25
De mwd’er helpt Rosa Feuilletau de Bruyn en Roëlle Gieling
2.1 Wat is helpen eigenlijk? – 26 2.1.1 Wat is helpen voor een mwd’er? – 26
2.2 Is de behoefte om te helpen universeel? – 28 2.2.1 Autonomie en betrokkenheid – 29
2.3 Waarom wil je helpen? – 30 2.3.1 Helpen vanuit compassie – 31 2.3.2 Helpen vanuit een religie – 33 2.3.3 Helpen vanuit humanistische overtuiging – 34 2.3.4 Helpen ‘van huis uit’ – 35 2.3.5 Helpen uit ervaring – 35
2.4 De maatschappij helpt ook – 36
M. Gerritsen (Red.), Basiswerk maatschappelijk werk en dienstverlening, DOI 10.1007/978-90-368-0891-0_2, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
2
26
Hoofdstuk 2 • De mwd’er helpt
2
2.1 Wat is helpen eigenlijk?
Volgens het woordenboek van Van Dale (2010) is helpen onder meer: ‘ondersteuning of uitkomst verschaffen in lichamelijke of morele nood, verplegen/verzorgen, het werk verlichten’. Je kunt dus op verschillende manieren helpen. De advocaat helpt zijn cliënt door een gedeelte van de juridische procedure van hem over te nemen, namelijk dat deel waarvoor kennis van de wet en jurisprudentie nodig is. De verpleger helpt patiënten door ze te verplegen en te verzorgen. De groepsleider helpt jongeren door ondersteuning te bieden bij onderdelen van het dagelijks leven. 2.1.1 Wat is helpen voor een mwd’er?
Het is belangrijk om na te denken over de vraag waarom je wilt helpen en wat helpen voor jou betekent. Mwd’ers bieden namelijk op een specifieke manier hulp. Veel eerstejaars studenten denken dat mwd’ers voornamelijk bezig zijn met psychosociale hulpverlening aan individuen. Dat is inderdaad een van de aspecten van je werk. Een van je doelen is mensen leren zo zelfstandig mogelijk in het leven te staan.
2.1 • Wat is helpen eigenlijk?
Je kunt daarbij denken aan een cursus budgetteren voor iemand met schulden of het aanleren van sociale vaardigheden aan iemand die voortdurend in conflict komt met zijn omgeving. Maar mwd omvat meer. Je richt je niet alleen op de cliënt zelf, maar ook op zijn omgeving en op de samenleving als geheel. In vaktermen spreken we dan over persoons- (micro), omgevings- (meso) en maatschappijniveau (macro). Een voorbeeld: een cliënt kan op persoonsniveau kampen met een verslaving, op omgevingsniveau een te beperkt sociaal netwerk hebben en op maatschappijniveau tot de doelgroep van mensen met een laag inkomen behoren. Op alle drie die niveaus probeer je veranderingen teweeg te brengen, waardoor het individu beter kan functioneren. Door die brede aanpak van problemen moeten mwd’ers samenwerken met professionals (collega’s, huisartsen, wijkverpleegkundigen, politie) en met niet-professionals (zoals ouders, mantelzorgers, buren, vrijwilligers enz.). Bovendien maken mwd‘ers vaak deel uit van een organisatie en moeten ze kunnen omgaan met onder andere managers, protocollen en budgetten. Wat ook hoort bij het werk als mwd‘er – en eigenlijk bij alle beroepen – is jezelf helpen om een goede professional te worden en te blijven. Daarbij help je ook het beroep om nog professioneler te worden en een stevige positie in de samenleving af te dwingen. Het eerste doe je in de eerste plaats door je opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) af te ronden en door vakliteratuur te lezen, bijscholingen en cursussen te volgen. Dit wordt professionaliseren genoemd. Het tweede kun je doen door bijvoorbeeld lid te worden van een beroepsvereniging en door je te profileren als mwd’er. Profileren houdt in dat je de doelen en werkwijzen van het beroep onder de aandacht brengt en dat je handelt vanuit de normen en waarden van de gezamenlijke beroepsidentiteit. Een maatschappelijk