Studentenuitgave van Medisch Contact
Strategieën om sneller te studeren Meedoen aan de wetenschap Krap bij kas? Niet nodig!
3
september 2006
OPROEP
Studentenuitgave van Medisch Contact
Strategieën om sneller te studeren Meedoen aan de wetenschap Krap bij kas? Niet nodig!
coverbeeld: fotosearch
3
september 2006
AIS0306cover.indd 1
01-08-2006 14:43:54
en voor de is Wie wil schrijv ’ of ‘Column’ eg ‘W n rubrieke . m ko el w van harte rage naar Stuur je bijd edischcontact.nl. artsinspe@m ende voor het volg De deadline oktober. nummer is 18
Rubrieken è
in dit numm
er
6
Kortkortkort
4
De leukste bijbaan
8
Column
9
Zoekplaatje
9
Weg
10
Kwik
13
De mens achter...
14
Leren gaat van au Tussen de dag waarop je de middelbare school verlaat en het moment waarop je jezelf arts mag noemen, ligt een berg studiearbeid. Er zijn verschillende strategieën om je door die berg heen te worstelen. De ene is effectiever dan de andere.
19
rineke wisman
Steeds meer studenten kiezen voor een stage in het buitenland. Het regelen van een buitenland ervaring kan heel wat voeten in de aarde hebben, maar achteraf vinden de meeste studenten het de moeite waard.
11 Evidence-based dokter
rolieke cents
Van een arts wordt een wetenschappelijk denk niveau verwacht, maar in de artsenopleiding wordt niet erg veel aandacht aan academische vorming besteed. Wie die vorming wenst, moet er actief naar op zoek.
22
evert pronk
Ruimer bij kas tijdens je studie
17 Sociale geneeskunde: sexy of niet? Wie sociale geneeskunde heeft gekozen, wordt bedrijfsarts of verzekeringsarts en gaat zich bezighouden met advisering rond werk en belastbaarheid. Maar je hebt ook nog andere mogelijkheden zoals jeugdarts, tbc-arts, forensisch arts. Arts maatschappij & gezondheid Paul Cornelissen: ‘Oké, het is een kantoorbaan, maar wel veelzijdig.’ majanka keijer
Arts in Spe is de studentenuitgave van Medisch Contact het weekblad van de KNMG en verschijnt vier keer per jaar. Arts in Spe wordt gratis verspreid onder medisch studenten en toegezonden aan studentleden van de KNMG.
Redactie: Ben Crul, Joost Visser, hoofdredactie Lily Juffermans, Kees Klaver, Hedwig Neggers, eindredactie Bibian Harmsen, artdirector; Wendy Westerhof, beeldredactie Aan dit nummer werkten verder mee: Guido Bossers, Rolieke Cents, Robert Crommentuyn, Richard Hassink, Marieke Hoeksma, Majanka Keijer, Satish Lubeek, Ingrid Lutke Schipholt, Henk Maassen, Mensje Melchior, Eva Nyst, Evert Pronk, Rineke Wisman Redactieraad: Deepak Balak, Tim Boymans, Judith Dekker, Ronak Delewi, Kathelijne Groeneveld, Robin de Groot, Marlies Morsink, Ron van Oosterhout, Sybren Rynja, Sanne Zinkstok (studenten), Alex Julien (VVAA), Majanka Keijer, Mirjam Koning (KNMG)
Een buitenlandstage: aantrekkelijk en uitdagend
De maandelijkse lasten van een student overstijgen meestal wat er aan inkomen binnenkomt. Gelukkig zijn er allerlei manieren om de inkomsten aan te vullen en de uitgaven te beperken. richard hassink
volgende Arts in Spe verschijnt 17 november
Redactieadres: Lomanlaan 103, postbus 20052, 3502 LB Utrecht. tel: 030 282 3384 E-mail:
[email protected] www.artsinspe.nl Druk: Tijl Offset, Zwolle; oplage 20.000
Uitgever: Springer Uitgeverij, Leusden ISSN: 1871-3181
Medisch Contact Contact Medisch
De redactie is onafhankelijk en werkt op basis van een redactiestatuut. De artikelen van de KNMG en VVAA op pagina 17 t/m 23 verschijnen onder directe verantwoordelijkheid van hun besturen. Het is niet toegestaan om, zonder voorafgaande toestemming van de redactie, gepubliceerde artikelen of gedeelten daarvan over te nemen, te (doen) publiceren of anderszins openbaar te maken of te verveelvoudigen.
september 2006
kortkortkort Thermostaat
Massaal gezakt voor genetica
Het menselijk lichaam bestaat uit duizenden thermostaatjes. Allemaal om de door moeder natuur ingestelde en door jullie vaak uit het hoofd te leren normaalwaarden in stand te houden. Bloeddruk, Hb, TSH, noem maar op. Bij geringe afwijkingen naar boven of beneden scheidt het lichaam automatisch een stofje meer of minder af, dat dan weer voor homeostase zorgt. Doorgaans een kwestie van milliseconden. En loopt het dan toch uit de hand, dan verdienen jullie er straks als arts een goede boterham mee. Ook voor de inhoud van jullie opleiding tot arts geldt een soort balans. Al tientallen jaren is bekend dat patiënten een dokter wensen die zowel aardig als vaardig is. Maar hoe regel je dat in het curriculum? Hoe zorg je dat de met kennis doordrenkte dokter ook nog als een mens communiceert met zijn patiënten? Op die zaken zien grote commissies toe. Eerst overleggen die jaren met elkaar of het écht waar is dat te veel artsen horkerig of schutterig gedrag vertonen. En als ze het daar dan over eens zijn, bakkeleien ze jarenlang over welk stukje kennisoverdracht mag worden ingeruild voor meer competentiegericht onderwijs. Het aanleren van zelfreflexie is daarbij (terecht) essentieel. Maar helaas schiet het zoals vaak in het onderwijs weer door. Zo werd een kwart eeuw geleden als reactie op de te paternalistische houding van de huisarts de huisartsenopleiding gedomineerd door psychologen. Dat is weer teruggedraaid. De medisch specialisten staan nu aan het begin van dat traject. In jullie vernieuwde basisopleiding - zo hoor ik - word je inmiddels doodgegooid met tijdrovende opdrachten over zelfreflexie. Te vroeg en ten koste van de feitenkennis. Hopelijk werkt de curriculumthermostaat nu wat sneller.
De kennis van geneeskunde studenten over genetica laat ernstig te wensen over. Drie kwart slaagt niet voor een test die essentiële kennis toetst. Onderzoekers van het EMGO-instituut van het VU medisch centrum (VUmc) lie ten bijna 300 laatstejaars stu denten van alle acht de genees kundeopleidingen een test maken. Een deel daarvan werd door deskundigen bestem peld als vragen naar essentiële kennis voor de artsenpraktijk. Slechts 26 procent van de stu denten wisten genoeg vragen uit deze categorie correct te beantwoorden om te slagen. Het onderzoeksartikel werd vorig jaar in Genetics in Medi cine gepubliceerd. De auteurs bepleiten daarin extra aan dacht voor genetica, bijvoor beeld in co-schappen gynae cologie, kindergeneeskunde of interne geneeskunde. Ook zou de basisopleiding in die vakken meer geneticaonderwerpen moeten bevatten. (RC)
Ben V.M. Crul, arts, hoofdredacteur
Alzheimer op muziek
foto: muziektheaterunie
Op 21 september gaat ‘Alzhei mer, een tragische hersenopera’ in première. Het stuk is geschreven door componist Chiel Meijering en auteur en verpleeghuisarts Bert Keizer. Keizer hoopt dat ook studen ten geneeskunde komen kijken. ‘Dementie is een grimmige ziekte. Medisch nihilisme regeert, ter wijl er voor dokters altijd nog wat te doen valt. Pas bij de begrafenis houdt het op.’ De opera toont de lotgevallen van een Alzheimer patiënt, onderbroken door filmi sche fragmenten waarin deskun digen hun visie geven op de zorg voor dementerende patiënten. De muziek is lichtvoetig en melodieus, maar het is geen musi cal. ‘Dat woord geeft maar Van den Ende-associaties. Voor een musical is dementie te erg.’
De opera is tot 25 april 2007 te zien. (HM)
september 2006
Studenten ver beteren operatie techniek Medische studenten van de Johns Hopkins universiteit in Baltimore hebben een verbe terde techniek ontwikkeld om de borstholte na een openhart operatie te sluiten. Bij een openhartoperatie vindt doorgaans een medi ane sternotomie plaats. Na de operatie wordt het sternum gewoonlijk met stalen draden door het bot gehecht. Deze oude techniek is niet zonder risico voor patiënt en arts. De geneeskundestudenten maak ten een soort nietmachine waarmee kunststof kabelbin ders tussen de ribben en om het sternum heen worden gezet.
agenda 24 augustus 2006, 16.00 uur
De studenten waren aan het denken gezet door de arts Mal colm Lloyd. Hij is samen met een cardiochirurg eigenaar van het in chirurgische hulpmid delen gespecialiseerde bedrijf Surgical Transformations LLC. Lloyd daagde de studenten uit om een verbeterde techniek voor het hechten van het ster num te verzinnen. Het team onder leiding van de 23-jarige student Chris Weier ontwierp voor 1200 euro een prototype. Volgens Lloyd vol doet dit prototype aan alle eisen en is er inmiddels een patent op aangevraagd. (RC)
Loterij Genees kunde
Arts én onder zoeker in vier jaar De Universiteit Utrecht start volgend jaar met een zelfstan dige onderzoeksmaster die stu denten in vier jaar tijd opleidt tot basisarts én onderzoeker. De studenten moeten eerst door een strenge selectie. De Selective Utrecht Medi cal Master (SUMMA) van het Universitair Medisch Cen trum Utrecht en de universiteit bestaat sinds 2003 als een vier jarige variant van de reguliere opleiding geneeskunde. Onlangs heeft de opleiding de officiële status van zelfstandig onder zoeksmaster gekregen waardoor de studenten met een SUMMAdiploma arts én onderzoeker zullen zijn. Vanaf september 2007 gaan zo’n veertig studen ten per jaar deze nieuwe onder zoeksmaster volgen. Er zullen strenge selectie criteria gelden. Decaan van de Universiteit Utrecht Hans Stoof: ‘De studenten moeten basisvak ken als celbiologie en anatomie al beheersen. Daarmee besparen wij tijd en wordt de opleidings tijd verkort. Verder selecteren we door gesprekken op motiva tie en talent.’ (MM)
Wat: Debat: ‘De dokter van morgen’ Studenten en Hans Hoogervorst (Volksgezondheid) debatteren over de toekomst van opleiding en vak. MC-columniste en (ex-)geneeskundestudent Emma overhandigt de bundel van haar columns aan Hoogervorst. Wie: Medisch Contact en Arts in Spe Waar: LUMC Leiden, Albinusdreef 2, collegezaal 1 Info: www.medischcontact.nl
30 september 2006 Wat: Nacht van de Droom, onderdeel van het Freudfestival. Een mengelmoes van debat, interactie, intellectuele verdieping en theatrale activiteiten. Hieraan doen onder andere mee: Raoul Heertje, Anna Enquist, Katja Schuurman en Pierre Bokma. Wie: Nederlands Psychoanalytisch Instituut e.a. Waar: Stadsschouwburg Amsterdam, Leidseplein 26 Info: www.freudfestival.nl
13 oktober 2006 Wat: Lustrumsymposium ‘Van Co tot Pro’ over het opleiden op de werkvloer. Wie: Co-raad van het VUmc in samenwerking met het VUmconderwijsinstituut. Waar: Amstelzaal VUmc, Boelelaan 1117, Amsterdam Info: www.paog.info
15-17 maart 2007
Sudoku Vul de cijfers 1 t/m 9 in. Elke cijfer mag maar één keer in elke rij, elke kolom en elke zone ingevuld worden.
