studenteninformatie
i
Heelkunde 2A2
Onthaalbrochure
GezondheidsZorg met een Ziel
Beste student, Welkom op de afdeling Neurochirurgie. Met deze brochure willen we je wegwijs maken. Het is een handleiding over de werking van onze dienst, uitleg over de verschillende pathologieën, onderzoeken en behandelingen. Tijdens deze stage maak je deel uit van ons team. We verzekeren onze goede wil en samenwerking om van jouw stage een leerrijk moment te maken. Vergeet echter onze belangrijkste doelstelling niet: een kwaliteitsvolle, professionele en patiëntgerichte zorg. We hopen dat je je vlug thuis voelt bij ons. Deze brochure kwam tot stand door toedoen van enkele gemotiveerde verpleegkundigen die jullie tijdens je stage op een professionele wijze zullen begeleiden. We wensen je alvast een leerrijke stage waar je met veel voldoening op kan terugblikken. Verpleegkundig team 2A2 Hoofdverpleegkundige Dominique
3
Inhoud
4
1
Voorstelling van de afdeling: algemene gegevens .......................... 3
2
Verwachtingen ten aanzien van studenten ..................................... 3
3
Verpleegkundige dagindeling op de verpleegeenheid .................... 5
4
Meest voorkomende verpleegkundige technieken ......................... 5
5
Pathologieën, onderzoeken en behandelingen in een overzichtstabel ............................................................................... 8
6
Procedures ................................................................................... 14
7
Mentorschap op de afdeling: de 5 krachtlijnen van het mentorschap ................................................................................ 15
8
Bijkomende informatie .................................................................. 15
1
Voorstelling van de afdeling: algemene gegevens
Hoofdverpleegkundige:
Dominique De Wulf
Mentoren:
Daisy De Keuleneir Stijn Van Laere Kaat Lombaert Tom Broekaert Tineke de Smet
Telefoon :
09 260 62 42
Specialismen:
Neurochirurgie
Aantal bedden:
28 bedden waarvan 4 gemonitorde medium-care (MC) bedden
Bezoekuren:
14.00 tot 20.00 uur
Bezoekuren MC:
14.30 tot 15.30 uur 18.30 tot 19.30 uur
5
2 2.1
Verwachtingen ten aanzien van studenten Wat wij verwachten van een student
Bij aanvang van de stage ben je verplicht om een attest van je medisch onderzoek in te dienen. • • • • • • •
• •
•
2.2 • • • • • 6
Haalbare en aangepaste leerdoelstellingen. Een ingevulde feedbackfiche. Vriendelijkheid, stiptheid, inzet, initiatiefname, motivatie en enthousiasme. Neem zelf je leerproces in handen. Respect voor privacy en beroepsgeheim. Medewerking aan een goede sfeer op de afdeling. Bij onzekerheid je steeds bevragen, zo kunnen fouten vermeden worden. Indien je ondanks alle voorzorgen toch een fout maakt, wees eerlijk en kom dit melden. Bij ziekte: steeds de afdeling verwittigen en de vermoedelijke duur van je afwezigheid melden. Het ingevulde evaluatieformulier voor de begeleiding van de studenten op het einde van de stage onder gesloten omslag afgeven aan de mentor of hoofdverpleegkundige (voor de eindevaluatie). Een ingevulde studentenenquête op het einde van de stage (voor de eindevaluatie). Wat een student van ons kan verwachten Opvang eerste stagedag door mentor of hoofdverpleegkundige. Bij de eerste stage in het ziekenhuis is er een introductie met rondleiding. Bespreking van de leerdoelen op de eerste stagedag. Rondleiding op de afdeling. Vriendelijke en behulpzame verpleegkundigen.