werker aan het woord Vanessa Westland (32), mwd’er: Als afstudeeropdracht voor mijn mwd-opleiding heb ik samen met twee medestudenten het beoordelingssysteem van het beroepsregister voor mwd’ers geëvalueerd. Tijdens de presentatie van de uitkomsten was ook de directeur van Maatschappelijke Dienstverlening Alexander in Rotterdam aanwezig. Hij overhandigde zijn kaartje en adviseerde om te komen solliciteren. Ik heb dat gedaan en werk er inmiddels sinds 2005. Ik ben werkzaam in het outreachend team, het schoolmaatschappelijk werk en ben daarnaast aandachtsfunctionaris Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Waarom ik graag mensen help? Ik weet niet precies wat het is. Ik denk dat je op een bepaalde manier van mensen moet houden om dit werk te kunnen doen. Ik vind mijn cliënten fascinerend en zie het als een uitdaging om structuur en stabiliteit te creë-
27
2
28
2
Hoofdstuk 2 • De mwd’er helpt
ren. Bij het outreachend werk kun je geen grote doelen stellen, maar vaak wel goed helpen. Sommige mensen hebben al tijden de post niet geopend of nemen nooit de telefoon op, waardoor rekeningen en aanmaningen zich opstapelen. Orde in de administratieve chaos brengen is dan al een groot goed. Een traject kan soms lang duren, maar het is mooi als mensen weer grip op hun eigen situatie krijgen en er meer stabiliteit komt. Bij de doelgroep waarmee ik werk, weet ik dat je een situatie niet kunt oplossen, maar wel stabiel kunt maken. Dat is ondersteunen in een heel basale vorm. Het vak maatschappelijk werk is een bijzonder en mooi vak. De laatste jaren is het vak volop in ontwikkeling. Op dit moment spelen er veel veranderingen zoals de nieuwe Wet op de jeugdzorg (de transitie), het passend onderwijs en de invoering van wijkteams. Het is belangrijk om zelf ook deze veranderingen op de voet te volgen, zodat ik mijn werk optimaal kan blijven uitvoeren. Natuurlijk vind ik het fijn om mensen te helpen, anders zou ik het werk niet meer doen. Het is soms lastig om iemand niet te kunnen helpen. De cliënten die ik bezoek, verdwijnen soms onverwacht uit beeld. Dan ben ik bezorgd, maar kan op zo’n moment niet altijd iets doen. Met volhouden kom je ver, maar soms houdt het op. Dat vind ik wel eens moeilijk. Als mwd’er ben ik mijn eigen instrument en door bijscholing en zelfreflectie leer ik dat instrument steeds beter te gebruiken. Elke dag leer je bij en pas je het geleerde toe. Daardoor verandert mijn manier van helpen ook. Wat ik zeker weet, is dat het outreachend maatschappelijk werk het helemaal is voor mij. Ik vind het heerlijk om op pad te zijn en een beetje rust te kunnen brengen in de chaos van de leefwereld van mijn cliënten.
2.2 Is de behoefte om te helpen universeel?
Voelt iedereen overal ter wereld dezelfde behoefte om te helpen? Is het een aangeboren eigenschap? Een onderdeel van de cultuur? Of zijn mensen niet van nature hulpvaardig en is het iets wat je moet leren? Prosociaal gedrag is gedrag dat een ander voordeel oplevert zonder dat de gever zelf er direct iets aan heeft (Aronson e.a., 2005). Op basis waarvan mensen elkaar helpen is niet altijd duidelijk. Soms denk je dat een ander vooral wil helpen omdat hij daar zelf beter van wordt. Maar er zijn zeker ook mensen die dat volledig belangeloos doen. Waarom mensen een ander willen helpen kan met cultuur te maken hebben. In de westerse samenleving zijn autonomie en zelfontplooiing belangrijke waarden. De norm is dat iedereen zo veel mogelijk voor zichzelf moet zorgen en het beste uit zichzelf halen. ‘Ik’ is het belangrijkste criterium. Je kunt je afvragen waarom mensen
2.2 • Is de behoefte om te helpen universeel?
