidingen een verwijzing naar afstudeerrichtingen kan plaatsvinden en de regels die telZake gelden. Bij de TUE heeft het studieadvies bij geen enkele opleiding een bindend karakter (zie ook paragraaf 4.6 van dit Statuut). Bij de TUE vindt geen bindende verwijzing van studenten naar een bepaalde afstudeerrichting binnen de opleiding plaats. De vorm van openbaarmaking dient zodanig te zijn dat de aanstaande student zich een goed oordeel kan vormen omtrent inhoud en inrichting van het onderwijs en van de examens. De hoofdlijnen van de OER moeten worden doorgegeven aan het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO), dat wordt beheerd door de Informatie Beheer Groep (IBG) te Groningen. Een opleiding dient zodanig te worden ingericht dat de student in redelijkheid in staat wordt gesteld om te voldoen aan de norm voor de studievoortgang van de Wet op de Studiefinanciering. Indien de student ten gevolge van de inrichting van de opleiding niet kan voldoen aan de norm van de tempobeurs dan wei aan de norm van de prestatiebeurs treft de instelling een financiele voorziening voor hem. lie hierover verder paragraaf 3.5 van hoofdstuk 3 van dit Statuut. 4.3 Studielast en studiepunten Elke opleiding bestaat uit bepaalde onderwijseenheden. Afhankelijk van het aantal onderwijseenheden en de zwaarte daarvan kent een apleiding een bepaalde studielast. De studielast van de opleidingen en de daartoe behorende onderwijseenheden worden door het faculteitsbestuur uitgedrukt in hele studiepunten. Een studiepunt staat voor 40 uren studie. Een onderwijseenheid beslaat dus 40 studie-uren of een veelvoud daarvan.
18
In de OER is de studielast van de opleiding als geheel en van de afzonderlijke onderwijseenheden opgenomen. De studielast van een opleiding bedraagt 168 studiepunten (de 4-jarige opleidingen). Deze studielast geldt voor de volgende opleidingen van de TUE: • Technische Bedrijfskunde; • Techniek en Maatschappij; • Installatietechniek; • Informatietechniek; • Werktuigkundige Medische Technologie. Sinds 1 september 1995 bedraagt de studielast van de volgende opleidingen aan de TUE 210 (in plaats van 168) studiepunten (de 5-jarigelOpleidingen): • Bouwkunde; • Elektrotechniek; • Scheikundige Technologie; • Technische Informatica; • Technische Natuurkunde; • Technische Wiskunde; • Werktuigbouwkunde; • Biomedische Technologie (sinds 1997). V~~r studenten die v66r 1 september 1995 met een van de laatstgenoemde opleidingen zijn begonnen bestaat de mogelijkheid de opleiding in vier jaar (op basis van 168 studiepunten) af te ronden. Voor de universitaire eerstegraads lerarenopleiding bedraagt de studielast 42 studiepunten. 4.4 Studiebegeleiding Studenten hebben recht op studiebegeleiding en op de diensten van een studentendecaan. Bij de studiebegeleiding wordt bijzondere zorg besteed aan studenten die behoren tot een bepaalde etnische of culturele minderheid. Voorts kunnen studenten een beroep doen op een universiteitspsycholoog. Elke faculteit kent voor de begeleiding van studenten een of meer studieadviseurs. De individuele studiebegeleiding moet in de OER geregeld worden.
Nadere informatie over aanbod en inrichting opleidingen, studielast, studiebegeleiding e.d. Wetgeving: art. 7.3, 7.4, 7.7, 7.8, 7.13,7.14,7.15,7.34 WHW; onderwijs- en examenregelingen Publicaties: opleidingsgidsen Inlichtingen bij: - Studenten Service Centrum: Studentendecanen, tel. (040)(247) 80 15 - studieadviseurs van de faculteiten, zie adreslijst 4.5 Studievoortgang en studiefinanciering Volgens de Wet op de Studiefinanciering (WSF 18+) heeft een student recht op studiefinanciering als hij als voltijds dagstudent Hoger Onderwijs (HBO of WO) voigt en de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt. Hoe lang is afhankelijk van de leeftijd van de student, de studieduur van de opleiding en het aantal jaren dat hij al studiefinanciering in het hoger onderwijs heeft ontvangen. Studiefinanciering kan bestaan uit een basisbeurs, een aanvullende beurs (afhankelijk van het inkomen van de ouders) en een rentedragende lening (die dus later moet worden terugbetaald). De door de WHW ingevaerde studievoortgangsmeting koppelt de studiefinanciering aan het behalen van studiepunten. V~~r studenten die voor 1 september 1996 voar het eerst studiefinanciering voor een opleiding in het hoger onderwUs hebben ontvangen gelden de regels van de tempobeurs; de student op wie de tempabeurs van toepassing is ontvangt zUn beurs gedurende het studiejaar, op voorwaarde dat hij valdoet aan de studievoortgangsnorm. Haalt hij die norm niet dan wordt de beurs
19
na afloop van dat studiejaar dOOf de Informatie Beheer Groep omgezet in een rentedragende lening. De norm bedraagt in het studiejaar 1999/2000 minimaal 21 studiepunten. Studenten die na 31 augustus 1996 voor het eerst studiefinanciering ontvangen voor een opleiding in het hoger ondelWijs, vallen onder de prestatiebeurs. De student op wie de prestatiebeurs van toepassing is, ontvangt zijn beurs eerst in de vorm van een rentedragende lening. Pas wanneer de vereiste prestatie is geleverd wordt de lening omgezet in een beurs. De eerste prestatie moet zijn geleverd aan het einde van het eerste studiejaar; de student moet dan tenminste 21 studiepunten hebben behaald. Wordt dat aantal niet behaald dan blijft de prestatielening altijd een rentedragende lening. De tweede prestatie, het behalen van het afsluitend examen, moet zijn geleverd uitenijk 6 jaar (bij een 4-jarige opleiding) of 7 jaar (bij een 5-jarige opleiding) na de eerste maand, waarin voor het eerst studiefinanciering voor een opleiding in het hoger ondelWijs is ontvangen. Is het afsluitend examen binnen die periode behaald dan )yordt het resterend deel van de prestatielening van drie respectievelijk vier jaar omgezet in een beurs. Aan het ondelWerp studiefinanciering wordt in Hoofdstuk ... van deze Gids ook aandacht besteed. De studievoortgangsmeting gaat als voigt in zijn werk: De Centrale Studenten Administratie (CSA, onderdeel van het Studenten Service Centrum) stell in de maand september van elke student vast hoeveel studiepunten hij in het voorafgaande studiejaar heeft behaald en zendt hiervan aan betrokkene een gespecificeerde opgave. De berekening gebeurt op grond van de studieresultaten die bij de CSA zijn geregistreerd. Elke student die onder het tempobeurs- of prestatiebeurs regime vall en van wie de geregistreerde studiepunten onder de norm van tempo- of prestatiebeurs (21 studiepunten) vallen krijgt aansluitend schriftelijk van CSA bericht van zijn studievoortgang. Hij krijgt dan nog enkele weken de gelegenheid bij eventuele onjuistheden in oveneg met de faculteit een correctie voor te stellen. Kort voor 1 november worden vervolgens van de studenten die niet het door de Wet op de Studiefinanciering vereiste aantal studiepunten hebben behaald de namen doorgegeven aan de Informatie Beheer Groep. De betrokken studentEm worden hierover ge"informeerd, waarbij wordt aangegeven wat de consequenties hiervan zijn voor de ontvangen studiefinanciering en welke beroepsgang voor hen open staat. In de OER van elke opleiding moet de bewaking van de studievoortgang worden geregeld.
Nadere informatie over studievoortgang en studiefinanciering Wetgeving: art. 7.4, 7.9a, 7.9b, 7.9ba, 7.9c, 7.9d WHW; Wet op de Studiefinanciering Publicaties: - brochures van Studentendecanen - diverse brochures van Informatie Beheer Groep, gratis verkrijgbaar bij Studenten Service Centrum en studieadviseurs faculteiten - Informatiekrant van IBG; wordt rechtstreeks aan studenten toegezonden. Inlichtingen bij: - Studenten Service Centrum:- Studentendecanen, tel. (040)(247) 80 15 - Centrale Studenten Administratie, tel. (040)(247) 80 15 ~ studieadviseurs van de faculteiten, zie adreslijst - Informatie Beheer Groep, tel. (050) 599 77 55 4.6 Studie-advies aan het eind van het eerste studiejaar De propedeutische fase van een opleiding moet zodanig worden ingericht dat een student inzicht verkrijgt in de inhoud van de opleiding. Op die manier heeft de propedeutische fase een velWijzende en selecterende functie, die o.a. tot uitdrukking komt in het door het College van Bestuur (evB) uit te brengen studieadvies. Aan elke student wordt aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse opleiding, een advies uitgebracht over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. Voorts kan aan de student het studieadvies worden uitgebracht zolang deze het propedeutisch examen niet met goed gevolg heeft afgelegd. Het studieadvies is gebaseerd op de behaalde studieresultaten en wordt namens het CvB uitgebracht door het faculteitsbestuur. Bij de TUE zijn geen opleidingen aangewezen waarbij een negatief studieadvies bindend is. Een bindend negatief studieadvies betekent dat in dat geval studenten die blijkens hun studieresultaten niet geschikt worden geacht voor de opleiding worden afgewezen: zij mogen zich dan niet langer voor die opleiding bij dezelfde instelling inschrijven.