5
1 7
1
8 3
5
4
8
1 7
2
8
8 2
7 9
4
7 6
Wat: Leiden International Medical Student Conference over wetenschappelijk onderzoek door studenten. Abstracts kunnen worden ingeleverd tot 1 november 2006. Wie: Leiden Medical Student Association (MFLS) Waar: LUMC, Leiden Info: www.limsc.nl
9
9
Oplossing op pagina 13
4
6 2
5
www.ruiterpuzzel.nl
Als eerstejaarsstudent genees kunde mag je jezelf gelukkig prijzen. Het was nóg moeilijker dan vorig jaar om te worden ingeloot. De studie geneeskunde blijft in populariteit toenemen. Dit jaar hebben 6583 stu denten zich opgegeven voor de studie geneeskunde, bijna acht honderd meer dan vorig jaar. Net als toen is er plaats voor 2850 studenten. De vrouwen zijn ver in de meerderheid; van de gegadigden was slechts 36 procent man. Omdat vrouwen gemiddeld hogere cijfers heb ben, zitten bij de ingelote stu denten uiteindelijk nog minder mannen: 34 procent. Overigens heb je het mede aan minister Hoogervorst van Volksgezondheid te danken dat je bent ingeloot. Hij liet - tegen het advies van het Capaciteits orgaan in - evenveel studenten toe als vorig jaar. Het Capaci teitsorgaan houdt in de gaten hoeveel basisartsen een diploma krijgen en hoeveel artsen van de verschillende specialismen nodig zijn. Het adviseerde om de numerus fixus te laten dalen naar 2540, met het oog op de behoefte aan artsen in de toe komst. Maar de minster wil de numerus fixus niet verlagen
omdat hij een ‘zeker overschot aan basisartsen wenselijk’ vindt. Volgens directeur Henk Leliefeld van het Capaciteits orgaan zijn er enkele onze kerheden. ‘Wij denken dat in de toekomst minder sociaal geneeskundigen nodig zijn, en dat er geen huisartsentekort ontstaat als verpleegkundigen een groter deel van de vraag zullen opvangen.’ Als deze ver onderstellingen uitkomen, kan er de komende jaren geleidelijk een overschot aan basisartsen ontstaan. Als de instroom gelijk blijft, zal dit overschot rond 2015 verder gaan toenemen. Minder afgestudeerde artsen kunnen zich dus gaan specia liseren. Leliefeld: ‘Historisch gezien gaat 15 procent van de basisartsen niet door naar een vervolgopleiding, terwijl ruim 90 procent van hen dat wel wil. Het aantal basisartsen dat niet kan gaan doen wat zij wilden, kan gaan oplopen.’ Populaire specialismen als kindergeneeskunde, heelkunde en interne geneeskunde leiden nu al minder artsen op. In 2005 zullen er volgens Leliefeld onge veer 45 kinderartsen worden opgeleid, dat waren er eerst nog bijna 90 per jaar. Ook de chirur gen gaan het aantal opleidings plaatsen verminderen. (MM)
Heb je ook een interessant evenement te melden? Mail naar
[email protected]
september 2006
u a
Leren gaat van au Basisarts word je niet zomaar. Om alle kennis en vaardigheden onder de knie te krijgen, ben je minimaal zes jaar aan het studeren. Arts in Spe helpt je graag een eindje op de goede weg. Tip: ‘Neem elke dag een uur vakantie’. Rineke Wisman
k
ennis krijg je niet zonder inspanning; leren moet je. En dat gaat vaak van au. Studieadviseur Henk Gierveld van de faculteit geneeskunde in Groningen ziet veel studenten in dezelfde kuil vallen. ‘Ze willen zo snel en goedkoop mogelijk de toetsen halen. Dat proberen ze door vlak voor de toets op turbostand dag en nacht te studeren totdat het schuim op hun mond staat.’ Daarna doen ze twee weken niks totdat de volgende toets zich aandient. ‘Een teleurstellende vorm van studeren’, weet de studieadviseur. ‘Je bent altijd ofwel aan het bijkomen ofwel keihard aan het werk.’ Bovendien: al scoor je zo af en toe een zesje, de kennis verdwijnt daarna weer als sneeuw voor de zon. En dat werkt door in de rest van je studie, weet Miriam Ankersmit die dagelijks studenten en co-assistenten bij de afdeling Heelkunde van het Universitair Medisch Centrum in Nijmegen begeleidt. Zij ziet de verschillen tussen de studenten die leerden om de stof te begrijpen en studenten die leerden om een voldoende te halen
voor een blok. ‘Als je hapsnap studeert, kom je tijdens de coschappen in de problemen. Je hebt veel minder onthouden dan van belang is’, aldus Ankersmit die arts en onderwijscoördinator is. ‘Welk ziektebeeld is dat? Hoe pak je die kwaal aan? Als het niet goed in je hoofd zit, mis je essentiële basiskennis.’ Sneller en effectiever
Goed studeren dus, maar hoe dat je dat eigenlijk? Braintrainer Jan-Willem van den Brandhof verdient er al vijftien jaar zijn brood mee. Hij leert mensen sneller te leren en effectiever informatie te verwerken. ‘Als je iets wilt leren, zijn drie dingen van belang’, steekt hij van wal. Allereerst: je motivatie. ‘Heb je einddoel voor ogen. Doe dat waar je hart ligt, dat vergemakkelijkt het leren.’ Daarnaast is het essentieel om tussen het studeren door te ontspannen. ‘Als je studeert, prikkel je de hersens voortdurend. Breng je brein regelmatig tot rust om overbelasting te
Zo word je snel 1.hedonist of perfectionist?
Een uurtje studeren of een uurtje op het terras? Als je je snel verliest in de verlokkingen van het studentenleven, is het raadzaam een studieschema te maken. Of ga samen met anderen aan de studie. Prik data om naar de UB te gaan en houd elkaar eraan. Verlies jij je niet in de leuke dingen, maar in de details, waardoor je niet door de stof heen komt? Praat dan eens met een studie adviseur. Je word niet afgerekend op het kennen van alle feitjes. Richt je op de hoofdzaken en op het kunnen toepassen van kennis. De docent geeft hier richting in tijdens de colleges. Lees verder de syllabi en kijk eens oude tentamens door.
2. laat je zien
Niet alleen bestaat er een aanwezigheidsplicht, ook is het bij veel vakken van belang te laten merken dat je er met je hoofd bij bent. Bij presentaties van anderen bijvoorbeeld. Wees geen ‘klapvee’, maar toon je een betrokken persoon in het publiek. Laat je stem horen. Je oefent zo je kennis en vaardigheden, en je krijgt feedback van docenten en medestudenten. Vroeger kon je een heel eind komen als stille, brave Hendrik. Nu niet meer. Artsen behoren actief en betrokken te zijn, dus van studenten wordt dat ook verwacht.
september 2006
3. bijhouden, bijhouden, bijhouden...
Hoge koorts, hoofdpijn, verkoudheid, spierpijn. Welk symptoom hoort niet bij griep? Twijfel je over het antwoord? Zoek het dan meteen even na, want gediplomeerde artsen behoren over bepaalde basiskennis te beschikken. Die kennis moet je zelf op peil brengen en houden. Als je in Maastricht, Groningen, Nijmegen of Leiden studeert, krijg je vier keer per jaar te maken met een voortgangstoets die je kennis in beeld brengt. Het advies: bijhouden. Als je elke dag twee uur studeert, is de studie een eitje.
4. ... en kunnen toepassen
a
Veel weten, is niet het enige wat telt. Je moet kennis ook kunnen toepassen. Je houding moet open, coöperatief en communicatief zijn. Op verschillende niveaus. Zo wordt van je verwacht dat je mee kunt discussiëren over de ethiek van erfelijke aandoeningen: mag een drager van een erfelijke kwaal een zwangerschap afbreken? Maar ook op het niveau van de patiënt. Je moet in heldere taal kunnen uitleggen wat hem of haar mankeert.
5. geniet!
‘Als je later groot bent’ zul je jezelf voor je kop slaan als je niet van je studententijd hebt genoten. Zit niet alleen maar met je neus in de boeken, maar heb ook plezier. Als arts moet je goed met mensen
beeld:
beeld: Jan-Willem van den Brandhof
Een mindmap is een web van sleutelwoorden, beelden en symptomen dat je kan helpen sneller grip te krijgen op je onderwerp. In dit voorbeeld is dat de menselijke cel.
een goede dokter... kunnen omgaan. In de kroeg of op het terras kan je mooi je sociale vaardigheden en mensenkennis oefenen. Wil je je studietijd verrijken met een bestuursbaan? Doen. Sommige studenten combineren een studie met topsport. Ook te doen als je het goed plant.
6. staar je niet blind (op boeken)
a
Voor bijvoorbeeld het vak anatomie moet je alles weten over de menselijke cellen en weefsels. Dat kan je tot in detail in boeken bestuderen, maar de kans bestaat dat je straks toch het antwoord op de toetsvraag niet weet. Op het tentamen wordt vaak een foto van een cel getoond. Als je alleen boeken hebt gezien, weet je mogelijk niet hoe een cel eruit ziet. Woon dus ook de colleges en practica bij.
7. doe het zelf
Je leert het meest door (zelf) te doen. Maak altijd zelf samenvattingen van de (college)stof. Gebruik je eigen woorden en formuleringen. Of maak een mindmap. Vuistregel: Als jij het begrijpt, heb jij een goed uittreksel.
8. open boek is geen eitje
Vaak krijg je eerst de ‘gesloten’ toets en mag je daarna je tanden zetten in openboekvragen, waarbij je de antwoorden mag opzoe-
ken in je eigen boek. Klinkt makkelijk, maar dat is het niet. Soms weet je dat een bepaald antwoord ergens bent tegengekomen, maar waar? Dat is de vraag. Daarbij is het, ook bij openboektoetsen, niet zo dat één feitje of weetje beslissend is. Het gaat erom dat je de stof begrijpt en kunt toepassen.
9. profileer jezelf
Wat je eruit haalt, is evenredig aan wat je erin stopt. Misschien gaat het wel op voor het hele leven, maar in elk geval geldt het voor de co-schappen. Wees niet afwachtend, maar steek je nek (een beetje) uit. Wees professioneel en sociaal. Laat zien dat je geïnteresseerd bent en dat je graag wilt. Zal ik dit instrument even halen? Zal ik die opname even doen? Anticipeer op dingen die moeten gebeuren. Wacht niet tot die assistent het aan jou vraagt.