die zo’n criterium hanteren elkaar zouden willen helpen. Vergroot dat hun autonomie? Bevordert het hun zelfontplooiing? Eerder het tegendeel. Helpen kost vaak tijd of moeite. Toch wordt er in de westerse wereld veel geholpen. Waarom? Er zijn verschillende theorieën om sociaal gedrag te verklaren. Volgens de evolutiepsychologie helpen we bij voorkeur mensen die ons genetisch gezien het meest nabij zijn. Dat doen we omdat we onze genen willen beschermen. Volgens de sociale uitwisselingstheorie (Foa & Foa, 1980) kijken we altijd naar de kosten en de baten van het helpen. Levert het ons iets op? Daarnaast stelt de empathie-altruïsmehypothese (Batson, 1991) dat: ‘[…] pure altruism is likely to come into play […] when we feel empathy for the person in need of help, putting ourselves in the shoes of another person and experiencing events and emotions the way that person experiences them.’ Met andere woorden: belangeloos helpen is het meest waarschijnlijk als we empathie voelen voor de persoon in nood en als we ons in die persoon kunnen verplaatsen en de gebeurtenissen en emoties op dezelfde manier beleven. Wat vind jij ervan? Waarom wil jij mensen helpen? Wat houdt helpen volgens jou in? Wat is de achtergrond daarvan? Hoe ver kun je gaan in het helpen van anderen? Vind jij dat helpen altijd geheel belangeloos zou moeten zijn? Hoe verhoudt zich dat dan tot het professionele van het maatschappelijk werk?
2.2.1 Autonomie en betrokkenheid
Culturele antropologie is de wetenschap die het gedrag, de economische structuur en de religie van bevolkingen en bevolkingsgroepen bestudeert. Cultureel antropologen gaan uit van het idee dat de cultuur waarin mensen leven grote invloed heeft op hun beeld van zichzelf ten opzichte van de ander. Zij onderscheiden twee soorten zelfbeelden: het ‘op onafhankelijkheid gerichte zelfbeeld’ en het ‘op betrokkenheid gerichte zelfbeeld’ (Matsumoto & Geluk, 1997). In de meeste westerse culturen is het eerste zelfbeeld dominant, het tweede overheerst in veel niet-westerse culturen. Enkele kenmerken van het op onafhankelijkheid gerichte zelfbeeld zijn: autonomie, zelfontplooiing en zelfredzaamheid. Bij mensen die in deze culturen zijn opgegroeid, wordt een groot deel van hun gevoel van eigenwaarde bepaald door deze begrippen. Het gevolg daarvan is dat de westerling zijn aandacht vooral richt op innerlijke kenmerken, capaciteiten en doelen. De westerling ervaart zichzelf als een afgesloten eenheid; er is een duidelijke scheiding tussen ik en de ander. In veel niet-westerse culturen overheerst een op betrokkenheid gericht zelfbeeld. Dat betekent dat mensen die in deze culturen zijn opgegroeid, veel waarde hechten aan de fundamentele onderlinge verbondenheid, aan het besef dat
29
2
30
2
Hoofdstuk 2 • De mwd’er helpt
mensen van elkaar afhankelijk zijn. Het gevolg van deze visie is dat mensen over het algemeen meer waarde hechten aan hun relaties met anderen dan aan eigen individuele doeleinden. Je zou kunnen denken dat mensen met een op autonomie gericht zelfbeeld minder geneigd zijn om te helpen dan mensen met een op betrokkenheid gericht zelfbeeld. Dit is niet zo. Het verschil zit in het aantal mensen dat binnen de cirkel van ‘te helpen mensen’ valt. In Nederland maken de meeste mensen deel uit van het zogenoemde kerngezin: ouders met hun kind(eren). Dat zijn de mensen met wie zij zich verbonden voelen en die zij (in elk geval) willen helpen. Iedereen daarbuiten is in meer of mindere mate een buitenstaander die niet vanzelfsprekend wordt geholpen. In niet-westerse culturen is de groep met wie individuen zich verbonden voelen over het algemeen veel groter: de hele familie of een hele gemeenschap. Binnen die groep is er sprake van onderlinge zorgzaamheid en verantwoordelijkheid. De behoefte om de mensen buiten deze kring te helpen is echter net zo groot of klein als in westerse culturen. De cultuur waarin wij leven heeft dus invloed op de manier waarop we met anderen omgaan en welke normen en waarden daarin een rol spelen. 2.3 Waarom wil je helpen?