20
Nadere infonnatie over studieadvies Wetgeving: art. 8b WHW Inlichtingen bij: - studieadviseurs van de faculteiten, zie adreslijst - Studenten Service Centrum: Studentendecanen tel. (040)(247) 80 15 4.7 Onderwijs in het Nederlands Het onderwijs wordt in het Nederlands gegeven. Hiervan mag in de volgende gevallen worden afgeweken: • bij een gastcollege door een anderstayge docent; • als de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, dan wei de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt. Oe Universiteitsraad heeft daarvoor in 1994 een gedragscode buitenlandse talen vastgesteld. Op grond van deze gedragscode kan het faculteitsbestuur besluiten dat een dee I van het onderwijs wordt aangeboden en het desbetreffende tentamen wordt afgenomen in een andere taal indien: • dat deel van het onderwijs strekt ter bevordering van de taalvaardigheid in de desbetreffende taal, of • de internationalisering van de opleiding, alsmede intemationale uitwisselingsprogramma's binnen het onderwijsprogramma hiertoe noodzaken, of • de kwaliteit van het onderwijs en de specifieke expertise op het vakgebied er toe noodzaken docenten uit het buitenland aan te trekken, of • het onderwijs speciaal is gericht op buitenlandse studenten. Het desbetreffende besluit van het faculteitsbestuur moet tijdig kenbaar worden gemaakt en moet vermelden welk deel van het onderwijs in welke buitenlandse taal wordt verzorgd. Nadere infonnatie over onderwijs in het Nederlands Wet- en regelgeving: art. 7.2 WHW; gedragscode buitenlandse talen TUE 1994 d.d. 19-9-1994 Inlichtingen bij: studieadviseurs van de faculteiten, zie adreslijst 4.8 Kwaliteitszorg onderwijs Het realiseren van een hoge kwaliteit, gemeten naar externe, (inter-)nationale maatstaven, ziet de TUE als een noodzakelijke randvoorwaarde voor al haar activiteiten. Oil geldt derhalve ook voor het onderwijs. Oe TUE zal blijven werken aan het verbeteren van de kwaliteit en studeerbaarheid van haar ingenieursopleidingen. Oe TUE heeft op instellingsniveau het Onderwijskundig Service Centrum (OSC) tot stand gebracht, dat zich richt op het uitvoeren van interne programma-evaluaties, op de didactische scholing en certificatie van docenten en op de onderwijskundige ondersteuning van projecten ter verbetering van kwaliteit en studeerbaarheid van het onderwijs. Voor een adequate bewaking en gerichte stimulering van de onderwijskwaliteit vindt de TUE externe evaluaties onmisbaar.
21
5 TENTAMENS EN EXAMENS
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op tentamens en examens in het algemeen. Specifieke aspecten daarvan en een nadere uitwerking per opleiding zijn te vinden in de opleidingsgidsen; daarln is ook de tekst opgenomen van de onderwijs- en examenregeling (OER) van de desbetreffende opleiding. 5.1 Examencommissie en examinatoren Ten behoeve van het afnemen van examens en ten behoeve van de organisatie en coordinatie van de tentamens stelt het faculteitsbestuur voor elke opleiding een examencommissie in. Het faculteitsbestuur benoemt de leden van de examencommissie uit de leden van het personeel die met het verzorgen van het onderwijs in die opleiding zijn belast. De examencommissie wijst voor het afnemen van de tentamens examinatoren aan. Ais zodanig kunnen aileen worden aangewezen leden van het person eel die met het verzorgen van het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van buiten de instelling. De examencommissie stelt regels en richtlijnen vast voor de goede gang van zaken tijdens de tentamens en examens en daarmee verband houdende maatregelen. Daarin komen ook aan de orde de aanmelding voor tentamens en examens en fraude bij tentamens met de daarbij behorende strafmaatregelen. In geval van fraude kan de examencommissie bepalen dat de student gedurende ten hoogste een jaar niet mag deelnemen aan een of meer aan te wijzen tentamens. De examencommissie kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen atlegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen. 5.2 Afleggen tentamens en examens Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen is een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student of extraneus betreffende een bepaalde onderwijseenheid, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Tentamens kunnen op verschillende wijze worden afgelegd: mondeling, schriftelijk of b.v. in de vorrn van een stageverslag of een scriptie. Op welke wijze een bepaald tentamen moet worden afgelegd is te vinden in de onderwijs- en examenregeling (OER). In de OER moet ook worden vermeld op welke wijze de student van de vragen en opdrachten in het kader van een schriftelijk tentamen en van de beoordelingsnormen kennis kan nemen. De examencommissie bepaalt de uitslag van het examen door vast te stellen of aile tentamens die tot een bepaalde opleiding (of een bepaalde fase daarvan) behoren met succes zijn afgelegd dan wei, voorzover dat niet het geval is, in voldoende mate zijn gecompenseerd op grond van de OER van de faculteit (zie daarvoor de opleidingsgids). Is dat het geval dan is het examen van de totale opleiding of dat van een fase daarvan behaald, tenzij de examencommissie bepaalt dat er nog een door haar zelf te houden onderzoek aan het examen verbonden is (b.v. een referaat dat in het openbaar verdedigd moet worden). In de OER moet worden vastgelegd welke examens de opleiding kent. Elke opleiding kent minstens ean examen. waarmee de opleiding wordt afgesloten. Dat ene, wetlelijk verplichte, examen wordt in de wet het uafsluitend examen" genoemd. De propedeutische fase van een opleiding, waarvan de studielast 42 studiepunten bedraagt wordt afgesloten met een propedeutisch examen, tenzij de OER anders bepaalt. Tot het afleggen van de tentamens en examens zijn aileen diegenen bevoegd die voldoen aan de toelatingseisen voor de desbetreffende W.O.-opleiding en die aan de universiteit staan ingeschreven als student of extraneus. De examens en tentamens moeten in het Nederlands worden afgenomen. In bepaalde situaties mag de tentaminering in een andere taal geschieden; zie ook paragraaf 4.7 van hoofdstuk 4 van dit Statuut. Een student kan ook zelf uit onderwijseenheden een programma samenstellen waaraan een examen is verbonden. Indien de examencommissie haar goedkeuring hieraan verleent geeft zij tevens aan tot welke opleiding het programma behoort.
22
5.3 Onderwijs- en examenregeling (OER) De OER is te beschouwen als een reglement dat het faculteitsbestuur, na voorafgaande instemming van de faculteitsraad (m.u.v. de onderdelen a Um g) voor elke opleiding, of graep van opleidingen, moet vaststellen. De wet schrijft voor dat er een aantal zaken. voomamelijk voor de rechtszekerheid van de student. tenminste in de OER moet worden opgenomen: a. de inhoud van de opleiding en van de daaraan verbonden examens; b. de inhoud van de afstudeerrichtingen binnen een opleiding; c. de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die de student bij het eind van de studie verworven moet hebben; d. de inrichting van de pradica, als de opleiding tenminste pradica kent; e. de studielast van de opleiding en van de afzondertijke onderwijseenheden; f. indien de opleiding een bindend studiyadvies kent, de nadere regeling daarvan; g. of door de instelling aan de opleiding een hogere studielast dan 168 SP is toegekend; h. het aantal en de onderlinge volgorde van de tentamens alsmede de momenten waarap deze afgelegd kunnen worden; i. de voltijdse, deeltijdse of duale inrichting van de opleiding; j. waar nodig, de volgorde waarin. de tijdvakken waarbinnen en het aantal malen per jaar dat tentamens en examens worden afgenomen; k. waar nodig. de geldigheidsduur van behaalde tentamens, tenminste wanneer be perking van de geldigheidsduur nodig is; (de wetgever gaat er van uit dat een tentamen onbeperkte geldigheidsduur heeft. tenzjj de OER anders bepaalt en in dat geval zal de beperking goed gemotiveerd moeten zijn); I. of de tentamens mondeling of schriftelijk of op een andere wijze moeten worden afgelegd. waarbij de examencommissie de bevoegdheid heeft in bijzondere gevallen anders te bepalen; m. de wijze waarop lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten tentamens af kunnen leggen; n. de openbaarheid van mondelinge tentamens, waarbjj de examencommissie in bijzondere gevallen anders kan bepalen; o. de termijn waarbinnen de uitslag van tentamens bekend gemaakt moet worden en ook of en hoe van deze termijn kan worden afgeweken; p. hoe en wanneer de student die een schriftelijk tentamen heeft afgelegd. inzage kan krijgen in zijn beoordeelde werk; q. binnen welke termUn en hoe de student inzage kan krijgen in de vragen van zijn schriftelijk afgelegd tentamen en de daarbij gehanteerde beoordelingsnormen; r. op grond van welke elders in het hoger onderwijs succesvol afgelegde tentamens en op grond van welke kennis of vaardigheden die buiten het hoger onderwijs zijn verworven, vrijstelling van tentamens gegeven kan worden; s. waar nodig, dat het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voorwaarde is voor toelating tot het afleggen van andere tentamens; t. indien er practica zijn. moet worden bepaald of de studenten verplicht zijn daaraan deel te nemen om bepaalde tentamens te kunnen afleggen; daarbij behoudt de examencommissie het recht om vrijstelling van de practica te geven of vervangende eisen op te leggen (men moet daarbij denken aan vervangende eisen voor b.v. proeven op mensen of dieren); u. de bewaking van studievoortgang en individuele studiebegeleiding. In de onderwijs- en examenregeting moeten voorts worden opgenomen de eisen die gesteld worden bij het colloquium doctum (zie paragraaf 2.2.4 van Hoofdstuk 2 van dit Statuut) en bij het aanvullend onderzoek op grond waarvan vrijstelling kan worden verkregen van de vakkenpakketeisen. Voordat het faculteitsbestuur na voorafgaande instemming van de faculteitsraad de OER vaststelt brengt de opleidingscommissie advies uit over de vaststelling of wijziging van de OER. Voor elke opleiding is er een opleidingscommissie; deze bestaat voor de helft uit voor die opleiding ingeschreven studenten en voor de helft uit personee!. Het faculteilsbestuur draagt zorg voor een regelmatige beoordeling van de OER; ook houdt het faculteitsbestuur toezicht op de uitvoering van de OER. De opleidingscommissie beoordeelt jaartijks de wijze van uitvoering van de OER .