10. pak die baan
Je seniorco-schap is de afsluiting van je studie. Je bent dan echt als arts werkzaam met een paar patiënten onder je hoede. De praktijk leert dat veel mensen van daaruit doorschuiven naar een plaats als aios: arts in opleiding tot specialist. Kies daarom de locatie voor je laatste co-schap zorgvuldig uit. Wil je bijvoorbeeld anesthesioloog worden? Kies dan een ziekenhuis uit waar anesthesiologen worden opgeleid.
september 2006
au voorkomen. Ik zeg altijd: neem elke dag een uur vakantie. Ga sporten of mediteren. Of nog beter: een combinatie van die twee.’ Ten derde adviseert hij iedereen die wat wil leren snelleertechnieken toe te passen. ‘Het is bizar dat je dat in het onderwijs niet leert’, zegt Van den Brandhof. Zonder de juiste leertechnieken verwatert binnenkomende informatie vliegensvlug. ‘Aan het einde van de negentiende eeuw ontdekte de Duitse psycholoog Ebbinghaus dat mensen 80 procent van nieuw opgedane kennis binnen 24 uur zijn vergeten.’ Is het dan wel zinvol om naar college te gaan? ‘Ja, want je moet toch ergens beginnen.’ Om het rendement van je studie te verhogen, is het handig eerst te leren hoe je moet leren. De essentie ervan is dat de stof in je langetermijngeheugen belandt. De clou: herhalen. Van den Brandhof zegt altijd: ‘Herhalen is de moeder van het leren en mindmapping de vader.’ Om met het eerste te beginnen: herhaal de stof een keer of vier. Bij voorkeur na een dag, dan na een week, na een maand en dan nog een keer na drie tot zes maanden. ‘Vier keer kort herhalen, is beter dan één keer lang.’ Hersenhelften
Van den Brandhof zweert verder bij het maken van mindmaps: een methode om beter overzicht te houden en sneller te leren. De meeste mensen schrijven de woorden netjes onder en achter elkaar als ze aantekeningen maken. Hierbij is vooral de linkerhersenhelft actief. Bij een mindmap maak je een patroon dat vooral de rechterhersenhelft activeert. ‘Door delen te activeren die je normaalgesproken minder gebruikt, breng je je brein in
balans, waardoor het leren sneller en beter gaat. Een mindmap is bovendien een compacte weergave van de essentie van de stof: hierdoor gaat het herhalen sneller.’ Het werkt als volgt: je neemt een vel blanco papier en legt dat voor je neer. Het onderwerp of thema zet je in het midden van het papier. Vanuit dit punt maak je een web van sleutelwoorden, beelden en symbolen. Met lijnen geef je aan welke informatie bij elkaar hoort en wat de structuur is. Je begint op een vast punt en werkt altijd dezelfde kant op. Rechtshandigen beginnen vaak op ‘02.00 uur’ en gaan dan met de klok mee. Linkshandigen beginnen meestal op ‘10.00 uur’ en gaan tegen de klok in. Dat mindmappen werkt, blijkt uit recent onderzoek onder 600 middelbareschoolleerlingen. Van den Brandhof: ‘Ze gebruikten 34 procent minder studietijd, terwijl het aantal leerlingen met uitstekende scores met 88 procent toenam.’ Om de methode te kunnen toepassen, moet je ‘m echter eerst aanleren. En dat kost weer eventjes wat moeite. De pijn zit ‘m in de kleine stap die je terug moet doen om een grote sprong voorwaarts te maken. Dat duurt hooguit twee tot drie uur. ‘Je brein werkt met patronen. Als je je leven lang op de klassieke manier aantekeningen hebt gemaakt, is dat een snelweg geworden in je brein. Het maken van mindmaps is nieuwe patronen creëren in je hoofd. Dat vraagt wat extra energie.’ Vergelijk het met blind leren typen. Eerst kon je het sneller met twee vingers en gaat het met tien vingers heel langzaam. Totdat je goed getraind bent. En dan wil je niet meer terug. Snellezen
Wat je verder vlot door de leerstof heen helpt, is snellezen. De
de leukste bijbaan Net als haar zus is geneeskundestudent Renée Walhout (tweedejaars in Utrecht) baliemedewerkster bij een huisartsenpost in de regio Gorinchem. Hoe ben je aan deze baan gekomen?
Maak je ook ernstige dingen mee?
‘Mijn zus, vijfdejaars geneeskunde, werkte hier al als baliemedewerkster. Zij tipte mij toen er een vacature kwam. Het klikte en de werkgevers vonden het een voordeel dat ook ik geneeskunde studeer. Nu worden we al anderhalf jaar de ‘zusjes van de huisartsenpost’ genoemd.’
‘Jazeker, een tijdje geleden zakte er iemand voor de balie in elkaar. Ik hoefde niets te doen, want er waren genoeg artsen in de buurt. Als die er niet zo snel waren, had ik ook kunnen reanimeren. Behalve dat ik dat tijdens mijn studie leer, heb ik een reanimatiecursus gehad vanuit de dokterspost. Ik weet uit ervaring hoe ik reageer in acute situaties.’
Wat houdt het werk in? ‘Ik controleer de gegevens van de patiënten die komen. Sommigen hebben geen afspraak. Die moeten dan wachten tot de doktersassistente beoordeelt hoe urgent hun klacht is. Ik mag geen triage doen, maar als iemand zegt dat hij pijn op de borst heeft, waarschuw ik direct iemand.’
Wat is het gekste dat je er hebt meegemaakt? ‘O, er zijn vaak wel gekke situaties. Laatst kwam er een patiënt met een paar tanden uit haar mond. Het bleek dat een stang van de partytent op haar gezicht was gekomen. Die tent was ondersteboven gewaaid. Je staat er niet bij stil waarmee je allemaal ongelukken kunt krijgen.’
september 2006
Heb je voor je studie nog wat aan alle kennis die je tijdens je werk opdoet? ‘Door deze ervaring zijn sommige toetsen over de praktijk makkelijk. Bijvoorbeeld gesprekstechnieken. Omdat ik vaak tegen mensen moet zeggen dat ze moeten wachten, leer ik op een natuurlijke manier conflicten te hanteren. Ik lees soms een dossier door van een patiënt die ik aan de balie heb gehad. Dan leer ik hoe de diagnose is en welke behandeling de arts inzet. Ook leggen de huisartsen mij wel eens wat uit. Heel leerzaam. Zo weet ik steeds beter wat het vak huisartsgeneeskunde inhoudt. Ik heb het meer leren waarderen.’ (ILS)
è
snelste lezer ter wereld kan in dertien minuten een boek van 250 pagina’s lezen. ‘En dan weet hij alles’, aldus Van den Brandhof. ‘Dat niveau haalt een normaal mens niet, maar je kan wel je tempo verdubbelen, terwijl je begrip verbetert.’ Zo werkt het ongeveer: je gaat met een markeerpen ritmisch onder de regels door, terwijl je leest. Je maakt zo gebruik van je oog-handcoördinatie, waardoor je meer op de tekst geconcentreerd bent. Als je het tempo opvoert, trek je je oog automatisch mee. ‘Toen we als kind leerden lezen, gebruikten we allemaal ons vingertje. De juf leerde dat later af, want het boek werd er vies van. Veel mensen denken dat het begrip afneemt naarmate je sneller leest, maar dat klopt niet. Hoe sneller je leest, hoe geconcentreerder je bent. Als je langzaam leest, gaat je brein zich vervelen. Vergelijk het maar met autorijden. Als je 180 kilometer per uur rijdt, ben je heel erg gefocust. Als je langzaam rijdt, dwalen je gedachten vaak af.’ Als je de tips van de braintrainer toepast, wordt het rustiger in je hoofd, terwijl je sneller leert. ‘Je krijgt peace of mind’, belooft hij. En daar heb je de rest van je leven baat bij.
Aanbevolen literatuur:
Gebruik je hersens, door Jan-Willem van den Brandhof, Verba-uitgever 1998, 17,95 euro, ISBN: 90 551 3339 6 Mindmaps in medicine, door Peter McDermott, David N. Clark, Churchill Livingstone 1998, 19,99 pond ISBN: 044305195X
zoekplaatje Dermatologie
Op zoek naar de juiste diagnose. Wat zie je hier? Patiënt meldt zich met een scherp begrensde jeukende plek op de arm, die rood en schilferig is. Wat is hier aan de hand? a) eczema nummulare b) psoriasis vulgaris c) tinea corporis d) bacteriële huidinfectie
beeld: ben naafs
Kijk op bladzijde 13 voor de juiste diagnose. Op www.artsinspe.nl vind je de uitgebreide uitleg bij dit zoekplaatje. Met dank aan dermatoloog Ben Naafs.
Susanna Rosa de Vries ‘Ze is in de prikkelbosjes gevallen en heeft nu overal bultjes’, vertelt een vijfjarige kleuter me terwijl ze met haar pop op schoot zenuwachtig zit te wiebelen op haar stoel. Ik neem vandaag deel aan het teddyberenziekenhuis dat jaarlijks wordt opgebouwd in het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht. In de ‘wachtkamer’ zitten 25 kleuters vol spanning met hun teddyberen, pony’s en poppen te wachten tot één van de dokters (lees: geneeskundestudenten) ze komt halen. Toen ik tien minuten geleden een nieuw patiëntje ging halen, kwam er een kleuterleidster naar me toe met een verlegen meisje. ‘Mieke is een beetje verlegen, maar ze zou graag even met je willen praten over haar pop Susanna.’ zei ze. ‘Prima’, zei ik en ik stelde me voor aan de nerveuze kleuter. We liepen naar de spreekkamer en ondertussen probeerde ik de zenuwen van het meisje wat weg te nemen door over de kleurplaat te beginnen die ze zojuist had ingekleurd. ‘Het is een mamabeer met haar kindje,’ vertelt ze me met een fluisterend stemmetje. In een kort gesprekje vertelt Mieke me wat er met haar favoriete pop, Susanna Rosa de Vries, is gebeurd. Tevens hebben we het over Susannas ziekenhuiservaringen (en daarmee indirect natuurlijk ook over die van Mieke zelf), want het belangrijkste wat ik die dag heb geleerd, is dat je kleuters via hun beren en poppen een goede kans geeft om over zichzelf en hun ervaringen te praten. Voordat we vervolgens naar de behandelkamer gaan, doe ik nog een kort lichamelijk onderzoek bij de pop. Ik leg hierbij uit wat een stethoscoop is en Mieke mag ook even bij zichzelf luisteren. ‘Ik hoor mijn hart!’ roept ze en op haar gezicht, niet meer gekenmerkt door een zenuwachtige blik, komt een brede glimlach te staan. Als we even later in de behandelkamer voor het röntgenapparaat (lees: overheadprojector) staan, zegt de kleuter: ‘Ik hoop dat Susanna iets gebroken heeft, dan kan ik haar laten gipsen!’ En inderdaad, een van de armen van de pop blijkt gebroken te zijn en ze zal moeten worden gegipst. Miekes dag kan niet meer stuk. Als we vlak voor Miekes vertrek nog even langs de apo theek lopen voor een wonderzalfje vertel ik dat Mieke het gips van Susanna er morgen weer af mag halen. Ze knikt en bedankt me. De juffrouw gebaart dat ze weer moeten gaan en ik vraag Mieke tot slot of ze ook dokter wil worden. ‘Misschien,’ antwoordt ze, ‘als ik niet naar de heksenschool kan.’