Sommige mensen helpen, sommige mensen denken na over helpen. Beide groepen kunnen zich bezighouden met ethiek. Ethiek is het onderdeel van de filosofie dat de vraag behandelt of je gedrag en keuzen goed of slecht zijn. De manier waarop wij tegen de wereld aankijken, bepaalt wat wij belangrijk vinden en wat niet. Studenten die de opleiding beschouwen als de plek waar ze professioneel leren helpen, vinden misschien andere onderdelen van de lesstof interessant dan studenten die de opleiding beschouwen als een plek waar ze zichzelf leren kennen. De eerste groep hecht veel waarde aan methodieklessen, de tweede groep hecht meer waarde aan psychologiecolleges en studieloopbaanbegeleiding. Binnen de hulpverlening moet je voortdurend keuzen maken. Welke onderdelen van het verhaal van de cliënt vind je belangrijk? Welke methodiek past het best? Welke andere professionals ga je inschakelen? De antwoorden op deze vragen komen onder andere voort uit normen en waarden, dat wil zeggen dat ze worden bepaald door de zaken die wij in onze samenleving uitdragen en door hoe wij denken dat oplossingen kunnen worden gerealiseerd. In de vorige paragraaf is beschreven dat een belangrijke waarde van de westerse wereld autonomie is. Een andere waarde is gelijkheid. Iedereen heeft in gelijke mate recht op hulp. In onze samenleving is de hulpbehoefte groter dan de (financiële) mogelijkheden voor hulp. Efficiëntie is daardoor ook een waarde geworden. In westerse samenlevingen worden ethische overwegingen gedomineerd door normethiek. Normethiek houdt in dat de ethische over-
2.3 • Waarom wil je helpen?
wegingen gebaseerd zijn op normen, principes, logische argumenten en rechtvaardigheid. De normethiek is abstract en formeel en een van de waarden die erin terugkomt is autonomie. Als normethiek bij alles wat je doet centraal staat, kan er afstand ontstaan tussen de cliënt en de hulpverlener. De hulpvrager dreigt een nummer te worden, de hulpverlener een anoniem radertje in de organisatie. Als mwd’er wil jij dit natuurlijk zo veel mogelijk voorkomen en zul je andere waarden hanteren. Jouw normen en waarden zullen wellicht meer gebaseerd zijn op de zorgethiek. De gedachte hierachter is dat zorg geen handeling is die erop gericht is mensen zo snel mogelijk weer zelfredzaam te maken, maar dat het een integraal onderdeel van het leven is. De zorgethiek gaat ervan uit dat ieder mens kwetsbaar is en elk leven eindig. Dat ieder mens zorg nodig heeft, maar ook zorg kan geven. In tegenstelling tot zorg die voortkomt uit de normethiek, is deze zorg betrokken en nabij. 2.3.1 Helpen vanuit compassie
Compassie is een veelomvattend begrip. Andere woorden voor compassie zijn mededogen en barmhartigheid. Het speelt een fundamentele rol in de grote wereldgodsdiensten. Het is een veelomvattend begrip, waardoor het moeilijk is om er een eenduidige definitie van te geven, maar de volgende komt in de richting:
» Compassie is een empathische houding tegenover een ander die
lijdt. Iemand die compassie voelt, heeft altijd de neiging om te handelen, ook als handelen niet mogelijk is. Compassie gaat gepaard met een diep gevoel van verbondenheid met de ander. De mededogende mens heeft respect voor de eigenheid van de ander. Compassie gaat nooit ten koste van de ander, noch van degene die compassie voelt (Birnie, 2009).
«
Compassie is iets anders dan medelijden, aangezien het bij compassie om empathie gaat. Empathie is een ander woord voor medeleven. Het in kunnen leven in de situatie van de cliënt. Compassie is een aangeboren eigenschap van mensen. Ook kun je compassie verder ontwikkelen, je kunt er beter in worden. Een paar gedachten hierover: 55 Ieder gezond mens is in staat tot empathie en kan leren om zich nog meer te verplaatsen in een ander. 55 Ieder mens is in staat om mensen en situaties te aanvaarden en kan zich oefenen in geduld. 55 Ieder mens is in staat om de ander onvoorwaardelijk te accepteren en kan leren om anderen te nemen zoals ze zijn, met hun positieve en negatieve kanten. 55 Ieder mens kan zijn eigen behoeften tijdelijk opzij zetten om de behoeften van een ander voor te laten gaan.
