Strategisch plan 2007 – 2011
Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk (Spreuken 29, vers 18)
Woord vooraf
Voor u ligt het strategisch plan 2007 – 2011 van de Stichting christelijk Onderwijs Haaglanden. Het is een compact plan geworden. Het gaat uiteindelijk niet om wat we schrijven, maar om wat we doen. In dit plan staan we stil bij drie vragen: •
Waar komen we vandaan?
•
Wat bindt ons?
•
Waar willen we naar toe?
Als we deze vragen hebben beantwoord moet duidelijk zijn, waar de SCOH zich de komende jaren druk over zal maken en waarover vooral ook niet. We hebben niet de pretentie dat we op basis van dit strategisch plan precies weten waar we terecht komen. Wel hebben we onze koers bepaald, de richting is duidelijk. De basis voor dit strategisch plan is gelegd tijdens een studiedag voor onze directies, waarbij ook een vertegenwoordiging van het dagelijks bestuur van de GMR en de stafmedewerkers aanwezig waren. De eerste versie van deze tekst is besproken in het bestuur. Daarna is de tekst op verschillende plaatsen in de organisatie besproken, bijgesteld en uiteindelijk door het bestuur vastgesteld. We danken een ieder voor zijn of haar bijdrage aan dit plan.
Mevr. drs. R. C. de Boer
drs. T. Klaver
Voorzitter bestuur
Algemeen directeur
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
2
Waar komen we vandaan?
In ons vorige strategisch beleidsplan schreven we dat de maatschappij volop in beweging is en dat dit niet aan het onderwijs voorbij gaat. Om greep te krijgen op de ontwikkelingen hebben we toen een analyse van onze eigen sterke en zwakke kanten gemaakt. Tevens hebben we gekeken naar de kansen en bedreigingen in onze omgeving. Op basis hiervan hebben we een strategisch plan geschreven dat heeft geleid tot het formuleren van een groot aantal concrete doelen. Ter voorbereiding op het nieuwe strategisch plan hebben we een aantal stappen gezet. In de eerste plaats hebben we gecontroleerd of de gestelde doelen ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Het is prettig te kunnen vaststellen dat de meeste doelen zijn bereikt. Vervolgens hebben we ook gekeken of onze situatie erg is veranderd. De belangrijkste constatering is, dat onze sterke punten nog steeds sterk zijn. Verder hebben we een begin gemaakt met het verbeteren van onze zwakke plekken. Bedreigingen bleken niet altijd bedreigingen te zijn, of we konden er goed mee omgaan. Kansen doen zich nog steeds voor. Voor een deel zijn ze dezelfde als vier jaar terug. Maar daarmee zijn we niet klaar. Inmiddels zijn de ontwikkelingen doorgegaan. Er komen nieuwe thema’s op ons af. Bestaande thema’s worden aangepast aan de veranderende omstandigheden en vragen van ons ook een aanpassing. Er is, kortom, nog steeds veel te doen. Daar lopen we niet voor weg. Wel willen we zelf kunnen bepalen welke thema’s we oppakken en hoe we dat willen doen. We eisen die ruimte op, omdat we niet alles kunnen. Ter voorbereiding op het ‘Strategisch plan 2007 – 2011’ is aan alle directeuren, adjunctdirecteuren, leden van het dagelijks bestuur van de GMR en stafmedewerkers een tweetal vragen voorgelegd: •
Noem 1 uitgangspunt waaraan SCOH-beleid moet voldoen.
•
Noem maximaal 3 thema’s die centraal moeten staan in het SCOH-beleid.
De opbrengsten van beide vragen zijn geïnventariseerd en vervolgens besproken tijdens de studiedag voor de directies van onze scholen. De resultaten van deze besprekingen, en het vervolgoverleg hierover, is te vinden in de volgende twee hoofdstukken.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
3
Wat bindt ons?
SCOH is een organisatie met 36 scholen, meer dan 1000 medewerkers en ruim 9000 leerlingen. SCOH stimuleert dat scholen van elkaar verschillen. En toch hebben we ook een aantal zaken gemeenschappelijk. De vraag wat onze scholen bindt, vinden we relevant omdat we daarmee op onze gemeenschappelijke overtuigingen stuiten. Het geeft intern duidelijkheid over waar we elkaar tenminste aan willen houden. Het maakt extern duidelijk waar we naar streven en waarom. De inventarisatie in onze organisatie leverde, in willekeurige volgorde, de volgende uitgangspunten op: •
SCOH-scholen zijn autonome scholen, tenzij..
•
SCOH-scholen zijn protestants-christelijke scholen.
•
SCOH-scholen stellen het kind centraal.
•
SCOH-scholen maken werk van kwalitatief hoogstaand onderwijs.
•
SCOH-scholen zien de leerkracht als spil in de organisatie.
Deze uitgangspunten zijn in groepen bediscussieerd aan de hand van een aantal vragen en stellingen. De resultaten geven we per uitgangspunt weer.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
4
SCOH-scholen zijn autonome scholen, tenzij … Autonomie suggereert vrijheid. Autonomie suggereert dat je zelf keuzes kunt maken. In de diverse beleidsnotities van de overheid komen we het begrip ‘autonomie’ steeds vaker tegen. Autonomie heeft een relatie met deregulering. Immers, hoe meer regels, hoe minder vrijheid. Volgens de rijksoverheid zijn er veel regels afgeschaft en is daarmee de autonomie van de scholen vergroot. Volgens scholen (en hun besturen) zijn de regels van de rijksoverheid vervangen door regels van de gemeente, het Participatiefonds, het Vervangingsfonds, de inspectie en andere nieuwe instanties. De rijksoverheid beschuldigt schoolbesturen ervan dat ze zelf veel regels, en daarmee beperkingen, opleggen aan hun scholen: het schoolbestuur als het nieuwe Zoetermeer. Autonomie is de keerzijde van verantwoording afleggen. Scholen werken met gemeenschapsgeld en moeten dat verantwoord inzetten. Daar hoort controle bij, maar ook het beargumenteren van gemaakte keuzes. Binnen de SCOH betekent autonomie het volgende: •
De scholen hebben de vrijheid eigen keuzes te maken; ze worden daar zelfs toe uitgedaagd.
