Inleiding 3: Het slimme dubbelspel van Surfnet
Tegen de regels in om de wetenschap aan internet te helpen De Nederlandse regering en de Europese Commissie schoven miljoenen subsidie naar Surfnet om een netwerk volgens hun Osistandaarden op te zetten. De directie van Surfnet gebruikte het geld echter om uiterst strategisch en tactisch te manoeuvreren richting de internetstandaarden. Met succes, want de klandizie wilde internet. Confrontaties met grootaandeelhouder PTT (KPN) waren onvermijdelijk om te kunnen innoveren. Dit beeld treedt naar voren voor de eerste zes jaar waarin Surfnet actief werd, tussen 1 januari 1988 en eind 1993. Surfnet begon volgens plan Nederlandse universiteiten aan te sluiten op een netwerk volgens de door de overheden geëiste Osi-standaarden. Spoedig werd gekozen voor de Amerikaanse internetstandaarden. Eerst nog laverend tussen beide standaarden, meer en meer een eigen weg gaand. Surfnet beschikte over een goed gevulde kas: 60 miljoen gulden subsidie uit Den Haag direct voor Surfnet om te innoveren en indirect om Surfnet vijf jaar lang te betalen voor aansluitingen voor de universiteiten. Daarnaast nog eens 30 miljoen Ecu (voorloper euro) voor Europese verbindingen tussen wetenschapsnetten in het project ‘Cosine’ van de Europese Commissie. Kees Neggers en Boudewijn Nederkoorn, de directie van Surfnet, moesten voortdurend knokken met de subsidiegevers om de voorwaarden in de pas te laten lopen met de realiteit: toenemende wensen voor internetgebruik versus achterblijvende technische Osi-oplossingen. Dat losten ze op via een handig dubbelspel. Surfnet liet zich de subsidies welgevallen, maar niet de voorwaarden. Want, zou Surfnet de Osi-standaarden keurig hebben opgevolgd, dan zouden de investeringen in het netwerk een doodlopende weg hebben betekend. Doe maar een miljardje Surfnet kende een aanloop van vier jaar. Begin 1984 bracht het kabinet Lubbers-1 het - spoedig als brisant gekwalificeerde - InformaticaStimuleringsplan uit, met voorstellen om Nederland voordeel te laten putten uit de IT-revolutie. Er was een grote achterstand goed te maken, zo had een ‘commissie-Rathenau’ vastgesteld. Om de achterstand van Den Haag in ICT weer te geven, volstaat de weergave van de achterlijke vraag aan Rathenau c.s.: “Leidt de opkomst van microelektronica slechts tot hogere werkloosheid of ontstaan er nieuwe economische kansen?” Deze aanvankelijk defensieve houding van Den Haag, sloeg om in een aanvalsplan. Er kwamen fraaie voornemens en forse voorlopige budgetten, net ten tijde van economische crisis. De ministeries van Economische Zaken en Landbouw waren leidend. Onderwijs en Wetenschappen deed mee met een
‘bijlage’. Minister Wim Deetman trok de uitvoering van de ICT-stimulering voor een belangrijk deel naar zich toe. Het ging immers op de eerste plaats om scholing in informatica, teneinde de onwetendheid op dit terrein te verkleinen. Het vak was er niet, en kwam er in de jaren tachtig op de meeste niveaus. Universiteiten kregen in het Stimuleringsplan kritiek op hun lakse houding tegenover de opkomst van informatietechnologie. Commissies smeedden plannen om dat goed te maken. Centrale man was Hans Rosenberg, bestuurslid van Rijksuniversiteit Utrecht. Hij kreeg de rekencentra van de universiteiten op één lijn voor een grootscheepse opwaardering van de ICT in de universiteiten en hogescholen. Daar werd een prijskaartje van 1 miljard gulden aan geplakt. Surfnet-directeur Boudewijn Nederkoorn daarover: “Die claim van een miljard las Deetman in het vliegtuig en zijn eerste reactie luidde ongeveer ‘Zijn ze nu helemaal van de pot gerukt’. Dat vertelde hij me zelf eens. Maar Rosenberg huldigde als principe: als je niet veel geld vraagt, tel je niet mee. Zo ging dat toen.” Het budget werd 300 miljoen gulden, waarvan 60 miljoen voor het landelijke netwerk in plaats van de gevraagde 80 miljoen voor Surfnet. Een deel van die 60 miljoen ging naar de universiteiten om het abonnementsgeld te kunnen betalen voor aansluitingen van Surfnet. Een perfecte manier om de vraag naar het netwerk aan te zwengelen. Strijd met CWI en NLnet Aanvankelijk togen de rekencentra – zeg maar de afdelingen automatisering - van de universiteiten rond 1985 zelf al aan de slag met netwerken, geïnitieerd door de ‘grote twee’ aanbieders in die jaren. IBM bood aansluitingen op een eigen computernetwerk Earn. Concurrent Digital Equipment (DEC) volgde