Satish Lubeek
column september 2006
weg Andere oorzaken van koorts dan malaria
s
Een batterij medicatie Tijdens hun tweejarige opleiding, verzorgd door een verpleegkundige, hebben de gezondheidswerkers voornamelijk praktische kennis opgedaan. Over het algemeen hebben zij geen kennis van lichamelijk onderzoek en van achtergronden van ziekten. Zij zijn hierdoor niet goed in staat de juiste diagnose te stellen en dit komt de gezondheidszorg niet ten goede. De standaardbehandeling van iemand met koorts bestaat uit de batterij medicatie die hierboven is beschreven. Helaas bestaat er vanuit de Senegalese overheid onvoldoende (financiële) steun voor een goede opleiding van de gezondheidswerkers. Een van de gevolgen hiervan is dat de door de regering opgestelde stroomschema’s en behandelplannen, in navolging van bestaande programma’s van de World Health Organisation (WHO) en Artsen zonder Grenzen (AzG), niet kunnen worden geïmplementeerd.
Consult geoefend Onze cursus beoogde de gezondheidswerkers meer kennis over de verschillende oorzaken van koorts bij te brengen. Met deze aanvullende kennis kunnen patiënten adequater worden behandeld en kunnen de
10
september 2006
beeld: auteur
tel je bent huisarts. Er komt een patiënt met koorts op je spreekuur. Zonder verder nog iets te vragen of te onderzoeken geef je een recept voor antibiotica, maakt niet uit welk. En je schrijft ook nog iets voor tegen wormen, een paar malariapillen en een paracetamol. Dat lijkt een apart beleid, zeker in Nederland waar malaria geen alledaags probleem is. Bij ons zou in elk geval de thermometer eraan te pas komen. Bovendien zou met anamnese en lichamelijk onderzoek de veroorzaker van de koorts worden gezocht en zonodig behandeld. Op de gezondheidsposten in de Casamance, de zuidelijke provincie van Senegal, is bovenstaande schets de dagelijkse praktijk. Eind december 2005 zijn wij, Jetteke Runia, Barbara de Vos, Hilde van den Hof en Marieke Hoeksma, namens Stichting De Baobab (Groningen) richting Kafountine, een plaatsje in de Casamance, vertrokken. We zijn alle vier bijna (of net) klaar met onze co-schappen en hebben de plaatselijke Senegalese gezondheidswerkers de beginselen van het lichamelijk onderzoek en basale diagnostiek bijgebracht in een cursus getiteld: ‘koorts anders dan malaria’. De cursisten werken op de gezondheidsposten in verschillende dorpen in de Casamance. Hun dagelijkse werk is te vergelijken met dat van een huisarts. Met dit verschil dat doorverwijzen lastig is en hun opleiding marginaal; het dichtstbijzijnde ziekenhuis is minstens zes uur rijden over een slechts ten dele geasfalteerde weg.
schaars aanwezige medicijnen efficiënter worden gebruikt. Tevens zullen patiënten beter worden doorverwezen naar het ziekenhuis. We hebben uitleg gegeven over infecties van het KNO-gebied, de longen, buik en urinewegen. Aan elk onderwerp hebben we een lesdag gewijd. Heel basaal hebben we de anatomie en pathofysiologie uitgelegd, waarna we in kleine groepjes het voeren van een consult bij een patiënt met een van de bovengenoemde problemen hebben geoefend. Vooral deze tweede lesvorm sloeg erg aan. De cursisten durfden meer vragen te stellen en voor ons was het een goede graadmeter om te zien wat er daadwerkelijk van onze uitleg was overgekomen. Het was bedroevend om te merken dat sommigen de pols opnamen aan de dorsale zijde en dan rustig, zonder ook maar iets gevoeld te hebben de mededeling poulse normale deden. Gelukkig hebben we dit kunnen verbeteren zodat in elk geval de basale diagnostische vaardigheden bij iedereen aanwezig waren. Leuk was het om te merken dat tijdens het examen op de vijfde dag bijna iedereen wist waar de appendix zit! Kortom, we hebben geprobeerd de gezondheidswerkers in de Casamance handvatten te geven zodat ze met eenvoudige vragen en diagnostiek onderscheid kunnen maken tussen een aantal veel voorkomende oorzaken van koorts naast malaria. Op deze manier hopen we dat ook in Senegal niet meer iedereen met koorts antibiotica, malaria- en antiwormpillen hoeft te slikken.
Marieke Hoeksma Deze cursus is een onderdeel van een educatieproject dat is opgezet door de stichting De Baobab. Deze stichting zet zich in voor kleinschalige ontwikkelingsprojecten in Senegal. Wil je meer weten over het werk van de stichting kijk dan op: www.stichtingdebaobab.nl.
Evidence-based dokter Onmisbare bodem onder het arts-zijn
Geneeskunde is een academische opleiding, maar in de studie is er weinig aandacht voor wetenschap. Toch heeft een praktiserend arts een stevige wetenschappelijke basis nodig. En voor wie meer wil zijn er mogelijkheden. ‘Maar je moet ze zelf ontdekken.’ Evert Pronk
a
ls negenjarige wilde Anne Margriet Euser kraamzuster worden en later uitvinder. Ze is net klaar met geneeskunde en werkt als assistent op de afdeling Kindergeneeskunde van het Rijnland ziekenhuis in Leiderdorp. Ze hoopt op een opleidingsplaats tot kinderarts. Nog voor ze haar artsexamen haalde, publiceerde Anne Margriet twee wetenschappelijke artikelen. Een volgend artikel is geaccepteerd voor publicatie. Geen kraamzuster maar kinderarts; geen uitvinder maar onderzoeker. Anne Margriet studeerde in Leiden. Haar interesse voor de wetenschap werd gewekt toen ze voor een keuzevak een literatuurstudie deed naar lengtegroei en groeihormoontherapie bij kinderen met het Prader-Willi-syndroom en daar een onderzoeksprotocol voor maakte. Bij de presentatie ervan noemde de hoogleraar het voorstel ‘geschikt om ook daadwerkelijk uit te voeren’. Daar kwam het nog niet van. Haar publicaties zijn uitvloeisels van de ‘verplichte’ wetenschappelijke onderzoeksstage, en van de extra tijd die ze naast haar studie in onderzoek stak. Omdat ze al haar eerstejaarsexamens in een keer haalde met gemiddeld minimaal een 8 behoort ze tot de Excellente Studenten. ‘Je krijgt dan 900 euro voor jezelf en 2000 euro voor de afdeling waar je onderzoek gaat doen. Voor een onderzoeksplek moet je zelf zorgen. Alles vindt naast je studie plaats. Ik moest bovendien bijna een jaar wachten op mijn co-schappen. Tien maanden daarvan heb ik onderzoek gedaan.’ Anne Margriet deed onder meer onderzoek naar de relatie tussen geboortegewicht en vetmassa bij jongvolwassenen binnen een grote, landelijke studie van vroeg geboren kinderen. Tevens deed zij een klein onderzoek naar de reproduceerbaarheid van huidplooimetingen ‘We gingen met een autootje naar verschillende ziekenhuizen om vast te stellen of men het vetpercentage uniform meet. We waren zelf de proefpersonen. Het was een kleine studie, want we hadden maar een kleine auto’, zegt ze droogjes. ‘Met zijn vieren was er nog net genoeg ruimte voor een doos met ijs om bloedmonsters in te bewaren.’