•
De autonomie van de scholen wordt begrensd door de wettelijke kaders en de interne afspraken.
•
Onze interne afspraken zijn gebaseerd op een gevoel van solidariteit met elkaar. SCOH-scholen hebben vertrouwen in elkaar, steunen elkaar, maar mogen en willen elkaar ook bevragen.
•
Autonomie betekent verantwoording nemen en afleggen.
De kracht van SCOH in combinatie met de autonomie van scholen: ”Samen sterk, maar toch apart”.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
5
SCOH-scholen zijn protestants-christelijke scholen We leven in een wereld die in snel tempo seculariseert. Het onderwijs is één van de weinige sectoren in de Nederlandse samenleving die nog gebaseerd is op de traditionele indeling in zuilen. Wij worden daar regelmatig kritisch op bevraagd. ‘Men’ vindt het niet meer van deze tijd dat onderwijs op religieuze grondslag wordt aangeboden. ‘Men’ vindt het vreemd dat een protestants-christelijke school voor een belangrijk deel wordt bezocht door kinderen van een andere of geen geloofsovertuiging. ‘Men’ accepteert het echter ook niet als een protestantschristelijke school leerlingen weigert, omdat ze een andere geloofsovertuiging hebben. En toch… De SCOH en de SCOH-scholen bieden onderwijs aan vanuit een protestantschristelijke achtergrond. Dat hebben we al heel lang gedaan en dat willen we blijven doen. We doen dat met respect voor andere opvattingen, zonder onze eigen opvattingen te verloochenen. We vragen van ouders en leerlingen die onze scholen bezoeken onze opvattingen te respecteren, zoals wij ook hun opvattingen respecteren. Wij maken onze keuzes in relatie tot onze protestants-christelijke identiteit, staand midden in een samenleving die daar steeds meer los van raakt. De SCOH staat ergens voor. SCOH-scholen zijn dan ook protestants-christelijke scholen. Dat betekent: •
Scholen werken op basis van de grondslag van de SCOH: Het Evangelie van Jezus Christus naar de Heilige Schrift.
•
Een open toelatingsbeleid voor leerlingen en hun ouders die onze grondslag respecteren.
•
Van personeelsleden wordt verwacht dat ze het protestants-christelijke gedachtegoed kennen, respecteren en uitdragen.
•
Van directeuren wordt verwacht dat ze een protestants-christelijke geloofsopvatting hebben en uitdragen.
•
De SCOH heeft een inclusieve opvatting over godsdienst. Dat wil zeggen dat we erkennen dat ook in andere religies tekenen van Gods openbaring zijn aan te treffen.
•
Het godsdienstonderwijs kent vormende aspecten, maar zeker ook elementen van scholing.
•
Er worden op voorhand geen leerinhouden uitgesloten. Wel kunnen keuzes worden gemaakt op basis van bepaalde waarden en normen.
•
Scholen verzorgen aan het begin en het eind van de dag een bezinningsmoment, waarbij het gebed als belangrijke mogelijke vorm wordt gezien.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
6
SCOH-scholen stellen het kind centraal Volgens de Wet op het primair onderwijs (WPO) moet het onderwijs streven naar een ononderbroken ontwikkelingsproces bij kinderen. Verder moet het onderwijs een brede vorming van de leerlingen nastreven. Scholen moeten rekening houden met leerlingen die extra zorg nodig hebben. Voor de inspectie is een school een goede school als zij onderwijs verzorgt dat ertoe leidt dat alle leerlingen binnen hun mogelijkheden optimale resultaten behalen (Toezichtkader primair onderwijs 2005, pag. 6). Voor de SCOH betekent dit onder andere: •
We voelen ons verantwoordelijk voor alle kinderen die aan ons onderwijs zijn toevertrouwd.
•
We werken vanuit de gedachte dat we een gedeelde verantwoordelijkheid hebben met de ouders van de kinderen.
•
We spelen, waar mogelijk, in op de verschillen tussen leerlingen.
•
We realiseren ons daarbij dat niet al onze scholen alle soorten problematiek aankunnen.
•
‘Het kind centraal’ betekent ook dat we eisen stellen aan leerlingen, ouders en leerkrachten.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
7
SCOH-scholen maken werk van kwalitatief hoogstaand onderwijs In de brochure “Werken bij de SCOH” lezen we het volgende: ‘Wie onze scholen onder de loep neemt, ziet een groot aantal overeenkomsten. Kernwoorden zijn: modern onderwijs met aandacht voor innovatie en eigentijdse technieken en hulpmiddelen, kindnabij onderwijs, goede sfeer, warmte, veiligheid, respect, openheid en individuele aandacht’. In de discussie over kwalitatief hoogstaand onderwijs gaat het ook over de opbrengsten van het onderwijs, de breedte van het aanbod, de toegevoegde waarde van het onderwijs. Enkele noties die het bovenstaande verder uitwerken zijn: •
De SCOH is een organisatie waarin leerlingen, leerkrachten, ouders en bestuur in een veilige omgeving worden uitgedaagd alle talenten die ze bezitten te benutten om zich te ontwikkelen als mens en zo goed mogelijk te kunnen presteren in de maatschappij.
•
Kwalitatief hoogstaand onderwijs beperkt zich niet alleen tot het cognitieve domein. Het gaat ook om het ontwikkelen van creatieve en sociaal-emotionele vaardigheden.