spoedig met Decnet, in Nederland in samenwerking met PTT (KPN) die net Datanet 1 voor de opkomende datacommunicatie had opgezet. Surfnet zou het nationale antwoord zijn op die leveranciers door de instellingen in een eigen, onderling netwerk te verbinden. Vervolgens werd de subsidie van Surfnet gebonden aan de plicht om de Osi-standaarden voor netwerken te gaan gebruiken. Die waren door Westerse landen en hun telecommonopolies (PTT’s) tot stand gebracht. Weliswaar werden in Europa vooral verbindingen gelegd met Unix-computers met een eigen standaard en was internet in opkomst, maar deze beweging ‘van onderaf’ namen besturen van universiteiten niet serieus. Ondertussen waren de afdelingen informatica van de universiteiten via het CWI, hun EUnet en NLnet wel aan dit Unix-netwerk en internet verbonden, evenals R&D-afdelingen en soms onderdelen van concerns zoals Philips. Frances Brazier, toenmalig bestuurslid van NLnet: “Toen kwam Surfnet, gesteund met veel geld, met een mandaat van het ministerie van Onderwijs & Wetenschappen om universiteiten aan te sluiten. NLnet voelde zich echt overdonderd door Surfnet.” NLnet en CWI verontwaardigd? “Op dat moment wel uiteraard. Het eerste gesprek staat me goed voor de geest. Een woordvoerder namens Surf [Rosenberg, red.] beet ons toe dat we de universiteiten als een stelletje
indianen maar wat rooksignalen boden. Surfnet zou dat een stuk beter en professioneler doen, met een echte grote landelijke infrastructuur. Hij snapte het veel beter dan wij. Maar waarom was er dan zoveel geld nodig om ons te verdringen? Dat werd een felle discussie. Even later bleek dat Surf de universiteiten geen internet kon bieden en kwamen ze bij ons voor IPconnectiviteit. Hadden ze die indianen ineens weer nodig. Veel gekker moest het niet worden.” Surfnet wilde de universiteiten graag ontsluiting van het internet bieden. En sloot een overeenkomst met NLnet om die verbinding tegen betaling te betrekken. Veel informatica-afdelingen van universiteiten, zoals Nijmegen en de VU, bleven echter ook direct bij NLnet aangesloten, met ondersteuning van het CWI. Brazier: “Ze hadden dus een dubbele aansluiting, zwaar gesubsidieerd via Surfnet en tegen lage kosten bij NLnet.” De Erik Huizer factor Bij Surfnet groeide heel snel het besef dat de vraag naar internet niet voor niets zo krachtig was. Er kwam een, in eerste instantie afgewezen, sollicitant binnen die op de TU Delft als student internetverbindingen had beproefd. Nadat deze Erik Huizer - die het tot internethoogleraar en belangrijke internationale pionier zou schoppen - toch werd aangenomen bij Surfnet, kreeg hij een boeiende opdracht: alle vormen van e-mail van bestaande netwerken als van IBM, Digital en Unix om te zetten naar de Osi-standaard X.400. Huizer zocht samenwerking met het CWI. “Al snel wisten we dat X.400 het niet moest worden. Wij wilden eerst alles naar internetmail – van het apestaartje brengen, en als tweede stap naar X.400. In de hoop dat die tweede stap niet zou volgen. Zo moest je het formuleren vanwege de subsidies die waren verbonden aan de verplichte Osi-standaard.” Huizer en Piet Beertema van het CWI begonnen met het optuigen van het .nl domein dat ook voor de e-mail adressering cruciaal was. Huizer: “Begin ’89 was de uniforme adressering van e-mail klaar en dat gaf een enorme impuls aan de communicatie tussen universiteiten. Iedereen op elke universiteit kon elkaar ineens mailen. Maar ook wereldwijd meedoen.” Huizer vindt deze doorbraak achteraf gezien zijn meest succesvolle project ooit, gezien het positieve effect voor gebruikers. Maar riskeerde hij met het afschieten van de Osi-standaard X.400 niet dat de Surfnet-subsidie op de tocht kwam te staan? Huizer: “Nog steeds stond stap twee op papier, na de internetstandaard de overgang naar X.400 e-mail conform de Osi-standaard. Dus de subsidiegevers en Surf-bestuur bleven positief, in afwachting van die tweede fase.” Ze werden om de tuin geleid? “Deels wel. Toch heb ik me serieus verdiept in X.400. Lezingen over gegeven, meegeschreven aan de standaard voor uitwisseling tussen X.400 en internetmail. Ik keek intensief naar de aanvulling tussen beide systemen. Ondertussen zagen we meer en meer de heilloze weg van Osi. X.400 was zo complex en zo duur om te implementeren. De specificaties van internet waren een halve centimeter hoog en voor X.400 een paar decimeter. Dat zegt alles.”