Sherlock Holmes aan het ziekbed Het werk van de arts lijkt op dat van een detective. Kinderarts en opleider Imro Baldew schreef er een opvallend boek over: Sherlock Holmes aan het ziekbed. De rode draad: blijven denken! Lezers van Arts in Spe kunnen het boek met een flinke korting bestellen. Kijk daarvoor op www.artsinspe.nl
Ze is verknocht geraakt aan het onderzoek: ‘Vooraf had ik niet gedacht dat ik het zo leuk zou vinden. Practica met statistiek vond ik niet zo interessant. Maar als het je eigen gegevens zijn, is het heel anders. En publiceren is fantastisch. Als je dan in een PDF ziet hoe het in het tijdschrift komt, geweldig!’ Prevalentie
Het ‘excellent traject’ in Leiden is voor studenten die zich voorbereiden op een wetenschappelijke carrière’, zegt Friedo Dekker. Hij is coördinator van de lijn Wetenschappelijke vorming van het Leids Universitair Medisch Centrum. ‘Maar ook de reguliere studie heeft een sterk wetenschappelijk karakter. In het eerste jaar zit dat met name in het blok Volksgezondheid. Daarvoor moet je iets weten over termen als incidentie, prevalentie en screening.’ ‘In het tweede jaar zit een blok wetenschappelijke vorming’, vervolgt Dekker. ‘Als dokter moet je je vakliteratuur kritisch kun-
Studenten moeten twee trials kritisch beoordelen nen lezen. Je moet iets weten van het design van wetenschappelijk onderzoek. Dat vergt een kritische houding. Wij laten onze studenten daarom zelf een onderzoekje doen.’ Dekker laat studenten van 150 advertenties voor geneesmiddelen uitzoeken of de claims wel wetenschappelijk zijn onderbouwd. ‘Zo komen ze erachter dat referenties soms verwijzen naar niet openbare stukken, naar studies van wisselende kwaliteit of naar onderzoeken die helemaal niet passen bij de doelgroep van het geneesmiddel. Vervolgens moeten de studenten twee trials kritisch beoordelen en presenteren.’ Het onderzoek naar de advertenties heeft Dekker eerst met een kleine groep studenten uitgeprobeerd. Het bleek een geslaagde manier om ze een kritische houding te leren. De conclusie dat de claims in advertenties voor reumamiddelen nauwelijks wetenschappelijk zijn onderbouwd, is gepubliceerd in het vaktijdschrift Rheumatology. De veertien studenten hadden hun eerste wetenschappelijke publicatie op hun naam. In het derde jaar staan in Leiden de klinische blokken centraal. Ook hierbij komt wetenschap aan bod. ‘In de klinische blokken is er veel aandacht voor diagnostiek. Studenten leren dat de waarde van de uitslag van een diagnostische test afhangt van de a-priorikans van de patiënt op de ziekte. Dit is Bayesiaanse statistiek; een belangrijk instrument in de wetenschap. In het vierde jaar krijgen Leidse studenten drie weken les in onderzoeksvaardigheden. ‘Ze leren een goede vraagstelling
september 2006
11
formuleren en omgaan met het statistiekprogramma SPSS. Laboratoriumvaardigheden komen aan bod tijdens snuffeldagen. Dan mogen studenten een pipet vasthouden of met een PCR-apparaat aan de gang.’ De algemene onderzoeksvaardigheden gaan vooraf aan een wetenschappelijke stage van veertien weken. ‘Maar je kunt die stage verlengen door je vrije studieruimte hiervoor in te zetten. Alles bij elkaar kunnen onze studenten studiepunten behalen voor 30 weken. Excellente studenten, zoals Anne Margriet besteden er nog veel meer tijd aan.’ Onvoldoende
In het AMC moest neuroloog prof Rien Vermeulen in het nieuwe curriculum van de studie geneeskunde de academische vorming gestalte geven. ‘We merkten dat veel co-assistenten niet in staat zijn een wetenschappelijk artikel kritisch te lezen. Als het een neurologisch onderzoek betreft dan zeggen ze daarvoor nog onvoldoende van de neurologie te weten. Dan zitten ze nagenoeg aan het eind van de studie! Dat moest anders.’ In het nieuwe curriculum krijgen de studenten, naast theorie over wetenschappelijk onderzoek in verschillende blokken een wetenschappelijk artikel dat ze moeten analyseren. ‘Dit zijn artikelen over onderzoek waar het een en ander aan schort. Later wordt de methodologische problematiek lastiger.’ Vermeulen wil studenten afleveren die een wetenschappelijk artikel kritisch kunnen lezen. ‘Over wetenschappelijk onderzoek wordt vaak gezegd, laat de studenten er maar een beetje aan snuffelen. Dan blijkt vanzelf of ze er affiniteit voor hebben. Maar dat is te vrijblijvend. Ook een specialist in een perifeer ziekenhuis of een huisarts moet kritisch naar wetenschappelijke uitkomsten kunnen kijken. Op zijn minst moet je toch door het verkooppraatje van een artsenbezoeker heen kunnen prikken.’ Door ook keuzevakken in te zetten, kan een student in Amsterdam meer tijd voor wetenschap vrijmaken. Studenten die in hun eerste jaar alle tentamens in een keer halen met gemiddeld ten minste een 7 kunnen zich voor het Honoursprogramma aanmelden. In dit programma is veel aandacht voor wetenschap. Interesse
‘Als je in het Honoursprogramma zit, doe je op verschillende afdelingen wetenschappelijk onderzoek’, zegt Ahmad Amin, laatstejaars geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Zo kom je erachter waar je interesse ligt en je ontdekt wat wetenschap is. Tijdens de studie krijg je wel theorie over evidence-based medicine en leer je kritisch naar wetenschappelijke artikelen kijken, maar het is niet meer dan passief omgaan met de literatuur. In de collegebanken leer je niet actief nadenken over welke nieuwe vragen de uitkomsten van een onderzoek opwerpen.’ De uit Afghanistan afkomstige Ahmad deed onderzoek naar Transient Ischemic Attacks en, bij de afdeling Gynaecologie, naar onvruchtbaarheid bij het polycysteusovariumsyndroom. Zijn eerste ervaringen met onderzoek deed hij echter al in zijn tweede jaar op bij de afdeling Cardiologie. ‘Ik wist van meet af aan dat daar mijn interesse ligt. Ik ben naar de afdeling Experimentele cardiologie gestapt. Daar doen ze veel experimenteel onderzoek. Ze hadden een aantal terreinen waarop ik onderzoek kon doen. Het werd een project over ritmestoornissen.’ De cardiologie heeft Ahmad niet meer losgelaten. Hij deed hier ook zijn ‘reguliere’ wetenschappelijke stage in het vierde jaar. Het leverde hem zijn eerste wetenschappelijke roem op: een publicatie in het tijdschrift Acta Physiologica Scandinavica.
12
september 2006
Snuffelen aan wetenschappelijk onderzoek is te vrijblijvend.
Vervolgens vertrok Ahmad naar de Verenigde Staten voor een stage van vier maanden bij de universiteit van Wisconsin. Het AMC had daar al contacten bij een cardiologieafdeling gespecialiseerd in onderzoek naar ionkanalen in het hart. ‘Daar heb ik onderzoek gedaan naar het aangeboren lange QT-syndroom. De uitkomsten daarvan worden binnenkort aan een wetenschappelijk tijdschrift aangeboden.’ Geld
Aan welk blad het artikel wordt aangeboden, weet Ahmad nog niet. Het mikken op een zo belangrijk mogelijk tijdschrift (een blad met een hoge citatie-index), is ook iets, waarop hij tijdens de studie niet is voorbereid. ‘Je weet totaal niet hoe het wetenschappelijke wereldje werkt. Je beseft bijvoorbeeld niet hoe belangrijk geld is voor onderzoek. Wetenschappers zijn een flink deel van hun tijd bezig met het vinden van financiering.’ Ahmad blijkt ook op financieel gebied een snelle leerling. In mei
Medisch advies
Moppen
beeld: mireille schaap
Sebastiaan Overeem heeft het inmiddels allemaal ontdekt. Nog voor hij zijn co-schappen liep, promoveerde hij. Inmiddels heeft hij 32 wetenschappelijke artikelen op zijn naam staan. En het begon allemaal met moppen tappen. Waarom Belgen extra lange verhuiswagens gebruiken? Dan kan de tuinslang ook mee. Een mop met een baard, maar wel een waarmee hij als student The New York Times haalde. Tijdens zijn onderzoeksstage op de afdeling Neurologie van het LUMC tapte Overeem moppen in het kader van onderzoek naar narcolepsie. Patiënten met dit ziektebeeld vallen overdag plotsklaps in slaap en kunnen door emotie - zoals lachen - letterlijk niet op hun benen blijven staan door ernstige spierslapte. Het onderzoek leidde in 1999 tot een publicatie in The Lancet. The New York Times berichtte hier vervolgens weer over. Overeems eerste stage was bepalend voor zijn loopbaan. ‘Daarna ben ik naar Stanford University in de Verenigde Staten gegaan. Het LUMC had contacten bij een afdeling die genetisch onderzoek naar narcolepsie bij honden deed. Door bij hetzelfde onderwerp te blijven kon ik me er echt in verdiepen.’ Overeem viel met zijn neus in de boter. ‘In de week dat ik aankwam vonden ze het gen dat bij honden narcolepsie veroorzaakt. Omdat ik handig was in het maken van figuren die nodig waren voor de publicatie, zat ik dagen achtereen tot elf uur ‘s avonds met de professor achter de computer.’ Het onderzoek leverde Overeem weer een publicatie in The Lancet. Terug in Nederland boden de begeleiders van zijn eerste stage een promotieplaats aan voor onderzoek naar narcolepsie. ‘Het is heel belangrijk dat het klikt met de mensen met wie je onderzoek doet. Wetenschap is ook een kwestie van vertrouwen.’ Momenteel doet Overeem in Nijmegen onderzoek naar slaapstoornissen. Cum laude
Overeem promoveerde drie jaar geleden cum laude. Zijn coschappen moest hij nog lopen. Inmiddels is hij arts en heeft een opleidingsplaats neurologie op zak. ‘Vlak nadat ik aan mijn opleiding tot neuroloog begon, kreeg ik een beurs bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek. Deze zogeheten VENI-beurs bestaat uit Oplossing van de een postdoc-salaris voor sudoku op pagina 5 drie jaar. Met dit geld kan 9 5 8 3 2 1 6 7 4 ik het narcolepsieonder3 4 6 7 8 5 1 9 2 zoek voortzetten. Mijn 1 7 2 4 9 6 3 5 8 opleidingsplaats staat even 7 9 5 6 3 8 4 2 1 in de koelkast. Ik heb de 6 3 1 5 4 2 7 8 9 garantie dat ik weer verder 8 2 4 9 1 7 5 3 6 kan, maar deze kans om 5 1 7 2 6 9 8 4 3 nog drie jaar wetenschap2 8 3 1 7 4 9 6 5 pelijk onderzoek te doen, 4 6 9 8 5 3 2 1 7 kon ik niet laten lopen.’
Ik geef altijd medisch advies als familie, vrienden of kennissen me daarom vragen. Mee eens? Gerdi Leunk uit Groningen krijgt deze maand haar doktersbul. Om de relatie zuiver te houden speelt ze bij vrienden en familie niet snel voor dokter, zegt ze. ‘Een vriendin met diarreeklachten zal ik aanraden naar de huisarts te gaan. Net als de vriend die met z’n duim tussen de balkondeuren was gekomen en niet wist of hij de geplande oceaanzeiltocht wel moest maken. Op zee heb ik wel eens een enkel getapet, maar dat kan iedereen.’ Bij mensen die ze niet kent, is het anders: ‘Gisteren heb ik op de camping iemand met eerstegraadsbrandwonden bekeken en besloot dat goed spoelen genoeg was. Iets wat iedere EHBO’er moet kunnen, trouwens. Als er op straat iets gebeurt, ga ik altijd even kijken. En stuur ik iemand zo nodig naar het ziekenhuis.’ ‘Ik geef alleen advies als ik denk dat het nuttig en betrouwbaar is’, reageert Maarten Anderegg, aankomend derdejaars aan de Universiteit Maastricht. ‘Zoals bij vragen over pijnstillers. Maar als iemand met pijn in de knie of onderrug me vraagt wat het precies is, zeg ik alleen dat ik naar de huisarts zou gaan.’ Zo houdt hij steeds in de gaten of hij wel voldoende weet om advies te geven: ‘Dat is het leuke van geneeskunde studeren. Er zijn steeds meer onderwerpen waar je iets van weet.’ Dat plezier begon al vroeg, vertelt hij. ‘Als jongen van twaalf maakte ik op straat een ongeluk mee. Op school had ik net een EHBO-cursus gehad, dus kon ik zeggen dat de man stil moest blijven liggen en dat er een ambulance moest komen. Het is leuk als je mensen kunt helpen!’ Ronald van den Bosch, aankomend zesdejaars in Utrecht, is in zijn familie de enige die ‘iets medisch’ doet: ‘Dus is het vaak: “Ronald bellen!” Leggen ze mij een klacht voor, dan kijk ik of ze naar een arts moeten of niet. Een zwager klaagde laatst over buikpijn. Ik voelde, en merkte dat er sprake was van loslaatpijn. Hij moest dus snel naar een dokter, maar het was vrijdagmiddag. Ik zei dat hij naar de SEH moest gaan en daar werd hij meteen opgenomen.’ Een geneeskundestudent, vindt Ronald, moet geen extra schakel zijn tussen patiënt en arts. ‘Maar mijn advies kan van nut zijn. Die zwager had het anders vast nog even aangekeken.’ Hij woont in een huis met studenten geneeskunde: ‘De één doet chirurgie, de ander cardiologie. Als een familielid me iets vraagt dat ik niet weet, vraag ik het een huisgenoot. Consult van collega-studenten, zeg maar.’ (JV) Wil je ook eens je mening geven in deze rubriek? Mail dan je telefoonnummer naar
[email protected]
kwik
antwoord zoekplaatje Het goede antwoord is c. tinea corporis, of ringworm, een bij kinderen en bij mensen met een verminderde weerstand regelmatig voorkomende schimmelinfectie van de huid.