•
We vinden leerprestaties belangrijk, maar de huidige cultuur van ‘meten is weten’ vinden we een te beperkte benadering van onderwijs.
•
Kwaliteit van onderwijs wordt mede bepaald door kwaliteit van leerkrachten, maar ook door de kwaliteit van het schoolgebouw. Ook daar willen we werk van maken.
•
Bij het bepalen van onze kwaliteit bevragen we ook onze ‘klanten’. Enquêtes onder leerlingen en ouders zijn voor ons goede hulpmidden hierbij.
•
Onze scholen werken planmatig aan schoolontwikkeling. Hulpmiddelen hierbij zijn het jaarplan en het jaarverslag. Onze scholen zijn transparant over hun plannen. Zij informeren alle bij de school betrokken geledingen hierover. Onze scholen vinden het normaal dat ze kunnen worden aangesproken op het niet realiseren van hun plannen.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
8
SCOH-scholen zien de leerkracht als spil in de organisatie Het lijkt een uitgemaakte zaak dat de leerkracht de spil in het onderwijsproces is, maar in de praktijk is het nog maar de vraag of dat zo is. Veel leraren gaan gebukt onder de veelheid aan eisen en regels waaraan hij/zij moet voldoen. Hierdoor wordt hun functie ingeperkt tot het uitvoeren van het lesprogramma. Er zijn zoveel specialistische functies om de leerkracht heen, dat hij daardoor klem komt te zitten tussen de veelheid van adviezen. De leraar moet weer centraal staan. Hij/zij is eerstverantwoordelijke voor de groep. Hij bepaalt of, en zo ja hoe en wanneer, een leerling ondersteund moet worden. Hij/zij geeft aan wat hij nodig heeft om de resultaten aan het eind van het jaar te behalen. De specialisten zijn in zijn dienst en niet andersom. Als we de leraar als spil in het onderwijsproces zien, betekent dat onder andere: •
De kern van het onderwijsproces gebeurt in de groep.
•
Leerkrachten nemen hun verantwoordelijkheid voor de organisatie van het onderwijsproces in hun groep.
•
Leerkrachten zijn ook aanspreekbaar op de behaalde resultaten van hun groep.
•
De SCOH is helder over wat zij verlangt van leerkrachten.
•
De SCOH maakt werk van de begeleiding van leerkrachten: “wie niet kan, mag leren”. Voor wie niet wil of niet meer kan, wordt in overleg een passende oplossing gezocht.
•
Leerkrachten die zichzelf serieus nemen, voelen zich verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling. Daarbij worden ze gesteund door directies en bestuur.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
9
Waar willen we heen?
De vraag ‘Waar willen we heen?’ suggereert dat we als organisatie zelf kunnen bepalen wat we willen doen. Dat is echter schijn. Onderwijs wordt gestuurd door landelijke politieke keuzes, door gemeentelijk beleid, door wensen van ouders, door maatschappelijke instanties die hun doelen via het onderwijs gerealiseerd willen zien, door belangengroepen. Onderwijs staat midden in de samenleving en kan en mag daar ook niet omheen. Maar onderwijs is ook te belangrijk om te fungeren als een speelbal van diezelfde samenleving. In een omgeving die steeds wisselende eisen stelt, die soms ook nog tegenstrijdig zijn, is het van belang te weten wat je zelf wilt. Dat betekent dat we keuzes moeten maken. We houden ons aan de wettelijke kaders, maar zoeken ook de ruimte om eigen accenten te leggen. Op basis van de ontwikkelingen in onze omgeving kiezen we ervoor de volgende vijf thema’s als speerpunt te benoemen voor de komende jaren: •
Herijking van de zorg, passend onderwijs.
•
Kwaliteit van het onderwijs.
•
Dagarrangementen.
•
Veiligheid.
•
VVE, waaronder de doorgaande lijn.
Deze thema’s zijn tijdens een studiedag van directies en stafleden besproken en beoordeeld op hun (on)mogelijkheden. De resultaten hiervan geven we per thema weer. Aan de hierboven genoemde thema’s voegen we nog een extra thema toe: de bestuurlijke organisatie. Het ministerie van OCW heeft een notitie geschreven over ‘governance’ in het onderwijs. Die notitie bevat de opvattingen van de minister over hoe de rol van besturen zou moeten zijn. Deze opvattingen worden naar verwachting omgezet in regelgeving. Het is dus niet onbelangrijk dat het bestuur van de SCOH zich hierop bezint.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
10
