Studentenstatuut 2015-2016
Christelijke Hogeschool Windesheim
Lerarenopleiding Basisonderwijs CROHO-nummer 34808
voltijd / deeltijd Deze onderwijs- en examenregeling behoort tot het opleidingsdeel van het Studentenstatuut.
De laatste accreditatie geldt van 30 april 2015 tot en met 29 april 2021.
Waar student en hij staat kan ook gelezen worden de studente en zij. De links in dit document werken alleen bij raadpleging van dit document op het intranet van Windesheim.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
1
INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING
4
1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING
5
A. – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1 - De onderwijsvisie van Windesheim 2 - De onderwijsleeractiviteiten 3 - Studiebegeleiding 4 - Kwaliteit en studeerbaarheid 5 - Vorm van de opleiding
5 5 7 8 9 11
B - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1 - Doelstelling van de opleiding 2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding 3 - Inhoud van de opleiding 4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld
12 12 13 16 16
C - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1. Inrichting van de opleiding 2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden 3 - Accreditatie
20 20 24 31
2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN Hoofdstuk 1 – BEGRIPSBEPALINGEN Art. 1.1 – Algemene begripsbepalingen
32 32 32
Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING 37 Artikel 2.1 – Toegang (art. 7.24 WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art. 7.2.2 WEB) 37 Artikel 2.2 - Niet van toepassing 37 Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art. 7.26 WHW) 37 Artikel 2.4 – Vervallen 37 Artikel 2.4a- Niet van toepassing 37 Artikel 2.5 – Toelating (art. 7.29 WHW) 37 Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma 38 Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen (art. 7.30 WHW) 38 Artikel 2.8 - EVC (art. 7.13 lid 2 sub r WHW) 38 Artikel 2.9 – Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) 39 Hoofdstuk 3 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 – Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs Artikel 3.2 – Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding Artikel 3.4 – Major Artikel 3.5 - Minors Artikel 3.6 – Niet van toepassing Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar Artikel 3.9 - Gedragscode Nederlandse taal
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
40 40 40 40 40 41 41 41 41 41
2
Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art. 7.13 lid 2 sub u WHW) Artikel 4.1 - Studiebegeleiding Artikel 4.2 - Studieloopbaanbegeleiding Artikel 4.3 - Algemene studiebegeleiding Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding
43 43 43 43 44
Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies Artikel 5.2 - Afwijzing bij het studieadvies Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies
45 45 45 46
Hoofdstuk 6 – TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens Artikel 6.2 - Schriftelijke toets Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets Artikel 6.4 - Mondelinge toets Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens Artikel 6.7 - Cijfers Artikel 6.8 – Toetsuitslag en tentamencijfer Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk Artikel 6.10 – Geldigheidsduur tentamens en vrijstellingen Artikel 6.11 - Examen Artikel 6.12 - Cum laude
47 47 47 47 47 48 48 48 49 49 49 49 50
Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE Artikel 7.1 - Instelling en taken Examencommissie Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling Examencommissie Artikel 7.3 - Subcommissies Artikel 7.4 - Examinatoren Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen
51 51 51 52 52 52
Hoofdstuk 8 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Artikel 8.3 - Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd
53 53 53 53 53 53
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
3
INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met het Reglement Examencommissie is de Onderwijs- en Examenregeling (OER) de belangrijkste regeling in het Studentenstatuut. In de OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De Examencommissie oordeelt of de OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van de OER heeft, dan kunnen deze aan de Examencommissie worden voorgelegd. In het Reglement Examencommissie staan de regels die de Examencommissie daarbij hanteert. Naast de OER en het Reglement Examencommissie zijn er nog meer regelingen, deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het Studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
4
1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING A. – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING
1 - De onderwijsvisie van Windesheim Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en non-profitorganisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten: Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend, tegelijkertijd realistisch. De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit, vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door onderzoekvaardigheden gewapend voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijd- en plaats-onafhankelijk werken gefaciliteerd.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
5
Hoge kwaliteit van onderwijs De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nóg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam én didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving. Windesheim Is een inspirerende kennisinstelling voor met name de regio Zwolle en Almere met een ambitieus studieklimaat en opleidingen van bovengemiddeld niveau. Biedt een omgeving waar de student zich, met de nodige invloed op het studieprogramma, kan vormen tot een waarde(n)volle professional. Levert een professional die de regie kan voeren over de eigen loopbaan en over de grenzen van het vakgebied kan heenkijken.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
6
Lerarenopleiding basisonderwijs De opleiding heeft samen met het werkveld de ambitie om leerkrachten op te leiden, die met een passie voor onderwijs en een onderzoekende houding voortdurend zoeken naar actuele, creatieve en vernieuwende mogelijkheden om leerlingen te stimuleren tot nieuwsgierigheid en ontwikkeling en het onderwijs betekenisvol te maken voor álle leerlingen. Het beroepsbeeld dat de opleiding hanteert luidt als volgt: Beroepsbeeld Jij bent een leerkracht met een passie voor onderwijs. Je wilt kinderen helpen hun talenten te ontwikkelen en hen leren samenleven met anderen. Je wilt ze een goede basis geven om in de maatschappij te kunnen functioneren. Je hebt een onderzoekende houding. Dat betekent dat je open kijkt naar jezelf, naar de basisschoolpraktijk en naar de kinderen in je groep. Ook ben je nieuwsgierig naar wat anderen je daarover kunnen vertellen; je gaat actief op zoek naar bronnen. Doordat je vanuit verschillende perspectieven kijkt en kritisch bent, groeit je eigen onderwijsvisie. Jouw visie geeft je onderzoekende houding kleur en motiveert je tot goed en doelgericht onderwijs voor alle leerlingen. Vanuit je onderwijsvisie, vakkennis en je kennis van de wereld zoek je steeds weer naar actuele, creatieve en vernieuwende mogelijkheden om je leerlingen te stimuleren tot nieuwsgierigheid en je onderwijs betekenisvol te maken. Je bent je bewust van de verschillen tussen kinderen en de gezinnen waarin zij opgroeien. Samen met hen en hun ouders probeer je in je onderwijs aan te sluiten bij de veelkleurigheid in onze samenleving. Je staat open voor de levensbeschouwelijke waarden van anderen en gaat met hen in gesprek. Jezelf geef je de ruimte je eigen waarden te verkennen. Je bent je ervan bewust dat je visie op onderwijs zich zal blijven ontwikkelen. Je bent een leerkracht die eigenzinnig is, maar je weet dat je er niet alleen voor staat. Je maakt deel uit van een gemeenschap van professionals die samen verantwoordelijkheid dragen en samen blijven leren. Je bent een leerkracht die durft te vragen en je begrijpt dat dé waarheid niet bestaat.
2 - De onderwijsleeractiviteiten Het opleidingsprogramma kent twee leerlijnen: A. Praktijklijn: Persoon & Beroep
Leren in de praktijk krijgt vorm in de praktijklijn. De praktijklijn is gericht op de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de student. Het leren van studenten vindt plaats binnen opleidingsscholen. De opleiding noemt dit: het leerwerktraject. Gedurende de gehele opleiding lopen studenten elke periode stage en tonen ze aan de competenties op het vereiste niveau te beheersen. Studentbegeleiding gericht op de persoonlijke en professionele ontwikkeling en studievoortgang maakt onderdeel uit van deze leerlijn. B. Leerlijn (vak)inhouden en -didactiek Studenten werken aan kennis- en vaardigheidsdoelen in de leerlijn (vak)didactische en -inhoudelijke concepten en vaardigheden (vaklijn). De landelijke kennisbases liggen mede ten grondslag aan deze leerlijn. De vaklijn bestaat uit onderwijseenheden gericht op de vakken die in het basisonderwijs worden aangeboden, aangevuld met het vak pedagogiek.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
7
A∞B: Transfer tussen praktijk en theorie: onderzoekende houding Het curriculum en de begeleiding zijn zodanig vormgegeven dat studenten transfer kunnen maken tussen hetgeen ze leren op de opleiding en in de beroepspraktijk. Vakinhoudelijke en - didactische kennis is nodig om het handelen in de praktijk te kunnen funderen. Door het centraal stellen van de onderzoekende houding leert de student om kritische vragen te stellen aan de praktijk en zorgvuldige, gefundeerde en navolgbare afwegingen te maken. De onderzoekende houding die studenten gaandeweg de opleiding steeds verder ontwikkelen, beschouwt de opleiding als een leerstrategie die hen helpt om vanuit hun groeiende kennisbasis het handelen in de praktijk in toenemende mate te funderen. De transfer tussen theorie en praktijk wordt concreet gestimuleerd met praktijkgerichte opdrachten. Dit zijn beroepsproducten en het vakdidactisch portfolio: Beroepsproduct
Een praktijkgerichte beroepstaak waarbij studenten pedagogische en algemeen didactische kennis en vaardigheden toepassen en hun visie ontwikkelen en funderen. Elke periode werkt de student aan ongeveer 3 beroepsproducten. Beroepsproducten omvatten onderzoeksactiviteiten. De opdracht is geformuleerd door de opleiding en biedt de student ruimte voor invulling die past bij de stageschool.
Vakdidactisch portfolio
Het opbouwen van een vakdidactisch repertoire. Studenten tonen de vakdidactische competentie per vakgebied aan door middel van lesontwerpen en video-opnames van hun eigen handelen in de praktijk. In het vakdidactisch portfolio zijn de hoofddoelen voor alle basisschoolvakken en vakdomeinen samengebracht. Deze zijn een specifieke uitwerking van de 3e SBL competentie: vakinhoudelijk en vakdidactisch competent op bachelor niveau. Studenten werken gedurende de hele opleiding aan het vakdidactisch portfolio. Ze verzamelen tijdens verschillende stages bewijslast. In het vierde jaar tonen studenten aan dat ze alle doelen op bachelor niveau behaald hebben. Afhankelijk van het gekozen uitstroomprofiel (jonge kind of oudere kind) toont de student daar waar relevant ook de doelen aan die specifiek voor het uitstroomprofiel gelden.
3 - Studiebegeleiding Studieloopbaanbegeleiding is gericht op het begeleiden van studenten bij hun persoonlijke en professionele ontwikkeling én studievoortgang. Studenten ontwikkelen een onderzoekende houding en worden aangezet tot reflectie op de eigen ontwikkeling. In het begin van de opleiding worden studenten stevig begeleid, naarmate studenten verder in de opleiding komen, wordt meer zelfsturing verwacht. Studentbegeleiding vindt plaats in kleine jaarlaaggebonden groepen. Het gaat hier om activiteiten die direct gekoppeld zijn aan de jaarlaag van de betreffende student. Samen met medestudenten en begeleider bespreekt de individuele student de praktijk en studie. Studieloopbaanbegeleiding maakt onderdeel uit van de leerlijn Persoon & Beroep. De leerwerkbegeleider (LWB-er) is tevens studieloopbaanbegeleider. Elke student heeft een studieloopbaanbegeleider. Voor het studeren met een functiebeperking (SMF) hanteert de opleiding het hogeschoolbeleid, dat hier te vinden is.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
8
4 - Kwaliteit en studeerbaarheid Studielast De studielast is evenredig verdeeld over het jaar. Elk cursusjaar bestaat uit vier onderwijsperioden van 10 weken. Elke periode kent een gemiddelde studielast van 15 EC’s. De student is zelf verantwoordelijk voor de studievoortgang. De leerwerkbegeleider heeft als studieloopbaanbegeleider de taak om de studievoortgang te volgen en de student hierin te begeleiden. Studieachterstand Er zijn diverse situaties waarin een studiecontract kan worden opgesteld. Indien de student grote studieachterstand oploopt door overmacht situaties kan de studentbegeleider een individueel studiecontract met de student opstellen. Een studiecontract wordt ondertekend door student en studentbegeleider. In een studiecontract staat vermeld welke onderdelen binnen welke termijn behaald dienen te worden. De Examencommissie speelt hierin een rol op het moment dat de geldigheidsduur van behaalde resultaten dreigt te vervallen. In het geval dat de Examencommissie besluit het uitbrengen van het bindende studieadvies uit te stellen, wordt er een studiecontract opgesteld. Dit studiecontract wordt ondertekend door student en Examencommissie. Nadere bepaling is hier te vinden. Indien een student is toegelaten tot de versnelde leerroute kan een studiecontract worden afgesloten. Meer informatie is hier te vinden. Mogelijkheden voor versnelling De student heeft de mogelijkheid tot versnellen van de opleiding. Dit betekent dat een student gelijktijdig met de in zijn of haar leerplan geplande onderwijseenheden, onderwijseenheden uit de vrije minor volgt, mits de student voldoet aan de ingangseisen die aan de betreffende onderwijseenheid worden gesteld. Dit gebeurt uitsluitend na positief advies van de leerwerkbegeleider aan de student en op voorwaarde dat versnelling voor de student en de opleiding haalbaar geacht wordt. Het initiatief voor verzoek om gebruik te mogen maken van versnellingsmogelijkheden, ligt bij de student. Daarnaast is er binnen de variant afstandsleren onder voorwaarden de mogelijkheid tot versnelling. Deze zijn beschreven in bijlage 1. Mogelijkheden volgen extra onderwijs Het is mogelijk om naast de onderwijseenheden die horen bij de lerarenopleiding basisonderwijs, onderwijseenheden te volgen bij andere bacheloropleidingen, mits de student voldoet aan de instapeisen van de opleiding waar de onderwijseenheden toe behoren en de student beschikt over de vereiste voorkennis van de betreffende onderwijseenheid. In het bijzonder bestaat de mogelijkheid om onderwijseenheden te volgen bij een van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs. De procedure voor het behalen van een propedeuse of een tweede bachelor van een van deze opleidingen is in bijlage 2a te vinden. De lerarenopleiding voortgezet onderwijs Nederlands kent de meeste overlap met de lerarenopleiding basisonderwijs. Een combinatie van deze twee opleidingen ligt om die reden het meest voor de hand. Voor het behalen van een tweede bachelor lerarenopleiding Nederlands is daarom een leerplan vastgesteld. Deze is in bijlage 2b te vinden. Indien een student voor een andere tweede bachelor wil kiezen, dient hij contact op te nemen met de eigen leerwerkbegeleider.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
9
Participatieregeling Voor de propedeutische fase en het tweede studiejaar geldt voor de voltijd dagopleiding een participatieregeling, gebaseerd op de uitgangspunten: studeren is niet alleen een individuele aangelegenheid, maar ook een sociaal gebeuren; de studieresultaten en het welbevinden van een student zijn mede afhankelijk van de sfeer in een klas; onderzoek heeft uitgewezen dat één van de succesfactoren om een opleiding succesvol af te ronden is: aanwezigheid in colleges1; een toekomstige leerkracht moet leren in een groep een sociaal bindende figuur te zijn. De student volgt minimaal tachtig procent van de bijeenkomsten per onderwijseenheid. De docent houdt de absentie bij. Deze registratie heeft een signalerende functie. De docent voert het gesprek met de student indien hij te vaak afwezig is en informeert de leerwerkbegeleider. Indien een student teveel colleges heeft gemist en ook de afronding van de onderwijseenheid niet heeft gehaald, kan er een (vervangende) opdracht worden gegeven, die mede dient ter ondersteuning van de student om de afronding wél te halen. Voor studenten afstandsleren geldt dat zij verplicht actief participeren in de e-learning modules binnen N@tschool conform de instructies die binnen de betreffende ELO worden gegeven. Ook het bijwonen van de contactdagen is verplicht. Verplichte practica / onderdelen De volgende onderdelen zijn verplicht voor de voltijd dagopleiding: Introductieweek Themadagen Workshops ‘Bewegen in de brede context’, horend bij EN-PO-PB7 Excursies Vieringen Jaaropening Jaarsluiting Ontmoetingsavond Overeenkomstig de participatieregeling kan een vervangende opdracht of andere passende maatregel getroffen worden bij afwezigheid bij de hierboven genoemde onderdelen. Afronding leerwerktrajecten In de beschrijving van de onderwijseenheden van EN-PO, EN-PU en EN-PE staan nadere voorwaarden beschreven voor deelname en afronding. Voor studenten afstandsleren (EN-PE) geldt daarnaast: De student mag pas starten met de stagecomponent van EN-PE-PB2 als EN-PE-PB1 met inbegrip van het daarbij behorende portfolio en beroepsproducten met een voldoende is afgerond. Onvoldoende beoordeling Persoon en Beroep Zodra de student voor de stagecomponent binnen Persoon en Beroep een onvoldoende beoordeling krijgt, wordt dat traject aansluitend gedurende minimaal vijf stagedagen herkanst. De student stelt hiervoor samen met de leerwerkbegeleider en de coach een contract op waarin persoonlijke leerdoelen en de beoordelingsindicatoren beschreven staan.
1
Zie bijv: Severiens, S. (2011). Studiesucces in de bachelor. Rotterdam/Groningen: Risbo Research/ Rijksuniversiteit Groningen Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs 10
Afstudeerstage en afsluitend examen Om deel te mogen nemen aan de sollicitatieprocedure voor de afstudeerstage moet de student aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden en de te volgen sollicitatieprocedure zijn vastgelegd in de ELO horend bij de onderwijseenheden EN- PO-JKAFS, EN-PO-OKAFS, EN-PO-AP/ EN-PE-JKAFS, EN-PE-OKAFS, ENPE-AP/EN-PU-JKAFS, EN-PU- OKAFS. De instapeisen voor de afstudeerstage zijn: Alle onderwijseenheden P&B van alle voorgaande jaren zijn tenminste met een voldoende beoordeeld, uitgezonderd het portfolio en de onderdelen van het vakdidactisch portfolio van EN-PO-PBJKB/EN-POPBOKB/EN-PE-PBJKB/EN-PE-PBOKB/EN-PU-PBJKB/EN-PU-PBOKB. Het leerwerktraject van deze onderdelen dient wel met een voldoende te zijn afgerond; Alle onderwijseenheden van jaar 1 en jaar 2 zijn behaald en De student heeft maximaal 15 EC achterstand, inclusief de minor. Om te kunnen starten met het afstudeerproject gelden geen bijzondere instapeisen. Wel gelden onderstaande beoordelingseisen: Er is een goed gekeurd onderzoeksvoorstel dat niet ouder is dan één jaar Het onderzoeksrapport wordt beoordeeld wanneer alle onderwijseenheden van jaar 1, 2, 3 en 4 op gevorderd niveau zijn behaald. Kwaliteitszorg De opleiding heeft een systeem van kwaliteitszorg waarmee zij de kwaliteit van de opleiding in beeld krijgt en voortdurend werkt aan verbetering. De mening en ideeën over de kwaliteit van de opleiding van studenten doen er toe. Er zijn allerlei mogelijkheden om mee te praten en mee te beslissen. De opleiding heeft een Opleidingscommissie. Dit is het formele orgaan waarin studenten en docenten (gevraagd en ongevraagd) advies geven over voorgenomen onderwijsbeleid, onder meer over het onderwijs- en examenreglement. Daarnaast worden schriftelijke enquêtes afgenomen en (panel)gesprekken gevoerd. Niet alleen de student is een belangrijke gesprekspartner voor de opleiding. Ook het werkveld, vertegenwoordigers vanuit het basisonderwijs, worden systematisch betrokken bij het maken van onderwijsbeleid en evaluaties. En tot slot werken we samen met andere lerarenopleidingen basisonderwijs om de kwaliteit van de opleiding te verbeteren.