Met collega Erik-Jan Bos heeft Huizer toen ‘min of meer stiekem’ nog meer internettechnologie bij Surfnet in huis gehaald en met het CWI een proefverbinding opgezet. “Dat was vloeken in de Osi-kerk.” Vervolgens schreven ze een voorstel voor hun directie dat het voor Surfnet standaard internet moest worden. Neggers en Nederkoorn schrokken, maar gaven de jonge internetrevolutionairen wel gelijk. Europees dubbelspel Met name technisch directeur Kees Neggers had toen een ‘probleempje’: kiezen voor de markt door met internet door te gaan en de subsidie op de tocht zetten, of doorgaan met Osi met de hoge subsidie voor Cosine. Voor het Cosine-project voor Europese invoering van Osi-netwerken, dat onder leiding stond van de in Nederland gevestigde vereniging van nationale researchnetwerken RARE, was immers een budget van 30 miljoen Ecu (voorloper euro) beschikbaar. De Surfnet-directie spaarde kool en geit: behoud van de geldstromen, maar de subsidievoorwaarden wat betreft Osi voor zover mogelijk negeren om het internetschip binnen te loodsen. Of dat helemaal eerlijk is gegaan, is een gewetensvraag die ze zelf uiteraard positief beantwoorden. Het uitstekende resultaat, vroeg en snel internet voor de Europese wetenschap, telde. Hoe dan ook,er blijkt tussen 1988 en 1993 een enorme vervlechting in de Europese netwerken, waarbij volstrekt onduidelijk is welke aanbieders en klanten er tegen welke kosten en tarieven precies welke verbindingen optuigden. Deze schimmige markt was wellicht een goede voedingsbodem om te innoveren voor pioniers met durf zoals Neggers, Huizer en Nederkoorn. Ze bewogen in een speelveld met monopolistische PTT’s voor infrastructuur, gekoppeld aan politieke belangen van overheden. De markt die immers internet wilde, stond steeds meer diametraal op de eisen van PTT’s en overheden. Surfnet toonde snel aan dat het Datanet-I van aandeelhouder PTT te traag was en mocht een eigen netwerk optuigen. Dat moest dan wel op basis van de Osistandaard X.25, terwijl ook mail, adresbestanden en overdracht van bestanden conform de subsidievoorwaarden op Osi werden gebaseerd. Althans, volgens plan. Neggers: “Deze voorfase vormden een spagaat van jewelste. De Europese en nationale overheden gaven ons nu eenmaal veel geld voor Cosine en Osi, terwijl gebruikers ook buiten hun instelling met het lokaal steeds populairdere internet wilden werken.” In 1989 waren er nog geen Osi-specificaties gereed. “Daar konden we niet langer op wachten. Dus boden we vanaf mei 1989 ook internet over X.25 verbindingen aan onze instellingen aan. Dat werkte prima.” Problemen met de PTT en overheden? Neggers: “We kregen geen strobreed in de weg gelegd. PTT had geen bezwaar tegen internet over ons X.25 netwerk, want we betaalden goed voor de aansluitingen en het stimuleerde toch de