Herijking van de zorg, passend onderwijs In het najaar van 2005 verscheen de notitie “Vernieuwing van de zorgstructuren in het funderend onderwijs”. In deze notitie beschrijft de minister van onderwijs haar plannen ten aanzien van de organisatie van de zorg in het onderwijs. Een belangrijk nieuw begrip in de notitie is de ‘zorgplicht’. De school krijgt als opdracht voor elke aangemelde leerling een zorgarrangement te formuleren. Als dat niet op de eigen school kan worden aangeboden, dan moet de school zoeken naar een andere school die wel het vereiste zorgarrangement kan bieden. De notitie gaat in dit verband stevig in op de rechten van de ouders en de plichten van de school. Een tweede aspect uit de notitie is het streven naar een individuele bekostiging per leerling. De extra zorg voor een leerling wordt gekoppeld aan het geld dat een kind meebrengt. Dat betekent dat scholen op leerling-niveau afspraken maken met ouders over de inzet van de beschikbare middelen van hun kind en over de opbrengst. Als derde element noemen we dat de minister streeft naar één objectief indicatiesysteem voor alle leerlingen die extra aandacht nodig hebben. De plannen van de minister bieden ons kansen. Zo wordt het mogelijk om, meer nog dan nu het geval is, thuisnabij onderwijs aan te bieden. Het wordt mogelijk een eigen, bekostigde, rebound voorziening op te zetten. We kunnen werken met één zorgloket voor de SCOH. De expertise van het speciaal (basis)onderwijs kan beter worden verspreid over het reguliere onderwijs. Het wordt eenvoudiger de kennis van so/sbo te bundelen in een expertisecentrum. Scholen worden meer aangesproken op adaptief werken met kinderen. De plannen van de minister kennen ook bedreigingen. Verspreiding van expertise kan leiden tot vermindering van expertise. Het reguliere onderwijs is niet in staat om alle problematiek op te vangen en zal dat ook in de toekomst niet zijn. De zeggenschap van ouders wordt wel erg versterkt. Dat gaat ten koste van de rechten van de school. De plannen van de minister zorgen ervoor dat de komende jaren weer veel wordt gesproken over structuren, over de verdeling van verantwoordelijkheden en taken. Dat gaat ten koste van de ontwikkeling van de inhoud. De voorgestelde plannen zullen leiden tot groei van de bureaucratie. Procedures zullen nog langer gaan duren dan nu al het geval is. Er komt niet meer geld beschikbaar. Met hetzelfde budget moeten meer indicaties worden afgegeven. Dit betekent dat er per kind minder geld beschikbaar zal zijn. De SCOH ziet in de plannen van de minister een uitdaging om de eigen organisatie opnieuw scherp te analyseren en wellicht te herdefiniëren. Daarbij zullen we in ieder geval antwoord Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
11
moeten geven op de volgende vragen: •
Zijn er grenzen aan de verantwoordelijkheid van de school als het gaat om het bieden van zorg aan een leerling? En zo ja, welke grenzen zijn dat dan?
•
Zijn er grenzen aan de verantwoordelijkheid van de SCOH als het gaat om het bieden van zorg aan een leerling? En zo ja, welke grenzen zijn dat dan?
•
Het lijkt alsof er steeds meer leerlingen in een basisschool zitten die specifieke zorg nodig hebben. Wat betekent dat voor het handelen van leerkrachten? En voor de taken en functies om de leerkracht heen? Wordt de zorg voor de leerlingen een zaak van de professionals binnen of buiten de klas?
•
Is het mogelijk voor iedere school een scherp zorgprofiel te formuleren en wat is daar dan de waarde van?
•
Wat wordt de positie van de speciale school voor basisonderwijs als de plannen van de minister worden overgenomen?
Doelen voor de periode 2007 – 2011 •
We hebben inzicht in de gevolgen van de invoering van passend onderwijs voor de diverse schoolsoorten binnen de SCOH. De discussie hierover wordt vooral gevoerd met de directies en op hoofdlijnen met het bestuur.
•
We hebben inzicht in de mogelijkheden van onderwijskundige zorg die de SCOH en zijn scholen kan bieden.
•
Het begrip ‘zorgplicht’ is gedefinieerd op het niveau van de SCOH. De betekenis hiervan is uitgewerkt op schoolniveau.
•
Op SCOH-niveau is een discussie gevoerd over de centrale rol van de leerkracht in de klas en de ondersteunende rol van de mensen daar omheen. In die discussie is meegenomen wat dit betekent voor de professionaliteit en taakbelasting van leerkrachten. Tevens is in kaart gebracht of, en zo ja wat, de gevolgen zijn voor het functiehuis.
Concreet zichtbare resultaten op 1 augustus 2011 •
De discussie over de gevolgen van passend onderwijs voor de SCOH is al gestart in het schooljaar 2006-2007. Het onderwerp ‘passend onderwijs” heeft met regelmaat op de agenda gestaan van Directeuroverleg, Strategisch Beraad en Bestuur.
•
Er is een besluit genomen over welke vormen van speciaal (basis)onderwijs binnen de SCOH gewenst zijn. Indien dit leidt tot aanpassingen is daar op 1 augustus 2011 al een begin mee gemaakt.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
12
•
Alle SCOH-scholen hebben hun zorgprofiel beschreven in de schoolgids en op hun website.
•
SCOH-scholen beschikken over een protocol waarin de zorgplicht van de school is uitgewerkt op basis van rechten en plichten van zowel de school als de ouders.