sleepte hij een AMC-beurs in de wacht waarmee hij vier jaar promotieonderzoek kan doen. Hij mag zelf bepalen waar hij binnen het AMC neer zal strijken. Het wordt opnieuw de afdeling Experimentele cardiologie. Maar eerst gaat hij een halfjaar terug naar de VS met een beurs die de uitwisseling tussen studenten, wetenschappers en docenten bevordert tussen Nederland en de VS. ‘De mogelijkheden zijn er, maar je moet ze zelf ontdekken.’
september 2006
13
de mens achter Pinkhof Een terriër met zitvlees Voor de nieuwe editie van Pinkhof Geneeskundig woordenboek beoordeelde hoofdredacteur Jannes van Everdingen tienduizenden medische foto: De Beeld redak
termen. Met spijt neemt hij afscheid van overbodige trefwoorden. Robert Crommentuyn
tie, herman wi
Profieltermen Al sinds het verschijnen van de tiende druk in 1998 werkt de redactie aan een herziene versie. Eigenlijk moest die in 2004 verschijnen, maar die deadline is niet gehaald. ‘We leggen er nu de laatste hand aan. De publicatie van de nieuwe Pinkhof staat voor september gepland.’ De elfde druk zal ruim 47.000 trefwoorden tellen. Dat zijn er 4.000 meer dan in de vorige aflevering. Van Everdingen en Van den Eerenbeemt hebben ruim 27.000 trefwoorden vakinhoudelijk, taalkundig en lexicografisch bewerkt. Zo’n 10.000 begrippen zijn voor commentaar voorgelegd aan ruim 130 specialisten. Nieuw is de toevoeging van ‘profieltermen’. ‘Dat zijn de 250 belangrijkste ziektebeelden, zoals de ziekte van Parkinson, diabetes mellitus en astma. Deze profieltermen zijn volgens een vast stramien beschreven, met steeds onder meer incidentie, symptomen, diagnose, therapie en prognose. Deze teksten vormen samen eigenlijk een kleine medische encyclopedie binnen het woordenboek. Veel trefwoorden verwijzen naar de profieltermen. Daardoor is de nieuwe Pinkhof voor beginnende studenten ook als naslagwerk te gebruiken.’
14
september 2006
ggerman
b
asostasofobie, diabète gras, gietkoorts, hamarto fobie: dit zijn slechts enkele van de duizenden trefwoorden die in de nieuwe editie van Pinkhof Geneeskundig woordenboek niet meer voorkomen. ‘Met pijn en moeite heb ik afscheid genomen van oude termen die niemand meer gebruikt’, zegt Pinkhof-hoofdredacteur Jannes van Everdingen. ‘Om dit werk te kunnen doen, moet je afscheid kunnen nemen. Al zou ik graag nog eens een woordenboek met obsolete medische termen maken.’ In 1923 verscheen de eerste druk van het woordenboek onder hoofdredactie van de gemeentearts Herman Pinkhof. Sindsdien kwamen er negen nieuwe, bijgewerkte drukken, de laatste in 1998. Van Everdingen, dermatoloog en secretaris van de Medisch Wetenschappelijke Raad van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, is sinds 1980 hoofdredacteur. ‘In de jaren tachtig en negentig vormde ik samen met Niek Klazinga en Jan Pols een driekoppige redactie. Maar van dat driemanschap ben ik vier jaar geleden als enige overgebleven.’ Dat wil niet zeggen dat Van Everdingen er alleen voor staat. ‘Veel denkwerk en arbeid heeft de nieuwe redacteur Arnoud van den Eerenbeemt verzet. Hij is in 1995 als lexicografisch redacteur begonnen en heeft zich ontwikkeld tot een expert in medische woordenboeken.’
Managersziekte Of een trefwoord het tot profielterm schopt, is arbitrair, zegt de hoofdredacteur. ‘Bij het “componeren” van de lijst hebben deskundigen geholpen. Maar uiteindelijk hakken we zelf de knoop door. Specialisten vinden meestal alles op hun vakgebied belangrijk. Van den Eerenbeemt en ik bewaken de selectie. En als we een verkeerde keus maken, vliegt zo’n woord er bij de volgende druk gewoon weer uit. Zo hebben we nu woorden geschrapt die pas in 1998 zijn toegevoegd. “Managersziekte” bijvoorbeeld.’ Al met al was het een arbeidsintensieve klus. ‘Een paar keer per jaar sloten we onszelf op om aan de Pinkhof te werken. Dan namen we 1000 tot 3000 woorden door. Nieuwe woorden vind ik vooral in richtlijnen en registers van boeken. Er gaan in mijn functie bij het CBO veel teksten door mijn hand. Op een notitieblok noteer ik bij tijd en wijle opvallende woorden.’ Enig uithoudingsvermogen is bij dit werk geen overbodige luxe. ‘Je moet wel een terriër zijn en zitvlees hebben. Je moet het leuk vinden zo nu en dan schijnbaar dom werk te doen. En je moet genoegen nemen met een resultaat dat bij verschijning al weer bijna verouderd is.’
Nepwoorden De taalgekke Van Everdingen beleefde veel plezier aan de revisie. ‘Bij het maken van de profieltermen was het elke keer weer een kunststukje om de omschrijving kort en bondig te maken. Bovendien moest ik de benodigde informatie overal vandaan halen. Dan weer van de site van een wetenschappelijke vereniging, dan weer van die van het RIVM.’ Ook heeft hij zich samen met Van den Eerenbeemt vermaakt met het verzinnen van neptrefwoorden. ‘Daarvan zitten er een stuk of vijf in om een concurrent met plagiaatintenties erin te luizen. Zeker met de encyclopedische profieltermen is het wel heel gemakkelijk en interessant om de Pinkhof te kopiëren. Met de fake-trefwoorden erin wordt kopiëren een stuk lastiger.’ De nieuwste druk bevat ook uitspraakvoorschriften. Logisch, zegt Van Everdingen. ‘In de meester-gezelrelatie is het belangrijk om vaktermen op de juiste manier uit te spreken. Wie “psoriásis” zegt in plaats van “psoríasis”, valt door de mand.’
Sociale geneeskunde: of niet?
y x e s
Veelzijdige baan met veel regelmaat
Eenderde van alle artsen in Nederland is werkzaam als sociaal geneeskundige: als bedrijfsarts, verzekeringsarts of arts maatschappij & gezondheid. Toch is er veel onbekendheid over het werkveld van een sociaal geneeskundige. Wat houdt dat precies in? Majanka Keijer
d
e opleiding tot arts arbeid en gezondheid, waar bedrijfsgeneeskunde en verzekeringsgeneeskunde onder vallen, duurt vier jaar. Om aan de opleiding te beginnen, moet je in dienst zijn bij een gecertificeerde arbodienst (bedrijfsartsen), UWV of een particuliere verzekeringsmaatschappij (verzekeringsartsen). Door allerlei maatschappelijk ontwikkelingen en veranderingen in de wetgeving (bijvoorbeeld de Wet verbetering poortwachter) is de bedrijfsgeneeskunde de laatste jaren flink in beweging. Dat maakt het werk ook zo leuk, aldus Yolanda Belt, opleider/adviseur bij de Netherlands School of Public & Occupational Health (NSPOH) en zelf ook bedrijfsarts. ‘Als de economie instort of de wetgeving verandert, dan heeft dat consequenties voor de bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde. Wat dat betreft zitten we nu in een roerige tijd. Lag de nadruk bij bedrijfsartsen voorheen op verzuim, nu is er weer meer aandacht voor preventie’, zegt Belt. ‘Het leuke aan bedrijfsgeneeskunde is de diversiteit van het vak. Je werkt samen met veel verschillende mensen van diverse disciplines. En je hebt meerdere werkplekken: in de spreek
kamer bij de arbodienst en op locatie bij bedrijven. Vaak heb je te maken met een spanningsveld tussen werknemer en werkgever, maar je bent wel een onafhankelijk adviseur. Dat moet je leuk vinden én kunnen.’ Verzekeringsarts
Paul Cornelissen, aankomend arts infectieziektebestrijding: ‘Deels ben ik sterk vakinhoudelijk bezig’
beeld: de beeldredaktie, marcel van den bergh
Van de verzekeringsartsen is 90 procent werkzaam bij uitvoeringsorgaan UWV, de overige 10 procent bij verzekeringsmaatschappijen of belangenbehartigers. Verzekeringsartsen toetsen en beoordelen de situatie van een patiënt en kijken of zij aanspraak maken op een (volks)verzekering. Dit kan de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) zijn, maar ook een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het werk van de verzekeringsarts overlapt deels met dat van de bedrijfsarts. Raak je als werkende (deels) arbeidsongeschikt, dan kom je in eerste instantie terecht bij de bedrijfsarts. Ben je na twee jaar nog niet of niet volledig hersteld, dan kom je volgens de Wet WIA in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Op dat moment komt de verzekeringsarts in beeld. Ook als je werkloos bent, kun je langdurig ziek zijn. In dat geval heeft de verzekeringsarts meer de functie van een bedrijfsarts. Dirk van Arkel is verzekeringsarts en werkt bij UWV. ‘Het interessante van dit vak is dat je iedere dag patiënten ziet met uiteenlopende ziekten en diverse beroepen. En als verzekeringsarts houd je je niet alleen bezig met medische zaken, maar verdiep je je ook in allerlei beroepen. Het werk van een officier van justitie is natuurlijk heel anders dan dat van een bouwvakker. Alleen kennis van de ziekte is dus niet genoeg, want het gaat altijd om de combinatie van belasting en belastbaarheid. Het is een hele klus om in te schatten wat iemand wel of niet kan’, zegt Van Arkel. ‘Voordeel van dit werk is dat er ruimte is om eens wat langer met een patiënt te praten: soms wel een uur per persoon. Wat ik minder leuk vind, is dat je als verzekeringsarts bij UWV vaak laat in beeld komt. Medisch gezien is alles dan al uitgekauwd.’ Maatschappij & gezondheid
In april 2006 ging een vernieuwde vierjarige opleiding tot arts maatschappij & gezondheid van start. De opleiding is ondergebracht bij de NSPOH en TNO Kwaliteit van Leven. Jeannette de Boer (opleider/adviseur bij de NSPOH) legt uit waarom er een nieuwe opleiding is. ‘Het was zaak dat theorie en praktijk beter bij elkaar kwamen. In Nederland hebben we samen met de
september 2006
17
Infectieziektenbestrijding Paul Cornelissen (28 jaar) is in opleiding tot arts infectieziektebestrijding. Hij is werkzaam bij de GGD Rivierenland in Tiel. Waarom koos hij voor die opleiding? Paul: ‘Ik ben in 2003 afgestudeerd als basisarts en wist niet zo goed welke kant ik op wilde, maar in een ziekenhuis werken wilde ik zeker niet. Via een detacheringsbureau ben ik bij een GGD terechtgekomen. Toen kreeg ik al het idee dat ik deze richting op wilde, maar ik vond ook dat ik nog even verder moest kijken. Zo kwam ik in de verslavingszorg terecht. Ook leuk, maar ik vond het werk bij de GGD afwisselender. Bij de GGD in Tiel kwam in 2005 een vacature voor een arts infectieziektebestrijding vrij. Daar heb ik op gesolliciteerd. April dit jaar ben ik met de nieuwe opleiding arts maatschappij & gezondheid begonnen. In principe kun je ook als basisarts bij een GGD aardig uit de voeten, maar ik zie zeker meerwaarde in de opleiding, want daardoor ga je meer de diepte in. Enerzijds ben je sterk vakinhoudelijk bezig. Je krijgt meer inzicht in infectieziekten, bijvoorbeeld hoe ze ontstaan en of ze overdraagbaar zijn. Anderzijds is er een deel organisatie en beleid. Daarbij leer je bijvoorbeeld hoe je onderzoek moet doen bij het uitbreken van een infectieziekte of hoe je een vaccinatiebureau organiseert. Ik ben erg blij dat ik voor de GGD als werkveld heb gekozen. Okay, het is een kantoorbaan, maar het is toch veelzijdig. Patiëntencontacten zijn er op de soa-poli. Daarnaast heb ik veel contact met huisartsen, houd ik her en der een praatje, heb ik regelmatig overleg met andere partijen en doe ik deels ook nog forensische geneeskunde. Al met al ben ik een tevreden arts.’