5 - Vorm van de opleiding Het onderwijs in de opleiding wordt voltijds (dagonderwijs en op afstand middels e-learning) en deeltijds verzorgd. Vanaf 2011-2012 worden er geen studenten meer in de deeltijdvariant toegelaten.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
11
B - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD
1 - Doelstelling van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd de student de vereiste competenties en/of een zodanige integratie van kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen, dat hij in staat is tot zelfstandige beroepsuitoefening. De opleiding leidt op tot een startbekwaamheid voor leerkracht (speciaal) basisonderwijs. Ook is de student bevoegd als docent in het praktijkonderwijs. De volgende vakken mogen daar worden gegeven: Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie, verzorging, muziek, handvaardigheid en tekenen. Daarnaast mag les worden gegeven in de praktijk oriënterende vakken van het praktijkonderwijs. Tevens behaalt de student het Diploma Christelijk Basisonderwijs (DCBO) of het Diploma Openbaar Onderwijs. Hiermee laat de student zien in staat te zijn vorm te geven aan levensbeschouwelijk onderwijs en hier een eigen visie op te hebben ontwikkeld. Met het Diploma Christelijk Basisonderwijs (DCBO) toont de student aan dat hij/zij bevoegd en bekwaam is onderwijs te verzorgen op scholen voor protestants-christelijk en oecumenisch basisonderwijs. Hiervoor dient de student minimaal aan de volgende voorwaarden te voldoen: 1. De onderwijseenheden EN-PO-LB1, EN-PO-LB2 en EN-PO-LB3 zijn met een voldoende afgerond (voltijd dagopleiding). Of EN-PE-LB1, EN-PE-PE2 en EN-PE-LB3 (afstandsleren). Voor de Universitaire Pabo geldt dat EN-PU-LB1, EN-PU-LB2 en de module Levensbeschouwing in het onderwijs (via Vrije Universiteit) met een voldoende zijn afgerond. 2. Daarnaast voert de voltijdstudent een minimaal aantal leerwerktrajecten uit op een protestantschristelijke en/of oecumenische (basis) school. Onderstaande schema’s geven weer welke leerwerktrajecten minimaal op een protestants-christelijke en/of oecumenische (basis) school uitgevoerd moeten worden: Voltijd / Universitaire Pabo
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
Semester 1 n.v.t. PC Minor/keuzestage PC
of Semester 2 PC PC Overig PC
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
Semester 1 Semester 2 n.v.t. Overig Overig Overig Minor/keuzestage PC PC PC
3. Studenten afstandsleren mogen het leerwerktraject van jaar 1 (EN-PE-PB1 en PB2) Of het leerwerktraject van jaar 2 (EN-PE-PB3 en PB4) Of het leerwerktraject van jaar 3 (EN-PE- PBJKA/PBOKA) uitvoeren op een basisschool met een denominatie anders dan protestants- christelijk en/of oecumenisch. Voor het Diploma Openbaar Onderwijs gelden dezelfde eisen als voor het behalen van het DCBO- diploma. Waar in deze eisen verwezen wordt naar een protestant-christelijke en/of oecumenische basisschool, geldt voor het behalen van het Diploma Openbaar Onderwijs dat het leerwerktrajecten op een openbare basisschool betreffen. De school waar de student het leerwerktraject uitvoert biedt voldoende mogelijkheden om de beroepsproducten gericht op identiteit en levensbeschouwing uit te kunnen voeren.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
12
2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding De opleiding heeft voor alle varianten als doel dat studenten voldoen aan de eindkwalificaties. De eindkwalificaties van de opleiding zijn gebaseerd op: de Wet BiO (Wet op de beroepen in het Onderwijs, 2006). De competenties zijn opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) en worden aangeduid met de term SBL- competenties; de landelijke kennisbases Nederlands en rekenen/wiskunde (HBO-raad, 2009) de landelijke kennisbases overige vakken (HBO-raad, 2012); de Dublindescriptoren waarin in Europees verband de gemeenschappelijke niveaubeschrijvingen van onder andere bachelor niveau zijn vastgelegd (Nederlands Kwalificatieraamwerk Hoger Onderwijs, 2008); de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (artikel 1.3.2) zoals weergegeven in het document gedragscode hogescholen (2010) en brancheprotocol BKO (2007); de niveaubeschrijvingen Bachelor-Master op het gebied van onderzoek (Richtlijn Praktijkgericht Onderzoek’) en passend onderwijs (Leerlijn Passend Onderwijs), die de opleiding met overige opleidingen uit het domein Bewegen en Educatie heeft opgesteld i.s.m. het Kenniscentrum; het referentiekader taal en rekenen (wet Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, 2010). De voornaamste eindkwalificaties zijn de SBL-competenties die in 2006 landelijk als volgt zijn vastgesteld: Interpersoonlijk competent De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar interpersoonlijk competent zijn. Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo’n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo'n leraar bevordert de zelfstandigheid van de kinderen en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen: leiden en begeleiden; sturen en volgen; confronteren en verzoenen; corrigeren en stimuleren. Pedagogisch competent De leraar primair onderwijs moet de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen bevorderen. Hij moet hen helpen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar pedagogisch competent zijn. Een leraar die pedagogisch competent is, creëert een veilige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Zo'n leraar zorgt ervoor dat de kinderen: weten dat ze erbij horen en welkom zijn; weten dat ze gewaardeerd worden; op een respectvolle manier met elkaar omgaan; uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar; initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
13
Vakinhoudelijk & didactisch competent De leraar primair onderwijs moet de kinderen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die samengevat is in de kerndoelen voor het primair onderwijs en die elke deelnemer aan de samenleving nodig heeft om volwaardig te kunnen functioneren. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar vakinhoudelijk en didactisch competent zijn. Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Zo’n leraar: stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de kinderen en houdt rekening met individuele verschillen; motiveert de kinderen voor hun leertaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden; leert de kinderen leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen. Organisatorisch competent De leraar primair onderwijs draagt zorg voor alle aspecten van klassenmanagement ten behoeve van zijn groep. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar organisatorisch competent zijn. Een leraar die organisatorisch competent is, zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas en zijn lessen. Zo'n leraar zorgt er dus voor dat de kinderen: weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief; weten wat ze moeten doen, hoe en met welk doel ze dat moeten doen. Competent in het samenwerken met collega's De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat zijn werk en dat van zijn collega's op school goed op elkaar zijn afgestemd. Hij moet ook bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar competent zijn in het samenwerken met collega’s. Een leraar die competent is in het samenwerken met zijn collega's, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en vakinhoudelijk & didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat wil zeggen dat zo’n leraar: goed met collega’s communiceert en samenwerkt; een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren; een bijdrage levert aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school. Competent in het samenwerken met de omgeving De leraar primair onderwijs moet contacten onderhouden met de ouders of verzorgers van de kinderen. Hij moet er ook voor zorgen dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school goed op elkaar zijn afgestemd. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar competent zijn in het samenwerken met de omgeving van de school. Een leraar die competent is in het samenwerken met de omgeving, levert in het belang van de kinderen zijn bijdrage aan een goede samenwerking met mensen en instellingen in de omgeving van de school. Dat wil zeggen dat zo’n leraar: goede contacten onderhoudt met de ouders of verzorgers van de kinderen; goede contacten onderhoudt met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de zorg voor de kinderen.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
14
Competent in reflectie en ontwikkeling De leraar primair onderwijs moet zich voortdurend verder ontwikkelen en professionaliseren. Dat is zijn verantwoordelijkheid en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar primair onderwijs competent zijn in reflectie en ontwikkeling. Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo'n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar: weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat; heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten; werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling; stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen. De onderzoekende houding die centraal staat in het beroepsbeeld, maakt onderdeel uit van de competentie reflectie en ontwikkeling. Omdat reflectie en de onderzoekende houding altijd zijn gericht op de ontwikkeling van de student als leerkracht, kan deze competentie niet los gezien worden van de andere 6 competenties. Het is een ‘meta-competentie’. Met de nadruk die de opleiding legt op de onderzoekende houding beoogt de opleiding dat studenten onderzoekend leren kijken naar zichzelf (reflectie), naar de basisschoolpraktijk en dat zij onderzoeksvaardigheden kunnen toepassen, bronnen kunnen vinden en gebruiken en daarover in discussie kunnen gaan. Het toepassen van onderzoeksvaardigheden ziet de opleiding dan ook in het bredere kader van de onderzoekende houding. De onderzoekende houding laat zich kenmerken door nieuwsgierigheid, een open houding, kritisch zijn, willen begrijpen, bereid zijn tot perspectiefwisseling, distantie nemen van routines, een gerichtheid op bronnen, zeker weten en willen delen met anderen. Specifieke voorschriften op het gebied van eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding opleiding tot leraar Basisonderwijs (Pabo) Vooraf: 1. Voor de Pabo vakken rekenen-wiskunde en Nederlandse taal geldt het volgende: de vakdidactische en vakinhoudelijke kennis waarover de startbekwame docent moet beschikken is vastgelegd in de kennisbases die landelijk zijn overeengekomen. 2. Per studiejaar zijn er vier toetsrondes. Deelname aan minimaal twee toetsrondes is voor alle Pabo’s verplicht. Toetsdata worden voor aanvang van het studiejaar gepubliceerd. Artikel 1 Voor de vakken rekenen-wiskunde en Nederlandse taal geldt dat een landelijke kennistoets onderdeel uitmaakt van de opleiding. Aan deze kennistoets is één studiepunt verbonden. Artikel 2 Aan deze toets moeten studenten meedoen die in het nominale voltijd- en deeltijdprogramma vanaf het studiejaar 2011-2012 ingestroomd zijn. Studenten die een verkorte leerroute volgen, moeten aan deze kennistoets meedoen wanneer zij ingestroomd zijn vanaf studiejaar 2013-2014. Artikel 3 Er kan pas deelgenomen worden aan de digitale landelijke kennistoets als de student: 1a. de propedeuse heeft behaald en; 1b.alle onderdelen uit de kennisbasis beheerst en zich (voor nominale voltijd- en deeltijdstudenten) in het derde studiejaar bevindt. 2a. Opleidingen kunnen van artikel 3 lid 1 b) afwijken, indien kan worden aangetoond dat nominale voltijden deeltijdstudenten alle studiepunten die betrekking hebben op de kennisbasis hebben behaald, en deze studiepunten in het cijferregistratiesysteem van de studentenadministratie zijn verwerkt. Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
15
2b. Nominale voltijd- en deeltijdstudenten die door de opleiding overeenkomstig artikel 3 lid 2 a) in het tweede studiejaar worden aangemeld, kunnen eenmalig deelnemen aan de toetsperiode in juni. Voor hen wordt geen tweede toetsdeelname voor deze landelijke kennistoets aangeboden in de periode juni-september. De eerstvolgende landelijke kennistoets van het volgende studiejaar waar de student aan deelneemt, geldt als eerste toetsdeelname van dat studiejaar en niet als tweede toetsdeelname van de landelijke kennistoets van het tweede studiejaar. Artikel 4 1. Een nominale voltijd- en deeltijdstudent mag vanaf het derde studiejaar, mits voldaan is aan de voorwaarden voor deelname, per studiejaar maximaal twee keer deelnemen aan de landelijke kennistoets. 2. Een student in een verkorte leerroute mag, mits voldaan is aan de voorwaarden voor deelname, per studiejaar maximaal twee keer deelnemen aan de landelijke kennistoets.
3 - Inhoud van de opleiding Om les te mogen geven in Nederland moet elke leerkracht een bevoegdheid hebben. Met het diploma van de Lerarenopleiding Basisonderwijs kan de student aan het werk in de groepen één tot en met acht van de basisschool. Ook is de student bevoegd om te werken in het speciaal basisonderwijs en het praktijkonderwijs. Elke student kiest voor een uitstroomprofiel Jonge Kind of Oudere Kind. Hoewel een afgestudeerde student bevoegd is voor alle groepen, is deze specifiek startbekwaam voor de onderbouw (groep 1 tot en met 3) of bovenbouw (groep 4 tot en met 8).
4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld De opleiding hanteert het uitgangspunt dat alle studenten binnen de opleiding stagelopen op een opleidingsschool. De opleiding heeft met ongeveer 125 scholen een samenwerkingsrelatie. Dit zijn voornamelijk scholen met een protestants-christelijke signatuur, maar ook openbare scholen. Het curriculum bestaat voor een belangrijk deel uit leren in en van de onderwijspraktijk. Studenten lopen stage en voeren praktijkgericht onderzoek uit. Studenten leren op een kritische manier naar de onderwijspraktijk kijken en kunnen hierover onderbouwd met anderen in gesprek gaan. Scholen stimuleren studenten de ruimte te nemen om te experimenteren met pedagogische en didactische aanpakken en staan open voor initiatieven van de student. De samenwerking met het werkveld komt tot uiting in de praktijklijn van het programma en in de betrokkenheid van de convenantpartners bij het ontwikkelen en verbeteren van de opleiding. Vertegenwoordigers van de convenantpartners adviseren de opleiding en zijn medeverantwoordelijk voor de inrichting van de opleiding, de begeleiding en de beoordeling van studenten. De leerwerkplek van de student De school waar de student van de voltijd dagopleiding het leerwerktraject uitvoert is altijd een partnerschool. Voor de deeltijd- en AL variant geldt dat indien de student het leerwerktraject uitvoert in de regio waar partnerscholen zijn, zij het leerwerktraject ook op een partnerschool uitvoeren. Indien een student deeltijd of afstandsleren het leerwerktraject niet uitvoert op een van de partnerscholen, wordt een tijdelijke overeenkomst afgesloten conform de afspraak in bijlage 3.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
16
Voor de onderwijseenheden EN-PO-OO3 en EN-PO-PB2 t/m 8, EN-PU-PB1 t/m 8 en EN-PE-PB1 t/m 4 geldt dat het leerwerktraject in het regulier basisonderwijs wordt uitgevoerd. Studenten die in het EN-PO programma starten in het schooljaar 2015-2016 voeren hun stage van Persoon en Beroep 5 en 6 uit in een groep 1 of 2. Voor de onderwijseenheden EN-PO/PE/PU-PBJKA/PBOKA, EN-PO/PE/PU-PBJKB/PBOKB en EN-PO/PE/PUPBAFS (Afstudeerstage) is het ook mogelijk om gedurende maximaal 2 semesters het leerwerktraject in het speciaal- of praktijkonderwijs uit te voeren. De student moet in de gelegenheid zijn om alle competenties op het gevraagde niveau te kunnen verwerven en aan te tonen. Dat geldt ook voor het werken aan de vereisten in het vakdidactisch portfolio. De grootte van de klas dient voor het regulier basisonderwijs uit minimaal 15 leerlingen te bestaan, voor het speciaal basisonderwijs en praktijkonderwijs geldt de ondergrens van 12 leerlingen. Studenten mogen géén stage lopen op de scholen waar hun gezinsleden (partner, ouders, kinderen, broers, zussen) op school zitten of werken. Aantal verschillende scholen De student voert leerwerktrajecten gedurende de opleiding uit op minimaal drie verschillende scholen. Duur van de leerwerktrajecten voor de voltijd dagopleiding (EN-PO) OO3: 2 oriënterende stagedagen P&B 2 t/m 8: minimaal 8 dagen per periode. De stage in een periode is als volgt opgebouwd: gedurende 5 weken een lintstage van 1 dag per week en 1 stageweek van 5 dagen. Voor de Universitaire PABO (EN-PU-PB 1 t/m 8) geldt dat zij 16 stagedagen per semester hebben. P&B jonge kind A, jonge kind B, oudere kind A, oudere kind B: een lintstage van 2 dagen per week gedurende de collegeweken. Bij P&B jonge kind B oriënteren de studenten zich twee dagen op peuterspeelzaal en doorgaande lijn groep 2 naar 3. Bij P&B Oudere kind B oriënteren de studenten zich twee dagen in het VO. P&B afstudeerstage: een lintstage van 16 weken, 2,5 dag per week. Duur van de leerwerktrajecten voor de deeltijd (EN-PO): P&B 1: 2 dagen P&B 2 t/m 8: minimaal 8 dagen per periode P&B jonge kind A, jonge kind B, oudere kind A, oudere kind B: eerste periode van het semester 9 dagen lintstage en de tweede periode van het semester 10 dagen lintstage. Bij P&B jonge kind B oriënteren de studenten zich twee dagen op peuterspeelzaal en doorgaande lijn groep 2 naar 3. Bij P&B Oudere kind B oriënteren de studenten zich twee dagen in het VO. P&B afstudeerstage: 32 dagen, waarvan ten minste wekelijks 2 dagen aaneengesloten. Duur van de leerwerktrajecten voor het afstandsleren (EN-PE): P&B 1 t/m 4: 1 dag in de week, gedurende lesweken P&B jonge kind A, jonge kind B, oudere kind A, oudere kind B: eerste periode van het semester 9 dagen lintstage en de tweede periode van het semester 10 dagen lintstage. Bij P&B jonge kind B oriënteren de studenten zich twee dagen op peuterspeelzaal en doorgaande lijn groep 2 naar 3. Bij P&B Oudere kind B oriënteren de studenten zich twee dagen in het VO. P&B afstudeerstage: 32 dagen, waarvan ten minste wekelijks 2 dagen aaneengesloten.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