•
Er is een besluit genomen over het wel of niet aanpassen van het functiehuis.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
13
Kwaliteit Er is geen school in Nederland die in zijn schoolgids of schoolplan vermeldt, dat men een slechte kwaliteit van onderwijs nastreeft. SCOH maakt daarop geen uitzondering. In ons Strategisch plan 2003 - 2007 stond zelfs dat wij ‘investeren in modern kwaliteitsonderwijs’. Wat ‘modern’ is en wat ‘kwaliteitsonderwijs’ is, hebben we niet gedefinieerd. Ook is niet vastgelegd wat we dan in ‘modern kwaliteitsonderwijs’ willen investeren. We zien in de discussie over kwaliteit een aantal aspecten naar voren komen. In de eerste plaats merken we dat ‘kwaliteit’ nogal eens wordt verward met ‘opbrengsten’. Een school met lage opbrengsten is dan een school met een slechte kwaliteit. Om ons tegen dat beeld te verdedigen, tonen we aan dat de leerlingen een grote achterstand hadden bij binnenkomst. Vervolgens gaan we het dan hebben over de toegevoegde waarde van de school. Niet duidelijk is hoeveel toegevoegde waarde bij voldoende kwaliteit hoort. Ten tweede stellen we vast dat de discussie over kwaliteit nog wel eens wordt beperkt tot de prestaties op lezen, taal en rekenen. Natuurlijk tellen creatieve vakken mee en natuurlijk is de sociaal-emotionele ontwikkeling belangrijk. Maar wat uiteindelijk telt is de gemiddelde score op de CITOeindtoets, waarvan we dan een aantal leerlingen maar uitsluiten. En moeten we, vervolgens, ook kwaliteitsuitspraken doen over personeelsbeleid en huisvesting? En om het helemaal ingewikkeld te maken: de ene ouder vindt “Iederwijs” de ultieme vorm van kwaliteitsonderwijs; voor een andere ouder is het een reden zijn kind van school te halen. Kortom: wat kwaliteit is en hoe het wordt beoordeeld, heeft veel te maken met opvattingen van personen en met de positie die men inneemt. Het uitgangspunt van de SCOH is, dat kwaliteit op de school wordt gemaakt. Scholen leggen verantwoording af over de keuzes die ze daarbij maken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van wettelijke instrumenten (schoolplan en schoolgids) en interne documenten (jaarplan en jaarverslag). Scholen werken planmatig aan hun schoolontwikkeling. Ze formuleren doelen en evalueren die ook. Waar nodig worden doelen aangepast of nieuwe doelen geformuleerd. Scholen maken gebruik van een zelfevaluatie-instrument. Eens in de vier jaar worden ouders bevraagd op hun opvattingen over de school. Een school levert kwaliteit als het optimale uit de leerlingen wordt gehaald. We beperken ons daarbij niet alleen tot de cognitieve ontwikkeling. We worden daarom ook niet direct zenuwachtig als blijkt dat de resultaten op de CITO-eindtoets achterblijven bij de landelijke normen. We willen dan wel weten wat de oorzaken hiervan zijn en of de school maatregelen moet nemen. Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
14
Een belangrijke voorwaarde voor het leveren van de gewenste kwaliteit is de kwaliteit van de leerkrachten. Leerkrachten moeten kunnen beschikken over goede methodes, over een goed leerlingvolgsysteem, over goede mogelijkheden tot nascholing. Van leerkrachten verwachten we dat ze zich realiseren dat kwaliteitszorg onderdeel van hun werk is. De rol van de schoolleiding is, dat zij het beste uit hun leerkrachten willen halen. SCOH-scholen zijn scholen die zich realiseren dat de kwaliteit van vandaag een andere is of kan zijn dan de kwaliteit van morgen. SCOH-scholen zijn scholen die dat gegeven zien als een uitdaging. Doelen voor de periode 2007 – 2011 •
Elke SCOH-school handhaaft minimaal het voldoende niveau van kwaliteit op de domeinen die de inspectie gebruikt bij zijn PKO en JO. Waar mogelijk zijn de prestaties verbeterd.
•
Alle SCOH-scholen scoren een voldoende op de beoordeling van hun kwaliteitszorgsysteem.
•
Elke SCOH-school maakt een verantwoorde keuze met betrekking tot de maatschappelijke opdrachten die ze in hun onderwijsconcept integreren.
•
SCOH-scholen maken gebruik van de ruimte die de lumpsumfinanciering hun biedt voor het optimaliseren van hun kwaliteit.
•
SCOH-leerkrachten nemen verantwoordelijkheid voor de professionele uitoefening van hun functie en voelen zich uitgedaagd zich permanent te ontwikkelen.
Concreet zichtbare resultaten op 1 augustus 2011 •
Onvoldoende indicatoren uit een PKO of JO zijn omgezet in een voldoende beoordeling.
•
Alle SCOH-scholen voeren een ouderenquête uit in het schooljaar 2006 – 2007 en het schooljaar 2010 – 2011. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het schoolplan.
•
De gekozen maatschappelijke opdrachten worden opgenomen in het jaarplan.
•
Jaarlijks worden de resultaten van de scholen op PKO of JO, eindtoetsen van groep 8 en doorstroom naar het voortgezet onderwijs geanalyseerd en verwerkt.
•
De scholen hebben hun financiën op orde. Dit blijkt uit het goed kunnen werken met de lumpsum bekostiging, het zicht hebben op hun financiële positie, het binnen de begroting kunnen werken, het zicht hebben op de financiële consequenties van hun keuzes.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
15
Dagarrangementen Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 2005 is door de Tweede Kamer de motie Van Aartsen/Bos aangenomen. Op hoofdlijnen stelt deze motie voor dat scholen voor- en naschoolse opvang (laten) organiseren tussen 7.30 uur en 18.30 uur. Het schoolbestuur krijgt hiervoor een plicht waarop ouders zich kunnen beroepen. Het schoolbestuur is en blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Het schoolbestuur is niet verantwoordelijk voor de uitvoering en de kwaliteit van de activiteiten buiten de schooluren voorzover deze door anderen dan de school worden uitgevoerd. De kosten van de opvang komen voor rekening van de ouders. De wijze van organisatie is onderwerp van medezeggenschap. De Onderwijsraad heeft over dit plan advies uitgebracht aan de regering. De Onderwijsraad schetst vier modellen voor de organisatie: •
De school is makelaar en sluit een contract met een bestaande kinderopvangorganisatie.
•
Het schoolbestuur wordt tevens een stichting voor kinderopvang.
•
Scholen verzorgen onderwijsgebonden opvang; de opvang draagt bij aan het realiseren van onderwijsdoelen.
•
Opvoeding, opvang en onderwijs zitten onder één dak. Er is een afdeling basisonderwijs, een afdeling zorg en pedagogiek voor 0-4 jarigen en een afdeling zorg en educatie in buitenschoolse tijd voor 4-12 jarigen. Ook de tussenschoolse opvang wordt in dit model geregeld.