• •
• • • • • • • •
Ingevulde feedback. Mogelijkheid tot inzage van literatuur (bijvoorbeeld het intranet en internet raadplegen) in onderlinge afspraak met de hoofdverpleegkundige. Ondersteuning bij het uitwerken van de stageopdracht. Bijwonen van onderzoeken in onderlinge afspraak met de hoofdverpleegkundige. Tussentijdse feedback en een eindevaluatie. Mogelijkheid tot bijschaven van aangeleerde technieken. Bijwonen van overdrachten en patiëntenbesprekingen. Goede multidisciplinaire samenwerking. Informatiebrochures. 3e jaarsstudenten kunnen kennis maken met Medium Care neurochirurgie.
7
3
Verpleegkundige dagindeling op de verpleegeenheid
Onze afdeling werkt met patiëntentoewijzing. In de praktijk komt het erop neer dat één verpleegkundige de directe verantwoordelijkheid heeft voor de totaalzorg van de aan haar/hem toevertrouwde patiënten. Tevens staat de verpleegkundige in voor de contacten met alle betrokken medewerkers en familie. Vroegdienst • 06.45 uur: Patiëntenoverdracht van nacht- naar vroegdienst (in de keuken). • 07.00 uur: Nazicht en bedeling medicatie en controles van de mobiliteit en sensibiliteit. Opdienen ontbijt en hulp bieden waar nodig. Eventueel patiënten klaar maken en naar het OK brengen. • 08.00 uur: Patiëntenoverdracht naar hoofdverpleegkundige, dagdiensten en ergo,kiné (in de verpleegpost). • 08.20 uur: Ochtendverzorging en opnames, artsenronde. • 10.30 -10.40 uur: pauze studenten. • 11.00 uur: Medicatietoediening. Opdienen middagmaal en hulp bieden waar nodig. • 11.30 uur: Patiënten in bed helpen en mob en sens controles. • 12.00 uur: verslaggeving, controle parameters, intraveneuze (IV) medicatietoediening, verpleegplan invullen en medicatiebladen doorschrijven. • 13.00 uur: Patiëntenoverdracht van vroeg- naar avonddienst (in de verpleegpost). • 14.00 uur: Medicatietoediening en opdienen van het 4-uurtje, ontslagen voorbereiden voor de volgende dag. • 14.30 -14.40 uur: pauze studenten. • 15.30 uur: Namiddagverzorging. • 17.00 uur: Avondmaal opdienen en hulp bieden waar nodig, medicatietoediening. 8
•
19.00 uur: Avondverzorging, medicatietoediening, controle parameters, mob- en senscontroles, verslaggeving in verpleegplan. 21.00: Patiëntenoverdracht van avond- naar nachtdienst (in de keuken).
•
4
4.1 • • • • 4.2
Meest voorkomende verpleegkundige technieken Basiszorg
Toediening en hulp bij hygiënische zorg. Hulp bij mobiliteit. Hulp bij uitscheiding. Hulp bij voeding bij patiënten zonder slikproblemen. Behandelingen
4.2.1 Ademhalingsstelsel • Luchtwegenaspiratie en -drainage. • Zuurstoftherapie. • Aerosoltherapie. 4.2.2 Bloedsomloopstelsel • Plaatsen van intraveneuze katheters en perifere venen. • Aanbrengen van verbanden en kousen ter preventie en/of behandeling van veneuze aandoeningen. • Voorbereiding, toediening van en toezicht op intraveneuze perfusies en transfusies eventueel met technische hulpmiddelen en verwijderen van diep-veneuze katheters. 9
4.2.3 Spijsverteringsstelsel • Manuele verwijdering van faecalomen. • Voorbereiding, uitvoering en toezicht op - lavement. - plaatsen maagsonde. 4.2.4 Urogenitaal stelsel • Voorbereiding, uitvoering en toezicht op blaassondage. • Verzorging cystofix. • Opmeten van residu in de blaas dmv bladderscan. 4.2.5 Huid en zintuigen • Voorbereiding, uitvoering en toezicht op: - Aseptische en antiseptische wondverzorging. - De verzorging van wonden met wieken en drains. • Voorbereiding, uitvoering en toezicht op verwijderen van cutaan hechtingsmateriaal, cutane wieken en drains en cutane katheters. 4.2.6 Metabolisme • In evenwicht houden van de vochtbalans. 4.2.7 Medicamenteuze toedieningen • Voorbereiding en toedienen van medicatie via de volgende toegangswegen: - Oraal. - Rectaal. - Subcutaan. - Intramusculair. - Intraveneus. - Via luchtweg. - Via gastro-intestinale katheter. - Oog- en oorindruppeling. 4.2.8 Bijzondere technieken • Verzorging tracheostomie. 10