5.4 Getuigschriften en verklaringen De uitslagen van tentamens worden bekend gemaakt via de officiele mededelingenborden. De uitslagen worden ook via e-mail aan de studenten meegedeeld. Als extra service aan de studenten
23
bestaat ook de mogelijkheid om via Internet en via voice response met behulp van een persoonlijke toegangscode de eigen tentamenresultaten op te vragen. Voorts ontvangen studenten periodiek van de Centrale Studenten Administratie een overzicht van de behaalde resultaten. Zij die slagen voor een examen - het propedeutisch examen, het afsluitend examen of het examen van de universitaire lerarenopleiding- ontvangen als bewijs hiervan een getuigschrifl waarop de onderdelen van het examen zijn vermeld en eventueel de aan het getuigschrifl verbonden bevoegdheden. Degene die minstens twee tentamens heefl behaald, maar niet het examen, waarvan die tentamens deel uitmaken, ontvangt op zjjn verzoek een verklaring van de examencommissie die in elk geval inhoudt welke tentamens behaald zijn.
5.5 Titulatuur Degene die aan de TUE een afsluitend examen verbonden aan een opleiding met een studielast van tenminste 168, respectievelijk 210 studiepunten, met goed gevolg heefl afgelegd, is gerechtigd tot het voeren van de titel'ingenieur' (ir). De tilel wordt afgekort voor de naam geplaatst. Oegene die gerechtigd is deze titel te voeren, is tevens gereehtigd in plaats daarvan de litel Master te voeren. Deze titel wordt afgekort tot M. aehter de naam geplaatst, desgewenst gevolgd door een aanduiding van de aard van het afgelegde afsluitend examen; voor de ingenieursopleiding is dat Sc. Sinds 1 november 1998 ontvangen zij die bij de TUE na die datum het afsluitend examen met goed gevolg hebben afgelegd, naast het ir-getuigschrifl tevens een Engelstalig Master-diploma.
Nadere informatie over tentamens en examens Wetgeving: art. 7.3, 7.8, 7.10 tim 7.14, 7.20WHW Publicaties: opleidingsgidsen Inliehtingen bij:- Studenten Service Centrum:- Studentendecanen, tel. (040)(247) 80 15 - Centrale Studenten Administratie, tel. (040)(247) 80 15 - studieadviseurs van de faculteiten, zie adreslijst
24
6 DEELNAME STUDENTEN AAN UNIVERSITAIRE EN FACULTAIRE ORGANEN
Studenten hebben medezeggenschap in verschillende universitaire organ en. Hieronder staat kort uitgelegd welke organ en dat zijn en wat hun bevoegdheden zijn. 6.1 Medezeggenschap studenten Sinds de wijziging van de WHW door de wet modemisering universitaire bestuursorganisatie (MUB) kent de TUE twee medezeggenschapsorganen waarin studenten en personeel gezamenlijk overleggen: op centraal niveau de universiteitsraad en op facultair niveau de faculteitsraad. Studenten kunnen via verkiezingen gekozen worden voor de universiteitsraad en de faculteitsraden. Ais student heb je zowel het actief kiesreyht (stemrecht) als het passief kiesrecht (recht om gekozen te kunnen worden). De verkiezingen voorde universiteitsraad en de faculteitsraad vinden plaats op basis van het Kiesreglement van de TUE; hierin staan bepalingen over de procedures voor b.v. kandidaatsstelling, de wijze van stemmen, het bepalen van de verkiezingsuitslag enz. De zittingstermijn voor studenten is zowel voor de universiteitsraad als de faculteitsraad 1 jaar. Daarnaast hebben studenten inspraak in: • studentenadviesorgaan (SAO); per opleiding €len stLldent-vertegenwoordiger; • faculteitsbestuur: een student die een adviserende stem heeft; • opleidingscommissie: de helft van het aantalleden bestaat uit studenten van de opleiding. Hieronder wordt de bestuursstructuur van de TUE uiteengezet, zodat de positie van bovengenoemde organen in deze structuur duidelijk is; daarbij wordt tevens nader ingegaan op samenstelling en taken van bovengenoemde organen.
6.2 Bestuursstructuur TUE 6.2.1 Instellingsniveau Op topniveau is er een bestuursorgaan, het College van Bestuur (CvB) en een toezichthoudend orgaan, de Raad van Toezicht. De Universiteitsraad is een medezeggenschapsorgaan. De taken en bevoegdheden van deze organen staan beschreven in de WHW en in het Bestuurs- en Beheersreglement van de TUE. Raad van Toezicht De Raad van Toezicht is een toezichthoudend orgaan, dat bestaat uit vijf leden die worden benoemd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Deze Raad loetst het CvB op hoofdlijnen en is verantwoordelijk voor benoemingen binnen het CvB. College van Bestuur Het CvB is het bestuursorgaan op instellingsniveau. Het CvB draagt de verantwoordelijkheid voor het strategisch beleid en de dagelijkse gang van zaken van de instelling als geheel, en kan daarop ook worden aangesproken. Die verantwoording is het College verschuldigd aan de Raad van Toezicht, die op hoofdlijnen toetst. Het CvB bestaat uit drie leden, onder wie de rector magnificus, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door de Raad van Toezicht. Alvorens tot benoeming of ontslag van een lid van het College van Bestuur overte gaan, hoort de Raad van Toezicht vertrouwelijk de universiteitsraad. Het CvB stelt o.a. het Bestuurs- en Beheersreglement vast ter regeling van het bestuur, het beheer en de inrichting van de universiteit, maar ook het instellingsplan en de begroting. Universiteitsraad De Universiteitsraad bestaat uit negen studenten en negen personeelsleden. In de wet is bepaald welke de algemene bevoegdheden zijn van de universiteitsraad. Globaal gesproken heeft de universiteitsraad het instemmingsrecht, het adviesrecht, het initiatiefrecht en het recht op informatie. De universiteitsraad heeft b.v. het instemmingsrecht ten aanzien van: • het studentenstatuut; • het bestuurs- en beheersreglement; • het instellingsplan; • de regelingen inzake financiele ondersteuning van studenten.