31
2
32
2
Hoofdstuk 2 • De mwd’er helpt
55 Ieder mens kan voldoende moed en zelfvertrouwen krijgen om zich open te stellen voor een ander en verantwoordelijkheid te nemen voor wat hij ervaart. Casus: De buurman van Sofie
Drie maanden geleden is de buurvrouw van Sofie op 84-jarige leeftijd overleden. De buurman is alleen achter gebleven. Sofie heeft eigenlijk nooit zo veel contact met het echtpaar gehad. Ze zwaaiden naar elkaar als ze met haar hond langsliep en zeiden gedag als ze elkaar tegenkwamen. De laatste weken komt Sofie de buurman nooit meer tegen op straat. Het lijkt alsof hij de hele dag aan de eettafel voor het raam zit. Zij besluit actie te ondernemen.
Optie 1 ‘Mannen kunnen niet alleen zijn. Dan vereenzamen ze. Ik zal maar eens bij hem langs gaan. Misschien een pannetje eten voor hem koken. Wellicht moet ik de thuiszorg inschakelen om hem te helpen bij het huishouden. Daar zal hij me dankbaar voor zijn. Ik heb niet zo veel tijd, maar voor zulke mensen moet je iets overhebben.’ Optie 2 ‘Hoe zou het met hem gaan? Ik kan me niet voorstellen hoe het voelt om je partner te verliezen als je zo lang bij elkaar bent geweest. Het lijkt me verschrikkelijk. Ik vond het al zo erg toen mijn moeder overleed. Ik kan de buurvrouw niet terughalen en ik moet ook goed op mijn eigen grenzen letten, maar ik zal hem eens op de koffie vragen, kijken of ik iets voor hem kan doen.’ Welke optie spreekt jou meer aan? Zou jij bij de buurman aanbellen? Kun je je een voorstelling maken van het verloop van het gesprek met de buurman in optie 1? En in optie 2?
2.3 • Waarom wil je helpen?
Welke rol speelt compassie in het werk als mwd’er? Compassie is een gezonde drijfveer, omdat het begrip uitgaat van het idee dat de ander net zo is als jijzelf, alleen met op dit moment iets meer belemmeringen. ‘Empowerment’ is een ander belangrijk begrip in het maatschappelijk werk. Het betekent dat je de ander helpt door zijn eigen mogelijkheden en de mogelijkheden in zijn sociale omgeving te vergroten. Bij empowerment ga je uit van de kracht en de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Een houding van compassie is daarbij een basisvoorwaarde. Wanneer je als mwd’er niet aan empowerment bij de cliënt werkt en alles voor de cliënt doet zonder hem of haar hierin te betrekken, leert de cliënt niet om zelf met zijn problemen aan de slag te gaan. Wie weet zie je de cliënt binnen een aantal maanden of zelfs weken weer terug, omdat hij niet heeft geleerd hoe hij met een bepaald probleem om kan gaan. Stel, er komt een cliënt bij jou op kantoor met een vraag over het invullen van belangrijke formulieren. Wanneer jij de formulieren voor hem invult, leert hij niet hoe hij het in het vervolg zelf kan. Door dit samen met de cliënt te doen of de cliënt instructies te geven zodat hij het zelf kan proberen, sluit je aan bij de eigen kracht van de cliënt en leer je hem zijn vaardigheden te vergroten. Als mwd’er werk je niet alleen met cliënten. Je maakt ook deel uit van een organisatie. Ook in de relatie met je collega’s kan compassie je helpen om beter te functioneren. Bijvoorbeeld inspringen voor de collega die de laatste tijd door relatieproblemen achterloopt met zijn werk, je verdiepen in je stagiair en hem opdrachten geven die aansluiten bij zijn niveau en behoeften. In deze situaties helpt compassie je om op een goede manier samen te werken en voel je je waardevol voor je collega‘s. Ook zal dit bijdragen aan het creëren van wederzijdse collegialiteit. 2.3.2 Helpen vanuit een religie