vraag naar datacommunicatie. Het zou toch allemaal weer Osi worden, internet werd als tijdelijk beschouwd.” Den Haag was ook bereid de eigen subsidievoorwaarden voor Surfnet op te rekken, zegt Neggers nu: “De Nederlandse overheid vond internet uitstekend. Het Europese geld maakte Osi-investeringen mogelijk.” Spitsroeden lopen Voor Surfnet2 stond de grootaandeelhouder PTT ineens buitenspel als leverancier en werd internetverkeer dominant. Neggers, met zijn verschillenden petten, moest nog tactischer gaan opereren. “De verwachtingen met Osi en Cosine betekenden dat we spitsroeden moesten lopen om steeds aan Den Haag en Brussel uit te leggen dat we maar tijdelijk onze kaarten op internet zetten.” Neggers maakte vervolgens PTT weer blij met Europees geld vanuit Cosine. Er moest een IXI komen, een Europees X.25 netwerk, voor de nationale onderzoeksnetten zoals Surfnet. Dit project werd aan de de Nederlandse PTT gegund. Die regelde de verbindingen in andere landen met zuster-PTT’s. Over dit nieuwe netwerk ging ook internetverkeer lopen, veel meer dan Osiverkeer. Neggers: “Maar IXI was niet ideaal voor internet. Toen ben ik met Ebone gestart, een Europees netwerk voor internet over huurlijnen en niet meer over X.25. Omdat er in Nederland en Europa een enorme behoefte bij gebruikers ontstond.” Allengs werd het complexer. Heeft Neggers stiekem ook Europese subsidie gebruikt om Ebone op te tuigen? “Zeker niet stiekem. Voor Ebone hebben we echter nooit officieel toestemming gekregen, noch gevraagd.” Wel werden IXI-verbindingen ook gebruikt voor internetverkeer. Op de inmiddels typerende wijze werd ook hier een ontsnappingstactiek opgetuigd door de Surfnet-directie. “Ebone zetten we aanvankelijk op als netwerk dat, behalve voor internet, ook geschikt zou zijn voor Osi-verkeer. De praktijk en de vraag van gebruikers domineerden echter de uiteindelijke invulling, en dat was internet.” Volgens Neggers werden de ogen van buitenlandse overheden nog steeds niet geopend. Ondertussen tuigde de Nederlandse PTT met de PTT’s van Zweden, Zwitserland en Spanje een joint-venture op voor internationaal verkeer. Dat viel goed bij de Europese Commissie, maar betekende concurrentie voor Deutsche Telekom, France Telecom (die later ook een joint venture begonnen) en andere PTT’s van grote landen. Surfnet ging dit nieuwe Unisource helpen om internet te kunnen aanbieden. Dat lijkt op regelrechte concurrentievervalsing. Neggers en Nederkoorn benadrukken echter dat dit was toegestaan in het kader van de tijdelijke innovatie, ook een taak van Surfnet. Andere partijen hadden mogen aankloppen bij Surfnet en Ebone, heet het nu. “We pleegden dus geen concurrentievervalsing.” Neggers over het speelveld van toen: “Wij waren als de dood aan het handje te moeten lopen van Deutsche Telekom en France Telecom waarvan we ook zagen dat die het hele internetgebeuren wilden dwarsbomen.”