wetenschappelijke verenigingen heel lang gesteggeld over de ideale opleiding. We denken dat we nu een heel eind zijn gekomen.’ Om aan deze opleiding te kunnen beginnen, moet je al in dienst zijn bij een organisatie als een GGD. Ook moet aan de werkplek een opleider zijn verbonden en moeten alle aspecten van het werkveld aan de orde kunnen komen. De opleiding bestaat uit twee fasen; een beroepsgerichte fase en een tweede fase waarin beleid, management en wetenschappelijk onderzoek centraal staan. Afronding van de eerste fase leidt tot deelregistratie in één van de zeven richtingen: jeugdarts, arts infectieziektebestrijding, tbc-arts, arts medische milieukunde, forensisch arts, arts sociaal medische indicering en advisering of arts beleid en advies. Na de tweede fase kan de opleiding worden afgesloten met een officiële registratie als sociaal geneeskundige arts maat-
schappij & gezondheid en bij de Sociaal Geneeskundige Registratie Commissie (SGRC) van de KNMG. Werkveld
‘Basisartsen vinden sociale geneeskunde vaak niet sexy, maar het leuke aan de opleiding is dat we mensen uit heel verschillende richtingen zien’, aldus De Boer. Sommigen kiezen heel weloverwogen en bewust voor deze opleiding en dit werkveld. Anderen hebben al een carrière achter de rug. Een deel van de artsen kiest voor sociale geneeskunde omdat er nauwelijks wisselende werktijden zijn, het makkelijker is om in deeltijd te werken of omdat ze noodgedwongen moesten uitwijken naar een andere vervolgopleiding.’ Het merendeel van de artsen maatschappij & gezondheid is werkzaam bij een GGD. Bij GGD’s zijn de jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, forensische geneeskunde (onder meer lijkschouwingen voor de politie), tbc-bestrijding en medische milieukunde (slechts twintig artsen in heel Nederland) ondergebracht. Ook thuiszorgorganisaties (consultatiebureaus)
Je kunt makkelijk in deeltijd werken hebben jeugdartsen in dienst. Ben je liever beleidsmatig bezig, dan is werken bij een zorgverzekeraar wellicht iets voor jou. Je houdt je dan bijvoorbeeld bezig met de inkoop van zorg en diagnose-behandel-combinaties. Als arts sociaal medische indicering en advisering werk je met mensen die een medische indicatiestelling nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ze een aanvraag hebben ingediend voor bijstand, (aangepaste) huisvesting of een bijzondere parkeervergunning. Naast al deze varianten hoort ook sportgeneeskunde thuis in het rijtje maatschappij & gezondheid, hoewel het een vreemde eend in de bijt is omdat er een eigen erkende opleiding voor bestaat. En wat verdient het?
Natuurlijk wil je weten of werken als sociaal geneeskundige een beetje goed verdient. De verdiensten liggen, voor alle drie de specialismen, tussen de 3.000 en 4.500 euro bruto. Meer informatie: www.artsencarriere.nl www.medischevervolgopleidingen.nl www.nspoh.nl www.health.tno.nl www.sportgeneeskunde.com www.knmg.nl/ore
De kwaliteit van het artsenvak en van de volksgezondheid! Daar maken wij ons als Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) sterk voor. De KNMG behartigt de belangen van artsen en studenten geneeskunde. Samen met het KNMG Studentenplatform zetten we ons in voor goede medische (vervolg)opleidingen en verbetering van de positie van studenten geneeskunde. Word nu gratis lid van de KNMG! Vul de antwoordkaart uit dit blad in of kijk op www.knmgstudent.nl.
18
september 2006
Het KNMG-Studentenplatform is in mei 1996 opgericht als zelfstandig overlegorgaan van de Artsenfederatie KNMG. Doel van het platform is de positie van de huidige en toekomstige studenten geneeskunde te verbeteren.
Een buitenlandstage: aantrekkelijk en uitdagend Veel studenten vinden het een verrijking om een stage in het buitenland te doen. Niet alleen om het vak vanuit een andere cultuur te ervaren, het draagt ook bij aan de persoonlijke ontwikkeling. Bovendien staat een buitenlandstage goed op je CV. Rolieke Cents
i
n 1999 ondertekende Nederland samen met 28 andere landen de Bologna-verklaring, waarin onder andere de BaMa-structuur (Bachelor/Master) is vastgelegd. Hiermee leek de weg naar internationalisering open te liggen. Als de BaMa-structuur op iedere faculteit is ingevoerd, kunnen studenten hetzelfde, gestandaardiseerde onderwijs volgen in elk van de deelnemende landen. Helaas is dit nog niet overal het geval. Moet je dan maar afwachten tot het wél officieel is geregeld? Nee. Met een flinke dosis initiatief en hulp van de faculteit kom je een heel eind. Internationalisering
In 2003 bracht de Visitatiecommissie Geneeskunde onder andere het internationaliseringsbeleid van de acht medische faculteiten in kaart. De Nederlandse faculteiten kregen het advies meer geld te steken in internationalisering en de informatie te verbeteren. Elke faculteit zou ernaar moeten streven dat alle afgestudeerden minimaal eenmaal een periode in het buitenland doorbrengen. Idealistisch
Het doel van het internationaliseringbeleid van de faculteiten is misschien wat idealistisch, maar het werpt wel zijn vruchten af. Jaarlijks gaan steeds meer geneeskundestudenten naar het buitenland. In de afgelopen vier jaar is het gemiddelde aantal studenten dat per jaar per faculteit naar het buitenland gaat, gestegen met 87 procent, van 105 naar 196. In de meeste gevallen gaat het om een wetenschappelijke stage. Ook worden (keuze)vakken en (keuze)co-schappen gevolgd. Slechts een klein gedeelte van de studenten gaat naar het buitenland als onderdeel van een uitwisselingsprogramma
beeld: sh utterst
ock
(gemiddeld 10 studenten per faculteit per jaar). De meerderheid van de faculteiten beschikt over de mogelijkheid om financiële ondersteuning te bieden aan de student die naar het buitenland gaat. Bedragen lopen uiteen van 230 tot 1500 euro per student over de gehele studieperiode. De Stichting Werkgelegenheid Geneeskundigen (SWG) geeft ieder jaar aan vijftien studenten die een co-schap in het buitenland willen lopen, een subsidie van 1000 euro per persoon. Niet iedereen
In een enquête die het KNMG Studentenplatform in februari 2006 onder studenten hield, gaf 85 procent van de 1858 respondenten aan er belangstelling voor te hebben om een deel van de studie in het buitenland te volgen. Het streven van de faculteiten 100 procent van de studenten een periode in het buitenland te laten studeren, lijkt dus niet realiseerbaar. Het aantal studenten dat aangeeft naar het buitenland te willen wijkt af van het aantal dat ook daadwerkelijk gaat. Volgens 71 procent van de respondenten is de oorzaak van deze discrepantie een gebrek aan financiële middelen. Meer dan de helft van de respondenten (54%) vindt dat een buitenland stage moeilijk is te regelen door belemmeringen vanuit de eigen faculteit. Hindernissen die worden genoemd zijn ‘niet weg kunnen van de studie’, of ‘geen puntenerkenning van de stage’.
september 2006
19
‘Een fantastische ervaring’ Sandra Ferns is zes maanden in Bethesda, Maryland (USA) geweest. ‘Al vroeg in mijn studie geneeskunde was ik jaloers op oudere studenten die een periode naar het buitenland gingen om te studeren. De genees kundestudenten die naar het buitenland gingen, deden dit via een uitwisselingsprogramma. In plaats van het volgen van theoretische vakken, leek het mij makkelijker een wetenschapsstage in het buitenland te organiseren. Je kunt langer ergens blijven en bent, na goedkeuring, verzekerd van je studiepunten. Na niet meer dan een mail en een bezoekje aan de opleider van de afdeling Kindergeneeskunde, had ik op papier een prachtstage aan de National Institutes of Health. Op mijn faculteit kwamen meerdere keren per jaar studenten aan het woord tijdens een ‘Internationaliserings symposium’ over hun buitenlandervaring. Het waren vooral de succesverhalen, met de nadruk op het intussen gepubliceerde artikel. Ik liep echter tegen organisatorische problemen op. Het Internationaliseringsbureau van de faculteit bood hulp. Goede folders, websites en mogelijk aan te schrijven beurzen. Maar vooral beurzen bleken
Van de respondenten vindt 12 procent dat er weinig stimulans is vanuit de faculteit om daadwerkelijke stappen te ondernemen om een buitenlandervaring te organiseren. Andere belemmeringen zijn onder andere een eventuele taalbarrière, de thuissituatie die een buitenland-
niet voor het oprapen te liggen. Met de negen maanden die ik had uitgetrokken voor het organiseren van mijn stage, vielen enkele beurzen al af omdat de aanvraagdatum was overschreden. Andere wezen mijn aanmelding af omdat papiertje A niet was voorzien van het noodzakelijke stempel B. En sommige lieten gewoon helemaal niets van zich horen. De faculteit bood een eenmalige ondersteuning met een bedrag waarmee ik nog geen maand huur kon betalen. De bank werd mijn beste vriend. Als de organisatie waar je gaat werken, niet gewend is aan buitenlandse studenten, moet je basale dingen als een woning zelf organiseren. Ik had per ongeluk een huis geregeld in een ‘suburb’ waar ik naast mijn vereenzaming ook moest uitkijken voor de periodieke Redneck versus Gangster-shooting op de parkeerplaats bij mijn appartementencomplex. Twee maanden later had ik gelukkig een huis in het centrum gevonden. Ruim een halfjaar later vertelde ik zelf aan een groep studenten hoe leuk ik het had gehad tijdens mijn stage en hoe mijn artikel was geaccepteerd. Geen woord over organisatorische problematiek, dat weegt toch nooit op tegen zo’n fantastische ervaring?’