4.2.9 Voedsel- en vochttoediening • Enterale vocht- en voedseltoediening. • Parenterale voeding. 4.2.10 Mobiliteit • De patiënt in een functionele houding brengen met technische hulpmiddelen en het toezicht erop. 4.2.11 Hygiëne • Specifieke hygiënische zorg als voorbereiding op een onderzoek of behandeling. • Hygiënische zorg bij patiënten met ADL-dysfunctie. 4.2.12 Fysieke beveiliging • Vervoer van patiënten die een bestendig toezicht nodig hebben. • Maatregelen ter voorkoming van lichamelijke letsels : fixatiemiddelen, isolatie, beveiliging, toezicht. • Maatregelen ter preventie van infecties. • Maatregelen ter preventie van decubitusletsels. 4.3
• • •
•
Verpleegkundige activiteiten die verband houden met het stellen van de diagnose Meting van de parameters behorende tot de verschillende biologische functiestelsels. Voorbereiding van en assistentie bij invasieve ingrepen tot diagnosestelling. Gebruik van apparaten voor observatie van secreties en excreties - bloedafname door veneuze of capillaire punctie, - urinestaal, - sputumstaal. Assisteren bij lumbale punctie.
11
5
5.1
Pathologieën, onderzoeken en behandelingen in een overzichtstabel Neurochirurgische ingrepen ter hoogte van de wervelkolom
Anatomie De wervelkolom bestaat uit 31 tot 33 wervels: • 7 halswervels (vertebrae cervicales) C1-C7. • 12 borstwervels (vertebrae dorsales) D1-D12. • 5 lumbale wervels (vertebrae lumbales) L1-L5. • 5 sacrale wervels (vertebrae sacrales) S1-S5 vergroeid tot het heiligenbeen (os sacrum). • 3 tot 5 vertebrae coccygae vergroeid tot het staartenbeentje (os coccygis). Figuur 1: wervel (achterzijde)
De wervel bestaat uit: • Wervellichaam bestaat uit - spongieus been met errond een harde randlijst. - 2 wervellichamen zijn met elkaar verbonden door de discus. • Wervelboog - Is verbonden met het wervellichaam door middel van de pedikel. - Bevat verschillende uitsteeksels (bv. Figuur 2: werveldoorsnede doornuitsteeksel d.u. op figuur 1). - Bevat een bovenste en onderste tussenwervelgroeve. • Wervelgat Door de opeenstapeling van de wervels krijgen we het ruggenmergkanaal (canalis vertebralis), waar het ruggenmerg zich in bevindt. 12
Diagnose Voor een goede medische behandeling van wervelkolomproblemen is het belangrijk dat de arts een nauwkeurige diagnose stelt. De arts bestudeert de medische achtergrond van de patiënt en verricht een uitgebreid lichamelijk onderzoek. Ook zijn er allerlei diagnostische tests die aanbeveling verdienen. •
• •
•
• •
Een NMR (Nucleaire Magnetische Resonantie) maakt met behulp van magnetische velden en radiogolven tweedimensionale opnamen van de weke delen van het lichaam. Een CT (Computer Tomografie)-scan maakt met röntgenstralen dwarsdoorsnede-opnamen van zowel botten als weke delen. Myelografie: de radioloog injecteert een contrastvloeistof in het wervelkanaal en de zenuwwortels, en daarna wordt een röntgenopname gemaakt. Bij deze myelografie (myelum = ruggenmerg) wordt de liquorruimte als een witte kolom afgebeeld, waarin het ruggenmerg en de zenuwwortels er als zwarte uitsparingen in te zien zijn. De techniek wordt vooral gebruikt om tumoren van het