Religie is een vorm van zingeving waarin een hogere macht of opperwezen centraal staat. Alle grote wereldreligies spreken over compassie of barmhartigheid: de intentie tot helpen en het helpend handelen zelf. In de boeddhistische visie is helpen een goede zaak, omdat het bijdraagt aan het beëindigen van het lijden van alle mensen. De islam definieert barmhartigheid als onzelfzuchtige zorgzaamheid, behulpzaamheid en vrijgevigheid, met respect voor de rechten van de ander en zonder diens vrijheid en eigenheid aan te tasten (Baltussen e.a., 2004). In een hoofdstuk uit de Koran (Soera 4:36) wordt dat concreet met de volgende opdracht:
» En aanbidt Allah en vereenzelvigt niets met Hem en bewijst vriendelijkheid aan ouders, verwanten, wezen, de behoeftigen en aan de nabuur die een vreemdeling is en de nabuur die een verwant is en aan de metgezel, de reiziger en aan degenen die onder uw macht zijn. (Mahally, 2005)
«
33
2
34
2
Hoofdstuk 2 • De mwd’er helpt
Zowel oosterse als westerse religies en denkwijzen kennen voorbeelden van mededogen. De eerste van de 99 schone namen van Allah is Ar-Rahman, ‘de meest barmhartige’ (Sharib, 2002). Barmhartig geeft in dit geval aan dat Allah mededogend is. De joodse religie hecht veel waarde aan gerechtigheid. Dat betekent dat joden worden aangespoord om rechtvaardig te handelen en een ieder tot zijn recht te laten komen. Christenen laten zich inspireren door Jezus van Nazareth, die in zijn handelen en spreken veel nadruk legde op de dienende liefde, ‘caritas’ genoemd. Hij roept zijn volgelingen op om barmhartig te zijn voor de naaste in nood, want als die om hulp vraagt, is het in feite Jezus die om hulp vraagt. Als je dus een naaste in nood helpt, help je Jezus zelf. In het evangelie volgens Mattheüs (25:35-36) staat:
» Want Ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had
dorst en jullie hebben Me te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen. Ik was naakt en jullie hebben Me gekleed, Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien, Ik zat in de gevangenis en jullie kwamen naar Me toe.
«
In de christelijke traditie zijn Jezus, en in nog sterkere mate Maria, de grote voorbeelden van barmhartigheid. Jezus laat door zijn manier van leven zien hoe je de medemens moet helpen, Maria roept vooral op mededogen te tonen. Boeddhisten richten zich op penibele momenten tot Avalokiteshvara, de Boeddha van het mededogen. 2.3.3 Helpen vanuit humanistische overtuiging
Het humanisme is een levensovertuiging die is ontstaan in de renaissance, maar haar uiteindelijke vorm pas in de moderne tijd gekregen heeft. Het humanisme is een manier van leven, een levensfilosofie, waarbij de mens centraal staat. Binnen het humanisme is het van belang dat mensen zelf zin en vorm geven aan hun leven en dat een individu zelf de vrijheid heeft om op een manier te leven waar hij zelf achter staat. Dit wordt zelfbeschikking genoemd. De kracht van het humanisme is dat mensen zich verantwoordelijk en betrokken voelen voor anderen en voor hun omgeving. Voor een humanist staat dus niet het geloof in god centraal, maar het geloof in de goedheid van de mensheid. De beweging gaat uit van het hier en nu en de kracht van de mens. Daarin zie je overeenkomsten met de eerder beschreven zorgethiek. Wat vind jij ervan? Heeft helpen voor jou een religieuze achtergrond? Hoe is het om te lezen dat alle religies helpen als een groot goed zien? Als je niet religieus bent, hoe vind je dan de gedachtegang van het humanisme? Waarom denk je dat mensen het prettig vinden om hun religie uit te dragen door anderen te helpen?
2.3 • Waarom wil je helpen?