Verder is bij de behandeling van de onderwijsbegroting in 2005 de motie Hamer aangenomen. In deze motie wordt de regering gevraagd te onderzoeken of het mogelijk is te komen tot het vormen van kindercentra. Hierbij worden kinderdagopvang en peuterspeelzalen omgevormd tot één kindercentrum waar tevens VVE wordt aangeboden. We stellen vast dat in korte tijd het denken over kinderopvang onder regie van het onderwijs een grote vlucht heeft genomen. Politiek gezien is de vraag niet of we het willen organiseren, maar hoe we het gaan organiseren. Door het zelf te organiseren kunnen we in ieder geval een aantal zaken veilig stellen. Als kinderen tussen 7.30 uur en 18.30 uur in hetzelfde gebouw zitten, geeft dat structuur aan hun dag. Het geeft rust en duidelijkheid en het is in een veilige omgeving. De school is in Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
16
staat om invloed uit te oefenen op de kwaliteit van de opvang. Dat kan gaan over de kwaliteit van aangeboden maaltijden; dat kan gaan over het aanbieden van huiswerkbegeleiding, dat kan gaan over het aanbod van activiteiten, dat kan gaan over de kwaliteit van het personeel van de opvang. Opvang en onderwijs in dezelfde hand, schept ook een nieuwe relatie tussen school en ouders. In de opvang komen immers nog meer opvoedingsaspecten aan de orde. We signaleren ook knelpunten. Zo zijn de meeste schoolgebouwen niet geschikt voor opvang; of er is geen ruimte beschikbaar of die ruimtes voldoen niet aan de eisen. Het zal lastig zijn personeel te vinden voor de opvang vanwege de werktijden. Opvang zal kostendekkend aangeboden moeten worden. Het is de vraag of dat is te realiseren. Verder is het de vraag of het mogelijk is opvang en onderwijs als gescheiden trajecten te blijven zien. Voor het organiseren van dagarrangementen hebben we de volgende uitgangspunten geformuleerd. Onze scholen zijn er om onderwijs te geven. Dat betekent dat de kern van onze activiteiten plaatsvindt tussen 8.30 uur en 15.30 uur. We constateren ook dat er een maatschappelijke behoefte is om kinderen buiten de schooluren op te vangen. Sommige van onze scholen hebben hiervoor al een relatie met een organisatie voor kinderopvang. De motie Van Aartsen/Bos zien we als aanjager van deze ontwikkeling. Een tweede opvatting is dat de kinderopvang buiten de schooluren professioneel georganiseerd moet worden. Er moet sprake zijn van gekwalificeerd personeel. Er moet voldoende geld beschikbaar zijn. Er moet voldoende ruimte beschikbaar zijn. Het ligt dan voor de hand om hiervoor een relatie aan te gaan met een organisatie die is gespecialiseerd in kinderopvang. Ten derde willen we gescheiden geldstromen. Onderwijs wordt betaald door de overheid en is gratis. Op kinderopvang is een ander regime van toepassing. De kosten hiervan zullen door de ouders opgebracht moeten worden. In het schooljaar 2006 – 2007 doen drie SCOH-scholen mee aan een experiment van de gemeente Den Haag. Onze doelstelling is uit te zoeken of onze uitgangspunten in de praktijk werkbaar zijn. Doelen voor de periode 2007 – 2011 •
SCOH-scholen organiseren dagarrangementen minimaal op basis van een makelaarsrol.
•
SCOH doet onderzoek naar de wenselijkheid van een verdergaande samenwerking
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
17
met kinderopvangorganisaties. •
SCOH heeft een besluit genomen over de integratie van onderwijs en opvang.
•
SCOH volgt de ontwikkelingen op het gebied van dagarrangementen op de voet is in staat hierop in te spelen.
Concreet zichtbare resultaten op 1 augustus 2011 •
Alle SCOH-scholen hebben voor 1 augustus 2007 een aanbod voor dagarrangementen geformuleerd.
•
SCOH-scholen hebben een samenwerkingsverband met één of meer organisaties voor kinderopvang.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
18
Veiligheid Op verschillende niveaus wordt gesproken over veiligheid in de scholen. De minister van Onderwijs heeft er een brief over geschreven. De wethouder van onderwijs van de gemeente Den Haag heeft onderzoek laten doen naar de veiligheidsbeleving van leerlingen en leerkrachten op scholen. De SCOH heeft een studiedag georganiseerd over veiligheid en een handboek ontwikkeld. Er is zelfs veiligheidsbeleid opgesteld. Maar zijn de scholen nu wel of niet veilig? Uit het onderzoek ‘Veiligheidsbeleving op scholen in het basisonderwijs’ (Regioplan, 2005) kunnen we de volgende conclusies trekken: •
Voor zowel leerkrachten als leerlingen geldt, dat het gevoel van veiligheid afneemt naarmate ze verder uit de buurt van hun klaslokaal komen. De lijn is klas-schoolschoolplein-buurt, waarbij men zich het veiligst voelt in het klaslokaal.
•
Pesten is een regelmatig voorkomend probleem.
•
Leerkrachten hebben geregeld te maken met intimidatie en geweld. De cijfers uit het onderzoek zijn aanzienlijk hoger dan op basis van ons eigen registratiesysteem blijkt.
•
In vergelijking met andere Haagse scholen geven zowel leerlingen als leerkrachten gemiddeld lagere cijfers als het gaat om het veiligheidsgevoel.
•
Leerlingen op SCOH-scholen geven vaker aan dat ze worden gepest dan de leerlingen op andere Haagse scholen.
•
Leerkrachten op SCOH-scholen geven vaker aan zich niet veilig te voelen op school.