ruggenmerg af te beelden. En ook om de zenuwwortels van de paardenstaart (cauda) te bekijken als ze door een hernia worden bekneld. Deze toepassing wordt daarom ook wel caudografie genoemd. Door de komst van de NMR is dit onderzoek inmiddels op de achtergrond geraakt en wordt deze alleen nog uitgevoerd als NMR en CT scan onvoldoende informatie geven. Dat kan het geval zijn als een patiënt bv. geen NMR-onderzoek kan ondergaan (bij het dragen van een pacemaker is dat onderzoek niet mogelijk) of als er metalen implantaten zijn die het MRI-beeld te veel verstoren. Bij een botscan wordt radioactief materiaal ingespoten, waarna met behulp van een computerscan beeldopnamen van het skelet worden gemaakt. Met een EMG (elektromyografie) wordt de activiteit van een spier gemeten als reactie op een zenuwprikkel. Een discogram is een röntgenonderzoek van de tussenwervelschijven met radioactieve kleurstof. 13
Als de exacte oorzaak van de klachten is vastgesteld, kan een geschikte behandeling worden bepaald. De onderstaande aandoeningen kunnen zowel cervicaal als lumbaal voorkomen. 5.1.1 Discus Hernia Tussen het wervellichaam bevindt zich een tussenwervelschijf (discus). Ze bestaat uit een harde ring (annulus fibrosus) en een zachte kern (nucleus pulposus). Bij degeneratie van de harde ring door bv. zware belasting, kan een deel van de zachte kern naar buiten dringen. Hernia (zie figuur 3) betekent een uitstulping of breuk. Dat veroorzaakt een pijnlijke druk op de zenuwwortel en heeft erge zenuwpijnen die Figuur 3: discushernia kunnen uitstralen. Druk op het ruggenmerg kan neurologische uitvalsverschijnselen veroorzaken zoals gevoelloosheid, krachtvermindering en eventueel verlamming. Ingreep: het doel van een microdiscectomie is via een zo klein mogelijke wonde zoveel mogelijk discusmateriaal te verwijderen, zodat de druk op de zenuwwortels en het myelum opgeheven wordt. 5.1.2 Spinaal Stenose Bij stenose van het spinaal kanaal moet men plaats maken zodat de druk opgeheven wordt. Ingreep: bij een laminectomie (zie figuur 4) neemt men de lamina en het ligamentum flavum van de betrokken wervels weg. De stabiliteit blijft Figuur 4: laminectomie behouden doordat de 3 steunpijlers, namelijk de tussenwervelschijf en de 2 facetgewrichten, behouden blijven. De reden om over te gaan tot een laminectomie is om plaats te geven aan het ruggenmerg en de zenuwwortels. 14
5.1.3 Fusie van wervels Een fusie (zie figuur 5) is het vastzetten van wervels. Tijdens de operatie wordt de versleten discus verwijderd, in de plaats komen cages (zie figuur 6) of eventueel eigen bot, die zorgen ervoor dat de wervels aan elkaar kunnen Figuur 5: fusie groeien. De behandelende wervels worden extra gefixeerd met schroefjes en een plaat. Er zijn 3 technieken •
P.L.I.F. = Posterieure Lumbale Interbody Fusion Bij deze operatie wordt de wervelkolom langs de achterzijde benaderd, er wordt een insnede in de lage rug gemaakt. Dat wordt meestal gecombineerd met een interlaminaire decompressie en discectomie . Figuur 6: cages Na verwijdering van het discusmateriaal wordt op de 2 wervellichamen d.m.v dilatatie - instrumenten distractie gegeven. Een beenent of cage gevuld met homologe enten wordt dan op de plaats van de discus bevestigd, zodat de 2 wervels op voldoende afstand van elkaar blijven. Later volgt er dan verbening. Deze techniek kan ook anterieur uitgevoerd worden en dit noemt dan
•
A.L.I.F. = Anterior Lumbar Interbody Fusion Bij deze operatie wordt de lage rug benaderd door een insnede in de buik.