17
Stageregeling voor onderwijsassistenten die reeds werkzaam zijn in het reguliere basisonderwijs Onderwijsassistenten die in het reguliere basisonderwijs werken, lopen in jaar 1 en 2, naast hun werk, tien dagen per studiejaar stage op een andere school en in een andere bouw (zie tabel). 1e jaar: Periode 1.1 Stage op eigen Werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Adviesbeoordeling door mentor, eindbeoordeling door coach 2e jaar: Periode 2.1 Stage op eigen Werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Adviesbeoordeling door mentor, eindbeoordeling door coach
Periode 1.2 Stage op andere school
Periode 1.4 Stage op eigen werkplek Tien dagen stage Vijf lessen worden Vijf lessen worden bovenbouw bekeken en besproken met bekeken en besproken op een andere school dan een leerkracht van de met een leerkracht van de werkplek school de school Adviesbeoordeling door Adviesbeoordeling door Adviesbeoordeling mentor, eindbeoordeling mentor, eindbeoordeling door mentor, door coach door coach eindbeoordeling door coach
Periode 2.2 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Adviesbeoordeling door mentor, eindbeoordeling door coach
Periode 1.3 Stage op eigen werkplek
Periode 2.3 Stage op andere school
Periode 2.4 Stage op eigen werkplek Tien dagen stage Vijf lessen worden bovenbouw bekeken en besproken op een andere school dan de met een leerkracht van werkplek de school Adviesbeoordeling door Adviesbeoordeling mentor, eindbeoordeling door mentor, door coach eindbeoordeling door coach
De onderwijsassistent moet voor elke stageperiode, met uitzondering van de afstudeerstage/LiO, aan een aantal verplichtingen voldoen: Hij moet minimaal vijf lessen zelfstandig aan een klas geven in elke periode. Deze lessen bereidt hij voor met behulp van het lesvoorbereidingsformulier. Hij vraagt de mentor om schriftelijke feedback te geven op het lesvoorbereidingsformulier. Hij reflecteert op de gegeven les. Op basis van het de vijf lesvoorbereidingen, de schriftelijke feedback op de vijf lesvoorbereidingen van de mentor en de eigen schriftelijke feedback op de vijf gegeven lessen, ontvangt de student van de coach van de pabo een eindbeoordeling voor de praktijk. De 3e jaarsstudenten die als onderwijsassistent in het reguliere basisonderwijs werken in de bouw van hun specialisatie kunnen het tweede semester stage lopen binnen hun aanstelling op hun werkplek.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
18
De 3e jaarsstudenten die die als onderwijsassistent in het reguliere basisonderwijs die niet werken in de bouw van hun specialisatie moeten het tweede semester stage minimaal 10 dagen stage lopen in de bouw van hun specialisatie. Dit mag op de eigen werkplek. Deze studenten hebben de keuze om de 10 dagen stage ook naast de minor te volbrengen, in het eerste semester. De afstudeerstage/LiO in het 4e jaar (blok- of lintlio) kan door onderwijsassistenten volledig binnen de aanstelling gelopen worden. Voorwaarde is wel dat de afstudeerstage/LiO binnen de specialisatie is. Stageregeling voor onderwijsassistenten/leraarondersteuners die reeds werkzaam zijn in het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Voor (aankomende) studenten die in bovengenoemd type onderwijs werken en één van de hierboven genoemde functies bekleden, geldt onderstaande: Eerste jaar en tweede jaar Twee periodes van stage per studiejaar buiten de eigen werkplek. Student kiest in overleg met de desbetreffende school welke periode waarbij 20 stagedagen per jaar het minimum is. Derde jaar De studenten lopen één periode stage buiten de eigen werkplek. Vierde jaar De studenten lopen stage op een reguliere basisschool gedurende het gehele jaar. Bovengenoemde trajecten dienen te worden geaccordeerd door de Examencommissie. Studenten die zich als zij-instromer aanmelden en het EVC traject hebben doorlopen kunnen in overleg met hun coach vanuit de opleiding een passend leerplan laten opstellen. Dit traject dient geaccordeerd te worden door de Examencommissie.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
19
C - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS
1. Inrichting van de opleiding De studielast van de bacheloropleiding bedraagt 240 EC’s. Hiervan zijn 180 EC’s gewijd aan de major, 30 EC’s aan de opleidingsgebonden minor en 30 EC’s aan de keuzeminor; De opleiding is ingericht in een propedeutische fase van 60 EC’s en een postpropedeutische van 180 studiepunten; Het propedeutisch examen omvat de onderwijseenheden van de eerste twee semesters (MA1 t/m MA4). De propedeutische fase is zodanig ingericht dat de student inzicht krijgt in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van selectie en verwijzing aan het einde van die fase; De studielast van het studieprogramma is 60 studiepunten per jaar. De opleiding is opgebouwd volgens onderstaand globale schema: Periode 1 Jaar 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Major 120 EC: basisniveau
Jaar 2 Jaar 3
Jaar 4
30 EC: opleidingsgebonden minor 30 EC Uitstroomprofiel jonge kind /oudere kind + profieldeel landelijke kennisbasis Major 30 EC: gevorderd niveau Uitstroomprofiel jonge kind /oudere kind
30 EC: keuzeminor
Major 30 EC: bachelor niveau Uitstroomprofiel jonge kind /oudere kind
De major vormt als het ware de stam van de opleiding. Hier wordt de basis voor de ontwikkeling tot leerkracht gelegd. Studenten zijn verplicht te kiezen voor een van beide opleidingsgebonden minoren: Jonge Kind of Oudere Kind. Om de brede ontwikkeling van studenten te stimuleren, kiezen studenten daarnaast voor een keuzeminor. Jaar 1 en 2 van de opleiding (MA1 t/m MA8) is voor elke student van elke opleidingsvariant qua opzet gelijk. Aan het einde van jaar 2 (MA8) toont de student de competenties op basisniveau aan. In deze eerste twee jaar verwerft de student daarnaast ook alle kennis en vaardigheden die zijn vastgelegd in het kerndeel van de landelijke kennisbases van de verschillende vakgebieden. In het derde jaar maakt elke student een keuze voor een uitstroomprofiel: Jonge Kind (groep 1 tot en met groep 3) of Oudere Kind (groep 4 tot en met groep 8). De eerste minor van 30 EC’s die de student kiest betreft de opleidingsgebonden minor. De student kiest voor de minor Jonge Kind of minor Oudere Kind. Deze minor is op gevorderd niveau. De tweede minor is een vrije keuzeminor. Het vierde jaar is het afstudeerjaar (MA9 tot en met MA12). De student studeert af binnen het gekozen profiel. Dat betekent dat het leerwerktraject wordt uitgevoerd in een groep die past binnen het gekozen profiel en dat de onderwijseenheden die worden aangeboden betrekking hebben op het gekozen uitstroomprofiel. In het laatste semester werkt de student op bachelorniveau aan de competenties en toont hij aan startbekwaam te zijn.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
20
1a - De propedeutische fase Het eerste jaar wordt de propedeutische fase genoemd en telt 60 EC’s. Wanneer deze studiepunten zijn behaald wordt een propedeutisch getuigschrift uitgereikt. Voor aanvang van de studie wordt met elke student een studiekeuzegesprek gevoerd over motivatie voor de studie en het beroep en beginsituatie. Dit mondt uit in een advies. In de propedeuse oriënteert de student zich op het beroep van leerkracht en de studie: ben ik geschikt voor het beroep en kan ik het niveau van de opleiding aan? De student laat in de propedeuse zien de SBL- competenties op basisniveau jaar 1 te beheersen en te voldoen aan de kennis- en vaardigheidsdoelen van de diverse vakken. In het eerste half jaar worden er gesprekken met elke student gevoerd over studievoortgang, waarbij na 5 maanden na inschrijving een voorlopig studieadvies wordt afgegeven. Elke student krijgt aan het einde van het eerste jaar van inschrijving een bindend studieadvies. In het eventuele exitgesprek wordt de student gewezen op passende mogelijkheden voor het volgen van een andere opleiding. De propedeutische fase heeft drie doelstellingen: oriënteren, verwijzen en selecteren 1b - De postpropedeutische of hoofdfase Na de propedeutische fase volgt de postpropedeutische fase die 180 EC’s omvat. In deze fase ontwikkelt de student zich tot startbekwaam leerkracht. De hoofdfase bestaat uit vier delen: 60 EC (MA5 tot met MA8): de student toont SBL- competenties op basisniveau aan en beheerst de kennisen vaardigheidsdoelen van de diverse vakken op basisniveau (niveau vastgesteld in de landelijke kennisbases) 30 EC (opleidingsgebonden minor Jonge Kind/Oudere Kind: de student verwerft SBL competenties specifiek voor het gekozen uitstroomprofiel Jonge Kind of Oudere Kind op gevorderd niveau. Daarnaast kiest de student voor een vakprofilering wereldoriëntatie (keuze uit aardrijkskunde, geschiedenis of natuur/techniek) en voor een vakprofilering kunst (keuze uit muziek, beeldende vorming of drama). Hiermee laat de student zien de kennis- en vaardigheidsdoelen te beheersen van het gekozen vak zoals beschreven in het profieldeel van de landelijke kennisbasis. 30 EC (keuzeminor): de student kiest een minor waarmee hij zijn competenties verbreedt of verdiept. 60 EC (MA9-12): de student verwerft SBL competenties specifiek voor het gekozen uitstroomprofiel Jonge Kind of Oudere Kind. MA9 en 10 zijn op gevorderd niveau, in het laatste semester (MA11 en 12) laat de student zien op bachelor niveau te kunnen functioneren. Aan het einde van het vierde jaar tonen studenten hun bachelor niveau aan. Het afsluitende examen bestaat uit twee onderdelen: - Praktijk (een paper met de lesvoorbereiding, verantwoording van die les en de persoonlijke praktijktheorie van de student, beoordeling van de les door twee onafhankelijke assessoren en nagesprek). - Praktijkgericht onderzoek.
1c - Bijzondere leerwegen Universitaire Pabo Studenten met een Vwo-diploma of propedeuse HBO hebben de mogelijkheid de Universitaire Pabo te volgen. Deze studenten kunnen in 4 jaar tijd een zogenaamd “double degree” halen: HBO Bachelor Lerarenopleiding Basisonderwijs en WO Bachelor Pedagogische Wetenschappen (Vrije Universiteit Amsterdam). De studielast van deze gehele leerweg bedraagt 270 EC’s. Het programma dat leidt tot het behalen van de bachelor lerarenopleiding basisonderwijs bedraagt 240 EC’s. Door een zorgvuldige keuze van elementen uit die onderliggende opleidingen, het vervangen van bepaalde onderwijseenheden en afstemming van opleiding en praktijkleren hoeven van beide opleidingen niet alle EC’s te worden behaald en kan het programma in vier jaar worden afgelegd.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
21
De Universitaire Pabo wil voor de groep studenten met een VWO- vooropleiding een aantrekkelijk studie- en loopbaanperspectief bieden. De Universitaire Pabo is een intellectuele uitdaging om theoriegestuurde kennisontwikkeling te integreren met voorziene praktijkontwikkelingen en dit daadwerkelijk te combineren met de ambitie om daarmee in de praktijk van het basisonderwijs aan het werk te gaan. Teachers College Het Teachers College Windesheim (TC) is een bijzondere leerweg van de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs. In een addendum is vastgelegd op welke aspecten het TC afwijkt van de regels die in dit Onderwijs- en Examenreglement zijn vastgelegd. Het TC is gericht op ambitieuze, onderzoekende en zelfsturende studenten. Het TC heeft een interdisciplinair, multimediaal en creatief, internationaal en intercultureel georiënteerd curriculum. Persoonlijkheidsontwikkeling en het vinden van de eigen passie staan voorop. Het TC is kleinschalig van aard, en biedt daarmee een vorm van intensieve educatie. Binnen het TC wordt de student zowel theoretisch als praktisch voorbereid op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan, i.c. een loopbaan als leerkracht in het basis- of voortgezet onderwijs. Het TC leidt op voor ten minste één educatief bachelorsdiploma; leraar basisonderwijs of leraar voortgezet onderwijs in de vakken Nederlands, Engels, Duits, Frans, wiskunde, biologie, natuurkunde, scheikunde, aardrijkskunde, geschiedenis, of theologie en levensbeschouwing Mogelijkheden voor studeren in het buitenland Studenten die via afstandsleren in het buitenland aan de Lerarenopleiding Basisonderwijs studeren, moeten voldoen aan de voorwaarden en eisen van de opleiding zoals die in de OER zijn vastgelegd. De tentamens worden aangeboden op vaste momenten in Den Haag en Zwolle. Het leerwerktraject wordt uitgevoerd in basisscholen in Nederland. Een uitzondering kan worden gemaakt voor een basisschool in het buitenland met een Nederlands curriculum. Elke student die een leerwerktraject in het buitenland wil uitvoeren, dient daartoe vooraf een verzoek in te dienen bij de Examencommissie. De Examencommissie hanteert bij de beoordeling van het verzoek de kwalitatieve eisen, conform de afspraak in bijlage 3. De opleiding sluit een tijdelijke overeenkomst af met de desbetreffende school. Learning Agreements Een Learning Agreement wordt gebruikt om een door de student in het buitenland te volgen studieprogramma vast te leggen en te accorderen. Het format voor studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een Erasmuspartner van Windesheim gaan studeren, wordt verstrekt door de Europese Commissie (via de Nuffic). Ook studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een nietErasmuspartner van Windesheim gaan studeren, leggen afspraken over het te volgen programma en het aantal te behalen credits vast in een Learning Agreement. Voor deze groep kan het format van de Europese Commissie worden gebruikt, met weglating van het Erasmus-logo. Learning Agreements worden opgesteld door de student in overleg met de coördinator internationalisering van zijn/haar domein en goedgekeurd door de Examencommissie. De Examencommissie delegeert deze bevoegdheid evt. aan de coördinator internationalisering van het betreffende domein. Een geldig Learning Agreement bevat minimaal: een vermelding van de naam van de student, studieperiode bij de gastinstelling, naam van de zendende en ontvangende instelling, course titles, course codes (indien beschikbaar), ECTS-credits per course, en handtekeningen en data van ondertekening van de coördinator internationalisering, de gastinstelling en de student. Learning Agreements worden vóór of maximaal 2 weken na aanvang van het uitwisselingssemester door alle partijen (i.e. domeincoördinator internationalisering van Windesheim, gastinstelling, student) ondertekend.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
22
Alle wijzigingen op het oorspronkelijk geaccordeerde Learning Agreement worden vastgelegd op het formulier ‘Changes to the original proposed Learning Agreement’ en per ommegaande door de drie partijen ondertekend. Op het (gewijzigde) Learning Agreement vermelde ECTS-credits worden na afloop van het uitwisselingssemester één-op-één toegekend aan de student, tenzij er sprake is van een onvoldoende beoordeling door de gastinstelling. De beoordeling van de gastinstelling wordt overgenomen door de Examencommissie. De student is zelf verantwoordelijk voor het inleveren van het Learning Agreement bij Bureau Buitenland t.b.v. de toekenning van de Erasmusbeurs. Hierover wordt door Bureau Buitenland schriftelijk gecommuniceerd met de student. Verwerking van credits in Educator na studie of stage in het buitenland Nadat de in het buitenland behaalde credits (conform Learning Agreement) zijn goedgekeurd door de Examencommissie, worden deze door de studievoortgangsadministratie van het domein in Educator verwerkt onder vermelding van ‘study abroad’ of ‘placement abroad’, met daaraan toegevoegd (in het geval van study abroad) de naam en de locatie (i.e. plaats, land) van de partnerinstelling.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
23
2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden Voltijd dagopleiding
jaar 2 (cohort 2014-2015)
jaar 1 (cohort 2015-2016)
In dit overzicht staat het onderwijs dat wordt uitgevoerd in 2015-2016. De uitwerking van alle onderwijseenheden is hier te vinden. Periode 1 VOE-code
EC
PR
EN-PO-OO3
5
EN-PO-PB2
5
EN-PO-PB3
VAK
EN-PO-OO1 EN-PO-OO2 EN-PO-BK
4 4 1
EN-PO-NE2 EN-PO-BO1 EN-PO-SC
2 2 2
EN-PO-NE3 EN-PO-REG2 EN-PO-PE1 EN-PO-BO2 EN-PO-EN1 EN-PO-GS
jaar 3 (cohort 20132 2014)
Periode 3 EC
EN-PO-DD1
5
EC EN-PO-PB4
5 2 2 3
EC
2 EN-PO-NE4 2 EN-PO-REB3 2 EN-PO-LB1 2 2 1 EN-PO-MUZ1 EN-PO-WOA2 Periodetotaal 16 periodetotaal semestertotaal Periode 3 Periode 4 EC
2
periodetotaal semestertotaal Periode 2
Periode 4 EC
14
Periode 1 VOE-code
EC
PR
EN-PO-PB5
6
EN-PO-PB6
5
EN-PO-PB7
5
EN-PO-PB8
5
VAK
EN-PO-NE5 EN-PO-REG4 EN-PO-EN2
2 2 2
EN-PO-NE6 EN-PO-REM5 EN-PO-PE3 EN-PO-WOB
2 2 2
EN-PO-NE7 EN-PO-REB6 EN-PO-D2
2 2 1 6
EN-PO-BO3 EN-PO-REV7 EN-PO-PE4 EN-PO-LB2 EN-PO-INT
2 2 2 2 2
Periodetotaal
16
periodetotaal semestertotaal Periode 4