Veiligheid is en blijft een belangrijk onderwerp op onze scholen. Als leerlingen en leerkrachten niet veilig naar school kunnen gaan, heeft dat ongetwijfeld een negatief effect op de leerprestaties van de kinderen. Het hebben van een veiligheidsplan is een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde om scholen veiliger te maken. Het is de verantwoordelijkheid van bestuur en directeuren om veiligheid onder de aandacht te brengen en te houden van alle bij de school betrokken partijen. Het regelmatig bespreken van de ervaringen tijdens de teamvergadering of de bestuursvergadering, het regelmatig beoordelen van de bruikbaarheid van plannen blijft noodzakelijk. Het is een illusie te denken dat scholen 100% veilig zijn of kunnen worden. Ook in die zin is een school een afspiegeling van de samenleving. Maar de vraag wat scholen nodig hebben om leerlingen en leerkrachten het gevoel te geven dat ze veilig naar school kunnen gaan, Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
19
mag niet van de agenda verdwijnen. Het bewaken van die agenda is een verantwoordelijkheid van bestuur, directies, leerkrachten, onderwijsondersteunend personeel en ouders. Doelen voor de periode 2007 – 2011 •
Alle SCOH-scholen hebben een uitgewerkt veiligheidsbeleid, gebaseerd op het handboek veiligheid.
•
Alle SCOH-scholen hebben afspraken gemaakt over het realiseren van een veilig schoolklimaat.
•
Alle SCOH-scholen leren hun leerlingen goed burgerschap.
•
Alle SCOH-scholen beschikken over een RI&E.
•
Alle SCOH-scholen leggen contact met de wijk en het netwerk in de wijk. Hierbij worden ook ouders betrokken.
Concreet zichtbare resultaten op 1 augustus 2011 •
Alle scholen bespreken jaarlijks minimaal 1 keer hun veiligheidsbeleid in een teamvergadering.
•
Het veiligheidsbeleid van een school wordt jaarlijks besproken met de leerlingen.
•
Tijdens de schoolgesprekken die de stafmedewerkers twee keer per jaar voeren met de directie is het veiligheidsbeleid een vast bespreekpunt.
•
SCOH-scholen doen minimaal één keer per twee jaar een onderzoek naar de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel. Hierbij komen in ieder geval de fysieke en de mentale veiligheid aan de orde. Scholen maken op basis van dit onderzoek een plan van aanpak.
•
Elke school heeft een preventiemedewerker die het ARBO-zorgsysteem van de school bewaakt. Het vergroten van de deskundigheid van het personeel maakt deel uit van het ARBO-zorgsysteem.
•
Elke school beschikt over een actuele RI&E en een daar bij behorende begroting.
•
Het veiligheidsplan van een school beschikt ook over een medisch protocol.
•
Er is een calamiteitenplan aanwezig op het niveau van de SCOH en op het niveau van de school.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
20
Voor- en vroegschoolse educatie, de doorgaande lijn Het voorkomen en voegtijdig aanpakken van ontwikkelingsachterstanden vergroot de kansen op een gezonde ontwikkeling en een succesvolle schoolcarrière van kinderen. Het VVEbeleid richt zich vooral op risicogroepen, kinderen van laagopgeleide ouders, zowel autochtoon als allochtoon. Het beleid richt zich ook op de ouders zelf, vanwege het belang van hun rol in de ontwikkeling en opvoeding van kinderen (Haagse Klasse(n), deel 2, pag. 13). Op veel van onze scholen zitten kinderen die behoren tot de doelgroep van het VVE-beleid. Inmiddels is het beleid van de rijksoverheid met betrekking tot het VVE-beleid gewijzigd. Vanaf 1 augustus 2006 zijn de schoolbesturen verantwoordelijk voor het vroegschoolse deel, de gemeentes voor het voorschoolse deel. De gemeente Den Haag wil de kwaliteit van de voorschool handhaven en bovendien nog meer voorscholen starten. SCOH onderschrijft het belang van de voorschool en van de doorgaande lijn. Echter, we hebben ook steeds aangegeven alleen onze verantwoordelijkheid te kunnen en willen nemen als daar voldoende middelen tegenover staan. Nu de gemeente de beschikbare middelen concentreert in de voorschool en de rijksoverheid in onvoldoende mate middelen ter beschikking stelt voor de vroegschool, wordt het voor de SCOH moeilijk de gevoelde verantwoordelijkheid waar te maken. Er ontstaat, kortom, spanning tussen wat we willen en wat we kunnen. Waarom zouden we ons moeten inspannen voor het handhaven van ons aanbod in het kader van VVE? Omdat het gaat om ondersteuning van jonge kinderen. Omdat het motiverend werkt voor kinderen. Omdat het oog heeft voor ouderbetrokkenheid. Omdat er sprake is van een duidelijk programma. Omdat het wordt uitgevoerd door gecertificeerde mensen. Omdat er ‘meer handen’ in de klas zijn. Omdat er een positief effect op de instroom van onze scholen vanuit gaat. We kunnen ook argumenten bedenken waarom we zouden moeten stoppen met het aanbod van VVE. Het wordt onbetaalbaar voor de school. Het is een extra belasting voor de school. De school heeft extra ruimte nodig. Er gaat veel aandacht naar een beperkte groep kinderen. De bewegingsruimte van een school wordt ingeperkt. De eisen die aan de vroegschool worden gesteld, zijn te hoog voor de kinderen.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
21
Bij het zoeken naar oplossingsrichtingen willen we aandacht besteden aan de volgende aspecten: •
Kunnen de doelen van VVE worden bereikt met minder dagdelen?
•
Is het mogelijk meer te werken met onderwijsassistenten? En wat betekent dat dan voor hun scholing?
•
Kunnen we niet beter inzetten op ondersteuning van de hele groep leerlingen in plaats van op een subgroep?
•
Wat betekent de doorgaande lijn voor het opbouwen van de zorgstructuur van de school?
•
Hoe moeten we onze relatie met de gemeente zien in het licht van de gewijzigde verhoudingen?
•
Hoe kunnen we de instroom in de voorscholen, maar ook de reguliere peuterspeelzalen, bevorderen? Hoe komt het dat een bepaalde groep peuters niet wordt bereikt?