periode niet toelaat en het idee dat de kwaliteit en begeleiding van de basisopleiding in Nederland beter is. Meer informatie? www.swg.nl (kijk bij ‘Voor artsen’ en ‘ Stichting SWG’) www.wilweg.nl http://www.karl.aegee.org www.ifmsa.nl
welko
Voor alle eerstejaars Namens het KNMG Studentenplatform wil ik alle eerstejaars geneeskundestudenten feliciteren met hun plek en welkom heten in de wondere wereld van de medische wetenschap!
i
n de komende zes jaar zul je ontzettend veel nieuwe indrukken opdoen. Als arts in spe kom je er gaandeweg achter waar je voor staat, waar je interesses liggen en wat je sterke kanten zijn. En dan is het afleggen van de artseneed de kroon op zes studie jaren. Alhoewel? Is het niet minstens zo belangrijk om jezelf te ontwikkelen tot de arts die je wilt zijn naast datgene wat van een arts wordt verwacht? Voor mij is dit de reden geweest actief te worden binnen het KNMG Studentenplatform: ik wilde meer zien dan alleen het ziekenhuis. Het Studentenplatform is er om jouw belangen, als arts in spe, te behartigen. Hierbij kun je denken aan onderwerpen als internationalisering, voortgangstoetsen en carrièrewensen. Wil jij dat het KNMG Studentenplatform ook namens jou spreekt? Word dan gratis lid van de KNMG. Dit betekent iedere week Medisch Contact en elk kwartaal dit blad, Arts in Spe, op je deurmat.
20
september 2006
m!
Ik hoop dat je net als ik de toegevoegde waarde van een KNMGlidmaatschap onderschrijft. Veel succes met je eerste jaar: een jaar om niet te vergeten - ik spreek uit ervaring. Welkom! Guido Bossers, voormalig eerstejaars geneeskundestudent in Groningen en platformlid.
win een stethoscoop! Begin het studiejaar goed en WIN een stethoscoop van het KNMG Studentenplatform!
Doe mee met de loting! Inschrijven is mogelijk via www.knmgstudentenplatform.nl
Ruimer bij kas tijdens je Studeren is niet goedkoop. Maar wie een beetje slim is, kan de maandelijkse lasten behoorlijk naar beneden schroeven. Tips, trucs en handigheidjes op het gebied van wonen, werken en verzekeren. Doe er je voordeel mee! Richard Hassink
d
at studeren duur is, blijkt alleen al uit het almaar stijgende collegegeld: voor het studiejaar 2006-2007 moet een student geneeskunde maar liefst 1519 euro neertellen. En dan ben je er natuurlijk nog lang niet, want voor die studie ben je nog eens een vermogen kwijt aan boeken en andere leermiddelen (ongeveer 800 euro). En ook aan het studentenleven hangt een prijskaartje, vooral voor uitwonende studenten. Want voor een kamer betaal je vaak een hoge huurprijs - al zijn er grote verschillen. In Maastricht ligt, volgens onderzoeksbureau Choice, de huurprijs van een kamer van 16 m2 op ‘slechts’ 240 euro, terwijl in Amsterdam voor eenzelfde kamer maandelijks 400 euro moet worden overgemaakt naar de huisbaas. Naast alle vaste lasten, ben je als student ook het nodige kwijt aan boodschappen, verzekeringen, kleding en uitgaan. Uit de Studentenmonitor 2004, een onderzoek van onder meer het ministerie van Onderwijs, blijkt dat de gemiddelde uitwonende student elke maand 900 euro uitgeeft. Een thuiswonende student komt uit op zo’n 500 euro. Als je daar de basisbeursbedragen tegenover zet (respectievelijke 248 en 89 euro), dan kun je op je vingers natellen dat er geld bij moet. Dat kan via een aanvullende beurs, een ouderbijdrage en natuurlijk met inkomsten uit een bijbaan. Er zijn echter ook manieren om de maandelijkse uitgaven te beperken of andere geldbronnen aan te boren. Zo kan er op het gebied van wonen en verzekeren worden bespaard en kan een beetje slimme student bij de fiscus te veel betaalde belasting terugvorderen en toeslagen aanvragen. Anti-kraakwacht
Een kamer huren kan via commerciële huisvestingsbureaus of bij woningbouwverenigingen, maar over het algemeen ben je goedkoper uit bij stichtingen voor studentenhuisvesting. Elke studentenstad heeft er wel een. Nadeel is wel dat de wachttijden daar vaak erg lang zijn. Wil je écht goedkoop wonen, dan kun je overwegen om als anti-kraakwacht ergens iets te huren. Groot voordeel is dat je tegen lage kosten ergens heel snel iets kunt huren. Er zijn verschillende professionele organisaties die vraag en aanbod bij elkaar brengen. Kijk bijvoorbeeld eens op www.anti-kraak.nl. Een andere mogelijkheid is het kopen van een kamer. Via www.studentenstudio.nl kun je je inschrijven voor dit alternatief
22
september 2006
voor huren. Als je iets koopt, geef je je geld niet weg aan maandelijkse huur, maar investeer je in iets dat ongetwijfeld op termijn in waarde stijgt. Bovendien heb je fiscaal voordeel doordat je de hypotheekrente kunt aftrekken. Wel moet je een goede verstandhouding met je ouders hebben, want zij moeten financieel garant staan voor jou. Puntensysteem
Als je dan toch besluit een kamer te huren, dan wil je niet te veel betalen. Je kunt met behulp van een puntensysteem dat de overheid heeft ontwikkeld, berekenen of de kale huur van je kamer niet te hoog ligt. De kale huur van je kamer is de huurprijs zonder servicekosten, gas en elektriciteit. Wil je weten of je niet te veel huur betaalt, surf dan naar www.groningerstudenDoor als anti-kraakwacht iets te huren kun je écht goedkooop wonen.
Voordelen gratis VVAA-lidmaatschap
studie tenbond.nl/cgi-bin/puntensysteem.pl. Op deze site vind je een rekenprogrammaatje. Als blijkt dat je huisbaas meer vraagt dan hij zou mogen, dan kun je de zogenoemde huurverlagingsprocedure volgen. Het is zelfs mogelijk om de te veel betaalde huur met terugwerkende kracht terug te krijgen. In januari 2006 heeft de huursubsidie plaatsgemaakt voor de huurtoeslag. Als je een zelfstandige woning huurt (met een eigen toegangsdeur, een eigen toilet en keuken) dan kun je in principe aanspraak maken op deze toeslag. De huurprijs mag dan niet lager zijn dan 189,19 en niet hoger dan 604,72 euro. Verzekeringen
beeld: corbis
Sinds 1 januari is er een nieuw zorgstelsel. Iedere Nederlander van 18 jaar en ouder moet zich zelfstandig verzekeren tegen ziektekosten. Meeliften op de polis van je ouders kan in principe niet meer en het ‘goedkope’ ziekenfonds is verdwenen. Dit is een behoorlijke aderlating voor de gemiddelde student, want de premie van een basisverzekering is zo’n 80 tot 90 euro per maand. De studentenbonden hebben begin dit jaar een collectief contract gesloten met een verzekeraar, waardoor studenten de kosten kunnen beperken tot 75 euro per maand (zie www.lsvb.nl of www.iso.nl). Maar ook andere verzekeraars, zoals VVAA, bieden studenten aantrekkelijke kortingen (zie kader). Veel studenten komen in aanmerking voor zorgtoeslag. De hoogte daarvan (maximaal 30 euro per maand) is afhankelijk van je inkomen. Op www. toeslagen.nl kun je uitrekenen op hoeveel toeslag je recht hebt. Via die site kun je tevens het aanvraagformulier downloaden. Trouwens: als je geen gebruik maakt van diensten van zorgverleners (een bezoekje aan de huisarts mag wel) krijg je een no-claimkorting van 255 euro. Toch weer mooi meegenomen.
VVAA is sinds 1924 een vereniging van en voor professionals in de gezondheidszorg. VVAA stelt zorgprofessionals in staat optimaal hun vak uit te oefenen door niet-medische zaken uit handen te nemen. Voor de 80.000 leden betekent dit rechtstreeks en deskundig advies over alle zakelijke aspecten van de beroepsuitoefening en de privé-situatie en een breed aanbod aan producten en (advies)diensten. Voor studenten is lidmaatschap van VVAA gratis. En er zijn nog meer voordelen. Zo heeft VVAA een inboedelverzekering in combinatie met een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering voor maar 30 euro per jaar. Ook voor de doorlopende reisverzekering betalen studenten per jaar slechts 30 euro. Als beginnend autorijder word je bij VVAA niet gekort omdat je nog geen schadevrije jaren hebt: je stapt meteen met 60 procent korting in op de bonus-malusladder. Ook organiseert VVAA elk jaar Mediski. Voor een zeer gunstig bedrag kun je zo met je studiegenoten op skireis naar de Franse Alpen. Ook wat betreft cursussen en workshops voor studenten/co-assistenten timmert VVAA hard aan de weg. Kortom: VVAA zorgt voor de zaken, ook voor die van studenten. Wil je meer informatie over wat VVAA voor jou kan betekenen? Loop dan eens binnen bij een van de (regio)kantoren. In vrijwel elke universiteitsstad zit zo’n regiokantoor. Wil je meteen lid worden? Surf dan naar www.vvaa.nl, klik op ‘Studeren’ en vul het aanvraagformulier in.
Belasting
Als student mag je per jaar 10.527,57 euro netto verdienen. Verdien je meer, dan heeft dat gevolgen voor je studiefinanciering. Alles wat je meer verdient, wordt dan in mindering gebracht op je beurs. Heb je een tijdelijke baan, dan betaal je vaak te veel belasting. Voor veel studenten loont het dus om een Tj-formulier van de belastingdienst in te vullen. Daarmee krijg je teveel betaalde belasting terug. Dit kan tot vijf jaar na dato. Heb je dus in 2001 te veel belasting betaald, dan kun je dat dit jaar nog terugvorderen. Je kunt echter ook zelf regelen dat je werkgever niet te veel belasting inhoudt. Maak in dat geval dan gebruik van de Studenten- en scholierenregeling. Op manifest.qwise.nl vind je hier meer informatie over. Fondsen
Tot slot kun je ook extra geldbronnen aanboren. Zo kunnen studenten van ouders die bij Philips werken, gebruikmaken van een speciaal onderwijsfonds. Andere voorbeelden zijn het Gouda de Vries Fonds (voor protestante studenten) en het Spinoza Fonds (speciaal voor studenten geneeskunde). Deze, maar ook andere fondsen, vind je in het Fondsenboek (www.verenigingvanfondsen.nl). Vrijwel elke - zichzelf respecterende - bibliotheek heeft dit speciale boek in het assortiment. Nooit weg om daar eens in te neuzen.
september 2006
23