15 31
EN-PO-BW EN-PO-MUZ2
Periode 1 VOE-code PR VAK
12
Periodetotaal Semestertotaal Periode 2
13 27
2 3 17 33
Periodetotaal
Periodetotaal
jaar 4 (cohort 2012-2013)
Periode 2
4 2
17 29
Periode 3 EC
EC
EC
EC
EN-PO-PBJKA/EN-PO-PBOKA EN-PO-AVJK1/EN-PO-AVOK1 EN-PO-PRAK/EN-PO-PRNT/EN-PO-PRGS EN-PO-PRMU/EN-PO-PRDR/EN-PO-PRBO semestertotaal Periode 1 Periode 2 VOE-code
12 7 6 5 30
KEUZEMINOR
30
EC
Periode 3 VOE-code
PR
EN-PO-PBJKB/EN-PO-PBOKB
10
EN-PO-JKAFS/EN-PO-OKAFS
20
VAK
EN-PO-AVJK2/EN-PO-AVOK2 EN-PO-MS 3 EN-PO-CB 4 EN-PO-KB EN-PO-LB3 semestertotaal
6 6 4 1 3 30
EN-PO-AP
10
semestertotaal Periode 4
30 EC
semestertotaal
30
2
Voor de H-groep is hier de volgorde anders. Zij doen eerst de minor, daarna OK-A en vervolgens OK-B Aan de onderwijseenheid EN-PO-CB kunnen studenten werken vanaf jaar 1. 4 Deelname aan de landelijke kennisbasistoetsen is vanaf het derde studiejaar mogelijk, mits de student voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het OER. 3
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
24
Semester 1
2
3
4
Voe-code EN-PO-OO3.V.15 EN-PO-OO1.V.15 EN-PO-OO2.V.15 EN-PO-BK.V.15 EN-PO-DD1.XX.12 EN-PO-PB2.XX.13 EN-PO-NE2.XX.11 EN-PO-BO1.XX.11 EN-PO-SC.XX.11 EN-PO-PB3.XX.13 EN-PO-NE3.XX.11 EN-PO-REG2.XX.12 EN-PO-PE1.XX.11 EN-PO-BO2.XX.11 EN-PO-EN1.V.15 EN-PO-GS.XX.13 EN-PO-MUZ1.XX.12 EN-PO-WOA2.V.15 EN-PO-PB4.XX.13 EN-PO-NE4.XX.12 EN-PO-REB3.V.14 EN-PO-LB1.XX.13 EN-PO-PB5.XX.13 EN-PO-NE5.XX.12 EN-PO-REG4.XX.12 EN-PO-EN2.XX.12 EN-PO-BW.XX.12 EN-PO-MUZ2.V.13 EN-PO-PB6.XX.13 EN-PO-NE6.XX.12 EN-PO-REM5.XX.12 EN-PO-PE3.XX.12 EN-PO-PB7.XX.13 EN-PO-NE7.XX.12 EN-PO-REB6.XX.12 EN-PO-D2.XX.12 EN-PO-WOB.XX.13 EN-PO-PB8.XX.13 EN-PO-BO3.XX.12 EN-PO-REV7.XX.12 EN-PO-PE4.XX.12 EN-PO-LB2.XX.13 EN-PO-INT.V.14
Lange naam Onderzoekend en ontwerpend leren 3 Onderzoekend en ontwerpend leren 1 Onderzoekend en ontwerpend leren 2 Basiskennis en vaardigheden Nederlands en rekenen Drama en dans 1 Persoon en beroep 2 Nederlands 2 Woordenschat Beeldend onderwijs 1 Schrijven Persoon en beroep 3 Nederlands 3 Aanvankelijk lezen Rekenen 2 Hele getallen Pedagogiek 1 Beeldend onderwijs 2 Engels 1 Geestelijke stromingen Muziek 1 Eigen omgeving Persoon en beroep 4 Nederlands 4 Spellen Rekenen 3 breuken, procenten, verhoudingen en kommagetallen Levensbeschouwelijke vorming 1 Persoon en beroep 5 Nederlands 5 Mondelinge communicatie Rekenen 4: Hele getallen 2 Engels 2 Bewegingsonderwijs Muziek 2 Persoon en beroep 6 Nederlands 6 Taal voor kleuters Rekenen 5: Meten & Meetkunde Pedagogiek 3 Persoon en beroep 7 Nederlands 7 Begrijpend lezen en stellen Rekenen 6 Breuken, procenten, verhoudingen en kommagetallen 2 Drama 2 Wereldoriëntatie Ontwikkelen van onderwijs Persoon en beroep 8 Beeldend onderwijs 3 Rekenen 7 Verbanden, grafieken, woordformules en taal Pedagogiek 4 Levensbeschouwelijke vorming 2 Internationalisering
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
EC 5 4 4 1 2 5 2 2 2 5 2 2 2 2 2 1 2 3 5 2 2 3 6 2 2 2 4 2 5 2 2 2 5 2 2 1 6 5 2 2 2 2 2
25
5
6 7
8
EN-PO-PBJKA.XX.13 of EN-PO-PBOKA.XX.13 EN-PO-AVJK1.V.14 of EN-PO-AVOK1.V.14 EN-PO-PRAK.V.13 of EN-PO-PRNT.V.13 of EN-PO-PRGS.V.13 EN-PO-PRMU.XX.13 of EN-PO-PRDR.XX.13 of EN-PO-PRBO.XX.13 KEUZEMINOR EN-PO-PBJKB.V.13 of EN-PO-PBOKB.V.13 EN-PO-AVJK2.V.14 of EN-PO-AVOK2.V.14 EN-PO-MS.V.14 EN-PO-CB.V.13 EN-PO-KB.V.15 EN-PO-LB3.V.13 EN-PO-JKAFS.V.14 of EN-PO-OKAFS.V.14 EN-PO-AP.V.14
Persoon en beroep Jonge Kind A Persoon en beroep Oudere Kind A Antwoord op verschillen Jonge Kind 1 Antwoord op verschillende Oudere Kind 2 Vakprofilering aardrijkskunde Vakprofilering natuur & techniek Vakprofilering geschiedenis Vakprofilering muziek Vakprofilering drama Vakprofilering beeldend onderwijs KEUZEMINOR Persoon en beroep Jonge Kind B Persoon en beroep Oudere Kind B Antwoord op verschillen Jonge Kind 2 Antwoord op verschillen Oudere Kind 2 Meesterstuk Cultuur beleven Kennisbasis Levensbeschouwelijke vorming 3 Afsluitend examen praktijk Jonge Kind Afsluitend examen praktijk Oudere Kind Praktijkgericht onderzoek
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
12 7 6
5
30 10 6 6 4 1 3 20 10
26
jaar 4
jaar 3 (cohort 20132014)
jaar 2 (cohort 20142015)
jaar 1 (cohort 20152016)
Afstandsleren In dit overzicht staat het onderwijs dat wordt uitgevoerd in 2015-2016. De uitwerking van alle onderwijseenheden is hier te vinden. Periode 1 VOE-code PR VAK
EN-PE-RE1 EN-PE-PE1 EN-PE-BK Periode 1 VOE-code
PR VAK EN-PE-PE2
Periode 2 EC EN-PE-PB1
10
5 EN-PE-NE1 2 EN-PE-WO1 1 EN-PE-EN1 semestertotaal Periode 2 EC
5
EN-PE-PB3
11
EN-PE-NE3
4
4 EN-PE-WO2 EN-PE-BW
Periode 1 VOE-code PR VAK
Periode 3 EC
Semestertotaal Periode 2
Periode 4 EC
EN-PE-RE2 EN-PE-LB1
6 1 30
10
5 EN-PE-NE2 2 EN-PE-SC EN-PE-KU1
5 2 6
semestertotaal Periode 4
Periode 3 EC
7 4 30
EC
EN-PE-PB2
EC
EN-PE-PE3 EN-PE-EN2
Periode 3 EC
30 EC
EN-PE-PB4
10
EN-PE-RE3
4
5 2 EN-PE-INT EN-PE-KU2 semestertotaal Periode 4 EC
EC
EN-PE-PBJKA/EN-PE-PBOKA EN-PE-AVJK1/EN-PE-AVOK1 EN-PE-PRAK/EN-PE-PRNT/EN-PE-PRGS EN-PE-PRMU/EN-PE-PRDR/EN-PE-PRBO semestertotaal Periode 1 Periode 2 VOE-code
12 7 6 5 30 EC
Periode 3 VOE-code
PR
EN-PE-PBJKB/EN-PE-PBOKB
10
EN-PE-JKAFS/EN-PE-OKAFS
20
VAK
EN-PE-AVJK2/EN-PE-AVOK2 EN-PE-MS 5 EN-PE-CB 6 EN-PE-KB EN-PE-LB3
6 6 4 1 3 30
EN-PE-AP
10
semestertotaal
KEUZEMINOR
2 7 30
30
semestertotaal Periode 4
30 EC
semestertotaal
30
5
Aan de onderwijseenheid EN-PE-CB kunnen studenten werken vanaf jaar 1. Deelname aan de landelijke kennisbasistoetsen is vanaf het derde studiejaar mogelijk, mits de student voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het OER. 6
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
27
Semester 1
2
3
4
5
6 7
8
Voe-code EN-PE-PB1.xx.13 EN-PE-RE1.xx.12 EN-PE-NE1.xx.13 EN-PE-PE1.xx.12 EN-PE-WO1.xx.13 EN-PE-BK.A.15 EN-PE-EN1.xx.12 EN-PE-PB2.xx.13 EN-PE-RE2.xx.12 EN-PE-NE2.xx.12 EN-PE-LB1.xx.13 EN-PE-SC.xx.12 EN-PE-KU1.A.15 EN-PE-PB3.xx.13 EN-PE-NE3.A.13 EN-PE-PE2.A.13 EN-PE-WO2.xx.13 EN-PE-BW.xx.13 EN-PE-PB4.xx.13 EN-PE-RE3.xx.13 EN-PE-PE3.xx.13 EN-PE-EN2.xx.13 EN-PE-INT.A.14 EN-PE-KU2.xx.13 EN-PE-PBJKA.xx.13 of EN-PE-PBOKA.xx.13 EN-PE-AVJK1.A.14 of EN-PE-AVOK1.A.14 EN-PE-PRAK.A.13 of EN-PE-PRGS.A.13 of EN-PE-PRNT.A.13 EN-PE-PRMU.xx.13 of EN-PE-PRBO.xx.13 of EN-PE-PRDR.xx.13 KEUZEMINOR EN-PE-PBJKB.A.13 of EN-PE-PBOKB.A.13 EN-PE-AVJK2.A.14 of EN-PE-AVOK2.A.14 EN-PE-MS.A.14 EN-PE-CB.A.13 EN-PE-KB.A.15 EN-PE-LB3.A.15 EN-PE-JKAFS.A.14 of EN-PE-OKAFS.A.14 EN-PE-AP.A.14
Lange naam Persoon en beroep 1 Rekenen 1 Nederlands 1 Pedagogiek 1 Wereldoriëntatie 1 Basiskennis en vaardigheden Nederlands en rekenen Engels 1 Persoon en beroep 2 Rekenen 1 Nederlands 1 Levensbeschouwing 1 Schrijven Kunst 1 Persoon en beroep 3 Nederlands 3 Pedagogiek 2 Wereldoriëntatie 2 Bewegingsonderwijs Persoon en beroep 4 Rekenen 3 Pedagogiek 3 Engels 2 Internationalisering Kunst 2 Persoon en beroep jonge kind A Persoon en beroep oudere kind B Antwoord op verschillen jonge kind 1 Antwoord op verschillen oudere kind 1 Vakprofilering aardrijkskunde Vakprofilering geschiedenis Vakprofilering natuur en techniek Vakprofilering muziek Vakprofilering beeldend onderwijs Vakprofilering drama KEUZEMINOR Persoon en beroep jonge kind B Persoon en beroep oudere kind B Antwoord op verschillen jonge kind 2 Antwoord op verschillen oudere kind 2 Meesterstuk Cultuur beleven Kennisbasis Nederlands en rekenen Levensbeschouwing 3 Afsluitend examen praktijk jonge kind Afsluitend examen praktijk oudere kind Praktijkgericht onderzoek
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
EC 10 5 5 2 6 1 1 10 5 5 2 2 6 11 4 4 7 4 10 4 5 2 2 7 12 6 6
5
30 10 6 6 4 1 3 20 10
28
Universitaire Pabo
jaar 2 (cohort 2014-2015)
jaar 1 (cohort 2015-2016)
In dit overzicht staat het onderwijs dat wordt uitgevoerd in 2015-2016. De uitwerking van alle onderwijseenheden is hier te vinden. In het leerplan staan de 240 EC´s vermeld op basis waarvan studenten het diploma lerarenopleiding basisonderwijs ontvangen. Dit betreffen zowel de onderwijseenheden die behaald dienen te worden in het pabo-curriculum als een aantal onderwijseenheden van de VU.
PAB O
VU
PAB O VU
Periode 1 VOE-code
EC
EN-PU-PB1
2
EN-PU-PB2
3
EN-PU-PB3
3
EN-PU-PB4
3
EN-PU-SC EN-PU-LB1 EN-PU-BK EN-PU-VUINP
2 2 1 6
EN-PU-NEL1 EN-PU-BO2
3 2
EN-PU-RE1 EN-PU-DD1
3 2
EN-PU-EN1 EN-PU-MU
2 2
6
13
EN-PUVUONT periodetotaal
6
periodetotaal Periode 1 VOE-code
EN-PUVUOPV periodetotaal semestertotaal Periode 2
EC
EN-PU-PB5
3
EN-PU-PB6
3
EN-PU-PB7
EN-PU-LB2 EN-PO-RE2 EN-PU-VUFP
2 3 6
EN-PU-WOA
4
EN-PU-NE2
EN-PU-VUHIS
6
EN-PUVUSOO
periodetotaal
14
EN-PU-VUOLK1 Periodetotaal Semestertotaal Periode 2
13 27
periodetotaal
jaar 4 (cohort 20122013)
jaar 3 (cohort 2013-2014)
Periode 1 VOE-code PAB O
VU
EN-PU-BO3 EN-PU-ENCLIL EN-PU-RE3 EN-PUVUOWK
Periode 1 VOE-code PAB O VU
Periode 2
Periode 3 EC
14 27
periodetotaal semestertotaal Periode 4 EN-PU-PB8
3 EN-PU-WOB EN-PU-BW 9 EN-PU-VUINT 10 24
7 21 EC
2
Periode 3
periodetotaal semestertotaal Periode 4
EC
3 4 4 3
14 38 EC
4 3 2
EN-PU-PBJKA/EN-PU-PBOKA EN-PU-PRAK/EN-PU-PRGS/EN-PU-PRNT EN-PU-PRMU/EN-PU-PRBO/EN-PU-PRDR
5 4 4
6
EN-PU-VUORT EN-PU-VUCUR EN-PU-VUGS
6
28 EC
EN-PU-PBJKB/EN-PU-PBOKB
12
EN-PU-AOVJK/EN-PU-AOVOK EN-PU-KB EN-PU-VULEV
4 1 6
semestertotaal
EC
EC
EC
semestertotaal Periode 2
14
Periode 3 EC
EN-PU-KZS 2 EN-PU-NE3 2 EN-PU-DDM 3 6 EN-PUVUPED
Periode 4 EC
Periode 3 VOE-code
23
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
EN-PU-VUOLK2 semestertotaal Periode 4
6 6 10 41 EC
EN-PU-JKAFS/EN-PU-OKAFS
EN-PU-VUTHE EN-PU-VUOLK3 semestertotaal
13
12 10 35
29
De onderwijseenheden van de pabo van MA1 tot en met MA5 én EN-PU-WOA behoren tot het propedeutisch examen, samen met 3 onderwijsheden die in het onderstaande leerplanschema staan genoemd bij het propedeutisch programma van de VU. Propedeutische fase: 60 EC’s Voe-code: EN-PU-PB1.xx.13 EN-PU-PB2.xx.13 EN-PU-PB3.xx13 EN-PU-PB4.xx.13 EN-PU-SC.xx.11 EN-PU-LB1.xx.13 EN-PU-BK.V.15
EC 2 3 3 3 2 2 1
Locatie: PABO PABO PABO PABO PABO PABO PABO
EN-PU-NEL1.xx.12 EN-PU-BO2.V.14 EN-PU-RE1.xx.12 EN-PU-DD1.xx.12 EN-PU-EN1.xx.11 EN-PU-MU.xx.11 EN-PU-PB5.xx.13
Lange naam Persoon en beroep 1 Persoon en beroep 2 Persoon en beroep 3 Persoon en beroep 4 Schrijven Levensbeschouwing 1 Basiskennis en vaardigheden Nederlands en rekenen Nederlands 1 Lezen Beeldend onderwijs 2 Rekenen 1 Hele getallen Dans en drama Engels 1 Muziek Persoon en beroep 5
3 2 3 2 2 2 3
PABO PABO PABO PABO PABO PABO PABO
EN-PU-LB2.xx.13 EN-PU-RE2.xx.13 EN-PU-WOA.xx.12
Levensbeschouwing 2 Rekenen 2 Gebroken getallen Wereldoriëntatie A
2 3 4
PABO PABO PABO
EN-PU-VUINP.V.12 EN-PU-VUOPV.V.15 EN-PU-VUONT.V.15
Inleiding in de pedagogiek Opvoeding en hulpverlening voor PA2 Ontwikkeling en opvoeding
6 6 6
VU VU VU
Totaal
60
Postpropedeutische fase: 180 EC’s Voe-code: EN-PU-PB6.xx.13 EN-PU-PB7.xx.12 EN-PU-PB8 EN-PU-BW.xx.12 EN-PU-NE2.xx.13 EN-PU-WOB.xx.12 EN-PU-PBJKA.V.14 of EN-PU-PBOKA.V.14 EN-PU-KZS.V.14 EN-PU-BO3.V.14 EN-PU-ENCLIL.V.15 EN-PU-RE3.V.14 EN-PU-NE3.V.14 ENPU-DDM.V.14 EN-PU-PRNT of EN-PU-PRGS.V.15 of EN-PU-PRAK.V.14 EN-PU-PRMU.V.14 of PRBO.V.15 of EN-PU-PRDR EN-PU-PBJKB.V.15 of EN-PU-PBOKB.V.15
Lange naam Persoon en beroep 6 Persoon en beroep 7 Persoon en beroep 8 Bewegingsonderwijs Nederlands 2 Wereldorientatie ontwikkelen Persoon en beroep Jonge kind A Persoon en beroep Oudere kind A Persoon en beroep Keuzestage Beeldend onderwijs 3 Engels CLIL Rekenen 3 Meten en meetkunde Nederlands 3 Spelling en taalbeschouwing Dans, drama en muziek Vakprofilering natuur en techniek Vakprofilering geschiedenis Vakprofilering aardrijkskunde Vakprofilering muziek Vakprofilering beeldend onderwijs Vakprofilering drama Persoon en beroep jonge kind B Persoon en beroep oudere kind B
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
EC 3 2 3 4 3 4 5
Locatie: PABO PABO PABO PABO PABO PABO PABO
4 2 2 3 3 2 4
PABO PABO PABO PABO PABO PABO PABO
4
PABO
12
PABO
30
EN-PU-JKAFS. V.14 of EN-PU-OKAFS.V.14 EN-PU-AOVJK.V.15 of EN-PU-AOVOK.V.15 EN-PU-KB.V.14
Afsluitend examen praktijk jonge kind Afsluitend examen praktijk oudere kind Antwoord op verschillen jonge kind Antwoord op verschillen oudere kind Kennisbasis taal en rekenen
13
PABO
4
PABO
1
PABO
EN-PU-VUFP.V.12 EN-PU-VUHIS.V.15 EN-PU-VUSOO.V.15 EN-PU-VULEV.V.12 EN-PU-VUINT.V.15 EN-PU-VUCUR.V.12 EN-PU-VUOWK.V.12 EN-PU-VUVER1.V.15 EN-PU-VUVER2.V.15 EN-PU-VUVER3.V.15 EN-PU-VUOLK1.V.15 EN-PU-VUOLK2.V.15 EN-PU-VUOLK3.V.15 EN-PU-VUTHE.V.12
Filosofie en pedagogiek Pedagogische vragen in historisch perspectief Samenleving, opvoeding en onderwijs Levensbeschouwing en opvoeding Interviewvaardigheden Curriculumstudies Onderwijskunde in longitudinaal perspectief Verdieping 1 Verdieping 2 Verdieping 3 Onderzoekende leerkracht 1 Onderzoekende leerkracht 2 Onderzoekende leerkracht 3 Bachelor these
6 6 9 6 3 6 6 6 6 6 10 10 10 12
VU VU VU VU VU VU VU VU VU VU VU VU VU VU
Totaal
180
3 - Accreditatie De laatste accreditatie geldt van 30 april 2015 tot en met 29 april 2021
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
31
2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN Deze regeling wordt vastgesteld door de directeur, na verkregen advies van de Opleidingscommissie en na verkregen instemming van de deelraad. Hoofdstuk 1 – BEGRIPSBEPALINGEN
Art. 1.1 – Algemene begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: Accreditatie:
het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding positief is beoordeeld (artikel 1.1 sub s WHW).
Assessment:
een onderzoek naar de competenties die de student bezit.
Assessor:
degene die in een assessment beoordeelt in welke mate de student competenties heeft verworven.
Associate degree:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden, af te sluiten met een examen waaraan de graad Associate degree (Ad) is verbonden.
Bacheloropleiding:
zie hbo-bacheloropleiding.
Beroepsvereisten:
vereisten die voor de uitoefening van een bepaald beroep op grond van een wettelijk voorschrift worden gesteld (artikel 7.6 WHW). Tot deze vereisten behoren de eisen zoals neergelegd in de Richtlijnen van de Raad van de EG ten aanzien van verpleegkundigen.
CMR:
Centrale Medezeggenschapsraad.
College van Beroep:
het College van Beroep voor de Examens Windesheim dat door het College voor de examens van Bestuur is ingesteld (artikel 7:60 t/m 7:63 WHW). (CBE)
Colloquium Doctum:
toelatingsonderzoek wanneer niet aan de vooropleidingseis is voldaan (art. (21+ toets) 7:29 WHW).
Comakership:
tripartiete verhouding tussen Windesheim Flevoland, de student en een bedrijf of instelling waarbij de student als onderdeel van zijn curriculum een praktijkopdracht uitvoert.
Competentie:
het duurzaam vermogen tot handelen in een beroepscontext met waarneembaar resultaat, ter uitvoering van bepaalde verrichtingen in een omschreven beroepsrol. Competentiegericht onderwijs dat is gericht op het koppelen van de leerdoelen en eindkwalificaties van de opleiding aan de beroepspraktijk. aanduiding van het niveau waarop de competentie beheerst wordt.
Competentieniveau:
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
32
CROHO:
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, waarin de geaccrediteerde opleidingen in het Hoger Onderwijs zijn opgenomen (artikel 6.13 WHW).
Decaan:
De decaan begeleidt studenten in situaties waarin hun belang in het geding is. De decaan is de specialist op het gebied van wet- en regelgeving in het Hoger Onderwijs, opleidingsbeleid, studiefinanciering, financiële problemen, studeren met een functiebeperking en de regelgeving rondom rechten en plichten bij studiestagnatie- of versnelling.
Deeltijdopleiding:
een deeltijdopleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat de student werkzaamheden kan verrichten naast de onderwijsactiviteiten.
Domein:
is een samenstel van opleidingen die organisatorisch of qua inhoud bij elkaar horen.
Domeincompetenties:
de door de HBO-raad vastgelegde domeincompetenties in de informatiebank domeincompetenties.
Diplomasupplement:
document dat verplicht aan het getuigschrift wordt toegevoegd, waarop wordt vermeld de naam, de aard, het niveau, de context en de inhoud van de opleiding (artikel 7.11 lid 3 WHW).
Duale opleiding:
een duale opleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer periodes wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding (art. 7.7 lid 2 WHW).
EVC:
eerder of elders verworven competenties.
Examen:
de verzameling van met goed gevolg afgelegde tentamens binnen een opleiding waarmee de propedeutische fase, het Associate degree programma of de bachelor- of masteropleiding wordt afgesloten. Het examen wordt door de Examencommissie in vergadering bijeen vastgesteld.
Examencommissie:
iedere opleiding of groep van opleidingen, heeft een Examencommissie. Deze commissie is ingesteld op grond van artikel 7.12 van de WHW.
Examinator:
het door de Examencommissie aangewezen lid van het personeel dat belast is met het afnemen van tentamens.
Geschillen-
de Geschillenadviescommissie Windesheim die door het College van Bestuur is adviescommissie: ingesteld (art. 7:63a en art. 7:63b WHW).
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
33
hbo-bacheloropleiding:
een beroepsopleiding die aansluit op het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en is geregistreerd in het CROHO. Zie ook: voltijdopleiding, duale opleiding, deeltijdopleiding.
hbo-masteropleiding:
een opleiding volgend op een bacheloropleiding (artikel 7.3, 7.3a lid 2 sub b en 7.3b sub b van de WHW).
Hogeschool:
de Christelijke Hogeschool Windesheim.
Jaar:
studiejaar (zie studiejaar verderop in de begripsbepalingen).