25
Deze opsomming is niet volledig; in het Bestuurs- en Beheersreglement van de TUE is precies omschreven in welke gevallen het CvB de voorafgaande instemmil1g van de universiteitsraad nodig heeft. In de WHW en het Reglement Universiteitsraad TUE 1998 is beschreven waarover de universiteitsraad advies dient uit te brengen. In ieder geval moet het CvB elk voorgenomen besluit met betrekking tot de aangelegenheden die het voortbestaan en de goede gang van zaken binnen de universiteit betreffen aan de universiteitsraad voorfeggen voor advies. Dit geldt ook voor de begroting. De personeelsgeleding heeft instemmingsrecht t.a.v. een aantal onderwerpen op personeelgebied. De studentengeleding heeft daarbij adviesrecht. College voor Promoties Voor de besluitvorming t.a.v. promoties is een College voor Promoties ingesteld. Dit college hoort het CvB over het verlenen van het doqtoraat honoris causa (eredoctoraat). De gezamenlijke decanen o.Lv. de rector fungeren als zodanig. Studenten Advies Oraaan Het studentenadviesorgaan (SAO) is een door het CvB ingestelde commissie, waarin per opleiding een student zitting heeft. Het SAO heeft twee functies, te weten: • het uitbrengen van adviezen, gevraagd en ongevraagd, aan het CvB op het gebied van onderwijs en studentenbeleid; • het voeren van oveneg tussen studenten en het CvB. Overleg Opleidingsdirecteuren (00) Het Oveneg Opleidingsdirecteuren is een overlegorgaan, dat wordt gevormd door de opleidingsdirecteuren, het hoofd Onderwijs Service Centrum en de rector magnificus. Het 00 vergadert maande/ijks over onderwijsbeleidszaken en onderwijsmanagementvraagstukken onder voorzitterschap van de rector magnificus. Het 00 brengt desgevraagd of uit eigen beweging advies uit over onderwijszaken aan het CvB.
6.2.2 Facultair niveau Op facultair niveau is er een bestuursorgaan, het faculteitsbestuur; de faculteitsraad is een medezeggenschapsorgaan. Faculteitsbestuur Het faculteitsbestuur is het bestuursorgaan op faculteitsniveau. De drie leden, waaronder de decaan, worden benoemd door het CvB. Een student woont de vergaderingen van het bestuur bij. Hij heeft in die vergaderingen een adviserende stem. De student-adviseur in het faculteitsbestuur wordt op de volgende wijze aangewezen. Het faculteitsbestuur nodigt de student-Ieden van de faculteitsraad uit om een voordracht in te dienen voor de functie van student-adviseur. Deze voordracht bevat de namen van een of meer studenten die zelf geen lid van de faculteitsraad zijn. De student-adviseur wordt op voordracht van het faculteitsbestuur door het CvB aangewezen voor een periode van in de regel 1 jaar. Het faculteitsbestuur is eindverantwoordelijke voor inhoud en vormgeving van onderwijs en onderzoek. De uilvoering van het onderwijs en onderzoek wordl gecoordineerd door opleidingsdirecteuren en directeuren van onderzoekscholen. Zij zijn direct verantwoordelijk voor de uitvoering van de onderwijs- en onderzoekprogramma's en de besteding van de daarvoor toegewezen budgetten. Zij leggen rechtstreeks verantwoording af aan het faculteitsbestuur. Het wetenschappelijk personeel wordt, behoudens eventuele uitzonderingen, door het faculteitsbestuur ingedeeld bij een capaciteitsgroep of een sectie. F acu Iteitsraad De faculteitsraad is het medezeggenschapsorgaan op facultair niveau. De faculteitsraden bestaan uit vijf studenten en vijf personeelsleden. Zij hebben soortge/ijke bevoegdheden als de Universiteitsraad, toegespitst op die zaken die de faculteiten in het bijzonder aangaan. Dus komen we bij de faculteitsraad ook weer het instemmingsrecht en het adviesrecht tegen. Ook het initiatiefrecht en het recht op informatie zijn geregeld. Naast de WHW en het Bestuurs- en Beheersreglement zijn ook in het Faculteitsreglement taken en bevoegdheden geregeld van de faculteitsraad. De belangrijkste instemmingsrechten van de faculteitsraad zijn: • vaststelling of wijziging van het faculteitsreglement;
26
•
vaststelling of wijziging van de onderwijs- en examenregeling, OER (met uitzondering van enkele onderwerpen).
Daarnaast heeft de faculteitsraad het adviesrecht ten aanzien van de facultaire begroting en van aangelegenheden die de faculteit in het bijzonder aangaan.
6.2.3 Opleidingsniveau Opleidingsdirecteur De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het onderwijs is op opleidingsniveau belegd bij de opleidingsdirecteur. Opleidingscommissie . V~~r iedere opleiding bij de faculteit rhoet een opleidingscommissie worden ingesteld. Deze opleidingscammissie bestaat vaar de helft uit studenten die vaor de desbetreffende opleiding staan ingeschreven en vaor de helft uit personee!. Samenstelling en wijze van benoeming worden in het faculteitsreglement geregeld. De taken van de opleidingscommissie zijn: • adviseren over de vaststelling en wijziging van de anderwijs- en examenregeling (OER); • het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvaeren van de OER; • het desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen aan de apleidingsdirecteur en het faculteitsbestuur over aile aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende apleiding.
Nadere informatie over het bestuur van de universiteit Wet- en regelgeving: hoafdstuk 9 WHW; Bestuurs-en Beheersreglement TUE; Reglement Universiteitsraad TUE; Faculteitsreglementen; Kiesreglement Inlichtingen bij: - algemeen: Juridische Zaken, tel. (040)(247) 22 72 - betreffende verkiezingen: Centraal Stembureau, tel. (040)(247) 21 33 - betreffende universiteitsraad: secretaris universiteitsraad, tel. (040)(247) 25 54 - betreffende faculteitsraad: faculteitssecretariaat, zie opleidingsgids
27
7 RECHTSBESCHERMING
Als student heb je rechten en plichten. Je kunt rechten afdwingen met behulp van bezwaar- en beroepsprocedures. In dit hoofdstuk staat beschreven waartegen je bezwaar of beroep kunt aantekenen en bij wie je dat kunt doen. Ook is er de mogelijkheid om klachten in te dienen; je kunt daarvoor o.m. te rade gaan bij studentendecanen. 7.1 Overzicht rechtsbescherming Studenten en extrane"i hebben ten opzichte van de instelling van hoger ondelWijs, waar zij zijn ingeschreven, rechten en plichten. De naleving daarvan moet kunnen worden afgedwongen. Hieronder worden de rechtsmiddelen beschreven die de student (waar in het vervolg van dit hoofdstuk over studenten wordt gesproken worden daaronder ook extraneI verstaan) ter beschikking staan: beroep. bezwaar en het klachtrecht. 7.1.1 Beroep De WHW bevat een hoofdstuk 7 titel 4 dat getiteld is "Rechtsbescherming van studenten en extrane"j". Hierin worden de samenstelling, bevoegdheid, te volgen procedure e.d. beschreven van twee beroepsinstanties voor studenten, t.w. het College van beroep voor de examens en het College van beroep voor het hoger ondelWijs.
7.1.1.a College van beroep voor de examens Aan de TUE is op grond van bepalingen in de WHW een College van beroep voor de examens ingesteld. Een student kan. indien hij van mening is dat een beslissing in strijd met het recht genomen is, bij dit College beroep instellen tegen: • beslissingen van examencommissies en examinatoren; • het negatief bindend studie-advies, dat kan worden afgegeven aan het eind van het eerste jaar (uiteraard aileen als een opleiding een bindend studie-advies kent hetgeen aan de TUE niet het geval is); • beslissingen betreffende toelating tot de examens, b.v. een beslissing van een colloquium doctum commissie; • beslissingen inzake vaststelling van het aantal behaalde studiepunten met het oog op de tempobeurs en de prestatiebeurs; • beslissingen van een commissie inzake de toetsing van de geschiktheid voor het ondelWijs en de beheersing van de Nederlandse taal; • beslissingen genomen met het oog op de toelating tot het aanvullend onderzoek. Er kan ook beroep worden ingesteld: • tegen de schriftelijke weigering om een beslissing te nemen; • wanneer niet tijdig een beslissing wordt genomen. De procedurele gang van zaken bij het College van Beroep voor de examens is uitvoerig beschreven in paragraaf 7.2 van dit hoofdstuk.
7.1.1.b College van beroep voor het hoger onderwijs Het College van beroep voor het hoger ondelWijs is een landelijk college dat gevestigd is in Den Haag. Bij dit College kan een student beroep instellen tegen beslissingen door of namens het College van Bestuur inzake: • de inschrijving; • tussentijdse beeindiging van de inschrijving; • voldoening, vrijstelling, vermindenng ofterugbetaling van collegegeld; • financiele ondersteuning, bijvoorbeeld een beslissing waarbij financiele ondersteuning op grond van het hebben verricht van bepaalde bestuursactiviteiten wordt afgewezen; • financiele ondersteuning op grond van het niet behaald hebben van de norm van de tempobeurs, dan wei van de prestatiebeurs; • het verstrekken van de verklaring (administratieve controle) dat het getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen kan worden afgegeven; • het nemen van een maatregel tot ontzegging van de toegang tot gebouwen en terreinen van de universiteit.
28
Er kan ook beroep worden ingesteld: • tegen de schriftelijke weigering om een beslissing te nemen; • wanneer niet tijdig een beslissing wordt genomen. De procedurele gang van zaken bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs is uitvoerig beschreven in paragraaf 7.3 van dit hoofdstuk. Bij het College van beroep voor de examens kan de student rechtstreeks in beroep gaan. Bij het College van beroep voor het hoger onderwjjs niet. De student moet dan eerst de interne bezwaarschriftenprocedure volgen, die hiema beschreven wordt. (Voor de volledigheid: op grond van de Wet op de Studiefinanciering is er een landelijk College van Beroep studiefinanciering waar b8(oep kan worden ingesteld tegen beslissingen inzake de studiefinanciering.)