Doelen voor de periode 2007 - 2011 •
Het bevorderen van de deelname van doelgroepkinderen aan de voorschool binnen de kaders van het door de gemeente Den Haag geformuleerde beleid.
•
Het beter formaliseren van de aansturing van de peuterspeelzalen, zowel de voorschool peuterspeelzalen als de reguliere peuterspeelzalen, binnen de SCOH.
•
Het binnen de financiële mogelijkheden zorgen voor een kwalitatief goede voorschool binnen de basisscholen en de peuterspeelzalen.
Concreet zichtbare resultaten op 1 augustus 2011 •
Bij alle SCOH-scholen en peuterspeelzalen waar dat mogelijk is, is een voorschool aanwezig.
•
De verantwoordelijkheid voor de aansturing van de voorscholen ligt bij de directeur van de basisschool.
•
De interne zorgstructuur van de basisschool loopt door in de voorschool.
•
De voorschool wordt bekostigd vanuit de regulier beschikbare middelen.
•
Er is inzicht in de relatie tussen de kosten van de vroegschool en de opbrengst.
•
Er is aangetoond dat de VVE-light scholen wel of niet wenselijk zijn.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
22
Bestuurlijke organisatie Sinds enige tijd wordt het begrip ‘good governance’ veelvuldig gebruikt in allerlei notities die gaan over het besturen van onderwijsinstellingen. De discussie is aangezwengeld en wordt warm gehouden door de minister van OCW. Good governance moet er toe leiden dat de bestuurlijke verhoudingen in de sector geschikt zijn om het onderwijs op een hoger peil te brengen en om de vraagstukken van de toekomst verantwoord tegemoet te kunnen treden. Het komt er op neer dat de overheid een stap terug wil doen en gebruikers van het onderwijs meer in positie wil brengen. Anders gezegd: van vooral verticale verantwoording naar meer horizontale verantwoording. Besturen krijgen hierbij meer vrijheid om zelf keuzes te maken met betrekking tot de inrichting van het onderwijs, maar moeten daarover wel verantwoording afleggen. Recent (juni 2006) kondigde de minister aan dat ze in het najaar van 2006 een wetsvoorstel wil indienen waarin de principes van goed bestuur worden verankerd in de wet. Onder die principes verstaat zij: een zorgplicht voor goed bestuur en goed financieel beleid, een scheiding tussen bestuur en toezicht. Voor het bestuur leiden de ontwikkelingen rond good governance tot allerlei nieuwe vragen: •
Hoe wil het bestuur de horizontale verantwoording vormgeven? Aan wie en wanneer?
•
Hoe ziet het bestuur de aangekondigde scheiding tussen toezicht en bestuur? Wat betekent dat voor de huidige werkwijze en organisatie? Ontwikkelt het bestuur zich door tot een Raad van Toezicht? Blijft het bestuur een bestuur op hoofdlijnen?
•
Op welke beleidsterreinen wil het bestuur sturen en welke instrumenten heeft men daarbij nodig? Zijn er naast de huidige beleidsinstrumenten nog andere beleidsinstrumenten noodzakelijk? En wat betekent dat dan voor de relatie bestuur – algemeen directeur?
•
Welke rollen ziet het bestuur voor zichzelf weggelegd en welk gedrag hoort daar dan bij?
Doelen voor de periode 2007 – 2011 •
Het bestuur heeft inzicht in de vormgeving en inhoud van verticale en horizontale verantwoording.
•
Het bestuur neemt een standpunt in over de scheiding tussen toezicht en bestuur.
•
Het bestuur neemt een standpunt in over de gewenste bestuurlijke instrumenten,
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
23
Concreet zichtbare resultaten op 1 augustus 2011 •
Het bestuur heeft in een document vastgelegd hoe het verticale en horizontale verantwoording vormgeeft.
•
Het bestuur heeft in een document vastgelegd hoe de scheiding tussen toezicht en bestuur wordt vormgegeven. Bij de discussie hierover worden ook andere geledingen binnen de organisatie betrokken.
•
Het bestuur heeft vastgelegd welke beleidsinstrumenten gehanteerd worden en wat dat betekent voor de relatie bestuur – algemeen directeur.
•
De gevolgen van de gemaakte keuzes zijn verwerkt in documenten als statuten en reglementen.
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
24
Overzicht doelen voor 2007 – 2011
2007 – 2008 2008 – 2009 2009 – 2010 2010 - 2011 Herijking van de zorg, passend onderwijs Inzicht gevolgen invoering passend onderwijs Inzicht in mogelijkheden onderwijskundige zorg van onze scholen Zorgplicht gedefinieerd Discussie centrale rol leerkracht
Kwaliteit van het onderwijs Handhaven huidige kwaliteitsniveau Voldoende beoordeling kwaliteitszorgsysteem Keuze maatschappelijke opdrachten Lumpsum gebruiken i.r.t. kwaliteit Leerkrachten als professionals
Dagarrangementen Organiseren dagarrangementen als makelaars Ondersoek samenwerking met kinderopvangorganisaties Besluit over integratie opvang – onderwijs Ontwikkelingen dagarrangementen volgen
Veiligheid Uitgewerkt veiligheidsbeleid op de scholen Afspraken over realiseren veilig
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
25
schoolklimaat Invoeren goed burgerschap RI&E op alle scholen Wijkcontacten optimaliseren
VVE, doorgaande lijn Bevorderen deelname doelgroepkinderen Formaliseren aansturing psz. Optimaliseren kwaliteit voorschool
Bestuurlijke organisatie Horizontaal – verticaal verantwoorden Standpunt scheiding toezicht – bestuur Standpunt bestuurlijk instrumentarium
Strategisch plan 2007 – 2011 Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden
26