Major:
een samenstel aan onderwijseenheden binnen een opleiding met een programmatische samenhang van 180 studiepunten voor de opleidingen op locatie Zwolle en 210 studiepunten voor de opleidingen op locatie Flevoland.
Minor:
een samenstel aan onderwijseenheden met een programmatische samenhang van 30 studiepunten.
Onderwijseenheid:
een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.13 van de WHW, bestaande uit - een kenmerkende beroepssituatie, waarbij het gaat om de integratie van kennis, vaardigheden en attitudes en de toepassing daarvan in de beroepscontext; - een ondersteunende onderwijseenheid, waar de nadruk ligt op kennis, vaardigheden en attitudes.
Onderwijsperiode:
een periode van 10 weken onderwijs met een maximale studielast van 18 studiepunten. Per studiejaar bedraagt de gemiddelde studielast van een periode 15 studiepunten. Voor het WHC geldt: een periode van 14 weken gevolgd door een periode van 3 weken met een studielast van respectievelijk 25 en 5 studiepunten.
Opleiding:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (artikel 7.3 WHW).
Persoonlijk Ontwikkelingsplan:
het document waarin een student zijn ontwikkeling vastlegt in relatie met de onderwijseenheden die tezamen de onderdelen van het door hem af te leggen afsluitend examen vormen.
Persoonlijk Activiteitenplan:
weergave van de door de student gevolgde en nog te volgen onderwijs eenheden.
Postpropedeuse:
de fase van de opleiding die volgt na het behalen van de propedeuse en wordt afgesloten met het afsluitend examen, ook wel hoofdfase genoemd.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
34
Premastertraject:
een deel van het examenprogramma dat de student voorbereidt op het volgen van een masteropleiding aan een universiteit.
Profileringsfonds:
het door het College van Bestuur ingestelde fonds van waaruit financiële ondersteuning verleend kan worden in de vorm van de toekenning van afstudeersteun en/of bestuurs- en topsportbeurzen.
Propedeuse:
de propedeutische fase van de opleiding, af te sluiten met het propedeutisch examen (artikel 7.8 WHW).
Semester:
twee opeenvolgende onderwijsperioden, die aanvangen in onderwijsperiode 1 en onderwijsperiode 3.
Student:
degene die is ingeschreven aan de hogeschool voor het volgen van onderwijs en het afleggen van de tentamens en de examens van een opleiding.
Studiejaar:
het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar (art. 1.1. WHW).
Studieloopbaanbegeleider:
een docent die door de directeur van het domein als zodanig is aangewezen en die de student begeleidt bij het maken van studie- en loopbaankeuzes. Voor de opleidingen op locatie Windesheim Flevoland dient de term studieloopbaanbegeleider te worden gelezen als studentbegeleider.
Studiepunt:
één studiepunt omvat een studielast van 28 studie-uren (ook European Credit genoemd).
Tentamen:
een beoordeling van de competenties van een student, waarin begrepen het onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden als bedoeld in artikel 7.10 van de WHW, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek door ten minste één door de Examencommissie aangewezen examinator. Een tentamen kan bestaan uit één of meerdere toetsen.
Toelatingscommissie:
commissie zoals bedoeld in art. 7.29 WHW welke belast is met het onderzoek naar de toelaatbaarheid van studenten voor het hoger onderwijs indien niet wordt voldaan aan de wettelijke (vooropleidings)eisen.
Toets:
Een toets is een evaluatievorm waarbij de student op een vastgesteld tijdstip en binnen de vastgestelde tijd een taak uitvoert. De toets kan meerdere vormen hebben.
Verkort studietraject:
het volgen van het onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren, doordat voor onderdelen vrijstellingen zijn verleend.
Versneld studietraject:
het volgen van het volledige onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren.
Vraaggestuurd
onderwijs waarbij de student bewuste en gemotiveerde keuzes maakt
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
35
onderwijs:
ten aanzien van de eigen studieloopbaan.
Week:
iedere week gedurende het kalenderjaar.
WEB:
Wet Educatie Beroepsonderwijs
WHW:
de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
36
Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING
Artikel 2.1 – Toegang (art. 7.24 WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art. 7.2.2 WEB) 1. Voor de inschrijving in een opleiding is als vooropleidingseis het bezit vereist van: a. Een vwo- dan wel havodiploma b. een diploma op mbo-4 niveau (WEB), dat wil zeggen een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding. 2. Inschrijving wordt geweigerd indien een student met een voorgenomen inschrijving tijdens de studiekeuzecheck een bindend afwijzend studiekeuzeadvies heeft gekregen als bedoeld in artikel 14 Reglement studiekeuzecheck Windesheim. Artikel 2.2 - Niet van toepassing Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art. 7.26 WHW) 1. De aanvullende vooropleidingseisen bij de opleiding zijn staan beschreven op de website http://goedvoorbereidnaardepabo.nl/. 2. Een student wordt uitsluitend ingeschreven na overlegging van het bewijs dat aan de eisen is voldaan. Artikel 2.4 – Vervallen
Artikel 2.4a- Niet van toepassing Artikel 2.5 – Toelating (art. 7.29 WHW) 1. Een student die op de inschrijvingsdatum ouder is dan 21 jaar en niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt daarvan vrijgesteld op basis van een met goed gevolg afgelegde 21+toets (colloquium doctum). 2. Niet van toepassing. 3. Voor studenten die in het bezit zijn van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de in het eerste lid genoemde leeftijdsgrens. Dit geldt ook indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overgelegd. 4. Het toelatingsbewijs wordt verstrekt door de Toelatingscommissie. 5. Het toelatingsbewijs geeft toegang tot de inschrijving voor de opleiding, dan wel toegang tot de loting of de decentrale selectie indien de opleiding een numerus fixus heeft. 6. De student wordt schriftelijk van het besluit tot toelating in kennis gesteld. 7. Lid 1 t/m 5 zijn niet van toepassing voor de Universitaire Pabo.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
37
Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW)
1. De bezitter van een Nederlandse bachelor- of mastergraad of van een getuigschrift van een propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen. 2. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat voorkomt in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.28, tweede lid van de WHW, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseisen, de aanvullende vooropleidingseisen en in het geval dat het een niet in Nederland afgegeven diploma betreft het vierde lid van dit artikel. 3. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat, na onderzoek, naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig wordt geacht aan een van de diploma’s zoals genoemd in art. 2.1, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen en de eis zoals genoemd in lid 4. 4. Indien sprake is van een buiten Nederland afgegeven diploma, wordt de vrijstelling, zoals genoemd in lid 2 en 3 verleend nadat bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, certificaat NT2, tenminste niveau II. 5. In plaats van het gestelde in lid 4 geldt voor studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma die volledig Engelstalig onderwijs gaan volgen dat moet zijn voldaan aan een met goed gevolg afgelegde TOEFL test (paper-based test, result 550, een TOEFL computer-based test, result 213 of een TOEFL internet-based test, result 80) of een IELTS 6.0. 6. In bijzondere gevallen kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de eis zoals genoemd in lid 4 en 5. 7. Lid 1 t/m 6 zijn niet van toepassing voor de Universitaire Pabo. Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen (art. 7.30 WHW) 1. De Examencommissie kan vrijstelling verlenen van het propedeutisch examen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat diploma naar het oordeel van de Examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het propedeutisch getuigschrift, onverminderd de aanvullende eisen. Of vrijstelling verleend kan worden is te vinden bij de Regels Examencommissie. 2. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de Examencommissie in kennis gesteld. 3. Lid 1 en 2 zijn niet van toepassing voor de Universitaire Pabo. Artikel 2.8 - EVC (art. 7.13 lid 2 sub r WHW) 1. Indien een Ervaringscertificaat is overgelegd in overeenstemming met de landelijke kwaliteitscode EVC, kan de Examencommissie bij aanvang van de studie vrijstellingen verlenen, voor zowel examenonderdelen van de propedeutische fase als van de hoofdfase van de opleiding. 2. Indien de student niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt door de Toelatingscommissie onderzocht in hoeverre met het overleggen van het Ervaringscertificaat is voldaan aan de eisen van het colloquium doctum zoals genoemd in art. 2.5 lid 1 van dit hoofdstuk. 3. De vrijstellingen worden verleend door de Examencommissie op basis van een intakegesprek met de betrokken student. 4. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de Examencommissie in kennis gesteld. 5. Lid 1 t/m 4 zijn niet van toepassing voor de Universitaire Pabo.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
38
Artikel 2.9 – Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) 1. Een student kan in bijzondere gevallen en na een zorgvuldige belangenafweging door het instellingsbestuur de inschrijving aan de opleiding worden geweigerd dan wel kan de inschrijving worden beëindigd, wanneer de student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Inschrijving of herinschrijving voor eenzelfde of verwante opleiding binnen of buiten de instelling kan worden geweigerd op basis van de gronden zoals genoemd in lid 1. 3. Wanneer sprake is van de situatie zoals genoemd in lid 1 kan worden besloten dat de student, die bij een andere opleiding een afstudeerrichting volgt die overeenkomt met of, gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, verwant is aan de opleiding zoals bedoeld in lid 1, die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding niet mag volgen. 4. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn te vinden in het Uitvoeringsreglement In- en Uitschrijving. 5. De student wordt geïnformeerd over de beëindiging van de inschrijving.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
39
Hoofdstuk 3 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 – Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs 1. De inrichting van de opleiding is zodanig dat studenten in staat worden gesteld het onderwijs vraaggestuurd te volgen en de algemene en beroepscompetenties te verwerven. Artikel 3.2 – Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) 1. De studielast van de bacheloropleiding bedraagt 240 studiepunten. Voor de opleidingen op de locatie Zwolle zijn 180 studiepunten gewijd aan de major en 60 studiepunten aan de minor(en) en/of het pre-mastertraject. Voor de opleidingen op locatie Flevoland zijn 210 studiepunten gewijd aan de major en 30 studiepunten aan de minor. 2. De opleiding is ingericht in een propedeutische fase die de eerste 60 studiepunten van de opleiding omvat en een postpropedeutische fase van 180 studiepunten. 3. Het propedeutisch examen wordt afgelegd over de onderwijseenheden van de propedeutische fase. De propedeutische fase is zodanig ingericht dat de student inzicht krijgt in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van selectie en verwijzing aan het einde van die fase. 4. De studielast van het studieprogramma is 60 studiepunten per jaar. 5. Iedere student wordt in beginsel in staat gesteld om 60 studiepunten per studiejaar te behalen. Indien het niet mogelijk is voor de opleiding om 60 studiepunten aan te bieden gelet op het tijdstip van inschrijving dan wel de eerder geleverde studieprestaties van de student, worden er met de betrokken student afspraken gemaakt om tot een studeerbaar onderwijsprogramma te komen. 6. Verwant aan de opleiding is een Associate degree programma ingesteld van 120 studiepunten. Binnen het Associate degree programma is een propedeutische fase ingesteld. Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding 1. De opleiding kent de volgende examens: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van de opleiding; c. het Associate degree examen ter afsluiting van het Associate degree programma. 2. Aan degene die het afsluitend examen van de opleiding heeft behaald, wordt de graad Bachelor verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. 3. Aan degene die het Associate degree examen heeft behaald wordt de Associate degree verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. Artikel 3.4 – Major 1. De major omvat meerdere onderwijseenheden. De major voor de locatie Zwolle bevat onderwijseenheden die tezamen 180 studiepunten omvatten. De major voor de locatie Flevoland bevat onderwijsheden die tezamen 210 studiepunten omvatten. 2. Binnen de major worden minimaal 8 en maximaal 16 studiepunten besteed aan studieloopbaanbegeleiding. 3. Binnen de major worden de competenties verworven, die, gezien het opleidings- en beroepsprofiel, voor alle studenten in de betreffende opleiding vereist zijn. 4. De onderwijseenheden van de major zijn ingericht rond kenmerkende beroepssituaties.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
40
Artikel 3.5 - Minors 1. De student kiest twee minors van elk 30 studiepunten, onverlet artikel 3.6. Voor de opleiding HBO Rechten en de opleidingen op de locatie Flevoland geldt dat één minor van 30 studiepunten wordt gekozen. 2. Een minor is samenhangend geheel van vooraf vastgestelde onderwijseenheden. Zonder voorafgaande instemming van de Examencommissie is het niet mogelijk hiervoor andere onderwijseenheden in de plaats te stellen. 3. Aan één minor kan de eis worden gesteld dat deze betrekking heeft op de domeincompetenties van de opleiding. De opleidingsgebonden minors welke betrekking hebben op de domeincompetenties zijn in H. 1.3.2 te vinden. De andere minor kan zo vrij mogelijk gekozen worden met inachtneming van lid 7. Voor de locatie Flevoland is de laatste volzin niet van toepassing (zie lid 1). 4. Van beide minors wordt er in elk geval één afgerond op bachelor- of gevorderd niveau. De andere minor mag worden afgerond op basisniveau. Voor de locatie Flevoland geldt: de minor mag worden afgerond op basisniveau. 5. De minors van de opleiding, gericht op de algemene hbo-kwalificaties, zijn opgenomen in een lijst in bijlage 4. Dit lid is niet van toepassing op de opleidingen op de locatie Flevoland. 6. Wanneer wordt gekozen voor een andere minor (opleiding- of domeinoverstijgende minor) dan opgenomen in de lijst van minors, dient voorafgaand toestemming te worden gevraagd aan de Examencommissie. 7. De opleiding die de minor aanbiedt stelt de eventuele ingangseisen vast. 8. De Examencommissie van de opleiding waar de student is ingeschreven, is verantwoordelijk voor de beslissing of de minor past in het examenprogramma van de student met als toetsingskader de overlap met de major of de andere minor. Voor de locatie Flevoland geldt: “of de andere minor” is niet van toepassing. 9. De minor kan bestaan uit een premastertraject voor een wetenschappelijke masteropleiding, waarbij is voldaan aan de toelatingseisen voor die master krachtens afspraken met de Examencommissie van de opleiding die de master aanbiedt. Artikel 3.6 – Niet van toepassing
Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid 1. Elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele studiepunten. 2. Een onderwijseenheid omvat ten hoogste 30 studiepunten. Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar 1. Een studiejaar bestaat uit 5 opeenvolgende onderwijsperioden. 2. Voor opleidingen op de locatie Zwolle vormen de onderwijsperioden 1 en 2 en de onderwijsperioden 3 en 4 elk een semester. 3. Onderwijsperiode 5 is bestemd voor herkansing en/of voor versnelling van de studie. 4. Lid 3 is niet van toepassing voor de Universitaire Pabo
Artikel 3.9 - Gedragscode Nederlandse taal 1. Het onderwijs in de onderwijseenheden van de opleiding wordt in de Nederlandse taal gegeven en de examens worden in de Nederlandse taal afgenomen tenzij: a. het onderwijs in de onderwijseenheid door een anderstalige docent wordt gegeven in het kader van een gastcollege dan wel; b. de onderwijseenheid facultatief van aard is en als keuzeonderwijs wordt aangeboden, dan wel; Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
41
c. het noodzakelijk wordt geacht dat studenten vaardigheid verwerven in het spreken, lezen en schrijven in de betreffende taal ter voorbereiding op o.m. deelname aan internationale uitwisseling of het volgen van internationale onderwijseenheden, dan wel; d. de onderwijseenheid voorafgaat aan en is bedoeld ter voorbereiding op een anderstalige opleiding, dan wel; e. de opleiding als geheel niet in de Nederlandse taal wordt aangeboden, dan wel; f. de opleiding een vreemde taal betreft. 2. Bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven, a. wordt bij de betreffende onderwijseenheid beschreven in welke taal het onderwijs wordt gegeven; b. wordt het onderwijs gegeven op een zodanig niveau dat het door de gemiddelde student met vrucht kan worden gevolgd; c. wordt op verzoek van studenten een samenvatting van de colleges in de Nederlandse taal verstrekt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e; d. kan het schriftelijke tentamen op gemotiveerd verzoek van de student ook in de Nederlandse taal worden gemaakt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
42
Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art. 7.13 lid 2 sub u WHW)
Artikel 4.1 - Studiebegeleiding 1. Studiebegeleiding bestaat uit: a. Studieloopbaanbegeleiding b. Algemene studiebegeleiding. c. Bijzondere studiebegeleiding. 2. Voor de opleidingen op locatie Flevoland geldt dat de studiebegeleiding bestaat uit studentbegeleiding waaronder is begrepen studieloopbaanbegeleiding. Daar waar de term studieloopbaanbegeleider in art. 4.2 wordt gebruikt, moet deze worden gelezen als studentbegeleider. Artikel 4.2 - Studieloopbaanbegeleiding 1. Aan elke student wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand na aanvang van de studie een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het maken van studie- en loopbaankeuzes met als resultaat het ontwikkelen van de studieloopbaan en van een eigen arbeidsidentiteit. 2. De studieloopbaanbegeleider geeft binnen vijf maanden na aanvang van de studie op basis van ten minste drie gesprekken met de student, een voorlopig studieadvies. Dit advies wordt door de studieloopbaanbegeleider nader onderbouwd in een gesprek met de student. Voor afstandslerenstudenten kan een afwijkende regeling gelden. De procedure met betrekking tot het voorlopige advies is hier te vinden. 3. De studieloopbaanbegeleider adviseert de Examencommissie in geval de Examencommissie voornemens is aan een bindend studieadvies een afwijzing te verbinden. Het bindend studieadvies wordt beschreven in hoofdstuk 5. 4. Waar nodig verwijst de studieloopbaanbegeleider de student intern of extern door. 5. De student overlegt met zijn studieloopbaanbegeleider over de voortgang van zijn leerproces in het kader van het door hem op te stellen persoonlijk activiteitenplan, waarin wordt beschreven aan welke competenties de student wil werken en op welke wijze. 6. De onderwijseenheden met betrekking tot de studieloopbaanbegeleiding behoren tot de major. De totale omvang van de studieloopbaanbegeleiding en de verdeling van studiepunten is te vinden in Deel 1, hoofdstuk C, 2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden. Artikel 4.3 - Algemene studiebegeleiding 1. De algemene studiebegeleiding bestaat uit begeleidingsvormen die gericht zijn op de studievoortgang en het welbevinden van de student. 2. De algemene studiebegeleiding bestaat uit: a. De studentbegeleiding door de studentendecaan. b. De studentbegeleiding door de studentenpsycholoog. c. De diensten van het studieloopbaancentrum.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
43
Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding 1. Een student kan in de gelegenheid worden gesteld om op een aangepaste wijze deel te nemen aan het onderwijs of de tentamens. Deze mogelijkheid wordt in elk geval geboden aan: a. studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking. Hierbij wordt het Uitvoeringsreglement studenten met een functiebeperking (SMF) in acht genomen. Het Uitvoeringsreglement is hier te vinden; b. studenten in een Nederlandstalige opleiding met een niet-Nederlandse vooropleiding en/of studenten met een gebleken achterstand in de Nederlandse taal; c. studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname in het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid; d. studenten met één van de hier vermelde Topsport statussen conform de regeling Profileringsfonds die hier te vinden is. e. studenten met een topondernemersstatus conform de Topondernemersregeling, welke hier te vinden is. 2. De student die gebruik wil maken van een voorziening als bedoeld in lid 1, moet hiertoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen (tenzij dit al in een overeenkomst met de student is vastgelegd). De intake hiertoe start bij de decanen in het studiesuccescentrum. Zo’n verzoek kan betrekking hebben op het onderwijs of de tentamens in het algemeen maar het kan ook één of meer specifieke onderwijseenheden en/of tentamens betreffen. 3. De student dient het verzoek in bij de Examencommissie wanneer het gaat om aanpassing van het onderwijsprogramma en de tentamens / examens en bij de directeur wanneer het gaat om het verstrekken van materiële faciliteiten en overige faciliteiten in de onderwijsvoorzieningen, waarin begrepen de begeleiding van de student bij het plannen van zijn studie. 4. De beslissing wordt, indien het een bijzondere begeleiding ex. artikel 1 lid a t/m c betreft, genomen met inachtneming van het Uitvoeringsreglement Studeren met een Functiebeperking. De beslissing op grond van lid 1d wordt genomen met inachtneming van de regeling Profileringsfonds. De beslissing op grond van lid 1 e wordt genomen met inachtneming van de Topondernemersregeling. 5. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de student en voor zover nodig aan de betrokken coördinator Diversiteit binnen de opleiding, de betrokken docenten en/of examinator(en).