7.1.2
Bezwaar
Is een student het niet eens met een beslissing van of namens het College van Bestuur betreffende een van de hierboven, bij College van beroep voor het hoger onderwijs genoemde, onderwerpen dan moet hij eerst de interne bezwaarschriftenprocediJre volgen. Oit houdt in dat hij bij het orgaan dat de beslissing heeft genomen, i.c. het College van Bestuur bezwaar moet indienen tegen de genomen beslissing. Door het indienen van een bezwaarschrift vraagt de belanghebbende aan het College van Bestuur om een heroverweging van de eerder genomen beslissing. Het College van Bestuur laat zich daarbij adviseren door een Adviescommissie beroep en bezwaar. Is de student het vervolgens met de na heroverweging genomen beslissing van het College van Bestuur niet eens dan kan hij beroep instellen bjj het College van beroep voor het hoger onderwijs. Maar de interne bezwaarschriftenprocedure is er niet aileen voor zaken die nadien kunnen worden voorgelegd aan het College van beroep voor het hoger onderwijs. De interne bezwaarschriftenprocedure kan ook gebruikt worden om bezwaar aan te tekenen tegen andere bes/issingen dan de hiervoor bedoelde. Ais een individuele student nl. door een besluit van een bestuursorgaan van de TUE (veelal: CoUege van Bestuur of faculteitsbestuur) rechtstreeks in ziin belang is getroffen en indien tegen die beslissing geen andere voorziening op grond van de wet openstaat, kan hij een bezwaarschrift indienen bij het orgaan dat de beslissing heeft genomen, dus het College van Bestuur of het faculteitsbestuur. Het desbetreffende orgaan beslist na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie beroep en bezwaar.
7.1.3 Klachtrecht 7.1.3.a Col/eetief klaehtreeht bij het bestuur van de faeulteit In de WHW wordt aan studenten een collectief recht geboden om als groep bij het bestuur van hun faculteit beklag te doen terzake van de naleving van verplichtingen van de universiteit jegens studenten. Het gaat daarbij om het niet, niet volledig dan wei in onvoldoende mate nakomen van de verplichtingen die de universiteit heeft om de bij haar ingeschreven studenten in staat te stellen hun studie ongestoord te doen verlopen. Het collectieve klachtrecht is nader geregeld in de faculteitsreglementen. 7.1.3.b Klaehtenregeling seksue/e intimidatie In deze klachtenregeling heeft de TUE een uniforme procedure vastgelegd voor de afhandefing van kJachten in verband met seksuele intimidatie. Een student die met seksuele intimidatie wordt geconfronteerd kan zich wenden tot een vertrouwenspersoon dan wei een klacht indienen bij de klachtencommissie. De vertrouwenspersoon fungeert als aanspreekpunt voor personen die met seksuele intimidatie worden geconfronteerd en heeft o.m. tot taak die personen op te vangen, nazorg te venenen, advies te geven over verder te zetten stappen e.d. De klachtencommissie is belast met het onderzoeken van een bij haar ingediende klacht en het uitbrengen van een schriftelijke rapportage daarover aan het Col/ege van Bestuur (of de verantwoordelijke beheerder), vergezeld van een advies over een te treffen maatregel of sanctie. Bij de behandeling van klachten in verband met seksuele intimidatie wordt uiteraard de privacy van betrokkenen gewaarborgd.
29
7.1.3.c Klachtenregeling Nationale Ombudsman In geval een student een klacht heeft over gedragingen van bestuursorganen of een medewerker van de rUE, kan hij zich met deze klacht wenden tot de Nationale ombudsman te Den Haag. Het voorval waarover wordt geklaagd mag niet langer dan een jaar geleden zijn. Alvorens een klacht door de Nationale ombudsman in behandeling wordt genomen, dient de student zich met zijn kJacht eerst tot de instantie te wenden waarover hij een klacht heeft. In geval de rUE een klachtenregeling heeft opgesteld (b.v. de regeling seksuele intimidatie) dient eerst deze procedure te worden gevolgd. Niet aile klachten worden door de Nationale ombudsman in behandeling genomen. Bijvoorbeeld zaken die kunnen of konden worden voorgelegd aan het College van beroep voor de examens of het College van beroep voor het hager onderwijs worden niet door de Nationale ombudsman in behandeling genomen. Een klacht die in behandeling worpt genomen kan leiden tot een onderzoek dat wordt afgesloten met een schnftelijk rapport waann eventueel aanbevelingen worden gedaan. De rUE is niet verplicht deze aanbevelingen te volgen. 7.1.3.d Regeling individueel klschtrecht studenten TUE De rUE heeft een interne klachtenregeling vastgesteld, waarin een individueel klachtrecht voor studenten geregeld is, waar het gaat om handelingen/gedragingen van universitaire organen of medewerkers, waartegen geen bezwaar of beroep mogetijk is. Een klacht moet worden illgediend binnen zes maanden nadat de handeling en/of gedraging, waarop de klacht betrekking heeft, heeft plaatsgevonden. De behandeling van de bovenbedoelde klachten geschiedt door studentendecanen; klachten die niet voor behandeling door studentendecanen in aanmerking komen worden door deze doorverwezen naar de juiste instantie. Indien de klachten betrekking hebben op handelingen/gedragingen van studentendecanen zullen deze worden behandeld door het College van Bestuur. De regeling voorziet oak in een informerende en adviserende rol van studentendecanen t.a.v. klachten. Een student of extraneus kan zich mondeting met een klacht tot studentendecanen wenden am nadere informatie en advies over indiening en behandeling van deze klacht te verkrijgen. De studentendecanen kunnen de student of extraneus doorverwijzen naar de juiste instantie indien de klacht niet voor behandeling door de studentendecanen in aanmerking komt. Daarnaast kunnen, indien de student of extraneus dit wenst, studentendecanen de student of extraneus tijdens het doorlopen van een klachtenprocedure bij een andere instantie begeleiden. De rol van studentendecanen ten aanzien van een ingediende klacht kan, indien de student of extraneus dit wenst, a.m. bestaan uit: informeren en/of begeleiden van de klager; doorverwijzen van klachten, die niet voor behandeling door studentendecanen in aanmerking komen, naar de juiste instantie; bemiddelen tussen klager en het bestuursorgaan en/of de medewerker van de rUE op wiens handeling en/of gedraging de klacht betrekking heeft, indien en voorzover de klacht naar het oordeel van studentendecanen gegrond is; adviseren omtrent oplossingen van de klacht, indien en voorzover de klacht naar het oordeel van studentendecanen gegrond is. De regeling individueel klachtrecht studenten rUE is in werking getreden op 1 april 1999. Nadere informatie over rechtsbescherming
Wetgeving: - Hoofdstuk 7 titel 4 WHW - Hoofdstuk 6, 7 en 8 Awb Intichtingen bij; • algemeen: Juridische Zaken, tel. (040)(247) 22 72 - College van beroep voor de examens, CBE: mr.A.D.van Eggelen, secretaris, tel. (040)(247) 45 11 - Adviescommissie beroep en bezwaar: mr.A.D.van Eggelen, secretaris, tel. (040)(247) 45 11 - collectief klachtrecht: studieadviseurs van de faculteiten, zie adreslijst - klachten seksuele intimidatie: vertrouwenspersonen: - drs. C.v.d. Bergh, tel. (040)(247) 46 88 of 46 16 (antwoordapparaat) - dr.ir.K. Overdijk, tel. (040)(247) 44 88 of 28 16 (antwoordapparaat)
30
~
klachtenregeling Nationale Ombudsman: tel. (070) 3563563 - regeling individueel klachtrecht studenten TUE: Studenten Service Centrum: studentendecanen, tel. (040)(247) 80 15
7.2 Procedure bij College van beroep voor de examens 7.2.1 In beroep Bij het College van beroep voor de examens (CBE) kan beroep worden ingesteld door een belanghebbende, d.w.z. degene wiens belang rechtstreeks bij de beslissing is betrokken. Oit gebeurt door het indienen van een beroepschrift bij het CBE binnen 4 weken nadat de beslissing op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Van deze termijn wordt aileen afgeweken indien betrokkene kan aantonen dat eerqere indiening redelijkerwijs niet mogelijk was. Oegene die in beroep gaat wordt appellant genoemd. Voor het indienen van een beroepschrift is geen griffierecht verschuldigd. Het beroepschrift dient ondertekend te zijn en ten minste te bevatten: • naam en adres van de indiener (appellant); • dagtekening; • een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; • de gronden van het beroep. Indien het beroepschrift niet voldoet aan deze eisen kan het beroep niet ontvankelijk worden verklaard. 7.2.2 Minnelijke schikking Alvorens het beroep in behandeling te nemen zendt het CBE het beroepschrift aan de instantie die de beslissing heeft genomen, dan wei geweigerd heeft deze te nemen. Oeze moet in overleg met de betrokken student bekijken of er een minnelijke schikking mogelijk is. Oit moet gebeuren binnen drie weken. Is een schikking niet mogelijk gebleken, dan wordt het beroepschrift in behandeling genom en en wordt de desbetreffende instantie verzocht een verweerschrift in te dienen. 7.2.3 Verdere behandeling
7.2.3. a. De hoorzitting Voordat het CBE op het beroep beslist, stelt het partijen in de gelegenheid ter zitting te worden gehoord. Oe behandeling ter zitting is in beginsel openbaar. Tijdens de zitting worden beide partijen in de gelegenheid gesteld om hun stand punt nader uiteen te zetten. Elk der partijen kan zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde of zich laten bijstaan door een raadsman/vrouw. Oit kan bijvoorbeeld een advocaat zijn, maar ook een familielid. Voorts kunnen partijen getuigen en deskundigen ter zitting meebrengen. Tot tien dagen voor de hoorzitting kunnen partijen nadere stukken indienen. Aile op het beroepschrift betrekking hebbende stukken liggen ten minste een week voorafgaand aan de hoorzitting voor de partijen ter inzage bij de secretaris van het CBE. In geval geheimhouding wegens gewichtige redenen is geboden. kan het CBE het ter inzage leggen achterwege laten.