•
T.L.I.F.= Transforaminale Lumbale Interbody Fusion (M.I. PLIF of minimale invasieve PLIF) Deze operatietechniek wordt ook een mini P.L.I.F. genoemd omdat er kleinere insneden in de rug worden gemaakt. Transforminaal wil zeggen dat men werkt via het foramen of wervelgat van de wervel. Het doel van deze operatie is om zachte weefsels zoals spieren en 15
pezen zo weinig mogelijk te beschadigen. Er wordt geopereerd met een microscoop. 5.1.4 Kyphoplastie Als de arts een wervelfractuur heeft vastgesteld, veroorzaakt door osteoporose, kanker of een goedaardige tumor, dan is BallonKyphoplastie een mogelijke behandeling. Ballon-Kyphoplastie is een minimaal invasieve procedure waarbij rugpijn aanzienlijk kan worden gereduceerd en de wervelfractuur kan worden hersteld. De procedure wordt ballon-kyphoplastie genoemd omdat gebruik wordt gemaakt van orthopedische ballonnen om het gebroken bot op te tillen en het terug te plaatsen in zijn correcte positie.
Figuur 7: verloop kyphoplastie
5.1.5 Liquorlek De hersen- en ruggenmergvloeistof (liquor cerebrospinalis) stroomt rondom de hersenen en het ruggenmerg (het centrale zenuwstelsel). Deze vloeistof is omgeven door de hersen- en ruggenmergvliezen (meninges). In geval van lekkende hersen- en ruggenmergvloeistof is er hevige hoofdpijn die tijdens het zitten toeneemt en bij het liggen afneemt. In geval van lekkende hersen- en ruggenmergvloeistof is het raadzaam volledige bedrust te houden. Soms herstelt een lek binnen enkele dagen vanzelf zonder dat behandeling nodig is. Eventuele hoofdpijn wordt verminderd door voldoende vocht in te nemen. Tevens kunnen pijnstillers zoals ontstekingsremmende middelen zonder steroïden (NSAID’s) of andere pijnstillers voor het centrale zenuwstelsel worden gegeven. Een hersenvliesontsteking wordt behandeld met antibiotica. Eventueel kan worden geprobeerd het lek te verhelpen met een ‘epidurale bloedpatch’. Hierbij wordt op de plaats van het lek eigen bloed van de patiënt tussen het buitenste ruggenmergvlies (dura mater) en de 16
epidurale ruimte gespoten. Het doel is het lek te dichten en hoofdpijn te verminderen. 5.2
Hersentumoren
Of de tumor goed- of kwaadaardig is wordt bepaald door het type van de tumor. De grootte en de plaats van de tumor bepalen de mogelijkheid tot opereren. • hemibeeld: hemiparese, - plegie: tumor ligt in tegenovergestelde hemisfeer pariëtaal. • motorische afasie: spraakzone dominante hemisfeer. • psychische veranderingen: frontaal. • sensoriële afasie: temporaal, dominante hemisfeer. • geheugenstoornissen: midden temporaal, hippocampus. • hemianopsie: occipitaal kwab. De diagnose van een hersentumor is pas zeker als men een biopsie heeft. Anatomopathologisch onderzoek geeft uitsluitsel of de patiënt kandidaat is voor een nabehandeling zoals chemotherapie en bestraling. 5.2.1
Goedaardige (Benigne) tumoren
Meningeoma • ontstaan vanuit het hersenvlies (meningen). • goed begrensd, zeer vaatrijk. • groeien zeer traag, hierdoor omvangrijk met veel hersenverdrukking als gevolg. Figuur 8: meningeoom