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
44
Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES
Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies 1. De Examencommissie brengt namens het instellingsbestuur aan elke student die is ingeschreven in de propedeutische fase van de opleiding het studieadvies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, waaraan ook een afwijzing kan worden verbonden. 2. Het studieadvies is gebaseerd op de door de student behaalde studieresultaten. Het advies geeft een indicatie voor het verdere verloop van deze studie bij gelijkblijvende inspanningen van zowel de opleiding als van de student. 3. De Examencommissie betrekt in zijn advies de persoonlijke omstandigheden van de student zoals aangegeven in het Uitvoeringsbesluit WHW (Stb. 1993, 48). 4. De Examencommissie brengt het eerste advies aan de studenten niet eerder uit dan het moment waarop de student vier onderwijsperioden voor de opleiding ingeschreven staat. 5. Voor het bepalen van het aantal behaalde studiepunten tellen vrijstellingen niet mee. 6. Zolang het propedeutisch examen nog niet is behaald, kan na afloop van ieder semester opnieuw een studieadvies worden uitgebracht waaraan een afwijzing wordt verbonden. Tweede en eventueel latere adviezen worden uitgebracht na acht onderwijsperiodes, waarbij tevens de studienorm is aangegeven 7. Na het behalen van de propedeuse kan aan een studieadvies geen afwijzing meer worden verbonden. 8. Een student kan verzoeken om opschorting of intrekking van een studieadvies. Hiertoe dient een met redenen omkleed verzoek te worden ingediend bij de Examencommissie. Artikel 5.2 - Afwijzing bij het studieadvies 1. Aan het eerste studieadvies wordt een afwijzing verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 54 studiepunten heeft behaald. Voor de te behalen studiepunten zijn onderwijseenheden aangewezen, waarvan de studiepunten in elk geval moeten zijn behaald. Deze kwalitatieve eisen zijn in bijlage 5 te vinden. Studenten van de Universitaire Pabo moeten voor het Bindend Studie Advies 27 EC’s halen van de 30 EC’s die de lerarenopleiding basisonderwijs in het eerste studiejaar aanbiedt. De resterende EC’s van het reguliere programma van de lerarenopleiding basisonderwijs doen deze studenten in het tweede studiejaar. Voor de te behalen studiepunten zijn onderwijseenheden aangewezen, waarvan de studiepunten in elk geval moeten zijn behaald. Deze kwalitatieve eisen zijn te vinden in bijlage 5. 2. Voor de voltijdse afstandslerenstudenten geldt in afwijking van lid 1 dat aan het eerste studieadvies een afwijzing wordt verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 45 studiepunten heeft behaald. 3. Aan volgende studieadviezen wordt een afwijzing verbonden, indien de student niet heeft voldaan aan de in leden 1 tot en met 4 vastgelegde norm. 4. Alle studenten dienen uiterlijk na twee jaren van inschrijving het propedeutisch examen te hebben behaald. 5. Indien de afwijzing achterwege is gebleven wegens persoonlijke omstandigheden, kan de Examencommissie voor het daaropvolgende studiejaar voor de betreffende student een individuele studienorm vaststellen. De Examencommissie bepaalt de periode waarbinnen de studiepunten moeten zijn behaald. Indien de studiepunten niet binnen de vastgestelde periode zijn behaald, ontvangt de student alsnog een afwijzing. 6. De afwijzing heeft betrekking op de opleiding waarvoor de student is ingeschreven. 7. Bij afwijzing wordt de inschrijving voor de opleiding beëindigd. De student wordt ten minste twee jaar niet meer ingeschreven in de opleidingen waarvoor de afwijzing geldt. Bij een eventueel nieuw verzoek tot inschrijving dient de student ten genoegen van de Examencommissie aannemelijk te maken dat hij die opleiding dit maal met succes zal kunnen volgen. De Examencommissie kan hiervoor regels vaststellen. Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
45
Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies 1. De student wordt in het kader van de studiebegeleiding ten minste één maal schriftelijk gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan de norm van de studievoortgang. 2. Indien een student bij het studieadvies niet het door hem te behalen aantal studiepunten heeft behaald in de onderwijseenheden waarin deze moeten zijn behaald, vraagt de Examencommissie a. het advies van de decaan met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de student; b. het advies van de studieloopbaanbegeleider met betrekking tot de studieloopbaan van de student. 3. De Examencommissie betrekt beide adviezen bij het te nemen besluit. 4. Indien de Examencommissie voornemens is aan het studieadvies een afwijzing te verbinden, stelt zij de student daarvan schriftelijk op de hoogte en stelt hem daarbij tevens in de gelegenheid voorafgaand aan het nemen van het besluit te worden gehoord. De Examencommissie voegt bij het bericht de studievoortgangslijst waarop het voornemen is gebaseerd. 5. De Examencommissie stelt de student schriftelijk en gemotiveerd in kennis van haar besluit tot afwijzing en wijst de student op de mogelijkheid van het instellen van beroep. 6. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn hier te vinden. 7. Elke Examencommissie rapporteert jaarlijks aan het College van Bestuur over het aantal gegeven afwijzingen. Zij kan daarbij tevens adviseren of en in welk opzicht de regels met betrekking tot de afwijzing verbonden aan het studieadvies, aanpassing behoeven.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
46
Hoofdstuk 6 – TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS
Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens 1. Het tentamen bestaat uit één of meerdere van de volgende vormen: a. een schriftelijke of mondelinge toets; b. een portfolio of werkstuk; c. een assessment. 2. De vorm(en) van het tentamen wordt/worden bij elke onderwijseenheid aangegeven. 3. De datum waarop de laatste toets van het tentamen is afgelegd dan wel waarop de toets moet worden ingeleverd, wordt als tentamendatum geregistreerd. Artikel 6.2 - Schriftelijke toets 1. Een schriftelijke toets wordt afgenomen aan, of onmiddellijk na het einde van de onderwijsperiode waarin het onderwijs in de onderwijseenheid is verzorgd. 2. In de regel is de herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de hoofdfase aan het einde van de daaropvolgende periode. De herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse is in de regel in de loop van de daaropvolgende periode. 3. Om deel te nemen aan een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de hoofdfase moet de student zich voor deze toets inschrijven. Met uitzondering van schriftelijke toetsen bij de opleidingen afstandsonderwijs is inschrijven niet nodig voor deelname aan een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse. 4. Bij aanvang van het tentamen moet de student de presentielijst tekenen en zich kunnen legitimeren door middel van zijn collegekaart van het lopende studiejaar en een geldig identiteitsbewijs (2 x ID). Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets 1. Een groepsgewijs afgenomen toets in de vorm van een portfolio of werkstuk is zodanig ingericht dat door de examinator een individuele beoordeling kan worden gegeven. 2. Het portfolio, documenten in het portfolio en/of ander schriftelijke werkstukken van studenten kunnen worden gecontroleerd op een juiste wijze van bronvermelding, eventueel met behulp van een plagiaatchecker. Het kopiëren van andermans werk zonder bronvermelding is een vorm van fraude. De Examencommissie is bevoegd om bij fraude een strafmaatregel op te leggen. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. Artikel 6.4 - Mondelinge toets 1. Bij een mondelinge toets wordt als regel niet meer dan één persoon tegelijk getoetst. De opleiding kan hier gemotiveerd van afwijken. 2. De mondelinge toets is openbaar. De Examencommissie of de desbetreffende examinator kunnen in een bijzonder geval anders bepalen. In het geval de student gemotiveerd tegen de openbaarheid bezwaar heeft gemaakt neemt de Examencommissie een beslissing over de openbaarheid van de mondelinge toets. 3. De Examencommissie kan besluiten dat een mondelinge toets wordt afgelegd in aanwezigheid van een tweede examinator. Indien de Examencommissie geen besluit heeft genomen, kan de student de Examencommissie schriftelijk verzoeken de mondelinge toets te mogen afleggen in aanwezigheid van een tweede examinator, of het tentamen vast te leggen op een mediadrager. 4. De datum waarop de mondelinge toets is afgelegd wordt geregistreerd als tentamendatum. Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
47
Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens 1. Een student kan de Examencommissie verzoeken vrijstelling te geven voor het afleggen van een of meer tentamens. De student dient aan te tonen dat hij op grond van elders in het hoger onderwijs behaalde tentamens of examens, dan wel op grond van buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, voldoet aan het/de leerdoel(en) van die onderwijseenheid en deze deel uitmaakt van het examen van de student. 2. De van toepassing zijnde regels voor het aanvragen van een vrijstelling zijn opgenomen in het Reglement Examencommissie. 3. Een vrijstelling wordt in de studievoortgangregistratie verwerkt. Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens 1. Een tentamen kan niet worden afgelegd indien niet aan de ingangseisen van de betreffende onderwijseenheid is voldaan. 2. Elk tentamen kan maximaal tweemaal per jaar worden afgelegd. Nadere regels omtrent herkansingen zijn te vinden in het Reglement Examencommissie. De Examencommissie kan besluiten dat individuele studenten een extra tentamenkans krijgen. 3. Indien de student bij het eerste studieadvies als bedoeld in art. 5.1, 54 of meer studiepunten heeft behaald, maar minder dan 60 studiepunten, krijgt de student in afwijking van lid 2 driemaal de mogelijkheid een propedeusetentamen af te leggen. De derde tentamenmogelijkheid vindt plaats in de vijfde periode. 4. Een tentamen dat met voldoende resultaat is afgelegd, kan niet opnieuw worden afgelegd. Indien het cijfer van een onderwijseenheid is gebaseerd op de beoordeling van meer dan één onderdeel en een onderdeel meer dan eenmaal wordt afgelegd, telt het hoogst behaalde cijfer van elk onderdeel, onverlet lid 2 en lid 3. 5. In bijzondere gevallen kan voorafgaand aan het studiejaar worden bepaald dat het tentamen voor een onderwijseenheid maar één maal per jaar kan worden afgelegd. 6. De ‘Regels Tentaminering’ met daarin de regels die van toepassing zijn tijdens de tentamens, zijn uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. Deze Regels zijn hier (Voltijd) en hier (Deeltijd) te vinden. 8. De student kan de Examencommissie verzoeken wegens bijzondere omstandigheden het tentamen op een andere wijze af te leggen dan aangegeven bij de desbetreffende onderwijseenheid. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. 9. Aan studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking kan de gelegenheid worden geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
Artikel 6.7 - Cijfers 1. Met in achtneming van het bepaalde in de volgende volzinnen, moet ieder tentamen van een examen moet met goed gevolg worden afgelegd. 2. Bij de beoordeling van de tentamens wordt de volgende normering gehanteerd: a) een cijfer of letter(combinatie): 1 of zs = zeer slecht / very poor 2 of s = slecht / poor 3 of zo = zeer onvoldoende / very insufficient 4 of o = onvoldoende / insufficient 5 of bv = bijna voldoende / almost sufficient 6 of v = voldoende / sufficient 7 of rv = ruim voldoende / satisfactory Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
48
8 of g = goed / good 9 of zg = zeer goed / very good 10 of u = uitmuntend / excellent b) een oordeel V, NV = Voldaan / Pass, Niet Voldaan / Fail c) een beoordeling vr = vrijstelling / exemption d) een beoordeling Evr = vrijstelling op grond van Ervaringscertificaten / exemption based on an assessment of prior learning Artikel 6.8 – Toetsuitslag en tentamencijfer 1. De uitslag van de toetsen wordt door de examinator vastgesteld en bekend gemaakt binnen 3 weken na het afleggen van de toets. 2. De Examencommissie stelt regels vast voor de bekendmaking van de uitslag van toetsuitslagen en tentamencijfers. Deze regels zijn in het Reglement Examencommissie opgenomen. 3. De student heeft digitaal toegang tot zijn studievoortganglijst, waarop de uitslag van elk door hem afgelegd tentamen is opgenomen. Bij het verkrijgen van toegang wordt de student geïnformeerd over het recht op inzage zoals bedoeld in artikel 6.9 van deze regeling, alsmede op de mogelijkheid tegen de beoordeling van tentamens beroep in te stellen bij het College van Beroep voor de Examens. Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk 1. Gedurende een periode van ten minste 3 weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Gedurende deze termijn kan een student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de beoordelingsnormen. 2. In afwijking van lid 1 kan de Examencommissie bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste één vast tijdstip. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op de vastgestelde plaats en tijdstip, wordt hem een andere mogelijkheid geboden (zie het Reglement Examencommissie). Artikel 6.10 – Geldigheidsduur tentamens en vrijstellingen 1. De geldigheidsduur van tentamens en vrijstellingen is vier jaar. 2. De geldigheidsduur kan op verzoek van een student door de Examencommissie worden verlengd. 3. De geldigheidsduur kan worden verkort door de opleiding.
Artikel 6.11 - Examen 1. De Examencommissie stelt in vergadering bijeen de uitslag van het examen vast, nadat de Examencommissie heeft onderzocht of de student aan alle voor het desbetreffende examen geldende verplichtingen heeft voldaan en of de student voldoet aan de voorwaarden die deze onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad. De Examencommissie kan hiertoe een door of namens haar zelf te verrichten onderzoek uitvoeren. 2. In het Reglement Examencommissie is de wijze vastgelegd waarop de Examencommissie uitvoering geeft aan het bepaalde in lid 1. 3. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift vermeldt in ieder geval de opleiding waarin het examen is afgelegd, de onderdelen van het examen en de graad die is verleend. 4. De Examencommissie reikt naast het getuigschrift een diplomasupplement uit. Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
49
Artikel 6.12 - Cum laude 1. Het propedeutisch examen en het afsluitend examen van de bachelor kunnen cum laude worden afgelegd. 2. Het propedeutisch examen is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de propedeuse ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het propedeutisch examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 30 credits van de propedeuse een tentamen is afgenomen. 3. Het afsluitende examen van de bachelor is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de hoofdfase ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het afsluitende examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 120 credits van de hoofdfase een tentamen is afgenomen. 4. Het toekennen van cum laude is nader uitgewerkt in het reglement “Cum laude Windesheim”. Dit reglement is hier te vinden.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
50
Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE
Artikel 7.1 - Instelling en taken Examencommissie 1. De directeur van het domein stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen van het domein een Examencommissie in. 2. De Examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. Naast het bepaalde in lid 2 heeft de Examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: het borgen van de kwaliteit van de tentamens, het aanwijzen van examinatoren om tentamens en examens af te nemen en de uitslag daarvan vast te stellen, het borgen van een correcte organisatie en coördinatie van de tentamens en examens van de opleiding(en), het uitbrengen van het bindend studieadvies alsmede het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 4. De Examencommissie stelt richtlijnen en beoordelingsnormen vast voor de uitslag van tentamens en examens. Deze richtlijnen en beoordelingsnormen zijn te vinden in het Reglement Examencommissie. 5. Het Reglement Examencommissie bevat, naast hetgeen genoemd in lid 4, in elk geval bepalingen omtrent: a. het verlenen van vrijstellingen; b. fraude; c. het beleid met betrekking tot de goedkeuring van het PAP; d. het aanvragen en uitreiken van getuigschriften; e. de gang van zaken tijdens de tentamens. Het Reglement Examencommissie is in het Studentenstatuut te vinden. Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling Examencommissie 1. De directeur van het domein benoemt de leden van de Examencommissie waaronder begrepen de voorzitter, op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding of van de groep van opleidingen. 2. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een opleiding die tot de groep van opleidingen behoort. Ten minste één lid is niet verbonden aan de opleiding of aan één van de andere opleidingen uit het domein waartoe de opleiding behoort. Er worden geen commissieleden benoemd die een managementfunctie binnen Windesheim hebben met een financiële verantwoordelijkheid. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort de directeur de leden van de Examencommissie. 4. De Examencommissie bestaat uit ten minste vijf leden. Uitzondering hierop is de Examencommissie van het Windesheim Honours College, deze bestaat uit minimaal drie leden. 5. De Examencommissie kent voldoende plaatsvervangende leden om zonder onderbreking haar taken als bedoeld in artikel 7.1 uit te kunnen voeren. 6. De benoeming geschiedt voor een periode van 3 jaar. De leden zijn opnieuw benoembaar. De benoeming van het lid als genoemd in lid 2, tweede volzin, wordt benoemd voor een periode van 1 jaar en kan maximaal 2 keer opnieuw benoemd worden. 7. Het lidmaatschap van de in het tweede lid, eerste volzin genoemde lid van de Examencommissie, eindigt indien de betrokkene niet meer aan de opleiding of instelling is verbonden. 8. De leden van de Examencommissie hebben in geen enkel opzicht een financiële verantwoordelijkheid voor of binnen de opleiding. 9. Aan een Examencommissie kan een ambtelijk secretaris worden toegevoegd.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
51
Artikel 7.3 - Subcommissies 1. De Examencommissie kan al dan niet uit haar midden een onder haar verantwoordelijkheid functionerende commissie instellen met betrekking tot bijvoorbeeld: a. het doen van beleidsvoorstellen met betrekking tot het goedkeuren van regelmatig voorkomende persoonlijke activiteitenplannen van studenten; b. het goedkeuren van persoonlijke activiteitenplannen van studenten; c. het bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling. 2. De Examencommissie maakt voorstellen zoals bedoeld in lid 1 sub a bekend in de door haar opgestelde regels (zie artikel 7.1 lid 4). Deze besluiten kunnen worden gewijzigd en/of ingetrokken met ingang van het tweede semester volgend op de datum van het besluit. Artikel 7.4 - Examinatoren 1. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de Examencommissie examinatoren aan. 2. Als examinator kunnen worden aangewezen leden van het personeel die met het verzorgen van onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van binnen of buiten de instelling. 3. De examinatoren verstrekken de Examencommissie de gevraagde inlichtingen. Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen 1. Het getuigschrift wordt niet eerder uitgereikt dan nadat de Examencommissie heeft vastgesteld dat: a. de student conform artikel 6.11 lid 1 heeft voldaan heeft aan de voorwaarden die deze onderwijsen examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad, b. de student aan al zijn studie-verplichtingen heeft voldaan; c. de student aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; d. de student aan de overige bij wet gestelde vereisten heeft voldaan. 2. De Examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een supplement toe. Het supplement wordt opgesteld in het Engels. 3. De Examencommissie reikt op verzoek van de student een verklaring uit in de gevallen dat een student meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd, maar aan hem geen getuigschrift kan worden uitgereikt. 4. De Examencommissie kan regels van procedurele aard vaststellen ten aanzien van de uitreiking van getuigschriften en verklaringen.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
52
Hoofdstuk 8 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Tegen besluiten op grond van deze regeling genomen staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens Windesheim. Het reglement van het College van Beroep voor de Examens is hier te vinden. Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Tentamens van onderwijseenheden, die niet meer in het onderwijsprogramma zijn opgenomen, worden in het eerste daaropvolgende studiejaar voor de studenten die het onderwijs daarin al hebben gevolgd, nog ten minste eenmaal afgenomen. Artikel 8.3 - Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling De bij deze regeling behorende uitwerkingen vormen tezamen met deze regeling de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen 1. De bij deze regeling behorende overgangsregeling is in bijlage 6 te vinden, waarbij is aangegeven: a. op welke studenten (zo nodig per jaar van inschrijving) de regeling van toepassing is; b. voor welke minor en/of onderwijsheden de overgangsregeling van toepassing is; c. de jaren waarin het onderwijs uiterlijk nog wordt gegeven en de jaren waarin de tentamens uiterlijk nog kunnen worden afgelegd. 2. In de gevallen waarin deze onderwijs- en examenregeling niet voorziet, beslist de directeur van het domein. Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd 1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015 en loopt tot 1 september 2016. 2. Het format van de Onderwijs- en Examenregeling is door het College van Bestuur op 26 mei 2015 vastgesteld, na instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad op 13 mei 2015. 3. De directeur van het domein Bewegen en Educatie, de heer H.F. Frantzen, heeft de Onderwijs en Examenregeling van de Lerarenopleiding Basisonderwijs vastgesteld op 11 juni 2015 (exclusief Teachers College), na het advies van de Opleidingscommissie en na instemming van de Deelraad, respectievelijk op 4 juni 2015 (Opleidingscommissie) en 11 juni 2015 (Deelraad, exclusief Teachers College). Ondertekening door de directeur is als separaat besluit beschikbaar.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
53
Bijlage 1 Leerroute versnellingstraject afstandsleren Voor starters per studiejaar 2014-2015
Lerarenopleiding Basisonderwijs locatie Zwolle
De lerarenopleiding basisonderwijs Windesheim Zwolle biedt sinds het studiejaar 2013-2014 een versneld traject aan. In dit document zijn de voorwaarden en het leerplan vastgesteld voor alle studenten die in 2014-2015 of later starten met het versnellingstraject. Voor studenten die in 20132014 zijn gestart gelden de voorwaarden en het leerplan vanaf het tweede jaar van hun leerplan. Het traject wordt alleen aangeboden voor studenten afstandsleren en is slechts toegankelijk voor studenten met een afgeronde HBO of WO opleiding.