7. 2. 3.b. Vereenvoudigde behandeling Bij de behandeling van het beroepschrift kan het CBE van het horen van belanghebbenden in een hoorzitting afzien indien: • het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, of; • het beroep kennelijk ongegrond is, of; • de partijen verklaren geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. 7.2.4 De uitspraak Het CBE beslist binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift. De uitspraak kan als voigt luiden: • het CBE kan oordelen dat het beroep gegrond is: de beslissing wordt geheel of gedeeltelijk vernietigd. Het CBE kan bepalen dat opnieuw, of in geval van een weigering alsnog, beslist wordt, dan wei dat het lentamen, examen, aanvullend onderzoek of toelatingsonderzoek opnieuw wordt
31
• •
afgenomen. Dit aUes binnen een door het CBE vastgestelde termijn en eveneens onder door het CBE te stell en voolWaarden; het CBE kan oordelen dat het beroep ongegrond is: de beslissing blijft in stand of de weigering om een beslissing te nemen blijft gehandhaafd; het beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, dit betekent eveneens dat het beroep wordt afgewezen: het CBE komt aan een inhoudelijke beoordeling niet toe, b.v. ingeval van termijnoverschrijding.
De uitspraak wordt aan aile partijen toegezonden. Tegen de uitspraken van het CBE is binnen zes weken hoger beroep mogelijk bij de Sector Bestuursrecht van de Arrondissementsrechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het be roe psch rift zijn of haar woonplaats heeft. 7.2.5 De voorlopige voorziening In spoedeisende gevallen kan een student in afwachting van een uitspraak in de hoofdzaak aan de voorzitter van het CBE een voorlopige voorziening vragen. Dit verzoek moet schriftelijk en beargumenteerd worden ingediend. Er moet sprake zijn van een direct aantoonbaar belang dat vraagt om een spoedvoorziening. De voorzitter neemt een beslissing, nadat de desbetreffende instantie of examinator is gehoord, althans is opgeroepen. 7.3 Procedure bezwaarschrift 7.3.1 Bezwaarschrift Bezwaar kan worden gemaakt door een belanghebbende, degene wiens belang rechtstreeks bij de beslissing is betrokken. Het bezwaar kan worden gemaakt door het indienen van een bezwaarschrift bij het desbetreffende bestuursorgaan binnen zes weken nadat de beslissing op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Voor het indienen van een bezwaarschrift is geen griffierecht verschuldigd. Het bezwaarschrift moet aan dezelfde eisen voldoen als een beroepschrift. Zie hierover paragraaf 7.2.1 van dit Hoofdstuk. 7.3.2 Behandeling van het bezwaarschrift Ten behoeve van de beslissing op het bezwaarschrift heeft de TUE een adviescommissie ingesteld die is belast met de behandeling van het bezwaarschrift, de Adviescommissie beroep en bezwaar. 7.3.2. a De hoorzitting Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het partijen in de gelegenheid te worden gehoord. Dit gebeurt door de adviescommissie. Tijdens de zitting van de adviescommissie worden beide partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunt nader uiteen te zetten. Elk der partjjen kan zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde of zich laten bijstaan door een raadsman/vrouw. Voorts kunnen zij getuigen en deskundigen ter zitting meebrengen. Tot tien dagen voor de hoorzitting kunnen partijen nadere stukken indienen. Aile op het bezwaarschrift betrekking hebbende stukken liggen ten minste een week voorafgaand aan de hoorzitting voor de partijen ter inzage. In geval geheimhouding wegens gewichtige redenen is geboden, kan het ter inzage leggen achtelWege worden gelaten.
7.3.2.b Vereenvoudigde behandeling Bij de behandeling van het bezwaarschrift kan van het horen van belanghebbenden in een hoorzitting worden afgezien indien: • het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, of; • het beroep kennelijk ongegrond is, of; • de partijen verklaren geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.
7.3.2. c De uitspraak Het bestuursorgaan beslist binnen 10 weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een herovelWeging van het bestreden besluit plaats. Voorzover de herovelWeging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. 32
De uitspraak wordt aan aile partijen toegezonden. T egen de uitspraak van het bestuursorgaan is beroep mogeHjk bij het College van beroep voor het hoger onderwijs. Deze beroepschriftprocedure wordt hieronder in paragraaf 7.4 nader uitgewerkt. 7.4 Procedure bij College van beroep voor het hoger onderwijs 7.4.1
Beroepschrift
Wanneer men het niet eens is met de uitspraak van een bestuursorgaan op een bezwaarschrift tegen een van de beslissingen zoals genoemd in paragraaf 7.1.1.b van dit hoofdstuk, kan men tegen de uitspraak in beroep gaan bij het College van beroep voor het hoger onderwijs. Dit college (hierna te noemen College van beroep HO) gevestigd in Den Haag. Het beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende, degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Dit gebeurt door het indienen van een beroepschrift bij het College van beroep HO te Den Haag binnen 6 weken nadat het bestuursorgaan de uitspraak bekend heeft gemaakt. Het griffierecht voor het beroep bedraagt f 60,-.
\S
7.4.2 Behandeling van het beroepschrift
7.4.2. a Het vooronderzoek Een afschrift van het beroepschrift wordt gezonden aan het bestuursorgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen. Het bestuursorgaan dient binnen 4 weken de op de zaak betrekking hebbende stukken aan het College van beroep HO te zenden; tevens wordt het in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Het College van beroep HO kan de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid stellen schriftelijk te repliceren (d.w.z. te antwoorden op het verweerschrift). In dat geval wordt het bestuursorgaan in de gelegenheid gesteld schriftelijk te dupliceren (d.w.z. te antwoorden op de repliek). Het College van beroep HO stelt de termijnen voor repliek en dupliek vast. Het College van beroep HO kan partijen oproepen om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen . om te worden gehoord. Het College van beroep HO kan partijen en anderen verzoeken binnen een door haar te bepalen termijn schriftelijk inlichtingen te geven en onder hen berustende stukken in te zenden. Het College van beroep HO kan getuigen oproepen, deskundigen en tolken benoemen, alsmede een onderzoek ter plaatse instellen. Wanneer de zaak spoedeisend is, kan het College van beroep HO bepalen dat de zaak versneld wordt behandeld. Het College van beroep HO kan het onderzoek sluiten wanneer voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat: • het College van beroep HO kennelijk onbevoegd is; • het beroep kennelijk niet ontvankelijk is; • het beroep kennelijk ongegrond is; • het beroep kennelijk gegrond is. Tegen een dergelijke uitspraak is verzet mogelijk. 7.4.2.b Het onderzoek ter zifting Na afloop van het vooronderzoek worden partijen ten minste drie weken tevoren uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van het College van beroep HO te verschijnen. Tijdens de zitting worden partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunt nader toe te lichten en vragen van het College van beroep HO te beantwoorden. Elk der partijen kan zich laten vertegenwoordigen. Partijen kunnen getuigen en deskundigen meebrengen, mits daarvan uiterlijk een week voor de zitting aan het College van beroep HO en de andere partij mededeling is gedaan. De zitting is in beginsel openbaar. Tot 10 dagen voor de zitting kunnen partijen nadere stukken indienen.