Neurinomen • meestal uitgaande van de gehoorzenuw (N. Acousticus). • traag groeiend. • wordt vaak laat gediagnosticeerd door weinig symptomen: gehoorverlies, vertigo, tinnitus, duizeligheid. • doorgroei naar andere craniale zenuwen en hersenstam (postoperatief facialisverlamming). • brughoektumor. 17
Hypofyse-adenomen • deze tumoren geven stoornissen in de hormonenhuishouding en worden onderverdeeld volgens de hormonen die ze vrijgeven. • de hypofyse ligt in het Turks Zadel (sella tursica), de letsels kunnen transsfenoïdaal Figuur 9: hypofyse-adenoom (via de neus en zeefbeen) verwijderd worden. • postoperatief is soms hormoonsubstitutie noodzakelijk. 5.2.2
Kwaadaardige (maligne) tumoren
Uitzaaiingen (metastasen). Meest voorkomende hersentumoren. Gliomen Ontwikkelen uit gliacellen en zijn dus infiltrerend. Astrocytomen graad I en II • vaak bij jonge patiënten 20 – 40 jaar. • meestal goed operabel tenzij de tumor in een levensbelangrijke zone ligt vb. diencefalon. • nabehandeling met radiotherapie noodzakelijk. • overlevingsduur afhankelijk van chirurgische mogelijkheden. Astrocytoom graad III • kwaadaardig en infiltrerend. • meestal nog goed operabel. • stralengevoelig. • overlevingsduur met max.behandelingsduur van 3 - 5 jaar. Astrocytoom IV of Glioblastoma multiforme • zeer kwaadaardig. • komt voor vooral tussen de 40 en 60 jaar. • chirurgisch moeilijk volledig te verwijderen door de verregaande infiltratie via de sleuven. 18
• • 5.3
stralengevoelig, chemotherapie d.m.v Temodal. overlevingsduur 18 tot 24 maanden met max. behandeling. Hersenbloedingen (hematoom)
Hematoom is de vakterm voor bloeduitstorting, terwijl subduraal duidt op de ligging van de bloeduitstorting ten opzichte van de hersenvliezen en ten slotte betekent chronisch, in tegenstelling tot acuut, dat het hematoom niet ineens maar langzaam is ontstaan. Het is dus al enige tijd aanwezig. Er bestaan meerdere typen hematomen in het hoofd, die in de neurochirurgie worden onderscheiden naar gelang van hun ligging ten opzichte van de hersenvliezen. Er zijn drie hersenvliezen die de hersenen omhullen. Direct binnen het schedelbot ligt a Het harde hersenvlies of dura b Daarbinnen het spinnenwebvlies of arachnoïdea, dat haar naam dankt aan de spinragfijne draadjes waaruit het is opgebouwd c Het zachte binnenste vlies, de pia die direct op het hersenweefsel vastzit. 5.3.1 Klachten en verschijnselen Het hematoom dat binnen het hoofd plaats inneemt ten koste van de hersenen, geeft klachten van hoofdpijn en misselijkheid, soms met braken. Gaat de aandoening verder dan kan de patiënt verlammingen van een arm of been gaan vertonen, of kan hij spraakstoornissen krijgen (vb. afasie). Ook kan hij stuipen of epilepsie ontwikkelen. Verder kunnen zijn geestelijke vermogens achteruitgaan ( bv. toenemende verwardheid, gedragsveranderingen) en eventueel incontinentieproblemen. Ten slotte kan de patiënt toenemend slaperig of suf worden en zelfs bewusteloos. 5.3.2 Het stellen van diagnose Het vermoeden van een hematoom dient bevestigd te worden door middel van een CT-scan of een NMR-scan.