Het totaal van 240 EC’s kan worden behaald in 2,5 jaar (inclusief minor). De student voldoet aan de doelen van alle toetsen, echter, de student behaalt meer dan 30 ECs per semester en op bepaalde onderdelen vindt alternatieve toetsing plaats.
Elke student die zich aanmeldt voor de opleiding en in het bezit is van een getuigschrift van een afgeronde HBO-WO opleiding, start in het versnellingstraject. Daarnaast kan de student individuele vrijstellingen aanvragen. Deze worden volgens de reguliere procedure door de Examencommissie toegekend.
Na het eerste semester van het eerste jaar en na het tweede semester van het eerste jaar wordt bepaald of de student mag blijven studeren in het versnellingstraject of dat de student wordt overgeplaatst naar de reguliere route. De student valt onder de BSA norm zoals geformuleerd in het OER.
Studiecontract Teneinde verwachtingen en afspraken van een bindend karakter te voorzien, wordt een studiecontract opgesteld tussen student en de opleiding. De volgende onderwerpen worden hierin o.a. opgenomen: Bij aanvang van de studie wordt een studiecontract opgesteld voor het eerste semester van het eerste jaar: De student behaalt tenminste 30 EC’s gedurende het eerste semester van het eerste jaar. De student behaalt EN-PO-OO3 met minimaal een 5,5 De student behaalt EN-PE-WO2 met minimaal een 5,5
Indien de student de norm van 30 EC’s met de kwalitatieve eisen niet behaalt, verliest de student het recht om in het versnellingstraject te studeren en vervolgt hij/zij in het tweede semester van het eerste jaar de studie in de reguliere route. Dit wordt vastgesteld door de Examencommissie en gecommuniceerd met de student.
Gezien de nakijktermijn die is vastgesteld in het OER, zijn de toetsresultaten niet bekend vóór de aanvang van semester 2. Dat betekent dat het formele besluit van de Examencommissie om het versnellingstraject te mogen blijven vervolgen pas genomen kan worden, als het onderwijs van semester Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
54
2 al is begonnen. Daarom heeft de student direct na de toetsperiode van semester 1 een voortgangsgesprek met de P&B-docent. In dat gesprek wordt bekeken of er aanleiding is voor de student en/of de opleiding om het versnellingstraject stop te zetten. Mogelijke redenen kunnen zijn dat de studielast die de student ervaart te zwaar is of dat de student niet alle toetsen heeft gemaakt/opdrachten heeft ingeleverd. Op basis van dat gesprek wordt een advies gegeven voor voorzetting van het versnellingstraject. Indien een student besluit om te stoppen met het versnellingstraject, kan hij per direct doorstuderen in de reguliere route.
Indien de student de norm van 30 EC’s met de kwalitatieve eisen behaalt, dan wordt er een nieuw studiecontract opgesteld voor het tweede semester van het eerste jaar. Hierin wordt opgenomen: De student behaalt ten minste 60 EC’s gedurende het eerste jaar De student behaalt EN-PE-PB4 met minimaal een 7 De student behaalt EN-PE-KU2 met minimaal een 5,5
Indien de student de norm van 60 EC’s met de kwalitatieve eisen niet behaalt, verliest de student het recht om in het versnellingstraject te studeren en vervolgt hij/zij in het tweede jaar de studie in de reguliere route. Dit wordt vastgesteld door de Examencommissie en gecommuniceerd met de student. Indien de student de norm van 60 EC’s met de kwalitatieve eisen behaalt, dan vervolgt de student de rest van de studie in het versnellingstraject. Dit wordt vastgesteld door de Examencommissie en gecommuniceerd met de student.
Leerplan In onderstaande overzicht staat het leerplan voor dat geldt voor alle studenten in het EN-PE curriculum. De doelstellingen van de onderwijseenheden die geel zijn gearceerd, worden getoetst in de onderwijseenheden die groen zijn gearceerd. De doelen van PB2 worden getoetst in OO3 d.m.v. extra beroepsproducten. De doelen van PB3 worden getoetst in PB4 met een verzwaard portfolio (extra beroepsproducten). De doelen van WO1 worden getoetst in WO2 door middel van een verzwaard vakdossier. De doelen van KU1 worden getoetst in KU2 met een alternatieve verzwaarde afronding. De doelen van PBJKA/PBOKA worden getoetst in PBJKB/PBOKB met een verzwaard portfolio (extra beroepsproducten) De doelen van HGWJK1/HGWOK1 worden getoetst in HGWJK2/HGWOK2 door middel van een verzwaard portfolio (extra beroepsproducten).
Wanneer de student de groen gearceerde onderwijseenheden met minimaal een voldoende afrondt, krijgt hij ook de beoordeling van de daarbij horende geel gearceerde onderwijseenheden. De Examencommissie draagt zorg voor de administratieve afhandeling.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
55
Column1 S1
S2
Jaar 1 OO3 PE1 NE1 RE1 WO1 BK EN1
PB2 LB1 NE2 RE2 KU1 SC
EC
Jaar 2 10 PB3 2 PE2 5 NE3 5WO2 6 BW 1 1 30
EC2
Jaar 3 EC3 11 PBJK/OKA 4HGWJK/OK1 4 PRGS/TN/AK 7 PRBO/MU/DR 4
Jaar 4 Column4 12 PBOK/JKB 10 7HGWJK/O 6 6 MS 6 5 CB 4 KB 1 LB3 3
30
30
30
10 PB4 2 PE3 5 RE3 5KU2 6 EN2 2 INT
10 MINOR 5 4 7 2 2
30 PBAFS AP
20 10
30
30
30
30
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
56
Indien de student de gehele leerroute versneld uitvoert, ziet het onderwijs er voor de student als volgt uit7: Column1 S1
S2
Jaar 1 OO3 extra peroepsproducten
EC
Jaar 2 10 PBOK/JKB verzwaard por
EC2 10
PE1
2 HGWJK/OK2 verzwaard p
6
NE1
5 PRGS/TN/AK
6
RE1
5 PRBO/MU/DR
5
WO2 verzwaard vakdossier
7 INT
2
BK
1 BW
4
EN1
1 EN2
2
LB1
2 KB
1
SC
2
PE2
4
PB4 verzwaard portfolio
39
36
10 PBAFS
20
NE2
5 AP
10
RE2
5 MS
6
KU2 verzwaarde toetsing
7 CB
4
PE3
5 LB3
3
NE3
4
RE3
4 40
43
7
Dit betreft het leerplan zonder minor. De minoren worden in principe steeds in het tweede semester aangeboden. De student kan pas aan een minor deelnemen vanaf het tweede studiejaar.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
57
Bijlage 2A Procedure behalen twee bachelors: lerarenopleiding basisonderwijs en lerarenopleiding voortgezet onderwijs Inleiding Binnen het domein Bewegen en Educatie is gesteld dat het mogelijk moet zijn voor studenten naast hun bachelor lerarenopleiding basisonderwijs (pabo), ook een tweede bachelor lerarenopleiding voortgezet onderwijs (LVO) te behalen in het vakgebied Nederlands. Omdat de te behalen doelen en competenties van beide opleidingen deels overlappen, kunnen studenten door het volgen van extra onderwijs en het verkrijgen van vrijstellingen op grond van bij de pabo behaalde onderwijseenheden in beperkte extra tijd twee diploma’s behalen. De procedure in dit document geldt voor studenten van Windesheim en Windesheim Flevoland. De student is ingeschreven bij de pabo en volgt “extra gevolgd onderwijs”. Dit kan zonder inschrijving bij een LVO-opleiding. Inschrijving bij de opleiding LVO vindt plaats bij aanvang van het studiejaar waarin diploma LVO wordt verwacht behaald te worden. Het 240 EC’s curriculum LVO wordt behaald door het afronden van aangewezen onderwijseenheden LVO plus vrijstellingen voor de rest van de onderwijseenheden op grond van behaalde onderwijseenheden van de pabo. Indien een student besluit niet langer onderwijs te volgen bij LVO, dan worden zijn reeds behaalde onderwijseenheden van de LVO-opleiding bij afstuderen op de cijferlijst van de pabo gezet als extra gevolgd onderwijs. Procedure 1. Indien een student belangstelling heeft voor het traject, gaat hij in gesprek met de LWB-er (locatie Zwolle) of de coach (Windesheim Flevoland). Indien de begeleider een positief advies geeft, vraagt de student een gesprek aan met de talentbegeleider, een vakdocent van de pabo en een vakdocent van LVO. Dit gesprek heeft het karakter van een intakegesprek met als doel de student helder en realistisch te informeren over het traject en de student te bevragen op motivatie en geschiktheid. Formeel kan elke student, ongeacht de uitkomst van het intakegesprek, starten met het traject. Het is echter zeer af te raden aan het traject te beginnen bij een negatief advies. 2. De student krijgt een overzicht van alle 240 EC’s die bij de betreffende lerarenopleiding behaald moeten worden. In dit overzicht wordt aangemerkt welke onderwijseenheden worden vrijgesteld op basis van onderwijseenheden die de student in het pabo-curriculum behaalt. Het overzicht hanteert de Examencommissie van de lerarenopleiding voortgezet onderwijs bij het vaststellen van het leerplan inclusief vrijstellingen van de individuele student. 3. De student sluit jaarlijks een studiecontract af met de pabo. De pabo-talentbegeleider geeft het extra te volgen onderwijs door aan STUVO. Het extra te volgen onderwijs wordt in Educator aan het pabostudieplan van de student toegevoegd, waardoor de onderwijseenheden in N@Tschool beschikbaar komen en ook tentameninschrijving mogelijk wordt. Studenten volgen het onderwijs bij LVO via afstandsleren. 4. De talentbegeleider van de pabo informeert de uitvoerende vakgroep van de lerarenopleiding voortgezet onderwijs, zodat de vakgroep op de hoogte is van de pabo-studenten die onderwijs zullen volgen in het onderhavige studiejaar.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
58
5. Het vaststellen van voorwaarden voor deelname aan en plaatsing m.b.t. LVO-LWS-stages gaat in overleg met de vakgroep van LVO. Eventuele drempels (kwantitatief en kwalitatief) worden opgenomen in het studiecontract. 6. De student kiest als uitstroomprofiel van de pabo voor het Oudere kind. BSA en propedeuse (Pabo) Voor het toekennen van de BSA en de propedeuse pabo wordt de vigerende Onderwijs- en Examenregeling gehanteerd. Conform hoofdstuk 5, artikel 5.2 is de kwantitatieve eis dat de student ten minste 54 studiepunten behaald dient te hebben (voor afstandsleren 50 EC). Deze studiepunten zijn niet nader gespecificeerd. Dat betekent dat de EC’s die de student behaalt voor de onderwijseenheden bij de lerarenopleiding voortgezet onderwijs meetellen. Het propedeutisch examen bevat de 60 EC van het eerste jaar van de opleiding. Dat betekent dat de student het propedeutisch getuigschrift van de lerarenopleiding basisonderwijs ontvangt na het behalen van 60 EC’s van het programma van de lerarenopleiding basisonderwijs. De EC’s die behaald worden voor onderwijseenheden binnen de lerarenopleiding voortgezet onderwijs tellen hierin niet mee. De student ontvangt geen BSA en geen propedeuse voor de LVO-opleiding. Eindniveau lerarenopleiding basisonderwijs en lerarenopleiding voortgezet onderwijs De leerroute leidt tot twee bachelordiploma’s, die beide het eindniveau van de betreffende opleiding garanderen. Er worden geen concessies gedaan aan het te realiseren eindniveau. Minor
De minorruimte in het pabo curriculum moet ingevuld worden met onderwijseenheden van de bachelor Nederlands De afstudeerstage voert de student uit in het voortgezet onderwijs als onderwijseenheid van het curriculum van de lerarenopleiding Nederlands (EN-NE-AFST). Om te mogen starten met deze onderwijseenheid dient de student te voldoen aan de LiO-drempel die voor beide opleidingen is vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement. Daarnaast geldt dat de student de laatste stage voorafgaand aan de afstudeerstage uit het pabo-curriculum met minimaal een 8 moet hebben afgerond. In de beoordelingsprocedure van de afstudeerstage bij de lerarenopleiding voortgezet onderwijs is opgenomen dat een examinator van de lerarenopleiding basisonderwijs als extra examinator aan de examinatoren van LVO wordt toegevoegd. Het praktijkgericht onderzoek maakt als onderwijseenheid deel uit van het curriculum van de lerarenopleiding basisonderwijs (EN-PO/PE-AP). Het onderzoek wordt uitgevoerd in de context van het VO, de school waar de student de afstudeerstage uitvoert, de begeleiding en de beoordeling vindt echter plaats door de lerarenopleiding basisonderwijs. In de beoordelingsprocedure van het praktijkgericht onderzoek (EN-PO/PE-AP) is opgenomen dat een examinator van de lerarenopleiding Nederlands als extra examinator aan de examinatoren van de pabo wordt toegevoegd. Duur van het traject Studenten mogen, onder de voorwaarden die hiervoor zijn beschreven hun afstudeerstage en afstudeeronderzoek voor pabo en LVO combineren. Dat betekent dat ze dus niet twee keer, maar 1 keer afstuderen. Deze studenten zullen er derhalve minimaal 4,5 jaar over doen om hun pabo-bachelor te halen.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
59
Bijlage 2B Leerplanoverzicht tweede bachelor naast bachelor lerarenopleiding basisonderwijs Lerarenopleiding voortgezet onderwijs Nederlands Voor studenten die starten in 2015-2016 De onderwijseenheid LVO Nederlands wordt vrijgesteld indien de student de onderwijseenheid van de pabo heeft afgerond. Waar geen onderwijseenheid van de pabo is opgenomen, wordt geen vrijstelling verleend. Sem. 1
VOE (Nederlands) EN-VO-ONWK1Q.A.14
Lange naam (Nederlands) Onderwijskunde 1
EC 3
EN-VO-SLB1A.A.12
Studieloopbaanbegeleiding 1a
2
VOE (Pabo) EN-PO-PE1.xx.11 EN-PO-PE4.xx.12 EN-PO-OO3.V.15 EN-PO-PB2.xx.13
2
EN-NE-VDN1Q.A.14
Vakdidactiek Nederlands 1
3
EN-PO-OO1.V.15 EN-PO-OO2.V.15 EN-PO-OO3.V.15 EN-PO-NE2.xx.11 EN-PO-NE3.xx.11 EN-PO-NE4.xx.12 EN-PO-NE5.xx.12
EN-NE-TLK1.A.12 EN-NE-TLK2.A.12 EN-NE-TLB1.A.12 EN-NE-TLB2.A.12
Taalkunde 1 (Spelling en ontleden) Taalkunde 2 (Inleiding Taalwetenschap 1) Taalbeheersing 1 (Lees- en schrijfvaardigheid 1) Taalbeheersing 2 (Mondelinge taalvaardigheid 1)
4 4 4 3
EN-PO-NE4.xx.12 n.v.t. EN-PO-NE3.xx.11 EN-PO-NE5.xx.12 EN-PO-PB5.xx.13
EN-NE-LIT1.A.12 EN-NE-DID1Q.A.14
Literatuur 1 (Poëzie- en proza-analyse 1) Didactiek 1 Nederlands
4 3
n.v.t. EN-PO-PB2.xx.13 EN-PO-PB3.xx.13
EN-VO-ONWK2.A.12
Onderwijskunde 2
3
EN-PO-PE1.xx.11 EN-PO-PB7.xx.13
EN-VO-DRA1.A.12
Drama 1
3
EN-PO-PB5.xx.13
EN-VO-LWS1.A.12 EN-NE-VDN2Q.A.14
Leerwerkstage 1 Vakdidactiek Nederlands 2
8 5
EN-PO-PB2.xx.13 EN-PO-NE3.xx.11 EN-PO-PB3.xx.13
EN-NE-TLB3.A.12
Taalbeheersing 3 (Voorlezen en vertellen)
3
EN-PO-OO3.V.15 EN-PO-CB.v.13
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
Lange naam (Pabo) Pedagogiek 1 Pedagogiek 4 Onderzoekend en ontwerpend leren 3 (beroepsproduct SLB) Persoon en beroep 2 (beroepsproduct SLB) Onderzoekend en ontwerpend leren 1, 2 en 3 (doelstellingen gericht op Nederlands) Nederlands 2 (eerste hoofddoelstelling) Nederlands 3 (eerste hoofddoelstelling) Nederlands 4 (eerste hoofddoelstelling) Nederlands 5 (eerste hoofddoelstelling) Nederlands 4 Nederlands 3 Nederlands 5 Persoon en beroep 5 (communicatietraining, gespreksvoering en interviewtechnieken) Persoon en Beroep 2 (beroepsproduct 1) Persoon en Beroep 3 (beroepsproduct 2) Pedagogiek 1 Persoon en Beroep 7 Persoon en beroep 5 (deeltoets communicatietraining) Persoon en beroep 2 Nederlands 3 Persoon en beroep 3 (beroepsproduct didactische werkvormen) Onderzoekend en ontwerpend leren 3 (onderdeel verteldagen) Cultuur beleven (onderdeel voorleesdagen)
60
Sem.