2.3.4 Helpen ‘van huis uit’
Als je iets doet omdat je dat vanuit je opvoeding hebt meegekregen, spreken we over de invloed van je socialisatie. De eerste socialisatie komt meestal van ouders of degenen die jou hebben opgevoed. Onbewust leer je op dezelfde manier naar het leven te kijken als zij. En dat heeft weer invloed op hoe jij dingen ervaart, wat jij doet en hoe jij iets doet. Als je ouders helpend zijn ingesteld, is de kans groot dat jij helpen ook belangrijk vindt. Later wordt je socialisatie ook gevormd door bijvoorbeeld de school die je bezoekt, je vrienden en de normen en waarden van anderen. Als je op een middelbare school hebt gezeten waar mensen betrokken waren bij elkaar, is de kans groot dat jij ook betrokken bent bij anderen. Het is goed om na te denken over de vraag welke waarden, normen en motieven die je vanuit je socialisatie hebt meegekregen, werkelijk bij jou passen. Je moet geen mwd’er worden omdat je ouders helpen zo belangrijk vinden, maar omdat het bij jou past. Wat vind jij ervan? Maak een overzicht van de normen en waarden die je van je ouders hebt meegekregen. Wat denk jij dat je ouders in hun opvoeding je hebben willen meegeven aan normen en waarden? Wat heb je ze zien doen als het gaat om het helpen van anderen? Hoe kijken zij naar de wereld zoals hij nu is, met al zijn culturen en diversiteit? Welke normen en waarden ervaar je nu als ballast? Welke koester je als waardevolle bagage? Welke normen en waarden die jouw ouders niet belangrijk vonden, vind jij nu zelf wel belangrijk?
2.3.5 Helpen uit ervaring
Als je zelf iets hebt meegemaakt wat indruk op je heeft gemaakt, ben je vaak goed in staat om je in anderen in te leven. Levenservaringen zorgen ervoor dat je empathie kunt tonen. Daarnaast heb je waarschijnlijk heel wat levenswijsheid opgedaan, zeker als je ervaringen moeilijk of misschien zelfs traumatisch waren. Problemen dwingen je om over de zin van het leven na te denken. Daarnaast heb je zelf allerlei technieken geleerd om problemen te hanteren en dat zijn uitstekende vaardigheden voor een mwd’er! Helpen omdat je zelf (nare) dingen hebt meegemaakt, kan een goede reden zijn om voor de opleiding MWD te kiezen, maar je moet wel bedenken dat het helpen van anderen geen manier is om je eigen problemen te ontlopen of om aan je eigen problemen te werken. Je kunt pas troosten als je je eigen verdriet een plaats hebt gegeven in jouw leven. Je kunt pas onbevooroordeeld naar andermans problemen luisteren als je die ander op de eerste plaats kunt zetten. Daarbij
35
2
36
2
Hoofdstuk 2 • De mwd’er helpt
is het uitgangspunt dat iedereen situaties op een eigen manier ervaart, en dat het niet aan jou maar aan de cliënt is om die ervaring invulling te geven. Levenservaring is een van de instrumenten die je gebruikt als hulpverlener, maar het kan ook een valkuil zijn. Het risico bestaat namelijk dat je nog niet voldoende afstand hebt genomen van je eigen ervaringen. Dat kan confronterend voor je zijn. In dat geval wil je niet alleen een ander helpen, maar wil je diep in je hart zelf ook worden geholpen. Die twee doelen sluiten elkaar uit. Noch jij, noch je cliënt wordt er beter van. Kom je dit tegen in je opleiding, dan is supervisie een manier om dit bespreekbaar te maken en te groeien in je rol als hulpverlener. In supervisie staat namelijk het evenwicht tussen persoon, professional en de context waarin je werkt centraal. Onder leiding van een supervisor leer je dan je eigen professionaliteit verbeteren en actualiseren. Er kunnen casussen zijn waarbij je onvoldoende afstand kunt nemen van je eigen (nare) ervaringen en waarbij het helpen van de cliënt te confronterend is, ook na supervisie of na een bespreking met je leidinggevende. Schroom niet om dit aan te geven. Mogelijk is het verstandig als een collega de casus overneemt, of kun je met extra begeleiding toch professionele hulp blijven bieden. 2.4 De maatschappij helpt ook