33
7.4.2.0 De uitspraak Het College van beroep HO doet uiterlijk binnen 12 weken na sluiting van het onderzoek schriftelijk uitspraak. Ook kan het College van beroep HO na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak doen. De uitspraak van het College van beroep HO kan als voigt luiden: • het beroep is gegrond: het desbetreffende besluit wordt geheel of gedeeltelijk vernietigd. Ook kan het College van beroep HO de gevolgen van de vernietiging regelen. VelWeerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van de uitspraak van het College van beroep HO. Soms wordt hiervoor een termijn gesteld in de uitspraak; • het beroep is ongegrond: het bestreden besluit blijft in stand; • het beroep is niet-ontvankelijk: dit betekent eveneens dat het beroep wordt afgewezen: het College van beroep HO komt ~an een inhoudelijke beoordeling niet toe; • het College van beroep HO is onbevoegd. De uitspraak wordt aan beide partijen toegezonden. Tegen de uitspraken van het College van beroep HO is geen hoger beroep mogelijk. 7.4.2.d De voorlopige voorziening In spoedeisende gevallen kan appellant in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak aan de voorzitter van het College van beroep HO een vooliopige voorziening vragen. Dit verzoek moet schriftelijk en beargumenteerd worden ingediend. Nadere inforrnatie over procedures CBE en College van beroep HO Wetgeving: • Hoofdstuk 7 titel 4 WHW - Hoofdstuk 6, 7 en 8 Awb Inlichtingen bij: - algemeen: Juridische Zaken, tel. (040)(247) 22 72 - procedure CSE, mr. A.D. van Eggelen, secretaris CSE, tel. (040)(247) 45 11 • procedure bezwaarschriften: mr. A.D. van Eggelen, tel (040)(247) 45 11 - procedure College van beroep HO: secretariaat College van beroep HO, tel. (070) 381 3044
34
8. GEDRAGSREGELS Voor de goede gang van zaken binnen de universiteit geldt een aantal gedragsregels. Deze liggen soms vast in een wet of zijn door de instelling getroffen op grond van een wet. Gedragsregels betreffen de goede gang van zaken in de un/versitaire gebouwen en op de universitaire terre/nen, het weren van seksue/e intimidatie, de arbeidsomstandigheden, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer 9.a. 8.1 Huisregels en ordemaatregelen Van de student of extraneus wordt velWacht dat deze zich niet in strijd met de huisregels van de TUE gedraagt in de gebouwen en op de terreinen van de TUE.ln dit verband zijn van belang: • de regeling gebruik universitaire gebouwen, terreinen en andere voorzieningen, vastgesteld door het CvB op 5 december 1994. Deze regeling bevat voorschriften en maatregelen met betrekking tot de goede gang van zaken in de gebouwen en op de terreinen van de TUE. De maatregelen houden in dat aan degene die de voorschriften heeft overtreden, voor de duur van ten hoogste 12 maanden de toegang tot de gebouwen en terreinen geheel of gedeeltelijk en voolWaardelijk of onvoolWaardelijk kan worden ontzegd. _ • klachtenregeling seksuele intimidatie TUE 1995; er zijn vertrouwenspersonen aangewezen voor het bieden van opvang en hulp in geval van seksuele intimidatie (zie ook Hoofdstuk 7, par. 7.1.3.b van dit Statuut). • de Niet-roken regeling TUE, vastgesteld door het CvB en op 1 april 1990 in werking getreden. Deze regeling houdt globaal in dat bij de TUE een rookverbod geldt voor de algemeen toegankelijke ruimten, behoudens een aantal in de regeling nader omschreven uitzonderingen. • de regeling gebruik computer- en netwerkfaciliteiten TUE die op 18 november 1993 door het CvB is vastgesteld. In deze regeling is vastgelegd hoe studenten en medewerkers van de TUE die toestemming hebben verkregen om van computer- en/of netwerk-faciliteiten van de TUE gebruik te maken, daarrnee om moeten gaan.
Nadere informatie over huisregels en ordemaatregelen Wet- en regelgeving: art. 7.57 a WHW; regeling gebruik universitaire gebouwen. terreinen en andere voorzieningen; klachtenregeling seksuele intimidatie TUE 1995; niet-raken regeling TUE; regeling gebruik computer- en netwerkfaciliteiten TUE. Inlichtingen bij: - algemeen: Juridische Zaken. tel. (040)(247) 22 72 - klachten seksuele intimidatie: vertrouwenspersonen: - drs. C.v.d. Bergh, tel. (040)(247) 46 88 of 4616 (antwoordapparaat) - dr.irKOverdijk, tel. (040)(247) 44 88 of 28 16 (antwoordapparaat)
8.2 Veiligheid en Gezondheid Het CvB draagt zorg voor de veiligheid en de gezondheid en de overige arbeidsomstandigheden in de gebouwen en op de terreinen van de TUE. Hetgeen bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet is bepaald voor arbeid van TUE-personeel is op overeenkomstige wijze van toepassing op studenten en extrane'j van de TUE. Van hen wordt velWacht dat zij de nadige voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht nemen. In het bijzonder zijn zij verplicht om: • de ter beschikking gestelde persoonlijke bescherrningsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te bergen; • instrumenten. toestellen, werktuigen. gevaarlijke stoffen e.d. op de juiste wijze te gebruiken en geen wijzigingen aan te brengen in aangebrachte beveiligingen; • nader gegeven regels en instructies na te kamen met betrekking tot de veiligheid en gezondheid; • zaken die de veiligheid of de gezondheid in gevaar brengen onmiddellijk ter kennis te brengen aan degene die daarvoor ter plaatse verantwoordelijk is, dan wei aan het CvB ter kennis te brengen.
35
Nadere infonnatie over veiligheid en gezondheid Wetgeving: Arbeidsomstandighedenwet Inlichtingen bij: - Juridische Zaken, tel. (040)(247) 22 72 - Arbo en Milieu Service Organisatie (AMSO), tel. (040)(247) 26 09/43 11
8.3 Beschenning van persoonsgegevens De student of extraneus heeft recht op bescherming van persoonsgegevens die opgenomen zijn in bestanden van de TUE. De zorg daartoe ligt bij het CvB. Het CvB heeft in verband daarme~ het Privacyreglement TUE vastgesteld. De houder van een registratie heeft de volgende verplichtingen: • de opname van gegevens moet relevant zijn voor de doelstellingen van die registratie; in de registratie worden geen andere gegevens opgenomen dan die zijn vermeld in het desbetreffende privacyreglement; • de opname van gegevens vindt plaats met medeweten van de geregistreerde; de gegevens worden verkregen door middel van eigen opg-ave van de geregistreerde en -wat de studieresultaten betreft- opgave door docenten en examencommissies. De geregistreerde heeft de volgende rechten met betrekking tot persoonsgegevens die zijn opgenomen in een persoonsregistratie van de TUE: • inzage, correctie, aanvulling of verwijdering van de opgenomen persoonsgegevens. Ingeval de beheerder van een registratie inzage. correctie, aanvulling of verwijdering weigert, kan de geregistreerde de beheerder binnen 30 dagen na de weigering verzoeken zijn beslissing te heroverwegen. Tegen weigering van deze verzoeken bestaat de mogelijkheid een verzoekschrift in te dienen bij de Arrondissementsrechtbank. Voorts kan betrokkene zich wenden tot de Registratiekamer gevestigd te Rijswijk met het verzoek om te bemiddelen of te adviseren in het geschil. De hiervoor bedoelde verzoeken dienen binnen twee maanden na ontvangst van het antwoord te worden gedaan. • binnen de TUE worden slechts gegevens verstrekt aan personen die op grond van hun taak deze mogen ontvangen. • aan derden worden slechts gegevens verstrekt voor zover dal voortvloeit uit het doel van de registratie, een wettelijk voorschrift of met schriftelijke toestemming van de geregistreerde. Deze heeft het recht om kennis te nemen van eventuele systematische verstrekkingen aan derden.