Gewonnen Terugkijkend hebben Neggers en Nederkoorn, gesteund door het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en EZ, en met de PTT steeds schuddend in de zijspan van hun motor, Nederland de nodige diensten bewezen, dankzij hun handelsgeest en technische kwalificaties. Of het allemaal even fraai volgens de regels ging, is een ander verhaal. Maar innovatie verloopt nimmer langs strakke lijnen. Succes is de belangrijkste maatstaf voor de beoordeling van de methoden en wegen waarlangs de innovatie is bereikt. De balans van subsidie voor Surfnet versus behaalde resultaten wordt hier niet uit de doeken gedaan. Dat vereist langdurig onderzoek naar de investeringen en resultaten. De kracht van Surfnet ging in 1988 wel in tegen de tot dan toe ontwikkelde praktijk van het CWI en NLnet. De Nederlandse overheid had er ook voor kunnen kiezen om de via CWI al in 1982 in gang gezette dominantie van Nederland in netwerken op te pakken en te steunen om dit tot een soort Surfnet uit te breiden. Of het CWI en NLnet daar gelukkig van waren geworden, is nog maar de vraag. NLnet kon zich nu concentreren op het aansluiten op internet van het bedrijfsleven en van providers die particulieren aansloten. Zo is het gelopen. Trots op ‘technology-push’ Na die spannende pioniersfase kwam Surfnet in rustiger vaarwater, met groeiende subsidies nadat Economische Zaken was ingestapt. De exploitatie van Surfnet kwam - tot op de dag van dag - ten laste van de gebruikers. De overheid bekostigde rechtstreeks de innovatie. Nederkoorn: “De aansluitgelden voor de instellingen waren niet mis. Ze waren goedkoper af met de middelmaat aan service elders, maar bij ons kregen ze top of the bill.” Dit is al 25 jaar het leidend principe van Surfnet, dat steeds voor loopt met het aanbod van internetcapaciteit op de vraag naar verbindingen. De investering in de beste voorhanden zijnde verbindingen en apparatuur gaat ervan uit dat in de jaren na lancering van een nieuwe fase Surfnet de vraag naar internet wederom toeneemt. Dat is echter nooit helemaal gestaafd met harde cijfers, maar de markt pakte de groeiende capaciteit op. Nederkoorn: “Wij baseerden onze visie op de vragen van de big science, zoals hoge energie-fysica, radioastronomie, en op de inschatting van het verloop van de techniek. Alles vanuit de overtuiging dat de vraag, ook van de rest van de academische afnemers, het aanbod zou volgen.” De markt van concrete vraag bij universiteiten was om die reden nooit leidend. “Mijn motto was altijd: er is nog nooit een brug gelegd waar veel zwemmers werden waargenomen. Dus leg die brug nu maar neer, dan zie je ze er straks wel gebruik van maken. Toch heeft het verwijt van technology-push ons altijd achtervolgd. En daar waren we eigenlijk wel trots op.” Nederkoorn en Kees Neggers hielden van ‘underpromise en overprovision’; niet te veel beloven en je in de praktijk dubbel en dwars waarmaken. Toch moest steeds van tevoren een hoog budget geregeld worden in Den Haag: “We
hielden het verhaal hoog dat het nodig was en daar kwam wel enige bluf, of beter gezegd lef, bij kijken. En naar leveranciers hielden we het verhaal hoog dat ze met ons moesten investeren in de nieuwe volgende generaties technologie in antwoord op een aanbesteding. Zo hielden we dat evenwicht in stand. Dat waren steeds spannende dingen.” Surfnet tijdlijn 1984, 17 januari Informatica Stimuleringsplan van kabinet-Lubbers 1 met forse kritiek op universitaire rekencentra, besproken in vergadering van de directeuren van de universitaire rekencentra (CvDUR) Eerste antwoord rekencentra in rapport ‘Stimulering Informatica WO’ 1985 Oprichting Stuurgroep Universitaire Rekencentra (SUR) onder leiding van Hans Rosenberg (CvB Universiteit Utrecht) krijgt 5 miljoen gulden voor opstelling meerjarenplan De commissie Samenwerkende Universitaire Rekenfaciliteiten (SURF) komt met rapport ‘Samenwerking, reken maar!’ met verzoek 1 miljard gulden subsidie voor 1986-1990. Minister Deetman vindt projectie te gortig en laat die doorrekenen door commissie onder leiding Philips-directeur Eduard Pannenborg. Hij scheidt netwerk (infrastructuur) voorzieningen en expertisecentra. ‘Bende van Vier’ met Rosenberg, Boudewijn Nederkoorn (Nijmegen rekencentrum), Eppo Kooi ( van Twente) en ? Nieuwenhuizen gaan met Twijnstra & Gudde aan de slag. Rosenberg vraagt Kees prins, voormalig directeur van het Rekencentrum van de Universiteit Nijmegen, als interim-directeur Earn, een IBM-initiatief voor een Europees wetenschapsnet koppelt met Nijmegen als centrum ook Nederland 1986 Met Digital, PTT, Philips en BSO bouwen de rekencentra een tweede nationaal netwerk gebouwd op basis van Decnet van Digital. Minister Wim Deetman van OC&W biedt 300 miljoen gulden waarvan 60 miljoen voor een nationaal netwerk.