19
5.3.3
Indeling
5.3.3.1 Het chronische subdurale hematoom Zoals de naam subduraal aangeeft, zijn chronische subdurale hematomen gelegen onder de dura maar op de arachnoïdea. De plaats tussen dura en arachnoïdea is een aanwijzing dat ze ontstaan door het scheuren van een brugvene. Een brugvene is een ader die het bloed van de hersenen dwars door de hersenvliezen naar buiten afvoert en onderweg de ruimte tussen dura en het hersenoppervlak moet overbruggen. 5.3.3.2 Het acute subdurale hematoom Dit type hematoom bevindt zich ook onder de dura en op de arachnoïdea. Het acute subdurale hematoom ontstaat in korte tijd en is altijd het gevolg van een ernstig schedelletsel, waarbij de hersenen ernstig gekneusd en brugvenen en andere vaten aan het hersenoppervlak verscheurd zijn. 5.3.3.3 Het epidurale hematoom Dat zijn bloeduitstortingen die buiten de dura, direct onder het schedelbot, zijn gelegen. Ze ontstaan als gevolg van een klap op het hoofd waardoor een barst in de schedel is veroorzaakt. 5.3.3.4 Subarachnoïdale bloedingen De bloedingen die plaats vinden onder de arachnoïdea maar buiten de pia, noemt men subarachnoïdale bloedingen. Omdat deze ruimte tussen arachnoïdea en pia gevuld is met hersenvocht (liquor), vermengt het bloed zich hiermee en komt het niet tot een stolsel of hematoom. Deze bloedingen ontstaan meestal door het barsten van een vaatafwijking van de hersenen zoals een hersenaneurysma. 5.3.3.5 Intracerebrale hematomen Zo noemt men de bloedingen die onder de pia, dus in het hersenweefsel, plaatsvinden. Ook die kunnen ontstaan door het barsten van een vaatafwijking, maar meestal zijn ze het gevolg van een barst van een hersenvat door een te hoge bloeddruk, suikerziekte of ontstekingen van de bloedvaten. 20
6
Procedures
Er zijn heel wat verpleegkundige procedures uitgewerkt om de uniformiteit en zorgkwaliteit te garanderen. Je vindt ze terug op intranet onder de rubriek “verpleegkundig-paramedisch departement\ procedures”.
7
Mentorschap op de afdeling: de 5 krachtlijnen van het mentorschap
Binnen het verpleegkundig-paramedisch departement heeft de Werkgroep “Mentorschap Beleidslijnen” een visie over “mentorschap” uitgeschreven. Deze visie kan worden samengevat in 5 krachtlijnen. • De mentor is een aanspreekpunt, contactpersoon voor de student op de eenheid; • Iedere verpleegkundige wordt beschouwd te kunnen functioneren als begeleidende verpleegkundige voor de student verpleegkunde; • De taak van de hoofdverpleegkundige in studentenbegeleiding wordt beperkt tot het uitwerken van een organisatorisch kader; • De student is verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces, de verpleegeenheid is medeverantwoordelijk voor het creëren van een boeiende leeromgeving; • De stagebegeleider en het opleidingsinstituut participeren daadwerkelijk in het mentorschapproject. De volledig uitgewerkte visietekst kan je terugvinden op intranet.
21
8
22
Bijkomende informatie
•
De dienst beschikt over een multidisciplinair team (neurochirurgen, verpleegkundigen, kinesist, ergotherapeut, logopedist, psychologe, pastorale medewerker, palliatief verpleegkundige en sociale dienst, diëtiste).1 maal per week is er een multidisciplinair overleg dat doorgaat op woensdagvoormiddag met alle betrokkenen.
•
MC ( medium-care ) bedden De afdeling beschikt over 4 bedden voorbestemd voor neurochirurgisch patiënten waarbij frequentere observatie en controle aangewezen zijn.
•
Bronnen:
http://www.neurochirurgie-zwolle.nl http://www.kyphon.com/nl/
Augustus 2012 - 1272
AZ Maria Middelares vzw en haar artsen hebben deze informatiefolder met de grootste zorg opgemaakt. De inhoud ervan is echter algemeen en indicatief. De folder omvat niet alle medische aspecten. Mocht deze folder vergissingen, tekortkomingen of onvolledigheden bevatten dan zijn AZ Maria Middelares, haar personeel en haar artsen hiervoor niet aansprakelijk.
Tel. 09 260 60 60 - www.azmmsj.be -
[email protected] campus Maria Middelares: Kortrijksesteenweg 1026 - 9000 Gent campus Sint-Jozef: Kliniekstraat 27 - 9050 Gentbrugge