Niet alleen individuen voelen de behoefte om te helpen. In bijna alle tijden en culturen is het helpen van mensen die dit nodig hebben een belangrijke maatschappelijke waarde. Daarvoor is een aantal redenen aan te wijzen. Twee waarden die het merendeel van de mensheid herkent, zijn menslievendheid (filantropie, van het Griekse philantropia) en menselijkheid (het Latijnse humanitas). Beide waarden vormen belangrijke motieven voor helpend gedrag. Julius Caesar Armoede wekt niet alleen mededogen op, maar soms ook angst, vooral als het aantal arme mensen in een samenleving het aantal welgestelden overstijgt. Dat is het geval in sommige derdewereldlanden. Een grote groep arme mensen betekent meestal veel ontevreden mensen, mensen die de sociale verhoudingen in een samenleving graag willen veranderen en daarbij in extreme gevallen het gebruik van geweld niet schuwen. In dat geval is het voor de welgestelden zaak om te zorgen dat de armoede niet zo groot wordt dat mensen tot wanhoopsdaden overgaan. Om die reden voerde de Romeinse keizer Julius Caesar het systeem van ‘brood en spelen’ in. Hij liet gratis toegankelijke baden, amfitheaters en circussen bouwen en verstrekte daar gratis eten. Zo hield hij het volk rustig.
2.4 • De maatschappij helpt ook
In onze tijd gaat het om andere factoren. Mensen die zich door omstandigheden niet volledig kunnen ontplooien, leveren een kleinere bijdrage aan de samenleving dan wanneer ze wel volledig tot hun recht zouden komen. Dat is een verlies voor de samenleving als geheel. De maatschappij heeft er dus baat bij dat iedereen zo goed mogelijk functioneert. Er zijn verschillende financiële maatregelen om mensen met een arbeidshandicap of mensen die zich niet volledig kunnen ontplooien aan het werk te helpen, zowel in de vorm van aanpassingen aan de werkplek als in de vorm van een tegemoetkoming aan de werkgever. Verder zijn er in de afgelopen decennia verschillende werkgelegenheidsprojecten geweest voor mensen die niet makkelijk zelf werk vinden. Een voorbeeld hiervan zijn de zogenoemde ‘melkertbanen’, genoemd naar Ad Melkert, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1994-1998). Deze regeling zorgde ervoor dat de werkgever subsidie kreeg bij het aannemen van werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt, in de hoop dat de betrokken werknemer daarna in loondienst zou worden genomen. Ook nu zijn er verschillende initiatieven die hierop lijken. De overheid ondersteunt verschillende groepen in de samenleving ook door een vorm van belastingteruggave. Helaas is door de huidige economische crisis een aantal van deze regelingen onder druk komen staan. Zo is de studiefinanciering een studielening geworden en zullen op den duur steeds minder mensen gebruik kunnen maken van een sociale werkvoorziening. Hierdoor moeten meer mensen met een arbeidshandicap een plek vinden in het gewone bedrijfsleven en, hoewel het in de basis natuurlijk heel mooi is als dit kan, is het is de vraag of dit haalbaar is. De maatschappij helpt ook omdat voorkomen beter is dan genezen. Wanneer de maatschappij of jij als mwd’er hierop inspeelt, ben je bezig met preventie. Je kunt beter opvoedingsondersteuning geven aan de ouders van een vierjarig kind met een gedragsstoornis dan een plek in een jeugdinternaat betalen voor datzelfde kind als het veertien is. Het is beter om iemand agressieregulatietraining te geven dan een van zijn slachtoffers met een schedelbasisfractuur in het ziekenhuis op te nemen. Om deze redenen is de samenleving bereid om mensen de helpende hand toe te steken. Je ziet dit ook terug in het toenemende aantal initiatieven zoals een wijkmoestuin of speelplaats waar wijkbewoners zelf toezicht houden. Door dit soort activiteiten voelen mensen zich meer betrokken bij hun wijk en wordt hun sociale netwerk groter. Dit leidt tot minder eenzaamheid en eveneens tot minder sociaal isolement.
37
2
http://www.springer.com/978-90-368-0890-3