Oprichting ‘projectorganisatie Surfnet Oprichting Rare, vereniging van nationale wetenschapsnetwerken, op initiatief van Surf met Amsterdam als vestigingsplaats. 1987 Maart: Oprichting Stichting Surf met Gerrit van de Graaf van Economische Zaken als directeur 1988 Januari: Oprichting Surfnet BV – 51 procent Stichting Surf, 49 procent PTT (KPN) – er waren al 20 instellingen onderling verbonden in een Surfnet1 op Dtanet1 van de PTT met een snelheid van 9,6 kbit/s. naar schatting 20.000 gebruikers 1989 Realisatie Surfnet2, een X.25-netwerk, gekoppeld in Europese netwerk Cosine (Cooperation for OSI Networking in Europe) Budget: ?? Kosten: ?? 1991 Steun voor aanbod Internetdienst door Unisource, joint-venture van PTT en zusterbedrijven in Zweden, (en later) Zwitserland en Spanje Surnet3 met TCP/IP over huurlijnen van 64 kbit/s and 2 mbit/s Oprichting Surfdiensten (sinds 2012 Surfmarket) Oprichting Surfnet Support Team voor voorlichting aan eindgebruikers bij instellingen Verbinding met Cern Oprichting Ebone, het eerste pan-Europese wetenschapsnet op basis van TCP/IP, initiatief van Surfent met Franse en Zweedse netten.
1992 Studenten Werkplek Ontsluiting, via het tv-kabelnet in Nijmegen; geen succes Oprichting Surfnet Computer Emergency Response Team (Cert-NL) Internet Society mede opgericht vanuit Surfnet
1992-1995 ‘Ontsluiting van de Thuiswerkplek’, komt te vroeg 1993 Oprichting Surfnet InfoServices met de Koninklijke Bibliotheek; via Gopher, ingehaald door openbaar world wide web Oprichting Delivery of Advanced Network Technology to Europe (Dante) Ltd, bedrijf voor exploitatie van Europese verbindingen 1994 Surfnet4: testbed voor ATM en later SDH-technologie met PTT Telecom, snelheid van 622 Mbit/s Rare samen met Earn in Terena (Trans-European Research and Education Networking Association). Ams-IX oprichting, mede door Erik-Jan Bos van Surfnet dat ook exploitatie doet eerste drie jaar; 1995 Telling: 350.000 eindgebruikers, 75 procent van totaal aan studenten Oprichting Surfnet ExpertiseCentrum Start Surf-Ace (Advanced Communication Environment) voor een periode van vier jaar, operationele diensten, later ‘Surfworks’. Verhuizing Surfnet binnen Hoog Catharijne. 1996 Oprichting Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) door Surfnet, NLnet en het CWI. Eerste voorzitter Boudewijn Nederkoorn van Surfnet 1997 Snelnet, eerste Adsl-net van KPN, NOB en Surfnet voor 1.000 huishoudens in Amsterdam snel internet en tv-programma’s via ADSL over de telefoondraad bood. TEN-34 voor 34 Mbit/s (eigenlijk al 45 Mbit/s) verbindingen tussen nationale wetenschapsnetten 1998
TEN-155 operationeel voor zestien Europese netten 1999 Start GigaPort-project met GigaPort-Applicaties van het Telematica Instituut 2000 Start proef Surfnet5 op basis van GigaPort, met BT en Cisco Systems als leveranciers voor 10 Gbit/s IP-over-DWDM
2001 Europese net Géant met 10 Gbit/s. ThinkQuest Nederland, ‘webstrijd’ voor teams van scholieren Oprichting Isoc.nl 2002 Eerste afname managed dark fiber op de open markt voor 10 Pops van Surfnet5 GigaMAN-project voor vraagbundeling voor totstandkoming gemeentelijke glasvezelnetten in Nijmegen, Leeuwarden en Arnhem. NetherLight project, verbonden met StarLight in de VS, voorloper van GigaPort next Generation, gedoteerd met record van 40 miljoen euro subsidie. 2006 Surfnet6 2010 Oprichting Surfshare (beheer innovatieprojecten) Oprichting Netherlands eScience Center (NLeSc), met NWO 2013 Fusie Stichting Surf en Stichting Sara Surfsara wordt een werkmaatschappij binnen Surf