VOE (Nederlands) EN-NE-DRM1.A.12 EN-NE-LIT2Q.A.14
Lange naam (Nederlands) Dramaproductie Literatuur 2 (Jeugdliteratuur)
EC 3 5
3
EN-VO-LEV1.A.12
Levensbeschouwelijke oriëntatie 1
3
EN-NE-TLK3Q.A.14 EN-NE-LIT3Q.A.14 EN-NE-TLB4Q.A.14 EN-VO-DRA2.A.12
Taalkunde 3 (Inleiding Taalwetenschap 2) Literatuur 3 (Poëzie- en Proza-Analyse 2) Taalbeheersing 4 (Lees- en Schrijfvaardigheid 2) Drama 2
3 4 5 3
EN-NE-DID2Q.A.14
Didactiek 2 Nederlands
3
EN-NE-TLK4Q.A.14 EN-NE-LIT4.A.13 EN-NE-VDN3.A.14 EN-VO-ONWK3.A.12 EN-VO-LWS2O.A.14
Taalkunde 4 (Inleiding NT2) Literatuur 4 (Moderne letterkunde) Vakdidactiek Nederlands 3 Onderwijskunde 3 Leerwerkstage 2 onderzoek
3 4 2 3 2
EN-VO-LWS2.A.14
Leerwerkstage 2
8
EN-VO-LWS2I.A.12 EN-VO-SLB2.A.14
Leerwerkstage 2 Internationalisering Studieloopbaanbegeleiding 2
2 2
EN-NE-TLK5.A.13 EN-NE-TLB5Q.A.14 EN-NE-TLK6Q.A.14 EN-NE-TLB6.A.13 EN-VO-DRA3Q.A.14 EN-VO-ONWK4Q.A.14 EN-VO-SLB3.A.13
Taalkunde 5 (Dyslexie en Taalleerproblemen) Taalbeheersing 5 (Taal en media) Taalkunde 6 (Taalgebruiksgrammatica) Taalbeheersing 6 (Argumenteren) En even anders! Creativiteit geeft kracht Onderwijskunde 4 Studieloopbaanbegeleiding 3
3 4 3 3 3 3 2
EN-NE-LWS3.A.14 EN-NE-LIT5Q.A.14 EN-NE-VDN4.A.14
Leerwerkstage 3 Literatuur 5 (Historische letterkunde) Vakdidactiek Nederlands 4
8 3 4
4
5
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
VOE (Pabo) n.v.t EN-PO-OO1.V.15 EN-PO-OO2.V.15 EN-PO-OO3.V.15 EN-PO-GS.xx.13 EN-PO-LB2.xx.13 n.v.t. n.v.t. n.v.t. EN-PO-PB5.xx.13
EN-PO-OO1.V.15 EN-PO-OO2.V.15 EN-PO-OO3.V.15 EN-PO-NE2.xx.11 EN-PO-NE3.xx.11 EN-PO-NE4.xx.12 EN-PO-NE5.xx.12 n.v.t. n.v.t. n.v.t. EN-PO-PE1 EN-PO-PB5.xx.13 EN-PO-PB6.xx.13 EN-PO-PB7.xx.13 EN-PO-PB8.xx.13
EN-PO-PB5.xx.13 EN-PO-PB6.xx.13 EN-PO-PB7.xx.13 EN-PO-PB8.xx.13 EN-PO-INT.V.14 EN-PO-PB5.xx.13 EN-PO-PB6.xx.13 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. EN-POPBOKA.xx.13 n.v.t. n.v.t. EN-PO-AVOKA.v.14 EN-PO-AVOKB.v.13
Lange naam (Pabo) Onderzoekend en ontwerpend leren 1, 2 en 3 (doelstellingen gericht op Nederlands) Geestelijke stromingen Levensbeschouwelijke vorming 2 Persoon en beroep 5 (beroepsproduct communicatietraining en beroepsproduct kind en maatschappij ( leren interviewen) Onderzoekend en ontwerpend leren 1, 2 en 3 (doelstellingen gericht op Nederlands) Nederlands 2 Nederlands 3 Nederlands 4 Nederlands 5 Pedagogiek 1 In deze onderwijseenheden werken studenten aan verschillende onderzoeksvaardigheden die versleuteld zijn in de beroepsproducten Persoon en beroep 5 Persoon en beroep 6 Persoon en beroep 7 Persoon en beroep 8 Persoon en beroep 5 Persoon en beroep 6 Persoon en beroep 7 Persoon en beroep 8 Internationalisering Persoon en beroep 5 Persoon en beroep 6 Persoon en beroep oudere kind A (beroepsproduct SLB) Antwoord op verschillen oudere kind A (deeltoets Nederlands) Antwoord op verschillen oudere kind B (deeltoets Nederlands)
61
Sem.
VOE (Nederlands) EN-NE-DRM2.A.13 EN-NE-LIT6Q.A.14
Lange naam (Nederlands) Theaterbeschouwing Literatuur 6 (Grote verhalen)
EC 3 4
VOE (Pabo) n.v.t. n.v.t.
Lange naam (Pabo) -
Minor
30
Pabo-curriculum
Pabo-curriculum
EN-VO-ONWK5.A.13 EN-NE-VAKW.A.14 EN-NE-TLB7.A.13 EN-NE-TLK8.A.13 EN-VO-SLB4.A.13
Onderwijskunde 5 Vakwerk Taalbeheersing 7 (Retorica) Taalkunde 8 (Verdieping NT2) Studieloopbaanbegeleiding 4
3 8 3 3 2
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. EN-PO-PBOKB.v.13
EN-VO-LEV2.A.13
Levensbeschouwelijke vorming: jij en de ander
3
EN-PO-PB5.xx.13 EN-PO-PB8.xx.13
EN-NE-LWS4.A.14 EN-VO-EIOZ.A.14
Afstudeerstage Afstudeeronderzoek
23 10
n.v.t. EN-PO-AP.v.14
EN-NE-VDN5.A.14
Vakdidactiek Nederlands 5
4
EN-NE-LKT.A.13
Landelijke kennisbasistoets
1
Onderwijseenheid wordt nieuw ontwikkeld, of vrijstelling gegeven kan worden, kan pas in later stadium worden bepaald. n.v.t.
Persoon en beroep oudere kind B (beroepsproduct SLB) Persoon en beroep 5 (beroepsproduct kind en maatschappij) Persoon en beroep 8 (beroepsproduct visie op onderwijs) Afstudeerproject praktijkgericht onderzoek Onderwijseenheid wordt nieuw ontwikkeld, of vrijstelling gegeven kan worden, kan pas in later stadium worden bepaald.
Totaal
240
M 7 en 8
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
-
62
Bijlage 3 Kwalitatieve eisen aan de leerwerkplek op een niet-partner school Indien de student het leerwerktraject uitvoert op een school waar de opleiding geen convenant c.q. samenwerkingsovereenkomst mee heeft afgesloten, maakt de opleiding afspraken met de betreffende school wat betreft begeleiding, beoordeling, aantal stagedagen en mogelijkheden om aan alle gevraagde competenties en beroepsproducten te werken. Dit wordt in een tijdelijke overeenkomst tussen de school en het instituut vastgelegd. Deze afspraken hebben betrekking op artikel 1 en 2 van de samenwerkingsovereenkomst Samen Opleiden: 1. Een gedeelde, toekomstgerichte visie op het leren en opleiden van studenten en leerkrachten. Ingrediënten: - school en lerarenopleiding als krachtige, rijke en betekenisvolle leerwerkomgeving voor studenten, leerkrachten en opleiders; - effectieve transfer tussen onderwijstheorie en -praktijk; - een leven lang leren in een duurzame onderwijsloopbaan; - verankering van leren en opleiden in het personeelsbeleid van school en lerarenopleiding. 2. Een ‘opleidingsinfrastructuur’ met voldoende inzet van gekwalificeerde opleiders / begeleiders. Ingrediënten: - coaches / leerkrachten die vanuit een onderzoekende houding kritisch kijken naar hun eigen onderwijs en dat van anderen (collega’s en studenten); - studenten worden begeleid door daartoe opgeleide leerkrachten/coaches; - afspraken tussen lerarenopleiding en partnerscholen over wederzijdse bijdrage aan (onderzoeks)begeleiding en beoordeling van studenten.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
63
Bijlage 4 Minorpalet 2015-2016 Openstaand voor:
Varianten
Semester
Ex.ci e
CAL O/ LLO
CAL O/ PMT
CAL O/ S&B
PAB O
LV O
PT H
TL / LG L
TL/ PM W
A L
DO M
KO M
Se m 1
Se m 2
Aangepast sporten in revalidatie, onderwijs en vrije tijd
J
J
J
J
J
J
J
J
N
J
J
VT
VT
Calo
Bewegingsond erwijs
N
N
N
J
N
N
N
N
N
J
J
VT
VT
Calo
Chinees
J
J
J
J
J
J
J
J
J
J
J
AL
VT/A L
LVO
Cultuureducatie
J
J
J
J
J
J
J
J
J
J
J
VT/A VT/A L L
PAB O
Drama &Theater
J
J
J
J
J
J
J
J
N
N
J
Nee
VT
LVO
Gedragsbeïnvlo eding via groepsprocess en
J
J
J
J
J
J
J
J
N
J
J
Nee
VT
Calo
Gezonde stad
J
J
J
J
J
J
J
J
N
J
J
VT
VT
Calo
Internationalise ring
J
J
J
J
J
J
J
J
N
N
N
VT
VT
PAB O
Leren & ICT
J
J
J
J
J
J
J
J
J
N
J
VT/A VT/A L L
LVO
Meertalig/tweet alig onderwijs
J
J
J
J
J
J
J
J
J
N
J
Nee
VT/A L
LVO
Onderwijskundi g leiderschap
J
J
J
J
J
J
J
J
J
N
J
AL
VT/A L
LVO
Speciale Onderwijszorg
J
J
J
J
J
J
J
J
J
J
VT/A VT/A L L
Pab o
Social Green
J
J
J
J
J
J
J
J
J
J
J
VT/A VT/A L L
LVO
Sociaal ondernemen
J
J
J
J
J
J
J
J
J
J
J
VT
VT
Calo
Sport, bewegen en vitaliteit
J
J
J
J
J
J
J
J
N
J
J
VT
VT
Calo
Sport, therapy for empowerment
J
J
J
J
J
J
J
J
N
J
J
VT
VT
Calo
Vrije kunsten & wetenschappen
J
J
J
J
J
J
J
J
N
J
J
VT
VT
T&L
Zingeving voor professionals
J
J
J
J
J
J
N
N
J
J
J
Minor
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
J
VT/A VT/A L L
T&L
64
Bijlage 5 Kwalitatieve eisen Bindend Studie Advies Naast de kwantitatieve eis zoals genoemd in art. 5.2 lid 1 kan een aanvullende kwalitatieve eis worden gesteld ten aanzien van onderwijseenheden die in ieder geval met voldoende resultaat moeten zijn afgerond. Deze aanvullende eisen zijn: a. Alle studenten moeten voor het eerste studieadvies in elk geval de studiepunten hebben behaald voor de onderstaande onderwijseenheden: - de basisvaardigheidstoets taal (deelafronding schriftelijk tentamen: digitale taaltoets EN-POBK/EN-PE-BK/EN-PU-BK) - de basisvaardigheidstoets rekenen (deelafronding schriftelijk tentamen: digitale rekentoets WISCAT EN-PO-BK/EN-PE-BK/EN-PU-BK) b. Studenten van de voltijdse reguliere opleiding en de Universitaire Pabo moeten minimaal 3 van de 4 onderwijseenheden Persoon & Beroep met een voldoende hebben afgerond met inbegrip van de daarbij behorende portfolio’s en beroepsproducten (voltijdse reguliere opleiding: EN-PO-OO3, EN-POPB2, EN-PO-PB3 en/of EN-PO-PB4, Universitaire Pabo: EN-PU-PB1, EN-PU-PB2, EN-PU-PB3 en/of EN-PUPB4). c. Studenten afstandsleren moeten beide onderwijseenheden Persoon & Beroep met inbegrip van de daarbij behorende portfolio’s en beroepsproducten met een voldoende hebben afgerond (EN-PE-PB1 en EN-PE-PB2).
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
65
Bijlage 6 Overgangsregeling De onderstaande overgangsregeling geldt voor studenten die per 2010/2011 of eerder zijn gestart met de opleiding (ENPO curriculum): Het onderwijs van het ENPO curriculum wordt als volgt uitgefaseerd:
Cohort gestart in september 2011 Cohort gestart in februari 2011
Semester1 10-11
Semester2 10-11
Semester1 11-12
Semester2 11-12
Semester1 12-13
Semester2 12-13
Semester1 13-14
Semester2 13-14
MA1 en 2
MA3 en 4
MA5 en 6
MA7 en 8
Minor passend onderwijs
Keuzeminor
MA9 en 10
MA11 en 12
MA1 en 2
MA3 en 4
MA5 en 6
MA7 en 8
Keuzeminor
Minor passend onderwijs
MA9 en10
Semester1 14-15
MA11 en 12
Daaruit volgt onderstaande overgangsregeling. In het leerplan van de student wordt de ENPO onderwijseenheid vervangen door de EN-PO onderwijseenheid. Voorwaarde is dat het totaal aantal EC in geen geval lager dan 240 EC is of meer dan 242 EC. Mocht dit wel het geval zijn, dan heeft de Examencommissie het recht om van onderstaande overgangsregeling af te wijken. In het geval van enkele onderwijseenheden wordt de overgangsregeling nader bepaald door de te amleider in overleg met de hogeschoolhoofddocent en vastgesteld door de Examencommissie. Dit betreft gevallen waar het aantal EC van de onderwijseenheden uit het ENPO curriculum te zeer verschilt met het aantal EC van de equivalente onderwijseenheden uit het EN-PO curriculum. Onderwijseenheid
Laatste semester en studiejaar waarin de onderwijseenheid is/wordt aangeboden
ENPO-LWT5
4
Semester 2 2011-2012 Semester 2 2011-2012
Laatste semester en studiejaar waarin het tentamen van de onderwijseenheid kon/kan worden afgerond. Toetsing vindt plaats aan het einde van het semester Semester 2 2012-2013 Semester 2 2012-2013
ENPO-N2E5 ENPO-LWT6 ENPO-PE6 ENPO-RE6 ENPO-BO6
4 4 3 3 4
Semester 2 2011-2012 Semester 2 2011-2012 Semester 2 2011-2012 Semester 2 2011-2012
Semester 2 2012-2013 Semester 2 2012-2013 Semester 2 2012-2013 Semester 2 2012-2013
Indien de onderwijseenheid niet met een voldoende wordt afgerond binnen de in deze regeling vastgestelde termijn, dient de student in plaats daarvan onderstaande onderwijseenheid met minimaal een voldoende af te sluiten
EN-PO-PB5 EN-PO-NE4 (voor deelbeoordeling schriftelijk tentamen Nederlands) en EN-PO-EN2 (voor schriftelijk tentamen
6 2+2
Engels en/of opdrachten Engels)
EN-PO-PB6 EN-PO-PE3 EN-PE-RE1 EN-PO-BW
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
5 2 5 4
66
Onderwijseenheid
Laatste semester en studiejaar waarin de onderwijseenheid is/wordt aangeboden
EN-SLB2A ENPO-LWT7 ENPO-NE7 ENPO-RE7 ENPO-BV7 ENPO-LWT8 ENPO-PEG8 ENPO-WOB ENPO-V2D58 ENPO-V3D58 ENPO-VDR58 ENPOVMU58 ENPO-SLB2B
2 4 4 3 3 4 4 6 3 3 3 3 2
Indien de onderwijseenheid niet met een voldoende wordt afgerond binnen de in deze regeling vastgestelde termijn, dient de student in plaats daarvan onderstaande onderwijseenheid met minimaal een voldoende af te sluiten
Semester 2 2011-2012 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013 Semester 1 2012-2013
Laatste semester en studiejaar waarin het tentamen van de onderwijseenheid kon/kan worden afgerond. Toetsing vindt plaats aan het einde van het semester Semester 2 2012-2013 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014
Semester 1 2012-2013
Semester 2 2013-2014
EN-PO-PB8
22
EN-PO-PB6 EN-PO-PB7 EN-PO-NE3 en EN-PO-NE7 EN-PE-RE3 Nader te bepalen EN-PO-PB8 EN-PO-PE4 en EN-PO-LB2 EN-PO-WOB EN-PO-BO3 EN-PO-BO3 EN-PO-D2 EN-PO-MUZ2 23
6 5 2+2 4 5 2+2 6 2 2 1 2 5
22
ENPO-LWT6 (4EC) en ENPO-SLB2A (2 EC) worden tezamen vervangen door EN-PO-PB6. Indien student LWT6 wel heeft behaald, maar SLB2A niet, dan dient de student het beroepsproduct mbt studieloopbaanbegeleiding, gerelateerd aan competentie 7 in te leveren. Het resultaat dat eventueel reeds behaald is voor LWT6 wordt overgenomen in PB6. 23 ENPO-LWT8 (4EC) en ENPO-SLB2B (2 EC) worden tezamen vervangen door EN-PO-PB8. Indien student LWT8 wel heeft behaald, maar SLB2B niet, dan dient de student het beroepsproduct mbt studieloopbaanbegeleiding, gerelateerd aan competentie 7 in te leveren. Het resultaat dat eventueel reeds behaald is voor LWT8 wordt overgenomen in PB8.
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
67
Minor passend onderwijs. Indien de student de minor in zijn geheel niet heeft behaald, dan dient de student een andere actuele minor te volgen. Keuze wordt nader bepaald door de teamleider in overleg met de hogeschoolhoofddocent en vastgesteld door de Examencommissie. Op onderdelen is de overgangsregeling: Onderwijseenheid Laatste semester en Laatste semester en Indien de onderwijseenheid niet met een voldoende wordt studiejaar waarin de studiejaar waarin het afgerond binnen de in deze regeling vastgestelde termijn, dient de onderwijseenheid tentamen van de student in plaats daarvan onderstaande onderwijseenheid met is/wordt aangeboden onderwijseenheid minimaal een voldoende af te sluiten kon/kan worden afgerond. Toetsing vindt plaats aan het einde van het semester
ENPO-BLWT (minor passend onderwijs)
3
ENPO-BBPR (minor passend onderwijs)
ENPO-BTHE (minor passend onderwijs) ENPO-BEXC (minor passend onderwijs) ENPO-VLWT (minor passend onderwijs) ENPO-VRE (minor passend
Semester 1 2013-2014 Semester 1 2014-2015
Semester 1 2013-2014 Semester 1 2014-2015
6
4
1
6
Indien de student beide onderdelen (zowel stage als portfolio) niet heeft behaald, dan dient hij EN-PO-PB6 en EN-PO-PB8 te doen, met in het portfolio de specifieke beroepsproducten gericht op passend onderwijs. (10 ec) Indien de student alleen ENPO-BBPR niet heeft behaald dan mag het portfolio van deze OE herkanst worden. (6) Indien de studenten alleen ENPO-BLWT niet heeft behaald, dan dient hij het onderdeel leerwerktraject van EN-PO-PB8 te doen (5 EC)
Semester 1 2013-2014 Semester 1 2014-2015
Nader te bepalen
Semester 1 2013-2014 Semester 1 2014-2015
EN-PO-INT
Semester 1 2013-2014 Semester 1 2014-2015
Nader te bepalen
Semester 1 2013-2014 Semester 1 2014-2015
Beroepsproduct rekenen EN-PO-HGW 1
2
8
5 Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
68
onderwijs) ENPO-VNE (minor passend onderwijs) ENPO-LWTm9 ENPO-LWTm10 ENPO-GP ENPO-RE10 ENPO-TH ENPO-MS ENPO-DCBO
5 5 7 4 2 6 6
Semester 1 2013-2014
Semester 1 2014-2015
Beroepsproduct Nederlands EN-PO-AOV1
Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 2 2013-2014 Semester 1 2014-2015
Semester 2 2014-2015 Semester 2 2014-2015 Semester 2 2014-2015 Semester 2 2014-2015 Semester 2 2014-2015 Semester 2 2014-2015 Semester 1 20152016, echter student studeert altijd af op basis van de in het cursusjaar 20142015 geldende beoordelingscriteria Semester 1 20152016, echter student studeert altijd af op basis van de in het cursusjaar 20142015 geldende beoordelingscriteria Semester 1 20152016, echter student studeert altijd af op basis van de in het cursusjaar 20142015 geldende beoordelingscriteria
Nader te bepalen Nader te bepalen EN-PO-AOV2 EN-PO-REB6 Nader te bepalen EN-PO-MS EN-PO-LB3
ENPO-AP
3
Semester 1 2014-2015
ENPO-LWTLIO
9
Semester 1 2014-2015
8
6 2 7 3
EN-PO-AP
10
EN-PO-JKAFS of EN-PO-OKAFS
20
18
Studentenstatuut 2015-2016 – Lerarenopleiding Basisonderwijs
69