Nadere informatie over beschenning persoonsgegevens Wet- en regelgeving: Wet Persoonsregistraties; Privacyreglement TUE d.d. 2-5-1991 Inlichtingen bij: - Juridische Zaken, tel. (040)(247) 22 72 - Studenten Service Centrum, tel. (040)(247) 80 15
8.4 Auteursrecht De student of extraneus is bij gebruikmaking van publicaties, zoals boeken en vakbladen gehouden de auteursrechtelijke bescherming hiervan in acht te nemen. Het auteufsrechtenvoorbehoud is aangegeven op de eerste pagina's van het werk. In een beperkt aantal gevallen is het toegestaan om fotokopieen te maken of op andere wijze bestaande teksten en afbeeldingen over te nemen, zonder dat daarvoor toestemming van de auteursrechthebbende nodig is. Daarvoor gelden de volgende regels op grand van het bepaalde bij of krachtens de Auteurswet: • fotokopieen: het is toegestaan is om zonder toestemming en gratiS in totaal enkele (d.w.z. ten hoogste drie) kopieen van stukjes uit andermans beschermde werk te maken ten behoeve van eigen gebruik (studie). Het is verboden, behalve in het hieronder genoemde uitzonderingsgeval, om een heel werk te kopieren: uit boeken, tijdschriften, nieuwsbladen en aile andere geschriften mag niet meer dan een kort gedeelte (niet meer dan 10% van het werk en niet meer dan tienduizend woorden) worden overgenomen. Het overnemen mag slechts door de toekomstige
36
•
gebruiker zelf. of in zijn opdracht gebeuren. De overnemingen mogen niet worden afgestaan aan anderen. De hiervoor genoemde voorwaarde van een kort gedeelte geldt niet voor werken waarvan geen nieuwe exemplaren tegen betaling voorhanden zijn (bijv. een uniek antiek boek). of van korte artikelen in kranten of tijdschriften. citeren: toegestaan is het kort overnemen uit een werk dat rechtmatig is openbaar gemaakt in de context van een betoogl wetenschappelijke verhandeling. Dit geldt zowel voor teksten. beelden als klanken. De maximale omvang van een citaat is niet op deze plaats aan te geven; deze dient in verhouding te zijn tussen doel en middel. Altijd bron (titel. datum of jaargang en nummer) en naam makervermelden.Voor overnames die groter zijn naar omvang of oplage dan hiervoor is aangegeven, alsmede voor bewerkingen en vertalingen is toestemming van de (auteurs)rechthebbende verplicht. Daarvoor kan in eerste instantie contact worden opgenomen met de uitgever van het desbejreffende werk.
Nadere inforrnatie over auteursrecht Wetgeving: Auteurswet Inlichtingen bij: Juridische Zaken. tel. (040)(247) 22 72 8.5 Octrooirecht Uitvindingen gedaan buiten het kader van contractresearch Met ingang van 1 april 1995 is de Regeling uitvindingen van TUE-personeel en -studenten van kraeht. Deze regeling heeft betrekking op vindingen die worden gedaan bij zogenaamde 1e geldstroomactiviteiten: de door de universiteit geInitieerde en gefinancierde onderzoeken. Voor uitvindingen gedaan tijdens deze onderzoeken geldt dat de aanspraak op oetrooi berust bij de TUE. Studenten die deelnemen aan het onderzoek dienen een verklaring te ondertekenen waarin afstand wordt gedaan van de reehten op eventuele uitvindingen die tijdens het onderzoek worden gedaan. Ingeval de aanspraak op oetroai kan worden overgedragen aan een derde. wordt aan de uitvinder een evenredig deel van de vergoeding toegekend. Uitvindingen gedaan binnen het kader van contractresearch Indien een student deelneemt aan werkzaamheden ter uitvoering van een door de TUE met een derde gesloten researchcontract, zijn de in het desbetreffende anderzoekscontract getroffen voorzieningen van toepassing. De betrokken student dient een verklaring te ondertekenen op grand waarvan hij ten behoeve van de rUE afstand daet van zijn reehten op eventuele tijdens de uitvoering van het desbetreffende researehcontract gedane uitvindingen. Indien de TUE van de contraetpartner een vergoeding ontvangt voor een bij de uitvoering van het researchcontract gedane uitvinding waarbij een student betrokken is, zal aan deze student een evenredig deel van de vergoeding worden toegekend. Doorgaans zullen in het onderzoekscontract voorzieningen zijn getroffen ten aanzien van eventuele uitvindingen. Indien dit niet het geval is, is de Regeling uitvindingen van rUE -personeel en • studenten van overeenkomslige toepassing.
Nadere inforrnatie over octrooirecht Wet· en regelgeving: Rijksoetrooiwet; Regeling uitvindingen van TUE-personeel en -studenten d.d.1-4-1995 Inlichtingen bii: Juridisehe Zaken, tel. (040)(247) 22 72
37
OVERZICHT van in het Studentenstatuut vermelde TUE-REGELINGEN. Facultaire regelingen. •
Onderwjjs-en examenregelingen van de opleidingen; opgenomen in de desbetreffende opleidingsgidsen en ter inzage bij de studieadviseurs van de faculteiten.
Centrale regelingen. I
Deze regelingen liggen ter inzage bij:
- Studenten Service Centrum - Centrale Bibliotheek en faculteitsbibliotheken (UVH97.STU) - studieadviseurs van de faculteiten
•
Bestuurs- en beheersreglement TUE 1998;
•
Gedragscode buitenlandse talen TUE 1994;
•
Klachtenregeling seksuele intimidatie TUE 1995;
•
Niet-roken regeling TUE d.d. 22-3-1990;
•
Privacyreglement TUE d.d. 2-5-1991;
•
Reg~ling
•
Regeling gebruik computer- en netwerkfaciliteiten TUE d.d.18-11-1993;
•
Regeling gebruik universitaire gebouwen, terreinen en andere voorzieningen d.d. 5-12-1994;
•
Regeling inzake inschrijving van studenten met een deficiente vooropleiding d.d. 23-9-1993;
•
Regeling ondersteuning technische studenten d.d. 11-3-1993 laatstelijk gewijzigd d.d. 3-8-1995;
•
Regeling uitvindingen van TUE-personeel en studenten d.d. 1-4-1995;
•
Regels van procedurele aard voor het studiejaar 1999-2000 inzake inschrijving en collegegeld;
•
Toelatingsregeling universitaire lerarenopleiding TUE d.d. 19-1-1995.
financieHe ondersteuning studenten TUE 1999-2000;
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De WHW is ter inzage bij: - Studenten Service Centrum - Juridische Zaken - Centrale Bibliotheek
38
ACRESLIJST van in het Studentenstatuut vermelde afdelingen of functionarissen. (Stand van zaken maart 1999)
INTERN
ACRES
TEL.
Adviescommissie beroep en bezwaar, mr.A.D.van Eggelen, secretaris
HG 0.11
(040)(247) 45 11
Arbo- en Milieu Service Organisatie (AM SO)
FG 0.30
(040)(247) 26 09 1 43 11
Centraal Stembureau
BG 3.48
(040)(247) 21 33
Centrale Studenten Administratie (onderdeel Studenten Service Centrum)
De Hal
(040)(247) 80 15
Centrum voor Taal en Techniek
BG 2.09
(040)(247) 29 12
Centrum Universitaire Lerarenopleiding: - drs.J.Donkers (Ierarenopleiding Wiskunde) - ir.P.Janssens (Ierarenopleiding Scheikunde) - dr.G.Verkerk (Ierarenopleiding Natuurkunde)
NL b 2.08 HG 9.84 STW2.41 NL b 2.02
(040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247)
College van beroep voor de examens, mrAD.van Eggelen, secretaris
HG 0.11
(040)(247) 45 11
Juridische Zaken
HG 0.08
(040)(247) 2272
Notebook Service Centrum
LG 1.94
(040)(247) 88 88
Studentendecanen (onderdeel Studenten Service Centrum)
De Hal
(040)(247) 80 15
Studenten Service Centrum (STU)
De Hal
(040)(247) 80 15
Studieadviseurs: Opleiding Inf: dr.A.T.M.Aerts mw.drAJ.M. van Gasteren mw.ir.M.P.van Ouwerkerk-Dijkers Opleiding Wsk: dr.A.G.P.M.Nijst drs.C.R.van Walt van Praag Opleiding B en Ins: drs.W.J.Buurke J.J.H.Valk Opleiding Bdk: ir.T.G.N.Gubbels Opleiding TEMA: ir.W.M.L.Kuijpers Opleiding E en IT: ir.J.M.Vleeshouwers Opleiding N: mw.drs.S.Feiner-Valkier Opleiding T: drs.J.N.W.M.Deuss Opleiding W, BMT en WMT: ir.J.W.G.Gartz
HG 7.85 HG 7.34 HG 7.42 HG 8.12 HG 8.88 HG 5.36 HG 2.35 Pav.A06 TEMAA.05 Eh.1.35 NL a. 1.30 STW2.21 WH 1.118
(040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247) (040)(247)
Studievoorlichting (In- en externe betrekkingen)
BG 3.10
(040)(247) 47 47
Universiteitsraad, secretaris
BG 0.02
(040)(247) 25 54
Vertrouwenspersonen seksuele intimidatie: - drs.C.v.d.Bergh - dr.irKOverdjjk
EH 0.24 BG 2.34
(040)(247) 46 88 of 46 16 (040)(247) 44 88 of 28 16
39
30 27 36 41
27 51 28 28 21
95 38 94 71
59 43 52 13 84
5981/3990 25 47/33 20 23 85/23 22 46 50/22 34 32 17 48 11 3773 27 72
EXTERN
ADRES
TEL.
Nationale Ombudsman
Postbus 29729 2502 LS Den Haag
(070) 356 35 63
Informatie Beheer Groep (Centraal Bureau Aanmelding en Plaatsing)
Postbus 50061 9702 DA Groningen e-mail:
[email protected] internet: www.ib-groep.nl bezoekadres: Regiokantoor Eindhoven Begijnenhof 27
(050) 599 77 55
Postbus 20302 2500 EH 's Gravenhage
(070) 381 3044
I
College van beroep hoger onderwijs
40